De erkenning van Somaliland als een onafhankelijke staat. (Laura Jacobs)

 

home lijst scripties inhoud  

 

If you want to dismantle a hedge,

Remove one thornbush at a time.

Somalisch gezegde

 

Barasho horteed, ha i nicin –

Don’t hate me before you know me

 Somalisch gezegde

 

1 Inleiding

 

Somaliland is een interessant geval in de geschiedenis van het ontstaan van staten. Het gebied maakt deel uit van Somalië. Sinds Somaliland zichzelf onafhankelijk verklaarde in 1991 werd zij nog door geen enkel land erkend. Terwijl er nog steeds geen sprake is van een centrale overheid in Somalië wordt de roep om erkenning steeds prangender. Men kan zich de vraag stellen of er nog hoop is op erkenning.

Dit werk zal onderzoeken of er reeds gronden zijn te vinden in de geschiedenis van het territorium Somaliland die een eigen identiteit aanmoedigden. Was de onafhankelijkheid reeds lang een doel of is men slechts geëvolueerd naar deze gedachte met het uitbreken van conflicten onder het regime van Siad Barre?

Verder zal beschouwd worden wat de formele kenmerken zijn om als staat in de internationale gemeenschap aanvaard te worden. Er wordt tevens nagegaan of deze kenmerken steeds strikt worden toegepast en of er uitzonderingen bestaan. De regels zullen dan bekeken worden in het kader van afscheuringsbewegingen en tenslotte specifiek op Somaliland worden toepgepast.

Dan zal worden nagegaan wat Somaliland als vooruitzichten heeft aan de hand van een aantal criteria die de internationale gemeenschap kunnen beïnvloeden in hun al dan niet erkenning. Er zal worden nagegaan of er inderdaad sprake is van een aparte identiteit onder de Somalische bevolking, hoe de territoriale situatie is en hoe de economische perspectieven zijn. Verder zal ook worden onderzocht hoe de politieke situatie is, daar de internationale gemeenschap bijzonder veel belang hecht aan het democratische aspect van een bestaand of toekomstig land. Tenslotte stellen we Somaliland in een internationaal licht, zowel inzake regionale houdingen als standpunten van de voormalige koloniale heersers en andere westerse landen.

Dit thema is zeer actueel daar Somaliland recent zijn lidmaatschapsaanvraag indiende bij de African Union in december 2005, en gezien de recente gebeurtenissen in Somalië die van invloed kunnen zijn op de houding van de internationale gemeenschap. Omwille van de actualiteit en bijgevolg het gebrek aan literatuur, zal vaak beroep gedaan worden op bronnen van het internet.

 

 

2 Geschiedenis van Somaliland

 

In een context van conflicten tussen verschillende gewapende clans ontstond in 1991 in het noorden van het vroegere Somalië de Republic of Somaliland. Haar wortels liggen in de verschillende vormen van kolonisatie die in praktijk werden gebracht in het voormalige Britse Somaliland in het noorden en in het Italiaanse Somalië in het zuiden. [1]

 

 

2.1 Koloniaal gebied

 

Somaliland vond haar ontstaan als politieke entiteit in de vestiging van het Britse protectoraat Somaliland in 1884.[2]

Bij de bezetting van het land hadden de Britten slechts één doel: controle verkrijgen over de strategische Strait of Bab Al Mandeb, en tegelijkertijd ook een leverancier vinden van goedkoop voedsel voor hun afgelegen troepen in Aden. Zij hadden daarbij weinig interesse in “hun” Somalië, zodat de mensen vrij waren om hun eigen gewoonten en traditionele nomadenrecht xir te blijven gebruiken.

 

Onder de Italianen in Somalië was de situatie echter verschillend. Nadat Italië vernederd werd door de arrogante behandeling van de “Grote Machten” in de tijd voor 1914, de rampzalige ineenstorting van het Italiaanse front in het Oostenrijks-Duitse offensief van oktober 1917 en de vredesverdragen van 1919-20, dienden de kolonies voor de wederopbouw van het lage zelfvertrouwen.

De behandeling van Somalië was brutaal: de kolonie diende zich te onderwerpen aan de wil van de overwinnaars en moest hun wetten, gewoonten en economische voorkeuren overnemen. Een kunstmatig Romeins recht werd opgelegd, nomadische sociale gewoonten (vooral hun manier van conflictresolutie) werden afgeschaft en de Somalische xir werd synoniem gemaakt aan rebellie. Militaire confrontaties tussen de Somalische rebellen en Italiaanse troepen duurden tot de late jaren 1920.

 

De Britten richtten zich ook niet op de promotie van een massale scholing, deze zou immers te onzeker zijn in een nomadische samenleving, maar organiseerden daarentegen slechts enkele scholen die een onderwijs van hoge kwaliteit aanboden. De beste leerlingen werden naar Britse universiteiten gestuurd. Vanaf 1940 leidde dit tot het ontstaan van een kleine hoogopgeleide elite. De Italianen introduceerden in het Zuiden wel een massale opleiding: deze was van een lage kwaliteit en creëerde een grote groep geproletariseerde en sterk nationalistische semi-intellectuelen.[3]

 

In augustus 1940 viel Brits Somaliland in de handen van de Italianen en werd het gebied voor een kort tijd geïncorporeerd in het Italiaans Oost-Afrikaanse Rijk. Slechts zeven maanden later was het protectoraat weer onder Britse controle, en dit bleef ongewijzigd tot het einde van wereldoorlog II toen het, net zoals de andere Somalische gebieden (met de uitzondering van de Franse Somalische kust), werd toegewezen aan de British Military Administration. In 1948 werd Somaliland weer teruggebracht naar de status van protectoraat zoals zij bestond voor de oorlog ter voorbereiding van de eventuele onafhankelijkheid.

Behalve de korte periode onder Italiaanse bezetting (1940-41), hadden de Britten controle over Somaliland tot de onafhankelijkheid werd toegestaan op 26 juni 1960.[4] De staat Somaliland was het eerste Somalische land dat lid werd van de Verenigde Naties.[5] Het land werd formeel erkend door 35 staten. [6]

Een aantal dagen later dan de Britten, op 1 juli 1960, werd ook het “Italiaanse” gebied, dat onder VN Trust stond, onafhankelijk verklaard na een periode van tien jaar onder Italiaans Trusteeship.

 

 

2.2 De Somali Republic

 

De onafhankelijkheid in beide gebieden werd verwelkomd, maar de twee kanten verenigden zich vrijwel onmiddellijk en vrijwillig in de verenigde Somali Republic.

Zij hadden echter niet veel gemeenschappelijk. Ondanks een gedeelde etniciteit, taal en religie, vertaalde de nalatenschap van de voormalige koloniale heersers in de twee gebieden zich in grote tegenstellingen. Italië en Groot-Brittannië lieten verschillende administratieve, onderwijs- en rechtssystemen na, waarbij deze volgens uiteenlopende procedures en in een andere taal werden geregeld. Daarenboven bestond er omwille van de afstand een enorm communicatieprobleem tussen de twee belangrijkste steden, Mogadishu en Hargeisa. Politie, belastingen, salarissen en de wisselkoersen van hun aparte munteenheden waren ook verschillend, net zoals de oriëntaties en belangen van hun politieke elites. Economische contacten tussen de twee regio’s waren eerder competitief dan complementair en dus nagenoeg onbestaande.[7]

Somaliland was snel teleurgesteld in hoe de unie evolueerde en stemde in een referendum over het behoud ervan dan ook volmondig “nee”. Door de onvoorwaardelijke vereniging van de twee gebieden, stapte Somaliland in de unie met een substantieel nadeel: Somalië behield de hoofdstad, Mogadishu, terwijl Hargeisa werd gedegradeerd tot een provinciaal hoofdkwartier, ver van het centrum.[8] Daarnaast kregen de vertegenwoordigers van het voormalige Britse Somaliland slechts 33 zetels van het nieuwe 123-hoofdige nationale parlement. De posten van president en eerste minister werden beide voorbehouden voor zuiderlingen, net zoals de belangrijkste ministeriële portfolio’s waaronder defensie, buitenlandse zaken, financiën en binnenlandse zaken. Het bevel over het nieuwe nationale leger werd voor het merendeel naar de carabinieri officieren van het zuiden getrokken, tot grote frustratie van de Britsopgeleide officieren uit het noorden.

 

De haastige aard van de unie leidde tevens tot een aantal belangrijke legaliteitsvragen. De twee Acts of Union die werden goedgekeurd door hun desbetreffende legislaturen verschilden enigszins, en geen enkel wettelijk document verbond de twee gebieden. Het nieuwe nationale parlement erkende deze fout en stemde een nieuwe Act of Union in januari 1961, die retroactief zou werken tot het ogenblik van de onafhankelijkheid. Een aantal waarnemers argumenteerden echter dat de nieuwe Act zonder kracht bleef voor het noorden daar de twee gebieden niet wettelijk verbonden waren. [9]

 

De ontevredenheid over de arrangementen die waren onderhandeld door de leiders van Somaliland, leidde tot een verwerping van de gezamenlijk grondwet door de noordelijke stemgerechtigden in het referendum van juni 1961. In december van dat jaar werd er een mislukte coup gepleegd in Hargeisa, met het doel de onafhankelijkheid van Somaliland weer te bewerkstelligen. Hoewel de unie overleefde, bleef de ontevredenheid in het noorden bestaan. In oktober van 1962 namen de ministers van het noordelijke deel ontslag uit de regering en een aantal dagen later verlieten de noordelijke afgevaardigden het nationale parlement met de dreiging dit te boycotten.[10]

Het overleven van de unie, ondanks de verschillende tegenslagen, reflecteerde de essentiële perceptie voor de noorderlingen dat de eenheid een noodzakelijk middel was in hun streven naar de vereniging van alle Somalische gebieden onder één vlag, zo ook de Haud graaslanden en de “Reserve Area” die Groot-Brittannië onder Ethiopische controle had gelaten in 1955. Het nastreven van dit idee overtuigde de noordelijke Somaliërs ervan dat deze weg kon - en moest - werken, als een opstap naar een “Greater Somalia”. Ondertussen verving het proces van administratieve annexatie geleidelijk de onstabiele politieke unie. [11]

 

De centralisatie van de autoriteit bestendigde zich onder de dictatuur van generaal Mohamed Siad Barre, die de macht greep in oktober 1969. De militaire overheid kon in aanvang rekenen op de steun van een groot gedeelte van de noorderlingen, deels door haar progressieve “wetenschappelijk-socialistische” ideologie, en deels door het herleven van de grote Somalische droom, waarvan werd afgestapt door de burgerlijke overheid in 1967. De expansieve politiek van Siad Barre eindigde met de Ogaden oorlog in 1977-78, waarbij Somalië op een rampzalige manier werd verslagen door Ethiopië (dat significante steun van Russische en Cubaanse zijde kreeg).[12]

 

Met haar populariteit en de economie op een laag pitje, zocht de overheid steun in de verschillende delen van de Darood clan van de president, waaronder 250 000 Ogadeni die gevlucht waren uit Ethiopië en zich gevestigd hadden in gebied dat de Isaaq oorspronkelijk bewoonden. Tijdens de jaren ’80 werd het steeds duidelijker dat het regime de Isaaq systematisch discrimineerden.[13] Siad Barre stelde voor overheidsfuncties consequent mensen aan uit zijn eigen clan. Hij behoorde tot de zuidelijke Marehana clan en haatte de noordelijke Isaaq clans.[14]

 

De ontevredenheid van deze laatste clan gaf aanleiding tot studentenbetogingen en de vorming van het Somali National Movement (SNM) in 1981. Deze guerrillabeweging van de Isaaq clan groeide uit verschillende verzetshaarden tegen de militaire dictatuur: onder hen bevonden zich zowel intellectuelen die hun vrijheden beperkt zagen, militairen die de kans op promotie zagen verdwijnen, handelaren die hun mogelijkheden beperkt zagen en burgers uit alle lagen van de bevolking die het slachtoffer werden van discriminerende maatregelen. Toch was er geen sprake van een automatische Isaaq solidariteit onder deze groepen: het echte initiatief dat deze beweging opstartte kwam van de intellectuelen uit de diaspora, voornamelijk uit Londen. SNM werden daarnaast ook gesteund door buurland Ethiopië, die hier een kans zag om haar grote vijand Somalië te belagen.[15] Tussen 1983 en 1988 beantwoordde de overheid de dreiging van de SNM door hard op te treden tegen burgers: buitengerechtelijke executies, verdwijningen, arbitraire arresten en gevangennemingen, martelingen en pesterijen.

 

In mei 1988 sloeg het low-intensity conflict in het noorden om in een echte burgeroorlog.[16] Het geweld bereikte zijn hoogtepunt toen Burco en de hoofdstad Hargeisa bijna volledig verwoest werden. Daarnaast werden er met opzet burgerslachtoffers gemaakt en grepen er massa-executies plaats. Er werden 50 000 tot 60 000 doden geteld, een half miljoen mensen vluchtten naar Ethiopië en er was sprake van minimum hetzelfde aantal internally displaced persons (IDP’s).[17] De praktijk van de overheid van het herbevolken van Isaaq gemeenschappen met vluchtelingen van andere clans kan beschouwd worden als analoog met etnische zuiveringen. Daarnaast bestonden er wijdverspreide rapporten waarin sprake was van oorlogsmisdaden.[18] Hoewel het regime niet enkel de Isaaq clan viseerde, werd deze bevolkingsgroep toch het vaakst en het zwaarst getroffen.

 

Deze golf verspreidde zich door het land en ook andere bewegingen tegen het dictatorschap ontstonden in 1989. Zij leidden tot de val van het regime in 1991.[19] Terwijl het Somali National Movement in het noorden de laatste troepen van het regime overwon, vochten de rebellen in het zuiden om de toegang tot Mogadishu. De overheid hield op te bestaan.

De vechtende groepen in het zuiden (allen clans of clanonderdelen) ijverden onder elkaar voor de macht, waar de SNM in het noorden een radicaal ander pad had gekozen: dit van nationale verzoening.

 

 

2.3 De onafhankelijkheid

 

Het Somali National Movement startte haar campagne niet met de strijd voor onafhankelijkheid als doel. In tegendeel, zij projecteerde een beeld van zichzelf als zijnde nationalistisch en besprak de idee van de introductie van een vorm van federale staat met de zuiderlingen. Echter, de oorlog tegen Barre, de brutale campagne van de overheid, het leven als vluchteling en het uitroepen van een nieuwe nationale regering in Mogadishu in januari 1991 zonder de vertegenwoordiging van het SNM, droegen bij tot een verandering van houding in het noorden. [20]

 

Hoewel Somaliërs tot één natie behoren, zijn zij georganiseerd volgens clan. Traditioneel worden conflicten dan ook opgelost via lokale clanoudsten. Na het ineenvallen van de staat in 1991, kwamen clanleiders en clanoudsten samen op een traditionele vergadering. [21]

 

De rol van de clanoudsten werd belangrijk vanaf 1988, toen Ethiopië een vredesverdrag ondertekende met Siad Barre en het SNM haar basis in Ethiopië en beperkte financiële steun die daarmee samenging verloor. De politieke leiders van het SNM probeerden al lang steun te vinden bij de bevolking van het noordwesten, en de enige manier om dit te realiseren was via traditionele clanleiders van de Isaaq stam. Hen werd steun gevraagd voor het politieke en militaire project van de beweging, en deze werd uiteindelijk ook gegeven. In ruil kregen deze traditionele leiders ook een rol in de SNM. Men was aangewezen op de medewerking van deze clanoudsten, daar zonder hen geen sprake kon zijn van de aanvoer van voorraden of het rekruteren van nieuwe strijders. Dit vond haar weerslag in het politieke gewicht van de groep.[22]

 

Op de zitting van de shir (raad) in Berbera in februari 1991, kwamen de Isaaq clans tot een amnestie met de andere clans, hoewel deze aan de zijde van het zuidelijke leger hadden gevochten tijdens de oorlog.[23] Tachtig procent van de 1,8 miljoen inwoners van de voormalige Britse kolonie behoorden tot de Isaaq clan, de rest waren afkomstig van andere clans zoals de Gaddabursi, de Dhulbahante en de Warsengeli.[24] Daar werd samen met de clanoudsten de vrede geconsolideerd en werd overeengekomen dat een soort interim administratie zou worden opgezet. Hier kwam echter hevige reactie tegen: massale rellen leidden tot een abrupte wijziging van de plannen van het zuiderse leiderschap.

Er werd een tweede shir georganiseerd in Burco, de “Grand Conference of the Northern People”, waarbij de bevolking druk bleef zetten op de SNM leiding om de Act of union van juni 1960 te herzien en de onafhankelijkheid uit te roepen. Sommige SNM leden, waaronder de president Abdirahman Tuur, hadden deel uitgemaakt van de regering in Mogadishu, en geloofden niet dat afscheiding mogelijk was.[25]

 

Toch werd de onafhankelijkheid verscheidene malen unilateraal uitgeroepen: onverwachts op 18 mei 1991, als gevolg van de samenkomst in Burco; in mei 1993 op een tweede grote conferentie in Boroma waarbij tevens Mohammed Ibrahim Egal als president werd aangesteld;[26] in het begin van 1997 op een derde “nationale” conferentie toen door een parlement bestaande uit de helft clanoudsten en de andere helft parlementairen tevens een grondwet werd aangenomen; en in 2001 toen er uiteindelijk een referendum werd gehouden waarbij 97% van de kiezers voor de onafhankelijkheid stemde.

 

De onafhankelijkheid was bijna volledig het resultaat van het gevoel van verwerping die de zuiderlingen hadden ondervonden en de algemene Somalische politiek sinds 1960. De onrechtvaardigheden tijdens vredestijd en het geweld tijdens de oorlog hadden dit gevoel van verwerping slechts vergroot vanaf 1991 wanneer de anarchie in het zuiden voortduurde. Een politieker van Somaliland merkte op dat de internationale gemeenschap wilde dat ze zich verenigden met het zuiden maar met wie? Zij waren volledig in de onmogelijkheid een duurzaam akkoord te sluiten. [27]

 

Sommige unionisten beweren dat Somaliland slechts een platform is voor een aantal belangengroepen komende uit eenzelfde clan. Vanuit dit perspectief, is de onafhankelijkheid van Somaliland een agenda van politieke elites binnen de Isaaq clan en ondervindt dit voorstel geen steun van andere clans. Er zou zelfs oppositie binnen bepaalde delen van de Isaaq clan bestaan. Deze benadrukken dat leiders van niet-Isaaq clans enkel toestemden in de onafhankelijkheidsverklaring van mei 1991 ter voorkoming van verdere agressie door de overwinnende Somali National Movement. De onmogelijkheid van de administratie in Hargeisa om een effectieve autoriteit te vestigen in de onder discussie liggende oostelijke provincies, waar de loyauteit van de gemeenschappen verdeeld is, geeft geloofwaardigheid aan dit argument. Zo geloven verschillende waarnemers ook dat de steun voor de onafhankelijkheid onder de westelijke Gaddabursi in rechtstreeks verband staat met het presidentschap van Rayale, en dat de loyauteit zal verschuiven wanneer het leiderschap via rotatie verandert naar een andere clan.[28]

 

Unionisten stellen dat de democratie in Somaliland eigenlijk beperkt is tot separatisten: er wordt volgens hen niet toegestaan dat een andere visie in het openbaar wordt besproken.[29] Indien dit waar is zou het een serieuze deuk in de geloofwaardigheid van de democratie in Somaliland betekenen.

Het is moeilijk de ware grootte van de aanhang voor de onafhankelijkheid in Somaliland te achterhalen daar er geen consensus bestaat, noch registratie van stemmen. De steun was in het verleden altijd het sterkst binnen de Isaaq clan. Binnen de westerse Gaddabursi clan verschoven de meningen duidelijk van pro-eenheid in het begin van de jaren ’90, naar een grotere steun voor een soeverein Somaliland. Het accepteren van de separatistische agenda was lang het zwakst in het oosten, waar de meningen van de Warsengeli en de Dhulbahante clans verdeeld waren. De verkozen president is Gaddabursi, parlement en de ambtenarij zijn heterogeen[30], en de vertegenwoordigers van de districtsraden worden lokaal verkozen.

 

De tijd lijkt de separatistische standpunten nog dieper vast te leggen. Een groeiend deel van de Somalische jeugd zowel in Somaliland zelf als in het buitenland, heeft geen herinnering meer aan een verenigd Somalië. Velen die het zich wel herinneren, associëren Somalië met geweld, angst en vluchten. Deze generatie bevat de jonge mannen die waarschijnlijk zullen opgeroepen worden voor de verdediging van het thuisland bij het uitbreken van een conflict.

 

Ondanks de blijvende etnische, linguïstische en commerciële banden met Somalië, lijkt de idee van een onafhankelijk Somaliland - compleet met de symbolische accessoires zoals de vlag, munteenheid en paspoort - de loyauteit van een groeiend deel van de bevolking te krijgen. De idee van een soeverein Somaliland wordt niet langer beschouwd als een politiek platform van een gewapende groep, maar als de reflectie van een nationale entiteit.[31]

 

 

2.4 De staat Somaliland

 

De hele idee van een staat is volledig vreemd aan de Somalische cultuur en was ongekend voor de koloniale periode. Een gevestigde bevolking is namelijk vereist voor er enige vorm van staat kan ingesteld worden en er was nooit sprake van een economisch surplus zodat dit kon gebeuren. Een nomadensamenleving is van nature anarchistisch.

De inwoners van Somaliland noemden de shir in Burco (1991), Borama (1993) en in Hargeisa (1996-97) “nationale conferenties”, zodat ze onderscheiden zouden worden van de lokale shir die gebruikt werden om clanconflicten op te lossen. Elke van deze drie nationale conferenties ging verder dan een politieke agenda en richtte zich tevens op de actuele vorm en de basisstructuren van de staat. [32]

 

De nationale conferentie in Borama in 1993 legde vast dat Somaliland van dan af zou geregeerd worden door een president en een parlement met twee kamers: een “Kamer van Afgevaardigden” en een “Kamer van Clanoudsten”. Beide kamers zouden proportioneel worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de clans, rekening houdend met hun aandeel in de bevolking. Deze conferentie institutionaliseerde het systeem van clanoudsten in de nieuwe staat. [33]

 

Vanaf de derde nationale conferentie van oktober 1996 tot maart 1997, stond het principe van de staat niet meer in vraag (alhoewel de werking nog steeds onder hevige discussie stond). Er zijn twee verkozen raden, de ene van de leden van het parlement, en de andere bestaande uit clanoudsten gekozen door clanraden, de zogenaamde Guurti. De tweede kamer kan, in tegenstelling tot de eerste, niet ontbonden worden door de president. Eenieder die de clan of subclan niet langer kan vertegenwoordigen als gevolg van dood, onvermogen of herroeping zal vervangen worden door een vertegenwoordiger van dezelfde clan of subclan. Dit systeem werd geratificeerd in de grondwet en goedgekeurd door twee derde van de vertegenwoordigers in februari 1997.

 

Gedurende de tien jaren van oorlog, kende het SNM vijf presidenten. Deze werden allen democratisch verkozen door de congressen, waren allen ontegensprekelijke leiders van de beweging en zonder uitzondering waren ze nog steeds in leven en vrijheid op het einde van hun termijn, welk geen sinecure is in een Afrikaanse guerrillabeweging.

 

De hybride westerse nomadenstaat kreeg steeds meer vorm, en werd steeds democratischer, niet, zoals in de rest van Afrika onder druk van de donoren, maar uit praktische noodzaak. De keuze bestond uit democratisering of burgeroorlog. [34]

 

Toch zijn er veel verschillen tussen een staat in de westerse betekenis en de regionale administratie die werd opgebouwd in Somaliland. Om te beginnen werd zij op een andere manier opgericht. Deze Somalische “staat” maakte geen aanspraak op de autoriteit over de clans, in tegendeel, ze werd gecreëerd op basis van familie of clan (namelijk de Isaaq) en verzekert zorgvuldig het evenwicht tussen de verschillende subclans binnen de administratie. Het bestaan van de clan, de kern van het Somalische leven, werd niet langer genegeerd of gemanipuleerd zoals onder het regime van Barre. Het werd erkend als een deel van het leven dat zowel positieve als negatieve aspecten met zich meebrengt: het creëert een vorm van solidariteit maar ook een risico op afsplitsing. De idee schuilt in het gebruik van de clanorganisatie eerder dan ze te ontwijken.

 

Daarenboven werd deze nieuwe administratie ontworpen om op een minimalistische wijze te functioneren. Zij bestaat op basis van een minieme inkomst en een beperkte overheid, en laat de taken die de overheid met deze schaarse middelen niet aankan over aan privé-bedrijven. Elektriciteit en telecommunicatie bijvoorbeeld zijn geheel in handen van deze sector. Bijgevolg worden er ook weinig taksen geheven en wordt geen moeite gespaard om het leger te verkleinen.[35]

 

 

3 Erkenning van nieuwe staten

 

3.1 Algemeen

 

Erkenning is een rechtshandeling waardoor een staat een nieuwe staat als bestaande erkent.[36] Vanaf dan kunnen tussen beiden alle rechtshandelingen ontstaan die mogelijk zijn. In het internationaal recht bestaat geen erkenningsplicht, het is steeds een politieke daad van regeringen. In geval er geen erkenning is van een staat, zal deze toch rekening moeten houden met fundamentele regels van internationaal recht, vooral met betrekking tot het gedrag van staten en het recht van gewapende conflicten.[37]

 

Een nieuwe staat kan pas rechtmatig worden erkend, indien werd voldaan aan de constitutieve voorwaarden. Volgens internationaal recht en in internationale relaties, is een staat een politieke entiteit die over soevereiniteit beschikt; dit betekent dat zij niet onderhevig is aan een hogere politieke autoriteit. De soevereine staat bestaat uit een grondgebied en een permanente bevolking, beschikt over een effectieve overheid met een eigen rechtsorde en de capaciteit om onafhankelijk op te treden tegenover andere staten.

 

De wettelijke criteria voor de kwalificatie als staat zijn algemeen deze zoals zij werden aanvaard in Artikel 1 van de Montevideo Conventie, de “Convention on the rights and duties of states”, van 26 december 1933. Deze conventie is een regionale Amerikaanse conventie, niettemin worden de principes in dit artikel algemeen erkend als een accurate weergave van internationaal gewoonterecht. [38]

 

Artikel 1 stelt dat: “The state as a person of international law should possess the following qualifications: a ) a permanent population; b ) a defined territory; c ) government; and d) capacity to enter into relations with the other states.

Artikel 3 zegt dat: “The political existence of the state is independent of recognition by the other states. Even before recognition the state has the right to defend its integrity and independence, to provide for its conservation and prosperity, and consequently to organize itself as it sees fit, to legislate upon its interests, administer its services, and to define the jurisdiction and competence of its courts.

Artikel 6 bepaalt: “The recognition of a state merely signifies that the state which recognizes it accepts the personality of the other with all the rights and duties determined by international law. Recognition is unconditional and irrevocable.” [39]

 

Een verdere analyse van artikel 1, 2 en 3 leert dat het ogenblik dat een staat voldoet aan de criteria van artikel 1, er geen twijfel bestaat over het politieke bestaan van een onafhankelijke staat. Er bestaat geen behoefte aan de erkenning door andere staten van een onafhankelijke staat, de enige functie van de erkenning door een andere staat, is de aanvaarding van de rechtspersoonlijkheid van die andere staat.

 

Artikels 3 en 6 van de Conventie ondersteunen de declaratieve theorieën van de erkenning van staten. Deze stellen dat de erkenning door een bestaande staat enkel vaststelt dat een gemeenschap de empirische kenmerken van een staat bezit: territorium, bevolking, een overheid en de capaciteit om internationale relaties aan te gaan. De staat bestaat reeds voor en onafhankelijk van deze erkenning, erkenning bestaat slechts uit een formele bevestiging van een reeds bestaand feit.

Constitutieve theoretici, stellen daarentegen dat erkenning noodzakelijk is voor de creatie van een nieuwe staat. Het is enkel en alleen door de erkenning dat een staat een internationale rechtspersoon wordt en onderhevig wordt aan het internationaal recht. [40]

 

Welke theorie de juiste is, is een controversieel punt in het internationaal recht. De meerderheid van de academici schaart zich achter de declaratieve theorie. Deze theorie wordt aangenomen als de traditionele theorie van de erkenning van staten. Zij paste perfect binnen de creatie van nieuwe staten als gevolg van de dekolonisatie, en was in overeenstemming met de doctrine van uti possetidis juris, welke bepaalde dat de territoriale grenzen van postkoloniale staten dezelfde dienden te zijn als de koloniale gebieden die ze vervingen. De voorheen soevereine staten verloren hun soevereiniteit door de gedwongen kolonisatie, en tegen de tijd dat het dekolonisatieproces begon, was de erkenning van staten relatief eenvoudig in de meerderheid van de gevallen daar er reeds sprake was van erkende territoriale grenzen en een identificatie van de natie. De gepastheid van het gebruik van de declaratieve theorie was bijna oncontesteerbaar.[41]

 

De echte uitdaging van de theorie ontstond eens het dekolonisatieproces bijna beëindigd was, met name wanneer de nieuwe wereld een tweede beweging van desintegratie startte en minderheidsgroepen binnen de nieuwe soevereine staat een eis tot secessie deden ontstaan. Deze keer werd het proces van erkenning van staten veel complexer dan de Montevideo Conventie had voorzien wanneer het artikels 3 en 6 opnam. De tegenwoordige statenpraktijk die de eenvoudige vervulling van de voorwaarden die bepaald werden in artikel 1 van de Montevideo Conventie huldigt, is volstrekt onvoldoende om erkenning als staat te eisen. De erkenning door andere staten werd bijgevolg de dominante factor in de erkenning van staten, waardoor de constitutieve theorie boven de declaratieve werd geplaatst. Bijgevolg vereist een correcte interpretatie van de constitutieve theorie de basiselementen van artikel 1 van de Conventie van Montevideo én de erkenning door andere staten, vóór een entiteit zich als staat kan profileren. [42] In strikte betekenis kan men dus stellen dat: "Recognition of States is not a matter governed by law but a question of policy”.[43]

 

De ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie en het voormalige Joegoslavië, bewezen opnieuw dat de reeds bestaande regels aangaande de erkenning van staten voorzagen in onvoldoende keuze in diplomatieke middelen voor staten om mee te werken. De Europese Gemeenschap, de belangrijkste onderhandelaar in de Balkancrisis, bracht daarop een Declaration on the Guidelines on the Recognition of the New States in Eastern Europe and in the Soviet Union uit. [44]

De Europese Gemeenschap stelde een aantal principes vast, die een reflectie zijn van de gemeenschappelijke positie van de lidstaten in de erkenning van nieuwe staten:

1) aanvaarding van de bepalingen en de verbintenissen uit de Helsinki Akte en het Handvest van Parijs (OVSE), vooral met betrekking tot de rule of law, democratie en mensenrechten.

2) waarborgen van de rechten van etnische en nationale groepen en minderheden, in overeenstemming met de verbintenissen zoals voorgeschreven in het kader van de OVSE.

3) respect voor de onschendbaarheid van de landsgrenzen, zij kunnen enkel gewijzigd worden op vredelievende wijze en door onderlinge overeenkomst.

4) de naleving van alle relevante verbintenissen met betrekking tot zowel de ontwapening en non-proliferatie van kernwapens, alsook met betrekking tot de veiligheid en regionale stabiliteit.

5) de verbintenis om alle problemen van successie van staten en regionale conflicten bij akkoord te regelen, met name door arbitrage.

6) De Gemeenschap en haar lidstaten zullen geen entiteiten erkennen die het resultaat zijn van agressie. Zij zullen alle mogelijke gevolgen van erkenning op de buurlanden in acht nemen.[45]

 

De richtlijnen zoals opgesomd in de Verklaring, zijn onderhevig aan de normale principes van de internationale gewoonte. Dit leidt tot het argument dat de laatste beweging zich nog verder heeft verwijderd van de strikte criteria van erkenning van staten. Om erkend te worden in de internationale gemeenschap zal een nieuwe entiteit eerst aan alle voorwaarden van de Declaration on the Guidelines on the recognition of New States in Eastern Europe and in the Soviet Union moeten voldoen, bovenop de voorwaarden beschreven in artikel 1 van de Montevideo Conventie.

Hoewel de toepasbaarheid van de nieuwe richtlijnen voor de erkenning van staten in Europa niet kan worden aangevochten, is de toepassing ervan in andere delen van de wereld een mogelijke bron van problemen. De enkele factor dat nieuw opgekomen staten reeds werden erkend door de internationale gemeenschap op basis van de verklaring, leidt tot het argument dat deze richtlijnen al internationaal gewoonterecht zijn geworden. Als voorbeeld kunnen we de erkenning van de nieuwe staten in Oost-Europa en de Sovjet Unie aanhalen: deze werden erkend door alle lidstaten van de internationale gemeenschap. Bijgevolg werd deze wijze gebruikt voor de erkenning van meer dan 10 procent van de huidige lidstaten van de internationale gemeenschap. Men kan dus concluderen dat de richtlijnen die werden opgesteld in de verklaring van 1991 universeel zijn geworden. [46]

 

Eens de criteria van de staat geïdentificeerd zijn, rijst een andere vraag: wie bepaalt of ze in een bepaald geval voldaan zijn? De initiële bepaling dient te worden gemaakt door elke staat individueel en te goeder trouw. Ingeval de staat en de entiteit die statendom opeist hierin verschillen, bestaat er tussen beide een conflict dat op een vreedzame manier dient te worden opgelost. Er is tevens een bijkomstige moeilijkheid in disputen rond statendom: de staat die de eis van de entiteit afkeurt, ontkent tevens dat er internationale regels tussen hen van toepassing zijn. Bijgevolg zal de mogelijkheid om conflicten te regelen zelden beschikbaar blijken en de staat zou dus moeten toegeven vooraleer hun zaak voor een internationaal tribunaal met jurisdictie over staten zou kunnen verschijnen. Het gezag van de Badinter Commissie[47] was hier uniek.

De algemene ontoegankelijkheid van dispute-settlement mechanisms voor kwesties inzake statendom heeft zijn gevolgen, daar er moeilijkheden zijn in de toepassing van de algemene criteria van statendom op specifieke gevallen. Ten eerste zijn de feitelijke elementen verre van objectief in hun specifieke context, voorwaarden zoals bijvoorbeeld de “effectiviteit” omvatten een mogelijk diverse interpretatie door verschillende staten. Daarenboven stelt Brownlie dat geen van de criteria een voorwaarde blijkt in te houden: dit betekent dat een staat of staten een entiteit kunnen blijven beschouwen als een staat, zelfs indien aan één of meer van de criteria niet meer werd voldaan. Desalniettemin moeten deze uitzonderlijke gevallen ons niet afleiden van de kern van de inhoud van de criteria. In het algemeen blijkt het duidelijk wanneer voldaan werd aan de criteria. Een volledig andere zaak is dat andere staten de entiteit wensen te erkennen of er diplomatieke relaties mee willen aanknopen. Inconsistente situaties kunnen hierbij voor jaren in stand worden gehouden, men kan hier verwijzen naar de onzekerheden aangaande Taiwan.[48]

 

 

3.2 Erkenning in geval van afscheiding

 

Met de beschrijving van de regels die gelden bij de erkenning van staten in de tegenwoordige context, belanden we bij de volgende taak: de toepassing van de regels van de erkenning van staten ten aanzien van afscheidingsbewegingen. Het ultieme motief van elke afscheidingsbeweging die vecht voor een aparte staat is de erkenning als staat door de internationale gemeenschap. De toepasbare regels kunnen niet verschillen van enige andere entiteit. Met het doel de separatistische evolutie van Somaliland weer te geven, onderzoeken we vervolgens de statenpraktijk met betrekking tot de erkenning van staten in geval van afscheiding.

Voor de eigenlijke discussie aangaande statenpraktijk kan starten, is het belangrijk dat we eerst teruggrijpen naar de vier elementen van de Montevideo Conventie: een permanente bevolking, een afgebakend territorium, een overheid en de capaciteit om relaties aan te gaan met andere staten. Terwijl de draagwijdte van de eerste drie elementen niet moeilijk te begrijpen valt, brengt het vierde element enkele problemen met zich mee. De eerste drie elementen zijn in essentie voorwaarden die zich binnen de entiteit bevinden, terwijl het vierde aspect veel verder reikt. Eén argument is dat eens de eerste drie elementen vervuld zijn door een bepaalde entiteit, deze de capaciteit verwerft om met andere staten relaties aan te knopen. Bijgevolg stelt men dat eens men aan de eerste drie voorwaarden heeft voldaan, de vierde ipso facto ook vervuld is.

 

Volgens Professor Akehurst behandelen sommige schrijvers erkenning als een vierde voorwaarde, die vervuld dient te zijn voor de staat kan bestaan in internationaal recht. Echter erkenning is slechts het bewijs dat aan de voorwaarden van bevolking, territorium en overheid werd voldaan.

Deze verklaring, in verdediging van de declaratieve theorie, stelt het vierde element van artikel 1 gelijk met erkenning. Dit zou kunnen leiden tot verwarring. Als het vierde element dezelfde betekenis zou hebben als erkenning, dan zou artikel 3 overbodig worden. Dit artikel stelt immers dat het politieke bestaan van de staat onafhankelijk is van de erkenning door andere staten. Het zou onlogisch zijn dat een verdrag twee bepalingen bevat met hetzelfde doel. Bijgevolg kan men argumenteren dat artikel 1 (d) niet spreekt over erkenning door ander staten, maar enkel handelt over de gevolgen als resultaat van de vervulling van artikel 1 (a), (b) en (c). De erkenning door andere staten speelt een rol, als het enige betekenis heeft, op het moment dat de entiteit de eerste drie voorwaarden vervult en hiermee de capaciteit verwerft om relaties aan te gaan met andere staten. In dit stadium bezit de entiteit reeds rechtspersoonlijkheid binnen de internationale gemeenschap volgens de declaratieve theorie, en kan ze erkend worden door andere staten volgens de constitutieve theorie.

 

Een vaststaand feit is dat elke theorie vereist dat de basisvoorwaarden zoals beschreven in artikel 1 van de Montevideo Conventie vervuld zijn. Er zijn nochtans voorbeelden in de geschiedenis waar een eis succesvol was, zonder de vervulling van de basisvoorwaarden. Israël bijvoorbeeld werd toegelaten tot de Verenigde Naties in mei 1949, hoewel de grenzen niet precies bepaald waren omwille van de nog lopende onderhandelingen over de afscheiding. Er zijn tevens voorbeelden van landen die niet werden erkend ondanks de vervulling van de voorwaarden van artikel 1 van de Montevideo Conventie: China werd lang niet erkend door vele westerse staten.

 

Erkenning van staten in geval van afscheiding kan verklaard worden aan de hand van het geval Biafra. De Eastern Region Consultative Assembly of Nigeria scheurde zich van Nigeria af in mei 1966, de republiek overleefde meer dan twee jaar en voldeed zo aan de voorwaarden van artikel 1. Het land had een eigen Ibo bevolking, een permanent territorium, een effectieve overheid, en hoewel geen enkele staat diplomatieke relaties begon, beschikte het land over de capaciteit om relaties te beginnen indien iemand dit gewenst had. De basisreden was het ontbreken van de erkenning van de Republic of Biafra als een nieuwe staat. Dit had als belangrijkste oorzaak het respect voor het principe van territoriale integriteit zowel door de Organization of African Unity (OAU) als de Verenigde Naties.[49] De toenmalige VN Secretaris-Generaal U. Thant bevestigde dat de VN geen steun zou bieden aan enige poging van afscheuring binnen haar lidstaten.[50] De mislukking van de poging van Biafra toont dat de enkele vervulling van de voorwaarden van artikel 1 van de Montevideo Conventie, onvoldoende is om statendom op te eisen, en dat er bijgevolg erkenning door andere staten vereist is.

Een ander uiterste is dat als de internationale gemeenschap een specifieke entiteit percipieert als recht hebbende op het statendom, zij de juiste omgeving kunnen creëren zodat de voorwaarden voor de entiteit vervuld worden. Oost-Timor bijvoorbeeld beschikte enkel over een afgebakend territorium en haar bevolking: de Verenigde Naties vestigden een interim administratie en steunde de oprichting van een effectieve overheid door de organisatie van presidentiële verkiezingen. De hele wereldbevolking wachtte de erkenning van de nieuwe staat af toen de VN de administratie overdroeg aan de nieuwe overheid.

 

Het voorgaande debat onthult dat de creatie van nieuwe staten eerder op politiek dan wettelijk vlak gebeurt. Zo is het onmogelijk de exacte elementen te bepalen die vereist zijn vanwege de internationale gemeenschap om de kwalificatie van staat te verkrijgen. In ruime zin in de huidige context hangt de creatie van een nieuwe staat af van twee aspecten: een intern en een extern aspect.

 

Het interne aspect kan omschreven worden als de voorwaarden die de entiteit dient te vervullen binnen de entiteit: deze zijn de vier elementen die worden beschreven in de Montevideo Conventie en in de richtlijnen zoals zij werden erkend in de Declaration on the Guidelines on the Recognition of New States in Eastern Europe and the Soviet union.

Het externe aspect is de erkenning door andere staten, en is de meest cruciale factor in de bepaling van de creatie van een nieuwe staat. De lijst beschreven onder het interne aspect heeft geen enkele betekenis wanneer de internationale gemeenschap een bepaalde politieke entiteit het statuut van staat niet wil geven. De minimumvereiste is het bestaan van een territorium en een bevolking die er controle over neemt. Zelfs over de belangrijkste vereiste kan gediscussieerd worden wanneer men kijkt naar de creatie van de staat Israël in het midden van de Arabische wereld, waar geen Joodse bevolking aanwezig was die een staat opeiste en geen specifiek territorium aan de mensen gebonden was in het Midden-Oosten. De politieke wil van de internationale gemeenschap resulteerde echter in de oprichting van een nieuwe staat.

 

 

3.3 Somaliland

 

Weergekeerd op het hoofdpunt, buigen we ons over de kwestie of Somaliland voldoet aan de vereisten zoals zij werden gesteld door de huidige internationale wereld voor de creatie van een aparte staat. Zoals reeds vermeld, ligt de uitkomst niet enkel in de vervulling van de criteria van de Conventie van Montevideo, maar zijn er ook andere elementen, die aanwezig dienen te zijn opdat men de kwalificatie als staat kan opeisen in de internationale gemeenschap. Desalniettemin is de vervulling van de Montevideo Declaration een vooropgesteld gegeven. [51]

De eerste vraag is bijgevolg of Somaliland een bepaalde bevolking heeft, een afgebakend territorium, een effectieve overheid en tenslotte of zij de capaciteit bezit om relaties aan te knopen met andere staten.

 

Men neemt echter ook aan dat ongeveer de helft van de inwoners van Sanaag en Sool sympathiseren met Puntland en niet met Somaliland.[53]

Sinds 1998 werd de autoriteit van Somaliland over de oostelijke delen Sanaag en Sool aangevochten door Puntland State of Somalia in het noordoosten van Somalië.[55] Deze gebieden vormen één van de grootste uitdagingen in de kwestie van de onafhankelijkheid. Volgens internationaal recht [56] leiden grensbetwistingen niet tot de ongeldigheid van de vereiste van een afgebakend territorium, het kan de erkenning door andere staten echter wel sterk bemoeilijken.

 

Hoewel reeds vermeld werd dat de grenzen niet dienen vast te staan bij de erkenning van een staat, hecht de internationale gemeenschap, en in het bijzonder de African Union, veel belang aan de territoriale integriteit. Dit is een gevolg van voornamelijk de angst dat enige aanpassing van grenzen de weg vrij maakt voor ruimere eisen en tegeneisen die zouden kunnen leiden tot territoriale conflicten en geweld.

 

Eén van de kenmerken die Somaliland zo uitzonderlijk maakt is dat zij voldoet aan alle criteria van een staat in tegenstelling tot de erkende staat waarvan zij zich afscheurt. Men kan argumenteren dat, daar Somalië geen effectieve overheid had voor bepaalde periode, haar eigen gronden voor erkenning volgens de Montevideo Conventie in vraag kunnen worden gesteld.

 

Of Somaliland ook voldoet aan alle criteria welke werden gesteld door de Declaration on the Guidelines on the Recognition of New States in Eastern Europe and in the Soviet Union is niet geheel duidelijk. Somaliland doet in elk geval al veel moeite om aan het eerste kenmerk te voldoen: de verbintenis met betrekking tot respect voor de rule of law, democratie en mensenrechten.[59] Doch de tweede voorwaarde is onzeker: de niet-erkenning was oorspronkelijk mede een gevolg van de idee dat Somaliland een Isaaq kern bleef en dit dus gevolgen kon hebben voor de andere clans in de het gebied in de toekomst.[60] Toch bestaan er enige waarborgen: het “nationale territorium” werd gedefinieerd op basis van clan, dit ter voorkoming van herhaling van incidenten uit de periode 1980-90 toen bijvoorbeeld een gedeelte van de Hawiye clan brutaal haar buurlanden binnenviel. Wanneer een kleine clan, bijvoorbeeld de Gaddabursi, zichzelf gekneld vindt tussen territoria waar grote clanfamilies in de meerderheid zijn, neemt men bepaalde maatregelen zodat de minderheidsgroep kan beschikken over een aantal prerogatieven als compensatie voor het feit dat zij niet over een autonoom subterritorium kan beschikken. Er bestaan echter een aantal uitzonderingen: de Dulbahante leven in Sanaag, op de grens tussen Somaliland en Puntland, zij maken noch deel uit van de Isaaq noch de Majerteen, maar verkregen gradueel een soort speciale status als band tussen de beide administraties. Op een bepaald moment leek het zelfs alsof ze met geweld de controle over het grensgebied wilden verkrijgen. [61]

Doordat Somalië daarenboven geen effectieve overheid heeft kan het afgescheiden gebied geen goedkeuring verkrijgen en dus niet in onderlinge overeenkomst over de landsgrenzen beslissen.

Met betrekking tot de voorwaarde van veiligheid en regionale stabiliteit heeft Somaliland zichzelf naar mijn mening al bewezen: als deelgebied van Somalië dat al jaren lang onder de noemer failed state valt en waar warlords vechten om bronnen en territorium,[62] slaagde zij er toch in om aanzien te worden als één van de meest actieve democratieën in de regio.

 

Tenslotte wordt in de literatuur vaak gebruik gemaakt van het begrip “quasi-staten”. Hiermee worden staten beschreven die, ondanks de erkenning door andere staten, vaak een gebrek vertonen aan substantiële en geloofwaardige kenmerken van een staat volgens de empirische criteria van het internationaal recht. Deze “quasi-staten” bezitten geen overheid die een effectieve controle uitoefent over hun bevolking en hun territorium, ze zijn niet in staat zichzelf te beschermen tegen externe dreigingen, en hun interne organisatie is zwak en onstabiel. “Quasi-staten” bestaan omwille van de internationale erkenning die ze genieten. De meeste Afrikaanse staten zijn zo zwak in de betekenis van positieve soevereiniteit dat ze niet zouden bestaan indien er geen juridische normen inzake soevereiniteit zouden bestaan: in feite zijn vele Afrikaanse entiteiten geen staten. Somaliland is hier een vreemd geval: wanneer we het voorgaande aanvaarden, heeft Somaliland een sterker argument dan een aantal internationaal erkende Afrikaanse staten. Het gebied overleefde al vijftien jaar zonder juridische soevereiniteit.[63]

 

 

3.4 Zelfbeschikkingsrecht?

 

Bovenop de criteria van de Montevideo Conventie stelt bijvoorbeeld James Crawford[64] dat statendom tevens een toekenning van een recht kan inhouden. Deze eis kan gebaseerd zijn op verschillende gronden zoals onder andere zelfbeschikking, bevrijding van onderdrukking of tirannie, schending van de voorwaarden van een vrijwillige unie of van een onderlinge afspraak.

De houding ten aanzien van de erkenning zal niet veranderen ten gevolge van het feit of Somaliland al dan niet aan de criteria van de Montevideo Conventie voldoet, maar eerder door het feit of zij op een legitieme wijze statendom kan eisen en of de toekenning ervan het risico op nieuwe conflicten in Somalië zou verhogen. Dit is een debat dat niet doorgrond kan worden zonder verwijzing naar Afrika’s koloniale verleden en de houdingen op het continent ten aanzien van zelfbeschikking en afscheiding, en de onschendbaarheid van de koloniale grenzen.[65]

 

Het recht op zelfbeschikking is een vaag concept. Er bestaat geen duidelijke definitie van “people” of van wat het recht inhoudt. Er bestaan eerder talloze en vaak strijdige interpretaties die het gevolg zijn van een verschillende inkleding van het onderdeel “people”. Dit geeft ook het belangrijkste probleem van het zelfbeschikkingsrecht weer: elke groep of staat kiest de interpretatie die haar het beste uitkomt, daarenboven bestaat er geen institutioneel kader voor de examinatie van dergelijke eisen volgens internationaal recht.

De ontwikkeling van het wettelijke recht op zelfbeschikking is gebaseerd op het Handvest van de Verenigde Naties. Artikel 1 (2) stelt dat één van de doelstellingen van de VN is “to develop friendly relations among nations based on respect for the principle of equal rights and self-determination of people”. Artikel 55 voorziet dat de VN een aantal doelstellingen promoot met het oog op “the creation of conditions of stability and well-being which are necessary for peaceful and friendly relations among nations based on respect for the principle of equal rights and self-determination of people”. Het principe van zelfbeschikking waarnaar verwezen wordt, dient als basis voor de relaties tussen staten, het gebruik van de term “nations” is onduidelijk maar kan het gevolg zijn van het feit dat een aantal van de oorspronkelijke ondertekenaars van het Handvest geen staten waren. Over de inhoud van het principe van zelfbeschikking is altijd discussie geweest. Zowel de tekst als de geschiedenis van de opstelling van het Handvest indiceren dat het principe van zelfbeschikking van toepassing is op staten. Het valt te betwijfelen of het echter enkel op staten van toepassing is daar zelfs bij een tekstuele analyse de vraag blijft waarom eerder een vage term zoals “people” werd gebruikt dan de veel preciezere term “states” als wat werd bedoeld enkel de erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van staten was.

Een volgende punt is of het van toepassing is op afscheidingsbewegingen. De literatuur lijkt hier overdonderend tegen, en er was ontegensprekelijk ambiguïteit over de kwestie afscheiding gedurende de optekening van het Handvest. Dit kan uitgelegd worden door het feit dat de term secessie geëvolueerd is door de jaren. Secessie kan onder andere begrepen worden in de zin van een eis van een nationale groepering binnen de constante grenzen van een onafhankelijke staat om zich van deze staat af te scheuren. Dit is de betekenis die vandaag ook het vaakst aan secessie wordt gegeven. Het is echter moeilijk enige referentie in de geschiedenis van de optekening te vinden die deze vorm van secessie onderschrijft.

In het begin van de jaren ’70 bestond er een wettelijk recht op zelfbeschikking voor koloniale volkeren en volkeren gevormd tot staten. Wie kan nu het recht op zelfbeschikking inroepen? We beschouwen hier de International Covenant, General Resolution 2625 (XXV) en de reactie van de internationale gemeenschap op niet-koloniale eisen tot zelfbeschikking.

 

- The International Covenant on Civil and Political Rights and the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights

 

De International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR) en de International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (ICESCR) werden aangenomen in de Algemene Vergadering in 1966. Het zelfbeschikkingsrecht kan men terugvinden in het gezamelijk artikel 1: “All people have the right to self-determination. By virtue of that right they freely determine their political status and freely pursue their economic, social and cultural development”. Opnieuw is er geen sprake van een verdere definitie maar indiceren andere artikels een universele betekenis. Uiteindelijk werd besloten dat de term “people” begrepen diende te worden in de meest algemene betekenis. Toch werd voorzichtigheid in het gebruik aangemaand daar verschillende staten, inclusief deze die de voorstellen indienden, stelden dat er geen recht van secessie was. Dit is belangrijk daar er in artikel 1 (1) geen grenzen aan de mogelijkheden van de volkeren werden gesteld. Eens een groep werd erkend als “people” heeft zij het recht om haar politieke status vrij te bepalen inclusief het recht om een onafhankelijke staat te vestigen. Bijgevolg kan de ontkenning van het recht op secessie indiceren dat groepen binnen staten of koloniale grenzen niet gezien worden als “people” in de betekenis van Artikel 1. Dus wat met zekerheid gesteld kan worden is dat Artikel 1 van toepassing is op “people” georganiseerd als staten en koloniale volkeren.

 

- Declaration on the Principles of International Law Concerning Friendly Relations and Co-operation among States in Accordance with the Charter of the United Nations: Resolution 2625 (XXV)

 

Deze Verklaring erkent het recht van alle volkeren op zelfbeschikking, waarbij “people” universeel toepasbaar is. Steun voor dit principe kan indirect gevonden worden in Artikel 7. Deze paragraaf bevestigt dat de territoriale integriteit van “States conducting themselves in compliance with the principle of equal rights and self-determination of people ... and thus possessed of a government representing the whole people belonging to the territory without distinction as to race, creed or colour”. Respect voor de territoriale integriteit van een staat is afhankelijk van het bezit van de staat van een overheid die de gehele bevolking vertegenwoordigt. Bijgevolg suggereert men dat er een recht op afscheiding bestaat indien de staat niet aan deze vereiste voldoet. Het recht opafscheiding wordt per definitie uitgeoefend door slechts een segment van de bevolking van een staat. Er worden tevens twee criteria gesuggereerd voor de identificatie van relevante groepen: een territoriaal concept van volkeren, en de relevantie van persoonlijke criteria ( “race , creed or colour”).

Er wordt eveneens richting gegeven aan de betekenis van zelfbeschikking. Paragraaf 4 stelt dat de “establishment of a sovereign independent State, the free association or integration with an independent State or the emergence into any other political status freely determined by a people constitute modes of implementing the right to self-determination”. Dit bevestigt dat zelfbeschikking kan resulteren in verschillende situaties.

Deze Verklaring werd toegevoegd aan de General Assembly Resolution 2625 (XXV), welke aangenomen werd zonder stemming. Hoewel de Verklaring zelf niet wettelijk bindend was, bestond de algemene visie dat de principes erin deel uitmaakten van het internationaal gewoonterecht.

 

- Niet-koloniale zelfbeschikkingseisen

 

De zelfbeschikkingseisen zijn niet homogeen, dit is de reden waarom de reacties op deze eisen in de internationale gemeenschap vaak verschillen. Er bestaan tenminste drie categorieën van niet-koloniale zelfbeschikkingseisen: de eerste wordt geïdentificeerd door een gezamelijke etniciteit, taal en of religie. Voorbeelden zijn Eritrea, Tsjechoslovakije en de voormalige Sovjet-Unie. De onderscheidende factor in deze zaken was de aanwezigheid van goedkeuring, daar de zelfbeschikkingseis aangenomen werd door een meerderheid van de bevolking in elke staat. Dit heeft de internationale gemeenschap ongetwijfeld beïnvloed. De tweede categorie bestaat uit gevallen waarbij de zelfbeschikkingseis uitging van een gehele bevolking van een staat in tegenstelling tot een specifieke groep. Als voorbeeld kunnen we de hereniging van Duitsland aanhalen. Derde en voor ons interessantste categorie, bevat deze gevallen waar zelfbeschikkingseisen van etnische, linguistische of religieuze groepen verworpen worden door de staat. Voorbeelden zijn Biafra, Oost-Pakistan en het voormalige Joegoslavië. Het conflict tussen Biafra en Nigeria werd behandeld op regionaal niveau door de OAU, die Nigeria’s standpunt tot behoud van de territoriale integriteit ondersteunde. De VN nam de gebeurtenissen in Nigeria niet in aanmerking maar de Secretaris-Generaal stelde met betrekking tot deze zaak dat het “never accepted [...] the principle of secession of a part of its Member States”.

Bijgevolg moeten we concluderen dat de internationale gemeenschap een puur territoriaal concept van “people” onderschrijft. Zij verwierp consequent een wettelijk recht op zelfbeschikking voor etnische, linguistische en religieuze groepen binnen staten. In een niet-koloniale context verwijst “people” bijgevolg naar een gehele bevolking van een staat. Terwijl de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavië kunnen suggereren dat de term eveneens toepasbaar is op de hoogste constitutionele eenheden van een federale staat in het ontbindingsproces, is dit onwaarschijnlijk gezien de beperkte en dubbelzinnige statenpraktijk. Statenpraktijk in een niet-koloniale context toont dat volkeren elke vorm van internationale status kunnen kiezen. Ze kunnen ervoor kiezen een aparte onafhankelijke staat te worden of zich in bestaande staten te integreren. Er werden nochthans suggesties gedaan, vooral op regionaal niveau, dat de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht geconditioneerd kan worden door bredere overwegingen zoals de nood om internationale vrede en veiligheid te bewaren. [66]

Zuid-Afrikaanse juristen kaartten deze situatie ook aan: “The interest of world peace and stability require that, where possible, the division or fragmentation of existing states should be managed peacefully and by negotiation. But where this is not possible, as is the case with Somalia, international law accepts that the interests of justice may prevail over the principle of territorial integrity”. [67]

 

 

3.5 Betwiste Soevereiniteit

 

 

 

De soevereiniteit van Somaliland wordt al betwist sinds haar onafhankelijkheidsverklaring op 18 mei 1991. De discussie bleef echter grotendeels hypothetisch. Zelfs de United Nations Operation in Somalia (UNOSOM) berustte ten tijde van haar groots opgezette internationale interventie van 1992 tot 1995, in de weigering van Somaliland om buitenlandse troepen op haar grondgebied toe te laten. Dit gebeurde onder andere door de erkenning dat het vredevolle reconciliatieproces enorm vooruit was gegaan en de vaststelling van de vorming van een functionerende administratie onder het leiderschap van Mr. Egal. Geen enkele andere voorgaande Somalische overgangsregering kwam in de buurt van het bekomen van een de facto autoriteit over zelfs maar zuidelijk Somalië, en geen enkele schond Somaliland’s jurisdictie.

 

Een aantal landen vestigden reeds bilaterale banden met Somaliland. Deze zijn belangrijk maar ontbreken de formele erkenning. Djibouti en Ethiopië stonden toe dat Somaliland liaison offices opende. Verschillende overheden traden in formele samenwerkingsakkoorden. Ethiopië opende een handelsbureau in Hargeisa en verwacht dat om en bij de 20 procent van hun handel langs de belangrijkste haven Berbera zal passeren. Een aantal Europese landen tekenden reeds overeenkomsten met Hargeisa die de terugkeer van illegale immigranten van Somaliland mogelijk maken. De Europese Commissie, de VN en verschillende donoren behielden grotere hulpprogramma’s in Somaliland dan in gelijk welk gebied in Somalië en onderhandelden hierbij direct met de autoriteiten. [68]

 

Senegal, de Europese Unie en Ethiopië toonden veelbelovende tekens die het einde zouden kunnen betekenen rond de impasse van de erkenning van Somaliland. Ethiopië had President Dahir Rayale Kahin te gast op zijn staatsbezoek in 2002 en 2003, en ook President Wade van Senegal heette de president welkom in het begin van 2003. Djibouti toonde ook reeds tekenen van toenadering tot Somaliland. President Rayale bracht ook aan dit land een bezoek, waarbij werd overeengekomen de diplomatieke banden tussen beide landen terug aan te halen en een samenwerking tot stand te brengen rond grensveiligheid.

 

Een Zuid-Afrikaanse delegatie bracht een fact-finding bezoek[69] aan Somaliland in januari 2003 en verklaarde de staat “a challenge rather than a problem for the African Union”. Verder zond het Departement van Buitenlandse Zaken van Zuid-Afrika een diplomaat onder patronage van de VN om de situatie in Somaliland te onderzoeken.[70] In mei 2003 ontmoetten de Zuid-Afrikaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Nkosazana Zuma, en de Minister van Buitenlandse Zaken van Somaliland, Edna Adan Ismail, elkaar voor een gesprek aangaande de vrede en stabiliteit in de regio. Juristen van het Zuid-Afrikaanse Departement voor Buitenlandse Zaken (DFA) steunen het argument van Somaliland voor haar onafhankelijkheid. Zo stelt het DFA rapport: “It is undeniable that Somaliland does indeed qualify for statehood, and it is incumbent upon the international community to recognise it”.[71]

Ook bij de Verenigde Naties gaan deze stemmen op, een VN mensenrechtenexperte Fatima Ismael verklaarde: "The country has shown the African Renaissance spirit of self-reliance and resilience and has produced a sustainable government and constitution. […] They have got their act together while in the south (Somalia) the Transitional National Government (TNG) has been unable to do so. […] The international community must take notice of this. It cannot remain ostrich-like with its head in the sand”.[72]

 

Er is ook sprake van een verhoging van de buitenlandse investeringen onder andere de opkomst van ambitieuze projecten die in overleg zijn bij bedrijven uit Zuid-Afrika[73], Ethiopië, Zwitserland, Duitsland en de Verenigde Arabische Emiraten.

 

Somaliland blijft echter niet erkend en haar ambities voor onafhankelijkheid worden sterk aangevochten door grote delen van de internationale gemeenschap, hieronder vinden we vooral de African Union en de League of Arab States. Opeenvolgende resoluties van deze organisaties, de Europese Unie en de VN bevestigden hun erkenning van de eenheid en de territoriale integriteit van Somalië. Tientallen vredesinitiatieven tussen 1991 en 2006 doelden op de herstelling van de Somalische overheid in Mogadishu. Deze zou jurisdictie uitoefenen over Somaliland, ondanks de voortdurende afwezigheid van deelname door geloofwaardige vertegenwoordigers uit Somaliland. Net zo verliep de meest recente poging, de vredesconferentie in Nairobi, Kenia, met de hulp van de Inter Governmental Authority on Development (IGAD), met het doel federale overgangsinstellingen te vestigen die autoriteit hebben over het gehele territorium van de vroegere Somalische Republiek.

De politieke leiders van Somaliland argumenteren reeds lang dat hun overheid voorbereid is op een dialoog met de zuidelijke overheid wanneer dit aan de orde zou zijn. Verschillende waarnemers, zowel Somalische als internationale, interpreteerden deze verklaringen als bewijs dat de betrachting van onafhankelijkheid in Somaliland flexibel blijft. Indien dit zo is lijkt het redelijk dat een vorming van een Somalische interim regering gevolgd zou worden door een dialoog met Somaliland, welke zou leiden tot een wederzijds aanvaardbare vorm van associatie of een vriendschappelijke scheiding.[74]

 

Ondertussen worstelt de Transitional Federal Government (TFG) met interne verdeeldheid en verliest zij haar controle in het zuiden: wrijvingen tussen lokale milities en troepen van de president genereerden vroeger reeds spanningen en occasioneel geweld in Baidoa, haar macht verminderde echter nog meer met de overwinning van de islamitische milities in Mogadishu. Conflicten tussen islamitische rechtbanken en leden van de counter terrorism alliantie, waaronder verschillende leden van de overheid, zorgden sinds januari 2006 voor talloze slachtoffers en duizenden IDP’s.

Toch had deze TFG een grotere kans op succes dan haar voorgangers omwille van de ongeziene internationale erkenning en steun. Net zoals voorgaande overheden, verklaarde zij haar soevereiniteit en jurisdictie over geheel Somalië, hoewel haar autoriteit beperkt bleef en blijft, en zij onder diplomatieke druk staat niet tussen te komen in de zaken van Somaliland. Een speciale gezant van Kenia voor het Somalische vredesproces, Ambassadeur Bethuel Kiplagat, vertelde Crisis Group: “We must protect whatever has been achieved in terms of peace. Areas of tranquillity, where there is administration, should not be disturbed. Nor should we punish those regions in terms of development aid”.[75]

De tegenkanting groeide als gevolg van enerzijds de progressieve erkenning van de TFG, die door donoren en hulporganisaties meer en meer werd behandeld als een nationale gesprekspartner; en anderzijds door de uitoefening van een groeiende invloed door deze op buitenlandse steunprogramma’s.

 

Controle over de externe hulp is slechts één bron van spanning. De Transitional Federal Government werd toegelaten tot de IGAD, AU, VN, de League of Arab States en andere internationale organen als vertegenwoordiger van Somalië. In mei 2006 werd zij tevens toegelaten tot de Inter-Parliamentary Union. Unionistische politieke leiders genieten bijgevolg van de toegang tot verschillende internationale fora uit dewelke Somaliland wordt uitgesloten.

Verdere spanningen worden verwacht zich te ontwikkelen indien een Somalische nationale overheid - zowel de TFG als de overwinnende islamitische milities zijn momenteel mogelijke leiders voor Somalië - erin zou slagen een nationaal leger en een burgerdienst te creëren, een nieuw paspoort uit te geven, een nieuwe munteenheid vast te stellen en een postconflict boom te initialiseren. Een eenheidsregering zal zonder twijfel gebruik maken van deze structuren om druk uit te oefenen op Somaliland, door haar achterban te overtuigen en het land internationaal te isoleren. Deze tactieken zouden het conflict tussen beide onvermijdelijk tot een kookpunt brengen.[76] Ideaal zou zijn, mocht er een oplossing komen via dialoog tussen beide autoriteiten. Indien dit niet gebeurt is er een grote kans dat een gewapend conflict oplaait tussen Somalische unionisten en aanhangers van Somaliland. [77]

 

Een gedeelte van de peacemakers gaf er de voorkeur aan de kwestie Somaliland slechts aan te kaarten na het vestigen van een overheid voor Somalië. De meningen zijn echter verdeeld: een African Union official stelde daarentegen dat verder uitstel onaanvaardbaar is: “For fifteen years Somalia has been told to wait until a stable govenment is established in the South. They should not have to wait any longer... Somaliland has a right to have its case heard, and as African leaders we have a duty to listen to what they have to say”.

Het belangrijkste probleem van deze aanpak is het feit dat deze de verstarring van de posities aan beide kanten kan aanmoedigen. Hierbij zullen de unionisten minder geneigd zijn om toegiften te doen daar een overheid over meer autoriteit en internationale erkenning beschikt, en zullen separatisten militanter worden in hun vastbeslotenheid de belangen van Somaliland te verdedigen.[78] De oproep van de TFG om het VN wapenembargo tegen Somalië op te heffen zodat er een troepenmacht kan gevormd worden, maakte reeds verhitte reacties vanuit Somaliland los, dat zelf dreigde met bewapening.[79]

Grote gevechten van de aard die vaak voorkwamen in de late jaren ’80, zijn niet meteen aan de orde maar er is een reële potentiële dreiging die de AU al vroeger had moeten engageren. De aanvraag van Somaliland tot lidmaatschap in december 2005, vormt een mogelijkheid voor dit continentale orgaan om zich te profileren als een eerlijke onderhandelaar in de zoektocht naar een vredevolle oplossing. [80]

 

 

4 De vooruitzichten voor Somaliland als onafhankelijke staat

 

Aan de hand van een aantal criteria zal nagegaan worden wat de kansen zijn van Somaliland om aanvaard te worden als onafhankelijke staat. Deze factoren beïnvloeden de vooruitzichten aangaande het voortbestaan en de mogelijkheid tot succes van de poging tot internationale erkenning: het bestaan van een nationale identiteit, het territorium, de economische capaciteit, het potentieel van haar politieke instellingen, en tenslotte de internationale omgeving, inclusief de perspectieven voor de heropbouw van de politieke orde in het zuidelijke deel van Somalië.

 

 

4.1 Natievorming

 

De meerderheid van de inwoners van Somaliland ontwikkelden een gevoel van identiteit verschillend van de rest van Somalië. Een identiteit die grotendeels gebaseerd is op verwantschap en gedeelde historische ervaringen. Specifiek spelen er vier elementen een cruciale rol in de vorming van deze identiteit.[81]

Ten eerste overheerst één bepaalde clan het gebied. Alle Somaliërs behoren tot éénzelfde etnische groep, spreken eenzelfde taal en zijn in het algemeen ook verenigd door hun toewijding aan de islam. Ze hechten tevens groot belang aan het clan-familiesysteem. Verwantschap is de hoeksteen van deze nomadische gemeenschap, en clan is de determinerende factor in alle sociale activiteiten, inclusief politiek. De Isaaq clan overheerst het noordwesten van Somalië. Deze clan bestaat uit verschillende subclans en in vergelijking met de andere clanfamilies is zij relatief homogeen.[82]

Ten tweede delen deze mensen eenzelfde koloniale overheersing: gedurende de koloniale periode werd het Protectoraat Somaliland nonchalant geregeerd door de Britten. Als resultaat, en in tegenstelling tot zuidelijk Somalië, bleven de inheemse politieke instellingen grotendeels intact in het noorden.[83] Bijgevolg speelden deze traditionele instellingen een cruciale rol in het succes van de lokale vredespogingen in de jaren 1990.

Ten derde kunnen we het gevoel van marginalisatie aanhalen dat zich manifesteerde in het noorden toen Brits en Italiaans Somalië zich verenigden en de Somali Republic vormden.[84] De verschillende economieën, diverse judiciële, administratieve en educatieve systemen, en verschillende talen in de handel, versterkt door het feit dat er geen voorafgaande planning van de eenheid was gebeurd, zorgden voor belangrijke problemen vanaf het prille begin.[85] Tenslotte werkten de gevolgen van de Ogaden oorlog op de vorming van een aparte noordelijke identiteit: nadat Somalië werd verslagen door Ethiopische troepen in 1978, vluchtten meer dan een miljoen etnische Somaliërs uit Ethiopië naar het noorden van Somalië. De aankomst van de gedwongen migranten zorgde voor verhoogde druk op de beperkte middelen en diensten.[86] De afkeer van de Isaaq tegen de overheid in Mogadishu intensifieerde als gevolg van de voorkeursbehandeling van de vluchtelingen op vlak van hulp, diensten, tewerkstelling en verdeling van land.[87]

 

 

4.2 Het territorium en de kwestie Puntland

 

Somaliland bestaat uit het territorium van het vroegere Britse protectoraat: van de grens met Djibouti in het westen, de Golf van Aden in het noorden, Ethiopië in het westen en Somalië in het oosten. Zij werden uitgelijnd door internationale verdragen tussen 1888 en 1897. Deze bevatten tevens de regio van voormalig noordwest Somalië: Awdal, Woqoovi Galbeed, Togdheer, Sanaag en Sool. Een zesde regio, Saaxil, werd gevormd in 1996. Hargeisa werd uitgeroepen tot hoofdstad en de zetel van de overheid. Sinds 1998 wordt de autoriteit van Somaliland over de oostelijke delen Sanaag en Sool aangevochten door Puntland State of Somalia in het noordoosten van Somalië.[88] Deze gebieden vormen één van de grootste uitdagingen in de kwestie van de onafhankelijkheid. Hoewel ze volledig binnen de grenzen liggen van Somaliland na de onafhankelijkheidsverklaring, en hun vertegenwoordigers deelnamen in de opeenvolgende beslissingen die de onafhankelijkheid vestigden en opnieuw bevestigden, neigt een groot deel van de bevolking zich te identificeren met Somalië.

 

Tussen 1991 en 1998, kende Somaliland een belangrijke aanhang in deze regio en boekte vooruitgang in het vestigen van zijn autoriteit, ondanks de wijdverspreide unionistische sentimenten.[89] In 1998 echter vormden de Hartileiders van Noord- en Oost-Somalië de autonome republiek “Puntland State of Somalia”. Deze bracht een rechtstreekse concurrentie met de invloed van Somaliland teweeg. In tegenstelling tot de leiders van Somaliland, besliste men hier niet te opteren voor onafhankelijkheid. De interim grondwet van Puntland stelde dat: “[it] is a part of an anticipated Federal State of Somalia [and] is striving for the unity of the Somali people and the creation of a Somali government based on a federal system”.[90] Puntland werd daarenboven gevestigd als het thuisland van de Harti gemeenschap, een subgroep van de grote Darood clan. De grootste subclan van de Harti, de Majeerteen, maken het merendeel uit van de bewoners van het deel van Puntland dat bekend staat als Noord-Somalië, welk grenst aan Somaliland. Twee bijkomstige subgroepen van de Harti, de Dhulbahante en de Warsengeli, bevinden zich vooral in het deel van Puntland dat binnen de koloniale grenzen van Somaliland valt. De Warsengeli domineren het oostelijke deel van de Sanaag regio, terwijl de Dulbahante in de Sool regio domineren. Twee Harti leiders die van verschillende subgroepen afkomstig zijn streden voor de macht in Puntland: Abdullahi Yusuf en Jama Ali Jama. Abdullahi Yusuf behaalde de militaire overwinning over Jama Ali Jama begin 2002 en vestigde een nieuwe regionale overheid. Tegenwoordig is Abdullahi Yusuf president van de Transitional Federal Government in Somalië.

 

Sool en Sanaag maakten deel uit van het Britse Somaliland zoals het onafhankelijk werd in 1960. De aanspraken van Puntland op het grootste deel van de twee regio’s is gebaseerd op de verspreiding van de Harti clans ongeacht of deze gemeenschappen zich identificeren met Puntland of niet. Er is geen eensgezindheid onder de Harti zelf: de loyauteit in deze gebieden is divers; de administratieve autoriteit (van beide kanten) is in vergelijking met de rest van de regio zwak; en de spanningen leidden occasioneel tot gewapende conflicten. Het feit dat stemgerechtigden in Sanaag en vooral in Sool minder achter de grondwet en de onafhankelijkheid stonden bij het referendum (over de constitutie) van Somaliland in 2001, kan uitgelegd worden door deze situatie.

 

In het algemeen neemt men aan dat ongeveer de helft van de inwoners van Sanaag en een groter deel van deze van Sool sympathiseren met Puntland.[91]

De intensiteit langs de zijde van de overheid van Somaliland heeft de verschillen in de laatste jaren nog versterkt, dit versterkte de overtuiging van de Dhulbahante en de Warsengeli, dat hun belangen beter gediend zouden worden onder de zuidelijke autoriteiten zoals de administratie van Puntland en de Transitional Federal Government. Sinds het rampzalige bezoek van President Rayale aan Laas’ Aanood in december 2002 [92], behield de administratie van Puntland een veel assertievere aanwezigheid in de stad dan de overheid van Somaliland. Het resultaat van de parlementaire verkiezingen van september 2005, waarbij de Dulbahante clan drie zetels verloor, droeg ook bij tot deze vervreemding.

 

De relaties tussen de Dhulbahante en de administratie van Puntland, verliepen ook niet zonder problemen. Clanoudsten van de Dhulbahante beschuldigden het bestuur van Puntland er verscheidene keren van dat zij onenigheid en geweld binnen de clan promootten, en op het einde van februari 2006 demonstreerden inwoners van Laas’ Anood kwaad tegen een bezoek van de president van Puntland ‘Adde Musa.

Menig Dulbahante en Warsengeli vinden dat ze onvoldoende vertegenwoordigd worden door Somaliland, Puntland of de Transitional Federal Government. Dit onderstreept een aantal van de vragen die rijzen wanneer de status van Somaliland wordt herzien en bij de hertekening van de nationale grenzen. Terwijl bijvoorbeeld de African Union enkel een verenigde Somali Republic, inclusief Somaliland, of een onafhankelijk Somaliland binnen de grenzen zoals zij werden vastgesteld door de koloniale mogendheden, zou accepteren, zouden sommige groepen echter geen van beide overeenkomsten willen.

 

Als de onder discussie liggende gebieden zouden evolueren naar een belangrijk obstakel voor de separatistische verwachtingen, zou Hargeisa misschien verleid kunnen worden tot een vestiging van haar autoriteit met geweld. Unionisten zouden hierbij een logisch doelwit zijn voor de separatistische represailles. Deze acties zouden troepen van andere regio’s in Somalië kunnen aantrekken en zo een bron van destabilisatie op lange termijn kunnen worden. Wanneer Somaliland anderzijds zou evolueren naar erkenning als staat, zou het een kwade, unionistische lobby met een waaier aan onopgeloste problemen, imaginaire en echte, en supporters langs de grens in Somalië, kunnen overnemen.

 

Sommige unionisten argumenteren dat als Somaliland het recht heeft zich af te scheiden van Somalia, de inwoners van Sool en oostelijk Sanaag de mogelijkheid zouden moeten hebben zich af te scheiden van Somaliland. Menig waarnemer vindt deze dreigingen overdreven.

Ook de president van Puntland was voorzichtig in het minimaliseren van de waarschijnlijkheid van een conflict, toen hij stelde dat ondanks zijn streven naar eenheid en federalisme, Puntland niet tussen zou komen in het streven naar onafhankelijkheid door Somaliland.

 

Het leidt geen twijfel dat de aanspraak van de unionistische lobby in Somaliland veel van zijn kracht put uit het feit dat eenheid vandaag een realistische optie lijkt. Toch is aannemen dat de erkenning van de soevereine status van Somaliland het probleem zou oplossen, net zo misplaatst als het geloof dat de separatisten braaf hun eis op soevereiniteit zouden opgeven wanneer zij geconfronteerd zouden worden met een effectieve overheid in het zuiden.

 

De bevolking van de desbetreffende gebieden riskeert het meeste te verliezen wanneer de aanslepend discussie over de betwiste soevereiniteit van Somaliland opnieuw zou uitdraaien op een gewapend conflict. Zoals in het verleden, zou het front zich niet alleen in hun thuisland bevinden, maar ook in hun gemeenschappen, daar hun leden tegengestelde kanten kiezen.[93]

 

 

4.3 Economische perspectieven

 

Meer dan de helft van de bevolking van Somaliland zijn nomaden. De export van vee (schapen, geiten en kamelen) is de belangrijkste sector van de economie en de belangrijkste belastingsgrond van de overheid. Saoedi-Arabië is de belangrijkste vee-afnemer. In 1998 echter vestigde Saoedi-Arabië als gevolg van Rift Valley Fever uitbraken een exportembargo op de hoorn van Afrika die vooral Somaliland’s economie raakte. De blokkage duurde 14 maanden maar werd in 2000 opnieuw ingesteld, deze keer niet enkel door Saoedi-Arabië maar tevens door de vijf golfstaten. Hoewel de eerste blokkage voor Somaliland verzacht werd door de smokkel van vee via Jemen, verloor de overheid in Hargeisa belangrijke douane-inkomsten, zeker in de tweede periode toen smokkel bijna onmogelijk werd.[94] Hoewel deze blokkage niet verwacht wordt definitief te zijn, benadrukte zij dat Somaliland afhankelijk is van één exportgoed, één buitenlandse markt en benadrukte zij de nood voor diversificatie van de uitvoer.

 

Toen de blokkage werd gevestigd in 1998, vreesden vele waarnemers dat het gebrek aan harde valuta die nodig waren om de import te financieren, gevolgen zou hebben voor Somaliland. De blokkage had echter weinig effect op het volume van de import daar schenkingen erin slaagden de gehele import van het land te bekostigen. Deze schenkingen zijn afkomstig van migranten in de Golf en van de Isaaqdiaspora uit het Westen (vooral uit Groot-Britannië, de VS en Canada). De groei van telecommunicatie en private remittance agentschappen vergemakkelijkten de overdracht van geld in belangrijke mate. De waarde van deze bijdragen werd geschat op 500 miljoen US dollar per jaar - ongeveer vier keer de waarde van de vee-export - ten voordele van een derde van de bevolking van Somaliland.[95] Daarenboven zorgde de diaspora tevens voor de broodnodige steun aan scholen, universiteiten en ziekenhuizen.[96]

Deze remittances van de diaspora hebben echter een ook een negatieve zijde: één is het verlies van de hoogst opgeleide en meest getalenteerde arbeidskrachten van het land. Deze brain drain vermindert de productieve capaciteit van het land in een periode waar de nood aan professionele en opgeleide krachten het hoogst is. Dit heeft zowel een impact op de middelgrote bedrijven die de nodige middelen en de markt bezitten maar geen organisatieve krachten, welke nodig zijn om te groeien; als op de overheid in haar onmogelijkheid om effectieve publieke instellingen te vestigen. Daarnaast is er sprake van verhoogde inkomensongelijkheid: het is belangrijk op te merken dat migranten en vluchtelingen meestal uit meer gegoede families komen die de grote financiële kost aan kunnen om iemand naar het buitenland te zenden. Remittances werden vaak ook in verband gebracht met de zogenaamde “Dutch disease”. Dit is een typisch verschijnsel wanneer een deel van het inkomen van een expansieve sector (in dit geval de export van arbeid) wordt besteed aan een niet verhandelbaar goed, wat leidt tot een verhoging van de prijs van deze goederen ten opzichte van verhandelbare goederen. Specifiek leidde dit tot negatieve effecten op de reële lonen.[97]

 

Een andere economische activiteit in Somaliland houdt verband met qat, een groen gewas dat wordt geïmporteerd uit Ethiopië, en rijk is aan amfetamine. De gevolgen van qat zijn rampzalig: de consumptie ervan “renders the economically active male population economically inactive by midday”.[98] In het verleden hing de consumptie van qat samen met religieuze praktijken, maar sinds de jaren ’60 ontwikkelde zich een stedelijke gewoonte. In 1983 beval Siad Barre de complete vernieling van de qat velden in Somaliland, daar hij dacht dat de productie en handel gebruikt werd ter financiering van het SNM. Toch slaagden Barre’s pogingen er niet in de vraag te doen dalen: in de late jaren ’80 werd de consumptie groter en was zij zelfs aanwezig in landelijke gebieden. Vandaag kauwt 90% van de volwassen mannelijke bevolking dagelijks qat. De invoer uit Ethiopië wordt beschouwd door veel waarnemers als één van de obstakels voor economische heropbouw van Somaliland, hoewel pogingen door de overheid om een belasting op te leggen, faalden door de qat-maffia.[99]

 

De overheid van Somaliland stelt om en bij de 26 000 mensen tewerk, en ongeveer 70% van haar uitgaven gaat naar salarissen.[100] Daarenboven steunt meer dan 70% van het nationaal budget (naar schatting 20 miljoen dollar) het voortbestaan van de veiligheidstroepen, leger en politie, bestaande uit 20 000 personen. [101] De veiligheidstroepen spelen een cruciale rol in de stabiliteit van een land waar er een wijdverspreid bezit van kleine wapens bestaat. Het dragen van wapens in publiek is strikt verboden en wordt streng opgevolgd.[102] Anderzijds “koopt” de overheid echter ook vrede doordat zij de salarissen betaalt van vroegere militieleden. De vermindering van het ongetwijfeld hoge aantal politieagenten en soldaten zou erg destabiliserende effecten kunnen hebben op het land, daar er beperkte mogelijkheden zijn voor alternatieve tewerkstelling. De overheid demobiliseerde met de steun van internationale hulporganisaties (in het bijzonder International Rescue Committee) duizenden jonge strijders en liet hen terugkeren naar een productief burgerleven. Toch blijft de werkloosheid onder hen groot.[103] De capaciteit van de staat om te overleven zal minder afhangen van haar mogelijkheid om zichzelf te beschermen tegen andere staten of rebellenbewegingen, maar eerder van de mogelijkheid om economische middelen te bekomen om haar gedifferentieerde administratieve structuren te onderhouden, en de capaciteit van deze structuren om voldoende diensten te leveren aan de bevolking zodat zij haar vertrouwen behoudt. Op dit moment is de Human Development Index van Somaliland teleurstellend: kindersterfte is hoog, met 1/5 van de kinderen die sterft voor de leeftijd van vijf jaar, onderwijs en medische zorgen zijn minimaal en de levensverwachting ligt slechts op 48 jaar.[104] Daarenboven blijven de gevolgen van de laatste oorlogen het land achtervolgen: Somaliland heeft naar schatting één miljoen landmijnen van de tijd van Siad Barre en de inter-clanoorlogen van de jaren 1990 welke door de slechte gezondheidszorg een enorm risico voor de bevolking met zich meebrengen.[105] Daarnaast verblijven nog steeds vluchtelingen in kampen in Ethiopië. Hoewel sinds de jaren ‘90 reeds honderdduizenden vluchtelingen zijn teruggekeerd met hulp van de UNHCR of alleen, blijft hun reïntegratie in de maatschappij een groot probleem.[106]

 

Een kenmerk van de problemen die de overheid het hoofd dient te bieden, is de poging om een nationale munteenheid te introduceren: de Somaliland shilling circuleerde sinds 1994 maar haar credibiliteit erodeerde als gevolg van de expansieve monetaire politiek, waarbij zij scherpe dalingen kende tegenover de dollar. Een poging van het Ministerie van Financiën om beperkingen aan de verkoop van vreemde munteenheden te stellen, stuitte op sterk publiek verzet en werd ook in het parlement afgekeurd.[107] De shilling wordt nog steeds gebruikt in het westelijke deel van het land, echter slechts voor kleine aankopen, alle grote transacties worden uitgevoerd in US dollar.

 

Desalniettemin zijn de vooruitzichten op economisch vlak niet helemaal slecht en zijn er redenen tot optimisme. Ten eerste is het ondernemerschap van de bevolking één van de grootste troeven van het land en de politiek van “laissez faire” (lage taxen en een beperkte regulering) was een belangrijke stimulus voor de handel. Op een aantal jaar creëerden handelaren in Somaliland verschillende elektriciteitsfirma’s, één van de goedkoopste telefoonsystemen in geheel Afrika en zes commerciële vliegtuigmaatschappijen die vliegen naar naar Somalië en de Golf. [108]

 

Daarenboven wordt het beeld dat het land een duidelijk gebrek heeft aan belangrijke bronnen steeds vaker gecontesteerd. Ten eerste bestaat er de mogelijkheid tot olie- en gasproductie: de ontdekking van olie in Jemen[109] wakkerde de interesse van de internationale olie-industrie aan voor Noord-Somalië.[110] In de jaren 1970 en 1980 voerden een aantal Amerikaanse en Italiaanse bedrijven, waaronder Chevron, Amoco, Conoco (nu samen met Phillips tot ConocoPhillips[111]) en Agip, onderzoeken uit in Noord-Somalië, waarbij zij echter niets van commerciële waarde ontdekten. Toch geloven vele olie-experten[112] dat Somaliland mogelijkheden bezit tot exploratie, hoewel zij onderstrepen dat dit potentieel sterk afhankelijk is van internationale erkenning.[113] Het Franse Total spendeerde 3,5 miljoen dollar aan de renovatie van de oliestockagecapaciteiten van de haven van Berbera (de grootste buitenlandse investering in Somaliland) in ruil voor het monopolie op het aanbod en de distributie.[114] In 2001 werd gezegd dat drie oliebedrijven, Pet Giant Oil, Shell en China’s Continental and Petroleum Engineering Company, eveneens de overheid in Hargeisa hadden benaderd voor licenties voor de exploratie van olie aan de kust. [115]

 

Het is ongelofelijk dat een land met dergelijke rijkdom al 15 jaar niet erkend wordt. Een goede strategie in de eis tot erkenning was het gebruik van de rijkdommen geweest: de overheid van Somaliland had de geïnteresseerde bedrijven kunnen vragen om bij hun overheid te lobbyen voor de erkenning van Somaliland in ruil voor de exploitatie. Dit zou vooral interessant zijn geweest voor de bedrijven die vroeger beschikten over een concessie voor de exploratie van olie: onder andere Chevron, Shell, Conoco. Wanneer deze bedrijven echter zouden weigeren te lobbyen bij hun overheden, had men zich kunnen richten tot andere bedrijven zoals China National Oil Company (CNOC), die ook een sterke interesse had getoond voor de exploratie van olie gedurende het presidentschap van Egal in 2000. China was tevens bereid te werken zonder te wachten op de diplomatieke erkenning van Somaliland. In plaats van al deze mogelijkheden te onderzoeken, onderhandelde de overheid van president Rayale met bedrijven die geen ervaring hadden met olie-exploratie zoals Rova Energy Company (REC), een Canadese verzekeringsmaatschappij, en andere dergelijke maatschappijen die schijnbaar werden opgezet met het doel Somaliland op te lichten en andere oliebedrijven te ontmoedigen om er te investeren. Twee geologische experten van Somaliland die tegenwoordig in het buitenland verblijven, ontmaskerden REC als een frauduleus bedrijf, dat werd opgericht door een Somalische vrouw en een Indische man met het doel de concessies te verkopen aan een lucratieve prijs. Bovendien bleek dat de overheid van Rayale bij deze overeenkomst een bonus kreeg van 500 000 dollar bij ondertekening.[116]

Volgens een rapport gepubliceerd in het tijdschrift Africa Energy Intelligence, verkreeg Ophir Energy, een Zuid-Afrikaans bedrijf, 75% van de onshore 35 en 36 licenties en 75% van de offshore blokken; de overige 25% van elk zijn eigendom van Rova Energy.[117]

 

Naast olie zijn er tevens goede vooruitzichten in de edelstenensector: Somaliland is gelegen aan de top van de “Mozambique belt” waarvan twee derde van de Afrikaanse edelstenen afkomstig zijn, en haar edelstenensector ondersteunt nu al 5 000 livelihoods. Hoewel het gebrek aan mijnexpertise en slechte kennis inzake de herkenning van edelstenen de sector tegenhoudt zich ten volle te ontwikkelen, bevestigden recente ontdekkingen van een kilometer lang rif met hoge kwaliteitssmaragden het standpunt dat Somaliland over grote hoeveelheden edelstenen beschikt. [118]

Anderzijds kan de ontdekking van minerale bronnen (de vooruitzichten van goud- en energieproductie dienen eveneens in rekening te worden gebracht), destabiliserend werken op de fragiele instellingen van Somaliland. Het gevaar is reëel dat, bij gebrek aan sterke staatsinstellingen, de ontdekking van belangrijke olievelden en hoge kwaliteitsedelstenen, Somaliland niet zullen helpen in haar duurzame ontwikkeling en zal leiden tot de creatie van de zogenaamde “rentier state”.[119] Bovendien zou de ontdekking de politieke stabiliteit kunnen ondermijnen, daar minerale bronnen een magneet zijn voor conflicten tussen lokale groepen (men kan hier verwijzen naar de rol van diamanten in het conflict in Sierra Leone en Angola[120]). Het feit dat de minister van mijnbouw ontslagen werd omwille van de vaststelling van de prijzen in het voordeel van zijn eigen handelsbelang, deed de vrees rijzen voor het niet respecteren van de overheid als eigenaar van de minerale bronnen door zowel individuen als clans.[121]

 

Naast de aanwezige oliereserves, kool- en edelstenenmijnen, wekten ook de vee- en visproductie de interesse van een aantal Zuid-Afrikaanse handelaren. [122]

 

Buitenlandse hulp, of meerbepaald het gebrek aan buitenlandse hulp, is een andere mogelijke uitleg voor het succes van Somalilands vrede. In de jaren ’90 leed noordwest Somaliland niet onder de massale hongersnoden. Dit had tot gevolg dat de enorme buitenlandse hulpacties enkel gericht waren op Zuid-Somalië. Ondanks het bereiken van het dringende doel van de volledige uitschakeling van hongersnood, steunde de humanitaire hulp ook de zuidelijke milities. In geval de zuidelijke warlords de hulp niet stalen, kregen ze toch een deel via huur, transport en veiligheid, terwijl veel donoren daarenboven begonnen te onderhandelen met de zuidelijke warlords en zo hun belang vergrootten. Op deze aparte manier droeg het gebrek aan massale buitenlandse hulp bij tot de stabiliteit in Somaliland. Zo liet de lokale rust toe dat een ordelijke en effectieve distributie van buitenlandse hulp plaatsgreep die hielp een aantal publieke goederen en diensten te leveren die van cruciale waarde waren.

 

Tot recent beschikten internationale agentschappen en donoren niet over een gecoördineerde manier om de nationale gezagsstructuren in Somaliland te benaderen. Een aantal handelden via de ministeries, anderen rechtstreeks met gemeenschappen, en nog anderen verkozen onmiddellijk met lokale NGO’s of aannemers te werken, waardoor ze ministeriële inspanningen omzeilden om hun werk te leiden of te controleren. Slechts in 1999 werd een coördinatiemechanisme opgericht en mandaat gegeven om de projecten te prioriseren en hun financiering aan te bevelen bij donoren: Somali Aid Coordination Body.[123] Hoewel de coördinatie tussen de donoren zwak blijft, is zij van nature meer gericht of informering dan op samenwerking. Cruciaal is dat zonder internationale erkenning, Somaliland geen officiële ontwikkelingshulp van de Wereldbank of enige andere internationale instelling kan ontvangen. Een groot deel van de buitenlandse hulp blijft dan ook langs NGO’s georganiseerd. Daarenboven heeft de weigering van de internationale gemeenschap tot erkenning tot gevolg dat verschillende soorten directe investeringen ontmoedigd worden. Somaliland kan ook geen formele handelsovereenkomsten sluiten met andere staten of directe relaties aangaan met het Internationaal Monetair Fonds (IMF).[124] De positieve zijde is dan weer dat Somaliland geen externe schulden kan opbouwen.[125] Verder wordt de handel van Somaliland negatief beïnvloed doordat haar centrale bank geen kredietbrieven kan uitvaardigen. Tenslotte beïnvloedt het gebrek aan internationale erkenning de economische capaciteiten op paradoxale manier: het embargo van Saoedi-Arabië op de export van vee bijvoorbeeld lijkt “ostensibly imposed because Somaliland’s veterinary certificates, giving the animals a clean bill of health, were not internationally recognised”.[126]

 

 

4.4 De interne politiek

 

Somalilands kansen hangen naast de economische capaciteit ook af van de mogelijkheden van haar politieke orde.

 

4.4.1 Interne orde en heropbouw

 

Ondanks moedige pogingen in het begin van 1991, was Somaliland niet vrij van clanoorlogen. De Isaaq, die de dominante groep vormden, splitsten en vochten om de schaarse overblijfselen van de gemonetariseerde economie. Na twee clanoorlogen (in 1992 en 1994-95), evolueerde de situatie in duidelijk contrast met deze in het zuiden.[127]

 

Zoals reeds vermeld gingen clanoudsten een belangrijke rol spelen in het SNM. Dit feit maakte het mogelijk om naast de Isaaq, ook de andere clans van het noordwesten bij het project Somaliland te betrekken. Door elkaar te benaderen als clans en niet als leden van politiek tegenover elkaar staande strekkingen, werd het mogelijk om in 1991 vrede te sluiten. Dit gebeurde via “traditionele” instellingen, van clan tot clan, en zonder gezichtsverlies voor de partijen die eigenlijk de oorlog hadden verloren. De Gaddabursi, de Ise, de Warsengeli en de Dulbahante, die voorheen allemaal bondgenoten waren van het regime van Siad Barre, sloten zich aan bij de algemene vrede in het Noordwesten en hun vertegenwoordigers werden opgenomen in de SNM regering die Somaliland zou gaan besturen. De voorzitter van de SNM regering Abdarahman Tuur, de “bultenaar”, werd president.

 

Deze stond voor een moeilijke opdracht: de infrastructuur was verwoest en de milities moesten worden gedemobiliseerd. Daarnaast had de staat ook geen inkomsten en pogingen om een aantal strategische punten zoals havens, wegen en de luchthaven, onder de controle van de regering te brengen liepen op niets uit. Zo probeerde men bijvoorbeeld de haven van Berbera onder controle te krijgen om belastingen te heffen op import en export. Men botste echter op het verzet van SNM-facties die de macht over de winstgevende haven niet wilden overdragen aan de factie van de president. Het conflict breidde snel uit en escaleerde uiteindelijk tot een oorlog tussen verschillende SNM-facties, die streden om de politieke en economische macht. Deze facties waren opnieuw gebaseerd op clan: ze vertegenwoordigden allemaal subclans binnen de Isaaq, andere clans waren niet bij dit conflict betrokken. De clanoudsten van de Isaaq slaagden er niet in het dispuut op te lossen. Slechts door de tussenkomst van de clanoudsten van de Gaddabursi werd een doorbraak bereikt. Opnieuw maakten een aantal “traditionele” vergaderingen de weg vrij voor een akkoord tussen de rivaliserende clans, die elkaar opnieuw als clans benaderden en niet als politieke facties. Deze oorlog heeft tevens het einde betekend van de Somali National Movement: het initiatief lag nu volledig bij de clanoudsten.

 

De guurti van de Isaaq en de clanoudsten van de andere clans organiseerden aan het begin van 1993 een grote conferentie in Boroma om een greep op de toekomst te krijgen. De vertegenwoordigers van de clans keurden hierbij een overgangscharter goed welke een nieuwe staatsvorm instelde en waarbij Mohamed Ibrahim Egal werd aangesteld als de nieuwe president van Somaliland. Deze had reeds een lange staat van dienst in de Somalische politiek, en had een reputatie als respectabel staatsman in het buitenland.

Egal slaagde waar Tuur had gefaald: onder meer door zijn clanbanden met rijke handelaren slaagde hij erin genoeg financiële middelen te verzamelen om de aanzet te geven tot demobilisatie van de nog steeds aanwezige milities. Zijn connecties zorgden er tevens voor dat de controle over de haven van Berbera als vanzelfsprekend was. De middelen die hij door zijn clanbanden had, gaven de president de mogelijkheid om mensen aan zich te binden en een zekere controle over het grondgebied uit te bouwen. De regering van Egal vormde dan ook een veel sterkere coalitie dan deze onder Tuur. [128]

 

Milities werden gedeeltelijk gedemobiliseerd of opgenomen in het nationale leger, tienduizenden mijnen en explosieven werden verwijderd, wegblokkades werden weggehaald en er werd een basisoverheidsstructuur gevestigd. Er werd een politiemacht gevormd en rechtbanken namen hun taak weer op. Deze evolutie zette zich voort ondanks de reeds vermelde hiaat aan het einde van 1994, toen clans vochten voor de controle over de luchthaven van Hargeisa. Dit conflict werd verergerd door Farah Aideed en de ex-president Abdaraham Tuur, die zich op dat moment tegen de onafhankelijkheid opstelden. [129]

 

De United Nations Operation in Somalia (UNOSOM) speelde hier een vreemde rol: in 1994 erkende zij een aantal oppositiepartijen als officiële vertegenwoordigers van “Northwestern Somalia”, zoals zij de regio hardnekkig bleven benoemen. De hoeksteen van de politiek van UNOSOM was Abdirahman Tuur, die terugkeerde uit Londen om campagne te voeren voor een federale overeenkomst tussen Somalië en Somaliland. Gezien het manifeste gebrek aan steun voor dit voorstel in Somaliland, leek de verandering van kamp van Tuur onverklaarbaar hoewel een rapport van de in Uppsala gevestigde “Somalia News Update” stelde dat UNOSOM hem 200 000 dollar voor deze reis naar Mogadishu bood.

Deze soort van tussenkomst bracht de overheid ertoe UNOSOM definitief uit Somaliland te bannen in augustus 1994. Ondanks schriftelijke bevestiging van de Secretaris-Generaal van VN dat zij niet zou tussenkomen in de interne politiek van Somaliland duidt het voorgaande op een geheel andere instelling. Zelfs de naam Somaliland werd effectief verbannen uit de woordenschat van UNOSOM: in officiële documenten werd steeds verwezen naar “Northwestern Somalia”, de naam van het administratieve gebied dat enkel op Hargeisa en Berbera sloeg.[130]

De rol van de VN in de poging Somaliland te destabiliseren blijft hier toch gebaseerd op gissingen.

 

Ethiopië nam in deze periode een ondersteunende houding aan ten aanzien van Somaliland, en organiseerde in 1996 een Peace Committee, dat slaagde in het herstellen van de orde.[131]

Daar het xir conflictresolutiesysteem had overleefd, was het mogelijk om vredesconferenties te houden op een Somalische wijze en oplossingen te vinden die pasten binnen de nationale cultuur. Grote regionale raden slaagden erin de betaling van een bloedprijs op te leggen (mag). Dit was een combinatie van een materiële compensatie en een symbolische herstelling van de eer, en vormt de enige manier om een clanoorlog te stoppen.

Dit tijdrovende proces, dat gemiddeld twee tot zes maanden duurt, kon omslachtig lijken voor een buitenlandse waarnemer, maar is volledig in harmonie met de maatschappij en de cultuur van het land. Dit kon niet gezegd worden van de vredesconferenties op westerse manier die opeenvolgend werden opgezet door de Verenigde Naties in Addis Abeba in 1993 en 1994, en die nooit veel bereikten.[132]

De samenkomst van de regionale raden gaf tevens aanleiding tot constitutionele discussies en afspraken aangaande presidentiele verkiezingen. Deze werden gewonnen door Egal in 1997, wat aanleiding gaf tot de versnelde terugtrekking van de agressors. [133]

 

Sinds 1991 keerden ongeveer een half miljoen mensen, die gevlucht waren als gevolg van de oorlog onder het regime van Barre, terug naar huis en werden tienduizenden huizen en bedrijfjes weer opgebouwd. Somaliland bouwde aan een periode van verhoogde politieke stabiliteit en economische groei.

De sociale voorzieningen in Somaliland bevinden echter in een minder bewonderenswaardige toestand: zij hangen grotendeels af van externe steun. Met de hulp van westerse donoren, de Verenigde Naties en internationale NGO’s, kon de overheid de rudimentaire onderwijs en gezondheidsdiensten heropbouwen over het grootste deel van Somaliland. Al deze fondsen werden gedoneerd via internationale hulporganisaties daar deze donoren onmogelijk rechtstreekse hulp konden geven aan een overheid die ze niet erkennen. Arabische en islamitische donoren speelden ook een rol in de heropbouw van Somaliland, hoewel hun fondsen in het algemeen gericht waren op de ontwikkeling van een parallel sociaal dienstensysteem, buiten de overheid om. Desalniettemin zijn de meeste mensen nog altijd afhankelijk van private dienstverleners, zoals medische centra, apotheken en privé-scholen. Deze ontstonden in grote getale zonder standaard of regulatie.

 

Over het algemeen speelde buitenlandse hulp zoals gezegd een kleine rol in de heropbouw van Somaliland. De cijfers van de Somalia Aid Coordination Body, een in Nairobi gebaseerd orgaan dat de steun aan Somalië coördineert in de afwezigheid van een erkende overheid, indiceren dat minder dan 17 procent van de hulp gericht is op Somaliland. Dit zou overeenkomen met naar schatting 25 miljoen US dollar in 2003, zonder de bijdrage van de EU.[134] Daarenboven toont dit cijfer niet dat een groot deel van dit bedrag wordt gespendeerd aan vaste kosten, kantoren en internationaal personeel; waarschijnlijk wordt slechts minder dan de helft werkelijk besteed aan hulp op het terrein.

De werkelijke motor achter de heropbouw van Somaliland was noch de overheid, noch de internationale steun, maar eerder de private sector. Zoals vermeld is vee de ruggengraat van de economie van Somaliland, met een waarde van om en bij de negentig procent van de exportinkomsten of 175 miljoen US dollar per jaar.

 

De heropbouw van de staat gebeurde volledig zonder de hulp van de Wereldbank of het International Monetary Fund, en de economische ontwikkeling werd voor het grootste deel gedragen door Somalilanders uit de diaspora. Deze waren door de verschillende conflicten in grote mate aanwezig in het buitenland.[135] De remittances zijn bijna geheel bedoeld voor private huishoudens en speelden een vitale rol in de fysieke reconstructie van huizen en bedrijfjes. Dit is een kritieke functie gezien de mate van vernieling van grote steden zoals Hargeisa en Burco gedurende de burgeroorlog. Daar er geen internationale banken aanwezig zijn in Somaliland, bieden de hawaala agentschappen een groeiend aantal financiële diensten aan, waaronder interestvrije rekeningen, cheque-incasseringsmogelijkheden en bedrijfsleningen.

 

De eigen verwezenlijkingen van de overheid zoals een basis overheidsapparaat over ongeveer 80 procent van het territorium, redelijk gedisciplineerde politiediensten en leger, en een relatief stabiele munteenheid zijn vrij bescheiden, hoewel een indrukwekkende verwezenlijking met een budget van ruwweg 20 miljoen dollar per jaar. [136]

 

Somaliland heeft nog een aantal bijzondere uitdagingen in het vooruitzicht. Slechts 30 procent van de bevolking is geletterd, onderwijs voor meisjes is slechts mogelijk in Koran scholen, belangrijke delen van de overheid zijn corrupt, nagenoeg elke man heeft een wapen thuis en de meeste onder hen spenderen een groot deel van hun inkomen aan de verslavende drug qat die geïmporteerd wordt uit Ethiopië. Daarenboven rees er een golf van bezorgdheid door Somaliland, na de moord op een Italiaanse verpleegster en een Brits koppel. Somaliland blijkt immers nog steeds kwetsbaar aan terroristische aanvallen van groepen die de afscheuring niet willen laten doorgaan. [137]

 

4.4.2 De constitutionele democratie

 

Een moreel, zelfs wettelijk argument dat pleit voor de erkenning van Somaliland is het bijkomstige gewicht dat aan het gebied dient gegeven te worden daar het beschouwd wordt als zijnde de meest actieve democratie in de regio. De regio maakt deel uit van een beperkt aantal functionerende constitutionele democratieën in de moslimwereld, en vanuit Afrikaans perspectief onderscheidt het zich door de ongewone karakteristiek van een parlement dat gecontroleerd wordt door de oppositiepartijen.

Alhoewel de overheid nog steeds geen licenties wil uitgeven aan onafhankelijke radio- en televisiestations, blijken de gedrukte media één van de meest vrije in de regio. Ondanks de occasionele moeilijke periodes, zijn mensenrechtenorganisaties in het algemeen zeer positief over het dossier Somaliland.

 

Slechts twee jaar na de overwinning tegen het dictatoriaal regime van Barre, gaf de SNM, in tegenstelling tot de meeste rebellenbewegingen, de macht over aan een civiele administratie. De nieuwe overheid had twee belangrijke troeven: het leiderschap van Mohamed Haji Ibrahim Egal, een ex-politieker en voormalig Somalische eerste minister (1967-1969); en de vestiging van een tweede kamer bestaande uit de traditionele clanoudsten, de Guurti. Deze bleek van cruciale waarde in de oplossing van crisissen en voor legitimatie van de overheid in moeilijke periodes.[138]

 

Sinds 2001, introduceerde Somaliland zoals reeds vermeld een nieuwe en potentieel bepalende dimensie in haar strijd voor onafhankelijkheid: democratisering. [139]

Op 31 mei werd een referendum gehouden over de nieuwe grondwet, deze bevatte een artikel aangaande onafhankelijkheid en was dus in se een volksraadpleging over de onafhankelijkheid. Ook vele Somalilanders zagen het referendum over de grondwet na jaren van discussie tussen het parlement en de executieve als een stemming over de onafhankelijkheid.[140] Artikel 1 definieerde Somalilands bestaan immers als een “sovereign and independent country[141].Op 5 juni 2001 werd door de regering aangekondigd dat een meerderheid van 97% zich voor de grondwet had uitgesproken.[142] Hoewel een aantal internationale verkiezingswaarnemers, uit NGO’s, onder de indruk waren van de manier waarop het referendum werd georganiseerd, betwijfelden sommige rapporten het succes van de stemming in de noordoostelijke regio’s van Sool en Sanaag.[143] Gezien er bovendien geen volkstelling plaatsgreep, beslisten de oudsten wie er zou stemmen, waardoor het moeilijk is een schatting te maken van de “echte” aanhang van de onafhankelijkheid. In een interview met NBC News beweerde president Mohamed Egal dat “85 per cent of the people of Somaliland are adamantly committed to the separation from Somalia”.[144] Volgens een westerse waarnemer ligt het percentage echter veel lager, namelijk op 70%. [145]

 

De nieuwe grondwet probeert een oplossing te geven voor de uitdaging op welke manier men instellingen kan oprichten die sterk genoeg zijn om de turbulente clanpolitiek aan te kunnen.[146] Concreet bevestigde de grondwet het presidentieel systeem van een overheid, een multi-partijsysteem en een electorale democratie. Zij nam naar Nigeriaans voorbeeld een beperking van het aantal partijen aan en behield de Guurti als een tweede kamer met een centrale verantwoordelijkheid over vrede en stabiliteit in de Republiek.[147] De nieuwe grondwet laat drie politieke partijen toe die aanhang dienen te hebben in ten minste vier van de zes regio’s in Somaliland. De president en de vice-president regeren voor een termijn van vijf jaar en worden verkozen bij een geheime stemming in een algemene verkiezing. De twee kamers van de legislatuur worden eveneens verkozen, de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor vijf jaar en de leden van de Council of Elders voor zes jaar.

 

Volgens een aantal waarnemers, reflecteren de politieke hervormingen die geïntroduceerd werden door de nieuwe grondwet, Egal’s persoonlijke belangen:[148] Egal, die twee termijnen diende, werd gezegd de steun te hebben verloren van een groot deel van de clanoudsten. In juli 2001 bijvoorbeeld beschuldigden 36 leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers hem van corruptie en vroegen zijn ontslag als president. Door de herstructurering van het politieke landschap werd Egal’s politieke overleving mogelijk. [149]

 

Hoedanook (en onafhankelijk van de persoonlijke ambities van de president), de implementatie van de institutionele hervormingen voorzien in de grondwet konden de gevoelige clanevenwichten verstoren. Hoewel niet alles op clan gebaseerd was, is het toch belangrijk te stellen dat sommige clanmilities niet als nationale partijen kwalificeerden en dat bepaalde clans (vooral niet-Isaaq zoals de Dulbahante, Gadabursi en Warsengeli) maar ook een aantal subclans van de Isaaq zouden uitgesloten worden van het nieuwe politieke systeem. Natuurlijk steunden veel leden van deze clans de onafhankelijkheid en bleven zij Somaliland als hun natie zien. Niettemin, indien de vertegenwoordiging van deze clans of subclans in de staatsinstellingen geminimaliseerd zou worden in een “winner gets all” politiek systeem, konden ze het zich veroorloven om onverschillig tegenover de overleving van de staat te staan. Een goed voorbeeld van de destabiliserende rol van clans kan men terugvinden in het conflict met Puntland: deze niet-secessionistische regionale staat binnen Somalië, begon zoals reeds vermeld een territoriaal dispuut met Somaliland over de regio’s Sanaag en Sool.[150] Somaliland eist deze gebieden op, op grond van het feit dat zij binnen de koloniale grenzen vallen. Anderzijds eist ook Puntland ze op, daar de vertegenwoordigers van deze gebieden bij de Harticlan horen en op een samenkomst in 1998 ervoor kozen zich bij Puntland te voegen. In 1999 bracht de oprichting van een politie- en administratieve vertegenwoordiging in delen van Sanaag en Sool, Puntland en Somaliland dichter bij conflict. Momenteel heeft noch Somaliland noch Puntland enige autoriteit over het gebied, en ondanks een aantal bilaterale discussies, kan de mogelijkheid tot uitbarsting van een conflict niet uitgesloten worden.[151] Het conflict toonde duidelijk dat vele niet-Isaaq hun eigen onderwerping vrezen binnen de voornamelijk Isaaq staat.

 

In november 1999 bezocht Mohamed Egal Borama (een niet-Isaaq stad in het westelijke deel van het land), en werd geconfronteerd met een grote groep lokale inwoners geleid door Regiyah Aw Al, een voormalige presidentskandidaat in Somaliland, die slogans riepen tegen de afscheiding van het land. Er werd geschreven dat dit de eerste maal was in de laatste jaren dat een groep zich publiekelijk tegen de onafhankelijkheid van Somaliland verzette.[152] Het clanprobleem houdt verband met de percepties van de brede regionale inconsistenties: deze percepties zijn de meest verspreide vorm van tegenkanting in Somaliland, waarschijnlijk verbergt zij een diepere en sterkere vorm van ontevredenheid.[153] In oostelijke delen van het land in het bijzonder, bestaat een vorm van vervreemding sinds de onafhankelijkheidsverklaring en deze werd gradueel gevoed door het voortdurende gevoel dat het oosten wordt genegeerd. Vele misvattingen stonden in verband met het gebrek aan evenwicht in buitenlandse hulp. In 1999 kondigde de Europese Unie (EU) een project voor de heropbouw van de haven van Berbera aan.[154] Mohamed Egal kloeg dat zijn mening niet werd gevraagd en stelde ook: “Berbera is my home town, so many of the opposition believe I am favouring it. They think I have influenced [the EU] to help Berbera”.[155] Daarenboven groeide, naast de regionale ontevredenheid, tevens de verschillen tussen stedelijke en landelijke gebieden, versterkt door het Saoedische vee-embargo.

 

De nieuwe grondwet werd aan een eerste test onderworpen in mei 2002, toen president Egal stierf tijdens een bezoek aan Zuid-Afrika. De macht werd doorgegeven aan vice president Dahir Rayale Kahin voor de resterende termijn van het presidentschap. De overgang was niet enkel opmerkelijk doordat zij gebeurde zonder tegenstand en in overeenstemming met de wet, maar tevens daar Rayale een lid is van de Gadabursi clan, die grotendeels de zijde had genomen van het regime van Barre tegen de SNM, waarbij Rayale zelf een veiligheidsofficier was geweest.

 

In december van hetzelfde jaar, hield Somaliland verkiezingen over de 379 zetels in de 26 districtsraden. Zes politieke organisaties stelden zich kandidaat bij de verkiezingen, waarvan de top drie zich kwalificeerde voor de registratie als nationale politieke partijen. Hoewel de beslissing van de National Electoral Commission om niet door te gaan met de verkiezingen in de oostelijke districten, de anders succesvolle oefening bekladde: “[t]he formation of elected district councils that recognise the authority of the government in Hargeisa, and pay taxes to it, reinforced the internal legitimacy of Somaliland’s political institutions and leaders and helped to consolidate the boundaries of Somaliland. The election of a non-Isaaq president gave credence to the claim that Somaliland was a multi-clan polity”.

 

De tweede fase in de transitie, de presidentiële verkiezingen, was waarschijnlijk de spannendste race in zijn soort ooit op het continent, waarbij Rayale aan een volgende termijn begon met slechts 80 stemmen meer dan zijn tegenstander. De oppositie verklaarde dit in eerste instantie corrupt, maar na de uitputting van haar beroep accepteerde zij het resultaat.

 

De verkiezingen van het parlement op 29 september 2005, de eerste op Somalisch grondgebied sinds 1969, waren een cruciale stap in de formele overgang van een systeem dat gebaseerd was op clan, naar een moderne electorale democratie.[156] Ondanks de extreem gevoelige aard van de regionale vertegenwoordiging en een complot van jihadi islamisten uit Mogadishu om ze te verstoren, waren de verkiezingen indrukwekkend: onder de controle van de National Electoral Commission (NEC) van Somaliland, stelden 246 mensen zich kandidaat voor de 82 zetels in een poging waarbij gebruik werd gemaakt van 982 stembureaus, 1 500 stembussen, 1,3 miljoen stemformulieren, 4 000 getrainde medewerkers in de bureaus, 6 000 partijagenten, 3 000 getrainde politieagenten, 600 nationale en 76 internationale waarnemers. Hoewel de verkiezingen profiteerden van bijna 2 miljoen dollar aan donorbijdragen (vooral van de Europese Commissie)[157], en daarnaast ook technische hulp kregen, was hun vredevol, ordelijk en transparant verloop geen kleine realisatie.[158]

 

De laatste stap in de democratische transitie in Somaliland, misschien de meest ingewikkelde, zal de introductie zijn van een methode van verkiezing of aanduiding van de kamer van clanoudsten, de Guurti. Het mandaat van de tegenwoordige Guurti, zou in augustus 2006 vervallen, maar men is in het parlement nog steeds niet tot een overeenkomst gekomen over hoe het opvolgende orgaan zou verkozen worden. Opties zijn bijvoorbeeld de indirecte verkiezing door regionale of op clan gebaseerde electorale colleges, nominatie door traditioneel aangeduide clanoudsten of aanduiding door de politieke partijen. In mei 2006 stelde president Rayale een verlenging van de termijn van de Guurti van vier en een half jaar voor, onder voorwendsel dat de staat geen verkiezing meer kon dragen en om de confrontatie met een door de oppositie gecontroleerd parlement uit de weg te gaan. Het Supreme Court stond dit voorstel toe, en de Guurti stemde het zonder doorverwijzing naar het parlement. Critici zagen dit ongewone proces als een smet op de democratische geloofwaardigheid van het land, maar anderzijds zijn vele inwoners van Somaliland opgelucht dat de huidige Guurti nog even een stabiliserende rol zal blijven spelen. [159]

 

Kan een ideologie zoals islamitisch fundamentalisme (samen met clan en regio) dienen als een mobiliserende factor tegen de tegenwoordige politieke orde? Het antwoord is negatief: Somaliland ervaart een islamitische heropleving, toch zijn fundamentalisten evenwel niet voldoende aanwezig om een kritieke toestand te creëren.[160]

Hoewel het soms moeilijk is religieuze fanatiekelingen van radicale ideologen te onderscheiden, blijft de clanfactor vaak veel belangrijker dan de religieuze banden en zijn er geen charismatische fundamentalistische leiders die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de seculiere politieke instellingen van het land. Hoewel politiekers in Hargeisa graag spreken over een “islamitische dreiging”, vormt dit geen echte zorg: zij gebruiken islamitisch fundamentalisme vooral als een onderhandelingspunt in de pogingen van Somaliland om internationaal erkend te worden. [161]

 

 

4.5 De internationale omgeving en Somalië

 

De literatuur aangaande Afrika heeft zich vaak gericht op het bewijs en de verspreidende effecten van staatsgrepen en conflicten, maar stelde zelden dat politieke waarden eveneens kunnen overgedragen worden over de nationale grenzen.[162] Het succes van de strijd van het Eritrean People’s Liberation Front voor onafhankelijkheid heeft ongetwijfeld een nieuw denken aangekondigd aangaande mogelijkheid tot secessie en heeft de uitroeping van de onafhankelijkheid van Somaliland aangemoedigd. Per slot van rekening bestond Somaliland, net zoals Eritrea, voor 80 jaar als een aparte kolonie.

Enerzijds was de secessie van Somaliland makkelijker dan deze van Eritrea: Somaliland was niet alleen een aparte koloniale entiteit maar tevens een aparte onafhankelijke staat voor vijf dagen voor zij zich verenigde met het voormalig Italiaanse buurland tot de Republic of Somalia in 1960. Deze korte periode van internationaal erkende soevereiniteit dient vandaag als “the principal legal justification of Somaliland’s right to secede” en tevens als het belangrijkste argument voor diegenen die stellen dat de formele erkenning van Somaliland geen afscheidingsbewegingen zal aanmoedigen op andere plaatsen.

Anderzijds verliet Somaliland, in tegenstelling tot Eritrea een uiteenvallende staat. Dit is tevens een cruciale factor die het argument voor Somalilands onafhankelijkheid zwakker maakt tegenover dit van Eritrea, Somaliland kan namelijk geen goedkeuring ontvangen zoals Eritrea. [163]

 

4.5.1 Somalië

 

Een aantal Afrikaanse staten toonden een opmerkelijke herlevingcapaciteit na een schijnbaar terminaal verval: zo bijvoorbeeld Liberia en Tsjaad. De ineenstorting van Somalië zou bijgevolg niet finaal kunnen zijn: de staat zou zich kunnen heroprichten en bijgevolg haar territoriale integriteit kunnen heropeisen, zelfs met behulp van geweld.

 

Onder de hoede van de VN werd in augustus 2000 een lange conferentie gehouden van Somalische oudsten en de civiele maatschappij in Arta, Djibouti,[164] waarbij Abdiqassim Salad Hassan, een vroegere minister onder het Barre regime, werd verkozen als nieuwe president van Somalië. Abdiqassim vormde een nieuwe Transitional National Government en keerde met zijn entourage terug naar Mogadishu.[165] De eerste tekenen van internationale erkenning van de TNG toonden zich zeer vroeg: Abdiqassim nam de zetel van Somalië in de Verenigde Naties, de Arabische Liga, de Organisation of African Unity en de IGAD in.[166] Mohamed Egal stelde dat de VN probeerde zijn deelname af te dwingen, wat degenereerde in een bittere twist met Somaliland.[167] Duizenden mensen protesteerden in de straten van Hargeisa en Berbera tegen de resultaten van het Arta proces, waarbij Abudqassim als een relikwie uit het verleden werd bestempeld en er slogans als “No More Unity” te lezen waren.[168] Egal stelde dat toekomstige relaties enkel zouden kunnen ontstaan onder voorwaarde van de aanvaarding van de Republic of Somaliland door de TNG.[169] De nieuwe overheid in Mogadishu bevestigde echter dat het haar territoriale aanspraak op Somaliland niet zou opgeven. Ze zou zich ook niet opdringen met geweld. Toch werd de aanstelling van twee noorderlingen als eerste minister en minister van buitenlandse zaken algemeen gezien als een poging om verdeeldheid te zaaien binnen de clans in Somaliland en de autoriteit van Mohamed Egal te ondermijnen. [170]

 

De volgende Transitional Federal Government in Somalië, gevormd in Kenia in 2004, onder leiding van president Abdullahi Yusuf Ahmed bracht nieuwe problemen voor de erkenning van Somaliland. De nieuwe president is namelijk de voormalige leider van Puntland. Dit gebied lag in discussie met Somaliland over de provincies Sool en Sanaag. Succes in het vredesproces in Zuid-Somalië tussen Yusuf en de Sharif Hassan Sheikh Adan, hoofd van het parlement, zou onvermijdelijk leiden tot een ander conflict tussen Somaliland en Somalië waarbij Puntland ongetwijfeld een dominante positie zou hebben.[171]

 

De situatie is over de jaren niet verbeterd in Somalië: in juni 2006 grepen islamitische milities de macht over Mogadishu. Deze versterkten eveneens hun greep op Balcad, een stad buiten Mogadishu en zetten hun weg verder naar het noorden van het land. Ondertussen verblijft de machteloze en verdeelde overheid van Somalia, erkend door een groot deel van de wereld maar zonder veel zeggenschap over Somalië, in de stad Baidoa, 250 km ten noordwesten. Deze islamitische overwinning is een grote bonus voor al-Qaeda. Islamieten genoten reeds een grote steun doorheen Somalië maar met de recente ontwikkelingen rijst de vrees voor een evolutie naar Taliban voorbeeld.

Eerder dit jaar vormden de seculiere warlords in Mogadishu met steun van de Verenigde Staten een Alliance for the Restoration of Peace and Counter-Terrorism met het doel de invloed van de islamitische milities te verminderen en een aantal al-Qaeda verdachten te arresteren.[172] Eén resultaat is dat de Verenigde Staten tegenwoordig een dieptepunt van populariteit in Mogadishu kennen. De VS wordt tevens algemeen beschuldigd van de aanmoediging van geweld in het noorden van Mogadishu.

Tegenwoordig is er enige hoop dat de overwinning van de islamitische milities in het zuiden de orde kan herstellen en een terugkeer mogelijk zal maken naar een periode van rust. Veel hangt af van hoe de overwinnaars zich gedragen en hoe ze binnen en buiten Somalië worden ontvangen. Momenteel handelen zij gedisciplineerd en beloven zij de orde te herstellen, zij distantieren zich van al-Qaeda en veroordelen terrorisme. Toch houden ze vast aan hun doel om het Sharia recht in Somalië af te kondigen.

Er werd tevens geïnsinueerd dat ze bereid zijn te onderhandelen met de zwakke Transitional Federal Government.

Het is echter niet zeker of de islamitische leiders in Somalië zich akkoord zullen verklaren met de afscheiding van Somaliland.[173]

 

Niet in de mogelijkheid om zelfs haar gezag maar te vestigen in de hoofdstad, is de autoriteit in Somalië amper een overheid: zal haar mislukking de laatste poging van de internationale gemeenschap uitmaken om een centrale overheid in te stellen in Somalië? Of zal dit de weg vrij maken voor de erkenning van Somaliland?

 

4.5.2 African Union

 

In Somalië werden pogingen tot oprichting van onafhanklijke politieke entiteiten na de ineenstorting van het regime van Siad Barre steeds tegengehouden door de onwil van de meeste Afrikaanse landen, zo ook van de Organisation of African Unity, om afscheidingsbewegingen te erkennen en te aanvaarden. Afrikaanse grenzen werden getekend door de koloniale heersers en waren bijgevolg vaak niet eenduidig en niet passend met betrekking tot indigene etnische en politieke factoren die de verdeling van Afrika hadden overleefd.[174] De OAU en haar leden slikten echter de nare smaak van deze koloniale herinnering door, wetende dat de reorganisatie van enige grens op het continent aanleiding kon geven tot de zogenaamde opening van de doos van Pandora inzake tegenstrijdige aanspraken door verschillende Afrikaanse staten, welke zou kunnen leiden tot een continentale confrontatie en chaos. De OAU maakte bijgevolg de onschendbaarheid van de grenzen tot een heilig principe: volgens de OAU kon zelfbeschikking slechts één maal uitgeoefend worden namelijk met de dekolonisatie van de Europese overheersing.[175] Hoewel men kan stellen dat de onschendbaarheid van de koloniale grenzen niet op Somaliland van toepassing is, daar het gesitueerd is binnen de grenzen van het vroegere Britse Protectoraat Somaliland, toonden de leden van de OAU volgens Egal zich “very reluctant to take the first step”. [176]

 

Onder de African Union verbeterde de situatie niet, hoewel lidmaatschap van deze regionale organisatie volgens de basistekst reeds zou kunnen met een gewone meerderheid van stemmen onder de leden.[177]

In 2005 flakkerde de hoop op erkenning op als gevolg van een fact finding report aangaande Somaliland, welke een aanbeveling deed om stappen te ondernemen met het doel de diplomatieke impasse rond de status van Somaliland op te heffen. De bevindingen van de AU waren onder andere dat “going by the dear presentation and articulate demands of the authorities and people of Somaliland concerning their political, social and economic history, Somaliland has been made a ‘pariah region’ by default. The Union established in 1960 brought enormous injustice and suffering to the people of the region”. Het rapport eindigde met de aanbeveling “objectively viewed, the case should not be linked to the notion of ‘opening a Pandora’s box’. As such, the AU should find a special method of dealing with this outstanding case”. [178] Er werd eveneens gesteld dat “the lack of recognition ties the hands of the authorities and people of Somaliland, as they cannot effectively and sustainably transact with the outside to pursue the reconstruction and development goals. Furthermore, given the acute humanitarian situation prevailing in Somaliland, the AU should mobilize financial resources to help alleviate the plight of the affected communities, especially those catering for the internally displaced persons and the returnees. Finally, given also the high potential for conflict between Mogadishu and Hargeisa, the AU should take steps to discuss critical issues in the relations between the two towns. That initiative should be taken at the earliest possible opportunity.[179]

 

Het feit dat de unie tussen Somaliland en Somalia nooit werd geratificeerd en slecht functioneerde toen ze in werking was van 1960 tot 1990, maakt Somaliland’s queeste voor erkenning historisch uniek en gerechtvaardigd in de Afrikaanse politieke geschiedenis. Deze strijd voor erkenning staat daarenboven niet zonder historisch precedent: veel Afrikaanse landen verenigden zich en traden vervolgens weer uit hun unie. Voorbeelden hiervan zijn Egypte-Syrië (1958-61), Mali-Senegal (1960) en Senegal-Gambia (1982-89).

Een groot aantal landen blijft echter achter de hereniging staan. Er wordt vooral geschermd met het argument dat de erkenning van Somaliland een verdere verbrokkeling van de regio zou starten. [180]

Twee zwaargewichten in de Afrikaanse politiek, Zuid-Afrika en Nigeria, toonden volgens AU bronnen hun bereidheid om Somaliland te erkennen.[181] Zuid-Afrika heeft tevens een rol als diplomatieke voorhoede te spelen in de hoorn van Afrika omwille van haar politiek van “commitment to promoting the peaceful resolution of conflicts and to encourage post-conflict reconstruction and development“ en als voorzitter van de African Union Committee on Post-Conflict Reconstruction in Sudan. Daarenboven concludeerden juristen van de Zuid-Afrikaanse overheid dat Somaliland een sterk argument heeft in haar strijd om erkenning.

Dit is de enige onopgeloste politieke zaak in Afrika waar een land wordt gevormd op haar oorspronkelijke koloniale grenzen (uitgezonderd West-Sahara). Het is eveneens belangrijk te vermelden dat dit volledig in samenspraak is met het Charter van de African Union, welke namelijk aludeert op de koloniale grenzen zoals zij waren bij de onafhankelijkheid.

De cruciale vraag is bijgevolg of de Afrikaanse landen de politieke wil hebben om het fact finding report op te volgen met een volgende stap? Volgens Iqbal Jhazbhay, een docent aan de University of South Africa en betrokken bij de vergemakkelijking van relaties tussen Zuid-Afrika en de hoorn, heeft de African Union de politieke wil en is het tijd om deze om te zetten in actie. In 2005 stelde de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki in een brief aan president Kahin, dat de AU de leiding diende te nemen in de zaak Somaliland. Vandaag heeft de AU dit gerealiseerd en ligt de bal in het kamp van de Afrikaanse landen om aan het rapport van de AU gevolg te geven.[182]

 

4.5.3 De regio

 

De buurlanden van Somaliland en andere regionale staten hebben hun eigen belangen die passen binnen of botsen met de formele ondersteuning van het AU standpunt.

 

Eén van de redenen die bijdraagt tot de voortdurende strijd, is de strategische sleutelpositie van Somalië in de Hoorn van Afrika tussen het Arabische schiereiland en het Afrikaanse continent. Vele Somaliërs geloofden dat pogingen tot resolutie van het conflict en de ineenstorting van de staat zouden komen van de Arabische landen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De landen die echter het meeste interesse toonden om de stabiliteit in de regio te herstellen waren de Oost-Afrikaanse landen die samen de Intergovernemental Authority on Development (IGAD) vormen. Deze organisatie bestaat uit Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Oeganda, Kenia en Soedan. IGAD wijdt zich aan de eenheid van Somalië daar het vreest dat een succesvolle afscheiding van Somaliland een precedent zou vormen voor andere afscheidingsbewegingen in Oost-Afrika.

 

Somalië, en bijgevolg ook Somaliland, werd het toneel voor proxy wars [183]: Arabische landen proberen de invloed van Ethiopië in de Hoorn in evenwicht te brengen. Jemen bijvoorbeeld, steunde Jama Ali Jama, een rivaal van Yusuf in Puntland daar Yusuf door vele Somaliërs en Arabieren beschouwd wordt als te verbonden met Addis Abeba.

Daarenboven dient Jemen als een belangrijk transportpunt voor kleine wapens naar Somalië en Somaliland ondanks het wapenembargo van de Verenigde Naties en de maritieme aanwezigheid van militaire troepen van de VS omwille van de “war on terrorism”.

 

Tijdens de grensoorlog tussen Ethiopië en Eritrea in 1998-2000, werd Somalië het toneel voor een proxy war tussen beide landen. Eritrea leverde wapens aan Somalische krijgsheren in een poging om een tweede front in de oorlog te creëren. Een verenigd Somalië is het enige land in de Hoorn die het potentieel heeft een rivaal voor Ethiopië’s dominante rol te worden. Bijgevolg verwerpt Eritrea, ondanks de vele gelijkenissen met haar eigen strijd voor onafhankelijkheid, de erkenning van Somaliland daar het land hoopt dat één enkele verenigde overheid voor geheel Somalië zou kunnen ontstaan, die niet onder de invloed van Ethiopië staat.[184] Eritrea poogde zelfs de stabiliteit van Somaliland te ondermijnen. Gedurende de oorlog met Ethiopië bijvoorbeeld, probeerde Eritrea de anti-onafhankelijkheidsoppositie in Somaliland te doen heropleven, met het doel het gebruik van Ethiopië van de haven van Berbera tegen te houden.[185] Volgens een Etritreese diplomaat zou Asmara tegenwoordig niet gekenmerkt willen worden als werkende voor afscheuring en is zij “as conservative on the issue [of Somaliland] as any other state”. [186]

 

Anderzijds onderhoudt Ethiopië goede betrekkingen met zowel Somaliland als met Yusuf en de TFG. Met de onafhankelijkheid van Eritrea in 1993 verloor Ethiopië de toegang tot de Rode Zee en is zij afhankelijk van de haven van Djibouti voor cruciale invoer en uitvoer. De haven van Somaliland zou een alternatieve handelsroute zijn: de oorlog met Eritrea en de verslechterde relaties met Djibouti maakten van Berbera de gemakkelijkste toegang tot de zee.[187] Tijdens de hongersnood die Ethiopië trof in 2000 kwam bijvoorbeeld 100 000 ton voedselhulp langs de haven van Berbera. Als gevolg van de vorming van een nieuwe Somalische overheid in Djibouti stelde Mohamed Egal dat “Somaliland’s economic relations, and virtually all its cross-border trade, are with Ethiopia and not with Somalia”.[188] Daarenboven wordt verwacht dat de afwerking van de door de EU gefinancierde herstellingswerken in de haven van Berbera en aan de verbindingsweg met Ethiopië, de economische relaties tussen Somaliland en Ethiopië nog zullen versterken.[189]

Ethiopië toonde bijgevolg herhaaldelijk de wil om diplomatieke banden met de overheid in Hargeisa te vestigen.[190] In november 2000 bracht president Egal een bezoek aan Ethiopië en tekende hij een aantal akkoorden aangaande handel, transport en communicatie.[191] In 2001 erkende Ethiopië paspoorten uit Somaliland en kondigden een aantal Ethiopische luchtvaartmaatschappijen de eerste vluchten naar Hargeisa aan. Er werd tevens publiek gemaakt dat de geldreserves van Somaliland in de centrale bank van Ethiopië worden bewaard tot de opening van een filiaal in Hargeisa.[192]

Kunnen we dan besluiten dat Ethiopië Somaliland zal erkennen? Het antwoord blijkt negatief: Ethiopië heeft een grote Somalische bevolking binnen de zuidelijke regio. Zoals The Economist stelde: “Ethiopia would be too worried about the effect this precedent [Somaliland’s independence] might have on its lawless Somali clans”.[193] Het Ethiopisch standpunt ten aanzien van de herstelling van de centrale autoriteit in Mogadishu blijft evenwel ambivalent. Terwijl de voortdurende instabiliteit over de grenzen in Ethiopië dreigt te lopen, vormt een verenigd Somalië eveneens een dreiging voor Ethiopië daar het de mogelijkheid tot herstelling van het Somalische irredentisme met zich meebrengt.

Vanuit dit oogpunt deelt Ethiopië dezelfde zorg als Kenia: Nairobi vreest evenzeer dat de herstelling van een centrale staat in Somalië het Somalische nationalisme weer zal doen heropleven, daar het noordelijke grensgebied van Kenia bevolkt is met etnische Somaliërs.[194]

 

Djibouti daarentegen voelt zich ongemakkelijk: enerzijds wil zij geen steun bieden aan een concurrent voor haar belangrijkste bron van inkomsten, de haven, maar anderzijds is het land blij dat de gedeelde grens relatief veilig is. [195]

Djibouti beschouwt Somalilands bestaan als een bedreiging voor haar eigen veiligheid. De relatie tussen Djibouti en de Noord-Somaliërs was altijd bitter: Generaal Siad Barre speelde een sleutelrol in de onafhankelijkheid van Djibouti en gedurende de SNM opstand in de jaren ’80 was Djibouti nooit een veilige haven voor de noordelijke rebellen. Na 1988 werd de grens gesloten waardoor noordelijk Somalië en Berbera een ernstige economische crisisperiode kenden. In de jaren ’90, toen de Isaaq clan sympathiseerde met de Afar oppositie van Djibouti, en niet met hun Somalische “broeders”, Issa,[196] verslechterden de relaties nog meer. In november 1999 sloot Somaliland haar grenzen met Djibouti voor enkele weken onder het mom dat Djibouti-infiltranten invloedrijke clanoudsten in Somaliland probeerden te overtuigen zich af te zetten tegen de afscheuring.[197] Toen Djibouti en Somalia in 2000 vredesbesprekingen organiseerden, bereikten de bilaterale betrekkingen tussen beide een nieuw dieptepunt: Somaliland kloeg dat Djibouti de vroegere vertegenwoordiger van Somaliland had ontslagen en buitenlandse bedrijven had verbannen die handel dreven met Somaliland.[198] Hoewel Mohamed Egal eens opriep om de relaties te verbeteren,[199] is het duidelijk dat Djibouti Somalilands de facto onafhankelijkheid met specifiek scepticisme bekijkt en zich klaarblijkelijk tegen een mogelijke de jure erkenning afzet.

 

4.5.4 Arabische wereld

 

Net zoals veel andere Afrikaanse staten zijn de Arabische staten onder leiding van Egypte ook tegen de onafhankelijkheid van Somaliland, welke volgens hen een gevaarlijk precedent kan vormen.

Egypte en Libië deden verschillende ambitieuse pogingen om de centrale unitaire overheid in Somalië, een lidstaat van de Arabische Liga, te herstellen daar ze beide bezorgd zijn dat een onafhankelijk Somaliland de weg zou vrij maken voor de verdeling van het oorlogvoerende Soedan in twee aparte landen. Volgens bepaalde media vreest Egypte ook dat een onafhankelijk Somaliland een steun zou kunnen vormen voor Israël en de VS aan de mond van de Rode Zee. Volgens sommige waarnemers moedigde de Arab League, in een poging om de economische leefbaarheid van Somaliland te ondermijnen, Saoedi-Arabië aan het land te betrekken in de ban van vee uit de Hoorn van Afrika.[200] Bovendien legde de Verenigde Arabische Emiraten een nieuwe en dure visaregeling op aan handelaren uit Somaliland. Interessant is dat Hargeisa zich als reactie op deze druk probeerde te richten naar Israël. [201]

Egypte is daarnaast ook bezorgd om de impact van de groeiende afhankelijkheid van Ethiopië, haar traditionele rivaal inzake Nijlwater, van de havens van Somaliland. [202] De Nijl stond steeds centraal in de regionale buitenlandse politiek die gevoerd werd door Egypte. Zij ziet dan ook liever een verenigd Somalië in de rol van een element van invloed op de Ethiopische politiek inzake Nijlwater.[203]

 

4.5.5 Het Westen

 

De meeste ontwikkelde landen ondersteunden de visies van de vroegere OAU en de Arab League.

 

- de VS

 

Susan Rice, de onderstaatssecretaris voor Afrika onder Clinton, was erg gekant tegen de erkenning van afgescheurde regio’s. De politiek van de Verenigde Staten in de regio, tijdens de Clinton regering, richtte zich dan ook op de vestiging van een stabiele centrale autoriteit in Somalië. Washington vreesde dat zonder centrale overheid in Mogadishu, Somalië kwetsbaar zou zijn voor de gevaren van terrorisme en islamitisch fundamentalisme. [204]

Na het positieve rapport van de African Union aangaande Somaliland begon de VS, omwille van strategische redenen, een sterke interesse voor de status van het gebied te tonen. Dit kwam grotendeels ook als gevolg van de sterke diplomatieke banden met de de facto ambassadeur van Somaliland in Washington en werd versterkt door het feit dat een sluimerend conflict tussen Eritrea en Ethiopië de mogelijke militaire aanwezigheid van de VS in Eritrea in het gedrang zou kunnen brengen. Tezelfdertijd deed de groeiende weerspannigheid van Djibouti de VS, die sinds de aanvallen van 11 september 2001 troepen vestigde in het land, eveneens tot nadenken stemmen. Djibouti vreesde dat Somaliland haar monopolie op de export-import handel van Ethiopië zou overnemen, en steunde bijgevolg de Somaliërs in hun strijd tegen Somaliland.[205]

De tegenwoordige strategische waarde voor de Verenigde Staten is redelijk duidelijk: een stabiel en ontwikkelend Somaliland is een potentiele bondgenoot die een brug vormt tussen het nog steeds vitale Midden-Oosten en een steeds belangrijker wordend Afrika. Het falende Somalië bewees reeds een voortdurende dreiging te zijn. President Bush verklaarde dat de Amerikaanse strategie in de oorlog tegen terrorisme de volgende is: “to deny the militants future recruits by replacing hatred and resentment with democracy and hope across the broader Middle East ... If the people of that region are permitted to choose their own destiny, and advance by their own energy and by their participation as free men and women, then the extremists will be marginalized, and the flow of violent radicalism to the rest of the world will slow, and eventually end”.[206] Aan de rand van het grote Midden-Oosten koos de bevolking van Somaliland voor politieke onafhankelijkheid en democratische vooruitgang.

In de VS gaan verschillende stemmen op in het voordeel van de erkenning van Somaliland vooral na het verdere verval van de macht van de Transitional Federal Government door de overname van de islamitische rechtbankengroep in Mogadishu. Dan Simpson, een voormalig ambassadeur van de Verenigde Staten en speciaal gezant voor Somalië in 1994-95, pleitte bijvoorbeeld voor de afscheiding.[207] David Shinn, voormalig ambassadeur in Ethiopië getuigde reeds een aantal keer voor de US Senate en stelde dat de VS niet de eerste stap zal zetten in de erkenning van Somaliland, dit is volgens hem de taak van de African Union.[208] Dit lijkt het standpunt van de VS inzake Somaliland te blijven.

 

- Europa

 

In West-Europa is Italië een sterke tegenstander van de erkenning van Somaliland. Langs intensieve diplomatieke inspanningen in de jaren 1990, probeerde Rome te verzekeren dat het machtscentrum in Mogadishu zou blijven. Op een EU Africa Working Group vergadering lobbyde de Italiaanse vertegenwoordiger dan ook voor de erkenning en steun aan de Abduqassim overheid.[209] De meningen van verschillende andere EU lidstaten volgen dezelfde lijn. Aldus sprak ondanks de graduele steun voor de idee van decentralisatie in internationale onderhandelingspogingen voor Somalië,[210] bijna geen enkel westers land officieel van de mogelijkheid tot hertekening van de internationale grenzen in de regio. Denemarken tekende wel een verdrag met de autoriteiten van Somaliland aangaande de organisatie van terugkeer van asielzoekers, een vreemde zaak daar ze terugkeren naar een land dat niet erkend wordt.[211]

 

De enige uitzondering hierop is Groot-Brittannië: de Britse overheid was, zelfs zonder de formele erkenning, eerder bereid dan andere westerse machten om Somaliland stilzwijgend te behandelen als een onafhankelijke staat. De Britse relaties met Somaliland worden bijvoorbeeld geregeld langs haar ambassade in Addis Abeba, in tegenstelling tot de relaties met het voormalige Italiaans Somalië, die gaan via de High Commission in Nairobi.

In 2001 stelde Groot-Brittannië voor dat de EU een verklaring zou afleggen met betrekking tot het grondwettelijk referendum in Somaliland dat verklaarde dat het “will bring further stability, prosperity, and democracy to the people of Somaliland”. Italië reageerde fel op dit voorstel en stelde dat het referendum de onafhankelijke republiek uitriep en niet in samenspraak was met VN, OAU, IGAD en EU standpunten die in het voordeel waren van de eenheid van Somalië. Verschillende andere staten, vooral Frankrijk, Griekenland en Ierland, spraken zich eveneens uit tegen het Britse voorstel, en tenslotte verklaarde het Finse voorzitterschap dat het geen actie zou ondernemen of uitspraak zou doen met betrekking tot het referendum in Somaliland. [212]

De redenen achter de Britse (indirecte) steun aan de onafhankelijkheid van Somaliland zijn niet duidelijk. Toch lijkt de politiek van Londen ten aanzien van haar voormalige kolonie minder een reflectie te zijn van een traditionele “sphere of influence” geopolitiek dan van de Britse interne politiek. [213] Er is sprake van een Isaaq gemeenschap (van naar schatting 25 000 mensen) die vooral sterk blijkt in Groot-Brittannië, meer bepaald in kiesdistricten van belang voor de Labour Party, waardoor een enorme druk gelegd wordt op een aantal leden van het parlement om een actieve interesse voor Somaliland te tonen. [214] De Britten lijken echter niet bereid om alleen te staan en in te gaan tegen de wil van de andere EU lidstaten. Een Britse unilaterale erkenning van Somaliland zou tevens de relaties met andere Commonwealth staten dreigen in gevaar te brengen, veel van hen zijn namelijk lid van de AU.

 

4.5.6 Algemeen

 

In het algemeen zijn de vooruitzichten voor de internationale erkenning van Somaliland beperkt. AU leden, waaronder Djibouti en Ethiopië blijven de onschendbaarheid van de Afrikaanse grenzen verdedigen, terwijl de Arab League de onafhankelijkheid van Somaliland als een gevaarlijk precedent beschouwt. Het Westen (met een gedeeltelijke uitzondering van Groot-Brittannië) is eveneens gekant tegen erkenning. Bovendien heeft Somaliland weinig middelen om druk uit te oefenen: economisch bijvoorbeeld kan zij met moeite kleine, arme naties omkopen (zoals Taiwan deed), en haar enige belangrijke voordeel lijkt het totale diskrediet van de vooruitzichten van de creatie van een sterke centrale autoriteit in Mogadishu te zijn.

 

Op lange termijn lijken de kansen op internationale erkenning dus afhankelijk van haar geopolitieke positie. Na het einde van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de Sovjet-Unie, verminderden Somalië en de Bab Al Mandeb straat in geostrategische waarde. Zoals eerder gesteld zou het echter fout zijn aan te nemen dat de regio alle belang heeft verloren voor westerse defensiestrategen.[215] Volgens een getuigenis uit de Senaat van de VS door Generaal Norman Schwarzkopf in 1990, “the Red Sea, with the Suez Canal in the north and the Bab-el-Mandeb in the south is a critical shipping link between our Pacific and European allies ... ensuring these waterways remain open to free world shipping must be a key objective [of US Central Command]”. In augustus 2000 bezocht een delegatie van de US Agency for Internationale Development (USAID), geleid door de ambassadeur van de Verenigde Staten in Djibouti, Somaliland en hield zij besprekingen met president Mohamed Egal. Daar dit de hoogste Amerikaanse vertegenwoordiging was die naar deze afgescheiden regio werd gezonden, concludeerde het rapport dat “Washington is all but officially recognising its autonomy” in ruil voor de toegang tot de strategische diep water haven van Berbera aan de mond van de Rode Zee. [216]

Mohamed Egal gebruikte de strategische ligging van Somaliland als een onderhandelingspunt voor het verkrijgen van internationale erkenning. In een interview verklaarde hij: “We hold strategic importance that an American president would appreciate ... the route of oil from Saudi Arabia and Suez Canal. ... We will be a very good friend of the United States. ... We would welcome the Americans to use our port and airbase”. [217]

Naast de olieroute van de Rode Zee, kan olie eveneens de vooruitzichten van Somaliland voor erkenning beïnvloeden. Een ervaren Amerikaanse zakenman beweerde een sterk vermoeden te hebben dat het vroegere standpunt van de VS ten aanzien van Somaliland’s erkenning voor een deel het resultaat was van de toenmalig povere relaties tussen de overheid van Somaliland en het belangrijkste oliebedrijf met interesse in de regio, Conoco.[218] Aangenomen dat de Amerikaanse overheid sterk beïnvloed wordt door de Amerikaanse olielobby en de relaties tussen Conoco en de overheid van Somaliland recent verbeterden, blijven alle mogelijkheden open.[219]

Een andere factor die kan bijdragen tot de verandering in politiek van de VS ten aanzien van deze regio is terrorisme. Zolang het machtsvacuüm in Somalië voortduurt, wordt de regio een centrum van smokkel van wapens en drugs en de export van terrorisme. Delen van bommen die explodeerden in Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998 passeerden naar verluidt langs Somalië.[220] Bovendien geloven westerse inlichtingendiensten dat Osama Bin Laden, Mogadishu een aantal maanden na de aanslagen bezocht, mogelijk om een plaats te vinden om zich te vestigen in Somalië.[221] Jeffrey Herbst, die vaak schreef in het voordeel van de erkenning van Somaliland, beweerde dat indien de internationale gemeenschap de erkenning van afgescheiden regio’s blijft ontkennen, lokale leiders die een aantal elementen van soevereiniteit uitoefenen zich met het doel te overleven eerder zullen richten op informele handel, waarbij vaak drugs en wapens betrokken zijn, dan dat zij zich zullen richten op het opstarten van initiatieven om de economische ontwikkeling te promoten die alle mensen in de regio zouden helpen. [222]

Dit is een argument dat van invloed kan zijn op Westerse strategen. In een poging deze visie uit te buiten, gebruikten de leiders van Somaliland de dreiging van islamitisch terrorisme als een diplomatieke hefboom. De vertegenwoordiger van Somaliland in Washington, Saad Noor tekende een “nachtmerrie”scenario: “Clearly the forces of darkness will gleefully celebrate the eclipse of the only secular democracy in the Somali-speaking region of the Horn [of Africa] and feverishly try to fill the vacuum by establishing a Taliban-like regime. If successful, they will hook up with fellow Islamic extremists in southeast Ethiopia and shake up the very foundation of the Ethiopian regime. Djibouti will not be safe either. The crescendo will come to a thunderous roar if the coveted southern shores of the Gulf of Aden, from the entrance of the Red Sea at Bab el Mandab to Berbera basin, fall under the control of an organisation like the one that blew up the USS Cole [in Yemen]”.[223]

In juli 1999 stelde Mohamed Egal voor dat een waarnemerstatuut in de Verenigde Naties, gelijkend op deze van de Palestijnse autoriteit, Somaliland de kans zou geven directe banden met internationale financiële instellingen en andere donoren aan te gaan.[224] Zowel Sekretaris-Generaal Kofi Annan, als vertegenwoordigers van de VS bespraken dit soort compromis dat Somaliland van een speciale status zou voorzien, zoals de West Bank/Gaza en Kosovo, en zo het land de mogelijkheid zou bieden (zelfs zonder volledige erkenning) om gebruik te maken van leningen en hulp van het buitenland.[225] De Arta Conferentie en de vorming van een nieuwe overheid in Mogadishu brachten een (voorlopige) halt aan deze discussie en de (mogelijkheid) van een dergelijke oplossing.

 

 

5 Niet-Erkenning

 

Tot dusver heeft de internationale gemeenschap Somaliland’s onafhankelijke status nog niet erkend en staat zij onwillig tegenover een verdere fragmentatie van de hoorn van Afrika.

Niet-erkenning betekende de uitsluiting van verschillende regionale organen bijvoorbeeld IGAD en AU. Bijvoorbeeld: in het geval van Rift Valley Fever en het daarmee gepaard gaande gebrek aan veterinaire professionelen hinderde duidelijk de vestiging van veterinaire preventieve regimes en de weerlegging van valse beschuldigingen van de Golfstaten dat de ziekte aan- of afwezig zou zijn in Somaliland. Indien een orgaan had bestaan, had de Saoedische ban waarschijnlijk vermeden kunnen worden.

De classering door de VN van Somaliland onder Somalië, en dus onder een slechte veiligheidssituatie resulteert in een beperking van het soort UN activiteiten en agentschappen die toegelaten worden en in een aanmoediging van andere organisaties om dezelfde beperkingen op te leggen. Slechts de UNHCR, UNICEF en UNCTAD bezitten het nodige om volledige ontwikkelingsprogramma’s voor het land op te stellen.

Niet-erkenning creëert tevens barrières in het gebruik van inter-gouvernementele kanalen. Hoewel dit occasioneel kan omzeild worden door het gebruik van autonome agentschappen, voorbeeld voor havenautoriteiten en douane, leidt dit meestal tot een overconcentratie van korte termijn humanitaire en internationale NGO kanalen. Dit kan op zijn beurt leiden tot de fragmentatie en de preventie van nationale coördinatie en priorisering, de verhoging van de afhankelijkheid en een beperking van de staats- en publieke dienstencapaciteit. Het beperkt tevens de netto overdrachten van geld.[226]

Omwille van deze onafhankelijke status kan Somaliland geen formele handelsovereenkomsten met andere naties aangaan noch kan zij steun vragen aan financiële instellingen. De nationale inkomsten steunen op twee bronnen: vee-export en bijdragen van de Somalische diaspora. Een bevolking van ruwweg 3,5 miljoen mensen is hier afhankelijk van, bijgevolg leeft een groot percentage van hen dan ook in armoede.

President Egal gaf al te kennen dat de onofficiële status aanleiding gaf tot verschillende obstakels: “The most disabling thing is the lack of communication with the international community. We have no telephone code of our own. We are still using the Somalia code”.

Er bestaan geen normale banken maar men doet eerder beroep op geldhandelaren die de Somalische munteenheid, de shilling, wisselen. Daar zij geen lid is van de internationale postunie, dient Somaliland multinationale bedrijven zoals DHL in te huren om haar post in het buitenland te leveren.

Daarnaast stelt de status Somaliland ook voor problemen bij het aantrekken van buitenlandse investeringen. De ontginning van de rijke oliebronnen waarover Somaliland schijnt te beschikken, wordt bemoeilijkt door het gebrek aan verzekering voor het materiaal en het personeel. In een poging de economie van de regio te doen heropleven, stond President Mohamed Egal reeds een liberaal economisch regime toe. Buitenlandse bedrijven mochten aandelen in lokale bedrijven aankopen, en kleine en middelgrote ondernemingen werden bijgevolg opgericht. Het resultaat is een bloeiende private sector: Somaliland beschikt over zes luchtvaartmaatschappijen, verschillende electriciteitsmaatschappijen welke zowel mobiele als vaste telefoonverbindingen aanbieden. [227]

 

 

6 Besluit

 

Ondanks de ongetwijfeld enorme verwezenlijkingen en vooruitgang die Somaliland boekte over de laatste decennia, dient er nog steeds veel te gebeuren. De vrede is fragiel, de overheidsinstellingen zijn zwak en immatuur. De economie is onstabiel en ondanks de grote groei onderontwikkeld; en de Human Development Index zou in veel andere delen van de wereld als een noodsituatie worden beschouwd. De beproevingen die Somaliland te wachten staan zijn talrijk en hard, de vraag is onvermijdelijk: zal erkenning door de internationale gemeenschap deze weg vergemakkelijken of zal het gebied zich in de toekomst aan nog grotere uitdagingen mogen verwachten?

 

Somaliland als natie kent diepere wortels dan sommige auteurs denken. Het gebied is opgebouwd op basis van clan, waarvan de banden zeer ver teruggaan in de geschiedenis, de opbouw is tevens veel homogener dan deze in Somalië. Bovendien is er in Somaliland sprake van een afzonderlijke koloniale geschiedenis en een onafhankelijk en erkend bestaan voor het land zich verenigde met Somalië.

Een unie met Somalië heeft voor de meeste Somalilanders daarenboven een nare bijsmaak: niet alleen stapte het land in de unie met een substantieel nadeel, er was tevens de herinnering aan onderdrukking, discriminatie, schendingen van de mensenrechten en oorlogsmisdaden onder het regime van Siad Barre. Terwijl de onafhankelijkheid oorspronkelijk niet het streefdoel was van het Somali National Movement, werd deze koers onder druk van de bevolking snel gewijzigd. De onafhankelijkheid werd dan ook verschillende keren uitgeroepen na traditionele bijeenkomsten waaraan alle clans deelnamen.

Net zoals in veel andere Afrikaanse staten is de politieke opbouw van Somaliland het gevolg van conflicten. Door gebruik van traditionele systemen werden deze toch op een duurzame en passende manier opgelost. De staat Somaliland werd onafhankelijk van de internationale gemeenschap opgebouwd. Bijgevolg was er geen sprake van een druk tot democratisering maar werd deze beslissing geheel zelfstandig genomen.

 

In het internationaal recht is er sprake van een aantal regels ter kwalificatie als staat. Deze kan men terugvinden in de Conventie van Montevideo alsook in de recentere Declaration on the Guidelines on the Recognition of the New States in Eastern Europe and in the Soviet Union. Men kan echter afleiden uit de verschillende precedenten dat deze vereisten niet altijd nageleefd worden: er bestaan zowel voorbeelden van niet-erkenning wanneer men voldoet aan de vereisten, als voorbeelden van erkenning als staat wanneer er in het geheel geen sprake is van een entiteit volgens de opgelegde voorwaarden. Men kan hieruit afleiden dat de vorming en erkenning van staten vooral een politieke zaak is. Dit blijkt ook bij Somaliland: ondanks het feit dat zij voldoet aan de kenmerken van een staat, blijft het standpunt van de internationale gemeenschap ongewijzigd, dit kan geïllustreerd worden door de talrijke pogingen om een overheid in Somalië in te stellen en het gebrek aan steun voor Somaliland. Wanneer men het bestaan van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren onderzoekt in deze context, ziet men dat dit niet van toepassing is op – en er bijgevolg geen recht bestaat voor – etnische, linguistische en religieuze groepen binnen staten.

 

Wat zijn nu de kansen om erkend te worden in de internationale gemeenschap? Er werden in deze eindverhandeling een aantal factoren naar voren geschoven die van invloed zouden kunnen zijn op het standpunt van de verschillende beslissende actoren. Zo werd vastgesteld dat er sprake is van een duidelijke identiteit onder de Somalilanders, en ook de economie toont een aantal veelbelovende kenmerken. Deze zouden echter verstoord kunnen worden door een uitblijvende erkenning. Een beslissende factor zal tevens de verdere evolutie van het grensdispuut met Puntland zijn. De kaarten lagen hier slecht voor Somaliland daar de vroegere leider van Puntland aangesteld werd als president van de Transitional Federal Government van Somalië in het laatste vredesproces, men zou van hem bijgevolg minder toegevingen kunnen verwachten. Nu recent echter de islamitische milities hun overwinning behaalden en hun macht uitbreiding nam ten nadele van de TFG zou dit mogelijk ook van invloed kunnen zijn op deze territoriale kwestie.

Verder evolueerde Somaliland over de jaren meer en meer in de richting van een democratische staat: er werden onder andere zowel parlementaire als presidentsverkiezingen georganiseerd, en er werd een referendum gehouden over de grondwet en de onafhankelijkheid. Dit wordt door de internationale gemeenschap vaak aanzien als een cruciaal gegeven.

 

Somalië blijft echter afkerig staan tegenover de afscheiding van het gebied. Zij wordt hierbij gesteund door de talrijke en kostelijke vredespogingen die uitgingen van verschillende internationale actoren en welke steeds doelden op een verenigde Somalische staat.

De African Union speelt, net zoals haar voorganger de Organisation of African Unity, een sleutelrol in de erkenning van staten in Afrika. Met de recente aanvraag tot lidmaatschap bracht Somaliland haar zaak weer op tafel. Een positief rapport van de AU zorgde voor nieuwe hoop, hoewel het nog steeds aan de leden is om een nieuwe lidstaat goed te keuren. Hier zijn de meningen verdeeld en zoals vaak gaat het om een strategische agenda in het goedkeuren of afkeuren van de erkenning. Er wordt nog steeds vastgehouden aan het principe van de onschendbaarheid van de koloniale grenzen, hoewel dit in het geval van Somaliland onterecht bleek, en de angst voor de start van een golf van tegenstrijdige territoriale eisen in Afrika. Nu een aantal zwaargewichten op het Afrikaanse continent waaronder Zuid-Afrika, toch een positieve neiging inzake de erkenning vertoonden kan het tij misschien keren.

Dezelfde onverdeeldheid kan men terugvinden onder de Arabische en Westerse staten. De Europese Unie blijft net zoals de Verenigde Staten afwachtend over de houding van de African Union: er werd steeds benadrukt dat er geen erkenning zal plaatsgrijpen voor de AU zich uitspreekt. Dit ondanks het feit dat het Verenigd Koninkrijk zich reeds meerdere malen positief wilde manifesteren.

 

Is een “Eritrees-Ethiopische” oplossing hier misschien aan de orde? Verschillende diplomaten suggereerden dat een dergelijke oplossing misschien ook in Somalië kon werken. Met andere woorden, Somaliland zou de goedkeuring - en dus de erkenning - van Mogadishu dienen te verkrijgen voor enige andere overheid dit voorbeeld zou volgen. Dit precedent blijkt eveneens zeer aantrekkelijk voor Afrikaanse overheden, daar het hen toelaat een bepaalde controle over afscheidingsdynamieken op continent te behouden. [228]

 

Naar mijn mening, en hierin volg ik verschillende auteurs, dient een regio die zich op een dergelijke vreedzame manier kan heropbouwen na een periode van oorlog, in een gebied dat nog steeds onder de noemer failed state valt, een betere behandeling te krijgen dan de afwijzende houding die zij tot nu toe kreeg. Bijgevolg is de erkenning van Somaliland een passende stap. Bovendien is dit gebied intussen zoals vermeld geëvolueerd naar een dergelijke onafhankelijkheid, dat een unie de afscheidingseisen niet meteen van de tafel vaagt en de mogelijkheid op conflicten dus niet verkleint.

 

 

7 Bibliografie

 

 

8 Bijlage: Kaart Somaliland en Somalië

 

Bron: “Map of the Republic of Somaliland”, Somaliland.org, http://www.somaliland.org/somaliland.asp, geraadpleegd op 7/08/’06.

 

 

9 Bijlage: Tijdslijn Somalië

 

Chronologie van de belangrijkste historische gebeurtenissen

 

600 – Arabische stammen vestigen het sultanaat van Adel aan de kust van de Golf van Aden.

 

1500 – Het sultanaat van Adel versnippert in kleine staten.

1875 – Egypte bezet de steden aan de Somalische kust en delen van het binnenland.

1860 – Frankrijk bekomt een basis aan de Somalische kust dat later Djibouti zal heten.

1884 – Brittanië vestigt het protectoraat over Somaliland.

1888 – Engels-Franse overeenkomst bepaalt de grenzen tussen de Somalische eigendommen van de beide landen.

1889 – Italië stelt een protectoraat in in Centraal-Somalië, dat later samengevoegd wordt met het gebied van de Sultan van Zanzibar in het zuiden.

1925 – Het territorium ten oosten van de Juba rivier wordt ontnomen van Kenia en wordt deel van het westelijke Italiaanse protectoraat.

1936 – Het Italiaanse Somaliland samen met Somalisprekende delen van Ethiopië worden omgevormd tot een provincie van Italiaans Oost-Afrika.

1940 – Italianen bezetten het Britse Somaliland.

1941 – Britten bezetten Italiaans Somaliland.

 

Onafhankelijkheid

1950 – Italiaans Somaliland wordt VN trust gebied onder Italiaanse controle.

1956 – Italiaans Somaliland wordt opnieuw Somalië genoemd en krijgt internationale autonomie.

1960 – Britse en Italiaanse delen van Somalië worden onafhankelijk, verenigen zich en vormen de United Republic of Somalia. Aden Abdullah Osman Daar wordt verkozen als president.

1963 – Grensconflicten met Kenia, de diplomatieke relaties met Brittanië worden verbroken tot 1968.

1964 – Grensconflicten met Ethiopië monden uit in vijandigheden.

1967 - Abdi Rashid Ali Shermarke klopt Aden Abdullah Osman Daar in de presidentsverkiezingen.

 

Droogte en oorlog

1969 - Muhammad Siad Barre grijpt de macht in een coup nadat Shermarke werd vermoord.

1970 – Barre roept Somalië uit tot een socialistische staat en nationaliseert het grootste deel van de economie.

1974 – Somalië wordt lid van de Arabische liga;

1974-75 – Enorme droogte leidt tot hongersnoden.

1977 – Somalië valt de Ogaden regio in Ethiopië binnen, een gebied waar veel Somaliërs wonen.

1978 - Somalische troepen worden uit de Ogaden regio verdreven met behulp van Russische raadgevers en Cubaanse troepen.

1981 – Oppositie tegen het regime van Barre komt op, na het uitsluiten van leden van Majerteen en Isaaq clans uit overheidsposities, die gevuld worden met leden van zijn eigen Marehan clan.

1988 – Vredesakkoord met Ethiopië.

 

Disintegratie

1991 – Oppositieclans nemen de macht over van Barre, die moet vluchten naar het buitenland.

1991 – Het voormalige Britse protectoraat Somaliland verklaart zich unilateraal onafhankelijk.

1992 - US Marines landen in de buurt van Mogadishu voor de VN vredestroepen om de orde te handhaven en de veiligheid te garanderen zodat hulpgoederen kunnen worden geleverd.

1995 UN peacekeepers verlaten het land, na het falen van hun missie.

1996 - Warlord Muhammad Aideed sterft aan zijn wonden en wordt opgevolgd door zijn zoon, Hussein.

1997 - Clanleiders ontmoeten elkaar in Cairo om een nieuwe conferentie van rivaliserende clanleden overeen te komen met het doel een nieuwe overheid te verkiezen.

1998 - Puntland in noordelijk Somalië verklaart zich unilateraal onafhankelijk.

2000 (augustus) -clanleiders en clanoudsten ontmoeten elkaar in Djibouti en verkiezen Abdulkassim Salat Hassan als president van Somalië.

2000 (oktober) - Hassan en zijn nieuw aangeduide eerste minister, Ali Khalif Gelayadh, arriveren in Mogadishu als helden.

 

Herstelling van de orde

2000 (oktober) - Gelayadh kondigt zijn regering af, als eerste land sinds 1991.

2001 (januari) – Somalische rebellen nemen de zuidelijke stad Garbaharey in, men zegt dat dit gebeurt met Ethiopische hulp.

2001 (februari) – De Franse oliereus TotalFinaElf tekent een overeenkomst met de Transitional Government met het oog op het verkrijgen van olie in het zuiden. Eén van de fractieleiders , Mohamed Qanyareh Afrah, tekent dit akkoord waardoor de interim-regering wordt erkend, er wordt gezegd dat dit gebeurde in ruil voor een aantal ministeriële posten.

2001 (april) – Somalische warlords, gesteund door Ethiopië, kondigen hun intentie aan om binnen de zes maanden een nationale overheid te vormen, deze vormt een directe oppositie tegen de TNG.

2001 (mei) – Er vallen tientallen doden bij gevechten in Mogadishu’s ergste heropflakkering van geweld tussen transitional government forces en milities geleid door warlord Hussein Aideed.

2001 (mei) – Een referendum in de afgescheiden regio Somaliland toont een enorme steun aan de onafhankelijkheid.

2001 (augustus) – troepen van de oppositie Somali Reconciliation and Restoration Council nemen Kismayo in onder leiding van General Mohammed Hirsi Morgan.

2001 (augustus) – VN roept op voor voedselhulp aan een half miljoen mensen in het door droogte getroffen zuiden.

Na 11/09

2001 (september) – VN en EU evacueren buitenlandse hulpverleners in een periode van onzekerheid na de aanval op de VS.

2001 (november) - VS bevriest de fondsen van de belangrijkste remmittance bank onder verdenking van banden met Al-Qaida.

2002 (april) - Warlords uit het zuidwesten verklaren unilateraal de autonomie van zes districten en vormen een "Southwestern Regional Government".

2002 (mei) – De nieuwe president van Somaliland Dahir Rayale Kahin neemt de macht over na de dood van Mohamed Ibrahim Egal en pleit voor het bewaren van de soevereiniteit.

2002 (oktober) – 21 militaire fracties en de transitional government tekenen een staakt het vuren waardoor de gevechten zullen stoppen tot de vredesonderhandelingen.

2003 (april) – eerste presidentiele verkiezingen in Somaliland; de zittende Dahir Rayale Kahin wint met een nipte meerderheid.

2004 (januari) – Doorbraak op de vredesbesprekingen in Kenia, waar warlords en politiekers een akkoord tekenen over de oprichting van een nieuw parlement.

2004 (mei/juni)- Meer dan 100 doden bij een opstoot van geweld. Gewapende incidenten tussen etnische milities in Bula Hawo. [229]

Transitional government

2004 (augustus) – Het nieuwe overgangsparlement wordt ingehuldigd op een ceremonie in Kenia. In oktober verkiest het orgaan Abdullahi Yusuf als president.

 

2004 (december) – De aanstelling van eerste minister Ali Mohammed Ghedi werd in the parlement goedgekeurd.

Grote golven, ontstaan als gevolg van een onderzeese aardbeving, overspoelen de Somalische kust. Er worden honderden doden geteld en duizenden mensen zijn ontheemd.

 

2005 (mei) – Een ontploffing op een bijeenkomst ter ere van een speech van eerste minister Ali Mohammed Ghedi, heeft tenminste tien doden en vele gewonden tot gevolg.

 

2005 (juni) – De Somalische regering start haar terugkeer na een periode van ballingschap in Kenia. Er heerst echter verdeeldheid over de locatie van het nieuwe parlement.

 

2005 (november) - Eerste Minister Ali Mohammed Ghedi overleeft een aanslag in Mogadishu, waarbij schutters tien doden maken.

 

2006 (januari) – Bij gesprekken in Jemen komen President Abdullahi Yusuf en zijn politieke rivaal, Sharif Hassan Sheikh Adan, overeen dat het parlement bijeen dient te komen op Somalisch grondgebied. Er wordt geen vermelding gemaakt van de mogelijke locatie van de centrale overheid.

 

2006 (februari) – Het overgangsparlement houdt voor de eerste maal zitting in Somalië, in de centrale stad Baidoa, sinds haar vorming in Kenia in 2004.

 

2006 (maart/mei) – Bij gevechten tussen rivaliserende milities in Mogadishu komen tientallen mensen om het leven en honderden mensen raken gewond. Dit is de ergste uitbraak van geweld in bijna een decennium.

 

2006 (juni) – Milities, trouw aan de Union of Islamic Courts nemen de macht over in Mogadishu en andere delen in het zuiden van Somalia.

 

2006 (juli) – Rivaliserende Somalische overheden beschuldigen elkaar van de opbouw van een wapenarsenaal. De Transitional Government, gestationeerd in Baidoa, stelt dat de islamitische rechtbanken bewapend worden door Eritrea. De islamitische rechtbanken beweren op hun beurt dat Ethiopische troepen steun bieden aan de regeringstroepen.[230]

 

 

 

[1] Dustin Déhez, “Somaliland and the issue of international recognition”, PINR, 23 januari 2006, http://www.pinr.com/report.php?ac=view_report&report_id=425&language_id=1, geraadpleegd op 29/05/’06.

[2] “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[3] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, Oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[4] “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr. 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[5] “Somaliland: an African success story”, G8 Arena, http://www.somalilandgov.com/G8Somaliland.pdf, geraadpleegd op 29/05/’06.

[6] Iqbal Jhazbhay, “Somaliland: Africa’s best kept secret”, African Security Review, vol. 12 (4), 2003, http://www.iss.co.za/pubs/asr/12No4/Jhazbay.pdf, geraadpleegd op 29/05/’06.

[7] Saadia Touval, Somadi nationalism: International politics and the drive for unity, Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 1963, 113-118.

[8] Ismail I. Ahmed en Reginald Herbold Green, “The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland: Local-level Effects, External Interventions and Reconstruction”, Third World Quarterly, vol. 20 nr. 1, 1999, 116.

[9] “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr. 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[10] Saadia Touval, Somadi nationalism: International politics and the drive for unity, Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 1963, 121.

[11] “Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[12] Richard Cornwell, “Somalia: Fourteenth time lucky?”, Institute for Security Studies, Occassional Paper nr. 87, april 2004, http://www.iss.co.za/pubs/papers/87/Paper87.htm, geraadpleegd op 29/05/’06.

[13] “Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[14] BBC, “Somaliland: Ten years on”, 30 april 2001, http://www.bbc.co.uk/worldservice/people/highlights/010430_somaliland.shtml, geraadpleegd op 29/05/’06.

[15] Marleen Renders, “Traditionele leiders en instellingen en de bouw van de moslim republiek Somaliland”, Nederlandstalige samenvatting van het doctoraatsproefschrift, 19 april 2006, 3. Zie ook Peter Woodward, The Horn of Africa: Politics and International Relations, Londen, Tauris Publishers, 1996, 79.

[16] Steven R. Hofmann, “The Divergent Paths of Somalia and Somaliland”, Institutional Analyses and Development Mini-Conference, 27 en 29 april 2002, http://www.indiana.edu/~workshop/publications/conference_papers/y673_spring_2002_hofmann.pdf, geraadpleegd op 20/06/’06.

[17] Somalia: A Government at War with its Own People, Testimonies about the killings and the conflict in the North, Africa Watch Committee, Washington (D.C.), Africa Watch, januari 1990, 3.

[18] Rapporten hieraangaande werden opgesteld door de Special Rapporteur on Human Rights van de Verenigde Naties, zie ook: “A Decent Burial: Somalis Yearn for Justice”, IRIN, mei 2001, www.irinnews.org/webspecials/somaliajustice/default.asp, geraadpleegd op 14/06/’06.

[19] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[20] Mark Bradbury, Adan Yusuf Abokor en Haroon Ahmed Yusuf, “Somaliland: choosing politics over violence”, Review of African Political Economy, 2003, 457.

[21] Dustin Déhez, “Somaliland and the issue of international recognition”, PINR, 23 januari 2006, http://www.pinr.com/report.php?ac=view_report&report_id=425&language_id=1, geraadpleegd op 29/05/’06.

[22] Marleen Renders, “Traditionele leiders en instellingen en de bouw van de moslim republiek Somaliland”, Nederlandstalige samenvatting van het doctoraatsproefschrift, 19 april 2006, p.3-4.

[23]rard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[24] Volgens cijfers van de Britse overheid uit 1960, werden de Isaaq geschat op 66 procent van de bevolking van Somaliland, de Dir (Gaddabursi and Issa) op 15 procent en de Darood (Warsengeli and Dhulbahante) op 19 procent.

[25]Mark Bradbury, Adan Yusuf ABOKOR en Haroon Ahmed YUSUF, “Somaliland: choosing politics over violence”, Review of African Political Economy, 2003, 456-457.

[26] BBC, “Somaliland: Ten years on”, 30 april 2001, http://www.bbc.co.uk/worldservice/people/highlights/010430_somaliland.shtml, geraadpleegd op 29/05/’06.

[27] Er werden veertien vredesakkoorden gesloten in het zuiden sinds 1992, onder andere onder de leiding van Djibouti, de VN, Kenya en Ethiopië. Geen enkel hield langer stand dan een paar weken.

[28]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[29] Bashir Goth, “Ismail Buubaa: The division of Somali TFG is media hype and Somaliland’s recognition is fantasy”, Awdalnews Network, 16 september 2005, http://www.awdalnews.com/wmview.php?ArtID=6147, geraadpleegd op 02/06/’06.

[30] De verkiezingen van September 2005 verdeelden de zetels in het Parlement als volgt: 70 procent Isaaq, 17 procent Dir, en 12 procent Darood.

[31]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[32] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[33] Marleen Renders, “Traditionele leiders en instellingen en de bouw van de moslimrepubliek Somaliland”, Nederlandstalige samenvatting van het doctoraatsproefschrift, 19 april 2006, p.5.

[34] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[35] Gérard Prunier, “Somalia re-invents itself”, Le Monde Diplomatique, april 2000, http://mondediplo.com/2000/04/13somalia, geraadpleegd op 06/07/’06.

[36] Marc Cogen, Handboek Internationaal Recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 80.

[37] Ian Brownlie, “Recognition in Theory and Practice” in: R. St. J. MACDONALD en Douglas M. JOHNSTON, The Structure and Process of International Law: Essays in Legal Philosophy Doctrine and Theory, Den Haag, Nijhoff, 1983, 637-638.

[38] Marc Cogen, Handboek Internationaal Recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 47.

[39] Tim Hiller, Sourcebook on International Law, Londen, Cavendish Publishing Limited, 1998, 181. Zie ook “Montevideo Convention on the Rights and Duties of States, 26 december 1933”, League of Nations Treaty Series, vol. 165, p.19.

[40] “Definition of statehood and factors undermining separatists claims to create separate states”, http://library.uws.edu.au/adt-NUWS/uploads/approved/adt-NUWS20050921.152436/public/10Chapter9.pdf, geraadpleegd op 17/06/’06.

[41] Colin Warbrick, “States and Recognition in International Law”, in: Malcolm D. Evans, International Law, Oxford, University Press, 2003, 214-215 en 248-249.

[42] “Definition of statehood and factors undermining separatists claims to create separate states”, http://library.uws.edu.au/adt-NUWS/uploads/approved/adt-NUWS20050921.152436/public/10Chapter9.pdf, geraadpleegd op 17/06/’06.

[43] Hersch Lauterpach, Recognition in International Law, Cambridge, Cambridge University Press, 1947, 1.

[44] Marc Cogen, Handboek Internationaal Recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 59.

[45] The European Foreign Ministers Meeting in Brussels 16 december 1991, EG Bulletin, vol. 12, 1991, 120. Zie ook R. Kherad, “La reconnaissance des Etats issus de la dissolution de la République socialiste fédérative de Yougoslavie par les members de l’ Union Européenne”, Revue Generale de droit internationale public, nr.3, 1997, 663-694.

[46] “Definition of statehood and factors undermining separatists claims to create separate states”, http://library.uws.edu.au/adt-NUWS/uploads/approved/adt-NUWS20050921.152436/public/10Chapter9.pdf, geraadpleegd op 17/06/’06.

[47] De Badinter Commissie of “The Arbitration Commission of the Conference on Yugoslavia” werd opgezet door de Europese Unie voor de onderhandeling van het onafhankelijkheidsproces van de voormalige Joegoslavische republieken in 1994 en 1995. Zie Danilo Türk, “Recognition of States: A Comment”, European Journal of International Law, vol. 4 (1), 1993, http://www.ejil.org/journal/Vol4/No1/art5.pdf, geraadpleegd op 17/06/’07

[48] Colin Warbrick, “States and Recognition in International Law”, in: Malcolm D. Evans, International Law, Oxford, University Press, 2003, 214-215 en 248-249.

[49] “Definition of statehood and factors undermining separatists claims to create separate states”, http://library.uws.edu.au/adt-NUWS/uploads/approved/adt-NUWS20050921.152436/public/10Chapter9.pdf, geraadpleegd op 17/06/’06.

[50] Als antwoord op een vraag aangaande de afscheuring van Biafra stelde de VN Secretaris: “The UN has never accepted and does not accept and I do not believe it will ever acccept the principle of secession of a part of its Member State”, zie UN Monthly Chronicle, vol. 7, februari 1970, 36, 39.

[51] “Definition of statehood and factors undermining separatists claims to create separate states”, http://library.uws.edu.au/adt-NUWS/uploads/approved/adt-NUWS20050921.152436/public/10Chapter9.pdf, geraadpleegd op 17/06/’06.

[52] “Somaliland in Figures”, Ministery of National Planning and Coordination (met de hulp van de UNDP en de Wereldbank), 2004, http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/somaliland_in_figures_04.pdf, geraadpleegd op 19/06/’06.

[53] Matt Bryden, “Somalia and Somaliland: Envisioning a dialogue on the question of Somali unity”, African Security Review, vol. 13 (2), 2004, http://www.issafrica.org/pubs/ASR/13No2/F2.pdf, geraadpleegd op 20/06/’06.

[54] “The land and the people”, Somaliland Network, http://www.somalilandnet.com/somaliland_voice/opinion/0130.shtml, geraadpleegd op 20/06/’06.

[55] Adan Yusuf Abokor, Steve Kibble, Mark Bradbury, Haroon Ahmed Yusuf, Georgina Barrett, “Further steps to democracy, The Somaliland parliamentary elections, September 2005”, Progressio, januari 2006, http://www.progressio.org.uk/shared_asp_files/uploadedfiles/4B3047C0-7EEF-4A0F-B70C-8B9DD0D1D8A8_Furtherstepstodemocracy_lowres.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[56] De grenzen tussen de staten van de uiteengevallen staat (zoals bij secessie) zijn onzeker en worden in de praktijk bepaald door ofwel een overeenkomst ofwel een andere internationaalrechtelijke regeling. De vroegere interne administratieve grenzen zijn hierbij indicatief maar niet bepalend. Hierbij kunnen we verwijzen naar een historisch voorbeeld: bij de afscheiding van België van Nederland in 1830 werden de grenzen tussen beide niet volledig bepaald door de voorheen bestaande administratieve grenzen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Zie J. Salmon, “Les frontières de la Belgique lors de son indépendence”, Revue belge de droit international, 1998, 7-50.

[57] Republic of Somaliland, Country profile, http://www.somalilandgov.com/cprofile.htm, geraadpleegd op 20/06/’06. zie ook Ian S. Spears, “Debating Secession and the Recognition of New States in Africa”, African Security Review, vol. 13 (2), 2004, p. 39, http://www.iss.co.za/pubs/ASR/13No2/F3.pdf, geraadpleegd op 20/06/’06.

[58] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, vol. 20 (2), 2002, 174-175.

[59] Er zal verder worden uitgewijd over deze kenmerken vanaf pagina 36.

[60] Peter Woodward, The Horn of Africa: State Politics and International Relations, Londen, Tauris, 1996, 192.

[61] Gérard Prunier, “Somalia re-invents itself”, Le Monde Diplomatique, april 2000, http://mondediplo.com/2000/04/13somalia, geraadpleegd op 06/07/’06.

[62] Maggie Black, “Somaliland: Country Profile”, New Internationalist, december 2003, 363.

[63] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, vol. 20 (2), 2002, 174.

[64] James Crawford, The creation of states in international law, Oxford, Clarendon Press, 2006, 31-119.

[65] “Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[66] Helen Quane, “The United Nations and the Evolving Right to Self-determination”, International and Comparative Law Quarterly, vol. 47, juli 1998, 537-539, 545-547, 554-564, 568-571.

[67] Jean-Jacques Cornish, “Somaliland case for independence”, Mail&Guardian, 11 augustus 2003, http://www.mg.co.za/Content/l3.asp?ao=18892, geraadpleegd op 14/06/’06.

[68] “Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[69] Deze fact-finding visit werd ondernomen door Welile Nhlapo, Hoofd van de presidentiële steun unit in Zuid-Afrika. Deze unit richtte zich in hoofdzaak op conflictresolutie in Afrika. Deputy Director Sarel Kruger bracht daarnaast ook een bezoek aan Somaliland.

[70] Iqbal Jhazbhay, “Somaliland: Africa’s best kept secret”, African Security Review, vol. 12 (4), 2003, http://www.iss.co.za/pubs/asr/12No4/Jhazbay.pdf, geraadpleegd op 29/05/’06.

[71] Jean-Jacques Cornish, “Somaliland case for independence”, Mail&Guardian, 11 augustus 2003, http://www.mg.co.za/Content/l3.asp?ao=18892, en “Somaliland Delegation visits South Africa, Mozambique and Ethiopia”, The Somaliland Times, http://somalilandtimes.net/2003/72/7203.shtml, geraadpleegd op 17/06/’06.

[72] Iqbal Jhazbhay, “Somaliland: Africa’s best kept secret”, African Security Review, vol. 12 (4), 2003, http://www.iss.co.za/pubs/asr/12No4/Jhazbay.pdf, geraadpleegd op 29/05/’06.

[73] Jean-Jacques Cornish, “Somaliland case for independence”, Mail&Guardian, 11 augustus 2003, http://www.mg.co.za/Content/l3.asp?ao=18892, geraadpleegd op 14/06/’06.

[74] Matt Bryden, “Somalia and Somaliland: Envisioning a dialogue on the question of Somali unity”, African Security Review, vol. 13 (2), 2004, http://www.issafrica.org/pubs/ASR/13No2/F2.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[75] Interview met Crisis Group, Nairobi, februari 2006.

[76]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[77] Matt Bryden, “Somalia and Somaliland: Envisioning a dialogue on the question of Somali unity”, African Security Review, vol. 13 (2), 2004, http://www.issafrica.org/pubs/ASR/13No2/F2.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[78]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[79] Reuters, “Somaliland opposes Africa call to ease U.N. embargo”, 31 januari 2006, http://www.somalilandtimes.net/sl/2005/211/09.shtml, geraadpleegd op 17/06/’06.

[80]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[81] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, 20, 2, 2002, 157.

[82] Ioan M. Lewis, Blood and bone: the call of kinship in Somali society, Lawrenceville, Red Sea Press, Inc., 1994, 233.

[83] Gérard Prunier, “Somaliland Goes It Alone”, Current History, mei 1998, 225.

[84] R. Omaar, “Somaliland: One Thorn Bush at the Time”, Current History, mei 1994, 232-233.

[85] Hussein M. Adam, “Formation and Recognition of New States: Somaliland in Contrast to Eritrea”, Review of African Political Economy, vol. 21 nr. 59, 1994, 25.

[86] Ismail Ahmed, “Understanding Conflict in Somalia and Somaliland”, in: Adebayo Adedeji, Comprehending and Mastering African Conflicts, London, Zed Books, 2000, 241.

[87] John Markakis, “Ethnic Conflict and the State in the Horn of Africa”, in: Katsuyoshi Fukui en John Markakis, Ethnicity and Conflict in the Horn of Africa, Londen, Currey, 1994, 233.

[88] Adan Yusuf Abokor, Steve Kibble, Mark Bradbury, Haroon Ahmed Yusuf, Georgina Barrett, “Further steps to democracy, The Somaliland parliamentary elections, September 2005”, Progressio, januari 2006, http://www.progressio.org.uk/shared_asp_files/uploadedfiles/4B3047C0-7EEF-4A0F-B70C-8B9DD0D1D8A8_Furtherstepstodemocracy_lowres.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[89]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[90] “Puntland Facts and Figures”, Ministry of Planning and Statistics, Puntland State of Somalia, 2003, 9, http://siteresources.worldbank.org/SOMALIAEXTN/Resources/PuntlandFigures.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[91] David H. Shinn, “Somaliland: The little country that could”, Africa Notes, nr. 9, november 2002, http://www.csis.org/media/csis/pubs/anotes_0211.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[92] Rayale’s bezoek eindigde in een vuurgevecht tussen zijn bodyguard en de militia die gestuurd werd door de leider van Puntland, Abdillahi Yusuf, om hem te vermoorden. Het beëindigde tevens de stille dialoog tussen de gemeenschapsleiders in Hargeisa en Laas ‘Aanood. Zie “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr. 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[93]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[94] “Somalia: IRIN Focus on Saudi Livestock Ban”, IRIN, september 2000, http://www.reliefweb.int/rw/rwb.nsf/AllDocsByUNID/77f37b68a5fa7ebe852569620076dd6a, zie ook “Rift Valley Fever Threatens Livelihoods in Horn”, FEWS NET, oktober 2000, http://www.fews.net/centers/innerSections.aspx?f=r2&m=1000214&pageID=monthliesDoc, en “Somalia: IRIN Webspecial – The Berbera Lifeline: Part I”, IRIN, april 2001, http://www.irinnews.org/webspecials/disaster/20010403som.asp, en “Somalia: IRIN Webspecial – The Berbera Lifeline: Part II”, IRIN, april 2001, http://www.irinnews.org/webspecials/disaster/20010403asom.asp, geraadpleegd op 15/07/’06.

[95] Ismail I. Ahmed, “Remittances and Their Economic Impact in Post-war Somaliland”, Disasters, vol. 24 (4), 2000, 380.

[96] “Somalia: IRIN Interview with Mohamed Diriye Abdullahi, Spokesman for Somaliland Forum”, IRIN, http://www.irinnews.org/webspecials/somalia_npc/20000713.asp, geraadpleegd op 15/07/’06.

[97] Ismail I. Ahmed, “Remittances and Their Economic Impact in Post-war Somaliland”, Disasters, vol. 24 (4), 2000, 387-388.

[98] R. Green, “Khatt and the Realities of Somalis: Historic, Social, Household, Political and Economic”, Review of African Political Economy, vol. 26 nr. 79, 1999, 33-50. zie ook Harvey Morris, “’Republic’ Wants Recognition on World Stage”, Financial Times, augustus 2000, http://www.globalpolicy.org/nations/somalia3.htm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[99] Abdulhalim M. Musa, “The problems of the qat for the society and health”, The Republican News, maart 2001, http://www.somalilandforum.com/news/the_republican/Republican-Issue-154.htm#Qat, geraadpleegd op 22/07/’06, zie ook Trade and Environment Database, “Qat trade in Africa”, http://www.american.edu/ted/qat.htm, geraadpleegd op 22/07/’06.

[100] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, 20, 2, 2002, 174-175.

[101] David H. Shinn, “Somaliland: The little country that could”, Africa Notes, nr. 9, november 2002, http://www.csis.org/media/csis/pubs/anotes_0211.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[102] P. Harris, “Peace Oasis of Somaliland Craves for Recognition”, The Scotsman, juni 2000, http://www.siliconinvestor.com/readmsg.aspx?msgid=13942318, geraadpleegd op 13/07/’06.

[103] Jamil A. Mubarak, “The ‘Hidden Hand Behind’ the Resilience of the Stateless Economy of Somalia”, World Development, vol. 25, 1997, 2034.

[104] Harvey Morris, “’Republic’ Wants Recognition on World Stage”, Financial Times, augustus 2000, http://www.globalpolicy.org/nations/somalia3.htm, geraadpleegd op 13/07/’06. zie ook United Nations Development Report on Somalia, http://www.so.undp.org/PDF-2001/Chapter5.pdf, geraadpleegd op 13/07/’06.

[105] Ahmed H. Esa, “Landmines in Somaliland”, Institute for Practical Research&Training, Hargeisa, 1994, http://www.iprt.org/Publications/LandminesSomaliland.htm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[106] “Somalis Return from Ethiopia”, UNHCR Briefing Notes, 24 oktober 2003, http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/news/opendoc.htm?tbl=NEWS&id=3f98fb114&page=news, geraadpleegd op 13/07/’06. zie ook Ken Menkhaus, “Somalia: Situation Analyses and Trend Assessment”, Writenet UNHCR, 2003, http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/publ/opendoc.pdf?tbl=RSDCOI&id=3f7c235f4&page=publ, geraadpleegd op 13/07/’06.

[107] Jamil A. Mubarak, “The ‘Hidden Hand’ Behind the Resilience of the Stateless Economy of Somalia”, World Development, vol. 25, 1997, 2031-2032. Zie ook “Somaliland, Another Country”, The Economist, 18 mei 1996, vol. 339.

[108] Ismail I. Ahmed, “Remittances and Their Economic Impact in Post-war Somaliland”, Disasters, vol. 24 (4), 2000, 386-387.

[109] Hoewel er geen bewijs is dat Somaliland een evenbeeld is van wat gevonden werd in Jemen, impliceren geologische overeenkomsten dat deze mogelijkheid niet buiten beschouwing kan worden gelaten.

[110] Maria Kielmas, “Somaliland: Hopes and Hype on the New Frontier”, Middle East Economic Digest, april 1993, http://www.somaliawatch.org/archivejuly/000922601.htm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[111] Voor meer informatie zie www.conocophillips.com.

[112] Onder andere een studie van een ingenieur van de Wereldbank Thomas E. O’Connor stelde dat er geen twijfel bestaat over de aanwezigheid van olie. Zie Mark Fineman, “The oil factor in Somalia”, The Los Angeles Times, http://www.netnomad.com/fineman.html, geraadpleegd op13/07/’06.

[113] Omwille van het feit dat Somaliland nog steeds beschouwd wordt als een deel van Somalia zijn de verzekeringspremies enorm hoog ten gevolge van de “algemeen” onveilige situatie. Daarnaast bestaat er ook wantrouwen over wie gemachtigd is legitiem over de natuurlijke rijkdommen te onderhandelen en te contracteren.

[114] Harvey Morris, “’Republic’ Wants Recognition on World Stage”, Financial Times, augustus 2000, http://www.globalpolicy.org/nations/somalia3.htm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[115] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, 20, 2, 2002, 164.

[116] Ahmed Irrobeh, “Rayaale’s Government, the Rule of Law and the New Government (Part II)”, The Somaliland Times, 2005, http://www.somalilandtimes.net/sl/2005/209/5.shtml, geraadpleegd op 13/07/’06.

[117] “The Somaliland Republic: An Agreement is Reached on Four Oil Concessions”, Country Report: Somalia, https://store.eiu.com/index.asp?layout=show_sample&product_id=50000205&country_id=SO, geraadpleegd op 13/07/’06.

[118] “Somalia: Trade Fair Helps Somalilanders Seek Foreign Markets”, IRIN, maart 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=2461&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06. zie ook “The Nation Nobody knows”, The Economist, april 2001, vol. 359, 42.

[119] Terry Lynn Karl, The paradox of plenty: oil booms and petro-states, Berkeley (California), University of California Press, 1997, 24-32.

[120] “Conflict Diamonds”, United Nations Department of Public Information, 21 maart 2001, http://www.un.org/peace/africa/Diamond.html, geraadpleegd op 24/07/’06.

[121] “The Nation Nobody knows”, The Economist, april 2001, vol. 359, 42.

[122] Shannon Field, “Somaliland elections boost oil prospects”, Sunday Independent, 20 april 2003, 7. zie ook Jean-Jaques Cornish, “Hope in the Horn of Africa”, Mail&Guardian, 30 april 2003, http://www.mg.co.za/articledirect.aspx?area=%2finsight%2finsight__africa&articleid=19411. en Shannon Field, “Somaliland: the little Country that Could”, Global Dialogue, oktober 2003, 6, www.sirag.org.uk/thelittlecountrypage1.htm, geraadpleegd op 03/06/’06.

[123] United Nations Development Report on Somalia 1999, http://www.asyl.net/Magazin/Docs/Docs08/l5461som.htm, geraadpleegd op 13/07/’06. zie ook Somali Aid Coordination Body, www.sacb.info.

[124] Jeffrey Bartholet, “A Return to Somalia”, Newsweek, vol. 134 nr. 18, 1 november 1999, 50-53.

[125] Harvey Morris, “’Republic’ Wants Recognition on World Stage”, Financial Times, augustus 2000, http://www.globalpolicy.org/nations/somalia3.htm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[126] “A Nomad’s Life is Hard”, The Economist, vol. 352, 8 juli 1999, 35.

[127] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[128] Marleen Renders, “Traditionele leiders en instellingen en de bouw van de moslim republiek Somaliland”, Nederlandstalige samenvatting van het doctoraatsproefschrift, 19 april 2006, 4-5.

[129] Richard Cornwell, “Somalia: Fourteenth time lucky?”, Institute for Security Studies, Occasional Paper nr. 87, april 2004, http://www.iss.co.za/pubs/papers/87/Paper87.htm, geraadpleegd op 29/05/’06.

[130] Matt Bryden, “Fiercely Independent”, Africa Report, vol. 39 (6), november/december 1994, 35.

[131] Richard Cornwell, “Somalia: Fourteenth time lucky?”, Institute for Security Studies, Occasional Paper nr. 87, april 2004, http://www.iss.co.za/pubs/papers/87/Paper87.htm, geraadpleegd op 29/05/’06.

[132] Gérard Prunier, “Somaliland, a forgotten country?”, Le Monde Diplomatique, oktober 1997, http://mondediplo.com/1997/10/somali, geraadpleegd op 31/05/’06.

[133] Richard Cornwell, “Somalia: Fourteenth time lucky?”, Institute for Security Studies, Occasional Paper nr. 87, april 2004, http://www.iss.co.za/pubs/papers/87/Paper87.htm, geraadpleegd op 29/05/’06.

[134] “Donor Report 2003”, Somalia Aid Coordination Body, http://www.sacb.info/MainDonor.htm, geraadpleegd op 24/07/’06.

[135] Iqbal Jhazbhay, “Somaliland: Africa’s best kept secret”, African Security Review, vol. 12 (4), 2003, http://www.iss.co.za/pubs/asr/12No4/Jhazbay.pdf, geraadpleegd op 29/05/’06.

[136] “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr. 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[137] Jeffrey Herbst, “In Africa, what does it take to be a country?”, Washington Post, 2 januari 2004, http://www.somaliland.org/arcns.asp?ID=04010201, geraadpleegd op 29/05/’06.

[138]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[139] “Somaliland: Democratisation and Its Discontents”, ICG, Africa Report, nr. 66, 28 juli 2003, http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401067_28072003.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[140]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[141] Constitution of the Republic of Somaliland, artikel 1.1.

[142] “Somalia: US observer team says referendum ‘fair’”, IRIN, juni 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=8227&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[143] BBC, “Somaliland votes on independence”, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/1361394.stm, geraadpleegd op 13/07/’06.

[144] NBC, “Interview with Somalilands leader: President Mohamed Egal talks to NBC News”, http://msnbc.msn.com/news/566997.asp, geraadpleegd op 13/07/’06.

[145] Somalia: IRIN Special – A Question of Recognition, IRIN, juli 2001, http://www.somaliawatch.org/archivemay01/010711401.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[146] Matt Bryden, “Somaliland at the Crossroads”, Situation Report, 1998, http://www.africa.upenn.edu/EUE/bryden.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[147] Artikel 61 van de grondwet.

[148] “Somalia: IRIN Special – A Question of Recognition”, IRIN, juli 2001, http://www.somaliawatch.org/archivemay01/010711401.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[149] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, 20, 2, 2002, 166.

[150] Ken Menkhaus en J. Prendergast, “Conflict and Crisis in the Greater Horn of Africa”, Current History, 1999, 215.

[151] David H. Shinn, “Somaliland: The little country that could”, Africa Notes, nr. 9, november 2002, http://www.csis.org/media/csis/pubs/anotes_0211.pdf, geraadpleegd op 14/06/’06.

[152] “Anti-Secessionist Protest During Egals Tour of Borama Town”, The horn of Africa: The Monthly Review, oktober-november 1999, http://www.africa.upenn.edu/Hornet/hoa1199.html, geraadpleegd op 13/07/’06.

[153] “A Self-Portrait of Somaliland: Rebuilding from the Ruins”, Somaliland Centre for Peace and Development, december 1999 http://wsp.dataweb.ch/wspfiles/somalia/SelfPortrait24.doc, geraadpleegd op 13/07/’06.

[154] “Berbera Port Rehabilitation Project”, The horn of Africa: The Monthly Review, augustus-september 1999, http://www.sas.upenn.edu/African_Studies/Hornet/hao0999.html, geraadpleegd op 13/07/’06.

[155] “IRIN Interview: Somaliland Leader Mohamed Egal”, IRIN, http://www.africa.upenn.edu/Hornet/irin51899.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[156] Adan Yusuf Abokor, Steve Kibble, Mark Bradbury, Haroon Ahmed Yusuf, Georgina Barrett, “Further steps to democracy, The Somaliland parliamentary elections, September 2005”, Progressio, januari 2006, http://www.progressio.org.uk/shared_asp_files/uploadedfiles/4B3047C0-7EEF-4A0F-B70C-8B9DD0D1D8A8_Furtherstepstodemocracy_lowres.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[157] Somali Democratization Programme droeg 1,4 miljoen Euro steun bij aan de parlementaire verkiezingen van Somaliland in 2005.

[158] Ragnhild Hollekim, Stig Jarle Hansen and Geir Moe Sorensen, “Somaliland: elections for the Lower House of Parliament, September 2005”, NORDEM Report, maart 2006, http://www.humanrights.uio.no/forskning/publ/nr/2006/0306.pdf, geraadpleegd op 20/06/’06.

[159]“Somaliland: time for African Union leadership”, ICG, Africa Report, nr. 110, 23 mei 2006, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/110_somaliland___time_for_african_union_leadership.pdf, geraadpleegd op 02/06/’06.

[160] Hussein Adam, “Formation and Recognition of New States: Somaliland in Contrast to Eritrea”, Review of African Political Economy, vol. 21 nr. 59, 1994, 38.

[161] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, 20, 2, 2002, 174-175.

[162] Richard P. Y. Li en William R. Thompson, “The ‘Coup Contagion’ Hypothesis”, Journal of Conflict Resolution, vol 19 nr. 1, maart 1975, 63-87. zie ook Stuart Hill and Donald Rothchild, “The Contagion of Political Conflict in Africa and the World”, Journal of Conflict Resolution, 1987, 716-735.

[163] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, vol. 20 (2), 2002, 168.

[164] “When the Battle’s Lost and Won”, The Economist, vol. 356, 8 december 2000, 41-42.

[165] Fiona Lortan, “Rebuilding the Somali State”, African Security Review, vol. 5 en 6, 2000, http://www.iss.co.za/pubs/ASR/9No5And6/Lortan.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[166] “IRIN Special – A Question of Recognition – Part 2”, IRIN, 10 juli 2001, http://www.reliefweb.int/rw/rwb.nsf/AllDocsByUNID/4802c61ee359406085256a85006f2eb2, geraadpleegd op 22/07/’06.

[167] “Somalia: Somaliland President Protests UN over ‘Inaccuracies’”, IRIN, januari 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=1512&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[168] “Somalia: Protests in the North”, IRIN, september 2000, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=5351&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[169] “Somalia: Somaliland President Protests UN over ‘Inaccuracies’”, IRIN, januari 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=1512&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[170] Simon Denyer, “Analyses: Peaceful Somaliland Yearns for Recognition”, 27 november 2000, http://www.somalilandgov.com/media.htm#Somaliland_yearns_for_recognition, geraadpleegd op 22/07/’06.

[171] Dustin Déhez, “Somaliland and the Issue of International Recognition”, januari 2006, http://www.worldsecuritynetwork.com/showArticle3.cfm?article_id=12482, geraadpleegd op 25/07/’06.

[172] Marc Lacey, “Alliance of Somali Warlords Battles Islamists in Capital”, The New York Times, 13 mei 2006, http://www.nytimes.com/2006/05/13/world/africa/13somalia.html?ex=1305172800&en=af5200d061460f56&ei=
5088&partner=rssnyt&emc=rss, geraadpleegd op 25/07/’06.

[173] “Guess Who’s Running it Now”, The Economist, 8 juni 2006, http://www.economist.com/research/backgrounders/displaystory.cfm?story_id=7041247, geraadpleegd op 25/07/’06.

[174] Jeffrey Herbst, “The Creation and Maintenance of National Boundaries in Africa”, International Organization, vol. 43, herfst 1989, 674-675.

[175] “Government Recognition in Somalia and Regional Political Stability in the Horn of Africa”, Journal of Modern African Studies, vol. 40 (2), 2002, 250.

[176] NBC, “Interview with Somalilands leader: President Mohamed Egal talks to NBC News”, http://msnbc.msn.com/news/566997.asp, geraadpleegd op 13/07/’06.

[177] African Union, Artikel 29, Admission to Membership, Constitutive Act, http://www.africa-union.org/root/au/AboutAu/Constitutive_Act_en.htm, geraadpleegd op 25/07/’06.

[178] Iqbal Jhazbhay, “African Union & Somaliland”, Sub-Saharan Informer, 17 maart 2006, http://www.nuradeen.com/CurrentIssues/AfricanUnionAndSomaliland.pdf, geraadpleegd op 25/07/’06.

[179] “Dilemma of the Horn: The West Pushes for Somaliland Recognition”, Defense and Foreign Affairs Strategic Policy, vol. 34 (2-3), 21 maart 2006, http://www.somaliland.org/arcns.asp?ID=06032100, geraadpleegd op 26/07/’06.

[180] Iqbal Jhazbhay, “African Union & Somaliland”, Sub-Saharan Informer, 17 maart 2006, http://www.nuradeen.com/CurrentIssues/AfricanUnionAndSomaliland.pdf, geraadpleegd op 25/07/’06.

[181] Bashir Goth, “Will the Arabs Dare to Listen to Somaliland”, Sudan Tribune, 27 maart 2006, http://www.sudantribune.com/article.php3?id_article=14746, geraadpleegd op 25/07/’06.

[182] Iqbal Jhazbhay, “African Union & Somaliland”, Sub-Saharan Informer, 17 maart 2006, http://www.nuradeen.com/CurrentIssues/AfricanUnionAndSomaliland.pdf, geraadpleegd op 25/07/’06.

[183] Een proxy war is een oorlog waarbij twee machten een derde partij (of partijen) gebruiken als supplement of vervanging van een rechtsreeks gevecht tussen beide.

[184] Dustin Déhez, “Somaliland and the Issue of International Recognition”, januari 2006, http://www.worldsecuritynetwork.com/showArticle3.cfm?article_id=12482, geraadpleegd op 25/07/’06.

[185] “Horn of Africa: Regional Collisions”, Africa Confidential, 14 mei 1999, vol. 40 nr. 10, 1.

[186] “Somalia: IRIN Special – A Question of Recognition”, IRIN, juli 2001, http://www.somaliawatch.org/archivemay01/010711401.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[187] “Berbera Port Holds Key to Somaliland Future”, IRIN/Misanet, http://www.afrol.com/News2001/som007_berbera_port.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[188] “Somalia: Somaliland President Protests UN over ‘Inaccuracies’”, IRIN, januari 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=1512&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[189] “European Union Funds Road Rehabilitation Project in Somaliland”, The Horn of Africa: The Monthly Review, oktober-november 1999, geraadpleegd op 14/07/’06. zie ook “Somalia: Building Blocks”, Africa Confidential, vol. 40 nr. 19, september 1999, p.7.

[190] Dustin Déhez, “Somaliland and the Issue of International Recognition”, januari 2006, http://www.worldsecuritynetwork.com/showArticle3.cfm?article_id=12482, geraadpleegd op 25/07/’06.

[191] CNN, “Somaliland, Ethiopia Sign Trade Accord”, http://archives.cnn.com/2000/WORLD/africa/11/12/somaliland.accord.reut/, geraadpleegd op 14/07/’06.

[192] “Berbera Port Holds Key to Somaliland Future”, Misanet/IRIN, http://www.afrol.com/News2001/som007_berbera_port.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[193] “The Nation Nobody Knows”, The Economist, april 2001, vol. 359, 42.

[194] Fiona Lortan, “Rebuilding the Somaliland State”, African Security Review, vol. 9, 2000, http://www.iss.co.za/pubs/ASR/9No5And6/Lortan.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[195] Dustin Déhez, “Somaliland and the Issue of International Recognition”, januari 2006, http://www.worldsecuritynetwork.com/showArticle3.cfm?article_id=12482, geraadpleegd op 25/07/’06.

[196] Gérard Prunier, “Somaliland: Birth of a New country?”, in: Charles Gurdon, The Horn of Africa, Londen, UCL Press, 1994, 70-75.

[197] “Somaliland Re-opens Border with Djibouti”, Horn of Africa: The Monthly Review, december-januari 1999-2000, http://www.africa.upenn.edu/Hornet/hoa0100.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[198] “Somalia: Somaliland and Djibouti Seek Better Relations”, IRIN, april 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=5111&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[199] “Somalia: Somaliland to Improve Relations with Djibouti”, IRIN, juli 2001, http://www.irinnews.org/report.asp?ReportID=9201&SelectRegion=Horn_of_Africa&SelectCountry=SOMALIA, geraadpleegd op 22/07/’06.

[200] Gérard Prunier, “Somaliland Goes It Alone”, Current History, mei 1998, 228.

[201] Roger Hearing, “Somaliland ‘Here to Stay’”, BBC News, 5 februari 2001, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/1154169.stm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[202] Bashir Goth, “Will the Arabs Dare to Listen to Somaliland”, Sudan Tribune, 27 maart 2006, http://www.sudantribune.com/article.php3?id_article=14746, geraadpleegd op 25/07/’06.

[203] Ashok Swain, “Ethiopia, the Sudan and Egypt: The Nile River Dispute”, The Journal of Modern African Studies, vol. 35 nr. 4, december 1997, 685.

[204] Bob Arnot, “Somaliland: Country profile”, NBC News, 18 mei 2001, http://www.somalilandnet.com/somaliland_news/somaliland/april2001/9187.shtml, geraadpleegd op 31/07/’06.

[205] “Dilemma of the Horn: The West Pushes for Somaliland Recognition”, Defense and Foreign Affairs Strategic Policy, vol. 34 (2-3), 21 maart 2006, http://www.somaliland.org/arcns.asp?ID=06032100, geraadpleegd op 26/07/’06.

[206] J. Peter Pham, “Strategic interests: Facing Reality in Somalia”, World Defense Review, 11 mei 2006, http://www.reportingwar.com/pham051106.shtml, geraadpleegd op 26/07/’06.

[207] Dan Simpson, “The Ghost of Somalia: Somaliland Should Be Allowed to Depart a Chaotic Country in Transition”, The Post-Gazette, 12 juli 2006, http://www.post-gazette.com/pg/06193/705096-108.stm, geraadpleegd op 30/07/’06.

[208] “Somalia: US Government Policy and Challenges, Testimony of David Shinn”, Committee on Foreign Relations, US Senate, 11 juli 2006, http://www.senate.gov/~foreign/testimony/2006/ShinnTestimony060711.pdf, geraadpleegd op 30/07/’06.

[209] “Italy’s Myopic View of Somali Affairs is Intolerable”, Somaliland Forum, december 2000, http://www.hartford-hwp.com/archives/33/110.html, geraadpleegd op 14/07/’06.

[210] Matt Bryden, “New Hope for Somalia? Building Block Approach”, Review of African Political Economy, vol. 26, 1999, 134-135.

[211] Verenigd Koninkrijk, House of Commons, Debates on 4th of February 2004, http://www.publications.parliament.uk/pa/cm200304/cmhansrd/vo040204/halltext/40204h03.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[212] “Somalia: IRIN Special – A Question of Recognition”, IRIN, juli 2001, http://www.somaliawatch.org/archivemay01/010711401.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[213] Verenigd Koninkrijk, House of Commons, Debates on 4th of February 2004, http://www.publications.parliament.uk/pa/cm200304/cmhansrd/vo040204/halltext/40204h03.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[214] “Somalia: IRIN Special – A Question of Recognition”, IRIN, juli 2001, http://www.somaliawatch.org/archivemay01/010711401.htm, geraadpleegd op 14/07/’06.

[215] Joseph MacMillan, “U.S. Interests and Objectives”, in: Richard D. Sokolsky, The United States and the Persian Gulf, Washington (DC), National Defense University Press, 2003, 18-19, http://www.ndu.edu/inss/books/Books_2003/Persian_Gulf/Persian.pdf, geraadpleegd op 15/07/’06.

[216] Asteris Huliaras, “The Viability of Somaliland”, Journal of Contemporary African Studies, vol. 20 (2), 2002, 172.

[217] NBC, “Interview with Somalilands leader: President Mohamed Egal talks to NBC News”, http://msnbc.msn.com/news/566997.asp, geraadpleegd op 13/07/’06.

[218] Kalif, “US Interests in Somalia”, Race and History, 6 december 2001, http://www.raceandhistory.com/cgi-bin/forum/webbbs_config.pl/noframes/read/15, geraadpleegd op 13/07/’06.

[219] Salih Booker, “Bush’s Global Agenda: Bad News for Africa (Who are these people?)”, Current History, mei 2001, 196, http://www.africaaction.org/desk/ch0105.pdf, geraadpleegd op 23/07/’06.

[220] “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”, ICG, Africa Report, nr. 95, 11 juli 2005, http://www.crisisgroup.org/library/documents/africa/horn_of_africa/095_counter_terrorism_in_somalia.pdf, geraadpleegd op 31/07/’06.

[221] Jeffrey Bartholet, “A Return to Somalia”, Newsweek, vol. 134 nr. 18, 1 november 1999, 50-53.

[222] Jeffrey Herbst, “The Creation and Maintenance of National Boundaries in Africa”, International Organization, vol. 43 nr. 4, 1989, 673-692.

[223] Bob Arnot, “Somaliland: Country profile”, NBC News, 18 mei 2001, http://www.somalilandnet.com/somaliland_news/somaliland/april2001/9187.shtml, geraadpleegd op 31/07/’06.

[224] Harvey Morris, “Somaliland Seeks Special Status from UN”, Financial Times Limited, 15 augustus 2000, http://www.netnomad.com/smlandspecial.html, geraadpleegd op 31/07/’06.

[225] Saad Sh. Osman Noor, “Trusteeship for Failed States in Africa: Special Legal Status for Somaliland”, Redsea-online, 7 september 2005, http://www.redsea-online.com/modules.php?name=News&file=print&sid=58, geraadpleegd op 31/07/’06.

[226] Reginald Herbold Green, “Towards a Macro-Economic Framework in Somaliland’s Post-War Rehabilitation and Reconstruction, in: Adebaijo Adedeji, Comprehending and Mastering African Conflicts, Londen, Zed Books, 2000, 276-277.

[227] BBC, “Somaliland ten years on”, http://www.bbc.co.uk/worldservice/people/highlights/010430_somaliland.shtml, geraadpleegd op 26/07/’06.

[228] Matt Bryden, “Somalia and Somaliland: Envisioning a dialogue on the question of Somali unity”, African Security Review, 13 (2), 2004, http://www.issafrica.org/pubs/ASR/13No2/F2.pdf, geraadpleegd op 05/06/’06.

[229] BBC, “Timeline: Somalia”, http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/africa/1072611.stm, geraadpleegd op 29/05/’06.

[230] BBC, “Timeline: Somalia”, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/1072611.stm, geraadpleegd op 7/08/’06.