In dienst van Kerk en Grens. Politieke, sociale en economische knelpunten in de geschiedenis van de Wervikse grensarbeiders (1900-1939). (Steven Masil)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

III. De 'Groten Oorlog' (1914‑1918)

 

1. De aangekondigde aanval

 

Op 31 juli 1914 mobiliseert België nadat Duitsland een ultimatum naar Frankrijk en Rusland gestuurd heeft.  De Duitse legereenheden staan paraat om, langs België, Frankrijk aan te vallen.  De Fransen beloven de Belgen de neutraliteit van België niet te schenden.

België had in 1839 het neutraliteitsstatuut gekregen.  Bij een eventuele oorlog tussen verschillende mogendheden zou België zich neutraal opstellen.  Het dient eveneens als buffer tussen Frankrijk en Duitsland.

In januari 1904 heeft Wilhelm II, keizer van het Duitse Rijk, bij een bezoek van Leopold II, er op gewezen dat een conflict met Frankrijk onafwendbaar was.  De Belgische koning werd toen de 'terugschenking van Frans-Vlaanderen' beloofd als hij aan Duitse zijde zou strijden.

In 1913 ontving Wilhelm II koning Albert I in Potsdam.  Hij verklaarde dat de oorlog met Frankrijk nakende was.  De keizer vroeg naar de houding van Albert.  Hij antwoordde vastberaden dat België neutraal zou blijven.  Bij een schending van dit statuut zou de Belgische manschappen het land tot het uiterste verdedigen[221]).

 

Koning Albert I onderneemt nog een wanhoopspoging, gericht aan Wilhelm, om de oorlog te vermijden.  De Duitse keizer negeert het bericht, sterker nog, hij stuurt op 2 augustus een ultimatum naar de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Davignon.  Hij maakt het bericht over aan de koning die het op zijn beurt voorlegt op de samengeroepen ministerraad.

Wilhelm eist namelijk met zijn troepen door België te mogen trekken om Frankrijk aan te vallen.  De Belgische ministers weigeren dit toe te staan.  Iedereen is het er roerend over eens, het ultimatum is een schande[222]).

Een dag na het versturen van het ultimatum vallen de eerste Duitse manschappen België binnen.  De veldslag kan beginnen[223]).

 

Na de val van de vestingen Luik en Antwerpen rukken de Duitse legers snel op.  Ze worden uiteindelijk tot staan gebracht voor de IJzervallei nadat deze blank gezet werd.  Beide legers graven zich in en de stellingenoorlog zal de oorlog beheersen, niet alleen in Belgie maar ook in Frankrijk waar de Duitse troepen tot staan gebracht worden.

De Belgische koning vestigt zich als opperbevelhebber van het leger in De Panne, zijn regering in Le Havre (F. ).  Jarenlang zal er tussen hen een discussie gevoerd worden over het al dan niet behouden van het neutraliteitsstatuut[224]).

 

 

2. Wervik en de Eerste Wereldoorlog

 

A. Het eerste contact met het oorlogsgeweld

Op 4 october 1914 worden de eerste Duitsers gesignaleerd aan de Leiebrug in Wervik.  Enkele patriotten openen het vuur.  De Duitse patrouille maakt rechtsomkeer.

De dag erop komt een grotere groep ruiters de stad belagen vanuit Wervicq-Sud.  Enkele mensen worden tijdens de beschietingen gedood en verschillende huizen staan in brand.

Tegen de valavond steken de Duitse soldaten de grens over en verspreiden zich over de straten van de binnenstad.  Enkele mensen worden uit hun huizen gehaald en als gijzelaars ondergebracht in de kerk van Wervicq-Sud.

Vele Wervikse inwoners zijn gevlucht tijdens de eerste beschietingen.  De angst werd hen teveel en zij hebben de benen genomen.  De mensen die nog in de stad zijn, helpen de brandweerlui met het blussen van de verschillende brandhaarden.

Nadat het enigszins rustig geworden is in de stad, komen de gijzelaars opnieuw op vrije voeten.

 

Op 29 october 1914 vestigt het 15de 'Armeekorps' van Straatsburg van generaal von Diemling zich in Wervik.  Het huis van Théophile Godtschalck in de Kerkstraat dient als Duits hoofdkwartier.  Verdeeld over het Belgische en het Franse stadsgedeelte bevindt zich eveneens het Beierse 2de 'Armeekorps'.  Er is ook nog de 1ste Saksische Divisie. 

Zij hebben hun hoofdkwartier in het kasteel van Paul Ferrant in de Kasteelstraat.  Tussen de Beierse en de Saksische groepen komt het, omwille van [etnische] meningsverschillen, soms tot wrijvingen[225]).

Het 'Ortskommandantur' wordt geïnstalleerd in de café 'Hôtel des Pompiers' van Alphonse Catry op de hoek van de Donkerstraat en de Nieuwstraat, goed verscholen in de dichtbebouwde stad[226]).

 

B. De sociale organisatie

 

De industrie in de bezette gebieden wordt lam gelegd door de enorme opeisingen van de bezetter.  Natuurlijk gevolg van deze situatie is de enorme werkloosheid.

Met de ravitaillering van de bevolking gaat het heel moeilijk.  Reeds tegen het eind van 1914 zijn de stocks uitgeput en dreigt de hongersnood voor 100000den Belgen.

In october 1914 wordt, na instemming van de Duitsers, een 'Nationaal Hulp- en Voedingscomité' opgericht door de Belgen Ernest Solvay en Emile Francqui.  Vanuit de Verenigde Staten voeren zij levensmiddelen aan die bedoeld zijn voor de Belgisch inwoners[227]).

 

Met de komst van de Duitsers is ook een einde gekomen aan de grensarbeid tussen Wervik en Wervicq-Sud.

Op 27 oktober heeft de Duitse legerleiding de opdracht de fabrieken uit Wervicq-Sud grotendeels leeg te maken en ter beschikking te stellen van Duitse soldaten en paarden[228]).  In de voormalige bedrijven worden paardenstallen, badinstallaties, werk- en slaapplaatsen ingericht.  Duitsers vernietigen systematisch alle getouwen en stoommachines.  Alles wat van hout is, wordt gebruikt als verwarming.  De metalen voorwerpen worden gesmolten om te verwerken tot oorlogsmateriaal[229]).

Wervik en Wervicq-Sud worden ingericht als rust-, ravitaillerings- en verbindingsplaats.  Verschillende telefoonscentrales worden opgericht. 

 

Wervikanen worden massaal opgevorderd om vuile karweitjes op te knappen.  In november 1914 moeten opgevorderden in een weide 500 Duitse en 20 Engelse lijken begraven[230]).  De opgeëiste mannen uit Wervik worden ondergebracht in de fabrieken van Halluin, Bousbecque, Roncq, Tourcoing en Roubaix waar ze ingezet worden voor o. a. het graven van loopgraven[231]).

De onbewoonde huizen moeten opgekuist worden door de brandweer[232]).

 

De bezetter wint ook inlichtingen in over de bevoorrading van de Wervikse bevolking.  In de stad wordt in december 1914 een afdeling van het 'Nationaal Hulp- en Voedingscomité' opgericht[233]).  Daarnaast is er nog een afdeling dat de naam draagt 'Kommissie van Volkssoep'[234]).  63% van de bevolking zou beroep doen op deze instelling.

De leden van beide commissies vergaderen in de school van de Broeders Maristen om de toestand in de stad te bespreken[235])

Vanaf april 1915 kan Verhaeghe zijn taak als burgemeester en voorzitter van het 'Hulp- en Voedingscomité' niet meer uitoefenen omwille van een ernstige ziekte.  Jean-Baptiste Dumont neemt als eerste schepen van de stad het burgemeestersschap op zich[236]).  Op 12 mei 1915 overlijdt August Verhaeghe tot grote spijt van de Wervikse katholieke wereld.

 

Ook de jongensschool in de Magdalenastraat en de meisjesscholen in de Koestraat en de Grauwe Zusterstraat worden ingenomen als lazaret[237])

De 'Ortskommandant' von Sprüner voert in mei 1915 de schoolplicht in.  Een deel van de meisjes kan terecht in de school van de Grauwe Zusters, een ander deel van hen in de huizen van de advocaat Charles Van Elslande en bij dokter Dumont, de jongens zullen grotendeels les volgen in de St. ‑Medarduskerk.  Zo hoopt von Sprüner de kinderen weg te kunnen houden van de Duitse soldaten[238]).

 

De eerste helft van 1915 blijft relatief rustig en de Duitse leiding neemt rustig de tijd om alles te organiseren.

Hoofddokter Kuhn bepaalt de medische organisatie in de 'Garnison Wervick'.  De minder begoede zieken kunnen in een speciale afdeling in de werkplaats 'Jeanne d'Arc[239])' in de 'rue de l'Industrie' en 'rue de Comines' in Wervicq-Sud of voor de Belgen in de 'Ortskrankenstube' op het St. -Maartensplein.

Blijkbaar heeft de bezetter af te rekenen met een tyfusepidemie onder de burgerbevolking want het Geesthuis of ouderlingentehuis in de Koestraat wordt voornamelijk gebruikt om zulke patiënten te verzorgen.  Dokter Henri D'Hondt zal de leiding nemen over de verzorging in het 'Greisenasyl'.  De dokters D'Hondt, Dumont en Bevernaege krijgen duidelijke instructies over wat ze moeten doen als een verdacht individu zich meldt voor verzorging[240])

 

De 10300 inwoners zitten geplaagd met de duizenden Duitsers die gevestigd zijn in de stad.  Het 'Nationaal Hulp- en Voedingscomité' ziet met lede ogen toe hoe de soldaten het voedsel stelen van de plaatselijke bevolking.  Hun melk wordt zelfs gebruikt om de paarden mee te voeden[241]).

Overal ontstaan brandhaarden waar de bezetters logeren.

In februari 1915 zijn reeds 15 huizen vernietigd en 180leegstaande huizen geplunderd.  Wekelijks vormt Wervik het doelwit van geallieerde aanvallen.  De toestand lijkt uitzichtloos[242]).

 

Een groot probleem vormt het enorme aantal werklozen.  De fabrieken in Wervicq-Sud worden opgeëist en worden onder andere gebruikt als werkplaatsen voor de Duitsers (ut supra).  Ook de kleinere fabriekjes in Wervik zijn in beslag genomen[243]).

Op 3 mei 1915 telt men Wervikse 3140 werklozen die grotendeels tewerkgesteld waren in de textielfabrieken Cousin frères, Gratry, Vandermeersch & Plovier, Boutemy, Dalle, Vanrullen, Saint-Léger, Catteau père et fils in Wervicq-Sud, de papierfabriek Dalle in Bousbecque en enkele fabrieken in Comines[244]).

Er wordt door het 'Comité' een vast tarief opgesteld voor de werklozen die niets anders hebben dan de werklozenbijstand van de stad. 

Is er in het gezin één werkloze dan krijgt het gezin 5 Bfr. /week, 9Bfr. voor twee werklozen, 11,5 Bfr. /week voor drie werklozen, . . . 

Daarnaast krijgt een gezin per werkloze, ingeschreven op het 'uitbetalingsblad', 3 broden per week[245]).

Ruime een jaar later is dit bedrag al gestegen tot 21 Bfr. /2 weken, zijn er twee 31,50 Bfr. , zijn er drie 42 Bfr. , met iedere persoon die erbij komst slaat het bedrag op met 10,50 Bfr.

Deze mensen worden vermeld op een lijst, namelijk het 'uitbetalingsblad' of de 'état d'émargement'.  Zo is het mogelijk voor de leden van het 'Comité' om te controleren of de aanvrager van de uitkering wel degelijk nood heeft aan de werklozenhulp[246]).

 

Zo'n 50-tal Wervikanen zijn opgesloten in kampen verspreid over Duitsland als krijgsgevangenen.  Vrederechter Alfons Derreveaux en zijn vrouw hebben zich ingezet om een plaatselijke afdeling van de 'Hulp aan Krijgsgevangen' op te richten[247])

Ze houdt contact met het 'Belgisch Inlichtingenagentschap voor de Krijgsgevangen en de Opgeslotenen' in de Bagattenstraat in Gent over de toestand van de gevangen genomen inwoners van de stad[248]).  Zo verschijnen tussen de dagelijkse aanvragen van kolen en graan, ook lijsten van het aantal pakketten die per gevangene opgestuurd worden[249]).

 

De bevoorrading loopt wel niet altijd van een leien dakje[250]). Verschillende mensen klagen over te weinig voedsel of het stelen van voedsel door de bezetter.  Het wordt er niet makkelijker op als mensen uit de frontstreek - voor Wervik is dat vooral uit de buurt van Zandvoorde - afzakken achter de frontlijn[251]).

De Duitse bezetter zorgt vanaf 4 augustus 1915 dat tweemaal per week een markt van levensmiddelen georganiseerd wordt.  De inwoners kunnen dan iedere woensdagmorgen en zaterdagmorgen inkopen doen en voorraad opslaan want het gebeurt soms dat ze niet uit hun huis kunnen omwille van de Engelse beschietingen[252]).

In december 1915 komen zelfs enkele bommen terecht op de munitieopslagplaatsen op het kerkhof[253]).  Tijdens de daaropvolgende jaren zal Wervik geregeld onder vuur genomen worden[254]).

Door de beschietingen moet het St. -Janshospitaal ontruimd worden.  Het 'Geesthuis' is volzet en ongeduldig zoekt men naar plaatsen voor een lazaret.  Uiteindelijk zal het St. -Paul in de Duivenstraat opgeëist worden en kunnen de zieken en gewonden daar terecht[255]).  In 1915 worden ruim 3000 gewonden en 300 doden naar Wervik overgebracht uit de streek rond Zandvoorde en Mesen[256]).

Vreemdelingen en opgeëiste inwoners worden constant ingezet om gevaarlijke opdrachten uit te voeren.  In 1916 meldt men zelfs Russen in de stad die karweitjes voor de Duitsers op te knappen[257]).

 

Ondanks de penibele situatie en de nood tot samenwerking lijkt het tussen de verschillende partijen van Wervik niet te lukken.

Op nationaal vlak streeft koning Albert ernaar een 'Union Sacrée' of een 'Godsvrede' tussen de katholieke, liberale en socialistische partij te creeëren[258]).

 

In Wervik lukt deze droom van de politieke drie-eenheid niet.

De gemeenteraad in Wervik is homogeen katholiek.  Ook de 'instellingen van openbaar nut' zijn grotendeels bevolkt met katholieken. 

De socialistische voorman Emile Vanraes beschuldigt meermaals het bestuur van het 'Hulp- en Voedingscomité' van gesjoemel.  De verdeling van een aantal producten zou onregelmatig verlopen en bepaalde mensen zouden volgens hem bevoordeligd worden[259]).

Voorlopig zetelt enkel Pierre Bleick als socialist in het uitvoerend 'Comité'.  Vanraes wil dat er leden van de socialistische ziekenbond 'De Werkman' toegelaten worden bij het 'Comité'[260])

 

Vanaf 1917 neemt het aantal bombardementen toe en de situatie in de stad is meer gespannen.  Eind mei 1917 moeten de inwoners van de buurgemeente Comines (B. ) hun stad verlaten.

Ondertussen verschijnen affiches in Wervik dat iedere inwoner zich klaar moet maken voor de evacuatie[261]).  Er heerst paniek in de straten van de stad.  Mensen pakken het nodige in en zetten alles wat ze kunnen meenemen klaar om te vertrekken.  Wijk per wijk wordt ontruimd en onderzocht[262]).  Zwaar beladen trekken de eerste mensen weg op karren en wagons naar veiliger oorden[263])

Tijdens de eerste weken van juni 1917 wordt de volledige stad geëvacueerd.  Enkel de inwoners van de wijk Laag-Vlaanderen dat enkele kilometers buiten de stad ligt, mogen blijven.

 

De vluchtelingen uit Wervik vestigen zich voornamelijk in Oost-Vlaanderen, Brabant en Limburg[264]).

Tijdens maanden volgend op het vertrek wordt Wervik dagelijks onder vuur genomen.  Honderden huizen worden door brand vernield.  Op 3 september brandt de fabriek Cousin frères voor een groot gedeelte af.  Niet alleen deze fabriek maar ook de andere zullen te lijden hebben onder de voortdurende beschietingen (ut infra).

De Duitse bezetter neemt alle metaal in beslag.  Zo worden op 2 juli 1917 de klokken uit de toren van de St. -Medarduskerk neergehaald om die dan te verwerken tot oorlogsmateriaal.

De leegstaande huizen worden geplunderd[265]).

Het houten raamwerk van de daken van vele huizen verdwijnen omdat de Duitsers het gebruiken als brandhout.

 

Het laatste opmerkelijke feit tijdens de Eerste Wereloorlog voor de stad Wervik is het 'bezoek' van keizer Wilhelm.  Hij zou op 11 april 1918 doorrijden tot het front.  Hij wordt in Wervik evenwel opgehouden door de 'vliegtuigbommen. ' Geen enkele Wervikaan kan getuigen van dit bezoek maar de Kortrijkzaan De Béthune meldt het wel in zijn dagboek[266]).

 

 

3. De bevrijding en de vrede

 

Vanaf september 1918 schuiven de Engelsen op vanuit Mesen naar Wervik.  Tussen 30 september en 4 october 1918 strijdt het 2de Engelse leger om de rivier de Leie.  Uiteindelijk zal dit leger Wervik bevrijden.

 

Eind november 1918 keren de eerste inwoners terug naar de stad.  Als ze geluk hebben staat hun huizen er nog, anders is hun eerste werk puin ruimen is en zoeken naar een overnachtingsplaats.

Op Kerstmis wordt een voorlopig stadsbestuur ingericht (ut infra) en het St. -Pol in de Duivenstraat dient als noodkerk.

 

De balans van het menselijk leed kan na op het einde van 1918 opgemaakt worden.  57 Wervikse soldaten stierven tijdens de strijd en 45 burgers lieten het leven tijdens de bombardementen en beschietingen.

Tientallen mensen zijn nog opgesloten in de Duitse strafkampen.  Duizenden Wervikanen wonen nog verspreid over het ganse land.

De problemen en de ellende lijken onoverzichtelijk.  Er is heel wat werk voor de boeg[267]).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[221])LUYKX Theo en PLATEL Marc, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot 1944, Antwerpen, Kluwer, 1985, p. 260‑261.

[222])DEBOOSERE Sabine, Monarchie en Macht, België en zijn koningen, Brussel, BRTN-Instructieve Omroep, 1992, pp. 78‑79.

[223])LUYKX Theo en PLATEL Marc, Ibid.

[224])Gesprek met Van Louwe C. , 11/11/1997 & SCHEPENS Luc, Koning Albert en de Vrede (1915‑1918), in: Handelingen van het Colloquium 'Koning Albert'.  Nationale herdenking van de honderdste verjaring van de geboorte van koning Albert, 1875‑1975, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1976, pp. 83‑85.

[225])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , pp. 50‑56 & 1914‑1918: wat schreven de kranten. . . , in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie.  Jaarboek 1984, pp. 7‑10.

[226])DEFRANCQ R. , Op Cit. , pp. 50‑56 & 1914‑1918: wat schreven de kranten over Wervik en omstreken, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie.  Jaarboek 1984, pp. 7‑10 & p. 18.

[227])LUYKX Theo en PLATEL Marc, Op. Cit. , p. 271.

'Het Nationaal Hulp- en Voedingscomiteit, gesteund door de Amerikaansche commissie, heeft tot doel: a) aan de Belgische bevolking de spijzen te verschaffen, die voor haar behoeften noodig zijn; b) de ongelukkige bevolking te steunen door de opbrengsten van inschrijvingen of giften onder de armsten te verdeelen. ' (SAW, Bevoorrading 1914‑1918, Aanwijzingen voor de Gewestelijke, Kantonale en Gemeentelijke Comiteiten van Oost-Vlaanderen, februari 1915.

[228])SAW, Algemene briefwisseling 1914‑1935, geschreven nota, 27/10/1914.

[229])DEFRANCQ R. Op. Cit. , p. 56.

[230])VAN HOONACKER E. , Kortrijk '14‑'18.  Een stad tijdens de Eerste Wereldoorlog, Oudenaarde, Sanderus nv, 1994, p. 240.

[231])DEFRANCQ R. Ibid.

[232])Ibid. , december 1914.

[233])Onder de Wervikse bevolking verstaan de Duitsers zowel de inwoners van Wervicq-sud als die van Wervik.  (Ibid. , 23/12/1914)

In het bestuur van het 'Voedingscomité' zetelen schepen Jean-Baptiste Dumont - nadat hij de plaats heeft ingenomen van de ondertussen overleden August Verhaeghe - als voorzitter, August Dervaux als schatbewaarder en Vancoppenolle Alfred als secretaris.  Het uitvoerend comité bestaat uit de vrederechter Alphonse Derreveaux, dokter Henri D'Hondt, de grondbezitter Théophile Godtschalck, de handelaar Richard Degroote, arbeider en zaakvoerder van de socialistiche coöperatieve 'De Werkman' Pierre Blieck, de brouwer en toekomstig burgemeester Paul Leroux, de handelaar Edmond Lootens, de schepen Jules Vanraes, de olieslager Léon Delva, de advocaat Charles Van Elslande, de handelaar Paul Castelain, de onderpastoor Henri Godderis, de industrieel Paul Ferrant, de winkelier Achille Catry en de handelaar Sigier Denie.  (SAW, Bevoorrading 1914‑1918, Ville de Wervicq, Composition du Comité de Secours et d'Alimentations, s. d. & Algemene Briefwisseling 1914‑1935, Brief van Pierre Blieck aan het 'Comité voor bevoorrading', 11/02/1915)

[234])Ibid. , 11/04/1917.  In deze commissie zetelen Leon Bonnier, Jules Vanraes, A. Vandergeyde, Charles Van Elslande, Paul Leroux, O. Verbrugghe en Charles Gryson.

[235])DEFRANCQ R. , Ibid.

[236])SAW, Gemeenteraadsverslag van de stad Wervik, 07/05/1915.  Het statuut van Jean-Baptiste Dumont als eerste schepen die de functie van burgemeester uitoefent, wordt na de oorlog vervangen door een volwaardig statuut als burgemeester (ut infra).

[237])SAW, Ibid. , 14/01/1915.

[238])SAW, Id. , 27/04/1915; Oorlogsdagboek van Zuster Marie-Françoise, in: Id. , p. 160 & BAILLEUR Roger, Het Kloostertje, in: Id. , Jaarboek 1988, p. 77.

[239])Met de werkplaats 'Jeanne d'Arc' wordt hoogstwaarschijnlijk bedoeld de fabriek Dalle.  Tijdens de oorlog kunnen kinderen verhuizen naar veiliger oorden.  Vooraleer ze overgeplaatst worden, krijgen ze instructies bij de 'verpleging nE 9, fabriek Dalle'. (Ibid. , 25/09/1915)

[240])SAW, Bevoorrading 1914‑1918, Instructies van Prof Dr. Kuhn, 1915.

[241])SAW, Id. , Klacht van onbekende, 08/12/1914.

[242])SAW, Bevoorrading 1914‑1918, Inlichtingen van het 'Comité de Secours et d'Alimentation du Sud de la Flandre Occidentale', 11/02/1915.

[243])Onder de kleinere bedrijven vinden we Brysse die 20 werknemers had, Demyttenaere Hubert 30, Deny 20, Vandewinckele Jules 5, Degroote Richard 20, Dorny 25, Delbeke Remi 25 en Van Elslande Hubert 5.  Samen heeft de Wervikse industrie tijdens de vooroorlogse periode werk aan 150 arbeiders.  De industrie in Wervicq-Sud levert werk voor 1830 mensen met als absolute topper Cousin frères.

[244])SAW, Bevoorrading 1914‑1918, geschreven nota over het aantal werklozen, 03/05/1915 en geschreven nota over het aantal arbeiders per bedrijf voor de oorlog, 28/02/1915.

[245])SAW, Id. , Barême de Secours par Semaine, 1915.

[246])SAW, Id. , Werklozenhulp, uitbetalingsblad, s. d.

[247])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 57.

[248])SAW, Id. , Brief van 'Belgisch inlichtingenagentschap voor de Krijgsgevangenen en de Opgeslotenen' aan de burgemeester van Wervik, 08/05/1916 & 01/07/1916.

[249])SAW, Id. , geschreven nota, 1915.

[250])SAW, Algemene Briefwisselingen 1914‑1935, Ongeadresseerde brief, 08/07/1915.

[251])SAW, Id. , Nota over verschillende klachten, 25/09/1915.

[252])SAW, Id. , Melding van het 'Ortskommandatur', 28/07/1915.

[253])VAN HOONACKER, Op. Cit. , p. 248 & 268.

[254])DEFRANCQ R. , Op. Cit. , p. 61‑62.

[255])SAW, Id. ,, 27/01/1916.

[256])DEFRANCQ R. , Ibid.

[257])SAW, Id. , geschreven nota, 31/05/1916.

[258])In augustus 1914 stelt hij 3 ministers van Staat aan waaronder - voor de eerste maal in de Belgische politiek - een socialist, namelijk Emile Vandervelde.  In januari 1916 worden de drie staatsministers uiteindelijk in de regering opgenomen.  De Belgische koning is tevreden over deze beslissing.  Hij meent dat op deze manier alle stemmen van België verenigd zijn in één regering.  (SCHEPENS Luc, Koning Albert, Charles de Brocqueville en de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, Tielt, Lannoo, 1982, pp. 21‑24; DEBOOSERE Sabine, Op. Cit. , p. 139 & LUYKX Theo en PLATEL Marc, Op. Cit. , pp. 266‑267)

[259])SAW, Id. , Brief van de voorzitter van de ziekenbond 'De Werkman' aan de burgemeester en voorzitter van het 'Hulp- en Voedingscomiteit', 02/06/1916.

[260])SAW, Id. , 1917.

[261])DEFRANCQ R. Op. Cit. , p. 62.

[262])VAN HOONACKER E. , Op. Cit. , p. 301.  Zo verlaten de inwoners van de wijk rond het station de stad op 7 juni 1917.  (Oorlogsdagboek van Zuster Marie-Françoise, in: Ibid. )

[263])Op woensdag 6 juni meldt men in Kortrijk 800 burers die uit Wervik gevlucht zijn en 200 daarvan zijn ondertussen in Kortrijk aangekomen.  (VAN HOONACKER E. , Op. Cit. , p. 301)

[264])Het dagboek van August Dervaux die na 1917 woont in Laag-Vlaanderen levert nog gegevens op over de toestand in Wervik na de ontruiming.  (DECOCK Walter, Oorlogsherinneringen 23 juni‑3 september 1917, in: Verslagen en Mededelingen van de Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik.  Jaarboek 1993, pp. 17‑75)

[265])DECOCK Walter, Ibid.

[266])VAN HOONACKER E. , Op. Cit. , p. 343 & p. 356.

Het lijkt me interessant om de aanwezigheid van de keizer te melden omdat geen enkel historisch verslag uit Wervik het ooit heeft gedaan.

[267])Geschiedenis van Wervik, periode 1914‑1918, Wervik, STOC (Onuitgegeven monografie), s. d. , pp. 15‑30.