Het Klooster van Boudelo 1700-1800 (Yves Beaurain)

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

2.2.2.  Zeventiende eeuw (Bijlage, Stekene, Kaarten 3+4)

 

  

 

Om de situatie in de zeventiende eeuw te reconstrueren, moeten we het pachtboek van 1741 vergelijken met het pachtboek van 1652. Onderstaande tabel geeft de toestand weer in de zeventiende en achttiende eeuw :

 

WIJKEN

PACHTBOEK 1652[3]

PACHTBOEK 1741

VERSCHIL

 

R

ha.

P

R

Ha.

P

R

ha.

P

Borght Acker

805

1,20

2

799

1,19

2

-6

-0,01

0

Baelegem Wijck

0

0

0

1060

1,57

1

1060

1,57

1

Arentschoot

1200

1,78

4

1175

1,75

3

-25

-0,03

-1

Noortgaver

1843

2,74

5

1836

2,73

5

-7

-0,01

0

Cruyssen Acker

2960

4,40

6

2952

4,39

6

-8

-0,01

0

Kleynen Acker

3896

5,79

10

3930

5,84

10

34

0,05

0

Foreest

0

0

0

3312

4,92

5

3312

4,92

5

Kleyn Huycke

4431

6,58

10

4418

6,56

11

-13

-0,02

1

Vijf Bunders

9827

14,60

7

7811

11,60

2

-2016

-3,00

-5

Papelaere

13210

19,62

24

16803

24,96

33

3593

5,34

9

Meulevijver

38654

57,42

32

38580

57,31

35

-74

-0,11

3

Belram

86598

128,64

152

89540

133,01

176

2942

4,37

24

TOTAAL

163424

242,77

252

172216

255,83

289

8792

13,06

37

R = oppervlakte in roeden

ha. = oppervlakte in hectare

P = aantal percelen

 

Uit deze tabel kunnen we een aantal conclusies trekken m.b.t. het overzetten van het grondgebied uit de zeventiende eeuw op de Popp-kaarten.

Ten eerste zijn er een aantal wijken waar de toestand uit de zeventiende eeuw gelijk is aan die van de achttiende eeuw. Het betreft de wijken Borght Acker, Noortgaver, Cruyssen Acker, Kleynen Acker. Concreet betekent dit dat we voor die wijken niets moeten veranderen aan de Popp-kaarten met daarop de toestand uit de achttiende eeuw. De verschillen in oppervlakte die deze wijken geven, zijn te wijten aan afwijkingen in de opmeting van de afzonderlijke percelen, die in sommige gevallen kunnen oplopen tot zelfs acht roeden. Het is dan ook logisch dat de totale oppervlaktes van de wijken soms grote verschillen vertonen. Deze verschillen in oppervlakte komen ook in de andere wijken voor.

Ten tweede zijn er de wijken waar het klooster in de zeventiende eeuw nog geen grondbezit had, namelijk Baelegem Wijck en Foreest. Het is uiteraard niet zo moeilijk om dit weer te geven op de Popp-kaart.

Ten derde zijn er de wijken waar veranderingen zijn opgetreden in het grondbezit : Arentschoot, Kleyn Huycke, Vijf Bunders, Papelaere, Meulevijver en Belram. We moeten dus de Popp-kaarten aanpassen. In Arentschoot is de oppervlakte gelijk gebleven maar is er in 1652 één perceel meer dan in 1741. Er zijn m.a.w. twee percelen samengevoegd, die gemakkelijk te achterhalen zijn via de vergelijking van de afzonderlijke perceelsoppervlaktes. Hoe het perceel echter was verdeeld, weten we niet, daarom werd het gearceerd op de reconstructiekaart. In Kleyn Huycke is net het omgekeerde gebeurd : de oppervlakte is gelijk, maar tussen 1652 en 1741 is er één perceel bijgekomen. D.w.z. dat een perceel is opgesplitst in twee percelen. Welk perceel is te achterhalen via de vergelijking van de twee pachtboeken. Dezelfde situatie doet zich voor in Meulevijver, waar een groot perceel is opgesplitst tussen 1652 en 1741. In Vijf Bunders zijn er in 1652 vijf percelen meer dan in 1741, het zijn de percelen die we terugvinden in het landboek van 1710. Bijgevolg kunnen we in dit geval de landboekkaart van deze wijk overnemen, mits weglating van de vijf percelen. In Papelaere zijn er in 1741 zes percelen meer dan in 1652. Bovendien zijn er ook een aantal percelen uit 1652 opgesplitst in kleinere percelen. Dit verklaart de stijging van het aantal percelen met negen. Via de vergelijking van de twee pachtboeken kunnen de desbetreffende percelen geïdentificeerd worden. De zaken liggen echter veel complexer in Belram. Binnen deze wijk zijn er veel percelen met een gelijkaardige oppervlakte, waardoor het niet gemakkelijk is om dezelfde percelen uit de zeventiende eeuw en de achttiende eeuw aan elkaar te koppelen. Vooral niet omdat er, zoals we vermoeden, vrij veel percelen tussen 1652 en 1741 zijn onderverdeeld in andere percelen. Dit leiden we af uit het feit dat er in de achttiende eeuw veel meer percelen zijn dan in de zeventiende eeuw. Deze stijging is voor een deel te wijten aan een uitbreiding van het grondbezit, maar is niet enkel daar aan toe te schrijven. De uitbreiding bedraagt namelijk maar 2942 roeden, goed voor ongeveer 6 percelen, bijgevolg moeten er verschillende percelen zijn onderverdeeld. Alles samen maakt dit dat het heel moeilijk is om de correcte toestand uit de zeventiende eeuw weer te geven op Popp-kaart. De nieuwe percelen kunnen we nog achterhalen door de perceelsoppervlaktes uit de pachtboeken te vergelijken (ze bevinden zich aan de rand van het grondbezit), maar het is zeer moeilijk te zeggen welke percelen precies zijn onderverdeeld. Van sommige percelen kunnen we zeker zijn dat het om dezelfde percelen gaat, maar voor een deel tasten we in het duister. Dit alles heeft zijn weerslag op de Popp-kaart. De percelen waarvan we zeker zijn, hebben we aangeduid. De rest van Belram kunnen we enkel arceren met de kaart van de achttiende eeuw voor ogen.

Uit de tabel en uit de kaart kunnen we opnieuw de conclusie trekken die we reeds eerder gemaakt hebben, namelijk dat het grondbezit maar weinig is geëvolueerd tussen 1652 en 1741. Het grondbezit is met slechts 13,06 hectare toegenomen, dit is amper 5,10 procent van de totale oppervlakte. De toename situeert zich opnieuw vooral in de wijken met de grotere concentraties grondbezit. Bij het aantal percelen zien we toch een ietwat forsere stijging met 37 percelen, zijnde 12,80 procent

 

________

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

__

[3] R.A.G., Archief Boudelo, nr. 527, ffo 44-93.