Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

INLEIDING

 

 

Welke stof voor een geweldige politieke en journalistieke roman. (…) Politieke en persoonlijke hartstochten vullen elkaar aan, economische en sociale crisis, botsing tussen links en rechts, vormen de geweldige achtergrond. En in de verte begint de wereld te branden…[1]

 

Het Belgische politieke landschap tijdens het interbellum vertoonde een erg ingewikkeld en woelig verloop. Conflicten tussen politici, frequente regeringswissels, monetaire en economische crises, botsing tussen rechts en links, Vlaamse ontvoogdingsstrijd, gekonkel achter de schermen van financieel-industriële concerns, politico-financiële schandalen, buitenlandse dreiging en verwikkelingen, sociale onrust, crisis van het bankwezen, corruptie, etc.: stuk voor stuk ingrediënten van een uiterst moeilijk te ontrafelen politiek-maatschappelijke mix. Karakteristiek is verder dat in elk domein van het maatschappelijk leven telkens weer dezelfde beperkte groep van mensen terugkeerde. De macht was werkelijk geconcentreerd in de handen van een select gezelschap, waarvan verschillende leden zoveel mogelijk uit het licht der schijnwerpers verkozen te blijven. Dit zorgde ervoor dat de echte machtsstructuren in ons land erg weinig transparant waren. De machtsconcentratie bracht tevens met zich mee dat, als er conflicten tussen deze machtige personen uitbraken, ze een grote weerslag hadden op het Belgische politieke leven in zijn geheel.

De controverse tussen Gustaaf Sap en Paul Van Zeeland in de jaren ’30 vormt van dit alles een voorbeeld bij uitstek. In heel wat geledingen van het openbaar leven hadden ze aardig wat in de pap te brokken: de katholieke partij, de politieke, economische en financiële besluitvorming op regeringsniveau, de Vlaamse Beweging, de Boerenbond, het bankwezen, de zakenwereld, de krantenwereld, etc. Het dispuut tussen deze twee mannen verziekte dan ook meermaals ten gronde de sfeer in de Belgische politiek.

 

In vrijwel elk werk dat uitgebreid ingaat op (een deelaspect van) de jaren ’30, wordt verwezen naar het conflict tussen Sap en Van Zeeland. In dit verband blijft men meestal echter in vage algemeenheden steken. Naar de diepere gronden van de controverse werd vooralsnog niet gepeild.

Een ander hiaat in dit verband vormt het ontbreken van een uitgebreide wetenschappelijke studie over de intrigerende persoonlijkheid van Sap. En dit hoewel hij, zeker in de laatste tien jaren van zijn leven, dikwijls de spil van het politieke bedrijf in België vormde. Op een artikel van E. Gerard in het Nationaal Biografisch Woordenboek na, is ons geen enkele studie bekend waarin het leven, het werk en de ideeën van Sap worden behandeld.

 

Ons onderzoek startte vanuit een drievoudige vraagstelling. In de eerste plaats zullen we uiteraard een exhaustieve beschrijving van het conflict bieden, met de nadruk vooral op de periode 1934 - 1937. In dit verband zal worden nagegaan vanaf wanneer er precies sprake was van een echt conflict, wie er in feite de ‘verantwoordelijkheid’ voor droeg, en tevens zullen we onderzoeken in welke mate de controverse leefde in de jaren ’30 zelf, en of er geen sprake is van Hineininterpretierung. Een tweede vraag betreft het peilen naar de weerslag van de twist tussen Sap en Van Zeeland op het politieke gebeuren in België. Ten derde tenslotte zullen we een aantal verklarende factoren en drijfveren voor het conflict aanbrengen, waarbij zal worden onderzocht in welke mate sprake was van een persoonlijk conflict.

Om dit alles op een bevattelijke manier aan te brengen, opteerden we ervoor om beschrijving en verklaring van elkaar te onderscheiden. Een eerste deel vatten we vooral beschrijvend op.  We deelden dit in vier periodes in: de periode vóór maart 1935, vervolgens het eerste (maart 1935 - mei 1936) en tweede (mei 1936 - oktober 1937) kabinet - van Zeeland, en tot slot de periode tot aan de dood van Sap in 1940. Alle materies waarin Sap en Van Zeeland met elkaar overhoop lagen, werden behandeld. Hierbij was het onze expliciete bedoeling om niet enkel stil te blijven staan bij de woorden en daden van onze twee hoofdfiguren. Dit zou nl. leiden tot een wezenlijke verarming van de beschrijving. Om de essentie van heel wat gebeurtenissen te kunnen weergeven, om een beeld te kunnen schetsen van wat precies gaande was, en om in een volgend stadium tot een betere verklaring te komen, achtten wij het onontbeerlijk een ruimere context te hanteren. In een tweede deel, waarin de verklaring centraal staat, vernauwden we dan weer ons perspectief, en concentreerden we ons opnieuw ten volle op het conflict, en vooral op het waarom ervan.

 

Het basismateriaal waarop we een beroep deden in de loop van ons onderzoek, valt grosso modo in te delen in vier categorieën. Allereerst waren daar de talloze archieven, waarvan we noodgedwongen een selectie moesten maken. Uiteindelijk consulteerden we er een tiental, waarvan vooral het archief van het koninklijk paleis van belang was, evenals de papieren van Charles de Broqueville, Henri Jaspar en Georges Theunis. Een jammerlijk gemis betrof de ontoegankelijkheid van de papieren Van Zeeland en Sap. Toch kon dit goed opgevangen worden. De vooroorlogse papieren Van Zeeland stellen immers sowieso niet zo heel veel voor, en bovendien beschikten over een (weliswaar beperkt) aantal uittreksels uit zijn nooit gepubliceerde memoires. Wat de papieren Sap betreft, is het zo dat wij de beschikking hadden over een aantal nota’s opgemaakt door Johan De Smaele, een kleinzoon van Gustaaf Sap die het archief van zijn grootvader classeerde en ontgon. De nota’s kwamen tot stand zowel op basis van het archief Sap, als op persoonlijke persanalyses van Johan De Smaele. Ze bleken heel interessant in confrontatie met reeds bestaande literatuur over bepaalde onderwerpen.

Een tweede belangrijke bron van informatie waren de parlementaire handelingen van de Kamer. Die bevatten heel wat redevoeringen van zowel Sap als Van Zeeland, alsook een aantal rechtstreekse confrontaties tussen beide  politici.

Ten derde verzamelden wij een massa gegevens via een uitvoerig personderzoek. Voor cruciale perioden namen wij heel wat kranten door, terwijl voor het overige vooral de krant van Sap, De Standaard, werd doorgenomen. Dankzij dit onderzoek kwamen wij niet alleen op het spoor van heel wat interviews met en toespraken van beide personaliteiten, maar bovendien vormden ze ook een bron van feitelijke informatie. Wij vonden het ontstellend te moeten constateren dat in bepaalde materies heel wat - ook veelvuldig geprezen wetenschappelijke - werken, sterk tekort schoten in het weergeven van op bepaalde punten essentiële gegevens.

Tot slot hadden wij - we vermeldden het zojuist - als vierde categorie basismateriaal nog de beschikking over een berg literatuur. Over de jaren ’30 werd immers al massaal veel geschreven. Jammer genoeg bleken veel van deze (ook wetenschappelijke) werken niet altijd erg betrouwbaar. De toepassing van de historische kritiek vormde dan ook een essentiële en niet te versmaden handeling.

 

Ondanks dit uitgebreide onderzoek dat wij persoonlijk verrichtten, kwam deze licentiaatsverhandeling evenwel niet in een vacuüm tot stand. Verschillende personen verleenden er de afgelopen twee jaar hun medewerking aan. Het lijkt ons dan ook passend om bij het begin van de verhandeling deze mensen te vermelden.

In de eerste plaats willen wij onze promotor, Prof. dr. E. Gerard, bedanken voor de deskundige begeleiding van deze verhandeling. Zijn tips, suggesties, kritische opmerkingen, etc. bleken meer dan waardevol. Daarnaast wensen we ook een woord van dank te richten tot Johan De Smaele, niet alleen voor het ter hand stellen van een aantal persknipsels en nota’s, maar ook voor de verhelderende gesprekken omtrent de figuur van Gustaaf Sap en de Belgische politieke geschiedenis in het algemeen. Onze dank gaat ook uit naar de archivarissen van de verschillende door ons geraadpleegde archieven, die ons steeds vriendelijk en bereidwillig met raad en daad terzijde stond. Meerbepaald denken wij aan Marc D’Hoore (ARA, Brussel), Johan Van Hecke (AMVC, Antwerpen), Gustaaf Janssens (AKP, Brussel) en Françoise d’Arras d’Yaudreey-Dirguet (UCL-UA, Louvain-la-Neuve). Voorts danken wij Vincent Dujardin voor het ter beschikking stellen van een aantal uittreksels van de nog te verschijnen biografie van Van Zeeland, van de hand van Dujardin en Dumoulin. Tot slot, maar eigenlijk het meest van al, richten wij nog een groot woord van dank tot onze ouders. Niet alleen gaven zij ons de kans moderne geschiedenis te studeren, maar bovendien steunden zij ons gedurende vier jaar volop in deze keuze.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  


[1] Durnez, De Standaard, 360.