“Richesse Oblige” Rang op Ambrym en Malakula (Vanuatu). Het nimangki-genootschap: bron van creativiteit, sociale vrede en statusverandering. (Jean P. L. De Keersmaeker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluiten

 

Het hoofddoel van deze verhandeling was een studie van het nimangki-genootschap en de artefacten gebruikt binnen en rond dit genootschap te maken. Enkele besluiten in verband met de graden en gradensculptuur zijn reeds besproken en samengevat in tabelvorm (zie 1.5 & 2.2).

 

Het zal de lezer opgevallen zijn dat wij veel aandacht besteed hebben aan het milieu, de sociale en politieke structuren, het individu, de rituele homoseksualiteit, het varken en het kavagebruik. Het is evident dat het niet mogelijk is om een volk en zijn gebruiken en artefacten te begrijpen, zonder inzichten te verwerven in de context waarin deze zijn ontstaan en gebruikt werden.

 

Wij hebben aangetoond dat de geografische en geologische situatie van Vanuatu er voor gezorgd heeft dat de archipel een bijzondere socio-culturele ontwikkeling kende. De bewoners waren van elkaar geïsoleerd door de zee, door hoge bergen, door actieve vulkanen en door een geaccidenteerd terrein. De geologische situatie op de eilanden was niet altijd mensvriendelijk, maar klimatologisch was de biotoop bijzonder geschikt voor tuinbouw op kleine percelen. De opbrengst van de tuinen gaf een clan de mogelijkheid om in autarkie te leven.  Dit heeft ertoe geleid dat er zich in een relatief klein en versnipperd gebied een caleidoscoop aan talen kon ontwikkelen.

 

Daar de archipel niet gelegen was langs de specerijroutes en daarenboven over geen waardevolle grondstoffen beschikte, toonden de eerste ontdekkingsreizigers geen bijzondere interesse voor de eilanden. Slecht rond het einde van de 19e eeuw, als er vraag naar sandelhout en walvisolie is, begint de kolonisatie en missionering van de Nieuwe Hebriden en de Bankseilanden. Wij hebben aangetoond dat de gevolgen van de kolonisatie en missionering gewoonlijk desastreus waren. Het condominium «Nouvelles Hébrides - New Hebrides» opgericht in 1906 werd gezamenlijk bestuurd door Frankrijk en Engeland. De twee bestuursapparaten waren het zelden eens. De grote inertie bij de implementatie en toepassing van wetten en reglementen zorgde ervoor dat de invloed van autoriteiten praktisch onvoelbaar was buiten Port Vila. Het grote aantal talen en de isolatie van de eilanden hebben de controle door de condokoloniale besturen extra bemoeilijkt. Deze omstandigheden hebben ervoor gezorgd dat onderzoekers zoals Codrington (1891), Speiser (1923), Deacon (1934), Layard (1942) en Guiart (1949) hun veldwerk hebben kunnen verrichten toen een belangrijk deel van de bevolking er nog een traditionele levensstijl op nahield.

 

Bij de economie van Vanuatu werd bijzondere aandacht besteed aan voeding en ruilhandel. De rol van het voedsel komt zelden of nooit aan bod in Westerse musea en etnografische studies. Toch zijn de voedingsgewoonten onlosmakelijk verbonden met status en rang. Samengevat: “Zeg mij wat u eet, met wie u eet en ik zal u zeggen wie u bent”. Bij de handel is het opgevallen dat zowel materiële (objecten, varkens) als niet-materiële artefacten (ceremonies, dans, zang, muziek) zonder probleem als ruil- of verkoopwaar kunnen beschouwd worden. Het materiële en het niet-materiële vormen een continuüm. Wat de vorm van deze artefacten ook moge zijn, ze hebben voor de ni-Vanuatu steeds een intentionaliteit (agency). Ze zijn in staat sociale relaties te creëren en te onderhouden.

 

Voor de bespreking van de sociale en politieke organisatie hebben wij versnipperde informatie moeten samenbrengen. Vanuit etnografische of volkenkundige musea is weinig informatie beschikbaar.  Ze zijn vooral geïnteresseerd in de materiële cultuur die raakpunten vertoont met de kunsttakken van de Westerse kunstgeschiedenis. Zo hebben wij in de catalogus van een groots opgezette rondreizende tentoonstelling “Vanuatu Océanie. Arts des îles de cendre et de corail” [Bonnemaison (ed.) 1996 & Kaufmann 1997] weinig of geen informatie gevonden over de rituele homoseksualiteit, de schedelverlengingen, het concept “ples” en het kavagebruik.

 

Het wereldbeeld van de ni-Vanuatu is relatief holistisch. De wereld vormt een eenheid met diviniteiten, geesten, een hiernamaals, cultuurhelden, de natuur en de mens. Er is echter geen duidelijk vast afgegrensd gebied waarbinnen al deze elementen worden gesitueerd en functioneren.  Uit de gegevens die wij hebben verzameld kunnen we besluiten dat we hier te maken hebben met een vermenging van animistische elementen en oorsprongsmythen. We hebben aangetoond op de waarschijnlijke inbreng van Polynesische Maui-cyclus in de mythen van Vanuatu.

 

Wij hebben er op gewezen dat persoonlijkheid in Vanuatu een ander begrip is dan wat er in het westen onder verstaan wordt. Vanuatu kent een holistische of Lamarckaanse persoonlijkheidsvorm. De inheemse bevolking leefde in zeer kleine gemeenschappen met een eigen taal, eigen verwantschapstructuren en een grote verbondenheid met ples (plaats volgens de overlevering gesticht door de voorvaderen).

 

Het nimangki-genootschap komt op Ambrym en Malakula onder verschillende varianten voor. Elke streek of clan heeft zijn eigen versie. De gegevens die wij hebben overgenomen van Deacon (1934), Layard (1942), Guiart (1951), Paton (1979) en Patterson (1981) moeten gezien worden in hun tijd- en ruimtekader. Wij hebben de gegevens van verschillende auteurs voor de eerste keer kunnen samenbrengen in één studie. Zelfs in recente publicaties zoals “Vanuatu, Kunst aus der Südsee” (Kaufmann 1997) komt enkel het mage-genootschap, zoals besproken door Patterson (1981), aan bod. Door al de gekende nimangki-genootschappen op te nemen in deze studie hebben wij de complexiteit en de diversiteit van het gradengenootschap aangetoond. Bij de vergelijkingen van de namen en titels van de graden werd duidelijk dat er een intensieve gradenhandel bestond.

 

Waarom zijn er in Vanuatu honderden gradengenootschappen ontstaan? Allen (1981) vestigt de aandacht op het samengaan van mannenbonden en matrilineariteit. Wij hebben de mening geopperd dat het mogelijk is dan de mannenbonden een vorm van suppletie zijn in een maatschappij met een matrilineaire structuur. Toch denken wij dat de matrilineariteit niet volstaat om de verdere ontwikkeling van de mannengenootschappen te verklaren. Bij de hoofdzakelijk patrilineair georganiseerde groepen die in Vanuatu voorkomen stellen wij vast dat de gradengenootschappen steeds complexere vormen aannemen. Daarom zijn wij van oordeel dat er andere factoren een rol hebben gespeeld. Uitgaande van de religieuze, sociale, culturele en politieke aspecten formuleren wij een hypothese waarbij het milieu en de draagkracht van de biotoop van doorslaggevend belang zijn. De eerste kolonisatiegolven die rond 1200-1000 v.o.j. in de archipel zijn aangekomen werden geconfronteerd met een bijzondere geografisch en geologische situatie. Indien de kolonisatie is gebeurd door jager-verzamelaars moeten ze teleurgesteld geweest zijn. Wild was en is op de eilanden bijzonder schaars. Slechts wat vogels en fruitetende vleermuizen bevolkten de eilanden. Visvangst was enkel mogelijk op de eilanden omringd door lagunes. Visvangst op volle zee werd nooit beoefend in Vanuatu. De introductie van gedomesticeerde dieren (varken, kip en hond) wees op landbouwkundige kennis. Het nederzettingspatroon werd opgelegd door het milieu. Kleine leefgemeenschappen kunnen mits grote inspanningen tuinen aanleggen in het dichtbegroeide tropische woud. Volgens de mythen waren de tuinen, de grond en de paden het eigendom van de mythische voorvaderen en de clanstichters. De clan had slechts het vruchtgebruik van de plaats (ples) en de leden waren een deel van de plaats. Oorlogen om zijn territorium te vergroten waren niet mogelijk, omdat de grond eigendom was van de voorvaderen en niet kon ingepalmd worden.  De eilandbewoners hebben gedurende eeuwen hun lokale socio-culturele structuren en taal angstvallig kunnen bewaren. Voedseloverschotten lieten toe dat er tijd was voor socio-culturele activiteiten. Het milieu, de kleinschaligheid en de autonomie van de leefgemeenschappen, de Babylonische taalverwarring en de onverbrekelijke spirituele verbondenheid tussen mens en plaats heeft geleid tot een bijzondere sociale structuur die men de Lamarckaanse persoonlijkheid noemt. Door de onmogelijkheid landbouw op grote schaal te beoefenen ontstonden er geen grote georganiseerde gemeenschappen en was er geen aanzet naar de vorming van koninkrijken. In noord Vanuatu komt het erfelijk leiderschap alleen voor bij de Big Nambas van noord Malakula. Alle andere groepen leefden onder een politiek egalitair en acefaal systeem. Toch was er een drang om zich te onderscheiden van de anderen.  De differentiatie en competitie kwam er niet op politiek, maar op sociale vlak. De instrumenten om dit aanzien en respect te verwerven waren voornamelijk de gradengenootschappen. De voedseloverschotten en vrije tijd werden niet geïnvesteerd in specialisten zoals koningen, priesters, krijgers  en een hiërarchisch bestuur, maar in het kweken van slagtandvarkens. Deze vormen op hun beurt de belangrijkste vorm van rijkdom en zijn een munt die toelaat een hogere rang te kopen. De varkens werden geofferd op het “altaar der ambitie” maar waren ook een bron van proteïnen. Een belangrijk aspect in een biotoop dat van nature weinig proteïnerijk voedsel te bieden had. Wij stellen dat de gradengenootschappen door hun toegankelijkheid, openbaarheid, hiërarchie en ceremonieel een democratische samenlevingspatroon in stand hebben gehouden. Een erfelijk koningschap met een hofhouding heeft in deze biotoop geen kans gehad om zich te ontwikkelen. De eilanden van Oceanië waar zich toch een koningschap en centraal bestuur heeft ontwikkeld zijn eilanden met een biotoop dat een groot landbouwpotentieel had (bijvoorbeeld Hawaï en Aotearoa).

 

In 1923 publiceerde de Zwitserse scheikundige en antropoloog Speiser de resultaten van zijn veldwerk onder de titel Ethnographische Materialen aus den Neuen Hebriden und den Banks-Inseln. Speiser was, zoals reeds vermeld in onze inleiding, als een wervelwind door de archipel gereisd (mei 1910-juli 1912). Hij had niet de tijd om een lokale taal te leren en communiceerde via het Bislama met tolken. Toch hebben wij regelmatig beroep moeten doen op de gegevens van Speiser. Deze werden, indien mogelijk naast de resultaten van andere onderzoekers gelegd en vergeleken. Voor wat betreft de culturele artefacten was het werk van Speiser onmisbaar. Geen andere onderzoeker heeft zoveel materiaal verzameld. Het probleem waarmee we steeds werden geconfronteerd was de schaarste aan gegevens over de materiële artefacten. De collecties in de westerse etnografische en volkerenkundige musea zijn een illustratie van de interesse en smaak van de eerste onderzoekers en kolonisten. Wij hebben de schaarse informatie soms kunnen aanvullen met gegevens van Guiart (1949), Huffman (1996), Kaufmann (1997). Soms spraken de standpunten elkaar tegen. Of dit te wijten is aan een verkeerde observatie, interpretatie of gewoon aan lokale verschillen is niet meer uit te maken.  De kastom-regels laten continue aanpassingen toe en dit verklaart waarom geen enkele jif (dorpshoofd) er graten in ziet een ceremonieel aan te passen aan het verwachtingspatroon van de toerist en de eisen van de reisorganisatoren.

 

Het bij het publiek bekendste beeldhouwwerk uit Vanuatu is ongetwijfeld de antropomorfe verticale spleettrom. De gecurvde varkensslagtand is officieel het belangrijkste nationaal symbool, maar de verticale spleettrom is tot in het buitenland bekend. In noord Ambrym, rond Fanla is een productiecentrum waar spleettrommen voor export worden gemaakt. Of in de verticale spleettrom een seksuele symboliek moet gezocht worden is twijfelachtig. Het is mogelijk dat deze visie nieuw leven wordt ingeblazen door plaatselijke toeristengidsen.

 

De zuidkust van Malakula is het centrum van de modelleerkunst. Wij hebben aangetoond dat een zeer hoge graad van technisch kunnen bereikt werd. De meest spectaculaire realisaties waren de rambaramp, een uit plantaardig materiaal opgebouwde mannequin die de overgemodelleerde schedel van de overledene draagt.

 

Zowel op Ambrym als op Malakula staat de boomvarensculptuur centraal bij gradenceremonies, vooral bij de lagere- en middengraden. Of deze beelden na de gradenceremonie steeds hun functie verliezen en dus geen waarde meer hebben is niet duidelijk. Bepaalde boomvarensculpturen worden, niettegenstaande het verlies van hun beschildering, lange tijd bewaard. Kaufmann (1997) zag hiervoor geen duidelijke reden. Wij veronderstellen dat deze beelden, zelfs als ze niet langer een voorvader vertegenwoordigen, bewaard blijven als teken van de statusverandering die de postulant heeft ondergaan. Wij hebben er ook op gewezen dat volgens Lamb (1905) de boomvarenbeelden na het overlijden van de eigenaar terug beschilderd worden. Dit kan een bijkomende reden zijn om beelden te bewaren. Conclusies betreffende de stijlen van de boomvarenbeelden kwamen reeds aan bod in het deel “classificatie van de boomvaren- en houtsculpturen”. Noord en centraal (Namba-gebied) en zuid en zuidwest Malakula vormen twee verschillende stijlgebieden, terwijl zuidoost Malakula en Ambrym een gezamenlijk stijlgebied vormen. Wij hebben aangetoond dat een doorgedreven stijlanalyse uitgevoerd in 1978 (Van den Bossche) om twee redenen moet herzien worden. De eerste is dat de beelden waarvan werd verondersteld dat ze uit noord Ambrym afkomstig waren, in feite beelden van de Bankseilanden zijn. Dit betekent dat er aan de noordpunt van noord Ambrym geen aparte stijl voorkomt die vergelijkbaar is met die van de Bankseilanden. Dit is ook het standpunt van Speiser (1923), Guiart (1949), Schmitz (1963), Stör (1987), Kaepller (1993), Kaufmann (1997) en  Huffman (1998). Een tweede reden is het gebrek aan degelijke informatie over waar, wanneer en door wie de beelden werden gemaakt en verzameld. Stijl is cultuur- en periodespecifiek en dit hebben wij in deze context sterk ervaren. Om een diepgaande stijlanalyse door te voeren is niet alleen een plaats - en tijdsreferentie nodig. Men moet ook de kastom en de structuur van de nimangki-graden op dat moment en op die plaats kennen. Het komt erop neer dat men in Vanuatu geen doorgedreven stijlanalyse en classificatie kan doorvoeren indien men de beelden niet contextueel kan plaatsen. Een verdere stijlindeling lijkt ons met de gegevens die vandaag beschikbaar zijn, niet aangewezen.

 

Over de stenen rangsculptuur hebben wij bijzonder weinig gegevens kunnen verzamelen. De megalieten werden omwille van hun moeilijke transporteerbaarheid door antropologen op basis van praktische discriminatie, als een aparte categorie beschouwd. Zij maakten net als mannenhuizen en woonhuizen deel uit  van een categorie “materiële cultuur” die niet in aanmerking kwam om tentoongesteld te worden in Westerse musea.

 

Over de plaats en de rol van de kunstenaar hebben we weinig informatie kunnen verzamelen. De meeste auteurs zijn het er over eens dat in tegenstelling met Malakula de beeldhouwer op Ambrym een specialist is. Op Malakula zou iedere man in staat moeten zijn een beeld te sculpteren. De verschillen in “ esthetische kwaliteit”, naar westerse normen, zouden het gevolg zijn van de kunde van de beeldhouwerspecialist en de onkunde van de “amateur”. Hoe kan men dan verklaren dat de spleettrommen en boomvarenbeelden van zuidoost Malakula die gesculpteerd werden door de “leken” niet te onderscheiden zijn van die van noord Ambrym waar specialisten aan het werk waren?

 

Het toewijzen van boomvarenbeelden aan een specifieke nimangki-graad is alleen mogelijk indien men voldoende gegevens heeft genoteerd bij het verzamelen van het beeld. Dit was zelden het geval. Slechts voor enkele beelden afkomstig uit noord Ambrym was de graad bekend. Retroactief een graad toewijzen aan een beeld stelt ernstige problemen. Eerst moet men achterhalen of het beeld specifiek voor een nimangki-graad werd gebruikt. Op Ambrym kunnen beelden met identieke iconografie in verschillende genootschappen voorkomen. Een belangrijk hulpmiddel bij het bepalen van de graad van een beeld zijn de armbanden, kousenbanden, bandelieren en gordels. Deze werden op het bepleisterde beeld gepolychromeerd. Praktisch geen enkel beeld heeft deze bepleistering en beschildering behouden zodat het niet mogelijk is deze beelden binnen het gradengenootschap te situeren. Een bijkomende moeilijkheid is dat de beschrijving van de beelden niet steeds toelaat een onderscheid te maken tussen twee graden. In noord Ambrym heeft zowel het boomvarenbeeld van de wuwur-graad (7e graad) als dat van de naim-graad (9e graad) een gesculpteerd dier op de buik. Zonder beschildering is het niet meer mogelijk deze beelden te onderscheiden.

 

In deze studie hebben wij, ondanks de soms schaarse gegevens, willen aantonen dat er een duidelijke wisselwerking is tussen de artefacten en de maatschappij. De materiële artefacten en niet-materiële artefacten leveren dank zij hun intentionaliteit (agency) een bijdrage tot het instandhouden van het sociaal weefsel. De besproken beelden zijn niet alleen een teken van prestige voor de eigenaar maar spelen een rol bij verschillende aspecten van deze cultuur. Wij hebben aangetoond dat talrijke elementen zoals geografie, ecologie, economie, verwantschapsbanden, wereldbeeld en fantasie aan de basis liggen van het ontstaan van statuswijzigende genootschappen. Deze genootschappen liggen aan de basis van individuele innovatie en creativiteit die haar plaats vindt binnen de kastom. Deze creativiteit heeft bijgedragen tot de uniciteit van heel wat maskers, beelden en rituele objecten. Wij hebben geleerd dat voor de man Malakula en de man Ambrym sculptuur synoniem is voor de menselijke figuur of voor het menselijke facies. Centraal staan de blik van het beeld en de geslachtsorganen. De blik is voor de ni-Vanuatu de zetel van zijn wezen, terwijl het geslachtsorgaan de zetel is van zijn kracht. Na de dood van de eigenaar zal zijn gradenbeeld er staan als herinnering aan zijn blik en aan zijn kracht.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende