De Ambrosiaanse Gezangen. Liturgische muziek tussen autonomie en oprukkende uniformiteit. (Hans Smolderen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

 Sinds de Karolingische periode heeft Rome er steeds een politiek op na gehouden die streefde naar een zo groot mogelijke uniformiteit over de hele christelijke westerse wereld. De meeste autonome liturgieën, zoals de mozarabische, de Keltische, de Gallische en de Beneventijnse, werden dan ook volledig onderdrukt en vervangen door de Romeinse eenheidsliturgie. Enkel in Milaan bleef er een onafhankelijke traditie bestaan. Deze werd genoemd naar de meest invloedrijke bisschop en kerkvader die de stad ooit kende, de Heilige Ambrosius. Ook op muzikaal gebied bleef de Noord-Italiaanse stad haar eigenheid behouden, wat resulteerde in een repertoire dat bekend staat onder de term ambrosiaanse gezangen. Maar is de isolatie op muzikaal vlak inderdaad zo sterk geweest als men steeds laat uitschijnen? Het lijkt immers onwaarschijnlijk dat één stad eeuwenlang stand kon houden tegen de eenheidsdrang van Rome. Dat er de laatste eeuwen veranderingen zijn aangebracht aan dit repertoire, valt niet te ontkennen, maar dit gebeurde in een tijdperk dat de hoogbloei van de westerse cantus planus reeds voorbij was. Doel van deze thesis is de relatie tussen het gregoriaans en het ambrosiaans te situeren in zijn historische context en daarnaast een aanzet te geven tot een vergelijking van deze twee repertoria.

 

 Het is noodzakelijk om ook de historische ontwikkelingen te betrekken bij een dergelijk onderzoek, vermits deze het kader bepalen waarbinnen de relaties tussen de twee tradities tot stand komen. Hier stelt zich vooral het probleem wat de redenen zijn voor het overleven van de Milanese liturgie, in tegenstelling tot de andere niet-Romeinse erediensten. Dit aspect zal aan bod komen in het eerste hoofdstuk (1.1 Historische situering) waarin achtereenvolgens de wereldlijke en de kerkelijke evoluties van naderbij bekeken zullen worden.

Vervolgens zal er in het tweede hoofdstuk een korte beschrijving volgen van de specifieke elementen van de ambrosiaanse liturgie (1.2 De liturgie), waarin zowel de opbouw van het kerkelijk jaar als de opbouw van de verschillende diensten behandeld worden.

 

 Na deze twee eerder algemene hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van het onderzoek van de ambrosiaanse gezangen. Een korte bespreking van de Milanese bronnen (1.3 Bronnen) wordt gevolgd door een hoofdstuk waarin de globale kenmerken van de gezangen ter sprake komen (1.4 Algemene muzikale kenmerken). Het besluit van dit eerste deel bestaat uit twee studies, waarvan de eerste handelt over de vorm en opbouw van de psalmodie en de historische betekenis hiervan (1.5 Psalmodie) en de tweede over het ontstaan van de antifonale structuur, een vernieuwing die lange tijd aan Ambrosius werd toegeschreven (1.6 Antifonie).

 

 In een tweede geleding van deze verhandeling worden een aantal van de algemeen aanvaarde eigenschappen van het ambrosiaans, en in hoofdzaak de modaliteit, getoetst aan een afgebakende groep gezangen, namelijk de responsoria in choro uit het pars hiemalis (2. De ambrosiaanse responsoria in choro). Deze gezangen zijn in het tweede volume van dit werk getranscribeerd op basis van 4 manuscripten uit de 12e en 13e eeuw én de officiële hedendaagse versie die in 1939 vastgelegd werd.

Hiernaast worden ze ook vergeleken met het gregoriaans, zowel op vlak van algemene kenmerken als concrete melodische overeenkomsten. Tevens zal gezocht worden naar de structuurprincipes volgens dewelke deze responsoria opgebouwd zijn, waarbij nagegaan zal worden of het systeem van vastliggende structuren zoals we dit aantreffen in de gregoriaanse responsoria ook hier aanwezig is.

 

 Tot slot van deze inleiding houd ik er nog aan om mijn dankbaarheid uit te drukken aan alle mensen die deze thesis mede mogelijk gemaakt hebben, in de eerste plaats uiteraard mijn promotor, professor I. Bossuyt.

 Verder wil ik nog mijn speciale dank betuigen aan de mensen van het Pontificio Istituto Ambrosiano di Musica Sacra di Milano, die ervoor hebben gezorgd dat ik toegang had tot alle benodigde manuscripten en die mij ook de accommodatie hebben geboden om deze in Milaan te bestuderen. Vooral de voorzitter, mons. Natale Ghiglione, de secretaris en Alberto Turco, die mij in contact met dit instituut heeft gebracht, verdienen een bijzondere vermelding. Zonder hen zou dit werk niet meer zijn dan een samenbrengen van wat vroeger reeds geschreven is.

 Ook de hulp van Ike de Loos is van zeer grote waarde geweest, vooral in het bepalen van de te gebruiken methode in de omgang met middeleeuwse liturgische gezangen. Helaas heeft zij door praktische problemen niet mijn volledige thesis op de voet kunnen volgen.

 Verder mag ik ook de leden van de groep uit Utrecht die elke week de ambrosiaanse vespers zingt, en in het bijzonder Arnoud Heerings, niet onvermeld laten. Zij zijn waarschijnlijk ongeveer de laatste mensen die een deel van de rijke Milanese muzikale en liturgische traditie zoals deze bestond vóór Vaticanum II pogen voor te zetten.

 Graag wil ik ook een woord van dank richten aan het personeel van de verschillende bibliotheken die ik gebruikt heb. Vooral de universiteitsbibliotheken van Utrecht en Amsterdam zijn van grote waarde gebleken.

 Vervolgens ben ik ook veel verschuldigd aan de mensen die dit werk kritisch hebben willen nalezen, waardoor vele fouten het eindresultaat gelukkig niet gehaald hebben.

 Tenslotte wil ik ook mijn ouders danken, zonder wie het nooit mogelijk zou zijn geweest om dit werk tot een goed einde te brengen. Het is enkel dankzij hun financiële steun dat ik de mogelijkheid had om de bronnen ter plaatse te bestuderen.

 

Noot bij de verbeterde versie

 

Naar aanleiding van de vraag van verschillende mensen om een exemplaar van mijn thesis te verkrijgen, was het noodzakelijk om een aantal exemplaren te laten bijdrukken. Van deze gelegenheid heb ik gebruik gemaakt om enkele kleine veranderingen door te voeren. Meestal betreffen het enkel vormelijke fouten. Om ook alle inhoudelijke onnauwkeurigheden eruit te halen ontbrak de tijd me echter.

Betreffende een aantal aspecten zijn mijn ideeën vandaag afwijkend van drie jaar geleden. Een goed voorbeeld hiervan is de hele problematiek tond de modaliteit. Indien ik dit echter zou willen aanpassen, zou ik een derde van mijn thesis moeten herschrijven, wat niet mogelijk was binnen een kort tijdsbestek.

 

Naast deze kleine veranderingen heb ik achteraan ook nog een appendix toegevoegd. Het betreft hier een beknopt overzicht van de stand van het onderzoek naar het ambrosiaans, met aansluitend een uitgebreide bibliografie. Hierdoor bevinden zich in deze bundel twee bibliografieën. Ik heb de oorspronkelijke bibliografie van mijn thesis ook behouden, vermits hierin een aantal boeken en artikels voorkomen die van belang zijn geweest voor mijn onderzoek, maar geen directe link met het ambrosiaans hebben. De tweede bibliografie bevat enkel teksten die het ambrosiaanse muziekrepertorium betreffen.

 

 

januari 2001

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende