20 jaar voorzorgsprincipe in het milieubeleid. Milieuethische en Sociaalwetenschappelijke Perspectieven. (Maarten Van den Eynde)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel II. Een inventarisatie van het VP tussen 1990 en 2002

 

Inleiding

 

In het eerste deel van deze thesis heb ik een aantal ethische denkpistes uitgewerkt die me relevant leken voor een goed begrip van het VP. Verschillende keren heb ik gesteld dat elke ethische conceptie pas zinvol is en gèèn verspilling van tijd en intellectuele energie is, als ze toepasbaar of relevant is voor de werkelijkheid. Ik wil de ethiek echter niet volledig afhankelijk maken van het direct waarneembare dagelijkse leven. De mens heeft nood aan fundamentele morele ideeën, die op indirecte wijze interfereren in het ethische leven van de mens. Waar ik wel problemen mee heb, zijn ten eerste intellectuele hersenspinsels die logisch knap in elkaar zitten maar in de werkelijkheid gevaarlijk worden voor een maatschappij, het milieu of een bepaalde groep, en ten tweede hersenspinsels die totaal geen relevantie hebben voor de mens die leeft in de werkelijkheid. De problemen die we anno 2004 als sociale wetenschappers in de wereld waarnemen zijn te schrijnend om energie en menselijke capaciteit te verspillen aan loze, vaak Eurocentrische filosofische theorieën .

Daarom verlaat ik dit tweede deel van mijn thesis het abstracte denken dat ik in deel I hanteerde. Daar heb ik een overzicht gegeven van enerzijds de historiek van het VP en anderzijds van de inhoudelijke dimensies van het VP. De redenering die ik heb opgebouwd speelde zich af op een fundamenteel en theoretisch niveau. Ik heb getracht een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de toestanden die zich kunnen voordoen bij de drie verschillende dimensies die ik heb onderscheiden. In dit empirische deel wil ik terug met mijn voeten op de aarde komen en doe ik een poging om op een meer sociaal wetenschappelijke manier met het VP om te gaan. De vraag die ik me stel is hoe het VP in de juridische en politieke werkelijkheid geëvolueerd is. Omdat het niet mogelijk is om hier nog een exhaustieve en representatieve studie van te doen, beschouw ik dit deel eerder als een methodologische oefening als voorbereiding voor verder onderzoek. De inspiratie voor dit subonderzoek haalde ik uit het boek van Harald Hohmann,[207] die aan de hand van een inventarisatie van het VP zocht naar verschuivingen in de betekenissen van het VP.

Ik zal me de vraag stellen of het mogelijk is om te onderzoeken of er een verschuiving is waar te nemen in de betekenis van het VP op vlak van milieuethisch perspectief (zie Deel I, 2.1.). Naar mijn mening is dit perspectief immers bepalend hoe een beleidsmaker het VP interpreteert: klassiek antropocentrisch, hedendaags antropocentrisch, of holistisch, etc. In het theoretische deeltje dat volgt werk ik dit idee verder uit. In het methodologische deel bespreek ik kort de werkwijze die ik gevolgd heb. In een derde deel doe ik de analyse van een selectie van de verdragsteksten waarin het VP vervat zit. Tenslotte formuleer ik een viertal hypotheses en tracht ik daar besluiten uit te trekken. Voor het opzet van deze werkwijze ben ik schatplichtig aan het doctoraatsonderzoek van Bas Arts over de politieke invloed van INGO’s op de UNFCCC en de CBD.[208]

 

 

1. Het theoretisch kader

 

1.1. Hohmanns onderzoek: verouderd en relevant tegelijkertijd

 

Daarnet vermeldde ik reeds het boek van Harald Hohmann dat me inspireerde voor dit meer empirisch gerichte deel. Hohmann tracht in zijn onderzoek aan te tonen dat:

(…) legal duties to act in a precautionary an resources-preserving manner, (…), have become part of customary law and the conventions concerning the protection of seas, rivers and lakes as well as conventions for protection of air, the atmosphere, soil and agreements concerning environmental protection in general.[209]

 

Hohmann stelt dat het international milieurecht een evolutionaire aard heeft. Hij onderscheidt in deze evolutie drie fases vanuit een extrapolatie van een studie van de  geschiedenis van het Duitse[210] milieurecht. De eerste fase noemt hij de cyclic economic phase.[211] In deze fase gebruikte de mens de natuur op een extensieve wijze, in de zin dat er genoeg rijkdommen, ruimte en tijd overbleef opdat de natuur zich zou kunnen regenereren. Deze fase is een pre-milieurechtfase. Er waren al een aantal wetten rond vervuiling of bosbeheer, maar die hadden alleen op indirecte wijze een impact op de natuur.

De tweede fase noemt Hohmann de artificial alteriation or exploitation of nature.[212] Deze fase komt overeen met de beschrijving van de moderniteit die ik in punt 1.2.2. gaf. De juridische normen die er ontwikkeld werden, waren van secondair belang in de zin dat ze ondergeschikt waren aan het principe van vrijhandel.[213] Het waren selectieve verbodsbepalingen of toelatingen voor het uitvoeren van controles met als doel de mogelijke gevaren te voorkomen. Hohmann ziet deze wetgeving als een eerste categorie van milieurecht die gekenmerkt was door een bekommernis over de efficiënte allocatie van natuurlijke rijkdommen en minder aandacht had voor de bescherming van het milieu als dusdanig.[214] Je zou dit het embryonaal milieurecht kunnen noemen. De derde fase in de ontwikkeling van het milieurecht wordt in een eerste subfase gekenmerkt door transitie. Er worden een reeks wetten gecreëerd die meer en meer de natuur an sich als onderwerp hadden, meer bepaald de environmental media: water, bodem en lucht. Het gebrek van deze wetgeving aan consistentie met andere milieuproblemen (ze waren te gericht op één individueel medium: ofwel water, ofwel, bodem, ofwel lucht) zorgde voor het ontstaan van wetgeving die gericht was op eco-management.[215] Karakteristieken zijn preventie, reductie en recyclageplichten, en plichten van voorzorg, management en planning. Hohmann omschrijft de hele evolutie ten slotte als volgt:

This means that a change of paradigma has occured in German environmental law since 1986: out of the previous economic- and maximum distribution oriented regulations pertaing to natural resources has emerged an ecological, precautionary law oriented toward long-term optimum resource conservation. The law of environmental allocation has become a law of environmental protection. [216]

 

Hohmann stelde de drie fases in eerste instantie vast in de Duitse milieuwetgeving, maar stelt dat het schema te extrapoleren is naar de internationale wetgeving.[217] De laatste fase wordt gekenmerkt door 9 voorzorgsplichten en principes, die in de subconclusies van zijn onderzoek te leidraad vormen. Deze voorzorgsplichten en –principes zijn noodzakelijk wil men van een postmoderne ecologische en medium-geörienteerde benadering gewag maken. Het grote probleem met Hohmanns boek is dat het geschreven is in 1994, en dat in de 10 jaar tussen 1994 en 2004 het VP een belangrijke verandering heeft ondergaan. Hohmann stelt bijvoorbeeld nog dat:

These efforts at sharply differentiating between protective and precautionary principle are hardly operable. (…) In addition, many treaty provisions contain formulations aimed at “preventing damage and coping with risk”, which can be regarded as a combination of protective and precautionary principles. These two aspects are the reason why elements of the protective approach should be included –and have been included here- in any analysis of the precautionary principle. (…) Our analysis had to follow an approach according to which duties, principles and instruments had to be analyzed with respect to how far they are able to promote the precautionary approach.[218]

 

Een eerste probleem stelt zich omtrent de definitie van het VP. Het is net na de publicatie van Hohmanns boek dat er een duidelijke omschrijving is vastgelegd van het VP. In zijn inleidend hoofdstuk schrijft Hohmann nog het volgende in een voetnoot:

In Germany, the two concepts, precaution and prevention are used synonymously. One must bear in mind that in German environmental literature the term prevention (Prävention) really means preventing danger, whereas precaution (Vorsorge) goes beyond that. However, Rehbinder states that: “the question as to the distinction between the precautionary principle and the prevention of danger principle, which dominates the discussion of German environmental law, and to a lesser extent that of German environmentally policy, has no parralel in any onther of the foreign legal codes examined. In general, no distinction is made at all between preventive protection from dangers and precaution. (...) It seems reasonable to suggest that the marked difference between German and foreign law is notbased upon the subject itself, i.e. the uniqueness of the precautionary principle and the duties of states arising from the precautionary appraoch; rather, it is connected with pecularities of the German legal system". Consequently, this distinction in German Law could not be applied to international environmental law in this study.[219]

 

K. de Ketelaere, Professor in Belgisch Milieurecht en International and European Environmental Law aan de K.U.Leuven zegt hierover:

[Het] boek [van Hohmann] is van 1994. Sedertdien heeft het PP [VP] een ganse evolutie gekend, die wel gestart is bij dat vreemde onderscheid van de Duitsers; anno 2004 zijnPP [Protective Principle] en PP[Precautionary Principle] in het internationaal, Europees en in de meeste nationale stelsels vanmilieurechttwee duidelijk onderscheiden beginselen, en ook de Duitsers hebben nu al lang door dat ze beter ook expliciet dit onderscheid maken; mijns inziens is je [die van de auteur van deze thesis (n.v.d.a.)] verwarring dus enkel te wijten aan het feit dat dat boek al 10 jaar oud is ... en niet de huidige stand van de discussie weergeeft.[220]

 

In het theoretisch gedeelte heb ik deze assumptie gemaakt. Ik stelde daar dat het VP zich onderscheidde van de preventie, doordat beide principes voortkomen uit verschillende kenniscondities. Het is deze dimensie die het VP onderscheidt van andere rechtsprincipes of ethische principes. Het feit dat de beleidsmatige toepassing van het VP in mijn theoretische conceptie een gedachtesprong inhoudt naar kennisconditie 3, geeft een plaats aan de historische verwarring, een verwarring die blijkbaar de Duitsers nog lang parten heeft gespeeld. Het VP onderscheidt zich op politiek en juridisch niveau van het Preventieprincipe (PP). Qua daadwerkelijke actie wordt dit verschil opgeheven door de gedachtesprong.

Het tweede probleem met Hohmanns boek ligt in zijn onderscheid tussen VP en Voorzorgsbenadering (VB). De VB wordt door hem gezien als de weg naar het VP. In de realiteit is er volgens hem geen plaats voor een VP, enkel voor de zachtere vorm, de VB. Birnie en Boyle stellen over dit probleem:

Few commentators regards the difference in terminology as significant. (…) However, actual use of the terms in treaties and EC law contradicts any such distinctions and reveals instead that European treaties and EC law generally refer to the precautionary Principle, whereas global agreements more often refer to the Precautionary Approach or Precautionary Measures.[221]

 

Sands suggereert in zijn recenter werk hetzelfde:

The precautionary approach (or precautionary principle, as the US and some others prefer to call it) (…)[222]

 

Het VP dekt op international vlak dezelfde lading als de VB. Er blijkt enkel weerstand te zijn in enkele staten (de US op kop) voor de term ‘principe’ omdat dit in hun nationale wetgeving verregaande implicaties zou hebben. Maar dit heeft geen effect op het internationale vlak.

De conclusies die Hohmann trekt over het VP moeten dus nauwkeurig onderzocht worden, omdat hij in het licht van wat het VP anno 2004 betekent te snel voorzorgskenmerken aan verdragen toeschrijft. Hohmanns werk is uiteraard niet zinloos geworden door de conceptuele verschuivingen van de laatste 10 jaar. Zijn werk levert overtuigend bewijsmateriaal voor mijn historische schets van het VP, met name dat er een verschuiving is in het milieubeleid van het (in mijn eigen terminologie) moderne utilitaire denken naar een meer ecologisch management denken met de mens als behoeder van de aardse rijkdommen. Er is duidelijk een verschuiving (scharnierjaren zijn 1980-1987) van het klassieke antropocentrische denken naar het aangepaste of postmoderne antropocentrische denken, en waarbij sommige verdragen zelfs holistische kenmerken vertonen.

 

1.2. Het VP door de tijd in het internationale milieurecht

 

1.2.1. Verantwoording

 

Hoewel ik in de vorige paragraaf heb aangetoond dat het onderzoek van Hohmann anno 2004 achterhaald is, betekent dit uiteraard niet dat zijn onderzoek zinloos is geworden. Zijn poging om doorheen de tijd te zoeken naar variatie in het milieurecht a.d.h.v. een conceptie van een in die tijd nog zwak afgebakend VP, inspireerde me bij het uitwerken van een methodologie om de invulling van het VP te kunnen toetsen. Hoewel zijn intentie vandaag bijzonder interessant blijft, is zijn aanpak dat echter niet. Ten eerste om het eerder gestelde probleem van de zwakke definiëring van de concepten en ten tweede omdat hij niet echt een methodologie lijkt te hebben. Er wordt nergens verantwoording afgelegd over de verdragen die hij selecteert. Is het een representatieve steekproef voor het internationale milieurecht waarop hij zijn onderzoek baseert? En welke standaarden gebruikt hij om bepaalde verdragsartikels te vergelijken? Tevens is er geen sprake van een theoretisch kader, assumpties en OV en AV; al bij al elementaire delen in een wetenschappelijk onderzoek.[223] Er wordt een hypothese geformuleerd die ik hierboven al even aanhaalde. Zijn manier van onderzoek is (naar ik vermoed, ik ben geen jurist) de juridische werkwijze.

Ik wil in dit tweede deel een poging doen om op een meer methodologische manier het VP te onderzoeken. Ik heb niet de pretentie om een sluitende werkwijze te kunnen ontwikkelen. Ik beschouw het eerder als een eerste denkoefening, waar nog veel aan zal geschaafd moeten worden in later onderzoek. Mijn betrachting is om een aantal OV en AV af te bakenen, die een theoretisch kader vormen voor empirisch onderzoek.[224] Op de methodologie kom ik in punt 2 terug. Laat ik eerst dieper ingaan op dat theoretische kader.

 

1.2.2. Het theoretische kader

 

Mijn hoofdbekommernis in dit deel is een evolutie te kunnen schetsen van de sterkte van het VP, vanuit het milieuethische standpunt van de holist (figuur 4). (Als ik bij de andere variabelen spreek van ‘sterkte’ dan is sterk steeds gezien in het voordeel van een holistisch wereldbeeld.) Deze afhankelijke variabele zal ik voorstellen met het symbool N.

Het eerste grote onderscheid waarmee ik mijn theoretisch kader begin, is het onderscheid tussen het VP en het PP. Het onderscheid tussen beiden werd in deel I reeds uitvoerig behandeld. Beide principes zijn bepalend voor de waarde die N aanneemt. Ik stel ze voor door X en Y. We kunnen deze verhouding als volgt voorstellen:

 

N = X + Y                                                    (1)

 

De koppeling van het PP aan het VP zal een versterkend effect hebben op N. [225]  Immers, zoals uit figuur 5 gebleken is, is de toepassing van het VP een gedachtesprong naar een situatie van preventie, wat zoveel wil zeggen als dat er  voor de beleidstoepassing van het VP preventieve maatregelen noodzakelijk zijn.  De inverse redenering is dan dat zonder preventiemechanismen het VP een reus op lemen voeten is. De koppeling van X aan Y stel ik voor door het symbool α. We kunnen deze factor in vergelijking (1) inbrengen:

 

N = X + α(Y)                                               (2)

 

Een vierde variabele die meespeelt is de afdwingbaarheid van het verdrag. Als een verdrag behoort tot de absolute softlaw, is het logisch dat het VP weinig verplichtingen aan de verdragsstaten zal opleggen. Als het verdrag afdwingingsmechanismen bevat, op een politieke manier onomkeerbaar is of tot het jus cogens is gaan behoren, zal het VP in meerdere gevallen kunnen toegepast worden. Maar ook de bepalingen van het PP, dat in een bepaalde mate aan het VP is gekoppeld (zie vgl. (2)), zullen meer rechtskracht hebben wanneer het verdrag meer afdwingbaar is. Ik stel deze variabele voor door symbool C (Compliance). In vergelijking (3) vullen we deze variabele in:

 

N = C [X + α(Y)]                                         (3)

 

De volgende twee stappen die ik zal zetten zijn het bepalen van de OV die X en Y beïnvloeden. Laat ons met X beginnen, die een relatieve waarde weergeeft van de wijze waarop het VP in een bepaald verdrag is opgenomen. De eerste OV is de milieuethische bepaling in het VP-artikel.. Waarop heeft het VP betrekking: het beschermen van economische functies van natuurlijke publieke goederen? Of het beschermen van de intrinsieke waarde van de natuurlijke publieke goederen? Ik stel deze variabele voor door ME (MilieuEthisch). Een tweede OV van X is de wijze waarop over de mogelijke schade gesproken wordt. In vele verdragen wordt het VP op deze manier beperkt en uitgehold.[226] Ik stel deze variabele voor met S (schade). Een derde variabele is de mate waarin er ruimte wordt gelaten voor een conflict tussen intragenerationele ditributieve rechtvaardigheid en intergenerationele distributieve rechtvaardigheid. Sommige verdragen worden hierdoor beperkt, in de zin dat er ruimte wordt gelaten om minder sterke milieumaatregelen te nemen vanuit sociale of economische bekommernissen. Ik stel deze variabele voor met WC (Waardenconflict). Een vierde variabele is de plaats van het VP in het verdrag. Staat het in de preambule? Is het een apart Art.? Ik stel deze variabele voor met P. Een laatste OV voor X duidt aan wie de bewijslast wordt toegewezen. Traditioneel moest er eerst een overtuigend bewijs komen van risico voor er opgetreden werd. Door de jaren heen is de bewijslast langzaam aan het omkeren, en moeten actoren van activiteiten die mogelijk schade zullen toebrengen aan het milieu aantonen dat hun activiteit geen schade zal hebben. Ik stel deze variabele voor met B. De OV die X bepalen, kunnen als volgt worden weergegeven:

 

X = ME + S + WC + P + B                        (4)

 

Y stelde de wijze voor waarop het PP werd opgenomen in het bestudeerde verdrag. Y wordt door de volgende OV bepaald. Ten eerste is er de horizontale sterkte van het PP. In feite is een analoge variabele als ME bij X. Aan wie of wat worden er dus rechten toegeschreven die preventie impliceren. Ik stel deze variabele voor met H. De twee OV die Y bepaald is de verticale sterkte van het PP. Hoe sterk is de bescherming die aan iets of iemand wordt toegeschreven? Eerder groot of in feite bijna onbestaande? Deze variabele krijgt het symbool V. Ik zou nog een variabele PY kunnen ontwikkelen, maar vermits reeds een gevestigde waarde was toen het VP zich begon te ontwikkelen, lijkt het me aanvaardbaar te stellen dat deze variabele een constante is doorheen alle verdragen. Hohmann toonde immers aan dat sinds de jaren ’80 een significante meerderheid van de milieuverdragen als hoofddoelstelling protectie hebben door middel van preventie.[227] Vermits het de bedoeling is om de verdragen onderling te vergelijken, kan deze constante variabele weggelaten worden. Y kunnen we dus als volgt voorstellen:

 

Y = H + V                                                                    (5)

 

Vervolgens kunnen we vergelijking (4) en (5) in (3) inbrengen:

 

N =C [ [ME + S + WC + P+ B] + α[H + V] ]           (6)

 

In tabel 5 geef ik voor de duidelijkheid de lijst variabelen .

 

Symbool

Verklaring

N

Sterkte VP

X

Aggregaat van eigenschappen van VP zoals beschreven in het verdrag

Y

Aggregaat van eigenschappen van PP zoals beschreven in het verdrag

α

De sterkte van de koppeling van PP aan VP

C

Afdwingbaarheid van het verdrag

B

Bewijslast

ME

Milieuethische waarde van het VP

S

Schadebepaling

WC

Inter/intragenerationaal waardenconflict

P

Plaats van het VP in het verdrag

H

Wat en wieis voorwerp van preventie?

V

Hoe sterk is de preventie?

D

Datum

G

Regionaal of internationaal?

R

Milieuregime.

Tabel 5:Verklarend overzicht van de variabelen

 

Naast de analyse van de afhankelijke variabele N zal ik aandacht besteden aan een drietal aparte OV. Ten eerste zal van elk verdrag de datum van het openen voor ondertekening worden genoteerd. Ik noem dit de variabele D. Ten tweede zal voor elk verdrag worden nagegaan of het gaat om een regionaal of een internationaal verdrag. Dit wordt de variabele G. Ten derde zal van elk verdrag worden vastgelegd tot welk milieuregime het behoort. Ik noem dit R.

Vergelijking (6) en de drie laatste variabelen zullen de basis vormen voor het verdere proefonderzoek dat ik hier opzet. Wanneer we voor n verdragen die we tot voorwerp van dit onderzoek nemen de analyse maken en waarden vastleggen, komen we uiteindelijk aan n reële waarden. Deze waarden zullen samen met D, G en R de toetssteen vormen voor een viertal hypotheses.

Nu we alle variabelen geformulariseerd hebben, is de volgende logische stap om ze terug bijeen te brengen in een schema dat als theoretisch kader zal dienen in dit proefonderzoek. In figuur 9 worden de variabelen weergegeven a.d.h.v. de symbolen die hierboven werden toegekend.

 

Figuur 9: Theoretisch model voor het empirisch proefonderzoek

 

 

2. Methodologisch kader

 

De eerste vraag die ik me stelde met betrekking tot de te gebruiken methodologie was welke verdragen ik zou betrekken bij dit proefonderzoek. Omdat ik in deze thesis niet in de mogelijkheid ben om op zoek te gaan naar een absoluut representatief staal van verdragen, baseer ik me op twee standaardwerken in het internationaal milieurecht, het boek van Birnie & Boyle[228] en van Sands.[229] Beide boeken bevatten een uitgebreide maar selecte lijst van verdragen die in het boek zijn behandeld. Vermits beide boeken standaardwerken zijn in het internationale milieurecht, acht ik het opportuun om te stellen dat de selectie van verdragen door de auteurs met de grootste zorg gebeurd is, en een representatief beeld van verdragen uit het internationale milieurecht. Ik beperk me tot de vragen die ondertekend werden tussen 1995 en 2003. Daarbij voeg ik enkele verdragen die in beide boeken in het hoofdstuk over het VP worden genoemd als belangrijk. De verdragen uit het nucleaire regime heb ik niet opgenomen, omdat ze in de literatuur van het VP niet aan bod komen. Het gevolg is dat de VP-bepalingen uit hoofdstuk 22 van Agenda 21 ook niet zijn opgenomen.

De tweede opdracht die ik hier moet doen is het vastleggen van interpretatiekaders en waarden voor de variabelen die ik hierboven heb beschreven. De bedoeling is dat de N-waarde zo hoog mogelijk is bij een sterk holistische toepassing van het VP, en klein is bij een klassiek antropocentrisch gebruik van het VP. Ik overloop de variabelen en hun categorieën één voor één.

 

2.1. De bewijslast (B)

 

Voor deze variabele kan een verdrag scoren op een schaal van 0 tot 4.

0    geen twijfel mogelijk is dat de bewijslast niet bij de mogelijke vervuiler ligt. Dan moet er expliciet een verwijzing gegeven worden in het artikel.

1    Impliciet ligt in verdrag vervat dat bewijslast niet bij vervuiler ligt. Het is een vage formulering, of eventueel afgeleid uit preventieve bepalingen. Bijvoorbeeld wanneer in het verdrag voortdurend het economische belang van de visserij centraal staat, als de zee enkel wordt beschreven als bron van economische inkomsten, etc.

2    Er wordt niets expliciet over gezegd. Afhankelijk van de interpretatie van het verdrag zin het geheel, zal de bewijslast toegewezen worden.

3    Impliciet ligt in het verdrag vervat dat de bewijslast bij vervuiler ligt. Het verdrag is duidelijk bedoeld om ook de intrinsieke ecologische waarde van de natuur te beschermen.

4    Het staat in het verdrag expliciet geschreven dat de bewijslast bij vervuiler ligt

 

2.2. Beperkingen op de schadebepaling (S)

 

We kennen waarden toe van 1 tot 3:

1    Wanneer er sterke beperkingen zijn op welke schade in aanmerking komt, zoals ‘serious and irriversible damage’. Middelzware schade is daardoor geen grond voor voorzorgsmaatregelen.

2    Wanneer de formulering van de tekst toelaat dat bij discussie er sterke beperkingen worden gelegd op welke schade aanleiding kan zijn voor voorzorgsmaatregelen.

3    Wanneer er in het verdrag enkel over ‘schade’ gesproken wordt, zonder verdere bepalingen.

 

2.3. Mogelijkheid tot waardenconflict (WC)

 

We onderscheiden 3 categorieën:

 

0    Wanneer in het artikel expliciet wordt verwezen naar mogelijke spanningen tussen de belangen van de huidige en toekomstige generatie, en het voordeel van de twijfel duidelijk aan de huidige generatie wordt gegeven.. Een formulering als ‘according to their capabilities’ is daar het typevoorbeeld van. Deze formulering zal voor beleidsmakers in geval van moreel dilemma een juridisch uitvlucht zijn om zwakke voorzorgsmaatregelen te nemen.

1    Wanneer er in het VP-artikel wordt gesproken over de belangen van toekomstige en huidige generaties, en er impliciet, in de teneur van het verdrag, (wanneer er bijvoorbeeld erkent wordt dat het voor bepaalde verdragspartijen moeilijk kan zijn bepaalde maatregelen te nemen), openheid wordt gelaten voor zwakke interpretatie van het VP. Het gaat bijna altijd om verwijzingen naar ontwikkelingslanden waaraan specifieke omstandigheden en noodzaken worden toegeschreven.

2   Deze waarde geldt wanneer wordt erkent dat bepaalde landen in een speciale situatie zitten die een speciale behandeling noodzakelijk maakt, zonder een directe opening te laten omwillen van gebrek aan mogelijkheden aan het verdrag te verzaken. Deze landen moeten aangepaste maatregelen kunnen nemen. Het probleem is dat wanneer dit vaag is uitgedrukt, het even goed toch beperkend kan geïnterpreteerd worden.

3 Wanneer er niets over beperkingen van landen in het artikel in staat, worden alle verdragsstaten geacht op een gelijke manier, in overeenstemming met het verdrag de bepalingen uit te voeren en te interpreteren.

 

2.4. De plaats van het VP in het verdrag (P)

 

0    Er staat geen omschrijving van of verwijzing naar het VP, noch een omschrijving van wat te doen bij wetenschappelijke zekerheid zonder dat het VP wordt genoemd.

1    Enkel vermeld in Preambule. Bij twijfel  over de juiste interpretatie van het verdrag zal er dan hiernaar gekeken worden. De toepassing blijft echter zwak.

2    Het concept VP wordt vernoemd, maar er wordt niet veel meer over gezegd.

3 Het VP wordt expliciet vernoemd en uitgewerkt, in een artikel met meestal andere basisprincipes.

4        Er is een apart artikel voor het VP. Het krijgt dus een centrale plaats in het verdrag.

5        Er is een apart artikel dat ook nog eens een reeks implementatie-mechanismen bevat. Op deze wijze is het VP het meest dwingende.

 

2.5. Milieuethische perspectief van de VP-bepaling (ME)

 

Ik onderscheid 5 antwoordcategorieën,

0    Wanneer in de VP-artikels bepalingen staan die sterk antropocentrisch zijn. Het VP dient dan ter bescherming van de belangen van de mens, belangen die dan ‘toevallig’ in de natuur liggen. Dit is echter geen duurzame manier om met milieuproblemen om te gaan. Als de menselijke belangen verschuiven, verschuift ook de wil om voorzorgsmaatregelen te nemen.

1   De dominantie van de mens worden minder dominant in de zin dat ze algemener en/of ruimer zijn omschreven. Het gaat bijvoorbeeld om de culturele en sociale waarden van de natuur. De grens wordt dus vager en het wordt steeds minder vanzelfsprekend om geen voorzorgsmaatregelen te nemen vanuit economische belangen.

2   Hiermee bedoelen we de VP-bepalingen waarin de mens het rentmeesterschap heeft over de aarde. De belangen van de mens blijven wel centraal staan in het milieubeleid.

3   Er worden aan de natuur al intrinsieke waarden toegekend, maar er blijft nog een zweem van menselijke superioriteit. De natuur blijft beschouwd worden als bron van economische rijkdommen voor de mens.

4   Natuur wordt als inherent waardevol beschouwd, en is het waard om alleen al voor die reden beschermd te worden.

 

2.6. Milieuethisch perspectief van de preventie- en protectiebepalingen in het verdrag (H)

 

Ik onderscheid de zelfde antwoordcategorieën als voor ME , maar met dat verschil dat de analyse hier voor heel het verdrag geldt.

0    Wanneer in de VP-artikels bepalingen staan die sterk antropocentrisch zijn. Het VP dient dan ter bescherming van de belangen van de mens, belangen die dan ‘toevallig’ in de natuur liggen. Dit is echter geen duurzame manier om met milieuproblemen om te gaan. Als de menselijke belangen verschuiven, verschuift ook de wil om voorzorgsmaatregelen te nemen.

1   De dominantie van de mens worden minder dominant in de zin dat ze algemener en/of ruimer zijn omschreven. Het gaat bijvoorbeeld om de culturele en sociale waarden van de natuur. De grens wordt dus vager en het wordt steeds minder vanzelfsprekend om geen voorzorgsmaatregelen te nemen vanuit economische belangen.

2    Hiermee bedoelen we de VP-bepalingen waarin de mens het rentmeesterschap heeft over de aarde. De belangen van de mens blijven wel centraal staan in het milieubeleid.

3    Er worden aan de natuur al intrinsieke waarden toegekend, maar er blijft nog een zweem van menselijke superioriteit. De natuur blijft beschouwd worden als bron van economische rijkdommen voor de mens.

4        Natuur wordt als inherent waardevol beschouwd, en is het waard om alleen al voor die reden beschermd te worden.

 

2.7. Sterkte van de protectie- en preventiemaatregelen in het verdrag (V)

 

Ik onderscheid 5 categorieën die moeten weergeven wat het verdrag in zijn totaliteit voorstelt. Is het eerder een raamverdrag, zonder sterke beschermende en preventieve maatregelen? Of is het een uitgewerkt verdrag of eventueel Protocol dat concrete doelen en deadlines heeft.

0   Verdrag zonder enige inhoudelijke waarde. Het bevat enkel vage en multi-interpreteerbare voornemens, die altijd in het voordeel van actoren geïnterpreteerd kunnen worden.

1   Verdrag waarin er wordt voorgeschreven wat verdragen zullen of zouden (shall en should) moeten doen het verdrag effectief te maken. Er zijn geen en geen significante data meegegeven.

2  Er worden maatregelen voorgeschreven die de staten moeten uitvoeren, beperkingen opgelegd die de staten moeten respecteren etc. maar de bepalingen blijven vaag (should, shall).

3 Analoog aan twee, maar de omschrijvingen zijn minder vrijblijvend. Er zit geen voorwaardelijke ondertoon in.

4  Verdragen met deadlines, meetinstrumenten, verboden, geboden, etc. Dit zijn de sterkte verdragen.

 

2.8. Het bindende karakter van het verdrag (C)

Om de N-waade niet te graat te maken, geef ik de categorieën waarden mee tussen 0 en 1.

0,25 Geen 0-waarde, omdat elk verdrag een zekere impact heeft. Wanneer een verdrag een intentieverklaring is, of een resolutie van een orgaan uit de VN-familie dat geen afdwingingsmechanismen heeft.

0,50  Soft law instrumenten

0.75 Conventies, die mogelijkheid hebben om afdwingbaar te zijn, maar dat nog niet zijn. Doordat er echter sprake is van coöperatie en een regimevorming, is er een zeker bindend karakter aan het verdrag.

1       Verdrag waarin bepalingen zijn opgenomen die de naleving regelen.

 

2.9. De mate waarin VP gekoppeld is aan preventie(a)

 

Deze variabele geeft de koppeling mee van het VP aan preventievoorzieningen in het verdrag. Als het VP niet gekoppeld is aan de preventieve maatregelen in het verdrag, dan gaat de sterkte van het VP in zijn totaal achteruit (N-waarde moet dalen). Als er een sterke koppeling is tussen VP en preventieve voorzieningen (als dus in het verdrag de gedachtesprong voorzien wordt (zie deel I)) dan zal de N-waarde sterk toenemen. Daarom zitten de waarden op een schaal tussen 0,5 en 1,5.

0,5    niet gekoppeld

1       zwak gekoppeld

1,5    sterke en expliciete koppeling

 

2.10. Overzicht

 

Variabele

Omschrijving

Waarden

B

Klassieke bewijslast

0

 

Eerder klassieke bewijslast

1

 

Bewijslast onzeker

2

 

Eerder bewijslast bij vervuiler

3

 

Bewijslast bij vervuiler

4

S

Zeer sterk beperkt

1

 

Matig beperkt

2

 

Geen beperking

3

WC

Uitgesproken WC

0

 

Reële mogelijkheid tot WC

1

 

Theoretische mogelijkheid tot WC

2

 

Geen WC

3

P

Niet in verdrag

0

 

In preambule

1

 

Vaag beschreven in een Art.

2

 

In Art. met andere onderwerpen

3

 

Apart Art.

4

 

Apart Art. + mechanismen

5

ME

Sterk klassiek antropocentrisch

0

 

Eerder vernieuwd antropocentrisch

1

 

Evenwicht

2

 

Eerder holistisch

3

 

Sterk holistisch

4

H

Sterk klassiek antropocentrisch

0

 

Eerder vernieuwd antropocentrisch

1

 

Evenwicht

2

 

Eerder holistisch

3

 

Sterk holistisch

4

V

Zeer zwak

0

 

Zwak

1

 

Matig

2

 

Sterk

3

 

Zeer sterk

4

C

Niet bindend

0.25

 

Politiek bindend (soft law)

0.50

 

Potentieel Juridisch afdwingbaar

0.75

 

Met afdwingingmechanismen

1

α

niet gekoppeld

0.5

 

zwak gekoppeld

1

 

gekoppeld

1.5

D

Datum

datum

G

Regionaal

1

 

Internationaal

2

R[230]

Atmosferische regime

a

 

Oceanen en zeeën

b

 

Biodiversiteit

c

 

Water en rivieren

d

 

Schadelijke substanties en activiteiten

e

 

Afval

f

 

Milieubehoud

g

 

Algemene verdragen

h

Tabel 6: Variabelen, antwoordcategorieën en corresponderende waarden

 

Ik ben me er ten volle van bewust dat de categorieën die ik voor elke variabele heb ontwikkeld en de daaraan gekoppelde waarden een hoog arbitrair karakter hebben. Waarom heeft het dan zin om door te gaan met dit proefonderzoek? Wat we uiteindelijk gaan doen is de 65 verdragen onderling vergelijken. Als ik er zorg voor draag bij alle verdragen hetzelfde interpretatiekader te gebruiken, betekent dit dat bij een mogelijke fout in de categorieën deze fout bij alle verdragen in een zelfde mate zal optreden. Daardoor blijft het mogelijk om bepaalde conclusies te trekken. Hoewel het uiteindelijk een proefonderzoek blijft dat eerder als methodologische illustratie en oefening is bedoeld dan als onderzoek waar significante conclusies uit getrokken kunnen worden.

 

 

3. De analyse aan de hand van verdragsteksten

 

3.1. Overzicht van de geanaylseerde verdragen

 

In tabel 7 worden de eerste basale gegevens op een rij gezet. In de tweede kolom worden de volledige titels van de bestudeerde verdragen weergegeven. In de eerste kolom staan de nummers die verwijzen naar de verdragen, om de lange verdragstitels in de rest van het proefonderzoek te mijden. De derde kolom geeft de datum van ondertekening weer. De vierde en vijfde kolom geven weer in welk boek het verdrag vermeld staat. De zesde kolom geeft weer of er in het verdrag sprake is van het VP. In de volgende tabellen zullen enkel die verdragen opgenomen worden die hier ‘ja’ op scoren. De zevende en achtste kolom staan respectievelijk voor de variabelen G en R. Voor de datums ben ik ofwel te rade gegaan op de websites van de verdragen of op de zoekrobot www.Ecolex.org. Voor de variabele G heb ik me gebaseerd op de data uit Ecolex.

