Receptiegeschiedenis van dr. Spock in Vlaanderen (jaren ’50 en ’60). (Anne-Greet Denolf)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

I. Inleiding

 

1. Probleemstelling

 

Opvoeden

 

Opvoeden volgens Van Dale[1]:

 

1. Door het verschaffen van voedsel grootbrengen

2. Onderhouden en grootbrengen

3. Zedelijk of geestelijk ontwikkelen

 

Waarschijnlijk is kinderen voortbrengen en grootbrengen één van de belangrijke functies van het gezin. Opvoeden impliceert, onbewust, een reeks keuzes. Ouders kiezen immers uit verschillende mogelijkheden van aanpak en methode, dit “opvoedingstype” dat ze voor hun eigen kind het beste vinden. Het opgroeien van baby tot jongvolwassene is immers een leer- en vormingsproces, ook wel proces van socialisatie of enculturatie genoemd, dat zich in onze Westerse cultuur grotendeels binnen het gezin afspeelt[2]. Om de jonge ouders daarbij te begeleiden, wordt in alle tijden continu informatie en vorming aangeboden. Opvoeden speelt zich dus in eerste instantie af in het private, besloten domein van het gezin. De richtlijnen, daarentegen, die aan het gezin worden gegeven, zijn publiek, voor iedereen toegankelijk en kunnen worden aangebracht via de meest verschillende kanalen, zowel private als openbare.

Dr. Spock was hierbij een echte kaskraker: met zijn boek “The Common Sense Book of Baby and Child Care[3] (1946) propageerde hij een kinderverzorgings- en kinderopvoedingstheorie, die gedurende meer dan vijftig jaar, succesrijk in de Westerse wereld wordt verkocht.

Deze thesis handelt over de socio-culturele invloed van dr. Spock in Vlaanderen van 1950 tot 1970.

 

Dr. Spock

 

Bij zijn dood in 1998 staan de kranten bol van herdenkingsberichtjes. De commentaar gaat van “Dr. Benjamin Spock, the world-renownded pediatrician[4] en “the United States‘ most celebrated pediatrician[5] tot “the father of permissiveness[6]. Spock wordt klaarblijkelijk zowel verheerlijkt als verguisd.

De Amerikaanse dr. Spock is schijnbaar de man die, op zijn eentje, de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden van de ene op de andere dag verandert. De slogan die hem zoveel faam bezorgt, “Trust yourself, you know more than you think you do”, staat bij elke herdruk van zijn boek steeds weer vermeld. Het feit dat wereldwijd meer dan 50 miljoen exemplaren van zijn boek zijn verkocht, bewijst dat veel ouders vertrouwen hebben in zijn kinderopvoeding en dat het boek beantwoordt aan hun noden. Ouders van overal ter wereld, want het boek is in 42 talen vertaald. De mate waarin het boek beantwoordt aan de nood van ouders, hangt af van het juist op de hoogte zijn van de behoeften van ouders. Het advies is pas bruikbaar en nuttig als het antwoordt op reële vragen van ouders. Baby- en kinderverzorgingsboeken zijn het nuttigst voor ouders die hun eerste kind moeten grootbrengen: ze richten zich dan ook tot die doelgroep[7]. In mijn thesis ligt de nadruk hierdoor op zuigelingen.

Dit overgroot succes bewijst dat er nood moet zijn geweest aan dit handboek, anders zou het boek niet zo massaal zijn verkocht en zeker niet zoveel herdrukken hebben gekend. Zijn boek wordt de tweede Bijbel voor veel jonge ouders, wordt mainstream-gedachtengoed en de man zelf wordt een internationale autoriteit op het vlak van kinderopvoeding in de tweede helft van de twintigste eeuw.

Ook nu nog, anno 2002, wordt het nog steeds gebruikt, getuige de 47ste Nederlandstalige editie (mei 2001). Een bewijs dat de belangstelling voor de ideeën van dr. Spock leven én herleven. Omdat het boek zo populair is geweest, heeft het kennelijk iets dat onze samenleving fascineert, of het nu al dan niet mede de oorzaak van nieuwe opvattingen is geweest[8].

 

Het doel van deze thesis is de potentiële verklaringen voor het succes van dr. Spock in Vlaanderen aan het licht te brengen. De centrale vraag hierbij is: waarom was dr. Spock populair in Vlaanderen? Van wat hangt deze populariteit af? Hoe werd hij ontvangen in Vlaanderen? Wellicht was er veel literatuur voor jonge ouders aanwezig, maar waarom kreeg alleen hij zo’n bekendheid? Zijn eenvoudig ogend en geruststellend advies was blijkbaar een revelatie voor velen. Schijnbaar was er een tekort in de adviezen vóór Spock: wat was dat tekort dan? Vanaf wanneer krijgt hij aandacht? Wordt zijn populariteit ook in de schriftelijke bronnen duidelijk?

Receptiegeschiedenis gaat ook om de vraag in hoeverre het boek van dr. Spock eventueel de verhouding tussen ouders en kind heeft beïnvloed.

 

Dit onderzoek beperkt zich geografisch tot Vlaanderen en in de tijd tot de jaren ’50 en ’60. De eerste Nederlandstalige uitgave verschijnt in 1950: dr. Benjamin Spock, Baby- en kleuterverzorging, ’s Graveland, uitgeverij De Driehoek, 1950, 479 p. Deze uitgave is bewerkt en ingeleid door dr. Ph. H. Fiedeldij Dop, een Amsterdamse kinderarts.

 

Hiervoor is onderzoek op verschillende niveaus een noodzaak: zijn boek was er, maar hoe werd het gepromoot (of juist niet?) in de verschillende niveaus?

We onderscheiden een vijftal niveaus:

- Een eerste is het zuiver medische niveau. Hoe en waarom sijpelen zijn inzichten door in de wetenschappelijke wereld van de pediatrie?

De vier volgende niveaus situeren zich op een niet-academisch of een meer “populair” maatschappelijk vlak.

- Er is het niveau van de overheid: hoe keek het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (het actuele Kind en Gezin) naar zijn denkbeelden? Welke raad werd aan jonge moeders meegegeven op zuigelingenconsultaties?

- Een derde niveau is dat van de kinderverzorgsters en –verpleegsters: welke denkbeelden kregen zij bij hun opleiding mee?

- Als vierde niveau is er dat van de zuilen. Hoe verhouden de twee grootste zuilen, de katholieke en de socialistische, zich tot dr. Spock? Hangt receptie af van een verschillende ideologische ingesteldheid?

- Een laatste niveau is het puur commerciële niveau: de populaire literatuur. Hoe reageerden de vrouwenblaadjes op dr. Spock?

Bovenstaande benaderingswijze vertrekt vanuit een veeleer “positieve” invalshoek.

 

Er is ook nog een negatieve benaderingswijze. Spock heeft ongetwijfeld ook zijn tegenstanders. Struikelblok voor veel contra’s is dr. Spock’s vermeende aanzet tot permissief gedrag. Is zijn populariteit te verklaren vanuit deze negatieve invalshoek, vanuit de kritieken? Hieruit vloeit dan ook weer de vraag voort of progressieve ouders hem gebruikten als reactie tegen de conservatieve krachten. Werd hij veeleer bij progressieve ouders ontvangen, gewoon omdat Spock nieuw was en de ouders anders wilden doen dan hun voorgangers? Met andere woorden, om de modetrends te volgen?

 

De eerste Nederlandstalige editie (1950) werd een enorm succes als we afgaan op het aantal herdrukken. Wat was het nu dat dit boek zo populair maakte: de gebruiksvriendelijkheid (vorm) of veeleer de inhoud?

Als kinderarts ligt de deskundigheid in essentie op het medische vlak, maar dr. Spock is veel meer geïnteresseerd in de emotionele ontwikkeling van het kind (combinatie psychologie-pedagogie). Daardoor is het boek een combinatie geworden van drie delen: een medisch (hoe reageren bij kinderziektes?), een verzorgend (praktisch, alledaagse raadgevingen) en een meer opvoedkundig deel. Ouders kunnen, als ze een probleem hebben, dat probleem opzoeken in de handige index achteraan. Ze krijgen voorlichting zowel op het psychologische als op het lichamelijke terrein. Welk deel van de informatie wordt gepropageerd en welk niet? In verband met de inhoud kunnen we ons voort nog de vraag stellen of hij slechts die ideeën verwoordt waarvoor de samenleving rijp was? Met andere woorden, toont hij slechts de mentaliteitswijziging aan, maar veroorzaakt hij die niet? Immers, de manier waarop mensen hun kinderen zien, beïnvloedt toch hun opvoedingswijze. Moet er dan eerst een mentaliteitswijziging komen vooraleer nieuwe opvoedingstheorieën worden aanvaard, of omgekeerd?

Reageerden de verschillende lagen van de samenleving er anders op? Welke sociale groepen stonden open voor dit pedagogisch advies en welke niet en waarom? Samengevat, wat is de impact van het advies van dr. Spock op Vlaamse vrouwen in de jaren ’50 en ‘60: aanvaarden ze zijn denkbeelden zomaar en onkritisch of nemen ze veeleer een kritische houding aan? Laat het dus duidelijk zijn, het is niet de bedoeling in deze thesis zijn boek inhoudelijk te analyseren.

Gedurende de onderzoeksperiode stelde ik echter vast dat de geschreven bronnen niet het verhoopte resultaat opleveren. Op het gebied van de receptiegeschiedenis laten de bronnen mij in de steek. Daarom werd besloten meer algemeen maatschappelijke veranderingen bij dit onderzoek te betrekken. Er wordt met een ruimere blik gekeken naar een socio-cultureel fenomeen: Spock als symptoom van veranderingen.

Het receptieonderzoek wordt dus gevoerd op een breder maatschappelijk niveau en wil de impact en invloed van dr. Benjamin Spock nagaan op de snelle veranderingen in die tijd.

 

Tot slot nog een kritische bedenking. Wanneer ik zijn herdenkingsberichten (anno 1998) lees, stel ik me de vraag of die sloganeske taal niet overdreven is. Wordt hierdoor niet de “mythe van dr. Spock” gecreëerd en dr. Spock zo tot een “symbool” gemaakt? Met andere woorden, hebben de media dr. Spock niet gecreëerd tot dé vernieuwer en de aanbrenger van de maatschappelijke verschuivingen in de zestiger jaren?

 

Deze thesis begeeft zich op nieuw onderzoeksterrein: er zijn nog geen publicaties in België verschenen. Wel is in Groningen Kristof Dams aan het doctoreren op het onderwerp “pedagogische adviezen aan het gezin in België”, met onder andere ook aandacht voor dr. Spock (K. Dams moet dit deel echter nog bestuderen). In Nederland is er de recente paper van Janneke Wubs (A mysterious success: dr. Spock and the Netherlands in the 1950s, 2000). Laatstgenoemde doctoreert in Nijmegen.

 

 

2. Algemene inhoud

 

Het eerste hoofdstuk bespreekt dr. Spock zelf: een toelichting over zijn persoonlijk en professioneel leven, met bijzonder veel aandacht voor zijn theorie en zijn boek. Aandacht voor zijn persoonlijk leven is hoogstnoodzakelijk. Immers, zijn visie is gebaseerd op of toch zeker beïnvloed door zijn eigen kinderjaren. Zijn persoonlijk leven speelt ongetwijfeld een niet te onderschatten rol bij het vormen van zijn theorie.

Hoofdstuk twee belicht de pedagogische ontwikkelingen in de Amerikaanse maatschappij. Er is aandacht voor de personages die actief waren vóór de Spock-periode en meer specifiek die personages tegen wie dr. Spock reageert. Nadien worden de jaren ‘50 en ‘60, de periode waarin Spock echt actief is, besproken. Ook de receptie in de internationale wetenschappelijke literatuur komt hier aan bod.

Een derde hoofdstuk biedt een breder perspectief: de receptie in Amerika, Nederland en Frankrijk wordt bestudeerd en vergeleken.

Hoofdstuk vier bestudeert de receptie in Vlaanderen. Na een algemene beschouwing over voorlichting, worden de verschillende niveaus van naderbij bekeken en de bronnen geanalyseerd. Hier worden de concrete resultaten van mijn onderzoek gegeven.

In hoofdstuk vijf poog ik het succes van dr. Spock te verklaren. Hierbij hoort een overzicht van de visies over opvoeding en gezin in Vlaanderen vanaf het interbellum. Tevens is er bijzondere aandacht voor de evolutie van de tijdgeest.

In hoofdstuk zes wordt de Spock-mythe en zijn vermeende permissiviteit besproken.

 

 

3. Verantwoording

 

Deze thesis gaat over receptiegeschiedenis. Dit is, volgens Reginald De Schrijver, de geschiedenis van de houding tegenover allerlei ideeën of fenomenen[9]. Volgens Van Dale[10]: de wijze waarop een gesproken of geschreven tekst of kunstwerk door hoorder, lezer of kijker wordt ontvangen, ontvangst van een boodschap.

Ik bestudeer de materie als historica in spe, niet als pedagoge. Het is zeker niet mijn bedoeling waardeoordelen over de theorie van dr. Spock uit te spreken of de pedagogische componenten ervan te bespreken.

 

In verband met de motivatie over mijn keuze van dit onderwerp kan ik verwijzen naar mijn voorkeur voor mentaliteitsgeschiedenis. Mentaliteitsgeschiedenis probeert los te komen van de neopositivistische instelling die de bron o zo centraal stelt. Mentaliteitsgeschiedenis probeert te interpreteren en heeft oog voor de mentale en algemeen socio-culturele denkstructuren. Meer bepaald worden collectieve voorstellingen en denkvormen, waarin het denken en voelen van ieder individu verweven is, onderzocht[11].

 

Bovendien wekt de vaststelling dat het thema tot nu toe ongeëxploreerd is, mijn belangstelling. Over opvattingen aangaande zuigelingenzorg en gezinsopvoeding bestaat weinig onderzoek, zéker na 1950.

Ook dr. Spock en zijn theorie blijken nog zeer onontgonnen terrein. Volgens Wayne Carp staat zelfs zijn biografie nog niet op punt[12]. Bestaande biografieën (Lynn Z. Bloom, 1972 en Thomas Maier, 1998) zijn immers onvoldoende wetenschappelijk en niet kritisch: de boeken bevatten geen voetnoten en dr. Spock zelf wordt altijd als laatste bron aan het woord gelaten.

Deze vaststelling betekent een persoonlijke uitdaging, maar brengt ook problemen en talrijke onzekerheden met zich mee. Daarom pretendeert dit onderzoek geenszins de volledigheid te zijn. Bepaalde onderdelen moeten beter en dieper worden bestudeerd. Het is met andere woorden, een eerste opzet waarbij nader onderzoek ongetwijfeld nog veel lacunes en nuances kan aanvullen.

 

Maar vooral de maatschappelijke relevantie van het thema spreekt mij aan. In de twintigste eeuw zien we een gigantische verschuiving van het rollenpatroon. Meer en meer vrouwen gaan buitenshuis werken. Waar de vrouwen in 1961 slechts 21,6 % van de beroepsactieve bevolking in België uitmaakten, was dit percentage in 1970 al gestegen tot 29,3 %, in 1977 tot 32,8 %, in 1981 tot 37,8 % en in 1988 tot 41,2 %[13]. In het korte tijdsbestek van slechts één generatie-interval, realiseert de vrouwelijke helft van ons land een quasi totale deelname aan het arbeidscircuit. Hierdoor wordt het moederschap dus meer en meer een bewuste keuze en verandert de visie op opvoeding!

 

Een laatste reden waarom ik dit onderzoek naar receptie van dr. Spock in Vlaanderen voer, is omdat zijn enorm succes effectief zijn historische en culturele belangrijkheid bewijst.

 

Een methodologisch probleem in verband met begripsafbakening, is de vraag wat nu precies invloed is. Objectieve graadmeters hiervoor hebben we niet. De organisaties (zuilgebonden, commercieel,…) kunnen het boek promoten, doodzwijgen, bespreken, etc., maar dan weet de onderzoeker nog niet hoe de individuele moeder het boek gebruikt. Wat in het tijdschrift staat, wordt immers niet noodzakelijk door ouders nagevolgd. Er is geen directe verbinding tussen wat de handboeken of tijdschriften adviseren en wat moeders en ouders eigenlijk denken, zeggen en doen. Veel cultuursociologen hebben die relativiteit reeds vastgesteld: verschillende mensen definiëren “cultuur” op verschillende manieren[14].

De oplossing hiervoor is hypothesen formuleren. De bronnen waarmee wordt gewerkt, tijdschriften en mondelinge bronnen, laten niet toe eenduidige conclusies te trekken. Daarom hebben interpretaties altijd een relatief karakter.

 

 

4. Bronnen en methode

 

De zoektocht naar geschikte bronnen voor dit onderzoek was niet evident.

Een probleem is dat (historische) studies over de ontwikkeling van het Vlaamse gezin, meestal exclusief gebaseerd zijn op demografische gegevens (Vandenbroecke Chris, 1981 en 1986), zowel kwantitatief als kwalitatief, over huwelijk en scheiding, geboortes en overlijdens. Zaken zoals structuur van het gezin, tijdstip van geboorte, sociale en culturele factoren die vruchtbaarheid beïnvloeden, duurzaamheid van partnerschap, etc. kunnen hieruit worden afgeleid; over de interactie tussen ouders en kinderen leren we echter weinig. Vlaams onderzoek dienaangaande baseert zich op de analyse van literatuur, bijvoorbeeld ledenkrantjes, brochures, opvoedkundige programma’s, etc.[15]

Het belangrijkste bronnenprobleem is dat de bronnen die rechtstreeks informeren over de opvoedingspraktijk veeleer schaars zijn, zodat de onderzoeker hoe dan ook is aangewezen op een reconstructie via indirecte weg[16].

Voor dit soort onderzoek liggen dus geen pasklare archiefstukken klaar, daarom ben ik op zoek gegaan naar mogelijke benaderingswijzen.

 

Het internet is voor deze materie ontgoochelend. Er zijn weinig of geen wetenschappelijke artikels te vinden, wel ontzettend veel populaire biografieën. Zo bijvoorbeeld ook de Amerikaanse website dr.Spock.com. De site (beheerd door gediplomeerde kinderartsen) geeft advies aan jonge ouders en claimt aandacht te hebben voor het historisch belang van dr. Spock. Op mijn herhaalde vragen naar meer informatie over de persoon Spock kwam echter nooit antwoord. Wederom dus populair gericht!

 

Contact met het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie (CBGS, Brussel) en het Centrum voor Geboorteregeling en Seksuele Opvoeding (CGSO, Gent) leverde evenmin concrete informatie over dr. Spock op. Wel zijn er in beide bibliotheken algemene studies over gezin, opvoeding en opvoedingsproblemen voorhanden.

De verschillende niveaus (medische wereld, NWK, kinderverzorgsters en -verpleegsters, zuilen, commercieel) lieten allemaal tijdschriften na. Deze zijn relatief gemakkelijk toegankelijk (archieven in Leuven, Gent en Brussel), vormen een volledige reeks en visies van verschillende stromingen komen hierin duidelijk naar voor. Het ideologisch “huis” waarbinnen de verenigingen zich ontwikkelden, gaf als het ware het grensbepalend kader aan waarbinnen standpunten betreffende het kind, de gezinsrelatie en de rol van de moeder naar voren werden gebracht[17]. Motivering voor deze eerste keuze van schriftelijke bronnen was: ofwel wordt er in de tijdschriften een polemische strijd gevoerd over het boek (met pro’s en contra’s), ofwel wordt dat ander effectief middel aangewend: doodzwijgen! Geen van beide was echter in de bronnen te vinden: er wordt wel aandacht geschonken aan Spock, maar bijzonder weinig. Al snel bleek dat de medische wereld en de kinderverzorgsters en -verpleegsters een totaal ander circuit volgen dan de ouders (NWK, zuilen, commercieel). Beide zijn bijzonder wetenschappelijk gericht en zeker de medische tijdschriften hebben geen aandacht voor ouders of preventie. Ik besloot op zoek te gaan naar cursussen van kinderverpleegsters. Aan de hand van volledige jaarprogramma’s van de opleiding kinderverzorgster en kinderverpleegster, zou de invloed ook hier nagegaan kunnen worden. Worden Spock’s denkbeelden doorgegeven? Krijgen ze les over hem? Wordt hij doodgezwegen?, etc. Dit spoor liep echter dood: er zijn geen volledige reeksen terug te vinden. Grote rondvraag bij hogescholen levert weinig of niets op: slechts één verwijzing naar een mondelinge bron, Yvonne Van Breda[18]. Alleen in het archief van de Zusters van Liefde[19] is één grote, niet-geïnventariseerde kist terug te vinden met een amalgaam van cursussen van de verpleegstersschool Sint-Vincentius, Gent. Probleem is dat de reeks niet volledig is (het curriculum kan niet samengesteld worden) en dat sommige cursussen niet gedateerd zijn.

Deze onderzoekspiste heeft prof. dr. H. Van Crombrugghe[20] mij trouwens ook afgeraden.

 

Ik heb de tijdschriften volledig doorbladerd, waar mogelijk. Concreet betekent dit dat alle maandbladen, twee- en driemaandelijkse bladen volledig zijn doorgenomen. In een inhoudstafel is immers niet altijd alles opgenomen. De commerciële weekbladen daarentegen zijn gescreend op basis van de inhoudstafel: zij tellen vooreerst veel meer pagina’s en verschijnen daarenboven elke week.

De tijdschriften zijn doorgenomen met bijzondere aandacht voor artikels over opvoeding, recensies van boeken, reclame, etc.

Bij de start van mijn onderzoek nam ik de volledige twintig jaar systematisch door, bijvoorbeeld Het kind (tijdschrift NWK), jaarverslag NWK, Stem Der Vrouw (socialistisch tijdschrift), etc. Een onbegonnen werk, zo bleek. In plaats van het aantal tijdschriften te beperken, verkoos ik de steekproefsgewijze methode: aangezien de belangrijke herzieningen van Baby- en kleuterverzorging, in het Nederlands, gebeurden in 1950, 1959 en 1969, neem ik telkens die cruciale jaren, gevolgd door de twee volgende (’50, ’51, ’52 – ’59, ’60, ’61 – ’69, ’70). In de bijlagen is een totaaloverzicht opgenomen van de doorgenomen tijdschriften en jaargangen: van bepaalde tijdschriften heb ik ook minder belangrijke jaren doorgenomen. De reden hiervoor is dat dit gebeurde in het begin van mijn onderzoek en ik dan nog geen zicht had op de concrete, definitieve methode.

Geschreven bronnen hebben evenwel hun beperkingen. Ze proberen een beeld te geven over hoe de dingen in ideale omstandigheden zouden moeten verlopen. De bron weerspiegelt echter niet de werkelijkheid. Hierbij komt nog dat weinig mensen de moeite nemen om op te schrijven wat ze als vanzelfsprekend beschouwen[21]. Volgens mij ligt hier precies de kern van het probleem: de zoektocht in de geschreven bronnen levert immers bijzonder weinig op[22]. Ofwel wijst dit op een bewuste zwijgstrategie, ofwel wordt het alledaagse niet opgeschreven, maar via een ander kanaal verspreid. Nog een andere verklaring kan zijn dat Spock op dat moment nog onbekend was. Deze laatste denkpiste wordt later ontkracht door de mondelinge bronnen.

 

Het bijzonder intensief en tijdrovend tijdschriften screenen, levert finaal dus weinig concrete resultaten op. Oplossing: de geschreven bronnen combineren met mondelinge getuigenissen. Om dit alles zo wetenschappelijk mogelijk te benaderen, werd besloten op zoek te gaan naar voor mij onbekende personen. Om dokters en pediaters uit die periode te vinden, contacteerde ik de archivaris van Kind en Gezin, dhr. Van Tongelen en via via bereikte ik enkele geschikte kandidaten. Voor ouders uit de jaren ’50 en ’60 plaatste ik een zoekertje in De Standaard van 15/11/’01 en deed ik een beroep op het radio 2-programma De grote beer. Op 28/11/’01 kreeg ik de kans mijn vraagstelling via de ether te lanceren. Ouders uit de jaren ’60 vinden is relatief gemakkelijk, ouders uit de jaren ’50 daarentegen is geen sinecure. De noodoplossing, binnenstappen in serviceflats en rusthuizen werd hiervoor ingeroepen. Ik stuurde eerst een vragenlijst op en bij interessante reacties, contacteerde ik de respondenten voor verdieping van de dialoog. Ongetwijfeld brachten de mondelinge getuigenissen dus een groter inzicht in het verleden. Veel respondenten hadden echter problemen met het zich herinneren van deze materie. Toch konden alle beetjes helpen!

 

Bij receptiegeschiedenis van een boek zijn evident de oplagecijfers onontbeerlijk. Ik ondernam alle mogelijke stappen om de oplages en reclamestrategieën van de Nederlandstalige editie van het boek te weten te komen, echter met ontgoochelend resultaat.

Vanaf 1950 wordt Baby- en kleuterverzorging zowel in Nederland als in België gedrukt: in Nederland door uitgeverij De Driehoek (’s Graveland) en door uitgeverij Contact (Amsterdam), in België door uitgeverij Contact (Antwerpen).

Over uitgeverij De Driehoek heb ik niets teruggevonden.

Uitgeverij Contact (Antwerpen) ressorteert nu onder Veen Uitgeversgroep. Na telefonisch contact met dhr. Nauwelaerts bleek dat uit deze hoek niet echt veel actieve medewerking mocht worden verwacht. Zelf in hun archief opzoeken kan niet, want na talloze verhuizingen is er veel verloren gegaan en er is geen gecentraliseerd archief. Bovendien vraagt het te veel opzoekwerk. Persoonlijk vind ik dat de uitgeverij toch meer aandacht zou mogen hebben voor het historisch belang van het boek. Het kan toch een commercieel voordeel voor een uitgever betekenen als die op de hoogte is van de kritische succesfactoren van een boek, meer nog, van een bestseller.

Contact met de Nederlandse Kosmos-Z&K Uitgevers resulteerde niet in het exact aantal exemplaren van de beginjaren. Kosmos-Z&K Uitgevers publiceert Kinderverzorging en -opvoeding pas vanaf 1986. In de periode daarvoor (vanaf de eerste tot de 36ste druk), zijn verschillende uitgeverijen daarvoor verantwoordelijk geweest. Er werd mij meegedeeld dat oplagecijfers van 1950 tot 1990 niet meer te vinden zijn. Toch vermoedt Kosmos-Z&K Uitgevers dat de oplage wellicht het miljoen exemplaren heeft overschreden, gezien de enorme bekendheid die de Nederlandstalige editie onder de redactie van dr. Fiedeldij Dop verwierf.

Kosmos-Z&K Uitgevers heeft vanaf 1990 van het boek 151.500 exemplaren gedrukt en verkocht. In mei 2001 is de zevenenveertigste druk in gang gezet.

Ook naar de oplage van de Franstalige versie van het boek, Comment soigner et éduquer son enfant?, heb ik een zoektocht ondernomen. Het zou immers kunnen dat de Vlaamse elite de Franstalige versie van het boek gebruikte om zich (nog meer) te onderscheiden. De druk van de Franse vertaling gebeurde vanaf 1952 door uitgeverij Marabout. Ondanks herhaaldelijk contact, kreeg ik ook hier geen medewerking en dus geen informatie.

Door deze ontbrekende informatie kan ook het juiste gebruik van de titel van Spock’s boek niet worden nagegaan (Baby- en kleuterzorg, Baby- en kleuterverzorging, Baby- en kinderverzorging, etc.)[23]. Ik heb wel gepoogd om een zo volledig mogelijk schema van alle verschenen herdrukken op te stellen[24].

 

Andere mogelijke kanalen van bekendmaking of reclame zijn onder andere de tijdschriften van allerlei socio-culturele organisaties, mond aan mond, televisie, radio, kranten, zuigelingenconsultaties, etc. Tijdschriften en mondelinge reclame heb ik grondig onderzocht. Radio en televisie werden geprospecteerd. Beide zijn eigenlijk niet toegankelijk omdat de programma’s nog op de originele pellicule staan. De inhoud van de programma’s werd bovendien nog niet opgenomen in de interne databank. Die leverde enkel nieuwsberichten over dr. Spock op. De andere kanalen zijn door mij niet onderzocht wegens tijdsgebrek.

 

Finaal bots ik steeds op dezelfde problematiek van de onvolledigheid van mijn bronnen in Vlaanderen: praktisch steeds ontbreken de exacte analyse- en meetresultaten. De hoofdproblematiek van de bron is daarmee gesitueerd. Baby- en kleuterverzorging wordt in deze thesis dan ook altijd opgevat als de Nederlandse vertaling (onder leiding van Fiedeldij Dop), die verscheen zowel in Nederland als in België. Waar deze implicatie op het eerste gezicht problematisch lijkt, kan deze ook worden geïnterpreteerd als een veelzeggende onderzoeksvaststelling: Vlaanderen ging met zijn opvoedingsmethode mee met Nederland en het werd niet nodig geacht dat er een Vlaamse kinderarts de redactie van de vertaling op zich nam.

 

Toch probeer ik in deze studie, ondanks alle onvolledigheden, zoveel mogelijk visies en levensbeschouwelijke strekkingen te evoceren en te combineren. Hieruit probeer ik een zo representatief mogelijk beeld van de werkelijkheid te distilleren.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1995, p. 2134.

[2] ZWAAN (T.) (red.), Familie, huwelijk en gezin in West- Europa, Boom, Open Universiteit, 1993, p. 16.

[3] SPOCK (B.), The Common Sense Book of Baby and Child Care, New York, Duell, Sloan and Pearce, 1946.

[4] Mc. LAUGHLIN (M.), “Benjamin Spock dead at 94”, World Socialist Web Site, 18/3/1998, op: www.wsws.org.

[5] BARNES (B.), “Pediatrician Benjamin Spock dies”, The Washington Post, 17/3/1998.

[6] “Benjamin Spock”, Biographical perspectives, Vision journal, 18/3/1998, op: www.vision.org.

[7] BANE (M.), “A review of Child Care Books”, Harvard educational review, 1973, 43, p. 670.

[8] SOMMERVILLE (J.), Geschiedenis van het kind, Houten, Fibula, 1982, p. 193.

[9] DE SCHRIJVER (R.), Historiografie. Vijfentwintig eeuwen geschiedschrijving van West-Europa, Leuven, Universitaire Pers, 1997, p. 367.

[10] Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1995, p. 2460.

[11] LORENZ (C.), De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis, Amsterdam, Boom, 1998, p. 101.

[12] WAYNE CARP (E.), “Spock on the examining table”, Reviews in American history, 2000, 28, 6, p. 128.

[13] Cijfers van KEYMOLEN (D.) en COENEN (M.), Stap voor stap, p. 80, in: DEPAEPE (M.), De pedagogisering achterna. Aanzet tot een genealogie van de pedagogische mentaliteit in de voorbije 250 jaar, Leuven, Acco, 1998, p. 262.

[14] HAYS (S.), The cultural contradictions of motherhood, New Haven, Yale University Press, 1996, p. 52.

[15] DEPAEPE (M.) en VAN CROMBRUGGE (H.), “Parent-child relationships in the post-war Flemish family: a shift from command to negotiation?”, paper, 1999, p. 2. Zie bijvoorbeeld HERMANS (A.), “Opvattingen over gezinsopvoeding. Enkele ontwikkelingslijnen sedert de Eerste Wereldoorlog”, 1983.

[16] DEPAEPE (M.), De pedagogisering achterna. Aanzet tot een genealogie van de pedagogische mentaliteit in de voorbije 250 jaar, Leuven, Acco, 1998, p. 31.

[17] HERMANS (A.), “Omtrent verantwoordelijkheid en deskundigheid inzake gezinsopvoeding”, in: Pedagogisch werk in de samenleving, de ontwikkeling van professionele opvoeding in Nederland en België in de 19de en 20ste eeuw, Leuven, Acco, 1987, p. 28.

[18] Gepensioneerde directrice van de katholieke hogeschool van Leuven.

[19] Molenaarsstraat 28, Gent.

[20] UG, vakgroep pedagogiek, gezinsopvoeding.

[21] LORENZ (C.), Op. Cit., p. 212.

[22] Zie schema in bijlage.

[23] Ut infra.

[24] Zie bijlage.