De Gentse brandweer 18091950. Van gewapend pompier tot brandweerman in burger. (Malik Weyns)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

ALGEMEEN BESLUIT

 

         Voor ik overga tot het trekken van een algemeen samenvattend besluit, zal ik hier eerst nog kort de vier onderzoekspaden overlopen:

 

TAKENPAKKET

 

         In de reglementen zagen we dat bij het opstarten van het Gentse brandweerkorps de nadruk werd gelegd veeleer op politietaken dan op brandbestrijding, wat nochtans de aanleiding was voor deze oprichting. Het brandweerkorps werd dus in eerste instantie als aanvulling beschouwd voor het kleine politiekorps. De politietaken betroffen voornamelijk bewakingsopdrachten, hoewel tijdens de 19e eeuw de brandweerlui ook vaak werden opgeroepen om te helpen bij de ordehandhaving, vanwege de vele sociale en politieke onlusten.

 

         De praktijk wees uit dat de Gentse pompiers tijdens de Orangistische staatsgreep op 2 februari 1831 een hoofdrol speelden, en dit op eigen initiatief, dus los van elke reglementering. In deze historische periode (jaren 1830) vervulde het brandweerkorps een primaire militaire taak, met name deze van bescherming van de integriteit van het grondgebied en van de grondwettelijke instellingen.

Bij de latere gewapende optredens tijdens allerhande manifestaties en onlusten in de 19e eeuw, betrof het eerder secundaire militaire taken, d.i. de grootschalige ordehandhaving. Zo bijvoorbeeld werd de primaire militaire taak, tijdens een nieuwe poging tot staatsgreep in 1848, uitgeoefend door het leger, dat aan de FransBelgische grens het invallende Belgische legioen bestreed, terwijl de pompiers samen met de andere ordediensten op het tweede plan te Gent de onlusten bedwongen.

 

         Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw bleek reeds uit het feit dat de politietaken niet meer expliciet werden gepreciseerd in de opeenvolgende reglementen, dat deze taken aan belang moesten inboeten ten voordele van de brandbestrijding en de opkomende brandpreventieopdrachten, die vooral in de 20e eeuw zouden uitgroeien tot een volwaardig luik van het takenpakket van de brandweer.

 

         Met het Koninklijk Besluit van 14 mei 1932 werd een officieel einde gesteld aan het dalende belang van de ordehandhaving in het takenpakket van het Gentse brandweerkorps. Toch hield het stadsbestuur in het grondreglement de mogelijkheid nog een hele tijd open, om in geval van nood toch nog een beroep te kunnen doen op de brandweer om orde en rust te herstellen. Maar bij de enkele keren dat het korps ook effectief werd ingeschakeld betrof het een 'zachte' deelname met behulp van de brandspuit, naast het geweldadiger optreden van de politie.

 

DISCIPLINE

 

         Bij de aanvang van het Gentse brandweerkorps werd duidelijk geopteerd voor een militair regime: kazernering van de manschappen, regelmatige inspecties (o.a. appèls), en ook strenge straffen (verscheidene gradaties van vrijheidsberoving). Er werd strict toegezien op een correcte kledij en op de situatie van de kazerne en het materieel (netheid en schikking), op een correct gedrag van de brandweermannen i.v.m. drankgebruik en omgang met vrouwen (e.a.), maar ook t.o.v. hun oversten (blindelingse gehoorzaamheid en respectbetuiging, vb. via de militaire groet), op de stipte inachtname van de strenge dienstregeling, enz.

 

         In 1830 werd ook nog een disciplinaire maatregel aan de aanwervingsvoorwaarden toegevoegd: de recruten moesten vrijgezel zijn en zouden tijdens hun dienstperiode, waarvoor zij een 'engagement' tekenden voor 5 jaar, enkel kunnen trouwen met goedkeuring van het stadsbestuur.

 

         Een belangrijk gevolg hiervan was het feit dat de brandweerkazerne een doorgangshuis werd voor kerels van de meest uiteenlopende pluimage, die er veelal wegens financiële nood hun geluk kwamen zoeken, maar zowel door de spartaanse discipline als door het vooruitzicht van een betere betrekking, weer snel vertrokken (soms al na enkele dagen). Deserties vormden een ware plaag en de opeenvolgende commandanten slaagden er dan ook zelden in, de in de reglementen vooropgestelde getalsterkte te bereiken, zodat deze uiteindelijk telkens weer aan de realiteit moest worden aangepast, eerder dan andersom.

 

         Onder druk van de groeiende macht van de arbeidersbeweging, versoepelden de dienstregeling en de strafmaatregelen in de eerste helft van de 20e eeuw. In het reglement van 1911 werd voorzien dat de pompiers beroep konden aantekenen tegen de hen opgelegde straffen. Het grote keerpunt werd echter gerealiseerd met de invoering van een nieuwe dienstregeling na de Eerste Wereldoorlog, waardoor ook het fenomeen van deserties voorgoed verdween: eerst 48urendienst, en vanaf 1926 de 24urendienst, wat ook een einde maakte aan de verplichte kazernering.

De discipline werd milder, hoewel nog steeds belang werd gehecht aan gehoorzaamheid, stiptheid, ordelijkheid en reinheid. In 1937 kregen alle leden van het brandweerkorps het statuut van gemeentebediende, waardoor de straffen werden gelijkgeschakeld met deze toegepast op het stadspersoneel. Vanaf het midden van deze eeuw kwam dan een einde aan de intussen afgezwakte beslaglegging op de burgerlijke status van de brandweerman.

 

HIERARCHIE

 

         Toen men te Gent een brandweerkorps in het leven riep ging men voor de organisatie ervan duidelijk inspiratie zoeken bij het leger (zoals ook al uit de korte taalkundige studie in het tussentijds besluit van 'deel I: Reglementen' bleek).         

De hiërarchische graden waarvan in het korps gebruik wordt gemaakt, zijn exact dezelfde als deze die in het leger worden gehanteerd, op enkele nuanceverschillen en de titel van 'brandweerman' na. Nochtans blijkt uit de totaal verschillende situatie in buitenlandse korpsen (zoals in Nederland en Duitsland), dat de overname van deze hiërarchische ladder niet noodzakelijk was en dat een eigen originele naamgeving ook tot de mogelijkheden behoorde.

 

         Op het vlak van de hiërarchie deden er zich twee belangrijke evoluties voor tijdens de bestudeerde anderhalve eeuw:

 

         De hiërarchische structuur, die reeds tijdens de 19e eeuw steeds verder was uitgebreid, kende met de opkomst van het modern materieel sinds het begin van de 20e eeuw, een opvallende specialisatie, die uiteindelijk zou uitgroeien tot een aparte administratieve en technische dienst.

 

         Daarnaast vond een toenemende inmenging van de diverse overheden plaats in het brandweerwezen, gepaard gaande met een centraliseringstendens die de nationale overheid met het Koninklijk Besluit van 15 maart 1935 nadrukkelijk inzette (hoewel ook voorheen al aanzetten daartoe waren gegeven, zoals m.b.t. de wapenleveringen).

De hele 19e eeuw zagen we echter al hoe de stedelijke overheid in de opeenvolgende reglementen steeds meer beslissingsmacht naar zich toetrok. Bovendien moet hier nog worden aan toegevoegd dat de commandant ook intern aan macht verloor, door de toenemende inspraak van het personeel via de commissie voor de huishouding en ook via de vakbond.

 

UITRUSTING

 

         Dit kenmerk is het meest tastbare van de vier: de Gentse brandweerlui hebben steeds over uniformen beschikt en deze zijn enkel qua vormgeving geëvolueerd naar een eigen en origineel karakter, evenals de kentekens die duidelijk van militaire oorsprong zijn.

 

         De bewapening van de pompiers hing nauw samen met hun opdrachten in de ordehandhaving. Zij konden over een geweer met bajonet en een sabel beschikken vanaf de oprichting van het korps tot in 1932, toen de wapens op 'koninklijk bevel' moesten worden ingeleverd.

 

SAMENVATTING

 

         Na de toetsing van de reglementen (de theorie) met de historische realiteit (praktijk), kan ik hier het eerder geformuleerde vermoeden bevestigen dat het Gentse brandweerkorps bij haar oprichting een militaire organisatie was en doorheen de bestudeerde anderhalve eeuw (18091950) geleidelijk aan evolueerde naar een burgerlijke instelling.

 

         Bij de oprichting bezat het Gentse brandweerkorps immers de 4 vooropgestelde kenmerken van mijn werkdefinitie van een militaire organisatie:

 

  1. De ordehandhaving maakte uitdrukkelijk deel uit van het takenpakket van het brandweerkorps, en zou in de jaren 1830 zelfs de primaire taak van een militaire organisatie (verdediging van het grondgebied) omvatten.

  2. In het korps was een spartaanse discipline van toepassing, met o.a. opsluitingsstraffen. Hierop werd een strenge controle uitgevoerd, wat gepaard ging met kazernering van de pompiers. Alle aspecten van de militaire relatie tussen mindere en meerdere waren nadrukkelijk aanwezig, zoals blinde gehoorzaamheid en respect.

  3. De hiërarchische graden waren exact dezelfde als deze in het leger, evenals de verhouding tussen ondergeschikte en meerdere.

  4. De pompiers droegen uniformen en beschikten over wapens die zij bij de ordehandhaving mochten gebruiken.

 

 

         Anderhalve eeuw later zag de situatie er echter totaal anders uit en was het Gentse brandweerkorps duidelijk veranderd in een burgerlijke organisatie. De eerste twee kenmerken (i.v.m. takenpakket en discipline) vielen namelijk volledig weg, het derde (i.v.m. hiërarchie) veranderde grondig en het laatste kenmerk (i.v.m. uitrusting) verviel voor de helft. De ordehandhaving werd uit het takenpakket van de brandweer geschrapt (de theorie werd wel pas na 1950 aangepast). De discipline bereikte een burgerlijk niveau (enkel op de brand zelf wordt nog blinde gehoorzaamheid geëist). De hiërarchische structuur omvat nog steeds een militair geïnspireerd deel, maar wordt aangevuld met burgerlijke graden (voor administratie en technische dienst). En wat de uitrusting betreft: men maakt nog steeds gebruik van uniformen (in een eigen vormgeving), maar het wapenbezit is verdwenen.

 

         Als belangrijkste mijlpalen in deze overgang van een militaire naar een burgerlijke organisatie moeten dan volgende data worden vermeld:

 

         1926: Met de invoering van de 24urendienst verbeterde de dienstregeling van de pompiers opmerkelijk (waartoe reeds een aanzet was gegeven door de 48urendienst na WO I), wat gevolgen had voor de afzwakking van de discipline en net ook een einde maakte aan de deserties.

 

         1932: Door het inleveren van de wapens kwam een definitief einde aan het 'harde' optreden op het vlak van de ordehandhaving. In uitzonderlijke gevallen werd het brandweerkorps nog ter hulp geroepen om de politie met de brandspuit bij te staan, om heethoofden op 'zachte' wijze af te koelen.

 

         1935: Met de algemene reorganisatie van het brandweerwezen door de centrale overheid, werd het Gentse brandweerkorps opgenomen in een nationale veiligheidsstructuur die systematisch zou worden uitgebouwd. Zo werd het korps onderworpen aan een algemeen geldende en burgerlijke reglementering.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende