Alphonse O'Sullivan en de betrekkingen tussen België en het Habsburgse rijk van Solferino tot Sadowa (1859-1866). (Frederic Eelbode)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 2. DE ITALIAANSE EENMAKING

 

De oorlog van Frankrijk en Piëmont-Sardinië ter bevrijding van de Oostenrijkse suprematie over Lombardo-Venetië brengt een oorlogsdreiging voor het hele continent met zich mee. Dit is niet zonder gevolgen voor de Belgische onafhankelijkheid. Het land zit geprangd tussen Frankrijk en Pruisen, dat Oostenrijk militair zou kunnen ondersteunen. Het eigen grondgebied met de wapens uitbreiden of de Italiaanse eenmaking tot stand brengen, is bovendien een ernstige aantasting van de Weense Verdragen van 1815. Een wijziging van de Europese status-quo voelt België aan als een niet te onderschatten gevaar. De koning en de regering zien in het behoud van het Europese evenwicht en in de naleving van de verdragen de meest solide garantie voor de handhaving van 's lands grenzen en onafhankelijkheid. Ondanks interne strubbelingen neemt de Belgische regering officieel een neutraal standpunt in omtrent het conflict. De meeste liberalen sympathiseren met de Italiaanse vrijheidsstrijders terwijl de meeste katholieken hen verfoeien omwille van de bedreiging voor de Pauselijke Staten. De koning gelooft dat Oostenrijk het (internationaal) recht aan zijn kant heeft en hij steunt Frans Jozef; Cavour vindt hij 'un homme abominable'[156].

 

 

1. Het nakend conflict

 

De Belgische koning heeft een grote sympathie voor de Oostenrijkse keizer. Frans Jozef bevalt Leopold niet alleen omwille van zijn persoon maar ook omdat hij eveneens tot de conservatieve, Metternichiaanse strekking behoort. Het behoud van het systeem van het Congres van Wenen ligt hem nauw aan het hart omdat het zijn positie en die van zijn land consolideert[157]. Voor Leopold zijn beide nauw met elkaar verbonden, 'Ich bin hierher gekommen um für das Wohl dieses Landes zu sorgen und durch meine Annahme der Krone den Frieden Europas zu erhalten'[158]. De prinselijke huwelijken met Marie-Henriëtte en Maximiliaan van Oostenrijk versterken de goede relaties tussen het Belgische en Oostenrijkse hof[159]. 'Cette alliance [...] reserre nos liens avec une des grandes puissances signataires des traitès de 1839; elle a donc une portée politique réelle'[160]. Ondanks Leopolds tanend internationaal prestige 'prévit [- il] la marche des événements et essaya encore une fois de jouer son rôle de providence'; hij is zich wel van zijn dalende diplomatieke kredieten bewust[161]. Zijn pro-Habsburgse sentimenten vallen in Berlijn niet in goede aarde. Hij manoeuvreert een Oostenrijks-Pruisische toenadering teneinde Frankrijk van zijn Italiaanse plannen af te houden maar de Habsburgers zijn niet bereid een stuk van hun macht in de Duitse Bond af te staan[162].

'Überhaupt sollte es in Gottes Willen seyn, dass wir von Frankreich angegriffen würden, so zwinge ich es mit einer Unsumme von Geschützen und guten Tirailleurs'[163]. Leopold vindt dat zonder 'sécurité nationale il n'y a pas d'existence politique; [...] les garanties les plus fortes doivent donc être données au pays et à l'armée'[164]. Na heftige debatten en onder druk van de koning beslist het Parlement om de kredieten voor de Antwerpse fortengordel goed te keuren. Voor een aanzienlijk deel van de volksvertegenwoordiging rechtvaardigt de internationale constellatie de hoge kosten. Groot-Brittannië is tevreden met de uitslag van de stemming. In een eventueel miltair conflict rekent België dan ook meest op de Britse garantie voor de integriteit van het land.

 Leopold begint onafhankelijk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan een verzoeningspoging. Napoleon III is geenszins opgetogen met de manoeuvres van het Belgisch staatshoofd. De Franse keizer wantrouwt ook, ondanks voorlopig nog goede relaties met Groot-Brittannië, Leopolds neef prins-gemaal Albert. Napoleon ziet overal Coburgse complotten en verwijt hen de obstakels die hij op zijn weg tegenkomt. De koning schrijft een aantal brieven naar de koning van Pruisen en naar de Oostenrijkse keizer[165]. De ongerustheid over de Franse plannen komt ook uitvoerig aan bod in de correspondentie met de Engelse koningin[166]; 'I have long doubted that Napoleon could think of serious actions against Austria but the preparation is so great one gets finally alarmed'[167]. Pruisen moet het eveneens ontgelden, blijkt uit diezelfde correspondentie. Aangezien Pruisen geen bondgenootschap met Oostenrijk aangaat, is Frankrijk niet afgeschrikt om militair in Noord-Italië te interveniëren. Londen bekijkt het conflict in Italië met argusogen maar houdt het bij een welwillende neutraliteit. Volgens Leopold houdt deze toestand een gevaar voor de onafhankelijkheid van zijn land in, 'si la France dominait l'Europe comme en 1807 elle aurait parfaitement raison de prendre la Belgique'[168].

 De oude O'Sullivan als Belgisch vertegenwoordiger aan de Hofburg volgt de Italiaanse ontwikkelingen nauwgezet. Roger Aubert oordeelt nochtans dat hij als diplomaat tekort schiet. Na een decennialang verblijf in Wenen zou hij zodanig door zijn milieu zijn beïnvloed, dat zijn informatie slecht is en dat hij de gebeurtenissen weinig voorziet. Hij zou een goede diplomaat geweest zijn in de eerste jaren na de Belgische onafhankelijkheid maar naar het einde van zijn leven is hij evenwel dépassé en zijn reputatie wordt door Brussel overschat. Vanuit dit perspectief is het aannemelijk dat Leopold deze vertegenwoordiger verkiest, die in grote lijnen zijn eigen visie vertolkt, in plaats van een meer liberale gezant wiens visie eerder met deze van de regering overeenkomt[169]. Auberts denigrerend oordeel over O'Sullivans kunnen is wellicht overtrokken. De diplomaat vertolkt vaak wijdverspreide meningen maar de gebeurtenissen nemen een andere wending dan de politieke protagonisten kunnen voorzien.

 In het midden van de jaren 1850 schrijft O'Sullivan enkele brieven naar de hertog van Brabant. Hij onderhoudt de kroonprins over onder andere de Oostenrijkse moeilijkheden met Italië. De diplomaat geeft enkele vooruitzichten die achteraf blijken te kloppen. 'Si l'Autriche perd l'Italie, ce ne sera que après avoir perdu bien des batailles [...] il faudrait donc une guerre entre la France et l'Autriche'[170]. Bij andere redeneringen neemt de geschiedenis een andere wending: 'je ne crois pas à une guerre de nationalités à des appels aux passions. Napoléon ne peut pas vouloir réveiller les révolutions'[171]. Napoleons optreden ontsteekt echter de lont van het Italiaans nationalisme en de eenmaking ontbrandt veel sneller dan de keizer wenst of voorziet.

Op de nieuwjaarsreceptie van 1859 in de Parijse Tuileries hoort Eugène Beyens, Belgisch gezant in Parijs, wat Napoleon III aan de Oostenrijkse ambassadeur zegt: 'Je regrette que nos rapports ne soient pas aussi bons que je désirais qu'ils fussent mais je vous prie d'écrire à Vienne que mes sentiments personnels pour l'Empereur sont toujours les mêmes'[172]. Buol vertelt dit feit aan O'Sullivan die de Franse keizer onvoorzichtig vindt[173]. De Belgische diplomaat beseft dat het ridicuul zou zijn om de onrustwekkende symptomen die zich manifesteren te ontkennen en neemt zich voor om Brussel op de hoogte te houden en vaak te schrijven[174]. Bijna dagelijks volgen uitgebreide rapporten over de houding van de Oostenrijkse regering, de pers en de publieke opinie. De Vrière vraagt O'Sullivan om de Oostenrijkse houding tegenover de alliantie van Napoleon te verduidelijken[175]. Buol is volgens de diplomaat nog steeds van mening dat Napoleon geenszins van plan is om een avontuurlijke oorlog in Italië te ondernemen maar dat hij in beslag wordt genomen door de politieke invloedsstrijd tussen hem en Frans Jozef[176]. Als de Oostenrijkse regering een bericht van Frankrijk ontvangt met de mededeling dat oorlog onvermijdelijk is, deelt O'Sullivan mee dat Napoleon eigenlijk verontrust is omdat Oostenrijk toch niet zo geïsoleerd is als wordt aangenomen. De diplomaat gelooft in Pruisische hulp en daarenboven stelt Buol hem gerust. Het Oostenrijkse leger is volgens Buol sterk genoeg om elk gevaar te trotseren[177].

O'Sullivan is nog niet van een oorlog tussen Frankrijk en Oostenrijk overtuigd: 'je ne crois pas qu'une grande nation comme la France peut se trouver à la merci d'un petit peuple surexcité des déclamations [...] je ne crois pas qu'un homme comme Napoléon III qui règne depuis plusieurs années avec fermeté, avec prudence, avec une volonté propre que personne n'a contesté puisse se trouver tout à coup l'instrument de volonté d'un autre [...] entreprendre une guerre qui blesse tout les intérêts de la France sans promettre aucun profit et sans même satisfaire aucune passion nationale [...] mon incrédulité ne va pas jusqu'à ne pas voir toutes les complications que menacent la paix, mais je cherche à me rendre comte de l'origine de ces dangers de la source de ces complications, je cherche à comprendre les mobiles et les caractères et à trouver des vraisemblances logiques'[178]. Daarenboven ziet O'Sullivan een diepgaand verschil tussen het Oostenrijk van 1859 en dat van 1848. Het land heeft in die tijd een jonge, energieke, militaire keizer en actieve bedreven ministers gekregen en het leger is verfijnd. Zelfs als de Belgische diplomaat aanneemt dat het Habsburgse leger overwonnen zou worden, kan hij zich niet voorstellen dat de Italianen de Oostenrijkse dominantie in een Franse willen zien overgaan[179].

 In de achterdocht en spanning die de volgende weken in Wenen ontstaat, wordt de inhoud van het Akkoord van Plombières bekend. Er doet een gerucht de ronde dat Napoleon III een confederatie van Italiaanse staten wil met de paus aan het hoofd. O'Sullivan schrijft hierover: 'il me serait impossible de prendre ce rêve plus au sérieux que celui de ces quelques Belges qui proposaient à élire pour Roi l'Archevêque de Malines'[180]. De diplomaat houdt naïef vast aan de verdragen van 1815 om op die manier het Europees evenwicht te behouden. Toch ziet hij ook dat Pruisen de Oostenrijkers wil isoleren en dat het Italië als satellietstaat aan Frankrijk wil binden om zodoende een betere positie in de Duitse Bond te kunnen verwerven[181]. De positie van de Donaumonarchie is hoe langer hoe ondraaglijker en ook voor O'Sullivan is het duidelijk dat oorlog de enige uitweg uit de moeilijkheden van het land is[182]. Brussel is zich eveneens van de internationale spanning bewust en de Vrière schrijft naar Wenen dat de Belgische neutraliteit meer is dan een recht. Het is een opdracht en een basis voor het evenwicht in Europa. De minister 'ne pense pas que nulle part il existe encore des doutes sur notre esprit de nationalité sur notre ferme volonté de faire respecter le territoire national'[183]. Hij roept niettemin op om zich te weren tegenover de mogendheden en in ieder geval hun sympathie voor België te helpen bewaren[184]. Een krantenartikel vermeldt het totstandkomen van een defensieve alliantie tussen Nederland en België. De Vrière spreekt dit tegen maar geeft aan dat de koning een detente tussen de beide staten genegen is[185].

 O'Sullivans persoonlijke appreciatie van de gebeurtenissen in Noord-Italië blijkt weinig reden tot verontrusting te bevatten. Hij voorziet een conflict tussen Piëmont en Oostenrijk zoals er om de tien jaar wel twee voorkomen maar die geen invloed op de vrede in Europa hebben. De Frans-Piëmontese alliantie vindt O'Sullivan een kwaadaardige poging van Frankrijk om Oostenrijk te verzwakken en van Piëmont-Sardinië om Habsburgs territorium in te pikken. De enig mogelijke oplossing is volgens de Belgische diplomaat een drastische verandering van de Turijnse politiek en met name een ontwapening om de Habsburgse bezittingen van 1815 onaangeroerd te laten. De Oostenrijkse bewaping vindt hij geen bedreiging maar enkel een gevolg van de Turijnse politiek. Tijdens een diner op het paleis zegt Frans Jozef dat 'la guerre est préférable à une paix illusoire'[186]. De laatste weken voor de oorlog uitbreekt, komen er meer depêches vanuit Brussel. De Vrière vraagt om informatie over de publieke opinie, de regering, de pers en militaire informatie. O'Sullivan kan een rapport over de Oostenrijkse defensie tegen een 'ennemi formidable' inkijken en beschrijft dit uitvoerig voor Brussel[187]. Op 20 april zendt de keizer een ultimatum aan de Piëmontesen, ze moeten binnen de drie dagen ontwapenen[188]. Daarop laat Leopold I een telegram sturen om meer informatie over dit ultimatum te weten te komen[189]. Oostenrijk hoopt met dit ultimatum de isolatie van Piëmont in de hand te werken maar krijgt van hetzelfde laken een pak. Cavour legt het ultimatum naast zich neer, krijgt de steun van Napoleon III en op 29 april steken Oostenrijkse troepen de Piëmontese grens over[190].

 

 

2. De Frans-Piëmontese oorlog tegen Oostenrijk van 1859

 

Als de oorlog effectief uitbreekt, schrijft O'Sullivan uitgebreide verslagen en ook telegrams met de krijgsverrichtingen naar Brussel. Het valt niet te loochenen dat O'Sullivan een zeer grote sympathie voor de Donaumonarchie koestert en de legitimiteit die ze in 1815 kreeg. Het Italiaanse leger vindt hij een bedreiging en een protest tegen het recht van de verdragen van 1815[191]. Zijn consternatie over de gang van zaken is groot: 'je ne croyais pas possible que Napoléon courat les risques […] pour l'unique intérêt du Pièmont ni même pour une question d'influence'. Daartegenover gelooft de diplomaat dat 'la liberté n'a rien à voir dans cette lutte'. De nationaliteiten worden voor hogere machtsdoelen gebruikt en zullen er later de dupe van worden. De volkeren wisselen het ene juk voor het andere, 'mais je laisse ce sujet que Votre Excellence envisage sans doute au même point de vue que moi', schrijft O’Sullivan[192].

 De Nederlandse ambassadeur ontvangt een telegrafische depêche met de mededeling 'que Napoléon vise à renverser le traité de Vienne en ce qui concerne la France; que son plan est de conquérir la Belgique et de revendiquer les droits d’héritage sur la Hollande'. Van Heeckeren trekt naar Buol en die blijkt nog geen dergelijke berichten te hebben gehoord maar is ontzet over de Napoleontische ambities. De ernst van de situatie begint langzamerhand tot O’Sullivan door te dringen en hij merkt tegen de Nederlandse gezant op dat België niet alleen de Fransen heeft als vijand maar ook de revolutie[193]. 'Le refoulement des autrichiens de l'autre côté de l'Adriatique, ce qui attaque le droit de possession fondé sur l'oeuvre de congrès à Vienne et donne à la lutte une extension menaçante pour tous les états dont la base repose sur l'édifice de 1815'[194].

Oostenrijk staat zonder bondgenoten op het slagveld en Frans Jozef trekt naar Noord-Italië om de generale staf te vervoegen[195]. O'Sullivan vindt dat 'l'Angleterre laissera faire aujourd'hui comme alors, et la Russie, dont toute la politique n'est plus qu'une rancune qui vit de revanches, ne sera pas fâchée […] je ne cite pas ces faits historiques pour approuver ou pour blâmer, je les cite pour expliquer et pour prouver que les opinions que j'émets sont bassées sur des raisonnements et ne sont pas influencés par des sympathies. On ne peut être impartial qu'en envisageant les choses [onleesbaar] leurs deux faces. […] l'Autriche laisse trop voir qu'elle ne fait pas guerre contre un empereur seulement mais qu'elle la fait contre une dynastie'. De diplomaat voegt er aan toe dat hij geen wijzigingen in de Europese politiek wil zien enkel omdat hij de vrede boven alles verkiest[196]. De Vrière schrijft dat België zich ten zeerste aan de neutraliteit wil houden[197].

In de hoop op een Oostenrijkse overwinning stuurt Leopold I zijn Oostenrijkse collega adviezen van gedetailleerde strategische en politieke aard maar ze worden in Wenen met een minachtend glimlachje onthaald[198]. Veel maakt het niet uit want de Oostenrijkse militaire staf, en opperbevelhebber Franz Gyulai in het bijzonder, 'sollte sich […] als ein wahres Wunder der Unfähigkeit erwiesen'[199]. Op twee mei staat het Habsburgse leger tegenover het Frans-Piëmontese opgesteld. Op 28 mei komt de ministerraad samen onder leiding van Frans Jozef en er wordt besloten te ageren. Vijf dagen later komt het tot een veldslag bij Magenta en de Fransen winnen de slag. Napoleon en Victor-Emmanuel kunnen hierdoor Milaan innemen. Frans Jozef neemt zelf het opperbevel in handen maar met even weinig succes. Slechts drie weken later dienen Frankrijk en Piëmont Oostenrijk de genadeslag toe bij Solferino. De Franse keizer kan eigenlijk gemakkelijk naar Venetië doorstoten maar de grote verliezen in de beide kampen en nieuwe opstanden in Midden-Italië doen hem daarvan afzien. Op 12 juli sluit Napoleon in Villafranca een wapenstilstand met Frans Jozef[200]. De Oostenrijkse nederlaag is voor Leopold I de bron van nieuwe zorgen en nog grotere angsten. Als Frankrijk zich weer zoals de grootmacht onder Napoleon I gaat gedragen, is dat ten koste van de Europese orde en de onafhankelijke staten. Leopold stuurt aan op een mobilisatie van het Pruisische leger. In deze periode krijgt de vorst met Bismarck te maken die een obstinate tegenstander van een mogelijke participatie aan de wapenfeiten is. Onder sterke druk van de publieke opinie en de liberale meerderheid in de Kamer komt het toch tot een (gedeeltelijke) mobilisatie. De mogelijkheid dat Pruisen van de Oostenrijkse nederlagen gebruik zou maken om een dominante positie in de confederatie te verwerven, zal voor Frans Jozef bij het sluiten van de wapenstilstand ongetwijfeld hebben meegespeeld[201].

Eind mei wordt Buol door Rechberg vervangen als minister van Buitenlandse Zaken. De wapenstilstand van Villafranca komt voor Europa en Leopold geheel onverwacht. De koning wijt de Oostenrijkse militaire nederlaag aan hun kleinere getalsterkte[202]. Tijdens de Frans-Oostenrijkse onderhandelingen over vrede vraagt Napoleon III aan Frans Jozef een solidariteitsbelofte voor zijn projecten met betrekking tot de Rijn en België. De Habsburger weigert en deelt de boodschap aan Brussel mee[203]. De spoedige beëindiging van het conflict legt Leopold bij zichzelf, 'I can be but flattered that my influence is so great with the Emperor Napoleon that I could make him go to Villa Franca, and settle the peace so quickly'[204]. O'Sullivan is verbouwereerd over de menselijke verliezen, 300.000 doden is enorm in vergelijking met de slagen van Leipzig en van Waterloo[205]. Na de bekendmaking van het verdrag beschouwt hij 'la Lombardie comme perdue'[206]. Hij citeert Napoleon die tegen Frans Jozef zegt: 'vous perdez la Lombardie mais vous en gardez les clefs'[207]. Als de koning O'Sullivan om meer informatie verzoekt, antwoordt deze: 'j'ai écrit à peu près tous les jours au Baron de Vrière et je lui ai donné outre une foule de détails, plusieurs appréciations, les unes de moi, les autres recueillies autour de moi. Je ne puis rien dire de plus particuliers sur les événements eux-mêmes, que ce qui se trouve dans mes rapports officiels'[208].

 

 

3. De creatie van het koninkrijk Italië in 1860

 

De Oostenrijkse nederlaag doet de angst in België nog toenemen. Er wordt gevreesd dat Napoleon de smaak te pakken heeft gekregen en nu naar het Noorden zal trekken. Frankrijk verwerft Lombardije en kort na de ondertekening van het Verdrag van Zürich, wisselt Frankrijk het met Piëmont-Sardinië voor Savoie en Nice. De Franse en Piëmontese gebiedsuitbreiding wordt door de verdragen diplomatiek geregeld. Op het eerste gezicht lijkt een raisonnable oplossing gevonden en lijkt het conflict met een beperkte oorlog te zijn opgelost. Ondertussen is Garibaldi echter aan een veroveringstocht begonnen vanuit Napels. Sicilië sluit zich bij Piëmont aan. Cavour wil Garibalidi's optreden neutraliseren en de revoluties in Midden-Italië smoren. De Oostenrijkse satellietstaten Parma, Modena en Toscane en de pauselijke provincies Romagna en de Marken worden door Cavour geannexeerd. Dit Piëmontees optreden verijdeld de actie van Cavour maar is een ernstige inbreuk op de regels van het Verdrag van Zürich en op de orde van het Congres van Wenen. De aanhechting van deze gebieden wordt als een gevaarlijk precedent beschouwd, vooral in België, Zwitserland en het Rijnland. Deze gang van zaken botst regelrecht met de geplogenheden van het Congres van Wenen. Groot-Brittannië maakt duidelijk dat Savoie België niet is. Leopold meent dat Napoleon III geen oorlog wenst, 'mais bien plutôt obtenir le maximum d'avantages avec le minimum de danger. L'Empereur Napoleon avec le bon sens qui le distingue, ne veut pas de guerres nationales'[209]. Enkel een hernieuwing van de Heilige Alliantie samen met Groot-Brittannië kan de Franse ambities inperken, meent de koning. Een Frans-Britse entente is in het verleden al een succesvolle garantie gebleken voor Belgiës onafhankelijkheid. De invloed van de Coburger is ondertussen evenwel sterk gedaald in het buitenland. Realpolitiker als Napoleon III, Palmerston en Bismarck zijn niet langer in de ellenlange, moraliserende betogen van de oude, conservatieve koning der Belgen geïnteresseerd[210].

 De brute feiten doen O'Sullivan besluiten dat de Fransen het Duitse grondgebied niet lang ongeschonden zullen laten[211]. De Pruisische houding beschrijft hij daarentegen als een politiek van 'ne pas se compromettre, rester neutre'. Toch schat hij de Pruisische politiek juist in: hij denkt dat het Oostenrijk wil isoleren om het later te overmeesteren[212]. Na de ondertekenig van het Verdrag van Villafranca schrijft hij echter: 'l'accord des deux grands souverains catholiques s'est fait sur une base vraie et solide car il s'appuye sur les mêmes intérêts conservateurs et réligieux'[213]. O'Sullivan steekt een sympathie voor de twee welwillende keizers niet onder stoelen of banken: de oorlog is niet over het hele continent uitgebroken en Napoleon wil welgemeend een einde van het conflict en het herstel van de vrede[214]. 'Tout me porte à croire que le traité de Zurich se fera rapidement, mais qu'il contiendra toutes les solutions importantes au lieu de laisser comme le traité de 1856, tant de décisions dans le vague'[215]. Daarentegen gelooft hij niet in parlementaire bemoeienissen; het zijn de vorsten die zich met het sluiten van verdragen moeten bezighouden[216].

'Les traités de Paris et le Congrès de Vienne rétablirent les choses en Italie sur les bases du droit, mais des traités peuvent supprimer le désordre matériel, ils ne peuvent rétablir l'ordre dans les esprits, ils peuvent effacer des traces géographiques mais non des traces morales. On peut refaire des rois, on ne peut pas aussi aisément leur refaire des sujets'. Als oplossing voor de Italiaanse vorsten, stelt hij voor om ze een alliantie te laten sluiten door marriages de raison[217]. De Vrière antwoordt dat 'jusqu'à présent les duchés paraissent disposés à revenir à leurs anciens souverains et que l'ordre qui y règne ne peut qu'augmenter le nombre des partisans de leur autonomie'[218]. De minister zet zijn statement kracht bij door de Italiaanse met de Belgische situatie van 1830 te vergelijken. 'Les Belges ont voulu être indépendants, ils n’ont pas voté l’annexion à la France […] parce qu'ils revendiquaient leur nationalité. Quel intérêt peut inspirer un Toscane qui veut être Piémontais et qui oublie que Toscane a été une glorieuse patrie. On comprend les Polonais, ils ont composé un grand et noble royaume, mais […] on ne fonde pas un royaume d’Italie qui n'a jamais existée, parce qu'il n'est pas possible. Il n'y a de possibilité que pour une confédération'[219].

 De veroveringen van Garibaldi en de revoluties in Midden-Italië brengen een wijziging van de Franse politiek met zich mee en doorkruisen de verwachtingen van de Belgische diplomatie. Napoleon zal een schadeloosstelling eisen, vindt O'Sullivan. 'Il serait stupide de supposer que ce serait en Savoie qu'il croit le chercher. Ma conviction c'est qu'il le cherchera sur le Rhin c'est à dire que la Belgique et la Hollande seraient menacées comme la Prusse. […] le triomphe de la politique du comte de Cavour, c'est donc un danger pour notre sécurité et peut-être pour notre indépendance. […] Si je ne suis pas pour les annexions à la Sardaigne ce n'est donc pas parce qu'un long séjour à Vienne me fait prendre trop chaudement les intérêts de la Maison de Habsbourg, c'est parce que je suis belge, parce que je me préoccupe avant tout des intérêts de mon pays et que ses libertés dont il [onleesbaar] nous une dynastie nationale, me sont plus chères que le triomphe momentané d’une théorie au dehors, d'une unité éphémère dans la péninsule, qui n'y serait que le fruit bâtard d'une intrigue et non la fille légitime de l'histoire, comme l'indépendance Belge'[220]. De Vrière repliceert: 'vous n'aviez pas besoin, monsieur le comte, de protester de la sincérité de vos sentiments politiques […] je n'ai jamais douté de votre loyauté ni de votre patriotisme'[221].

In Italië wordt gesproken van algemeen stemrecht en van een plebisciet. O'Sullivan begrijpt niet dat de Britten dit idee genegen zijn[222]. Hij ziet de Europese toekomst nu somber in. 'Napoléon s'est brusquement dégagé de la politique qui a présidé au traité de Zurich. Rien n'indique encore que l'Angleterre se prêterait à ce premier agrandissement du Second Empire qui le justifie en parlant de nouveau de la frontière naturelle de la France […] c'est un argument dangereux, car les Alpes ne sont pas la seule frontière naturelle'[223]. O’Sullivan benadrukt eens te meer dat het voor de Europese veiligheid onontbeerlijk is dat Frankrijk binnen de grenzen van 1815 blijft[224]. Vanuit Brussel komt de vraag naar meer informatie over de vorming van het Italiaanse koninkrijk en de Oostenrijkse reactie[225]. O'Sullivan vergelijkt de Italiaanse kwestie overigens vaak met wat zich in 1830 in België heeft afgespeeld. Niettemin uit hij kritiek aan het adres van Cavour, '[il] n'a pas voulu ou n'a pas pu s'arrêter dans la voie qu'il suit et qui est bien cette voie hostile […] menaçante pour toute la péninsule, menaçantà Venise, à Rome, à Naples ou à Parme. […] heureusement pour nous, notre neutralité, au dire du gouvernement Français lui même, nous met à l'abri des nécessités géographiques de ce formidable voisin'[226].

Napoleon III en prins-regent Willem van Pruisen ontmoeten elkaar in Baden. De keizer snijdt het onderwerp van België verschillende keren aan maar de prins antwoordt 'que la Belgique était l'avant-garde de la Prusse contre la France, comme l'avant-garde de la France contre la Prusse: qui toucherait à la Belgique toucherait à la Prusse'[227]. Na de ontmoeting in Baden stelt de Belgische diplomaat de situatie als volgt voor: 'Il résulte de cet ensemble de faits que la guerre sur le Rhin ne me paraît nullement menaçante et que par conséquent la Belgique n'a aucune appréhension à concevoir, qu'au contraire, l'entrevue de Bade ajoute à nos motifs de sécurité'[228]. O’Sullivan verwijt de Italiaanse vrijheidsstrijders trouwens dat het vuur bij de Duitse revolutionairen nu ook is aangewakkerd[229].

De Franse pers blijft de uitbreiding van het grondgebied in de richting van het Noorden stimuleren. Op de nationale feestdag van 1860 wordt een imposant feest georganiseerd in Antwerpen. De gehechtheid aan de dynastie en een energiek protest tegen elke vorm van annexatie vormen de hoofdtoon van dit feest[230]. De Vrière stuurt deze berichten ook naar Wenen. 'La nation a affirmé de nouveau sa foi dans ses institutions, sa volonté de rester libre et indépendante, son amour pour l'auguste souverain qui depuis près de trente ans préside à ses destinées'[231]. In de Oostenrijkse pers worden deze feiten toegejuichd en Rechberg feliciteert O'Sullivan met de unanieme uiting van patriottisme[232].

Op 17 maart wordt het koninkrijk Italië uitgeroepen. Groot-Brittannië en Frankrijk erkennen het nieuwe koninkrijk meteen en worden hierin door Zweden, Nederland en Portugal gevolgd. Van België zou men eveneens verwachten dat het het nieuwe regime aanvaardt, te meer daar Rogier en Frère-Orban in de liberale regering zetelen en pro-Cavour zijn[233]. De koning kan een inbreuk op het Verdrag van Wenen echter niet verdragen en daarenboven heeft Piëmont-Sardinië anderhalf jaar gewacht vooraleer Leopold als koning der Belgen te erkennen. Ook de levensbeschouwelijke strijd wordt door dit gebeuren geprikkeld. De Piëmontese ambassadeur in Brussel krijgt van Cavour de opdracht om de erkenning te bespoedigen door met Rogier en Frère-Orban contact op te nemen, en dus niet met de Vrière. De regering talmt en de Vrière wordt bij de koning geroepen om van ideeën te wisselen. Leopold maakt duidelijk dat hij niet akkoord is met de erkenning van het nieuwe koninkrijk. De regering is over de kwestie verdeeld. De Vrière wil in navolging van de koning met de erkenning wachten tot alle grootmachten dat hebben gedaan[234]. Frère-Orban en Rogier menen dat België als neutraal land niettemin een eigen positie mag bepalen. De keuze tussen voluntarisme en suivisme heeft niet alleen met de persoonlijkheid van de betrokken politici te maken maar is eveneens hun politieke keuze ten aanzien van de Italiaanse eenmaking[235]. Hügel beschrijft de Belgische houding treffend: 'le Baron de Vrière [...] s'est prononcé d'une manière assez correcte sur les dangers de la situation actuelle et même sur la situation de l'Italie. Mais le ministère auquel il appartient désire l'unification de l'Italie et la fin de l'autorité temporelle du Saint Père. Les expressions dont le Baron de Vrière s'est servi envers moi et qui sont en contradiction avec ses principes, ne peuvent donc avoir à mes yeux aucune valeur'[236].

De uiteindelijke uitroeping van Victor-Emmanuel als koning van Italië, en overigens niet als koning der Italianen, geeft O'Sullivan aanleiding om de reacties van de diverse buitenlandse afgevaardigden te beschrijven. Vooral de Nederlandse reactie brengt hij ruim in de schijnwerpers. 'De la part du cabinet Néerlandais le respect des droits et des traités, l'intention de ne porter aucun préjudice au St. Siège, ni aux droits de souverainité de l'Autriche priment, enfin, elle donne à entendre que les rêves des unitaires allemands sont considérés comme menaçant l'indépendance de la Hollande elle-même. Ce qui ne porte pas nos voisins à sympathiser avec une unité italienne qui pourrait trouver des imitateurs à Gotha et à Berlin'[237]. O'Sullivan is overtuigd dat de Franse troepen in Rome zullen blijven en dat Cavours droom om er de Italiaanse hoofdstad van te maken, niet zal lukken[238]. De Franse troepen in Rome zijn niet echt naar de zin van O'Sullivan. 'Que serait devenu la Belgique si après avoir pris la citadelle d'Anvers les Français y étaient restés pour [onleesbaar] que les Hollandais pourraient rentrer et si Louis-Philippe avait dit comme Napoléon III: "je ne veux plus être forcé d'intervenir"'[239]. In de weken na het uitroepen komen enkele afgevaardigden van Italiaanse vorstendommen hun protest tegen Victor-Emmanuel binnenbrengen. O'Sullivan antwoordt de diplomaten sec dat hij hun bericht heeft ontvangen en aan zijn regering zal doorgeven.

België heeft commerciële belangen in een Italië met een markt van 25 miljoen inwoners en op touw staande grote infrastructuurwerken. Het talmen van de regering dreigt deze belangen in gevaar te brengen en Leopold geeft toe. De koning wil zich echter tegenover de Belgische katholieken en de buitenlandse conservatieve mogendheden indekken. De Vrière neemt eind oktober 1861 ontslag om Leopold gezichtsverlies te besparen. Rogier wordt de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken maar leeft op gespannen voet met de koning[240]. De uiteindelijke erkenning gebeurt met een reserve: de Italiaanse staat wordt de facto erkend zonder enig waardeoordeel uit te spreken over de totstandkoming en het regime van het land. De koning schrijft in die optiek aan Rogier: 'La Belgique maintient les relations diplomatiques qu'elle a toujours eues avec le roi Victor-Emmanuel, mais il ne lui appartient pas de s'arroger le droit comme État neutre d'attacher à sa reconnaissance du titre, aucune autre signification, ni de préjuger des droits d'autrui. La question sous ce point de vue est pour la position de la Belgique fort importante; elle doit dès aujourd'hui se garder de voir les principes Sardes appliqués à sa propre existence politique'[241]. In het parlement zijn de debatten over deze topic de woeligste sinds 1839. De katholieke oppositie beschuldigt de regering van een morele solidariteitsverklaring en dus van een inbreuk op de neutraliteit[242]. Rechberg zegt O'Sullivan dat hij enerzijds met spijt de Belgische erkenning van het Italiaanse koninkrijk vaststelt maar dat hij anderzijds begrip kan opbrengen omwille van de commerciële belangen die België in Italië heeft[243].

O'Sullivan bekritiseert het Franse streven naar een herverdeling van de territoria op basis van nationaliteiten. 'La France a compris que le mouvement des nationalités devait aboutir au division par races. Diviser par races, c'est séparer les peuples par croyances', O'Sullivan onderscheidt in die zin enkel een germaans-protestants en een latijns-katholiek ras[244]. 'L'unité italienne n'a pu se faire que révolutionnairement en dépit des traités, des droits et de la diplomatie; un congrès ne peut que refaire et non la consolider, car sans son complètement la consolidation n'a pas de sens. Le Royaume d'Italie incomplet, c'est une satisfaction de l'ambition d'un roi, ce n'est pas un voeu d'un peuple'[245]. Ironisch schrijft O'Sullivan dat 'sur la question Italienne il y a en Autriche des opinions fort divergentes, comme dans tous les pays'[246]. Allicht is dit een allusie op de tweespalt in het Belgisch parlement met betrekking tot de erkenning van het koninkrijk Italië. In Brussel ziet Hügel dan weer dat 'la théorie des nationalités reclame son [van België] annexion à la France, d'autant plus que déjà la révolution de 1830 était une protestation contre l'élement flamand'. De Belgische regering is al 30 jaar bezig 'à choyer et à avantager dans toutes les occasions la partie française à la nationalité flamande'[247].

 

 

4. Besluit

 

In de Belgische politiek is er een duidelijk onderscheid tussen twee strekkingen. Enerzijds hebben de liberalen een grote sympathie voor de Italiaanse liberaal-nationalistische strijd, anderzijds zijn de katholieken manifest tegen een eengemaakt Italië gekant omwille van de dreiging voor de paus. De koning staat eveneens in het laatste kamp. Leopold is het Habsburgse Rijk uiterst gunstig gezind en de minister van Buitenlandse Zaken neemt de standpunten van het staatshoofd over. In Leopolds filosofie gaat de internationale orde van 1815 voor alles en elke wijziging van het Concert kan in een bedreiging voor de Belgische onafhankelijheid resulteren. Vanuit deze optiek veroordeelt hij Pruisen dat Oostenrijk niet van rugdekking wil voorzien. O'Sullivan is zich reeds voor het Frans-Oostenrijks conflict van de rivaliteit tussen Frankrijk en Oostenrijk bewust maar voorziet geen ernstige consequenties voor het Europees evenwicht en de Belgische onafhankelijkheid. Het Pruisisch streven naar meer macht ten koste van het Habsburgse Rijk is hem eveneens duidelijk. De diplomaat gaat er van uit dat de verdragen van 1815 een solide garantie voor het Concert zijn en territoriale wijzigingen keurt hij ten stelligste af. Iedere aantasting van de Europese grenzen betekent ook een verzwakking van de Donaumonarchie. Aubert stelt simplistisch dat 'O'Sullivan ne faisait que traduire les sentiments du gouvernement de Vienne'[248]. Zijn gehechtheid aan de Donaumonarchie valt niet te onderkennen maar hij formuleert ook commentaar: Oostenrijk accentueert de antipathie voor de Bonapartes te sterk. O'Sullivans appreciatie is echter aan veranderingen onderhevig. Het verloop van de gebeurtenissen en de verandering van de Franse politiek die hiermee gepaard gaat, brengt ook een evolutie van O'Sullivan met zich mee.

 Het Oostenrijkse ultimatum aan Piëmont-Sardinië laat de internationale spanning stijgen. De regering en Leopold I vrezen voor een algemene Europese oorlog en een potentiële Franse annexatie van België. O'Sullivan uit die vrees niet. De diplomaat ziet geen aanleiding daartoe want de verdragen van 1815 en 1839 bevatten een solide garantie voor de Belgische onafhankelijkheid. Het behoud van de Europese status-quo is zowel voor Oostenrijk als voor België ideaal. Dit past in het perspectief van O'Sullivan die aan de beide landen is gehecht. Hij gelooft in de goodwill van Napoleon en diens respect voor de internationale verdragen. Misschien is dit te wijten aan de Oostenrijkse bril waardoor O'Sullivan de gebeurtenissen bekijkt en omdat hij een land dient waarin hij al meer dan dertig jaar niet meer woont. Zijn blijken van sympathie voor Napoleon heeft wellicht met zijn Franse opvoeding onder Napoleon I te maken. De nervositeit die in Brussel ontstaat, wordt in de interesse voor de voorbereidingen op een militaire confrontatie weerspiegeld. Als de oorlog effectief uitbreekt, uit ook O'Sullivan zijn angst voor een mogelijke inbreuk op de Belgische onafhankelijkheid. Engeland, als belangrijkste garant van 's lands grenzen, moet het ontgelden. Met de kritiek op de Britse non-interventie bij de gebeurtenissen in Italië zit O'Sullivan duidelijk op een andere lijn dan Brussel.

Achteraf gezien kan gesteld worden dat hij de situatie niet altijd correct inschat en daarenboven soms naïeve beschouwingen geeft. Hij stelt bijvoorbeeld dat het Oostenrijkse leger de laatste decennia wezenlijk is verbeterd maar voor fundamentele wijzigingen van het Oostenrijks leger moet tot in de late jaren 1860 worden gewacht[249]. Een verzachtende factor is zijn uitstekend contact met Buol die hem verkeerde informatie doorspeelt omdat hij de situatie zelf niet naar behoren beoordeelt. Daarentegen is Buol misschien enkel karig met informatie en speelt hij geen belangrijke informatie aan O'Sullivan door. In ieder geval is Buoleen typische minister die gekozen wordt omdat hij 'nicht fähiger sein darf als der Auswählende'[250].

 In de lijn van het Europees Concert en de Heilige Alliantie wil Leopold dat Pruisen het Habsburgse Rijk militaire rugdekking verleent. Oostenrijk zou op die manier steviger in de schoenen tegen Frankrijk staan. Zijn demarches in die zin lopen op niks uit. De Oostenrijkse onwil tegen een versterkt Pruisen in de Duitse Bond heeft later echter belangrijke gevolgen en luttele jaren later gooit Pruisen Oostenrijk uit de Duitse Bond. De Belgische vorst is een oude zeurpiet geworden en heeft geen kans meer in een wereld die door Realpolitiker als Napoleon III, Cavour en Bismarck wordt gedirigeerd. Hij beschouwt zijn eigen invloed echter als een wezenlijk onderdeel van de internationale politiek. Het is nochtans heel onwaarschijnlijk dat Napoleon zich door Leopolds advies heeft laten leiden als hij met Frans Jozef aan de onderhandelingstafel van Villafranca zit. Zelfs Oostenrijk dat de Belgische vorst enorm koestert, laat zijn raad volledig links liggen. O'Sullivan interpreteert de Duitse politiek beter. Dat Pruisen Oostenrijk niet ter hulp komt, vindt hij geen goede zaak maar hij begrijpt de poging van Pruisen om zijn macht te vergroten. Niettemin is de Belgische minister in Wenen een herstel van de Heilige Alliantie zeker niet ongenegen want het is de beste garantie voor de Belgische onafhankelijkheid. België is na diplomatiek overleg tussen de grootmachten op een internationaal congres tot stand gekomen en zo horen staten hun onafhankelijkheid te verwerven.

Het Verdrag van Zürich ziet O'Sullivan als een geruststelling. Het Frans-Oostenrijks conflict wordt diplomatiek geregeld en beter dan in het Verdrag van Parijs, want de bepalingen zijn concreter. De benadering van een internationaal probleem in de geest van het Congres van Wenen geniet zijn voorkeur. De totstandkoming van de vrede tussen twee - katholieke - vorsten en niet door parlementen, bekoort O'Sullivan meer dan parlementaire bemoeienissen in de Grande Politique. Zijn voorstel om het probleem van de verdreven vorsten uit de Italiaanse hertogdommen met gearrangeerde huwelijken op te lossen, ligt eveneens in die lijn. De Vrière en O'Sullivan kunnen een confederatie van Italiaanse staten duidelijk beter appreciëren dan een onafhankelijke Italiaanse eenheidsstaat. Het is niet verwonderlijk dat de diplomaat de revolutionaire acties in Midden- en Noord-Italië niet bijster positief onthaald. Als Napoleon zich van de Italiaanse nationalisten gaat distantiëren na het Verdrag van Zürich, is er een kentering in O'Sullivans visie te constateren. De Italiaanse eenmaking komt in een stroomversnelling terecht door het optreden van Garibaldi en Cavours reactie hierop. Het Second Empire kan de gebeurtenissen niet in de hand houden en verliest zijn leidinggevende invloed. De bepalingen van het Verdrag van Zürich vallen in het niets. Napoleon zal elders compensaties voor de verloren gegane invloed zoeken en nu begint O'Sullivan zich ernstig zorgen te maken over de Belgische en Nederlandse grenzen. O'Sullivan vindt dat 'La France est mal couché dans son lit de 1815'[251]. Pruisen komt Oostenrijk dan wel niet te hulp, het gaat ook niet met Frankrijk in zee en dit vindt hij een goede zaak voor de Belgische onafhankelijkheid.

O'Sullivans hang naar een onvoorwaardelijk respect voor de grenzen, zoals in 1815, vermindert; een wijziging van de grenzen hoeft niet per definitie een verslechtering van de situatie te betekenen. Als de veranderingen zich na diplomatiek overleg voordoen en nauwer aansluiten bij de feitelijke situatie, blijkt de Belgische minister in Wenen een voorstander van een zeker revisionisme. Het is hem duidelijk geworden dat dergelijke oplossingen gunstig kunnen zijn voor de harmonie van het Europees Concert. Hij blijft echter teleurgesteld over Groot-Brittannië dat niets onderneemt tegen de nationalistische acties van Cavour en tegen de Napoleontische ambities. De verandering in O'Sullivans visie vertoont parallellen met de wijziging van de Franse politiek maar kan ook corresponderen met de machtswissel tussen de Vrière en Rogier. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is een overtuigde liberaal en dat is O'Sullivan wellicht niet ontgaan. In zijn rapporten geeft O'Sullivan echter uiterst zelden commentaar op de Belgische binnenlandse politiek, tenzij om de koning of de Belgische natie te loven. Zijn geloof in het bestaan van een Belgische natie onderstreept hij meer dan eens.

O'Sullivan is geen aanhanger van het Italiaans nationalisme en hij vindt, niet geheel onterecht, dat de nationalisten door Frankrijk worden uitgebuit. Het lijkt hem onmogelijk dat Napoleon uit ideologische motieven een Italiaanse eenheidsstaat kan ondersteunen. Het nastreven van de vrijheid in liberale en nationalistische zin zonder goedkeuring van de Europese mogendheden is voor O'Sullivan een revolutie in strikte zin en te verwerpen. Het tast de Europese status-quo aan, de vrede en de grenzen van alle Europese staten. Hij roemt de Belgische natie en zijn dynastie maar vindt de uitroeping van een Italiaans koninkrijk toch maar niets. De Belgische onafhankelijkheid is, in tegenstelling tot de Italiaanse, na een internationaal congres tot stand gekomen. Dit sluit aan bij de spelregels van de internationale politiek na 1815 en is voor de diplomaat legitiem. Hoewel hij geen expliciete mening naar voor brengt in het debat over de Belgische erkenning van het Italiaanse koninkrijk, heeft hij een grote affiniteit met de Vrière en zeker met Leopold I en is niet akkoord met de wijze waarop het koninkrijk tot stand is gekomen. Als dat koninkrijk de wens is van het hele volk, kan hij er zich evenwel mee verzoenen. Het Franse troepencontingent in Rome keurt hij ten stelligste af. De moeizame erkenning van het koninkrijk Italië is typerend voor de talrijke moeilijkheden van de Belgische binnen- en buitenlandse politiek. O'Sullivan houdt zich in zijn depêches verre van expliciete uitspraken voor of tegen de erkenning.

 De erkenning van het Italiaanse koninkrijk door België is een typische Belgische consensusoplossing. Brussel vindt geen rechtlijnige houding tegenover de gewijzigde internationale koers. Het revisionisme in de zin van het zelfstandig uitroepen van het Italiaanse koninkrijk is nieuw. De koerswijziging van de internationale politiek is markant. Napoleon is grotendeels aanleiding voor de Italiaanse eenmaking maar is geen meester over het verloop van de gebeurtenissen en moet gas terugnemen. Het liberaal-nationalisme heeft onder de leiding van Cavours sterke hand een eerste succes geboekt en hoezeer Leopold I het ook mag betreuren, Oostenrijk is één van zijn rijkste provincies verloren en moet de binnenlandse problemen dringend aanpakken. In het volgend hoofdstuk wordt dieper op de constitutionele hervormingen van de Donaumonarchie ingegaan.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[156] Vrints aan Buol, Brussel, 16 december 1856. Geciteerd in: CORTI, Léopold Ier, 323.

[157] 'Le jeune Empereur me plaît beaucoup'. - Leopold I aan Victoria, Laken, 3 juni 1853. - BRONNE, Lettres de Léopold, 249-250 en BRIDGE, "Österreich (-Ungarn) unter den Grossmächten", 221-222.

[158] Leopold I aan zijn zus Sophie, Brussel, 25 juli 1831. - PURAYE, Lettres de Léopold Ier, 197.

[159] GARSOU, Relations extérieures, 38-39 en CORTI, Léopold Ier, 327-330.

[160] De Brouckère aan het Belgisch diplomatiek corps, Brussel, 30 mei 1853. - DE RIDDER, Mariage du Roi Leopold, 153.

[161] CORTI, o.c., 327.

[162] ID., o.c., 318-331.

[163] Leopold I aan E. Mensdorff-Pouilly, Laken, 31 augustus 1849. - PURAYE, o.c., 373.

[164] Leopold I aan Rogier, Brussel, 21 januari 1851. - BRONNE, o.c., 246.

[165] Voordien probeert Leopold I minister Buol te beïnvloeden maar die houdt geen rekening met Leopolds adviezen. - CORTI, o.c., 331-333.

[166] AKP, Lettres de Léopold Ier à la Reine Victoria en Leopold I aan Victoria, Laken, 4 februari 1859. - BRONNE, o.c., 256-257.

[167] Leopold I aan Victoria, Laken, 7 januari 1859. AKP, Lettres de Léopold Ier, VIII-X.

[168] Leopold I aan Nothomb, Laken, 30 maart 1859. AKP, Leopold I aan J.B. Nothomb.

[169] AUBERT, "Belgique et les événements d'Italie", 123-124.

[170] O'Sullivan aan de hertog van Brabant, Wenen, 3 juli 1854. AKP, Archief Conway, 536.

[171] O'Sullivan aan de hertog van Brabant, Wenen, 28 mei 1855. AKP, Archief Conway, 536.

[172] BEYENS, Second Empire, I, 143.

[173] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 7 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 5.

[174] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 9 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 7.

[175] De Vrière aan O'Sullivan, Zedelgem, 14 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 11.

[176] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 14 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 12.

[177] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 25 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 24.

[178] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 28 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 26.

[179] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 30 januari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 30.

[180] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 13 februari 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 42.

[181] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 17 maart 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 66.

[182] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 19 maart 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 67.

[183] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 20 maart 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 68.

[184] Ibidem en Annexe au nr. 68 naar Den Haag, Wenen, Berlijn en Londen.

[185] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 26 maart 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 75.

[186] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 4 april 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 84.

[187] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 14 april 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 94.

[188] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 20 april 1859. (Telegram) AMBZ, CP-LAH, nr. 105.

[189] Jules Devaux aan O'Sullivan, Brussel, 19 april 1859. (Telegram) AMBZ, CP-LAH, nr. 106.

[190] TAYLOR, Struggle for Mastery, 111.

[191] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 22 april 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 110.

[192] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 29 april 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 122.

[193] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 30 april 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 124.

[194] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 6 mei 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 130.

[195] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 29 mei en 1 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 161 en 165.

[196] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 1 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 165.

[197] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 8 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 180.

[198] CORTI, o.c., 334-335, GARSOU, o.c., 40 en STENGERS, Koningen der Belgen, 251.

[199] MAYR-HARTING, Untergang Österreich-Ungarn, 174.

[200] CRAIG, Europe Since 1815, 213 en MAYR-HARTING, o.c., 174-180.

[201] CORTI, o.c., 337 en ZORZI, Österreichs Venedig, 106-150.

[202] Leopold I aan Victoria, Laken, 10 juni 1859. AKP, Lettres de Léopold Ier, VIII, 1.

[203] CORTI, o.c., 340.

[204] Leopold I aan Victoria, Laken, 15 juli 1859. AKP, Lettres de Léopold Ier, VIII, 1.

[205] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 20 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 197.

[206] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 24 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 202.

[207] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 18 juli 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 142.

[208] O'Sullivan aan Leopold I, Wenen, 22 juli 1859. AKP, Kabinet van de koning. Briefwisseling. O'Sullivan. 176.

[209] Leopold I aan Nothomb, 28 september 1860. AKP, Leopold aan J.B. Nothomb.

[210] CORTI, o.c., 340-349, GARSOU, o.c., 40-46 en VIAENE, "Monarchie en de stelling van België", 153.

[211] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 29 juni 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 204.

[212] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 9 juli 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 11.

[213] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 14 juli 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 16.

[214] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 18 juli 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 19.

[215] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 3 augustus 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 31.

[216] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 4 augustus 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 32.

[217] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 13 augustus 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 37.

[218] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 25 augustus 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 47.

[219] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 8 september 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 54.

[220] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 16 september 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 62.

[221] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 23 september 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 65.

[222] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 20 september 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 63.

[223] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 24 januari 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 13.

[224] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 8 maart 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 32.

[225] Lambermont (voor de afwezige minister, de secretaris-generaal ad hoc) aan O'Sullivan, Brussel, 7 februari 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 19.

[226] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 8 maart 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 32.

[227] BEYENS, o.c., I, 318 en GARSOU, o.c., 45.

[228] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 20 juni 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 118.

[229] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 17 mei 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 92.

[230] GARSOU, o.c., 45-46.

[231] De Vrière aan O'Sullivan, Brussel, 23 juli 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 147.

[232] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 23 en 31 juli 1860. AMBZ, CP-LAH, nr. 148 en 154.

[233] Vrints aan Rechberg, Brussel, 17 juni 1859. AMBZ, AEV, 1857-1859.

[234] De Vrière aan Leopold I, Brussel, 25 juli 1861. AKP, Archief Conway, nr. 189.

[235] COOLSAET, België en zijn buitenlandse politiek, 119-122 en DUMOULIN, "Reconnaissance du royaume d'Italie", 146-164.

[236] Hügel aan Rechberg, Brussel, 27 september 1860. AMBZ, AEV, 1860.

[237] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 3 april 1861. AMBZ, CP-LAH, nr. 50.

[238] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 7 april 1861. AMBZ, CP-LAH, nr. 52.

[239] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 24 juni 1861. AMBZ, CP-LAH, nr. 102.

[240] 'Le Roi semble avoir éprouvé à l'endroit de Rogier, pendant de longues années, une antipathie presque pathologique'. - STENGERS, "Léopold Ier et le catholicisme", 473.

[241] Leopold I aan Rogier, Laken, 14 november 1861. - DISCAILLES, Charles Rogier, 161.

[242] COOLSAET, o.c., 119-122 en DUMOULIN, a.c., 146-164.

[243] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 12 december 1861. AMBZ, CP-LAH, nr. 193.

[244] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 26 september 1861. AMBZ, CP-LAH, nr. 150.

[245] O'Sullivan aan Rogier, Wenen, 13 juni 1862. AMBZ, CP-LAH, nr. 83.

[246] O'Sullivan aan Rogier, Wenen, 7 augustus 1862. AMBZ, CP-LAH, nr. 111.

[247] Hügel aan Rechberg, Brussel, 17 maart 1861. AMBZ, AEV, 1861-1862.

[248] PHAM-NANG-TIHN, "Belgique et l'invasion", 75.

[249] ANGELOW, o.c., 68-69.

[250] MAYR-HARTING, o.c., 158 en ALLMAYER-BECK, "Heereswesen", 70.

[251] O'Sullivan aan de Vrière, Wenen, 8 mei 1859. AMBZ, CP-LAH, nr. 133.