Les Congrès national wallon: een persstudie. (Davy Van Assche)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding en probleemstelling

 

1. Woord vooraf

 

We leven in een land met een federale structuur waar de communautaire problemen nooit ver weg zijn: het tijdskrediet, de spijtoptanten, de staatshervorming, de taalproblematiek in de Rand en Brussel, het njet van de PS, de geldtransfers, etc…. Waarom kiest een student uit Vlaanderen, om zijn thesis te schrijven over het soms niet zo heel populaire, en vaak onbekende Wallonië? En dan nog niet zomaar gewoon over Wallonië, maar over het nationalisme in het zuidelijke deel van ons land. Ik denk dat niet heel veel mensen uit Vlaanderen en Wallonië veel weten over elkaars geschiedenis. Mede hierom is het niet eenvoudig om de communautaire problemen te begrijpen, laat staan ze op te lossen. De doelstelling van deze thesis is helemaal niet al deze problemen op te lossen. Ik wil alle geïnteresseerden een overzicht te bieden van de Waalse Beweging.

 

 

2. Onderwerpskeuze

 

Net zoals er in Vlaanderen een Vlaamse Beweging bestaat, bestaat er in Wallonië een Waalse Beweging, Le Mouvement Wallon. De meeste studenten die hun thesis wensen te wijden aan nationalisme kiezen meestal voor een thema uit de brede Vlaamse Beweging. In de Vlaamse Beweging zijn er verschillende strekkingen: een onafhankelijk Vlaanderen, een federaal België met meer autonomie voor Vlaanderen, een Groot of Heel-Nederland, etc…. Sommige bewegingen vinden de taalstrijd het belangrijkste, terwijl anderen dan begaan zijn met meer dan enkel het behoud van die taal. Dan zijn er eveneens nog de conservatieve en de progressieve strekkingen. En ga zo maar door. In de Waalse Beweging zijn er eveneens verschillende tendensen en strekkingen.

Welke periode uit de geschiedenis van de Waalse Beweging had ik graag behandeld, en hoe kwam ik er nu toe om ze te behandelen? Na een gesprek met mijn promotor professor Bruno De Wever werd het al snel duidelijk dat ik eerst wat algemene literatuur moest doornemen over de Waalse Beweging. Wanneer ik mij voldoende geïnformeerd had over de verschillende periodes heb ik contact opgenomen met mevrouw Chantal Kesteloot van het SOMA. Zij is zeer goed op de hoogte van het reilen en zeilen in de Waalse Beweging. Chantal Kesteloot heeft ook al enkele goede studies geschreven over Wallonië. Vóór het gesprek met mevrouw Kesteloot was mijn interesse toegespitst op een viertal uiteenlopende periodes:

Het waren dus vier periodes die zowel in de hoedanigheid van thematiek en tijd ver uit elkaar lagen. Na het gesprek op het SOMA werd er besloten dat ik me zou toespitsen op de periode kort na WOII. In mijn tweede kandidatuur aan de UFSIA, heeft Professor Herman Van Goethem een les gedoceerd -bij de politieke geschiedenis van België - over het beruchte congres van 1945. Dat college heeft ook een invloed gehad op mijn keuze om laatstgenoemde periode verder te bestuderen. In de bestaande literatuur wordt er relatief veel gesproken over het CNW van 1945, maar in mindere mate over de volgende congressen. De reden moet niet ver gezocht worden: in tegenstelling tot het CNW van 1945 zijn de opvolgers minder radicaal.

Aanvankelijk had ik me voorgenomen om enkel de congressen tussen 1945 en 1950 te bestuderen. Na deze periode werd de regelmatigheid, van één congres per jaar, onderbroken. En eveneens omdat de drie volgende congressen minder aanhangers en bezoekers kenden. Mevrouw Kesteloot wees me er op dat het misschien interessant kon zijn om toch nog het CNW van 1959 ook te onderzoeken. Zo kan er nagegaan worden welke evolutie de congressen ondergingen. Ik heb deze raad dan ook ter harte genomen.

 

 

3. Structuur en methodologie

 

Het werd me al snel duidelijk dat er 101 manieren zijn om deze congressen te bestuderen. Toch moest ik er niet lang over na denken op welke manier ik deze wenste te behandelen. Het moest een persstudie worden. Van natuur ben ik iemand die graag verschillende kranten doorneemt. Vooral omdat een krant meer te bieden heeft dan alleen maar informatie over de feiten en gebeurtenissen. Een krant vertelt ons ook iets over de tijdsgeest en de visie van de al dan niet politiek gekleurde kranten. De keuze om een persstudie te maken over deze periode was dus vrij snel gemaakt.

Hoe is deze scriptie gestructureerd? In deel I geef ik een synthese van het Waals nationalisme. Zo krijgt de lezer een historisch kader aangeboden en kunnen de naoorlogse congressen geplaatst worden hun tijdscontext. Dit is niet de enige doelstelling van deel I. Zoals hogerop aangehaald zijn er zoveel boeiende, en voor velen onbekende, periodes in de geschiedenis van het Waalse nationalisme. Aan de hand van de literatuur neem ik de lezer mee door de geschiedenis van de Waalse Beweging. In vogelvlucht welteverstaan.

In deel II zal ik dan elk CNW afzonderlijk bespreken. De naoorlogse congressen zullen verduidelijkt worden aan de hand van literatuur en bronnen. In dit deel worden de exposés van de belangrijkste sprekers samengevat. De lezer krijgt dus een overzicht van de gebeurtenissen en de beslissingen van elk CNW.

In deel III kom ik tot de kern van mijn onderzoek: het personderzoek. Ik zal de reacties in de pers bekijken en analyseren. Mijn aandacht gaat vooral uit naar een aantal concrete vragen:

 

Over de methodologie is er meer info bij het begin van elk deel. Helemaal achteraan vindt u enkele summiere bijlagen: korte biografische gegevens over de sprekers op de naoorlogse congressen; een tabel met het aantal artikels per krant en per CNW; en tenslotte enkele tabellen over het aantal artikels per krant vóór en ná het CNW. Deze laatste twee bijlagen willen even het kwantitatieve onderzoek in de verf zetten.

 

 

4. Historiografie van de Waalse Beweging

 

Wat is er al geschreven over de Waalse Beweging? Hoeveel is er al geschreven? Wie schrijft er vooral over? Waarom schrijft men over de Waalse Beweging? Dit lijstje kan nog worden aangevuld. Daarom lijkt het me nuttig om iets meer te zeggen over de historiografie van de Waalse Beweging. Ik steun mij volledig, tenzij anders vermeldt, op een artikel van Chantal Kesteloot.[1]

 

4.1 Algemeen

 

In 1981 schreef Hervé Hasquin dat de geschiedenis van de Waalse Beweging nog geschreven moest worden. De wetenschappelijke geschiedschrijving over de Waalse Beweging bleef achter. In die periode waren de studies van de Waalse Beweging slechts 5% in vergelijking met de historiografie van de Vlaamse Beweging.[2]

De studie van de Waalse Beweging is momenteel uit de marginaliteit getreden. Hiervoor zijn er twee redenen: ten eerste de internationale belangstelling voor de studie van het nationaliteitenvraagstuk. En ten tweede de institutionele ontwikkelingen in België. De staatshervorming heeft bij vele mensen vragen opgeroepen.

Chantal Kesteloot schreef in 1995 dat er spijtig genoeg nog geen degelijke bibliografie bestond over de Waalse Beweging. Deze lacune is met de EMW opgevuld, maar een kritische bibliografie bestaat er nog niet echt.[3]

Er bestaan vandaag de dag meer overzichtswerken dan in 1981. Maar ze vertonen toch nog wat beperkingen. Het valt ook op dat er vooral wordt geschreven over Brussel en Luik, de andere provincies zijn zo goed als onaangeroerd. De syntheses gaan vooral over: de grote gebeurtenissen en de grote leiders. Welke zijn de sleutelmomenten?

 

a) 1890-1892: De eerste congressen

b) 1898: De stemming van de Gelijkheidswet

c) 1905: Het congres van Luik

d) 1912: De oprichting van de Assemblée Wallonne

e) 1940: La Wallonie Libre

f) 1945: Het CNW

g) 1950: De Koningskwestie

h) 1960-1961: De grote staking

 

Deze sleutelmomenten worden uiteraard het meeste bestudeerd. Maar daarnaast is er ook nog aandacht voor de ‘strijd om Voeren’ en de Brusselse problematiek. Mijn keuze voor de naoorlogse congressen is dus enerzijds cliché, maar anderzijds ook nieuw omdat ik niet alleen het CNW van 1945 bestudeer. Kesteloot benadrukt dat de dynamiek van het CNW verdient uitgediept te worden. De enige synthese die er in 1995 was over geschreven dateerde van 1960 en was van de hand van Fernand Schreurs.[4] In de EMW heeft nu ook Paul Delforge een degelijke samenvatting geschreven over de naoorlogse congressen.[5]

De aandacht voor de grote leiders hangt samen met het biografische genre. Er is een gebrek aan studies over de militanten in het algemeen. Waarom hecht men zoveel belang aan de biografie? Er zijn enkele suggesties: zoekt de Waalse Beweging helden? Is de identificatie met het volk eenvoudiger via grote personen? Mijns inziens heeft het te maken met het feit dat de studie van de Waalse Beweging nog vrij jong is. In een later stadium zal er wel meer aandacht worden besteed aan de gewone militanten.

De pers van de Waalse Beweging is ook van onschatbare waarde. Het is vaak de enige bestaande bron. Mijn scriptie handelt niet over de pers van de Waalse Beweging, maar over hoe de gewone pers schrijft over de Waalse Beweging.

 

4.2 Vlamingen over de Waalse Beweging

 

Wie schrijft er nu over de Waalse Beweging? Zeker niet alleen Walen. Over het algemeen zijn het wel Franstaligen die een binding hebben met regionalisme: Bretoenen, Catalanen, etc…. En er zijn uiteraard ook een aantal Vlamingen die een plaats hebben veroverd in de historiografie van de Waalse Beweging. Dit staat in schril contrast met de geringe belangstelling van de Walen voor de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging.

De Vlamingen waren reeds vroeg geïnteresseerd in de geschiedenis van Wallonië. Vroeger schreven de Vlamingen vooral tégen Wallonië: “surestimation de l’adversaire” en “étudier un adversaire à éliminer” Maar sinds ‘korte tijd’ is de Waalse Beweging ook voor de Vlamingen een waardig studieobject geworden.

Wie zijn nu die Vlamingen? Els Witte was één van de eerste. Zij schreef vooral over de problematiek rond Brussel en over de Brusselaars in de Waalse Beweging.[6]

Guido Fonteyn mag ook niet onvermeld blijven.[7] In zijn boeken geeft hij Vlaanderen een positiever beeld over Wallonië. Of om het met de woorden van de psychologe Denise Van Dam te zeggen: ”Fonteyn is de pionier van de positieve berichtgeving over Wallonië in Vlaanderen.”[8]

Lode Wils wordt ook besproken in het artikel van Kesteloot. Zijn werk Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen, krijgt niet zo een gunstige beoordeling als Guido Fonteyn. Maar ondanks de tekorten blijft het een belangrijk werk.[9]

 

 

5. Waals nationalisme?

 

In een artikel van Kesteloot wordt Robert Collignon geciteerd: “loin d être toujours suffisamment affirmée – notamment parce que les militants wallons, dont je suis, sont sauf nationalistes, chauvins ou sectaires.”[10] Ook in een artikel van Destatte wordt er dieper ingegaan op het vraagstuk rond nationalisme en identiteit.[11]

De Waalse Beweging houdt niet van de term nationalisten. Dit is volgens hen iets voor ‘foute Vlamingen’. Na mijn onderzoek vind ik de term Waalse nationalisten wél opportuun. De Waalse Beweging koppelde -en koppelt- het woord nationalisme nog steeds aan rechtsextremisme en de collaborerende Vlaamse Beweging.

Dit is mijn inziens een enorme misvatting. Extreemrechts eist weliswaar in sommige landen een plaats op in het volksnationalistisch milieu, maar er zijn ook vele nationalisten die dit extremistische gedachtegoed verwerpen. Bijvoorbeeld de N-VA in Vlaanderen. Het omgekeerde kan echter ook. Er zijn rechts-extremisten die het volksnationalisme verwerpen. Bijvoorbeeld het Front National in Frankrijk dat zich verzet tegen meer autonomie voor het ‘Breizh’ van de Bretoenen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] KESTELOOT C., Tendances récentes de l’historiographie du mouvement wallon (1981-1995), in: Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, XXV(1994-1995), n°3-4,  blz. 539-568.

[2] HASQUIN, H., Le mouvement wallon. Une histoire qui reste à écrire, in: Histoire et historiens depuis 1830 en Belgique , Bruxelles, 1981, blz. 147-155.

[3] Bibliographie générale, in: DELFORGE, P., e.a.,  Encyclopédie du mouvement wallon, Charleroi, 2000-2001, t.3, blz. 1703-1723.

[4] SCHREURS, F., Les congrès de Rassemblement wallon de 1890 à 1959 , Charleroi, 1960.

[5] DELFORGE, P., Les Congrès National Wallon, in: DELFORGE, P., e.a.,  Encyclopédie du Mouvement Wallon, Charleroi, 2000-2001, t. 1, blz. 340-351.

[6] Bijvoorbeeld:

VAN VELTHOVEN, H. en WITTE, E., Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, Brussel, 1998.

[7] Naast zijn wekelijkse bijdrage in de Standaard, heeft Guido Fonteyn nog andere zaken geschreven:

FONTEYN, G., Rue des Flamands, Louvain-la-Neuve, 1997.

ID., Les Wallons. Faire surface, Bruxelles, 1979.

ID., De nieuwe Walen. Met een inleiding over het Belgisch model , Tielt, 1988.

[8] VAN DAM, D., Weet je. In Wallonië, Leuven, 1992.

[9] WILS, L., Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de lage landen ,  Leuven en Apeldoorn, 1992.

[10] KESTELOOT C., Tendances récentes de l’historiographie du mouvement wallon (1981-1995), in: Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, XXV(1994-1995), n°3-4,  blz. 542.

[11] DESTATTE, P., Op zoek naar een Waalse identiteit zonder Waals nationalisme, in: DEPREZ, K. en VOS, L., Nationalisme in België. Identiteiten in beweging. 1780-2000, Antwerpen en Baarn, 1999, blz. 253-261.