De Bogomilen. De grootste puriteinen uit de Middeleeuwen. (Bart Rosseels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk II: Oorsprong van het bogomilisme

 

1. Geschiedenis van het Eerste Bulgaarse Rijk [43]

 

a. Vorming van Bulgarije

 

De Bulgaren, het volk waarin het bogomilisme zijn wortels heeft, is ontstaan uit de etnische samensmelting van twee volkeren: de Slaven en de Protobulgaren.

De migratie van Protobulgaren onder leiding van Asperuch naar de Donau moet ongeveer tussen 650 en 670 hebben plaatsgevonden. In 679 eindigde de oorlog van de Byzantijnen met de Arabieren en had keizer Constantinos IV de handen vrij om de Bulgaren aan te pakken. Het draaide echter helemaal anders uit. De Bulgaren dreven de keizerlijke troepen terug en drongen het rijk binnen. In 681 sloot Asperuch een verbond met de Slavische stammen in Noord-Bulgarije. Dit hield in dat ze zich gezamenlijk zouden verdedigen tegen binnenvallende vijanden. Zo werd een nieuwe staat gevormd, waarin de Protobulgaren het heersende element vormden, maar de Slaven een grote mate van autonomie behielden. Gezamenlijk dwongen ze de Byzantijnse keizer een vredesverdrag te sluiten. Asperuch kreeg het door hem veroverde land en de keizer verbond er zich toe jaarlijks tribuut te betalen. Dit verdrag wordt gezien als de stichting van het Eerste Bulgaarse Rijk. De vorming van het Bulgaarse rijk was de eerste stap op weg naar de politieke en etnische versmelting van Slaven en Protobulgaren en lag dus aan de basis van het ontstaan van het Bulgaarse volk.[44]

De Slaven werden aanvankelijk gecontroleerd door Protobulgaarse edelen: de bojaren.[45] Na 680 waren er drie tendensen in Bulgarije: een geleidelijke slavisering van de Protobulgaren, de fundering van de staat en een groeiende invloed van de Griekse cultuur. De Byzantijnse cultuur (met het christendom) kwam Bulgarije binnen via immigratie, diplomatie, handel en uitbreiding van het territorium, waardoor christelijke gemeenschappen in het rijk opgenomen werden. De Protobulgaarse militaire aristocratie behield echter zijn heidense tradities en steppecultuur.[46]

 

b. Verspreiding van christendom en ketterijen

 

De regeringen van de koningen Omortag (+831) en Malamir (+852) werden gekenmerkt door vrede met de Byzantijnen en langdurige stabiliteit. De langdurige vrede liet een verdere verspreiding van de Byzantijnse cultuur in Bulgarije toe. Een onderdeel van dit cultuurpakket, naast de Griekse taal en literatuur en ideologische elementen, was het christendom. Het christendom was reeds aanwezig in enkele christelijke kernen die reeds vóór de komst van de Slaven gevestigd waren. Zij hadden hun christelijke traditie waarschijnlijk behouden. Daarnaast sloop het christendom ook binnen via Griekse gevangenen. Het oosterse christendom was sterk verbonden met de Griekse taal. Het gebruik van het Grieks als taal van de administratie in Bulgarije vergemakkelijkte dus de penetratie van christelijke elementen. Deze nieuwe godsdienst werd niet zomaar aanvaard. Sommigen vreesden voor Byzantijnse dominantie via de “God van de Grieken”, anderen hielden vast aan het traditionele heidens geloof. Vanuit Byzantium werd echter nooit een politiek van georganiseerde kerstening gevoerd. Tussen 680 en 850 zijn er meer bewijzen te vinden van heidense Bulgaren die Constantinopel bezochten en daar gedoopt werden dan van Byzantijnse missionarissen op Bulgaars grondgebied. Er zijn wel enkele gevallen bekend van Bulgaarse heersers die zich lieten dopen, maar het is twijfelachtig of dit een echte bekering tot het christendom inhield. Ze hebben in elk geval het christendom nooit tot officiële religie gebombardeerd. De heidense praktijken bleven dominant in Bulgarije.[47]

Ook christelijke ketterijen waren reeds lang vóór de opkomst van de bogomilen aanwezig in Bulgarije. Na de stichting van het Eerste Bulgaarse Rijk probeerde het Byzantijnse rijk zich tegen deze nieuwe vijand te verdedigen. Daarbij hebben vele keizers de tactiek toegepast om groepen Armeense ketters naar Thracië over te plaatsen. Ze gebruikten hun militaire capaciteiten als buffer tegen de Bulgaren in het noorden. Keizer Constantinos V Copronymos, die steeds oorlog heeft gevoerd met Bulgarije, heeft tweemaal ketters getransporteerd naar Thracië, in 745 en 757. De volgende overplaatsing gebeurde onder keizer Leo IV. Een derde overplaatsing vond plaats onder Theophilos ((829-842). De ketters werden in versterkingen langs de Bulgaarse kust gevestigd. Ze bleven echter niet in deze versterkingen en koloniseerden al snel het grensgebied tussen Byzantium en Bulgarije. In de volgende decennia wisselde dit land voortdurend van eigenaar. Tijdens die oorlogen werden vele krijgsgevangenen gemaakt en zo geraakten de ketters ook in Bulgarije. Ze slaagden er dus geenszins in het Byzantijnse rijk te vrijwaren van Bulgaarse aanvallen. Het militaire doel mislukte. Op religieus gebied was de politiek van de keizers nog dramatischer: in plaats van zich tot het christendom te bekeren, legden ze een grote missioneringsactiviteit aan de dag en verspreidden ze de dualistische doctrines.[48]

Het succes van de pauliciaanse missionering in de eerste helft van de negende eeuw is te wijten aan een aantal factoren. Zo stonden de Bulgaarse heersers tolerant tegenover deze ketterij: er was immers geen gevaar voor Byzantijns imperialisme via het paulicianisme. Zoals het christendom konden de paulicianen een morele superioriteit claimen over de heidense gebruiken. Omdat ook het christendom pas verspreid begon te geraken, kon men nog geen goed onderscheid maken tussen orthodoxe en ketterse ideeën. De belangrijkste leidraad van orthodoxe christenen en paulicianen was zelfs dezelfde, namelijk het Nieuwe Testament. Het evangelie werd door beide groepen gepredikt. Ongetwijfeld zijn sommige Bulgaren eerst via de paulicianen in contact gekomen met de evangelies.[49]

 

c. Kerstening van Bulgarije

 

Indien de koning Bulgarije wilde laten erkennen in de rest van de wereld en zijn rijk een plaats geven naast de andere staten (het Byzantijnse en het Frankische rijk), dan kon hij niet anders dan voor het christendom kiezen. De nieuwe Bulgaarse vorst Boris zag nog andere voordelen. Het christendom erkende de fundamentele gelijkheid van alle volkeren in de staat en hielp zo de etnische dualiteit te verbreken. Het legaliseerde de positie van de heerser door het principe van de goddelijke afkomst van autoriteit.[50] Door het geloof zou Bulgarije ook verbonden worden met Byzantium en er de culturele, politieke en institutionele invloed van ondergaan. Kortom, het christendom zou zijn rijk een eenheid verschaffen en de cultuur en het prestige ervan verhogen.[51] Hij was echter bevreesd voor te grote Byzantijnse invloed via dit christendom, dat van buitenaf moest ingevoerd worden.

 

Rostislav, de vorst van Moravia, ten noordoosten van Bulgarije, werd met dezelfde problemen geconfronteerd als Boris. In Moravia was de kerstening, door de Frankische clerus, reeds begonnen. De Frankische koning Lodewijk de Duitser mengde zich echter voortdurend in de interne aangelegenheden van Moravia en Rostislav vreesde dan ook dat zijn rijk zou opgaan in het Frankische rijk. Beide vorsten zochten dezelfde oplossing: hun rijk laten kerstenen vanuit het religieuze centrum dat het verst af lag. Rostislav was geneigd voor Constantinopel te kiezen; Boris verkoos Rome. Het christendom telde sinds de Oudheid vijf patriarchaten, waarvan er drie in de loop der eeuwen veroverd waren door de ongelovigen. Enkel Rome en Constantinopel bleven over en waren in een hevige concurrentiestrijd gewikkeld.[52]

In 862 zond Rostislav een gezantschap naar Constantinopel. De Byzantijnen moesten in Moravia een Kerk organiseren, onafhankelijk van de Frankische invloed. Hij vroeg uitdrukkelijk ook om een leraar die het christendom in Moravia kon onderwijzen in de taal van de Slaven. Keizer Michaël zond de geleerde Methodius en Constantinos, die op zijn sterfbed de naam Cyrillus aannam en onder die naam de geschiedenis is ingegaan. Zij waren afkomstig uit de provincie Thessaloniki, maar hun etnische afkomst is onzeker. Zij konden in elk geval Slavisch spreken. Zij hadden zich in 851 teruggetrokken in een klooster op de berg Olympos in Klein-Azië. De monniken daar waren actieve missionarissen. De regio rond het klooster was vooral Slavisch. Het grootste probleem bij de kerstening van deze mensen was dat de Slaven geen schrift hadden. Elke christelijke gemeenschap had een geletterde clerus nodig (het christendom is een “schriftelijke” godsdienst). Om dit probleem op te lossen, ontwierp Cyrillus een alfabet voor de Slavische taal. Waarschijnlijk was dit niet het Cyrillisch alfabet, dat nochtans naar hem genoemd is, maar het Glagolitisch.[53] Hij had dit alfabet dus reeds vóór 862 ontworpen en daarom was hij ongetwijfeld de meest voor de hand liggende keuze voor de keizer. Samen met zijn oudere broer Methodius zou hij de heilige geschriften in het Slavisch vertalen en een Slavische clerus opleiden. Zij waren in Moravia geen pioniers, maar consolideerden de kerstening, die reeds begonnen was. Ze richtten er een Slavische Kerk op, openden scholen, leidden leerlingen op en vertaalden liturgische boeken uit het Grieks in het Slavisch.[54]

 

Boris zocht toenadering tot het Duitse hof om zijn rijk vandaaruit te laten bekeren. Byzantium was hier echter sterk tegen gekant en vreesde de Roomse invloed via Frankische missionarissen. Keizer Michaël III rolde zijn spierballen en trok met zijn vloot naar de Bulgaarse kust. Dit bleek voldoende afschrikwekkend. Boris bond in en aanvaardde kerstening vanuit Constantinopel.

De koning gaf zelf het goede voorbeeld en liet zich in 865 dopen, met keizer Michaël als peter. Boris had met de introductie van het christendom een politiek doel voor ogen. De staatsreligie was op dat moment de oude Bulgaarse godsdienst. De Slaven hadden hier geen binding mee, maar moesten wel participeren aan de riten van hun Bulgaarse leiders. Deze godsdienst was sterk verbonden met het clansysteem, waarin de koning als eerste onder gelijken werd beschouwd. Hij voerde aanvankelijk zelfs dezelfde titel (“kan”) als de stamhoofden. Het christendom zou een gemeenschappelijke religie voor allen zijn, het clansysteem en zo ook de macht van de Bulgaarse edelen breken en de koning een religieuze legitimatie verlenen die hem boven al zijn onderdanen zou plaatsen. Het christendom was dus een grote bedreiging voor de bojaren, die onmiddellijk in opstand kwamen. De opstand werd onderdrukt en de leiders van de clans gedood.[55]

Constantinopel wou de Bulgaarse Kerk strikt onder controle houden en weigerde haar zelfs een bisschop te geven. Daarom stuurde Boris een gezantschap naar paus Nicolaas I en vroeg hem zijn volk te instrueren in het ware christelijke geloof. De paus ging hier gretig op in: het was voor hem een kans om zijn jurisdictie uit te breiden ten koste van de patriarch van Constantinopel. Boris zond ook een gezantschap naar Lodewijk de Duitser met de vraag bisschoppen en priesters te sturen. Zowel de paus als Lodewijk stuurden priesters, maar de Frankische clerus werd teruggezonden. De Griekse clerus werd vervangen door de Roomse; de Latijnse ritus verving de Griekse. In de (Latijnse) brief die paus Nicolaas I meezond met de priesters, vinden we impliciete verwijzingen naar de aanwezigheid van ketters.[56] In de brief beantwoordde de paus de vragen van Boris. Boris had hem gevraagd wat hij moest doen met predikers die het geloof niet volgens de apostolische voorschriften onderwezen. Hij had zich ook beklaagd over de komst van “christenen” uit andere landen, die het geloof anders verkondigden: “…je beweert dat veel Christenen uit verschillende plaatsen naar je land komen, die vele en verschillende dingen zeggen, namelijk de Grieken, de Armeniërs en degenen uit andere plaatsen.” De Armeniërs waren ongetwijfeld paulicianen.[57]

De paus weigerde de Bulgaren echter een aartsbisschop. Toen de nieuwe patriarch, Ignatius, wel geneigd was hieraan toe te geven, keerde Boris opnieuw zijn kar. Op een concilie in Constantinopel in 870 sloot Bulgarije opnieuw aan bij de oosterse Kerk. Bulgarije kreeg daarbij een aartsbisschop en een grote mate van autonomie. Boris had ondertussen ook begrepen dat het oosterse christendom meer perspectieven bood dan het westerse. In het oosten was het christendom een staatsgodsdienst geworden, onder controle van de keizer. De keizer was de plaatsvervanger van God op aarde, zijn suprematie werd gesanctioneerd door de Kerk en de patriarch was aan hem ondergeschikt. In het westen had de Kerk zich echter als een autonome organisatie naast de staten ontwikkeld. De Roomse Kerk was onafhankelijk van wereldlijke machten en verbood de tussenkomst van lekenheersers. Meer zelfs, ze wilde zich boven die machten stellen en de handelingen van wereldlijke machthebbers controleren. De paus koesterde internationale ambities. Het was voor Boris veel interessanter het oosterse model van het Byzantijnse rijk te kopiëren dan zich in te laten met de paus. Bovendien waren de Bulgaren reeds onder de invloed van de Griekse beschaving gekomen. De Grieken hadden schitterende paleizen gebouwd, schilderijen gemaakt en hen een geschreven taal gegeven. Rome had niets voor Bulgarije gedaan en lag cultureel achter op Constantinopel.[58]

De Latijnse clerus werd nu opnieuw vervangen door Griekse geestelijken. Zoals de Latijnse geestelijken de praktijken van de Griekse clerici veroordeeld hadden, zo oordeelden de Grieken nu dat de doop, toegediend door de Latijnen, onwaardig was. Dit was uiteraard uiterst verwarrend voor de Bulgaren. De ruzie tussen de Latijnse en de Griekse clerus ondermijnde beider prestige. De ketters sponnen er garen bij: zij brachten beiden in diskrediet. De kerstening van Bulgarije werd dus sterk bemoeilijkt door de actieve missionering van ketterse groepen. Dit creëerde een klimaat van religieuze instabiliteit.[59]

 

In 881 keerde Methodius naar Constantinopel terug. Zijn broer Cyrillus was inmiddels overleden. Constantinopel bleek ondertussen bereid de Slavische ritus toe te laten in Bulgarije, in ruil voor Byzantijnse jurisdictie. Methodius ging snel terug naar Moravia, maar liet wel enkele Slavische priesters en liturgische boeken in het Slavisch achter. De keizer en de patriarch stichtten een Slavische school voor missionarissen in Constantinopel, waarschijnlijk om de bekering van de Russen voor te bereiden. In 885 overleed Methodius. Zijn dood betekende ook de definitieve mislukking van zijn missie in Moravia. De situatie in Moravia was grondig veranderd. De nieuwe heerser Svetopolk wou van de Moraavse Kerk een Latijnse Kerk maken en verbood de Slavische liturgie. De leerlingen van Methodius werden het land uitgezet of als slaven verkocht. De slaven werden vrijgekocht door een gezant van de keizer en in Bulgarije ingezet om er de Slavische ritus in te voeren. De Griekse clerus werd vervangen door de Slavische. Vermits de meerderheid van de bevolking Slavisch was, vond de Slavische ritus snel ingang. Op die manier bereikte Boris de eenheid in zijn rijk, waar hij zo naar gestreefd had. Alle onderdanen werden verbonden door een gemeenschappelijke religie, het christendom, dat net als in het Byzantijnse rijk de vorm van een staatskerk aannam, en een gemeenschappelijke taal, het Slavisch. Protobulgaren en Slaven waren één volk geworden, dat een Slavische identiteit had, maar genoemd werd naar de Bulgaren.[60] Het werk van Cyrillus en Methodius had de slavisering van het Bulgaarse volk voltooid.[61] Boris had zijn politieke doelen volledig bereikt en vond dat hij zijn rust nu wel verdiend had. Hij trok zich in 889 terug in een klooster en wijdde zijn leven aan devotie.

Boris was echter te snel op pensioen gegaan. Onder zijn zoon Vladimir liet de Bulgaarse aristocratie nog eenmaal haar tanden zien. De bojaren vonden in de nieuwe koning een bondgenoot. Hij voerde de oude heidense verering opnieuw in. Boris zag vanuit zijn klooster hoe zijn levenswerk, dat bijna voltooid was, ernstig bedreigd werd. Hij besloot in te grijpen. Zijn prestige was zo groot dat hij onmiddellijk terug de touwtjes in handen had. Hij zette Vladimir af en liet hem blind maken. Hij riep een staatsraad samen, waarop zijn interventie religieus gesanctioneerd werd en zijn jongere zoon Simeon verkozen werd tot nieuwe koning. Met Simeon was er geen gevaar voor een restauratie van het heidendom: hij was monnik. Boris maakte nu zelf zijn werk af door de Griekse taal in de hele Bulgaarse Kerk te vervangen door het Slavisch (voordien waren er nog enkele Griekse diocesen). De hoofdstad van het rijk werd verplaatst van Pliska, de oude Bulgaarse hoofdstad, naar Preslav, vlakbij een klooster en christelijk college. Het werk van Boris was nu definitief af. Hij trok zich terug in het klooster en zou zich nooit meer bemoeien met staatszaken.[62]

 

Een deel van de Slavische bevolking kwam waarschijnlijk eerder in contact met ketterse dan met orthodoxe missionarissen. De ketters hadden het voordeel dat hun dualisme theologisch eenvoudiger was dan de orthodoxe doctrines. Uit twee bronnen blijkt duidelijk de aanwezigheid van de ketters in Bulgarije: het antwoord van paus Nicolaas I aan Boris (866) en het Griekse werk van Petrus Sicilus (±870), opgedragen aan de nieuwe aartsbisschop van Bulgarije.[63] Petrus waarschuwt de aartsbisschop dat de paulicianen in Tephrikè in contact stonden met paulicianen in Thracië, die missionarissen uitzonden naar Bulgarije: “Ik heb die godlozen dwaas horen onder woorden brengen dat ze volgelingen zouden zenden naar Bulgarije om er enkelen van het orthodoxe geloof af te wenden en hen naar hun onreine ketterij te lokken.[64]

Het onmiddellijk gevolg van de activiteit van de leerlingen van Methodius was de achteruitgang van de ketterijen. Vóór 885 hadden de ketters geprofiteerd van de kloof tussen de Griekse clerus en het Bulgaarse volk. Vanaf 885 werd de ketters de wind uit de zeilen genomen door de invoering van de Slavische taal en een inheemse clerus. Vanaf de regering van Simeon (893) werden de eerste Bulgaarse bisschoppen aangesteld. Een belangrijk obstakel tegen het christendom werd zo weggenomen.[65] Het werk van Methodius en Cyrillus had echter ook haar schaduwzijde. De Slavische vertaling van het Nieuwe Testament werd de basistekst van de bogomilen. Dankzij verdere vertaalactiviteiten in het Slavisch kon bovendien apocriefe literatuur in Bulgarije doordringen. Deze literatuur heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de ketterse doctrines.[66]

 

d. Hoogtepunt onder Simeon de Grote

 

Simeon was opgevoed in Constantinopel en werd daarom Hemi-Argus (half-Griek) genoemd. In Constantinopel genoot hij een Byzantijnse opvoeding en geraakte hij vertrouwd met de Griekse literatuur, maar hij kwam er ook in contact met Slavische missionarissen. Hij zou zich in Bulgarije opwerpen als de beschermer van de Cyrillisch-Methodische traditie. Als half-Griek verkoos hij echter een schrift dat dichter aanleunde bij het Grieks: het Cyrillisch. De hoofdstad Preslav werd het centrum van dit schrift en van de eerste bloeiperiode van de Bulgaarse literatuur. Deze literatuur ontwikkelde en verrijkte de Slavische taal, en gaf het op die manier een positie als literaire taal naast het Grieks en het Latijn. We mogen deze “bloeiperiode” echter niet overschatten: men beperkte zich tot vertalingen en compilaties en het leeuwendeel van de werken was theologisch-liturgisch. Deze literatuur was onbruikbaar voor de Bulgaarse clerus en niet toegankelijk voor het gewone volk.[67]

Simeon had grootse ambities: hij wou keizer worden. In de ideologie van het Byzantijnse keizerrijk was degene die zich van Constantinopel meester kon maken, de rechtmatige troonopvolger. Het Byzantijnse rijk had reeds keizers van zeer verschillende volkeren gehad. De ambitie van Simeon was dus niet onmogelijk. In 913 was het moment gunstig: de nieuwe keizer Constantinos VII Porphyrogenetos was nog minderjarig en had een regent nodig. Simeon probeerde zijn dochter uit te huwelijken aan de keizer en op die manier diens regent te worden, maar Romanos Lecapenos was hem met hetzelfde plan te snel af. In 920 werd Romanos medekeizer. Er bleef Simeon niets anders over dan Constantinopel te veroveren. Zijn ambities botsten echter op de muren van Constantinopel. Vroegere usurpators (zoals Romanos Lecapenos) hadden steeds de macht veroverd van binnen uit en moesten Constantinopel niet veroveren. Simeon probeerde het rijk van buitenaf te veroveren en was dus gedwongen Constantinopel innemen. Dit mislukte echter telkens. Hij slaagde er wel in Bulgarije uit te breiden naar het zuiden ten koste van het keizerrijk en naar het westen ten koste van Servië. Na een laatste mislukte poging om Constantinopel in te nemen, riep hij zich in 925 zelf uit tot keizer van de Romeinen en de Bulgaren. Deze stap werd gelegaliseerd door de paus. De nieuwe keizer, door zijn onderdanen “tsaar” genoemd, verhief de aartsbisschop van Bulgarije tot patriarch. Simeon stierf in 927 en werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Peter. Zijn regent sloot onmiddellijk vrede met Byzantium. Peter huwde de kleindochter van de Byzantijnse keizer en werd erkend als tsaar. Ook het Bulgaarse patriarchaat werd erkend.[68]

 

Tijdens de regering van de half-Griek Simeon vond er een sterke hellenisering van Kerk en staat plaats. Daardoor ontstond een kloof tussen de vergriekste clerus en het gewone volk. De hogere clerus bekommerde zich niet om het zielenheil van het volk. Bovendien verzette een deel van de nog steeds aanwezige Griekse clerus zich tegen het gebruik van het Slavisch in de liturgie. Volgens hen mocht God slechts in drie talen vereerd worden: Hebreeuws, Latijn en Grieks. Deze conservatieve reactie werd waarschijnlijk ingegeven door het feit dat ze hun exclusieve positie bedreigd zagen door de vorming van een inheemse, Bulgaarse clerus. Dit was een ideale voedingsbodem voor een religieus nationalisme in Bulgarije, dat steeds meer gekoppeld werd aan de dualistische ketterij.[69] Het bewijs voor de aanwezigheid van ketters tijdens de regering van Simeon wordt geleverd door de polemiek van Johannes de Exarch (één van de eerste Slavische schrijvers) tegen de “manicheeërs”.[70] Als één van hun doctrines vermeldt hij dat de duivel de oudste zoon van God is. Dit was geen pauliciaanse doctrine, maar wel van de bogomilen. In deze periode was dus de evolutie naar het bogomilisme volop bezig.[71]

 

e. Het einde van het Eerste Bulgaarse Rijk

 

De oorlogen van Simeon hadden Bulgarije echter uitgeput. Gedurende de volgende veertig jaar was er vrede op de Balkan: het Byzantijnse rijk vocht in het oosten en Bulgarije was te zwak om een offensieve politiek te voeren. Het land werd regelmatig geplunderd door Petsjenegen en Hongaren op weg naar Constantinopel. De externe passiviteit ging gepaard met interne woelingen. Er vond een extreme byzantinisatie van het rijk plaats. De tsaar imiteerde meer en meer de luxe van het hof in Constantinopel. De clerus was verdeeld over de twee sociale standen: de hogere geestelijkheid, of de zwarte clerus, behoorde tot de aristocratie en was vergriekst, terwijl de lagere geestelijken, de witte clerus, slecht opgeleid waren. Er was een grote bloei van het monnikenwezen, maar dit ging gepaard met vele wantoestanden: vele mensen uit de lagere standen traden in het klooster in om de harde levensomstandigheden te ontvluchten. Het zedenverval van de hogere clerus en de monniken leidde tot gezagsverlies van de kerkelijke autoriteit. Dit wekte anti-Griekse gevoelens op, waar de ketters handig op inspeelden. De ketterij kreeg nu haar definitief karakter. Vanaf nu kunnen we met zekerheid over “bogomilisme” spreken.[72]

Op hetzelfde moment geraakte Bulgarije gefeodaliseerd. De stand van de vrije boeren, die steeds het talrijkst was geweest, droeg de lasten van de oorlog, terwijl de bojaren profiteerden van de lusten. Vele vrije boeren werden afhankelijk van een beperkte klasse van machtige landeigenaars. Het aantal lijeigenen nam snel toe. Dit kwam de productiviteit van de landbouw niet ten goede. Het gewone volk ging er dus sociaal en economisch op achteruit. Men evolueerde naar een sociale situatie, warbij een massa van Bulgaarse horigen de gronden bewerkte om de aristocratie te verrijken. Deze maatschappelijke situatie was een zeer geschikte voedingsbodem voor ketters. Het bogomilisme kreeg een sociaal aspect: de bogomilen bestreden de sociale ongelijkheid en wierpen zich op als verdedigers van het volk. De uitverkorenen onder de bogomilen gaven, in tegenstelling tot de orthodoxe clerus, wel het voorbeeld van een zedig leven. Het bogomilisme was een uiting van ontevredenheid van de lagere klassen. Het bogomilisme won snel aanhangers.[73]

Het kon zich in Bulgarije ontwikkelen ten gevolge van twee factoren. Enerzijds was er de aanwezigheid van dualistische doctrines, die in Bulgarije waren binnengeslopen door de kolonisatiepolitiek van de Byzantijnse keizers. Anderzijds was er de specifieke sociale situatie in Bulgarije, die gunstig was voor de verspreiding van een antikerkelijke leer.[74]

 

Het bewijs voor de aanwezigheid van de bogomilen is de brief (opgesteld in het Grieks) van patriarch Theophylactos Lecapenos (933-956) aan tsaar Peter.[75] Theophylactos was de zoon van keizer Romanos I Lecapenos en men zei van hem dat hij meer geïnteresseerd was in de gezondheid van zijn racepaarden dan in theologie. De brief was dus waarschijnlijk door een professionele clericus opgesteld. Uit de brief blijkt dat er reeds een vroegere correspondentie vooraf ging over een nieuw verschenen ketterij. Tsaar Peter maakte zich ongerust over deze nieuwe beweging en had een brief met vragen naar Constantinopel gezonden. Theophylactos had een antwoord teruggezonden, maar dit bevredigde Peter niet. Hij stuurde een tweede brief, ditmaal met uitleg over de ketters en de uitdrukkelijke vraag aan Theophylactos om zijn antwoord duidelijker en gedetailleerder te formuleren. Al deze gegevens komen uit de laatste brief van Theophylactos, die als enige bewaard is gebleven.

De nieuwe ketterij wordt omschreven als een mengsel van manicheïsme en paulianisme. Theophylactos spreekt van een oude ketterij, die in een nieuwe vorm verschenen is. Hij maakt een onderscheid tussen drie soorten zondaars: de leiders, degenen die zich uit onwetendheid hebben laten verleiden en tenslotte de mensen die enkel in aanraking zijn gekomen met de ketters. Zij moeten allen boete doen en opnieuw gedoopt worden. Priesters moeten libelloi ondertekenen: een geschreven veroordeling van de ketterij en belijdenis van het orthodoxe geloof. Wie blijft volharden in de zonde en geen berouw toont, moet veroordeeld worden door de staat. De wetten van de staat hielden de doodstraf voor ketters in. Theophylactos waarschuwde Peter echter niet te driest te werk te gaan: er zijn duidelijke bewijzen nodig vóór men een ketter veroordeelt. Bovendien kan men de ketterij enkel effectief bestrijden door het volk voortdurend te onderwijzen in het juiste geloof. De verlossing van de ketters, wat steeds voorop moet staan, is mogelijk mits actieve prediking.[76]

Vervolgens worden de belangrijkste doctrines van de ketters veroordeeld. Ze geloven in twee principes: een goed principe, dat het licht en de engelen heeft geschapen, en een slecht principe, dat de duisternis en de mensen gecreëerd heeft. De duivel, het slecht principe, is de heerser over de zichtbare werkelijkheid. De ketters verwerpen de wet van Mozes. Ze veroordelen het huwelijk: het gebod tot vermenigvuldiging en instandhouding van de mensheid, komt van de duivel. De geboorte, het leven, de dood en de verrijzenis van Christus hebben niet werkelijk plaatsgevonden, maar slechts in schijn. Het lichaam en bloed van Christus interpreteren zij allegorisch als de evangeliën en de brieven van de apostelen. De Moeder Gods is niet Maria, maar verwijst naar Jeruzalem. Na de geboorte van Christus had Maria nog andere kinderen door contact met een man. Al deze doctrines zijn pauliciaans, op één na: de verwerping van het huwelijk. Dit wijst op ascetische tendensen, die de paulicianen vreemd waren. Het verbod op huwelijk komen we tegen bij de messalianen en in sommige orthodoxe kloosters, die door hun drang naar ascetisme afweken van de orthodoxe leer.[77]

Nu kunnen we begrijpen wat Theophylactos bedoelde, als hij de nieuwe ketterij “manicheïsme, vermengd met paulianisme” noemde. Paulianisme was de ketterij van Paulus van Samosata. Paulus werd voor de stichter van het paulicianisme gehouden. Waarschijnlijk heeft Theophylactos de zaken hier verward en bedoelde hij “paulicianisme”. In zijn veroordeling van beruchte ketters, somt hij trouwens vooral paulicianen op: Paulus en Johannes, de zoons van Kallinike; Constantinus/Silvanus, de Armeniër van Mananalis; Simeon/Titus; Paulus de Armeniër en zijn zoons Theodorus en Genesius; Joseph/Epaphroditus, Zacharias en Baanes; Sergius/Tychicus. Bogomil, die door Cosmas als stichter van de bogomilen wordt beschouwd, werd niet in het rijtje opgenomen.[78] “Manicheïsme” kon in de Middeleeuwen op elke ketterij slaan, maar betekent hier waarschijnlijk: messalianisme. Daarom is het dus tegelijk een oude en een nieuwe ketterij: ze is oud, omdat haar bestanddelen (messalianisme en paulicianisme) reeds geruime tijd bestonden, maar de fusie tussen beide was geheel nieuw. Zo ontstond er een nieuwe ketterij, die later de naam “bogomilisme” zou krijgen.[79]

 

In 965 kwam er een einde aan bijna veertig jaar vrede. De nieuwe keizer Nicephoros II Phocas eiste van de Bulgaren hulp in de strijd tegen de Hongaren. Tsaar Peter sloot echter een overeenkomst met de Hongaren, waarbij de Hongaren vrije doortocht kregen op weg naar Byzantijns gebied, indien ze zich in Bulgarije koest hielden. Toen dan later op het jaar een Bulgaars gezantschap in Constantinopel verscheen om het jaarlijks tribuut op te halen, liet Nicephoros de Bulgaarse gezanten afranselen. Nicephoros wou met Bulgarije afrekenen en sloot een verdrag met Svetoslav, de vorst van Kiev. Svetoslav viel Bulgarije binnen in 968 en versloeg de Bulgaarse legers. Midden in de oorlog, in 969, stierf Peter. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Boris. In hetzelfde jaar werd Nicephoros vermoord en opgevolgd door Johannes Tzimisces. Hij begreep dat Rusland heel Bulgarije zou veroveren indien hij niet ingreep. Byzantium trok nu op tegen zijn vroegere bondgenoot. In 971 waren de Russen verjaagd en was Byzantium meester van Oost-Bulgarije. Tsaar Boris II moest troonsafstand doen ten voordele van de Byzantijnse keizer. Het Bulgaarse patriarchaat werd afgeschaft. Oost-Bulgarije werd ingelijfd als Byzantijnse provincie. Enkel in West-Bulgarije konden de Bulgaren voorlopig standhouden.[80]

 

 

2. Het bogomilisme volgens Cosmas

 

De belangrijkste bron voor de prille geschiedenis van het bogomilisme in Bulgarije is het traktaat (of Slovo) van priester Cosmas, geschreven in het Oud-Slavisch.[81] Tenminste, als we de traditionele visie hanteren dat het traktaat in de tiende eeuw geschreven is. Sommige auteurs zijn geneigd er een latere datum aan toe te kennen. Omdat deze discussie essentieel is voor de interpretatie van het bogomilisme, zal ik er later uitvoerig op terugkomen.[82] Ik zal hier de volgende, vage datum hanteren: het traktaat werd geschreven na 969 (de dood van tsaar Peter) en vóór de brief van Euthymios van Peribleptos (midden elfde eeuw).

 

In zijn inleiding stelt Cosmas dat elke zonde van de mens vergeven wordt door God, behalve de zonde tegen de Heilige Geest. Dit is de zonde die door ketters bedreven wordt. Goede christenen zijn immers geïnspireerd door de Heilige Geest. Ketters laten zich niet leiden door de Heilige Geest, maar door de duivel. Cosmas maakt een onderscheid tussen twee soorten ketterijen. Eerst waren er de ketterijen, die een onorthodoxe doctrine aanhingen in verband met de Heilige Drievuldigheid. Dit waren de ketterijen van Arius, Sabellius en Macedonius, die veroordeeld werden op het concilie van Nicaea (325). Recentelijk is er een nieuwe ketterij opgedoken, die de schepping van de wereld anders verklaart dan de orthodoxe christenen. Deze nieuwe ketterij werd voor het eerst in Bulgarije gepredikt door Bogomil tijdens de regering van tsaar Peter (927-969). Cosmas wil met zijn traktaat de doctrines van de ketters openbaar maken, om de mensen te wapenen tegen hun verleidelijke denkbeelden. De ketters doen zich immers steeds voor als goede christenen en nemen deel aan de orthodoxe gebruiken: ze gaan naar de kerk, kussen het kruis, bidden vijf maal per dag, ontvangen het doopsel en gaan te communie. Dit uiterlijk conformisme heeft twee goede redenen. Enerzijds hebben ze angst voor vervolgingen; anderzijds geeft hun dit de kans om heimelijk hun doctrines te verspreiden onder onwetende christenen en mensen tot hun opvattingen te bekeren.

Cosmas waarschuwt ons dat hij geen volledig verslag van de ketterse doctrines beoogt. “Het is zelfs niet gepast om hier voor u hun dwalingen aan te klagen…maar toch zal ik er iets van zeggen en de rest verzwijgen. Want wat ze in het geheim voortbrengen, is zelfs schandelijk om te zeggen.”[83] De laatste zin is een citaat uit de bijbel. De tekst van Cosmas is doorspekt met bijbelcitaten, zodat het niet altijd gemakkelijk is om zijn kerngedachte vast te houden. Bovendien citeert hij niet alleen uit de bijbel, hij alludeert er ook vaak op. Cosmas heeft nog een andere goede reden om niet in detail te treden: zijn publiek zou verward kunnen geraken: “…wanneer men een ketter wil onderwijzen, moet men niet enkel overwegen dat men er niet zal in slagen, maar kan men ook nog de geest verward maken van iemand die een zwakke geest heeft.”[84]

 

Het bogomilisme is dus een nieuwe ketterij omdat het een nieuw verhaal over de schepping van de wereld vertelt. De zichtbare wereld is volgens de bogomilen namelijk niet geschapen door God, maar door de duivel. Hij heeft ook de mens geschapen. Het bewijs van de schepping van de wereld door de duivel halen ze uit het verhaal van de bekoring van Jezus door de duivel.[85] Indien Jezus Hem vereert en zijn dienaar wordt, belooft de duivel Hem alle koninkrijken ter wereld. Dit bewijst dat hij almachtig is in deze wereld en vrij over de hele schepping kan beschikken. Alles bestaat slechts door de wil van de duivel: hemel, zon, sterren, lucht, de aarde, de mens, kerken en kruisen. Al wat volgens de christenen aan God toebehoort, schrijven de bogomilen toe aan de duivel.

De bogomilen postuleren dus een goed principe, God, naast een slecht principe, de duivel. Zij zijn geen absolute dualisten, want de duivel is duidelijk ondergeschikt aan God. Hij is namelijk de zoon van God. Op die manier interpreteren ze de parabel van de twee zoons, verteld door Christus.[86] Christus is de oudste zoon en de jongste zoon, die zich van zijn vader afgewend heeft, is de duivel. Sommige bogomilen noemen de duivel een gevallen engel, anderen noemen hem de econoom van de ongelijkheid. Deze benamingen verwijzen naar de mythe van de val van de engelen en de schepping van de wereld, maar Cosmas vertelt dit verhaal niet. Cosmas verwijst wel impliciet naar deze mythe wanneer hij zegt dat “de hoogmoed zelfs de engelen van de hemel kan doen neerstorten.”[87] Cosmas spreekt steeds over “de duivel” en soms noemt hij hem “Mammon”, maar nooit “Satanaël”, Samaël” of “Satan”, zoals hij in latere bronnen (en in de scheppingsmythe) werd genoemd.

 

De bogomilen waren, net als de paulicianen, iconoclasten. Ze rechtvaardigden hun houding met de woorden van de apostel Paulus: “We moeten geen gouden of zilveren macht erkennen, gemaakt door de kunst van mensen.” Volgens de bogomilen betroffen de woorden van de apostel ook de beelden of iconen van de christenen. De iconen van de christenen zijn evengoed idolen: “Wie iconen vereert, is gelijk aan de heidense Grieken.”[88] Ze vereerden evenmin heiligen of hun relieken. De mirakels, die de relieken van heiligen kunnen veroorzaken, zijn niet mogelijk door de macht van de Heilige Geest, maar werden door de bogomilen toegeschreven aan de duivel. “De mirakels vinden niet plaats volgens de wil van God, maar het is de duivel die dat doet om de mensen te verleiden.” De mirakels van Christus zelf moeten allegorisch geïnterpreteerd worden: “Nadat de zonden genezen waren, hebben de evangelisten hen als ziekten voorgesteld.” Cosmas geeft één voorbeeld van dit soort interpretaties. De vijf broden waarmee een ganse massa gevoed werd, staan voor de vier evangelies en de Handelingen van de Apostelen.[89]

De bogomilen waren erger dan de iconoclasten: ze vereerden zelfs het kruis niet. “De ketters breken kruisen af en maken er werktuigen van.” Ze begrepen niet dat orthodoxe christenen het kruis konden vereren. Het kruis was de vijand van de ware christen, want Christus was gestorven aan het kruis. “Als iemand de zoon van de koning doodt met een stuk hout, hoe zou dat hout dan dierbaar kunnen zijn aan de koning?” was hun redenering.[90] Christus was niet uit vrije wil gestorven en evenmin voor het heil van de mensheid. Hij was onder dwang gestorven aan het kruis. In de praktijk bezochten de ketters echter kerken, bogen ze voor het kruis en voor iconen, om hun ware overtuiging te verbergen.

 

De bogomilen verwierpen ook de rest van de christelijk-orthodoxe traditie. De eucharistie werd niet ingesteld door een gebod van God. Het brood en wijn van de eucharistie veranderen niet in het lichaam en bloed van Christus. Ze interpreteerden de eucharistie allegorisch: het brood staat symbool voor de vier evangelies en de wijn voor de Handelingen van de Apostelen. Ook de christelijke doop werd door hen niet aanvaard. Meer zelfs, “ze hebben afschuw van kleine kinderen die men doopt.” Ze hadden geen priesters om hen te dopen. De hele kerkelijke liturgie, met feesten, gebeden en sacramenten, was niet ingesteld door de apostelen, maar door Johannes Chrysostomos. Dit is voor Cosmas onaanvaardbaar. Tussen de incarnatie van Christus en Johannes Chrysostomos liggen meer dan 300 jaar. De Kerk kon toch niet zo lang zonder liturgie en eucharistie gebleven zijn? “Hoe kunnen jullie dan zeggen dat de communie en de religieuze eredienst niet van goddelijke traditie zijn?” Er bestond voor hen maar één geldig gebed, het “Onze Vader”, het gebed dat Christus zelf aan de christenen had geleerd. Christus had gezegd: “En gebruik niet te veel woorden in jullie gebeden, maar: Onze Vader die in de hemelen zijt.”[91] “Alles wat ze lezen, verdraaien de ketters: de overdaad aan woorden duidde op de erediensten en andere gebeden die plaats hadden in de kerken.”

De bogomilen verwierpen het Oude Testament. De wet van Mozes moest verworpen worden, want ze was tegengesteld aan de wet van de apostelen. De bogomilen beweerden dat ze volgens de wet van de apostelen leefden en niet volgens de wet van Mozes. De profeten spraken uit eigen naam, en niet onder inspiratie van de Heilige Geest. De woorden van de profeten hebben de komst van Christus niet voorspeld en zijn dus niet heilig. Johannes de Doper, “degene voor wie Christus zijn goddelijke hoofd gebogen heeft om van zijn hand het doopsel te ontvangen”, was de voorloper van de Antichrist. We kunnen veronderstellen dat de reden is dat Johannes de christenen een onwaardig doopsel geschonken heeft, maar dit wordt door Cosmas niet expliciet vermeld. De Maagd Maria wordt net als de heiligen terzijde geschoven. Haar vereren helpt niet om het heil te bereiken.[92]

De ketters onderwierpen zich niet aan de kerkelijke hiërarchie. De bogomilen beschuldigden de priesters ervan niet het goede voorbeeld te geven: “…maar de priesters doen het tegengestelde (van wat Paulus voorschreef), ze bezatten zich, ze roven en ze hebben andere geheime gebreken, en er is niemand om hen dit te verbieden…De bisschoppen…verbieden de priesters niet te zondigen.” Dit wordt niet tegengesproken door Cosmas: “Zelfs als men vecht, zal men niet gekroond worden als men niet volgens de regels vecht.”[93] Geeft hij daarmee toe dat de kritiek van de ketters op de clerus eigenlijk terecht is? Ja, zo zal blijken in het tweede deel van zijn traktaat. Daar klaagt hij zelf de wantoestanden binnen de clerus aan. Maar “zelfs als de priester een zondaar is, dan is hij tenminste nog geen ketter.” Zondige priesters plegen tenminste geen blasfemie, zoals ketters doen. Cosmas probeert het gezag van de Kerk te herstellen door te waarschuwen dat ook slechte priesters moeten geëerd worden, want ook de apostelen gehoorzaamden aan de wetgeving van Mozes.[94]

 

Karakteristiek voor de bogomilen was hun neiging naar ascetisme. Zo gold bij hen het verbod om te huwen, vlees te eten en wijn te drinken. Het is de duivel, Mammon, en niet God, die de mensen bevolen heeft vrouwen te nemen, vlees te eten en wijn te drinken. “Ze geven zichzelf uit voor bewoners van de hemelen, terwijl ze de mensen die trouwen en in de wereld leven dienaars van de Mammon noemen.” Nu begrijpen we ook waarom ze zich vol afschuw afwenden van kinderen en hen “kinderen van de Mammon” noemen: zij zijn het levende bewijs dat hun ouders zich niet aan het huwelijksverbod hebben gehouden. Het gaat hier natuurlijk zozeer om de formele act van de huwelijksgelofte, maar om de geslachtsdaad. Huwelijk, vlees en wijn zijn onzuiver, omdat dit alles geschapen is door de duivel.[95]

Over de eigen rituelen van de bogomilen zegt Cosmas bijzonder weinig. Ze bidden vier maal per dag en vier maal per nacht in het geheim. Ze hielden zich ook aan de vijf gebeden per dag die de orthodoxe christenen moesten verrichten, maar dan met open deuren in plaats van met gesloten deuren. “Terwijl ze bidden, maken ze geen kruisteken op hun gelaat.” Ze vierden geen kerkelijke feestdagen en hielden zich niet aan de rust op zondag. Deze heilige dagen waren ingesteld door mensen en niet voorgeschreven in de evangelies. Op die dagen vastten ze en deden aan handenarbeid.[96] Het enige sacrament van de bogomilen dat Cosmas bespreekt, is de biecht. Hij zegt echter enkel dat “de ketters elkaar de biecht afnamen” en niet bij priesters te biecht gingen. Deze praktijk gebeurde niet enkel onder mannen, maar ook onder vrouwen.[97] Cosmas vermeldt in zijn traktaat nergens het bestaan van een ketterse clerus.

 

De ketterij had een belangrijke sociale component. De bogomilen weigerden te werken of zich te onderwerpen aan de autoriteiten. In de woorden van Christus vonden ze een oproep niet aan handenarbeid te doen: “Maak u geen zorgen over wat u zal eten of wat u zal drinken of waarmee u zal gekleed gaan.” “Daarom zijn sommigen onder hen leeglopers en willen ze hun handen aan geen enkele taak vuil maken: ze gaan van huis tot huis en verkwisten andermans goed, dat van de mensen die ze misleid hebben.” Het bogomilisme verzette zich tegen de rijken, de autoriteiten van het land. “Ze leren hun aanhangers zich niet te onderwerpen aan de autoriteiten, ze beledigen de rijken, ze haten de keizers, ze lachen met hun oversten, ze beledigen hun heren, ze menen dat God afschuw heeft voor degenen die werken voor de keizer en ze dragen elke dienaar op niet te werken voor zijn meester.”[98] Dit zorgde voor heel wat interne onrust in Bulgarije. Cosmas probeert het gezag te herstellen en waarschuwt de ketters dat de macht van God komt. Wie zich niet onderwerpt aan de autoriteiten, verzet zich tegen de geboden van God.

 

De doctrines van de bogomilen, zoals ze geschetst worden door Cosmas, vertonen nog sterke gelijkenissen met het paulicianisme. De bogomilen hadden het belangrijkste kenmerk, het dualisme, van de paulicianen overgenomen. De zichtbare wereld was geschapen door de slechte god. Beide ketterijen geloofden dat de verlossing door Christus niet in zijn kruisdood lag, maar in zijn leer. Ze verzetten zich tegen de orthodoxe Kerk, tegen haar clerus, liturgie en sacramenten. Het Oude Testament was het verhaal van de duivel en werd terzijde geschoven. Er waren ook enkele verschillen tussen beide bewegingen. Het dualisme van beide ketterijen was gematigd, maar bij de bogomilen was dit nog meer uitgesproken. Zij geloofden dat de duivel de zoon van God was, waardoor uiteindelijk God de oerbron was van al het bestaande. Dit geloof was misschien reeds in Bulgarije aanwezig vóór de bogomilen, want het werd reeds vermeld door Johannes de Exarch. Het is ook mogelijk dat Johannes deze doctrine bij “Protobogomilen” vond.[99] Ook de identificatie van de duivel met de “gevallen engel” en de “econoom van de onrechtvaardigheid” was nieuw. Bij patriarch Theophylactos vonden we geen gematigd dualisme: hij postuleerde twee principes, onafhankelijk van elkaar. Cosmas is echter betrouwbaarder: de informatie van de Byzantijnse patriarch was indirect en steunde op het traktaat van Peter van Sicilië. We mogen dus aannemen dat het bogomilisme aanvankelijk gematigd dualistisch was. Over het docetisme, die andere belangrijke doctrine van de paulicianen, vinden we niets bij Cosmas. Het wordt wel uitdrukkelijk vermeld door Theophylactos en was waarschijnlijk inderdaad aanvaard als doctrine door de bogomilen.[100] De beperking tot één enkel gebed (Onze Vader) gold nog niet voor de paulicianen. Tenslotte legden de bogomilen niet exclusief de nadruk op de brieven van Paulus, maar was het hele Nieuwe Testament belangrijk.[101]

Het grote verschil tussen bogomilisme en paulicianisme lag echter in het ascetisme van de bogomilen. Het dualisme van de bogomilen had ethische implicaties, en dit was niet het geval bij de paulicianen. Omdat de hele werkelijkheid geschapen was door de duivel, moest contact met de materie vermeden worden om God te bereiken. Waar kwamen deze ascetische tendensen vandaan? Vaak wordt er verwezen naar het messalianisme, waar ascetisme inderdaad centraal stond. Vele Byzantijnse schrijvers hebben bogomilisme vereenzelvigd met messalianisme. “Bogomilen” was niet de enige naam die aan deze ketters gegeven werd. Ze werden met verschillende namen aangeduid, waaronder “messalianen”. Het messalianisme was echter nogal een duistere beweging en het lijkt erop dat er na de zevende eeuw geen georganiseerde messaliaanse gemeenschap meer bestond. Natuurlijk kunnen er nog groepen messalianen zijn rondgetrokken en invloed hebben uitgeoefend op de bogomilen, maar dit is nauwelijks aan te tonen.[102]

Misschien moeten we helemaal niet naar andere ketterijen kijken om het ascetisme van de bogomilen te verklaren. De oorsprong zou ook bij het orthodoxe monnikenwezen kunnen liggen. De levensstijl van de ketters geleek immers sterk op de levensstijl van orthodoxe monniken: regelmatig bidden, celibatair blijven, zich onthouden van vlees en wijn. Het ging er in beide gevallen om het leven van Christus na te volgen. Misschien was het ascetisme van de bogomilen de pervertering van het monastieke ideaal.[103] Ook bij vele orthodoxe monniken bestond er op zeker moment de neiging tot overdrijving van het ascetisch ideaal, zoals door Cosmas betuigd wordt. In het tweede deel van zijn traktaat richt hij zich tot de orthodoxe christenen, onder wie er ook vele dwalen. “We horen zeggen, dat ook enkelen van de onzen, goede christenen, dwalen over het vraagstuk van het wettelijk huwelijk en degenen die in de wereld leven het heil niet waardig achten.”[104] Ook deze christenen meenden dat het heil slechts kon bereikt worden indien men zich wereldse goederen onthield en zo min mogelijk met materie in aanraking kwam. Het is hier niet duidelijk hoe we de oorzakelijkheid moeten zien. Hebben de bogomilen hun ascetische tendensen ontleend aan deze afgedwaalde monniken of hebben de monniken hun ascetisme geradicaliseerd onder invloed van de bogomilen? We kunnen hoogstens stellen dat in Bulgarije ten tijde van Cosmas de gedachte dat alle materie slecht was en men ascetisch moest leven om het heil te verdienen, erg verspreid was.

Cosmas maakt nergens in zijn traktaat een uitdrukkelijk onderscheid tussen de ketters. Toch alludeert hij soms op een verdeling van de ketters in twee groepen. Het duidelijkst doet hij dit in de volgende passage: “Daarom zijn sommigen onder hen leeglopers en willen ze hun handen aan geen enkele taak vuil maken: ze gaan van huis tot huis en verkwisten andermans goed, dat van de mensen die ze misleid hebben.”[105] Waarschijnlijk bestonden er toen reeds twee groepen binnen de bogomilen, zoals dat ook het geval was bij de Byzantijnse bogomilen van de elfde, twaalfde eeuw. Er was een beperkte kring van leiders, die geschoold waren en over de ideologie van de beweging waakten. Zij leefden strikt ascetisch. Daarnaast was er de grote massa van gewone gelovigen, die waarschijnlijk weinig afwisten van doctrinaire kwesties en zich vooral bekeerd hadden uit onvrede met de orthodoxe Kerk en de feodale heersers. Zij leefden ongetwijfeld niet ascetisch: het lijkt in elk geval onmogelijk dat alle bogomilen zich aan het huwelijksverbod hielden en zich onthielden van handenarbeid. Zij vingen de leiders op, voedden hen en maakten het hen mogelijk te leven zonder te werken. Dit onderscheid binnen de beweging is een sterk argument tégen de beïnvloeding van de bogomilen door de messalianen. Het onderscheid tussen ascetisch levende en niet-ascetisch levende ketters bestond bij de messalianen ook, maar dan net omgekeerd: de gewone gelovigen moesten ascetisch leven, terwijl de leiders zich alles konden veroorloven.[106]

 

Wanneer we nu het geheel van de doctrines van de bogomilen, geschetst door Cosmas, overschouwen, is het opvallend dat Cosmas vooral focust op de negatieve aspecten van de ketterij en weinig vertelt over hun positieve, doctrinaire standpunten. Hij vermeldt dat de bogomilen niét de orthodoxe sacramenten tot zich nemen, niét de orthodoxe liturgie volgen en zich niét onderwerpen aan de orthodoxe clerus. Hij zegt nauwelijks iets over hun eigen sacramenten, liturgie en clerus. Dit ligt niet louter aan Cosmas, maar ook aan het karakter van de ketterij zelf. Het bogomilisme profileerde zich als een protestbeweging tegen de orthodoxe Kerk en de wereldlijke autoriteiten. Ze affirmeerde zich in de eerste plaats door zich af te zetten tégen de heersende klasse en door de wantoestanden aan te klagen. Dit verklaarde ook voor een belangrijk deel haar populariteit.

Angelov noemt het bogomilisme een sociale beweging in de vorm van een ketterij. Het was een uiting van protest van de onderdrukte Bulgaarse boeren tegen de rijkdom en luxe van de hogere klassen, dat in een religieuze vorm werd gegoten.[107] Zonder zover te willen gaan als Angelov, kunnen we toch vaststellen dat de ketterij een belangrijke sociale component had, waaraan ze waarschijnlijk haar populariteit te danken had. Cosmas gaat de wantoestanden, aangeklaagd door de ketters, niet uit de weg en legt de vinger op de zere wonde. Het verval van de clerus wordt door hem uitvoerig geschetst.

 

Onder de monniken waren er vele die er ketterse doctrines op nahielden en dachten dat de verlossing niet mogelijk was voor mensen die in de wereld leefden. Er waren ook vele monniken in het klooster getrokken om aan de hardheid van het bestaan te ontsnappen. Ze misten een ware roeping en vonden allerlei uitvluchten om de kloosterregels te kunnen ontlopen. Er waren zelfs monniken “die volgens hun eigen fantasie wilden leven, hun kloosters verlieten zonder er toe gedwongen te worden, en op eigen gezag andere kloosters stichtten, waar ze hun eigen zeden als wet nemen.” Deze monniken leefden in luxe: “Men kan de feestmaaltijden en de vermakelijkheden van dat soort monniken niet navertellen.” Dan was er nog het probleem van de monniken-kluizenaars. Zij waanden zich heiligen, genoten een groot prestige, maar “ze worden gevoed als zwijnen en ze blijven in hun kamer om zich te goed te doen aan de levensmiddelen die men hen brengt.”[108]

De seculiere clerus was er al even erg aan toe: “Laten we niet ongehoorzaam zijn aan de woorden van de Heer, vervuld van hoogmoed door onze hoge functies of onzinnig geworden door de omvang van onze rijkdommen.”[109] Cosmas richt zich tot de bisschoppen als hun gelijke; hij moet dus een hoge functie bekleed hebben. Kerkelijke ambten werden vaak op een corrupte manier toegekend: “Hoe kan het woord van God toegediend worden door een onwetende die, zonder de wet te kennen, als wetgever werd aangesteld, en vaak door corruptie, dat de nieuwe idolatrie is?”[110] Er zijn teveel slechte bisschoppen, die enkel profiteren van hun functie en geen zorg dragen voor de christenen, die hen toevertrouwd zijn. “O herders van de spirituele schapen van God, die de melk en de wol van hun kudde nemen, en die geen zorg dragen voor de schapen, welk antwoord zullen wij geven op het oordeel van God?” Cosmas neemt de parabel van de talenten als beeldspraak. De slechte bisschoppen verbergen hun schat, terwijl de goede bisschoppen de schat, die ze van God gekregen hebben, vergroten.[111]

De schat van de bisschoppen is het Woord Gods. Zo komen we aan de kerngedachte van Cosmas: door het Woord van God voor zich te houden en het niet te verkondigen aan hun medechristenen, zijn de bisschoppen (en bij uitbreiding alle rijken) verantwoordelijk voor de succesvolle verspreiding van de ketterij. “De goede herder geeft zijn leven voor de schapen; maar hij die huurling is en geen herder, aan wie de schapen niet toebehoren, als hij de wolf ziet komen, verlaat hij de schapen en redt zichzelf; en de wolf rooft de schapen, en hij jaagt ze uiteen.” Waar komen de wolven, dit wil zeggen de ketters, vandaan? “Is het niet omdat men geen onderricht krijgt van de bisschoppen?” Cosmas hamert er telkens weer op dat het gebrek aan onderricht de hoofdoorzaak voor het succes van de ketterij is. “Maar waar ontspringt dit alles? Is het niet duidelijk dat het ontspringt door niet de Schrift te lezen en door het verzuim van de priesters?”[112] Cosmas laat aan duidelijkheid niets te wensen over: “Want het zijn wij die verantwoordelijk zijn voor de zonden van ons volk en van zijn dood.” Daarom roept hij de clerus dringend op zich van haar taak te kwijten. “Maar als we het volk dat ons is toevertrouwd in de vrees van God, onderwijzen, dan zijn we echt bisschoppen en opvolgers van de heilige apostelen van God.”[113]

Niet alleen de rijke clerici, maar ook de rijke leken zijn schuldig. Zij leven een luxueus leventje en denken dat ze geen enkele verplichting hebben. “Het is niet op die manier dat ze christenen zijn, als ze wijn drinken met muziek, dansliedjes en diabolische gezangen.” Cosmas alludeert op de grote kloof tussen arm en rijk: “Want er zijn sommige rijken die zich vergissen in hun eigen woorden en die zich in hun dwaasheid verheffen boven de arme.”[114] Cosmas wijst er de rijken op dat ook zij plichten hebben. Zij beschikken over het Oude en Nieuwe Testament en kunnen lezen. Zij houden deze schat echter verborgen voor hun arme medechristenen en zijn dus even verantwoordelijk als de lakse clerici. “Verberg de woorden van God niet voor degenen die ze willen lezen en kopiëren, maar wees integendeel gelukkig dat ze je broeder het heil verschaffen: ze zijn niet geschreven opdat we ze in ons hart zouden verbergen en evenmin in onze kamer.”[115]

 

De houding van de orthodoxe clerus stond in schril contrast met het sobere, voorbeeldige leven van de ketters, moet Cosmas toegeven: “…zo ook verbergen de ketters hun gif onder nederigheid en hypocriete onthoudingen, of nog, door in hun handen het Evangelie te houden en er een goddeloze interpretatie aan te geven, proberen ze door dit middel de mensen te vangen en hen in hun eigen verderf mee te slepen.”[116] Cosmas noemt hun levenshouding weliswaar hypocriet, maar hij kan niet ontkennen dat ze ascetisch leven en dat dit bewondering opwekt bij het Bulgaarse volk. Ongetwijfeld gaat het hier opnieuw enkel om de elite. Het zijn ook deze ketters die vervolgd werden, waardoor ze een aureool van martelaren kregen. “Velen weten inderdaad niet wat die ketterij voorstelt: ze denken dat die mensen lijden voor de rechtvaardigheid en dat ze een beloning van God zullen ontvangen voor de ketens en gevangenisstraffen die ze ondergaan.”[117] Cosmas is de enige bron waaruit we kunnen opmaken dat tijdens de regering van tsaar Peter de bogomilen actief vervolgd werden. We mogen echter niet vergeten dat reeds patriarch Theophylactos Peter erop had gewezen dat hij in laatste instantie de ketters van staatswege kon vervolgen. Misschien had Peter deze raad wel ter harte genomen.

Het beeld dat door Cosmas geschetst wordt, is nu volledig. Bulgarije maakte een moeilijke periode door, met een zware sociale crisis. De kloof tussen de arme boeren en de rijke grootgrondbezitters groeide. Het volk kon niet rekenen op de orthodoxe clerus: de Kerk maakte zelf een morele crisis door. Ze kon enkel terecht bij de bogomilen. De bogomilen verzetten zich tegen de dominantie van de rijke edelen en de orthodoxe clerus, en klaagden de wantoestanden aan. Bovendien gaven zij wel het goede voorbeeld: ze leefden ascetisch en verkondigden het Nieuwe Testament. De vervolgingen vanwege de Bulgaarse overheid konden slechts een averechts effect hebben. Het deed de aversie voor de elite en de populariteit van de bogomilen enkel toenemen. Cosmas besefte dit zelf zeer goed en roept nergens op de ketters te vervolgen. Men moet de orthodoxe gelovigen onderricht geven en ondertussen blijven proberen de ketters te bekeren. “En als jullie een voorstander van de ketterse doctrine herkennen en als iemand onder jullie onderricht kan geven, onderwijs hem dan en breng hem terug op het rechte pad.”[118]

 

We kunnen uit het traktaat van Cosmas concluderen dat het bogomilisme een samenvoeging was van twee verschillende aspecten. Enerzijds was er het doctrinaire aspect, de dualistische kosmologie. Dit was van vreemde origine en de erfenis van vroegere christelijke ketterijen. Daarnaast was er het tweede aspect, dat gebonden was aan de concrete, historische, Bulgaarse omstandigheden: de ontevredenheid over de orthodoxe Kerk en de Bulgaarse autoriteiten. Men zette zich af tegen de luxe van de orthodoxe clerus en keerde terug naar de ascetische zuiverheid van de apostelen. Deze twee aspecten konden gemakkelijk samengevoegd worden. De strijd tegen de machtigen kon vertaald worden als de kosmische strijd tussen de goede en de slechte god; ascetisme was nodig, omdat alle materie geschapen was door de slechte god. Oude elementen werden in een nieuwe context geplaatst en daaruit ontstond een nieuwe ketterij, het bogomilisme.[119]

 

 

3. Pope Bogomil

 

Wie was pope Bogomil, van wie de naam van de ketterij is afgeleid? Zeer weinig is geweten van hem. Bogomil wordt vermeld in het synodicon van Boril en in Russische literatuur. Al deze bronnen nemen echter bijna letterlijk de woorden van Cosmas over. De enige directe aanwijzing over Bogomil vinden we dus in het traktaat van Cosmas: Bogomil was een priester, die ketterse doctrines begon te verkondigen in Bulgarije tijdens de regering van tsaar Peter; zijn naam betekent “het medelijden van God waardig”. In de Byzantijnse traditie wordt Bogomil nooit vermeld.[120] Meer zelfs, Euthymios van Peribleptos zegt expliciet dat de naam van de ketterij niet van een ketterleider is afgeleid.

 

Kiselkov heeft aan deze problematiek een artikel gewijd, dat samengevat wordt door Dando.[121] Ten eerste merkt hij op dat er geen geschreven of mondelinge traditie bestaat over het leven van Bogomil. Vele ketterbestrijders hebben over de bogomilen gesproken zonder Bogomil te vermelden. Cosmas doet net het omgekeerde: hoewel hij Bogomil de verspreider van een ketterij noemt, noemt hij de aanhangers van de ketterij geen “bogomilen”. Hij spreekt steeds over “ketters”. Cosmas lijkt dus niet zeker te zijn van het bestaan van Bogomil of van de afleiding van “bogomilen”. De term “bogomilen” kan volgens Kiselkov trouwens niet afgeleid zijn van Bogomil. Volgens de wetten van de Bulgaarse taal zouden de leerlingen van Bogomil “bogomilisten”, “bogomilovtsi”, “bogomiltsi” of “bogomiliani” moeten heten. De term “bogomilen” werd reeds in 869 in Italië teruggevonden, lang vóór het tijdperk van tsaar Peter.

Bogomil wordt door Theophylactos niet in de lijst van ketterleiders opgenomen, hoewel de patriarch zijn brief naar tsaar Peter schreef, onder wiens regering Bogomil zou verschenen zijn. De Byzantijnse en westerse auteurs die over het bogomilisme schrijven, vermelden Bogomil evenmin. Zigabenus onderzoekt de etymologie van “bogomilen” zonder naar Bogomil te verwijzen. Als stichter van een belangrijke ketterij moet Bogomil volgens Kiselkov toch Grieks hebben gekend en literaire activiteiten ontplooid hebben. Er zijn echter geen geschriften van hem bewaard.

Kiselkov besluit dus dat we over Bogomil eigenlijk niets weten. Hij trekt daaruit de conclusie dat pope Bogomil een legendarisch personage is en niet werkelijk bestaan heeft. Hoe is dit personage dan ontstaan? We moeten de richting van de afleiding omdraaien: de bogomilen zijn niet naar Bogomil genoemd, maar Bogomil naar de bogomilen. Kiselkov wijst erop dat de term “bogomilen” reeds gebruikt werd vóór het tijdperk van tsaar Peter. In 869 werd de naam teruggevonden in Italië op een Latijnse bijbel. Op een icoon in de kerk van Ochrid wordt Naum, leerling van Cyrillus en Methodius, achtervolgd door bogomilen. Deze scène werd lang als anachronistisch beschouwd, maar Kiselkov gelooft dat de leerlingen van Cyrillus en Methodius het reeds van bij het begin van hun activiteiten in Bulgarije moesten opnemen tegen ketters, die “bogomilen” genoemd werden. De eerste leden van de ketterij zagen zich als de verdedigers van het ware christendom en noemden zich “vrienden van God” (=bogo mili; letterlijk: het medelijden van God waardig). Deze naam werd overgenomen door hun tegenstanders. Later werd een stichter van de ketterij verzonnen, Bogomil, waarvan de naam van de ketters zou zijn afgeleid. Het was toen immers de gewoonte dat ketterijen genoemd werden naar hun stichter: manicheïsme was afgeleid van Mani, arianisme van Arius, enz. Wanneer men dan een ketterse beweging van “bogomilen” ontmoette, was het niet verwonderlijk dat men veronderstelde dat de naam afgeleid was van de eerste ketter van de sekte: Bogomil.

 

Bogomil werd vaak geassocieerd met de Bulgaarse priester Jeremiah. Jeremiah leefde in de tiende eeuw in Bulgarije en was de compilator van apocriefe geschriften. Zijn werk werd snel veroordeeld als ketters. In de Slavische Index van verboden boeken werden verschillende ketterse werken aan hem toegeschreven. Toen hij in een document uit de zeventiende eeuw “niet geliefd door God” werd genoemd, zoals Bogomil door Cosmas werd aangeduid, werd door onderzoekers aangenomen dat Jeremiah en Bogomil één en dezelfde persoon waren. Men ging ervan uit dat zijn oorspronkelijke naam Jeremiah was, maar dat hij de naam Bogomil aannam toen hij de leider werd van een Bulgaarse ketterij, naar het voorbeeld van de pauliciaanse leiders, die ook een andere naam aannamen. Later vond men echter bronnen waarin Jeremiah uitdrukkelijk vermeld werd als leerling van Bogomil. Bogomil en Jeremiah waren dus twee verschillende personen. Het is niet eens zeker dat Jeremiah wel een aanhanger van het bogomilisme was. Zijn geschriften zijn vooral oude apocriefe legendes en bevatten soms kenmerken, die ingaan tegen de doctrines van de bogomilen. Zijn werken kunnen wel gebruikt zijn door de bogomilen, die wel vaker steunden op apocriefe geschriften, die door de orthodoxe Kerk niet gesanctioneerd werden.[122]

 

We kunnen dus niets met zekerheid zeggen over de identiteit van Bogomil. De enige concrete aanwijzing is wat Cosmas over hem zegt en dat is bijzonder weinig. Dit staat in schril contrast tot de vele bladzijden die historici aan deze figuur gewijd hebben. Zij moeten zich echter noodgedwongen beperken tot speculatie. Ook wij moeten het bij deze bedenkingen laten.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[43] Voor een volledige geschiedenis van het Eerste Bulgaarse Rijk, zie RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire.

[44] Geschiedenis van Bulgarije, p. 34-36.

[45] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 22-43.

[46] VLASTO, The entry of the Slavs into Christendom, p. 155-156.

[47] NIKOLOV, “The pagan Bulgars and Byzantine Christianity in the eight and ninth centuries”, Journal of Historical Sociology 33:3 (2000), p. 341-343 en p. 325-326.

[48] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 59-62.

[49] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 68-69.

[50] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 99-130.

[51] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 72.

[52] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 99-105.

[53] Voor verdere informatie over deze problematiek, zie SOULIS, “The legacy of Cyril and Methodius to the Southern Slavs”, in: Dumbarton Oaks Papers 19 (1965), p. 21-43.

[54] VLASTO, The entry of the Slavs into Christendom, p. 28-47.

[55] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 99-105.

[56] NICOLAAS I, paus. Responsa ad Consulta Bulgarorum. P.L. 119, 17, col. 988.

[57] NICOLAAS I, paus. Responsa ad Consulta Bulgarorum, vert. Internet Medieval Sourcebook, W.L. North, Responsa 106.

[58] RUNCIMAN, The history of the first Bulgarian empire, p. 121-122 en VLASTO, The entry of the Slavs into Christendom, p. 312-314.

[59] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 76-84.

[60] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 123-130;

[61] Geschiedenis van Bulgarije, p. 51.

[62] RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 133-136.

[63] PETRUS SICILUS, Historia Manichaeorum, qui Pauliciani dicuntur, ed. en vert. Astruc, C; Papachryssantou, D.; Gouillard, J. e.a., «Les sources grecques pour l’histoire des Pauliciens d’Asie Mineure», in: Travaux et Mémoires 4 (1970), p. 6-67.

[64] ibidem, p. 8.

[65] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 93.

[66] HAMILTON, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world c.650-c.1405, p. 31. Zie ook hoofdstuk 5.

[67] SOULIS, “The legacy of Cyril and Methodius to the Southern Slavs”, in: Dumbarton Oaks Papers 19 (1965), p. 24-26 en p. 31-38.

[68] Geschiedenis van Bulgarije, p. 51-57.

[69] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 91-93.

[70] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 95.

[71] HAMILTON, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world c.650-c.1405.

[72] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 96-97.

[73] Geschiedenis van Bulgarije, p. 82-84.

[74] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 110.

[75] THEOPHYLACTOS LECAPENOS, Epistola, vert. Hamilton, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world c.650-c.1405, p. 98-102.

[76] ibidem, p. 98-100.

[77] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 114-115.

[78] THEOPHYLACTOS LECAPENOS, Epistola, vert. Hamilton, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world c.650-c.1405, p. 101-102.

[79] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 114-115.

[80] Geschiedenis van Bulgarije, p. 61-64.

[81] COSMAS, Slovo, ed. Peuch, H.C. en Vaillant, A. Le traité contre les Bogomiles de Cosmas le prêtre, Parijs, 1948.

[82] Zie hoofdstuk IV.

[83] PEUCH-VAILLANT, Le traité contre les Bogomiles de Cosmas le prêtre, p. 74.

[84] ibidem, p. 57.

[85] ibid., p. 74-75;

[86] ibid., p. 77.

[87] ibid., p. 79.

[88] ibid., p. 71.

[89] ibid., p. 82-83.

[90] ibid., p. 59.

[91] ibid., p. 85.

[92] ibid., p. 68-70.

[93] ibid., p. 74.

[94] ibid., p. 67.

[95] ibid., p. 77.

[96] ibid., p. 83.

[97] ibid., p. 90.

[98] ibid., p. 85 en 86.

[99] HAMILTON, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world, c.650-c.1405, p. 29-31.

[100] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 126.

[101] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 59.

[102] HAMILTON, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world, c.650-c.1405, p. 29-31.

[103] HAMILTON, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world, c.650-c.1405, p. 29-31.

[104] PEUCH-VAILLANT, Le traité contre les Bogomiles de Cosmas le prêtre, p. 93.

[105] ibidem, p. 85.

[106] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 129.

[107] ANGELOV, Les Balkans au moyen âge, III: Le mouvement bogomile dans les pays slaves balkaniques et dans Byzance, p. 608.

[108] PEUCH-VAILLANT, Le traité contre les Bogomiles de Cosmas le prêtre, p. 101 en 104.

[109] ibidem, p. 118.

[110] ibid., p. 124.

[111] ibid., p. 124-125.

[112] ibid., p. 123 en 124.

[113] ibid., p. 127.

[114] ibid., p. 118.

[115] ibid., p. 121.

[116] ibid., p. 76.

[117] ibid., p. 74.

[118] ibid., p. 92.

[119] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 139.

[120] Er is hier één uitzondering op: het Synodicon van de Orthodoxie. Zie hoofdstuk IV.

[121] DANDO, «Peut-on avancer de 240 ans la date de composition du traité de Cosmas le prêtre contre les Bogomiles?», in: Cahiers d’études cathares 101 (1984), p. 15-19.

[122] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 271-274.