Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: 

BESCHRIJVING VAN HET CONFLICT

 

HFST. 9: HET BUITENLANDS BELEID DER EERSTE REGERING - VAN ZEELAND

 

Op het vlak van buitenlandse politiek kristalliseerden de twistpunten tussen o.m. Sap en de regering - Van Zeeland, binnen dewelke Van Zeeland de portefeuille van buitenlandse zaken voor zich had gereserveerd, zich vooral rond de erkenning van de USSR, en meer nog rond het Frans-Belgisch Geheim Militair Akkoord. Andere kwesties  zoals bvb. het  Italiaans-Abessynisch conflict, laten wij hier buiten beschouwing wegens het irrelevante karakter ervan in het kader van onze verhandeling.

 

De erkenning van de communistische Sovjet-Unie

 

In de regeringsverklaring van 29 maart 1935 viel te lezen: “Onze handelsbetrekkingen met Rusland zullen verstevigd worden op grond van de wederkerigheid; wij zijn bereid de Sovjetregeering te erkennen met het doel en in de mate door dat accoord voorzien.”[259] In heel wat kringen viel dit in slechte aarde. Er was in België immers sprake van een groeiend anticommunisme, dat nog zou toenemen in 1936 na overwinningen van een volksfront zowel in Frankrijk als in Spanje.

Sap was helemaal niet gelukkig met deze ontwikkeling. Hij verfoeide immers socialisme, en communisme zeker. Herhaaldelijk sprak hij zijn vrees uit voor een bolsjewisering van de geesten in ons land. De aanwezigheid van de socialisten in de regering verontrustte hem in dit opzicht mateloos. Meer dan eens klaagde hij de in zijn ogen veel te dominante positie van de socialisten aan. Hij betreurde dat de katholieken zich zo lieten doen. Als voorbeeld haalde hij daarbij precies de erkenning aan van de USSR. Die was er gekomen onder grote druk van de socialistische regeringspartner, zonder dat de katholieken weerwerk hadden geboden. Sap waarschuwde voor het gevaar dat van de Russen uitging[260].

 

Het Frans-Belgisch Geheim Militair Akkoord

 

Toen de regering - Van Zeeland het roer van het land in handen nam, werd ze geconfronteerd met een Belgische buitenlandse en militaire politiek die nog steeds steunde op het Frans-Belgisch Geheim Militair Akkoord afgesloten in 1920. De bedoeling ervan was geweest een herhaling te voorkomen van de gebeurtenissen in 1914. Daartoe was besloten geheime gemeenschappelijke legerstaven te houden tussen de Belgische en Franse legers. Aan het akkoord hing dus geen enkele politieke of juridische verplichting vast tot enige militaire actie. Het betrof hier geen militair defensief bondgenootschap, zoals het Akkoord dikwijls verkeerdelijk werd geïnterpreteerd[261].

In Vlaanderen vooral was tegen dit Akkoord echter grote tegenstand gerezen. Veel Vlamingen vreesden dat het België zou meeslepen in een eventueel Frans-Duits conflict, alsook wantrouwden ze de invloed die Frankrijk via dit Akkoord mogelijk op ons land uitoefende. De neutraliteitsgedachte won bij de Vlaamse katholieken steeds meer veld. Onder meer Sap was er een voorvechter van. Heel wat deining veroorzaakte de ‘Los van Frankrijk’-actie van het V.O.S., die spoedig navolging kende door Vlamingen van allerlei slag[262].

Op 30 januari 1936 besloot de kabinetsraad tot de opzegging van het Akkoord[263]. De regering had daartoe besloten vanwege de noodzaak om van de Vlaamse parlementariërs de goedkeuring te krijgen voor het verstrekken van de nodige kredieten aan het departement landsverdediging. Van Zeeland trok in zijn hoedanigheid van minister van buitenlandse zaken meermaals naar Parijs om te onderhandelen over de opzegging van het Akkoord. Op 6 maart dan werd een overeenkomst bereikt, waarin beide partijen bepaalden dat enkel nog de regelmatige gezamenlijke Frans-Belgische stafbesprekingen zouden worden behouden. Van Zeeland liet naar de buitenwereld toe uitschijnen als was het Akkoord opgezegd. In feite was er echter helemaal niets veranderd. De essentie van het militair akkoord, de gemeenschappelijke legerstaven, bleef immers overeind[264].

In Vlaanderen pikten de tegenstanders van het Akkoord dit niet. Het verzet ertegen nam nog toe. Dit gebeurde mede onder invloed van de grondig gewijzigde internationale situatie. Op 27 februari 1936 immers ratificeerde het Franse parlement het bilateraal Frans-Russisch bijstandspact. Het ‘rode gevaar’ was voor sommigen nu wel heel nabij. Vooral rechtse en katholieke Vlamingen kantten zich fel tegen het pact, en verkondigden luid welk gevaar dit via het Akkoord voor België inhield[265].

Het Duitsland van Hitler vond in het pact argumenten tot de opzegging in maart van de Locarnoverdragen, die het beginsel van het individueel en collectief waarborgen van de wederzijdse veiligheid in West-Europa verzekerden. Op 7 maart ging Hitler zelfs over tot de remilitarisering van het Rijnland. Dit veroorzaakte in België en Frankrijk, net als in de rest van de wereld trouwens, grote opschudding. De militaire positie van België was nu volledig veranderd. Drie dagen na de herbezetting woonde Van Zeeland als minister van buitenlandse zaken een bijeenkomst van de Locarnopartners bij. Samen met Groot-Brittannië pleitte hij ervoor om de Volkenbond een protestbrief te sturen. Hij verzette zich tegen het voeren van een oorlog omwille van deze daad van Hitler[266].

Op 11 maart zette Van Zeeland voor de Kamer het Belgisch standpunt in de hele zaak uiteen. Hij verklaarde dat de Belgische houding volledig in overeenstemming was met het Locarnopact, wat van de Duitsers niet kon worden gezegd. “Une fois de plus, dans la crise actuelle, notre position internationale est absolument nette et loyale; nous avons le bon droit pour nous à 100 p.c.[267] Vervolgens schakelde hij over op het Frans-Belgisch Geheim Militair Akkoord, waarvan hij nogmaals verklaarde dat het niet langer bestond. Alleen de gemeenschappelijke legerstaven, waaruit geen enkele politieke of militaire verplichting voortvloeide, werden behouden. Van Zeeland riep tenslotte op kalm te blijven en de eendracht te bewaren.

Dit belette evenwel niet dat de reacties tegen het nieuwe Akkoord steeds heftiger werden. Op 15 maart 1936 hield Sap een rede te Tielt voor de katholieke burgers- en middenstandsbond aldaar[268]. Hij toonde aan hoe nutteloos het Akkoord eigenlijk was in het licht van de Locarnoverdragen. De regering kon het dus beter opzeggen. Hij noemde de laatste internationale gebeurtenissen, zowel het Frans-Russisch bijstandspact als de schending van de Locarnoverdragen,  erg verontrustend. Sap haalde zwaar uit naar de door Van Zeeland gevoerde politiek, die er volgens hem op neerkwam pacten af te sluiten met grote mogendheden. Sap pleitte daarentegen voor een politiek van terugkeer tot de vrijwillige en zelfstandige neutraliteit. De afschaffing van het Akkoord zou een eerste stap in de goede richting zijn. Daarnaast betreurde hij het feit dat de Belgische landsverdediging eenzijdig tegen Duitsland gericht was. Hij wees op het mogelijke gevaar dat evengoed uit Frankrijk kon komen, zeker nu het met de USSR een pact had afgesloten.

Sap werd in zijn standpunt bijgetreden door onder meer Frans Van Cauwelaert, die op 25 maart een opgemerkt pleidooi hield voor neutraliteit. Een oplossing voor het probleem was vooralsnog echter niet in zicht. Dit zou een opdracht worden voor de volgende regering, wie die ook mocht vormen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[259] PHK, zittingsjaar 1934-35, 694.

[260] De Standaard (16 maart 1936) 3.

[261] Provoost, