Mogelijkheden tot herbestemming van oude industriële sites binnen ‘duurzaam toerisme’ in België. Case study: De Carcoke-site te Zeebrugge. (Dirk De Ville)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 1. Algemene inleiding Toerisme

 

1.   Internationaal toerisme.

 

Sedert het einde van de jaren ‘50, van de 20ste eeuw, kent de toeristische activiteit een enorme groei. De toename van de vrije tijd, de toename van het vrij besteedbaar inkomen[1], de ontwikkelingen op het vlak van het vervoer (opkomst straalvliegtuigen, toename autobezit, ...) en de toenemende publiciteit vanwege de toeristische industrie zijn de belangrijkste factoren die de opkomst van het massatoerisme kunnen verklaren (Delannoy 2002).

 

In 1950 werd het aantal internationale toeristen[2] op wereldschaal door het WTO[3] geschat op ‘slechts’ 25,3 miljoen, met een geschatte omzet van $ 2,1 miljard. In 1970 was het aantal internationale toeristen reeds toegenomen tot 159,7 miljoen met een toegenomen geschatte omzet van $ 17,9 miljard. De laatste, beschikbare data tonen aan dat in 2001 het internationaal toerisme reeds toegenomen was tot ongeveer 692,7 miljoen toeristen (op 50 jaar tijd is dit een vermenigvuldiging met een factor 28!) met een geschatte omzet van meer dan $ 462 miljard (een toename met een factor 220!!). Wel moet er opgemerkt worden dat er geen continue toename was van het aantal internationale toeristen en van de toeristische omzet. Onder meer de wereldwijde economische recessie gedurende het begin van de jaren ‘90 en meer recent de terroristische aanvallen met lijnvliegtuigen op New York en Washington zorgden voor een tijdelijke afname van het aantal toeristen en van de omzet. Het WTO’s Tourism 2020 Vision[4] schat dat het aantal internationale aankomsten tegen 2020 méér dan 1,5 miljard zal bedragen. Dit zou meer dan een verdubbeling betekenen ten opzichte van het huidige aantal aankomsten (tabel 1.1).

 

Jaar

Aankomsten (x 106)

Omzet ($ x 109)

 

 

 

1950

25,3

2,1

1960

69,3

6,9

1970

159,7

17,9

1980

284,8

102,4

1990

457,3

263,4

2000

696,7

474,4

2001

692,7

462,2

2010

1 006,4

-

2020

1 561,1

-

Tabel 1.1: Evolutie van het aantal internationale aankomsten en de omzet, 1950-2020 (World Tourism Organization - data as collected by WTO, June 2002). Cijfergegevens geraadpleegd op http://www.worldtourism.org.

(- : geen gegevens)

 

Aan de hand van deze cijfers wordt het duidelijk dat het internationaal toerisme een steeds belangrijkere rol speelt in de wereldeconomie. Meer nog, volgens Theobald (1994:1) werd het toerisme vanaf 1992 dé grootste industrie en dé belangrijkste werkgever in de wereld.

 

Op vlak van internationaal toerisme is Europa nog steeds het meest dominante bestemmingsgebied, enerzijds vanwege het hoge welvaartspeil, maar anderzijds ook vanwege de verdeling van Europa in kleine landen waardoor personen die reizen tussen twee steden gemakkelijker beschouwd worden als internationale toeristen. Dit in tegenstelling tot Amerika waar personen die reizen tussen twee steden, meestal op een grotere afstand van elkaar gelegen dan in Europa, beschouwd worden als binnenlandse toeristen. Amerika staat nog steeds op de tweede plaats van het meest favoriete bestemmingsgebied in de wereld, maar kent, net zoals Europa, een relatieve afname (zelfs een halvering over de periode 1960-1998) van het aantal aankomsten (Europa: 1960 = 72 %[5] ® 1998 = 59,6 %). Een belangrijke groei van het internationaal toerisme wordt waargenomen in de Oost-Aziatische en Oceanische regio (1960 = 2 % ® 1996 = 16 %) als gevolg van de opkomst van nieuwe herkomstlanden (bijv. Japan en de nieuwe industrielanden) (Delannoy 2002).

 

Worden de Top 5 van favoriete bestemmingen op wereldschaal bekeken, dan valt het op dat de Europese landen de favoriete bestemmingen zijn voor de internationale toeristen. Frankrijk voert de lijst aan met 75,6 miljoen aankomsten, gevolgd door de Verenigde Staten en Spanje met respectievelijk 50,9 miljoen en 47,9 miljoen aankomsten in 2000. Bij de Top 5 van de grootste verdieners daarentegen steken de Verenigde Staten er bovenuit met een ontvangst van $ 82 miljard, gevolgd op grote afstand door Spanje en Frankrijk met respectievelijk een ontvangst van $ 31,5 miljard en $ 30,7 miljard in 2000 (zie tabel 1.2).

 

Land

Aankomsten (x 106)

Rank

Ontvangsten ($ x 109)

Rank

 

 

 

 

 

Frankrijk

75,6

1

30,7

3

Spanje

47,9

3

31,5

2

Verenigde Staten

50,9

2

82,0

1

Italië

41,2

4

27,5

4

China

31,2

5

16,2

7

Tabel 1.2: Rangschikking van de landen naar het aantal internationale aankomsten én naar de ontvangsten uit de toeristische activiteit, 2001 (World Tourism Organization - data as collected by WTO, June 2002). Cijfergegevens geraadpleegd op http://www.worldtourism.org.

 

Worden de uitgaven en de inkomsten met betrekking tot het internationaal toerisme met elkaar vergeleken, dan kan vastgesteld worden dat in 2002 volgende Europese landen een positieve reisverkeerbalans[6] hadden: Frankrijk (+ $ 13 miljard), Spanje (sterk positief saldo van méér dan $ 25,5 miljard), Italië (+ $ 11,8 miljard), Oostenrijk (+ $ 0,7 miljard), e.a. Ook Amerika heeft een positieve reisbalans van méér dan $ 17 miljard. Opvallend zijn de negatieve saldi van Engeland (- $ 16,8 miljard) en Duitsland (- $ 29,9 miljard). De reisverkeerbalans is een maat om de herverdeling van kapitaal tussen landen te meten.

 

Door het toerisme ontstaat er dus een geldstroom van de rijkere noordelijke landen (voornamelijk Duitsland) naar de minder rijke zuidelijke Europese landen (Delannoy 2002).

 

Omwille van het feit dat het toerisme op wereldschaal steeds belangrijker wordt, gaan zowel de industrie- als de ontwikkelingslanden hun economie steeds meer afstellen op het toerisme en op de inkomsten voortvloeiend uit toeristische activiteiten (vreemde deviezen, tewerkstelling, inkomen, ...), met als gevolg dat er tussen landen, regio's of steden een toenemende concurrentie zal ontstaan om toeristen en toeristische attracties aan te trekken (zie nu de strijd tussen de steden Lyon en Lille om het Guggenheimmuseum aan te trekken). Van de wereldwijde omzet van $ 462,2 miljard werd 50 % ontvangen door de Europese landen en 26 % van de omzet ging naar Noord en Zuid-Amerika. Verder ging 18 % van de totale omzet naar de Oost-Aziatische en Pacifische regio. De kleine broertjes in deze rij zijn Afrika, Zuid-Azië en het Midden-Oosten die respectievelijk slechts 3 %,   1 % en 2 % van de totale toeristische omzet voor hun rekening nemen (zie onderstaande

 

 

Grafiek 1: Procentuele verdeling, naar regio, van de omzet van het internationaal toerisme, 2001 (World Tourism Organization - June 2002). Cijfergegevens geraadpleegd op http:// www.worldtourism.org.

 

Gesteld mag worden dat volgende indicatoren gebruikt kunnen worden om het economisch belang van het internationaal toerisme te meten in een land:

 

 

Er mag evenwel niet uit het oog verloren worden dat het toerisme zich niet zomaar laat meten. Vaak spelen er factoren die niet statistisch te meten zijn. Zo kunnen politieke gebeurtenissen (oorlogen, politieke instabiliteit van een land, etc.) of het tijdelijk succes van een bestemming ook een belangrijke rol spelen in het economisch belang van een land in het internationaal toerisme (Delannoy 2002).

 

De groei van het toerisme vanaf het midden van de jaren ‘50 bracht wel met zich mee dat men gedurende enkele decennia vooral aandacht had voor de positieve gevolgen van het toerisme (bron van inkomsten, werkgelegenheid, ...), terwijl men zo goed als geen aandacht schonk aan de negatieve gevolgen (toenemende druk op de natuur, milieuvervuiling, ongecontroleerde groei van infrastructuur, ...).

 

Juist omwille van de groeiende aandacht voor die negatieve gevolgen van het toerisme, wordt er sedert het begin van de jaren ‘90 steeds meer gepleit voor een ‘alternatief’ of ‘ander’ toerisme. Voorbeelden zijn ‘duurzaam toerisme’, ‘groen toerisme’, ‘soft toerisme’, ‘ecotoerisme’, etc. Volgens Delannoy (2002) weerspiegelen deze begrippen het streven om de toeristische activiteit aan te passen aan de fysieke en sociale kenmerken van het bestemmingsgebied.

 

 

2.   Relatie toerisme, recreatie en vrije tijd.

 

Vooraleer er gepoogd kan worden om een omschrijving te geven van het concept 'toerisme' moet eerst en vooral nagegaan worden wat juist bedoeld wordt met vrije tijd ('leisure') en recreatie. Door de geografen worden de concepten 'toerisme', 'recreatie' en 'vrije tijd' gezien als onderling verbonden en elkaar overlappende concepten.

 

Met vrije tijd wordt bedoeld de tijd die overblijft na het werken, het slapen en na het uitvoeren van persoonlijke en huishoudelijke taken. Deze overblijvende tijd kan door het individu naar eigen voorkeur ingevuld worden. Onder recreatie wordt verstaan de verscheidenheid aan activiteiten die door een individu tijdens zijn vrije tijd kan uitgevoerd worden (gaand van luisteren naar de radio tot het gaan op vakantie[7]). Toerisme kan aldus zowel onder de noemer van vrije tijd vallen als onder de noemer van recreatie (Boniface et al. 1987).

 

 

3.   Definitie toerisme.

 

In het vorig punt werd reeds het concept ‘toerisme’ aangehaald. De vraag die hier echter gesteld moet worden is, hoe het toerisme duidelijk omschreven kan worden vooraleer er dieper kan ingegaan worden op de verschillende concepten van het toerisme? In het volgende zal duidelijk worden dat er geen eenduidigheid bestaat omtrent een algemene definitie van het toerisme. De verschillende definities zullen andere cijfermatige gegevens opleveren, met als gevolg dat er ook andere analyses op uitgevoerd kunnen worden, waaruit verschillende conclusies getrokken kunnen worden.

 

Eerst en vooral wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen conceptuele definities en operationele definities van het toerisme. Aan de hand van een conceptuele definitie poogt men een algemeen geldende omschrijving van het toerisme te geven. Als voorbeeld van een conceptuele definitie kan verwezen worden naar de bepaling van W. Hunziker en K. Krapf uit 1942 waarbij ze toerisme omschrijven als “het geheel van betrekkingen en verschijnselen dat voortvloeit uit de reis en het verblijf van mensen buiten hun woonplaats, voor zover dit verblijf geen duurzame vestiging betekent en evenmin voortvloeit uit een beroepsactiviteit”. Een meer algemeen geldende conceptuele definitie wordt gegeven door De Brabander (1992) - gebaseerd op een omschrijving van het AIEST[8] - waarbij toerismehet geheel is van interrelaties en verschijnselen die verband houden met de verplaatsing en het tijdelijke verblijf van mensen buiten hun alledaagse leefomgeving, hetzij bij wijze van vrijetijdsbesteding, hetzij in de context van de beroepsuitoefening of studie”. Een grote beperking bij de conceptuele definities is het ontbreken van een tijdsgrens of een minimumafstand. Een mogelijke oplossing om deze problemen op te lossen, is de introductie van een operationele definitie.

 

Een operationele definitie tracht het toerisme te bepalen op basis van wat gemeten kan worden en in statistisch materiaal te vatten is. Bij deze definities stelt zich het probleem dat er geen sluitende bepaling bestaat omtrent de minimale duur van het verblijf als over het doel van het toerisme (De Brabander 1992).

 

Binnen het onderzoek naar het toerisme kunnen een aantal dimensies onderscheiden worden. Uitgaande van de National Tourism Policy Study (uitgebreid door G. De Brabander (1992)) kan het toerisme (of het toeristisch product) ingedeeld worden naar afstand (klein: < 50 km, middelgroot: 50-200 km of groot: > 200 km), volgens oorsprong (binnenlands of buitenlands), naar vervoerswijze (auto, bus, trein, vliegtuig, boot of andere vervoersmiddelen), naar verblijfsduur (minder dan 24 uur of langer dan 24 uur, 1 of 2 overnachtingen, 3 of 4 overnachtingen of meer dan 4 overnachtingen), volgens doel (ontspanning, zaken, congres of persoonlijk) en naar verblijfsvorm (hotel, camping, pension,

 

vakantiedorp, boerderij en/of huurwoning). Deze indeling van het toerisme is zeker en vast geen unieke indeling die door elke geograaf overgenomen zal worden. Bijvoorbeeld Kosters (1985) hanteert een andere vorm van indeling met drie nieuwe dimensies. Hij maakt gewag van een indeling volgens een tijdsperiode (daguitstap, wintertoerisme, korte vakantie, ...), naar aard van de bestemming (nationaal, internationaal, intercontinentaal, watertoerisme, strandtoerisme, stadstoerisme, ...) en volgens een typering van de deelnemers (jongerentoerisme, bejaardentoerisme, luxetoerisme, ...).

 

Aldus kan geconcludeerd worden dat er geen eenparigheid bestaat omtrent het bekomen van een algemeen geldende en sluitende definitie, en dat de omschrijving afhankelijk is van de interpretatie die een geograaf en/of organisatie aan het concept ‘toerisme’ geeft. In het beste geval is een combinatie van een operationele en een conceptuele definitie de best mogelijke vorm om tot een algemene omschrijving te komen van het concept 'toerisme'. Maar 'toerisme' laat zich echter niet conceptualiseren tot één bepaalde tijdsperiode. De definitie die door de World Tourism Organization en de OESO[9] wordt gehanteerd is waarschijnlijk nog de meest gebruikte. Zo wordt een internationale toerist gedefinieerd als een persoon die minstens één overnachting doorbrengt in een ander land dan zijn of haar thuisland. Binnen deze context valt een binnenlandse toerist moeilijker te definiëren. Aangezien er sprake kan zijn van zowel 'dagtoerisme' (zonder overnachting) als van 'verblijfstoerisme' (minstens één overnachting) is het aan te raden om een binnenlandse toerist te omschrijven als een persoon die minstens één dag doorbrengt in een andere stad dan zijn of haar eigen stad (zonder beperkingen op vlak van afstand die moet afgelegd worden, als op de tijdsduur die op de bestemming moet doorgebracht worden).

 

De omschrijving van het verschil tussen een 'verblijfstoerist' en een 'dagtoerist' zal in hoofdstuk 7 (Case study: herbestemming Carcokesite te Zeebrugge) nog gebruikt kunnen worden, daar we bij de herbestemming van de gronden en de gebouwen van de Carcoke-site de vraag moeten stellen welk type toerist zich het meest aangesproken zal voelen om de site te komen bezoeken.

 

 

4.   Impact van het toerisme.

 

Door de wereldwijde toename van het toerisme neemt ook de impact van het toerisme op milieu en omgeving sterk toe omdat het toerisme nu eenmaal sterk afhankelijk is van de lokale, natuurlijke en culturele bronnen. Priestley (1996) stelt dat er vier verschillende categorieën van impacts van het toerisme op de omgeving kunnen worden onderscheiden:

 

 

Tijdens de eerste fasen van de toeristische ontwikkeling had men bijna enkel aandacht voor de positieve gevolgen van het toerisme voor de lokale bevolking en de economie van de bestemmingsgebieden. Zowel in de rijke industrielanden als in de ontwikkelingslanden werd het toerisme aanzien als (1) een bron van vreemde deviezen, (2) een bron van inkomsten en (3) een bron voor werkgelegenheid. Aldus hoeft het geen verwondering te wekken dat het toerisme toen (maar ook nu nog steeds) een belangrijke rol speelt in de economische planning van steden, streken en/of landen (Delannoy 2002). Tijdens die beginperiode van de toeristische ontwikkeling leefde de veronderstelling dat de inkomsten en voordelen die uit het toerisme werden gehaald, de eventuele negatieve gevolgen van het toerisme konden compenseren en goedmaken. Nu weet men beter, en besteden de beleidsmakers meer aandacht aan het milieu.

 

Het huidig toerismeonderzoek houdt zich voornamelijk bezig met onderwerpen die verband houden met de sociale, ecologische en economische impacts die veroorzaakt worden door de toeristische industrie. Studies met betrekking tot de sociale impacts houden vaak een analyse in van de manier waarop de toeristische industrie de lokale gemeenschap en hun levensstijlen beïnvloedt. Studies rond de ecologische impacts leggen meer de nadruk op de manier waarop de industrie het fysisch karakter van lokale en regionale landschappen verandert en beïnvloedt. Studies met betrekking tot de economische impact hebben vooral aandacht voor de inkomen verstrekkende kracht (‘incomegenerating power’) van de toeristische industrie binnen een gemeenschap en/of land (Fennell 1999).

 

4.1    Economische impacts van het toerisme.

 

Het internationaal toerisme zorgt ervoor dat heel wat vreemd kapitaal vloeit naar de economie van een land van bestemming. Het is deze instroom van kapitaal die zorgt voor een gezinsinkomen, voor overheidsinkomsten en voor tewerkstelling. Dit geldt voornamelijk voor de meeste Derde Wereldlanden, daar vele van deze landen afhankelijk zijn van de kapitaalinstroom dat gegenereerd wordt door het toerisme, maar het geldt ook voor andere, zéér toeristische streken daarbuiten.

 

4.1.1   Effect van het toerisme op het inkomen.

 

Het overgrote deel van het inkomen van mensen zal afkomstig zijn van de lonen die betaald worden aan de mensen die werken in een job die de toeristen bedienen, of die onrechtstreeks genieten van de uitgaven van de toeristen. De lonen die betaald worden zullen hoger liggen in de gebieden die veel toeristen ontvangen, waar toeristen langer verblijven en waar er veel mogelijkheden zijn voor de toeristen om hun geld uit te geven (Holloway 1994).

 

Het is evenwel moeilijk om de economische impacts van het toerisme te meten, omdat het niet eenvoudig is om een onderscheid te maken tussen de uitgaven van toeristen in een winkel en/of restaurant en die van de lokale bevolking (Holloway 1994).

 

De bijdrage van het toerisme tot de inkomens binnen een gebied wordt evenwel nog versterkt door een fenomeen dat het ‘tourism income multiplier(TIM) wordt genoemd. Namelijk het geld dat door de toeristen wordt uitgegeven, zal opnieuw worden uitgegeven (in hetzelfde gebied) door de ontvangers, waardoor het totaal aan uitgaven nog verhoogd wordt. Het TIM ligt vooral hoog als vele bedrijven en winkels in handen zijn van de lokale bevolking, waardoor er weinig geld verdwijnt naar andere gebieden (Holloway 1994).

 

4.1.2   Effect van het toerisme op de tewerkstelling.

 

Toerisme is ook belangrijk voor de economie van een land aangezien het werkgelegenheid creëert. Er zullen jobs ontstaan bij de reisagentschappen, bij de reisoperators en andere tussenpersonen die toeristendiensten leveren in zowel de ontvangende als in de genererende gebieden. Maar het merendeel van de tewerkstelling zal gecreëerd worden in de ontvangende gebieden, met jobs in de hotelsector, in de dienstensector (restaurants, cafés, winkels, etc.), in musea en vrijetijdscentra. Het merendeel van deze jobs zijn seizoensgebonden en/of parttime, waardoor de bijdrage van het toerisme tot de voltijdse tewerkstelling vrij beperkt is (Holloway 1994).

 

De mate waarin het toerisme bijdraagt tot de tewerkstelling kan duidelijk gemaakt worden met een schatting vanwege het WTTC[10], waarbij gesteld wordt dat, ruwweg geschat, één job op 15 in de wereld kan toegeschreven worden aan het toerisme (Holloway 1994).

 

Ook hier is het ‘multipliereffect' van kracht. Indien toeristen op één plaats blijven, dan worden er daar nieuwe jobs gecreëerd in de toeristensector. De mensen die deze nieuwe jobs opvullen, en hun gezinnen, moeten goederen en diensten in die regio kopen, maar hebben ook nood aan onderwijs en verzorging. Aldus worden er nieuwe jobs gecreëerd in de winkels, scholen en ziekenhuizen (Holloway 1994).

 

Wel moet vermeld worden dat de toenemende automatisering ook de toeristensector niet ongemoeid laat. Hierdoor slinken de tewerkstellingskansen in de toeristische sector, maar met een toenemend toerisme moet er minder angst zijn voor een tekort aan tewerkstellingskansen in die sector.

 

4.1.3   Effect van het toerisme op de betalingsbalans.

 

Het toerisme heeft ook een belangrijke invloed op de betalingsbalans van een land. De betalingsbalans wordt gedefinieerd als "een rekening die de transacties van een land met de 'rest van de wereld' optekent. Met op creditzijde (= ontvangstzijde) alle verrichtingen waaruit voor de economische agenten van het land (particulieren, ondernemingen, de Staat, etc.) een ontvangst van vreemde deviezen voortvloeit (= binnenkomst van deviezen), en op debetzijde (= uitgavezijde) alle verrichtingen die voor de economische agenten van het land uitgaven met zich meebrengen (= afvloei van deviezen)" (S’ Jegers 1998).

 

Als bijvoorbeeld een Amerikaanse toerist Engeland bezoekt, en deze beslist dit te doen aan boord van een Brits vliegtuig, dan draagt deze Amerikaanse toerist bij aan de ’onzichtbare’ Engelse ontvangstzijde. Indien een Engelse toerist daarentegen naar Spanje reist aan boord van een vliegtuig van Iberia Airlines, dan draagt hij bij aan de creditzijde van de Spaanse betalingsbalans, maar ook aan de debetzijde van de Engelse betalingsbalans (Holloway 1994).

 

4.1.4   Effect van het toerisme op de investeringen en ontwikkeling.

 

Een element om het succes van toerisme na te gaan is de mate van publieke en/of private investeringen in de toeristische industrie. Banken zijn echter zeer terughoudend om geld te lenen voor toeristische projecten, en ontwikkelaars zijn minder geneigd om investeringsrisico’s te nemen. Ook de private investeerders zijn minder geneigd om te investeren in het toerisme omdat het investeringen zijn waaraan grote risico's verbonden zijn (Holloway 1994).

 

Vaak moet er, vooraleer er in een gebied geïnvesteerd zal worden, eerst aangetoond worden dat er een aanvoer van toeristen is naar dat gebied, maar het gebied zal pas voldoende toeristen aantrekken als er voor de toeristen voldoende faciliteiten voorzien worden. Pas als aangetoond kan worden dat het toerisme in die streek succesvol is dan zullen de private en publieke ondernemingen verder investeren in het gebied. Dit fenomeen wordt door de economisten omschreven als het ‘accelerator concept (Holloway 1994).

 

4.2    Ecologische impacts van het toerisme.

 

Geen enkele economische bedrijvigheid is zo afhankelijk van een mooi en ongeschonden milieu, een vrijwel ongerepte natuur, … als het toerisme. Nog steeds zijn de meest populaire reisbestemmingen die met proper zwemwater, verzorgde stranden, prachtige natuur, etc. Echter, een overdaad aan toerisme schaadt. Doordat toeristen weinig of niet wakker liggen van het 'behoud van biodiversiteit’ of van het 'behoud van het milieu' in het algemeen, ligt het vrij voor de hand dat het toerisme een nadelige impact heeft op het milieu.

 

Gedurende de jaren ’60 en ’70 werd er een steeds groeiende bekommernis geuit omtrent de ecologische impacts van het toerisme. De mensen realiseerden dat de toeristische industrie de mogelijkheid had om bestemmingsgebieden gedeeltelijk of volledig te veranderen op een negatieve wijze. Zo veroorzaakt het toerisme op grote schaal vervuiling van de bestemmingsgebieden, vernietiging van fauna en flora, een toenemende urbanisatie, overbevolking, etc.  (Fennell 1999).

 

Zelden of nooit wordt er door de toeristen stilgestaan bij de impacts die ze hebben op het milieu, waardoor de aantrekkelijkheid van de toeristische bestemmingen sterk aangetast wordt. De impacts die de toeristen hebben op het milieu en de omgeving zijn nochtans niet gering in aantal: (Jacobs 1995)

 

 

4.3    Sociaal-culturele impacts van het toerisme.

 

De impact die het toerisme heeft op een omgeving is niet enkel afhankelijk van het aantal toeristen, maar ook van het type toeristen die door een gebied aangetrokken worden. Zo zijn massatoeristen minder geneigd om zich aan te passen aan de lokale culturen, terwijl onafhankelijke toeristen of rugzaktoeristen zich eerder neutraal zullen gedragen tegenover een vreemde cultuur, en deze minstens zullen respecteren. De aanpassing van de verschillende soorten toeristen aan de lokale normen wordt goed weergegeven in het model van Valene Smith (1992). Een ‘explorer’ (= ontdekker) zal zich onmiddellijk goed aanpassen aan een vreemde cultuur omdat zijn voornaamste interesse het ontmoeten en begrijpen van mensen van vreemde culturen is. Afgelegen gebieden worden heden ten dage steeds meer uitgerust voor rijke reizigers. Echter naarmate er meer rijke reizigers naar een gebied trekken, zal ook de criminaliteit in die gebieden toenemen (dit is reeds een groot probleem geworden in gebieden van het Middellands-Zeegebied, Latijns-Amerika, de Carraïben, etc.).

 

Gebaseerd op Doxey’s werk (1975), een analyse van de impact die het toerisme heeft op de lokale bevolking en haar omgeving, mag er uitgegaan worden van het feit dat er vier opeenvolgende stadia te beschouwen zijn in de manier waarop de lokale bevolking zich opstelt tegenover de toeristische industrie. De vier stadia van Doxey’s ‘Irridex’ model (= 'Index of Irritation') – van het verband tussen de groei van het toerisme en de stress erdoor veroorzaakt op de lokale bevolking – zijn:

 

 

Een opmerkelijk voorbeeld van een impact, van het toerisme op de traditionele waarden, is het zogenaamde ‘demonstration effect (Fennell 1999), waarbij de lokale consumptiepatronen veranderen om het consumptiepatroon van de toeristen te imiteren (ondanks het feit dat de lokale bevolking slechts één zijde van de toeristen te zien krijgen, welke niet representatief is voor de waarden die ze thuis vertonen).

 

Ryan (1991: 164) identificeerde een aantal belangrijke factoren, die ook als indicatoren gebruikt kunnen worden, waarmee de mogelijkheid op een sociale impact in een bepaalde toeristische regio herkend en voorspeld kan worden. Deze indicatoren zijn o.a.:

 

 

Door het CEC[11] (1993) wordt echter wel gesteld dat de toekomstige impact en druk van de toeristische ontwikkeling voornamelijk zal komen te liggen op de natuurlijke omge-vingen en hulpbronnen (land, water, lucht, …) en op de infrastructuur (transportin-frastructuur en afvalwaterverwerking). Vooral het toenemende kust- en het eilandtoerisme zorgen ervoor dat de beleidsmakers zullen moeten zoeken naar eventuele oplossingen om de druk op natuur en omgeving te verminderen (Priestley et al. 1996).

 

Zo werd bijvoorbeeld beslist door het autonome bestuur van de Spaanse Balearen[12] (een roodgroene coalitie) om een omstreden toeristenbelasting in te voeren (de Spaanse Regering is van mening dat deze maatregel in strijd is met de grondwet omdat er sprake is van dubbele belastingheffing. Een uitspraak van het Spaans Constitutioneel Hof kan nog jaren op zich laten wachten, maar in afwachting van een definitief oordeel mag de belasting toch worden geheven). Vanaf 1 januari 2002 moeten de toeristen tussen 0,25 en 2 euro per dag bijbetalen om van de zon te kunnen genieten op de Balearen. De opbrengsten van deze toeristentaks worden gebruikt voor milieuprojecten en voor de modernisering van de toeristeninfrastructuur. Ondertussen is deze toeristenbelasting reeds opnieuw afgeschaft door de nieuwe conservatieve regering. De leider van de conservatieve partij, en de vele toeristische bedrijven waren van oordeel dat deze belasting de toeristen afschrikte.

 

Ondanks het feit dat de druk van het toenemende toerisme voornamelijk negatieve effecten veroorzaakt op natuur en omgeving, mogen we echter ook niet uit het oog verliezen dat er ook positieve kanten zijn aan het toenemende toerisme. Meer bepaald worden er investeringen gedaan, om aan de grotere toevloed van toeristen te kunnen voldoen, die ook ten goede kunnen komen aan de lokale bevolking (beter transport, betere afvalwaterbehandeling, betere infrastructuur, …). Verder kan er bij de lokale bevolking ook het bewustzijn groeien dat behoud van natuur en cultureel erfgoed zeer belangrijk is naar de toekomst toe.

 

Het is vooral als gevolg van de negatieve effecten van de hedendaagse toeristische activiteit dat de beleidsmakers op zoek zijn naar alternatieve vormen van toerisme welke de natuur, de omgeving, de culturele waarden, … hoog in het vaandel houden en deze zoveel mogelijk in hun geheel en originele vorm trachten te behouden.

 

 

5.   Toerisme en stedelijke ontwikkeling.

 

De laatste twee decennia is er een toenemende belangstelling waar te nemen vanwege de toeristen met betrekking tot het stedelijk toerisme, maar ook vanwege de stedelijke overheden bestaat er een groeiende aandacht voor het toerisme en recreatie als belangrijke attractiepolen en groeisferen voor de stedelijke economie (Delannoy 2002).

 

Enerzijds hebben de binnenlandse en buitenlandse toeristen een groter wordende belangstelling voor de steden als gevolg van: (Delannoy 2002)

 

 

Anderzijds bestaat er vanuit de stedelijke overheden een groeiende interesse om toerisme aan te trekken vanwege: (Delannoy 2002)

 

 

De laatste decennia kampen vele steden met dezelfde problemen die te plaatsen zijn onder de noemer van decentralisatie. Meer bepaald de decentralisatie van de bewoners van de centrale stadsgedeelten naar de periferie (enkel een kleine groep minder welstellende bewoners blijft in het centrale stadsgedeelte wonen), de decentralisatie van de werkgelegenheid (waardoor ongebruikte, 'open' terreinen overblijven in de stad) en de decentralisatie van de winkelfunctie vallen onder deze noemer. Deze problemen brachten een groeiende aandacht met zich mee, vanwege de stedelijke overheden, met betrekking tot planning en stadsvernieuwing, waarbinnen de kantoorsector en het toerisme een belangrijke rol spelen. Naar aanleiding van het oplossen van de problemen, de concurrentie tussen de steden, de pogingen om de uitgaven van bezoekers in de stad te houden, het aantrekken van nieuwe investeringen, … werden in de centrale stadsgedeelten nieuwe musea en andere cultuurvoorzieningen gebouwd (Delannoy 2002).

 

Voorbeelden van strategieën die kunnen toegepast worden zijn: (1) 'Festival market places' (zoals bijv. de megawinkelcentra CentrO in Oberhausen en Colombo in Lissabon), (2) Waterfrontvernieuwingsprojecten (zoals bijv. Port Vell in Barcelona waarbij een winkelcentrum, restaurants, een bioscoop, een aquarium, een uitgaanscentrum, … er in de plaats kwamen van de pakhuizen), (3) Vlaggenschipprojecten (zoals bijv. de 'Stad van de Kunsten en de Wetenschappen' in Valencia) en (4) 'Cultural Quarters' (zoals bijv. Euralille te Rijsel en het nieuwe concertgebouw te Brugge) (Delannoy 2002).

 

6.   Besluit.

 

In dit hoofdstuk werd uitgegaan van het begrip 'internationaal toerisme', om via de relatie tussen toerisme, recreatie en vrije tijd te komen tot een definitie van toerisme. Vervolgens werden de impacts van het toerisme geanalyseerd, om uiteindelijk te eindigen bij de rol die het toerisme kán spelen bij een stedelijke ontwikkeling.

 

Volgende gegevens kunnen uit dit hoofdstuk als vaststaand beschouwd worden:

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Vrij besteedbaar inkomen = het inkomen dat overblijft, en aldus naar eigen wil kan uitgegeven worden, na aftrek van de belastingen, de kosten voor huisvesting en de kosten voor het voorzien in de basisbehoeften.

[2] Definitie van een "internationale toerist" wordt op pag. 11 gegeven.

[3] World Tourism Organization.

[4] WTO’s lange termijnvoorspelling van de toeristische ontwikkeling tot het jaar 2020.

[5] Percentage van het totaal aantal aankomsten in de gehele wereld.

[6] Betreft de vergelijking van bijvoorbeeld de uitgaven van Fransen in het buitenland met de uitgaven van bui-tenlandse toeristen in Frankrijk.

[7] Vakantie wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (Nederland) omschreven als "een periode van 5 dagen of meer met tenminste 4 opeenvolgende overnachtingen buiten de eigen woning doorgebracht voor re-creatieve doeleinden (verblijf bij familie en/of kennissen wordt hierbij niet meegerekend)" (Delannoy 2002).

[8] Association Internationale d’Experts Scientifiques du Toerisme.

[9] OESO = Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

[10] World Travel and Tourism Council.

[11] Commission of the European Communities.

[12] Omvat de eilanden Mallorca, Menorca, Ibiza en Formentera.