 

n

Verdragen

datum

B & B

Sands

VP

G

R

1

London Dumping Convention

29-12-1972

X

X

Neen

2

b

2

Marpol 73/78

02-11-1973

17-11-78

X

X

Neen

2

b

3

LRTAP-Conventie

13-11-1979

X

X

Neen

2

a

4

UNCLOS

10-12-1982

X

X

Neen

2

b

5

LRTAP EMEP protocol

28-09-1984

X

X

Neen

2

a

6

Bremen Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

01-11-1984

X

X

Conclusions D3, H7

1

b

7

LRTAP Sulphur protocol

08-07-1985

X

X

Neen

2

a

8

London Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

25-11-1987

X

X

VII, XV (ii), XVI (i)

1

b

9

LRTAP NOx Protocol

31-10-1988

X

X

Neen

2

a

10

UNEP Resolutie 15/87

25-05-1989

Neen

Neen

Ja

2

h

11

Den Haag Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

08-03-1990

X

X

Preambule, Inleiding tot Art.s 10-13

1

b

12

LRTAP VOCs Protocol

18-11-1991

X

X

Neen

2

a

13

UNFCCC

09-05-1992

X

X

Art. 3 §3

2

a

14

CBD

05-06-1992

X

X

Neen

2

c

15

Rio Political Declaration

16-06-1992

X

X

Principle 15

2

h

16

Rio Agenda 21, Hfdst. 17

16-06-1992

X

X

§1, §5 (d), §21; §22 (a), §97,

2

b

17

Rio Agenda 21, Hfdst. 18

16-06-1992

X

X

§40 (b) iv, (c) i,

2

f

18

Rio Agenda 21, Hfdst. 19

16-06-1992

X

X

§ 14, § 48, § 49 (a), § 60 (a)

2

e

19

Rio Agenda 21, Hfdst. 20

16-06-1992

X

X

§ 32

2

f

20

Rio Agenda 21, Hfdst. 35

16-06-1992

X

X

§ 3

2

h

21

LRTAP Further Sulpher Protocol

14-06-1994

X

X

PA 3,4

2

a

22

The Protocol for the Protection of the Mediterranean Sea against Pollution Resulting from Exploration and Exploitation of the Continental Shelf and the Seabed and its Subsoil (1994 MAP Offshore Protocol)

14-10-1994

X

X

Neen

1

b

23

Agreement on Cooperation for the Sustainable Development of the Mekong River Basin

05-04-1995

X

X

Neen

1

d

24

Agreement on Conservation of African-Eurasian Migratory Birds

xx-06-1995

X

X

Art. 2

1

c

25

Convention for the Protection of the Marine Environment and the Coastal Region of the Mediterranean  (1995 MAP Barcelona Convention, Revised)

10-06-1995

X

Neen

Art 4, § 3 (c)

1

b

26

Protocol Concerning Specially Protected Areas and Biological Diversity in the Mediterranean (1995 MAP Protected Area Protocol)

10-06-1995

X

Neen

Neen

1

b

27

Protocol for the Prevention and Elimination of Pollution of the Mediterranean Sea by Dumping (1995 MAP Dumping Protocol)

10-06-1995

X

Neen

Neen

1

b

28

UN Agreement Relating to the Conservation and Management of Straddling Fish Stocks and Migratory Fish Stocks (Straddling Fish Agreement)

04-08-1995

X

X

Art 5 (c) en art 6 

1

b

29

Protocol on Shared Watercourse Systems in the Southern African Development Community (SADC Water Protocol)

28-08-1995

neen

X

Neen

1

d

30

FAO Code of Conduct for responsible fisheries

31-10-1995

X

Neen

Art. 6 § 5, Art. 7 § 5

2

b

31

Declaration on the Protection of the Marine Environment from Land-based Activities (Washington)

01-11-1995

X

Neen

Neen

2

b

32

Protocol for the Protection of the Mediterranean against Pollution from Land-based Sources (1996 MAP LBS Protocol)

7-03-1996

X

 

preambule

1

b

33

Protocol on the Prevention of Pollution of the Mediterranean Sea by Transboundary Movements of Hazardous wastes  (1996 MAP Hazardous Wastes Protocol)

1-10-1996

X

X

Art. 8 § 3

1

b,f

34

Protocol to the London Dumping Convention

07-11-1996

X

Neen

Art. 3

2

b

35

Agreement on the Conservation of the Cetaceans of the Black Sea, Mediterranean Sea and Contiguous Atlantic Area (1996 ACCOBAMS)

24-11-1996

Neen

X

Art. 2 § 4

1

c

36

Bangladesh/India Treaty on Sharing the Waters of the Ganges River

12-12-1996

Neen

X

Neen

1

d

37

Convention on the Non-Navigational Uses of International Watercourses

21-05-1997

X

X

Neen

1

d

38

Kyoto Protocol to the UNFCCC

11-12-1997

X

x

Neen

2

a

39

Protocol on the Hontrol of Marine Transboundary Movement and Disposal of Hazardous Waste (1998 Hazardous Wastes Protocol)[231] (Kuwait)

xx-xx-1998

X

X

Neen

2

b

40

Protocol on Persistent Organic Pollutants (1998 LRTAP POP’s Protocol)

24-06-1998

X

X

Preambule

2

a

41

Protocol on Heavy Metals (1998 LRTAP Heavy Metals Protocols)

24-06-1998

X

X

Preamule en Annex VII § 3

2

e

42

Convention on Access to Information, Public Participation in Decision-Making and Access to Justice in Environmental Matters (1998 Arhus Convention)

25-06-1998

X

X

Neen

1

g

43

Convention on Prior Informed Consent Procedure for Certain Hazardous Chemicals and Pesticides in International Trade (1998 Chemicals Convention)

10-09-1998

X

X

Art. 14 § 3 (c) en Annex 5, 1 (e)

2

e

44

Agreement on the Creation of a Mediterranean Sanctuary for Marine Mammals

25-11-1999

Neen

X

Slotverklaring verdrag

1

c

45

Convention on the Protection of the Rhine

12-04-1999

X

X

Neen

1

d

46

Protocol on Water and Health to the 1992 Convention on the Potection and Use of Transboundary Watercourses and International Lakes  (1999 Rotterdam Health Protocol)

17-06-1999

X

X

Art. 5 (a)

1

d

47

Protocol Concerning Pollution from Land-based Sources and Activities to the Cartagena Convention  (1999 LBS Protocol)

6-10-1999

Neen

X

Neen

1

a, b, d, e, f

48

Protocol to the 1979 LRTAP to Abate Acidification, Eutrophidication and Ground-level ozon (1999 LRTAP Acidification Protocol)

30-11-1999

Neen

X

preambule

2

a

49

Protocol on Liability and Compensation for Damage Resulting from the Transboundary Movement of Hazardous Wastes (1999 Basel Liability Protocol)

12-12-1999

X

X

Neen

2

e, f

50

Protocol on Biosafety (Cartagena Protocol)

29-01-2000

X

X

Preambule en Art. 1

2

g

51

Framework Agreement for the Conservation of the Living Marine Resources of the High Seas of the South Pacific (Galapagos Agreement)

05-09-2000

Neen

X

Art. 5

1

b

52

Convention on the Conservation and Management of Highly Migratory Fish Stocks in the Western and Central Pacific Ocean

05-09-2000

neen

X

Preambule, Art. 5 (c ) en Art. 6

1

b

53

European Landscape Convention

20-10-2000

Neen

X

Neen

1

g

54

International  Treaty on Plant Genetic Resources for food and agriculture (2001 Treaty on Plant Genetic Resources)[232]

11-03-2001

Neen

X

Neen

2

c

55

IMO International Convention on Civil Liability for Bunker Oil Pollution

23-03-2001

Neen

X

Neen

2

b

56

International Convention on the Control of Harmful Anti-fouling Systems on Ships

10-05-2001

Neen

X

Neen

2

b

57

Convention on Persistent Organic Pollutants (Stockholm) (2001 POP’s Convention)

22-05-2001

X

X

Art. 1 en Art. 8 § 9,

2

e, f

58

Agreement on the Conservation of Albatrosses and Petrels

19-06-2001

Neen

X

Preambule, Art. II §3

2

g

59

Draft Convention on the Prevention of Transboundary harm

xx-11-2001

X

Neen

Neen

2

e

60

Convention on the Protection of the Underwater Cultural Heritage

03-11-2001

Neen

X

Neen

2

b

61

Convention for Cooperation in the Protection and Sustainable  Development of the Marine and Coastal Environment of the Northeast Pacific

18-02-2002

Neen

X

Art. 5 § 6 (a)

1

b

62

WSSD Ministerial Declaration

04-09-2002

Neen

Neen

Neen

2

h

63

WSSD Plan of Implementation

04-09-2002

Neen

Neen

23 [Inleiding] en 109 (f)

2

h

64

Protocol on Strategic Environmental Assessment to the Convention on Environmental Impact Assessment in a Transboundary Context

21-05-2003

Neen

X

Neen

2

g

65

International Convention for the Control and Management of Ships Ballast Water and Sediments

16-02-2004

Neen

Neen

Preambule

2

b

Tabel 7: Overzicht selectie van verdragen: met variabele D, G, R

 

3.2. Analyse van variabelen in de verdragsteksten

 

De volgende stap die ik zet is het bijwerken van tabel 7, en wel zo dat ze als datamatrix kan dienen om voor elk verdrag de N-waarde te kunnen berekenen. Alle verdragen die geen VP-bepalingen bevatten, worden geschrapt. Zij zullen later weer toegevoegd worden in tabel 10 en voor N de waarde 0 meekrijgen. De nummers van de verdragen, in tabel 7 de linkerkolom, blijven wel toegewezen aan de verdragen. In de nieuwe tabel zullen er dus nummers ontbreken in de linkerkolom. Vervolgens schrap ik de kolom met de namen van de verdragen. Vanaf nu zal ik de nummers hanteren die ik heb toegewezen. De kolommen met de indicatie uit welke boeken de verdragen werden geselecteerd valt ook weg, evenals de kolom met de verwijzingen naar de artikels waar VP in vermeld wordt. We gaan immers nu naar die artikels zelf kijken. In de plaats van deze geschrapte gegevens voeg ik de andere OV uit het theoretisch kader in.

Het eigenlijke empirische onderzoek kan nu beginnen. Ik zal één voor één de verschillende verdragen onder de loep nemen. Ik zal achter elkaar twee matrixen presenteren. De eerste matrix bevat verwijzingen naar de belangrijkste passages in de verdragen die me hebben geleid bij het interpreteren en toekennen van waarden aan de OV. Wanneer in cellen een schuine streep staat, betekent dit dat er geen specifieke artikels gevonden zijn die indicatief waren, maar dat de waarde van deze categorie afgeleid is uit de context van het verdrag. Bij de variabelen voor X (ME, S, P, WC, en B) is de interpretatie in de meeste gevallen gebaseerd op hetzelfde specifieke VP-artikel. Deze cellen werden dan samengevoegd. Omdat de preambule voor de onderscheiden variabelen van groot belang is, ontstaat er een probleem van duidelijke en gedetailleerde referentie naar het juiste statement van de preambule. Ik heb telkens de artikels van de preambule genummerd. Elk artikel in een preambule begint in het algemeen met een werkwoord (reaffirming, recognizing, …). Een referentie naar het 12de statement ziet er dan als volgt uit: PA (12). De referentietabel ziet er als volgt uit:

 

n

C

ME

S

WC

P

B

α

H

V

6

/

A3, A4, A5

A7

/

A7,

/

/

A 6, A13

A13 B1, B3,  Titel 3

8

/

/

VIIn XVI(1)

/

VII, XV (ii), XVI (i)

VII? XV(ii), XVI(5)

/

XIV

XV(vi)(a), XVI (1), (2), (7) e.v., 21(b), 24(c)

10

Hele Resolutie (maar een 20-tal regels lang) draait om het VP

11

/

/

PA

/

PA, Inleiding tot Art.s 10-13

/

/

40

2 (i), (ii); 4; 25

13

3

PA 22

Art. 3 §3

 

Art 3

PA 2, art 2

Art. 4 en 5

15

/

Principle 15

/

Principle 1

 

16

/

§1, §5 (d), §21; §22 (a), §97,

 

 

17

/

§40 (b) iv, (c) i,

 

 

18

/

§129 (g)

§ 14, § 48, § 49 (a), § 60 (a)

 

 

19

/

§ 32

 

 

20

/

§ 3

 

 

21

/

/

PA. (3)

/

PA (3) en (4)

 

PA (3)

PA (1)

PA (3)

24

/

PA

Art II, 2

Art II, 2

Art II, 2

Art II, 2

/

PA,

III2(b), IV 1(c)

Art III-VI

25

Art 27, 28

/

/

PA 2

Art 4 §3 (a)

Art 4, § 3 (c)

/

/

PA

/

28

/

Art. 6 (1)

Art. 4 (1)

Art 5 (c) en art 6 

Art.

IV, 3

Art. 5

Art. 5-11

Art. 4 § 1

30

1.1

4.1

6.5,

7.5.2., 7.5.5.

7.5.1.

6.5.

2 (f)

vs.

2 (g)

Hfdst 5

Art. 6 § 5, Art. 7 § 5

2

7.5.4.

6.5.

7.2.1.

Intrduction

2 (i)

6.1.

Annex II

7.6.

Hfdst. 8 e.v.

32

/

PA (5),

analoog aan herziene raamwerk conventie (verdrag 25)

/

Art. 7 §1 (c)

Annex II E

Art. 5; 7; 15 §1

Annex II, D;

Annex IV algemeen

Annex IV §7

33

Art. 14

PA (2) (12)

/

PA

Art. 6 §1

Art. 10

Art. 8 § 3

/

 

 

PA (4)

34

Art. 11

Ann

3

Art. 3

Art 3

PA, Art. 2

Art. 4; 5; 6; 10

Annex 2

35

/

Art. 2 § 4

Art 4

PA, Art. II

Art. II § 1

40

Art 10, 11

PA (7) verwezen naar Rio Princ. 15. Onduidelijkheden in verdrag worden daarom analoog geïnterpreteerd

PA (7)

PA (3)-(6)

Art. 2, Art. 3, Art. 7,

41

Art 9, 10

PA (7); Annex VII § 3; in PA (8) verwezen naar Rio Princ. 15. Onduidelijkheden in verdrag worden daarom analoog geïnterpreteerd.

PA

(8)

PA (2)

Art. 3, Annex I tot VI

43

Art 17

Art. 14 § 3 (d) en Annex 5, 1 (e)

Voor S zie ook Art. 2

/

PA (1), (9)

Art. 1

Art. 4;

Art. 5-15

 

C

ME

S

WC

P

B

α

H

V

44

/

Slotverklaring verdrag

/

PA algemeen

Art. 2 § 2

Art. 4

Art. 7 (a)

Art. 9

46

Art 7 en 15

Art. 5 (a)

Art. 5(a)

Art. 1, Art. 4 § 4

Art. 6

48

Art 9 en 10

in PA (11) verwezen naar Rio Princ. 15. Onduidelijkheden in verdrag worden daarom analoog geïnterpreteerd

PA (11)

PA (3), PA (16)

Art. 2

Art. 2, Annex  I

Art. 3, Annex II-VIII

50

/

In PA (4) en Art. 1 wordt Rio Princ. 15 herbevestigd. IN Art. 10 § 6 wordt het VP beschreven zonder dat het genoemd wordt.

 

PA (1),

Art. 1,

Art. 4

Art. 5-20, 25

51

Art 8

Art. 5

Art. 5

PA (1), PA (2), Art. 2, Art. 4 §2

Art. 4 §2,

Art. 6

Art. 7

52

 

/

/

PA (6)

PA (4),

Art. 5 (c),  Art. 6

Art. 6 §5

Art. 6

PA (1), PA (5)

Art. 5 (g)

Art. 6, Annex II

57

Art 16-17

PA (20),

Art. 1

/

PA (13)

(11)

PA (8) Art. 1 en Art. 8 § 9,

/

Art. 1

PA (7),

Art. 1

Art. 3-7

58

/

PA (16) en Art. II §3

 

Art. II

PA (5) Art. II

Art. II, Art. III, Art. VI, Annex 2

61

/

Art. 5 § 6 (a)

Art. 5, § 6

PA (1), (2) Art. 1

Art. 5,

Art. 6

63

23 [Inleiding] en 109 (f) Expliciete verwijzing naar Rio Princ. 15

65

 

PA (4)

 

PA (1), (10),

Art. 2 § 7

Art. 2, § 1, § 4, § 5

Art. 4 § 2; Art. 8 § 1

Tabel 8: Referentietabel: gedetailleerd schema van de bronnen voor de analyse van n-verdragen

 

De volgende matrix is de uiteindelijke resultatenmatrix, waarin alle waarden voor de categorieën zijn ingevuld. Aan de hand van de artikels uit tabel 7 heb ik getracht voor elke categorie van elk verdrag en zo betrouwbaar mogelijke interpretatie te doen. Ik kan niet genoeg benadrukken dat dit maar een eerste voorzichtige poging is, en dat aan deze methodologie nog hard gesleuteld zal moeten worden.

Bij een aantal verdragen werd er verwezen naar Rio Principle 15 en worden er verder niet veel bepalingen gegeven voor een interpretatie van het VP. Het verdrag werd dan ook geïnterpreteerd analoog aan Principle 15.

 

n

C

ME

S

WC

P

B

α

H

V

N

D

G

R

6

0.75

3

3

3

3

2

0.5

4

4

16.5

1984

1

b

8

0.50

3

3

3

4

3

0.6

3

4

10,1

1987

1

b

10

0.25

4

3

3

3

2

0.8

4

4

5,35

1989

2

h

11

0.50

3

3

3

3

3

0.6

3

4

9,6

1990

1

b

13

0.75

1

1

0

3

2

1.5

1

3

8.25

1992

2

a

15

0.50

3

1

0

4

2

1.3

2

3

8.25

1992

2

h

16

0.50

2

1

0

3

3

1.5

2

2

7,5

1992

2

b

17

0.50

1

1

0

3

2

1.5

1

2

4,75

1992

2

f

18

0.50

3

1

0

3

2

1.5

2

2

7,5

1992

2

e

19

0.50

3

1

0

3

2

1.4

3

2

8

1992

2

f

20

0.50

3

1

0

3

2

0.8

2

2

6,1

1992

2

h

21

0.75

2

1

3

1

2

1.3

2

2

10,65

1994

2

a

24

0.75

2

2

3

3

2

1.5

2

3

14,63

1995

1

c

25

0.75

1

1

0

3

2

1.2

1

3

8,1

1995

1

b

28

0.75

2

3

0

5

3

1.5

2

2

14,25

1995

1

b

30

0.50

3

3

0

5

4

1.5

2

4

10,5

1995

2

b

32

0.75

1

1

0

1

2

1.2

1

3

7,35

1996

1

b

33

0.75

2

3

2

3

2

1.5

1

3

13,5

1996

1

b,f

34

1

3

3

3

4

3

1.5

2

4

25

1996

2

b

35

0.75

3

3

3

3

3

1.5

3

4

19,13

1996

1

c

40

1

3

1

3

1

2

1.3

2

4

17,8

1998

2

a

41

1

3

1

3

2

2

1.3

2

4

18,8

1998

2

e

43

0.75

2

2

0

2

0

0.5

2

3

6,4

1998

2

e

44

0.75

4

1

3

1

3

0.5

4

4

12

1999

1

c

46

0.75

0

3

2

3

2

1.5

0

1

8,63

1999

1

d

48

1

3

1

3

1

2

1.3

2

4

17,8

1999

2

a

50

0.75

3

3

3

4

3

1.5

3

4

19,9

2000

2

g

51

0.75

0

3

3

3

2

1.1

0

4

11,55

2000

1

b

52

0.75

1

3

2

5

4

1.5

1

4

16,9

2000

1

b

57

0.75

3

1

1

5

2

1.5

2

4

15,75

2000

2

e, f

58

0.75

4

1

3

3

2

1.5

4

4

18,75

2001

2

g

61

0.75

3

1

3

3

2

1.5

3

2

14,6

2002

1

b

63

0.50

3

1

0

3

2

1.5

2

3

8,25

2002

2

h

65

0.75

3

1

0

1

2

1.3

3

3

11,1

2004

2

b

Tabel 9: Tabel met OV en de slotwaarde N

 

Wanneer we de verdragen met VP-bepalingen terug bij de andere verdragen voegen (die voor N een waarde 0 meekrijgen), krijgen we tabel 10:

 

n

Verdragen

datum

G

R

N

1

London Dumping Convention

1972

2

b

0

2

Marpol 73/78

1973

1978

2

b

0

3

LRTAP-Conventie

1979

2

a

0

4

UNCLOS

1982

2

b

0

5

LRTAP EMEP protocol

1984

2

a

0

6

Bremen Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

1984

1

b

16.5

7

LRTAP Sulphur protocol

1985

2

a

0

8

London Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

1987

1

b

10,1

9

LRTAP NOx Protocol

1988

2

a

0

10

UNEP Resolutie 15/87

1989

2

h

5,35

11

Den Haag Declaration of the International Conference on the Protection of the North Sea

1990

1

b

9,6

12

LRTAP VOCs Protocol

1991

2

a

0

13

UNFCCC

1992

2

a

8.25

14

CBD

1992

2

c

0

15

Rio Political Declaration

1992

2

h

8.25

16

Rio Agenda 21, Hfdst. 17

1992

2

b

7,5

17

Rio Agenda 21, Hfdst. 18

1992

2

f

4,75

18

Rio Agenda 21, Hfdst. 19

1992

2

e

7,5

19

Rio Agenda 21, Hfdst. 20

1992

2

f

8

20

Rio Agenda 21, Hfdst. 35

1992

2

h

6,1

21

LRTAP Further Sulpher Protocol

1994

2

a

10,65

22

The Protocol for the Protection of the Mediterranean Sea against Pollution Resulting from Exploration and Exploitation of the Continental Shelf and the Seabed and its Subsoil (1994 MAP Offshore Protocol)

1994

1

b

0

23

Agreement on Cooperation for the Sustainable Development of the Mekong River Basin

1995

1

d

0

24

Agreement on Conservation of African-Eurasian Migratory Birds

1995

1

c

14,63

25

Convention for the Protection of the Marine Environment and the Coastal Region of the Mediterranean  (1995 MAP Barcelona Convention, Revised)

1995

1

b

8,1

26

Protocol Concerning Specially Protected Areas and Biological Diversity in the Mediterranean (1995 MAP Protected Area Protocol)

1995

1

b

0

27

Protocol for the Prevention and Elimination of Pollution of the Mediterranean Sea by Dumping (1995 MAP Dumping Protocol)

1995

1

b

0

28

UN Agreement Relating to the Conservation and Management of Straddling Fish Stocks and Migratory Fish Stocks (Straddling Fish Agreement)

1995

1

b

14,25

29

Protocol on Shared Watercourse Systems in the Southern African Development Community (SADC Water Protocol)

1995

1

d

0

30

FAO Code of Conduct for responsible fisheries

1995

2

b

10,5

31

Declaration on the Protection of the Marine Environment from Land-based Activities (Washington)

1995

2

b

0

32

Protocol for the Protection of the Mediterranean against Pollution from Land-based Sources (1996 MAP LBS Protocol)

1996

1

b

7,35

33

Protocol on the Prevention of Pollution of the Mediterranean Sea by Transboundary Movements of Hazardous wastes  (1996 MAP Hazardous Wastes Protocol)

1996

1

b,f

13,5

34

Protocol to the London Dumping Convention

1996

2

b

25

35

Agreement on the Conservation of the Cetaceans of the Black Sea, Mediterranean Sea and Contiguous Atlantic Area (1996 ACCOBAMS)

1996

1

c

19,13

36

Bangladesh/India Treaty on Sharing the Waters of the Ganges River

1996

1

d

0

37

Convention on the Non-Navigational Uses of International Watercourses

1997

1

d

0

38

Kyoto Protocol to the UNFCCC

1997

2

a

0

39

Protocol on the Hontrol of Marine Transboundary Movement and Disposal of Hazardous Waste (1998 Hazardous Wastes Protocol)[233] (Kuwait)

1998

2

b

0

40

Protocol on Persistent Organic Pollutants (1998 LRTAP POP’s Protocol)

1998

2

a

17,8

41

Protocol on Heavy Metals (1998 LRTAP Heavy Metals Protocols)

1998

2

e

18,8

42

Convention on Access to Information, Public Participation in Decision-Making and Access to Justice in Environmental Matters (1998 Arhus Convention)

1998

1

g

0

43

Convention on Prior Informed Consent Procedure for Certain Hazardous Chemicals and Pesticides in International Trade (1998 Chemicals Convention)

1998

2

e

6,4

44

Agreement on the Creation of a Mediterranean Sanctuary for Marine Mammals

1999

1

c

12

45

Convention on the Protection of the Rhine

1999

1

d

0

46

Protocol on Water and Health to the 1992 Convention on the Potection and Use of Transboundary Watercourses and International Lakes  (1999 Rotterdam Health Protocol)

1999

1

d

8,63

47

Protocol Concerning Pollution from Land-based Sources and Activities to the Cartagena Convention  (1999 LBS Protocol)

1999

1

a, b, d, e, f

0

48

Protocol to the 1979 LRTAP to Abate Acidification, Eutrophidication and Ground-level ozon (1999 LRTAP Acidification Protocol)

1999

2

a

17,8

49

Protocol on Liability and Compensation for Damage Resulting from the Transboundary Movement of Hazardous Wastes (1999 Basel Liability Protocol)

1999

2

e, f

0

50

Protocol on Biosafety (Cartagena Protocol)

2000

2

g

19,9

51

Framework Agreement for the Conservation of the Living Marine Resources of the High Seas of the South Pacific (Galapagos Agreement)

2000

1

b

11,55

52

Convention on the Conservation and Management of Highly Migratory Fish Stocks in the Western and Central Pacific Ocean

2000

1

b

16,9

53

European Landscape Convention

2000

1

g

15,75

54

International  Treaty on Plant Genetic Resources for food and agriculture (2001 Treaty on Plant Genetic Resources)[234]

2001

2

c

0

55

IMO International Convention on Civil Liability for Bunker Oil Pollution

2001

2

b

0

56

International Convention on the Control of Harmful Anti-fouling Systems on Ships

2001

2

b

0

57

Convention on Persistent Organic Pollutants (Stockholm) (2001 POP’s Convention)

2001

2

e, f

0

58

Agreement on the Conservation of Albatrosses and Petrels

2001

2

g

18,75

59

Draft Convention on the Prevention of Transboundary harm

2001

2

e

0

60

Convention on the Protection of the Underwater Cultural Heritage

2001

2

b

0

61

Convention for Cooperation in the Protection and Sustainable  Development of the Marine and Coastal Environment of the Northeast Pacific

2002

1

b

14,6

62

WSSD Ministerial Declaration

2002

2

h

0

63

WSSD Plan of Implementation

2002

2

h

8,25

64

Protocol on Strategic Environmental Assessment to the Convention on Environmental Impact Assessment in a Transboundary Context

2003

2

g

0

65

International Convention for the Control and Management of Ships Ballast Water and Sediments

2004

2

b

11,1

Tabel 10: Volledige datamatrix met datum, G, R en N voor alle geselecteerde verdragen

 

3.3. Methodolgische beperkingen

 

Voor we beginnen aan de analyse van de data, wil ik een overzicht geven van de methodologische beperkingen van dit onderzoek.

 

3.3.1. De selectie van verdragen

 

Zoals hoger reeds vermeld gebeurde de selectie van verdragen op basis van twee standaardwerken van de universiteiten van Oxford en Cambridge. Aanvankelijk wilde ik mij beperken tot de periode 1995-2002.

 

Voor de periode 1995-2002 zijn de resultaten dus betrouwbaar voor een analyse over alle verdragen, die met en die zonder VP-bepalingen.

 

Doorheen de uitwerking van de voorbije paragraaf heb ik me genoodzaakt gezien het aantal verdragen uit te breiden. Wanneer in een eerder protocol of conventie reeds sprake was van VP-bepalingen leek het me zinvol om die ook op te nemen. Zo heb ik voor de periode 1990-2002 een ruim aantal verdragen bijeengebracht die VP-bepalingen bevatten. Voor die periode heb ik een representatief staal uit de verdragen die VP-bepalingen bevatten. Voor de jaren tachtig heb ik een bijna volledig staal uit de verdragen met VP-bepalingen. Samengevat zou ik dus kunnen stellen:

 

voor de periode 1983-2002 kan ik in een analyse van de verdragen met VP-bepalingen betrouwbare uitspraken doen.[235]

 

3.3.2. De interpretatie van de variabelen

 

Bij de uitwerking van het methodologische kader heb ik getracht voor elke variabele de juiste categorieën te ontwikkelen en daaraan bepaalde waarden toe te kennen. De vraag is nu hoe hoog de validiteit van deze categorieën is. Dit misschien de belangrijkste beperking van dit proefexperiment. Ik heb getracht om een adequaat analyse-instrument te  ontwikkelen, dat ik zelfs tijdens de analyse zelf nog heb verbeterd. Toch denk ik dat de validiteit meevalt, en wel om de volgende reden. Geen enkele hypothese uit de volgende paragraaf heeft betrekking op een vergelijking van de verschillende variabelen binnen één verdrag. Wat ik wel zal doen, is het vergelijken van de verdragen met elkaar, op basis van hun N, ME, D, R en G-waarden. Als er dus een validiteitsfout zit op de categorieën van WC bijvoorbeeld, dan zal die vertekening zich op een gelijke manier verhouden in alle N-waarden van de verdragen.

Natuurlijk is het mogelijk dat de categorieën echt fout zijn, en niet meten wat ze moeten weten. Daarom beschouw ik dit ook als een proefonderzoek.

 

3.3.3. Het wegen van de variabelen

 

Een derde beperking ligt hem in het feit dat de variabelen niet gewogen worden ten opzichte van elkaar. De vergelijking om N (6) te berekenen zou er bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien:

 

N =(1,5C) [ [(0,9ME) + (0.6S) + (1.2WC) + (1P)+ (0,85B)] + (0.91α[H + V)] ]                            (7)

 

Hier wordt aan elke variabele een gewicht toegekend. De variabele WC is bijvoorbeeld 1/5 belangrijker in N dan de variabele P, etc. De reden waarom ik dit niet gedaan heb, ondanks het feit dat het een ernstige methodologische beperking is, is dat ik geen basis had om de gewichten te bepalen. Ook dit is voer voor verder methodologisch onderzoek. In het proefonderzoek dat ik heb uitgevoerd zijn alle variabelen even zwaar. Hoewel dit niet klopt omdat sommige variabelen categorieën hebben van 0 tot 4 en een andere van 1 tot 3.

 

 

4. Toetsing van hypotheses

 

Aan de hand van de laatste datamatrix kunnen we een analyse maken van het VP en op die manier 4 hypotheses toetsen. In deel I van deze thesis heb ik een historisch overzicht gegeven van de indirecte en directe geschiedenis van het VP. De vraag is hoe het VP in de realiteit doorheen de directe geschiedenis evolueerde. Of was het van in het begin een statisch concept dat weinig variatie kende? Zijn het merendeel van de verschillende betekenismogelijkheden die ik in de theoretische modellen in deel I ontwikkelde nooit voorgekomen? Met de hypotheses die volgen wil ik zoeken naar patronen van dynamisme en onveranderlijkheid.

 

4.1. Evolutie van het aantal VP-verdragen t.o.v. het aantal niet-VP-verdragen

 

Tijdens de jaren ’80 vond het VP ingang bij een beperkt aantal milieuverdragen. De Earth Summit in 1992 betekende de definitieve doorbraak voor het VP.

 

HYPOTHESE 1:         het VP wordt steeds meer ingeschreven in internationale milieuverdragen.

 

We zijn dus op zoek naar een quantitatieve parameter voor het VP, QVP. De eerste mogelijkheid is de absolute QVPABS.. We tellen per jaar het aantal verdragen met VP-bepalingen. Omdat we van de periode voor 1990 maar enkele verdragen geselecteerd hebben, laten we die hier buiten beschouwing. Als we in absolute aantallen gaan tellen, dan zien we voor de periode 1992-2002 de volgende tendens:

 

Figuur 10: Absoluut aantal verdragen met VP-bepalingen

 

De hoge QVPABS.-score voor 1992 komt door de keuze om Agenda 21 te zien als een aggregaat van verschillende verdragen over de implementatie van de Rio-Principles. Elk hoofdstuk van Agenda 21 werd gezien als een apart verdrag. Deze keuze kan verantwoord worden door het feit dat er in de voorbereidende rondes (PrepComs) van een wereldtop wordt onderhandeld in werkgroepen. Uiteindelijk worden dan op de top zelf de verschillende bijeenkomsten tot één geheel gegoten. Dit verklaart ook de gedifferentieerde N-scores van de verschillende Agenda 21-hoofdstukken waar VP bepalingen in voorkomen.

Het absolute aantal verdragen QVPABS. is echter een beperkte parameter. Tien verdragen met uitgeholde VP-bepalingen zijn misschien veel minder waard dan 3 verdragen met zeer sterke VP-bepalingen. Hoe verhouden de verdragen met VP-bepalingen (QVP) zich tot verdragen zonder VP-bepalingen (Q0-VP) door de tijd? De bedoeling is een mathematische manier te ontwikkelen om door de tijd de relatieve aanwezigheid van het VP in verdragen (QVPREL.) aan te duiden. Een relatieve waarde wordt vaak met een breuk berekend. Dat zou dan hier worden:        

 

QVPREL. = (QVP / QTOTAAL) x 100                              (8)

 

Bij de telling heb ik voor het jaar 1992 het aantal verdragen uit Sectie II van Agenda 21 meegeteld dat geen VP-bepalingen bevatten. Sectie II bevat 14 titels, waarvan 9 zonder VP-bepalingen. Daardoor komt het dat we voor 1992 bij een score van 10 verdragen komen zonder VP.

 

D

QVP

Q0-VP

QTOTAAL

QVPREL.

1990

1

0

1

100%

1991

0

1

1

0

1992

5

10

15

33%

1993

0

0

0

0

1994

1

1

2

50%

1995

4

5

9

44%

1996

4

1

5

80%

1997

0

2

2

0

1998

3

2

5

60%

1999

3

3

6

50%

2000

4

0

4

100%

2001

1

6

7

14%

2002

2

1

3

66%

Tabel 11: het relatieve aandeel verdragen met VP-bepalingen in de periode 1990-2002

 

Grafisch ziet het er als volgt uit:

 

Figuur 11: Spreiding van het relatieve aandeel van VP-verdragen (QVPREL. ) tussen 1990-2002

 

Gegeven de beperkingen van het empirische werk dat ik heb gedaan, is hier te zien dat als het over de QVPREL. –waarde gaat, er een licht stijgende trend waar te nemen is. Dat mijn selectie geen representatieve selectie is komt duidelijk naar voren met de out layer voor 1990. De waarde ‘1’ die mijn tabel gegenereerd heeft is niet mogelijk. Het duidt echter aan dat ik alleen voor de periode 1995-2002 alle verdragen (- de verdragen uit het nucleaire regime) heb overgenomen uit Boyle & Birnie en Sands. De score voor 1992 komt hoofdzakelijk voort uit uit het UNCED-proces. Doordat ik voor QTOTAAL alle milieuhoofdstukken uit Agenda 21 heb meegeteld, bekomen we een veel genuanceerder beeld van dat jaar dan voor de waarde QVPABS.. Het is zeker zo dat door de Earth Summit  1992 een milieuverdragrechterlijk productief jaar was. Daarom is het logisch dat in absolute zin het aantal VP-verdragen vrij hoog is. In relatieve termen (QVPREL. ) komt echter naar voor dat in 1992 het VP nog steeds jong is. In 1992 bevat maar 33% van de verdragen VP-bepalingen. Het gemiddelde percentage voor QVPREL. voor de periode 1998-2002 is reeds 58%.

 

CONCLUSIE 1:          Gegeven de beperkingen van de selectie, kunnen we een stijgende trend vaststellen in het aantal verdragen met VP-bepalingen ten opzichte van het aantal verdragen zonder VP-bepalingen. Opmerkelijk is dat op de Earth Summit -waar het VP definitief gevestigd werd- het VP geen significant hoge score heeft gehaald.

 

4.2.  De evolutie van de sterkte van het VP

 

Het aantal verdragen is echter een zwakke parameter, of we ze nu relatief of absoluut hebben geanalyseerd. Tien verdragen met uitgeholde VP-bepalingen zijn misschien veel minder waard dan 3 verdragen met zeer sterke VP-bepalingen. Deze hypothese ligt in de lijn van de ecofilosofische beschouwingen uit deel I. Daar stelde ik dus dat door het postmodernisme de mens (of de Westerse althans) evolueert naar een meer holistisch mens- en wereldbeeld. Met ‘sterkte van het VP’ bedoel ik hoe sterk het VP is vanuit holistische perspectief. Hoe sterk draagt het VP bij om de natuur in haar geheel te beschermen? Als we dus kunnen vaststellen dat de waarde N door de tijd steeds groter wordt, zouden we daaruit kunnen afleiden dat de internationale milieuverdragen steeds holistischer worden. We dus gaan op zoek naar een parameter die iets zegt over de evolutie van de waarde N doorheen de tijd. De hypothese gaat als volgt:

 

HYPOTHESE 2:          Het VP wordt doorheen de tijd steeds sterker en sterker. In principe is dit af te leiden uit de stijging van de gemiddelde N-waarde (Ñ), de gemiddelde X-waarden en gemiddelde ME-waarden doorheen de tijd.

 

Voor elk jaar maken we de som van de N-scores gedeeld door het aantal verdragen. We berekenen dus de gemiddelde N-score (Ñ) per jaar.

 

Ñ    =         å N / n                   (9)  (n =  # verdragen van dat jaar met VP-bepalingen)

 

Deze Ñ per jaar kunnen we op een grafiek door de tijd uit zetten. We kunnen in deze berekening (in tegenstelling met de berekeningen van hypothese 1) alle jaartallen waarvoor ik verdragen geselecteerd heb opnemen. We gaan hier immers de VP-verdragen onderling vergelijken, en niet meer VP-verdragen met niet-VP-verdragen.

 

Figuur 12: Sterkte van het VP uitgedrukt in N doorheen de tijd

 

Wat we -met de nodige voorzichtigheid- kunnen afleiden is dat er voor de periode die we gedetailleerd onder de loep hebben genomen (1990-2002) een positieve tendens is waar te nemen voor de per jaar gesommeerde N-waarden. Er is dus niet alleen sprake van een kwantitatieve toename van het VP, maar ook van een kwalitatieve toename, afgeleid uit de Ñ-waarden. Een tweede punt waar we bij kunnen stilstaan is de grootte van de richtingscoëfficiënt van de getrokken rechte. In acht nemend dat deze rechte niet tot stand is gekomen via een computerprogramma en een lineaire regressieanalyse en er bijgevolg een grote foutmarge op kan zitten, is de rico van de rechte op figuur 12 groter is dan die van figuur 11, respectievelijk 17° en 6° zoals ik de rechten op de computer heb ingetekend. Uitgaande van de assumpties kunnen we stellen dat het uitdiepen van het VP sneller gaat dan de proliferatie van het principe zelf.

De waarde Ñ was voor elk jaar een gemiddelde van de N-waarden die ik hierboven heb berekend. N was een ruim ingevulde weging van het VP, afgeleid uit 9 variabelen. Ik heb vergelijking 6 zo opgesteld dat de artikels van het VP positief of negatief worden beïnvloed door de variabele Y, dat was de sterkte van de beschermings- en preventiemaatregelen in het verdrag, de mate waarin het verdrag afdwingbaar is en invloed heeft op het milieubeleid en ten derde de mate waarin de preventieartikels uit het verdrag gekoppeld zijn aan het VP (zie eerder). Een sterk omschreven VP in een verdrag dat geen rechtskracht heeft stelt uiteraard niet veel voor. De vraag die ik me stel is hoe het VP er zelf uitziet door de tijd, dus los van de variabelen Y, C en α. Ik herneem tabel 8 terug en vulde waarden van X  en Y per verdrag aan.

 

n

C

ME

S

WC

P

B

X

α

H

V

Y

N

D

G

R

6

1

0.75

3

3

3

3

2

14

0.5

4

4

8

16.5

1984

1

b

8

2

0.50

3

3

3

4

3

16

0.6

3

4

7

10,1

1987

1

b

10

3

0.25

4

3

3

3

2

15

0.8

4

4

8

5,35

1989

2

h

11

4

0.50

3

3

3

3

3

15

0.6

3

4

7

9,6

1990

1

b

13

5

0.75

1

1

0

3

2

5

1.5

1

3

4

8.25

1992

2

a

15

6

0.50

3

1

0

4

2

10

1.3

2

3

5

8.25

1992

2

h

16

7

0.50

2

1

0

3

3

9

1.5

2

2

4

7,5

1992

2

b

17

8

0.50

1

1

0

3

2

5

1.5

1

2

3

4,75

1992

2

f

18

9

0.50

3

1

0

3

2

9

1.5

2

2

4

7,5

1992

2

e

19

10

0.50

3

1

0

3

2

9

1.4

3

2

5

8

1992

2

f

20

11

0.50

3

1

0

3

2

9

0.8

2

2

4

6,1

1992

2

h

21

12

0.75

2

1

3

1

2

9

1.3

2

2

4

10,65

1994

2

a

24

13

0.75

2

2

3

3

2

12

1.5

2

3

5

14,63

1995

1

c

25

14

0.75

1

1

0

3

2

6

1.2

1

3

4

8,1

1995

1

b

28

15

0.75

2

3

0

5

3

13

1.5

2

2

4

14,25

1995

1

b

30

16

0.50

3

3

0

5

4

15

1.5

2

4

6

10,5

1995

2

b

32

17

0.75

1

1

0

1

2

5

1.2

1

3

4

7,35

1996

1

b

33

18

0.75

2

3

2

3

2

12

1.5

1

3

4

13,5

1996

1

b,f

34

19

1

3

3

3

4

3

16

1.5

2

4

6

25

1996

2

b

35

20

0.75

3

3

3

3

3

15

1.5

3

4

7

19,13

1996

1

c

40

21

1

3

1

3

1

2

10

1.3

2

4

6

17,8

1998

2

a

41

22

1

3

1

3

2

2

11

1.3

2

4

6

18,8

1998

2

e

43

23

0.75

2

2

0

2

0

6

0.5

2

3

5

6,4

1998

2

e

44

24

0.75

4

1

3

1

3

12

0.5

4

4

8

12

1999

1

c

46

25

0.75

0

3

2

3

2

10

1.5

0

1

1

8,63

1999

1

d

48

26

1

3

1

3

1

2

10

1.3

2

4

6

17,8

1999

2

a

50

27

0.75

3

3

3

4

3

16

1.5

3

4

7

19,9

2000

2

g

51

28

0.75

0

3

3

3

2

11

1.1

0

4

4

11,55

2000

2

e, f

52

29

0.75

1

3

2

5

4

15

1.5

1

4

5

16,9

2000

1

b

53

30

0.75

3

1

1

5

2

12

1.5

2

4

6

15,75

2000

1

b

58

31

0.75

4

1

3

3

2

13

1.5

4

4

8

18,75

2001

2

g

61

32

0.75

3

1

3

3

2

12

1.5

3

2

5

14,6

2002

1

b

63

33

0.50

3

1

0

3

2

9

1.5

2

3

5

8,25

2002

2

h

65

34

0.75

3

1

0

1

2

7

1.3

3

3

6

11,1

2004

2

b

Tabel 12: Datamatrix met variabelen X, Y, N, D, R, G

 

We berekenen opnieuw een gemiddelde waarde voor X in elk jaar (x) die we opnieuw uitzetten in een grafiek door de tijd. Deze grafiek ziet er als volgt uit:

 

Figuur 13: De betekenis van de VP-bepalingen uit de verdragscontext doorheen de tijd

 

Als we deze grafiek bekijken, dan valt het onmiddellijk op dat ze in twee delen uit één valt. Het eerste deel is de periode tussen 1983 en 1991. De VP-bepalingen in de hoofdzakelijk maritieme verdragen scoorden vrij hoog (zie het deel over de verticale proliferatie van het VP). Ze scoorden ook constant door de tijd, de 0-waarden buiten de berekening gehouden een gemiddelde van 15 tussen 1983 en 1991. De rico is omzeggens 0, er is dus weinig verandering vast te stellen. Het tweede deel van de grafiek begint in 1992 waar x een waarde 8 scoort. Dit is bijna een halvering van de sterkte van VP-bepalingen in de verdragsartikels. Vanaf dat punt heeft de rico een waarde van ongeveer 7%. Hoewel ik de rechten in figuur 13 en figuur 11 onafhankelijk van elkaar heb getrokken, en me bij mijn interpretatie telkens louter gebaseerd heb op de punten en corresponderende data in de grafiek, blijkt de rico tijdens beide periodes voor de verschillende variabelen dezelfde te zijn. Op de vraag of dit een schijnverband is en of er een logische verklaring voor gevonden kan worden, heb ik nog geen antwoord op gevonden.

Een volgende vraag die ik me stel i.v.m. de inhoudelijk evolutie van het VP is de evolutie van het milieuethische perspectief (ME). Nadat opnieuw de nodige jaargemiddelden zijn berekend krijgen we volgende grafiek.

 

Figuur 14: Evolutie van het milieuethisch perspectief van het VP

 

Opmerkelijk is dat bij deze variabele dezelfde breuk te merken is in 1992. Vanaf dat punt is de rico terug stijgend (13° zoals de rechte hier getekend is). Uit figuur 13 en 14 blijkt duidelijk dat de Earth Summit voor het VP een scharnierpunt is geweest, zoals ik in deel 1 reeds stelde. De verklaring waarom het een trendbreuk is die in eerste instantie negatief was, zou gezocht kunnen worden in het feit dat de onderhandelingen voor het vestigen van een fundamenteel principe heel wat complexer zijn dan die voor een principe binnen één bepaald regime, in casu het maritieme regime in de jaren ’80. Door het zoeken naar een consensus of een compromis worden de scherpe kanten er immers afgehaald. De hoge score van de UNEP-resolutie (1989) heeft een analoge verklaring, namelijk dat de fricties binnen UNEP tegen een sterk  VP minder uitgesproken zijn. Beide verklaringen zijn deductief en van hypothetische aard.

Het is duidelijk geworden in de drie berekeningen die we hebben gedaan dat gegeven het proefkarakter van dit onderzoek dat er een trend is die er op wijst dat het VP steeds holistischer wordt. De inherente waarde van het milieu wordt met andere woorden steeds meer voorwerp van beschermingsmaatregelen, zelfs als er geen wetenschappelijke zekerheid is vast te stellen over een causale relatie tussen schade veroorzaker en negatief milieueffect. Zowel de verdragen waarin het VP is ingeschreven in hun totaliteit, als de VP-bepalingen, als het milieuethisch kader van het VP zelf kennen een positieve evolutie doorheen de tijd. 

 

CONCLUSIE 2:          Het VP wordt door de tijd langzaam sterker en sterker en wordt steeds meer op een manier omschreven die toelaat vérstrekkende milieubehoudmaatregelen te nemen.

 

4.3. Het VP en het verband tussen de sterkte (N) en de geografische typologie

 

Dat er variatie bestaat in de betekenis van het VP, gemeten met N, werd al eerder gesuggereerd. Om dit aan te tonen construeer ik een grafiek waarin de waarden van alle verdragen chronologisch worden weergegeven. Merk op dat in de oorspronkelijke gegevenstabel van alle verdragen de datum tot op de dag nauwkeurig vastgesteld was. Doordat de verdragen volgens dat criterium geordend werden en hun volgnummer meekregen, kan ik hier eenvoudig een chronologische analyse maken tot op de dag nauwkeurig, aan de hand van de volgnummers van de verdragen. In de volgorde waarin ze geordend waren krijgen heb ik de 34 verdragen met VP-bepalingen een nieuw nummer (n²) van 1 tot 34. In tabel 11 zijn deze nummers weergegeven in kolom 2. De grafiek ziet er als volgt uit:

 

Figuur 15: Variatie van het VP door de tijd, met alle verdragen chronologisch opgenomen.

 

Het is duidelijk dat als men deze grafiek analyseert, het moeilijk is een duidelijk patroon vast te stellen, behalve het patroon van schommelingen. De vraag die we ons kunnen stellen is of er in de schommelingen zelf bepaalde patronen zitten. Worden ze verklaard door het feit dat in regionale verdragen het VP misschien meer wordt opgenomen en sterker wordt omschreven. Immers, de complexiteit van onderhandelingen (en dus de kans op een afgezwakt compromis) neemt immers toe naarmate er meer actoren betrokken zijn. En op het eerste zicht lijkt dit idee te kloppen vermits de bepalingen uit Agenda 21 en de documenten van de WSSD eerder zwak scoren. Of is het vice versa? Om een antwoord te krijgen zullen we opnieuw de nodige data moeten analyseren. De hypothese gaat als volgt:

 

HYPOTHESE 3:          Op regionaal vlak worden er gemakkelijker hogere N-waarden gescoord dan op internationaal vlak.

 

In de berekeningen die volgen beschouw ik Agenda 21 als één verdrag en neem ik de gemiddelde N-waarde (6,77). Ik construeer twee grafieken. De ene geeft de N-waarden van de internationale verdragen aan doorheen de tijd, de andere de N-waarden van de regionale verdragen. De grafieken zien er als volgt uit:

 

Figuur 16: Evolutie in N-waarden van de internationale verdragen met VP-bepalingen

 

Figuur 17: Evolutie van N-waarden van de internationale verdragen met VP-bepalingen

 

Al van de eerste oogopslag is het fundamentele verschil tussen regionale en internationale verdragen duidelijk. Waar er bij internationale verdragen een vrij sterke stijging is van de rico (16°) is die bij regionale verdragen nagenoeg 0. Regionale verdragen scoren ook hoog, hoewel minder hoog. Tabel 12 bevat de N-waarden voor de regionale en de internationale verdragen geordend van lage scores naar hoge scores. Als we voor elk van de reeksen de 5 hoogste scores nemen en daar het gemiddelde van berekenen, dan halen de internationale verdragen 20,05 en de regionale verdragen 16,25. Nemen we achter de totale gemiddelden van elke reeks, dan scoren de internationale verdragen een gemiddelde N-waarde van 12,93, en de regionale verdragen … ook een waarde van 12,93!

 

N-ranking

Regionaal

Internatinaal

15

/

5.35

14

7.35

6.36

13

8.1

6.4

12

8.63

8.25

11

9.6

8.25

10

10.1

8.25

9

12

10.5

8

13.5

11.1

7

14.25

11.55

6

14.6

17.8

5

14.63

17.8

4

15.75

18.75

3

16.5

18.8

2

16.9

19.9

1

19.13

25

Tabel 13:N-waarden ranking voor regionale en internationale verdragen

 

We kunnen dus stellen dat Internationale verdragen enerzijds hoger scoren maar tegelijkertijd ook lager scoren dan regionale verdragen. Grafiek geeft dit patroon weer:

 

Figuur 18: Vergelijking van de N-waarden van internationale en regionale verdragen

 

Een verklaring voor dit patroon is niet zo snel te geven. Misschien speelt er mee dat de internationale gemeenschap gekenmerkt wordt door enerzijds een inertie van een groot aantal actoren, zodat men in moeilijke dossiers zwakke VP-bepalingen onderhandelt. De hoge scores zijn uit het maritieme regime (London Dumping Protocol), luchtvervuiling (LRTAP Protocol) en Biodiversiteit (Cartagena Protocol en Albatrossen Verdrag). De vraag is nu wat deze verdragen gemeen hebben. Maar dat antwoord is op basis van deze gegevens niet te geven.

Een tweede observatie is het feit dat de concentratiewolk in beide grafieken zich eerder in het rechtergedeelte situeert. Dat dus, met andere woorden, geen significante variabiliteit zit op de stijging van het absolute aantal verdragen met VP-bepalingen.

 

CONCLUSIE 3:          De verdragen met VP-bepalingen die op internationaal vlak gesloten worden scoren in absolute termen hoger dan de verdragen die op regionaal vlak worden afgesloten. Gemiddeld gezien halen ze dezelfde score.

                                    Internationale en regionale verdragen vertonen een zelfde patroon als het gaat over de spreiding van het voorkomen van het VP. Deze conclusie sluit aan bij conclusie 1.

 

4.4. Het VP en het verband tussen de sterkte (N) en het regime

 

Bij de toetsing van hypothese 3 bleven we met een onbeantwoorde vraag zitten, met name hoe het komt dat internationale verdragen hoger en lager scoren dan regionale verdragen. Ik suggereerde reeds dat dit misschien iets te maken heeft met het regime[236] waartoe ze behoren.

 

HYPOTHESE 4:          Afhankelijk van tot welk regime een verdrag behoort, zal de VP-bepaling variëren.

 

Voor we aan de analyse beginnen, moeten we de verdragen en hun N-waarden groeperen per regime. In tabel 5 onderscheidde ik de volgende regimes:

 

Regime

code

Nummer

N

 

gemiddelde

Atmosferische regime

a

13

8,25

21

10,65

40

17,8

48

17,8

 

13,63

Oceanen en zeeën

b

6

13,5

8

10,1

11

9,6

16

7,5

25

8,1

28

14,25

30

10,5

32

7,35

33

13,5

34

25

52

16,9

53

15,75

61

14,6

65

11,1

 

11,13

Biodiversiteit

c

24

14,63

35

19,13

44

12

 

15,25

Water en rivieren

d

46

8,63

 

8,63

Schadelijke substanties en activiteiten

e

18

7,5

41

18,8

43

6,4

51

11,55

 

11,06

Afval

f

17

4,75

19

8

33

13,5

51

11,55

 

9,45

Milieubehoud

g

50

19,9

58

18,75

 

19,33

Algemene verdragen

h

10

5,35

15

8,25

20

6,1

63

8,25

 

7,00

Tabel 14: Datamatrix voor de variabele R en N

 

We kunnen nu de verdragen rangschikken naar dalende gemiddelde N-waarden.

 

Regime

gemiddelde

Milieubehoud

19,33

Biodiversiteit

15,25

Atmosferische regime

13,63

Oceanen en zeeën

11,13

Schadelijke substanties en activiteiten

11,06

Afval

9,45

Water en rivieren

8,63

Algemene verdragen

7,00

Tabel 15: Rangschikking van regimes volgens hun gemiddelde N-waarden

 

In deze grafiek zien we dat er indertijd veel variatie zit in betekenis en sterkte van het VP afhankelijk van het regime waartoe het verdrag behoort. Gegeven dat het totale gemiddelde van alle N-waarden 11.94 is, en dat we stellen dat de verdragen die hoger scoren, relatief goed scoren, en de vragen die lager scoren, relatief laag scoren, kunnen we het volgende stellen: Het meest sterke VP vinden we in verdragen die te maken hebben met het behouden van de biodiversiteit en het beschermen van bepaalde diersoorten. Ook de atmosferische verdragen kunnen we bij de goed scorende rekenen, vermits hun score boven het totale gemiddelde valt. Het maritieme regime behoort niet meer tot de hoog scorenden.

Wanneer we de 5 hoogst scorende N waarden nemen van de internationale verdragen, dan stellen we vast dat die behoren tot één van de sterk scorende regimes. Hiermee hebben we de vraag beantwoord die ik reeds bij hypothese 3 vaststelde.

 

CONCLUSIE 4:          De sterkte van het VP uitgedrukt als N varieert met het regime waartoe het verdrag behoort waarin het VP is ingeschreven.

 

 

5. Besluit

 

In deel II ben ik op zoek gegaan naar een methodologie om op empirische manier met het VP om te gaan. De centrale vraag die me daarin leidde, ging over de mogelijke variabiliteit van de sterkte, het voorkomen en het milieuethisch perspectief van het VP. Aan de hand van 4 hypotheses zou ik deze vraag beantwoorden. Ik selecteerde de nodige verdragen (65 in totaal) waarvan er 35 VP-bepalingen bevatten. De selectie van de verdragen is al bij al gebrekkig, en maakt het onmogelijk om besluiten te trekken met een hoog waarschijnlijkheidsgehalte. Deze belangrijke beperking moet bij het lezen van Deel II heel de tijd in het achterhoofd zitten, wil men geen foute conclusies trekken.

In het eerste stuk heb ik de nodige data gecreëerd die me zouden helpen bij het toetsen van de 4 hypotheses. De variabelen die ik  creëerde waren de maat om de sterkte van de VP-bepalingen an sich te meten (X), een maat om de invloed van de preventie- en protectieclausules op het VP te meten (Y), de mate van koppeling van Y aan X (α), de mate van afdwingbaarheid van het verdrag (C), de OV om X vast te stellen (ME, S, WC, P, B). Als we al deze variabelen bij elkaar goten in een formule (6), dan bekwamen we voor elk verdrag een waarde N, die uitdrukte hoe sterk het verdrag is op vlak van voorzorg. Aparte variabelen waren de datum (D), de geografische typologie (G) en het regime waartoe het verdrag behoorde (R). Vervolgens nam ik alle verdragen onder de loep en selecteerde de relevante artikels. Deze artikels zijn bepalend geweest voor het toekennen van waarden aan de variabelen per verdrag. Met deze waarden kon ik vervolgens N berekenen.

De volgende stap was het toetsen van de 4 hypotheses. Ten eerste kunnen we,  gegeven de beperkingen van de niet-representatieve selectie van verdragen, een positieve trend vaststellen in het aantal verdragen met VP-bepalingen ten opzichte van het aantal verdragen zonder VP-bepalingen. Ten tweede wordt het VP door de tijd langzaam sterker en sterker en wordt het steeds meer op een manier omschreven die toelaat vérstrekkende milieubehoudmaatregelen te nemen. Ten derde scoren de verdragen met VP-bepalingen die op internationaal vlak gesloten worden in absolute termen hoger dan de verdragen die op regionaal vlak worden afgesloten. Gemiddeld gezien halen ze dezelfde score. Internationale en regionale verdragen vertonen een zelfde patroon als het gaat over de spreiding van het voorkomen van het VP. Deze conclusie sluit aan bij conclusie 1. Ten vierde varieert de sterkte van het VP uitgedrukt als N met het regime waartoe het verdrag behoort waarin het VP is ingeschreven.

Al deze conclusies geven antwoord op de hoofdvraag die onze leidraad was in dit empirische deel. Er is inderdaad een grote variabiliteit waar te nemen in het voorkomen van het VP. Het VP varieert doorheen de tijd, met de geografische typologie van het verdrag, met de milieuethische omslag en in relatie met verdragen die geen VP-bepalingen bevatten.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[207] H. HOHMANN, o.c.

[208] B. ARTS, 1998, o.c., 

[209] H. HOHMANN, o.c., 12.

[210] Opmerkelijk is dat in de studies rond het VP geen duidelijkheid wordt geschapen over welk Duitsland het gaat. Ik ga er van uit dat de verschillende auteurs met ‘Germany’ voor 1989 West-Duitsland bedoelen, en na 1989 het huidige Duitsland.

[211] H. HOHMANN, o.c. 5.

[212] ibid., o.c., 5.

[213] ibid., o.c., 6.

[214] ibid., o.c., 7.

[215] ibid., o.c., 8.

[216] ibid., o.c., 11.

[217] ibid., o.c., 12.

[218] H. HOHMANN, o.c., 334-335.

[219] H. HOHMANN, o.c. 10, voetnoot 51.

[220] K. DE KETELAERE, antwoord op een emailvraag op 27 april 2004. Mijn vraag luidde als volgt:

Is het correct als ik stel dat in het Duits het begrip 'Prevention' voor zowel het engelse prevention aspect wordt gebruikt als voor het precautionary aspect, en dat daaromtrent een hele discussie woedt in Duitland? En dat in in internationaal milieurecht er wel gebruik wordt gemaakt van het onderscheid preventie/voorzorg (wat ik ook zelf vaststel uit mijn studie). Ik raak in de war door de laaste zin: this distinction could not be applied to int. env. law (...). Welke distinction is niet toepasbaar?? In internationaal recht gaat men toch juist wel uit van het onderscheid tussen preventie en voorzorg? Hohmann uitgangspunt voor zijn boek wordt hierdoor onduidelijk, en zijn boek zelf brengt geen raad, omdat hij sommige verdragen (jaren '70-'80) wel erg snel een precautionary karakter toeschrijft. Dat kan ik dan weer begrijpen als hij Precautionary begrijpt als de ruime categorie van preventie.

[221] P. BIRNIE en A. BOYLE, International law & the environment (second edition), Oxford, Oxford University Press, 2002, 116.

[222] P. SANDS, Principles of Environmental Law, (second edition), Cambridge, Cambridge University Press, 2003, 268.

[223] J. BILLIET., o.c.,

[224] De empirie beschouw ik hier als de juridische werkelijkheid.

[225] P. SANDS, o.c., 270.

[226] P. SANDS, o.c., 271.

[227] H. HOHMANN, o.c., 184-189, 340.

[228] P. BIRNIE & A. BOYLE, o.c., xxiii-xxx.

[229] P. SANDS, o.c., xxxiv-cii.

[230] Indeling gebaseerd op P. Sands’ inhoudstafel. P. SANDS, o.c., viii-x, en site www.ecolex.org

[231] Bij raadpleging van website op 12-04-2004 was het verdrag nog beschikbaar. Bij raadpleging op 29-04-2004 om de exacte datum te weten van het verdrag, blokkeerde de website.

[232] ftp://ext-ftp.fao.org/ag/cgrfa/it/ITPGRe.pdf

[233] Bij raadpleging van website op 12-04-2004 was het verdrag nog beschikbaar. Bij raadpleging op 29-04-2004 om de exacte datum te weten van het verdrag, blokkeerde de website.

[234] ftp://ext-ftp.fao.org/ag/cgrfa/it/ITPGRe.pdf

[235] G. LOOSVELDT, C. MAES & J. WELKENHUYSEN-GYBELS, Basisconcepten van de beschrijvende statistiek, Leuven, Acco, 2000, 18.

[236] Ik gebruik het concept regimes in analogie naar Young. O. YOUNG, International regimes, Cornell, Cornell University, 1989, 12-23.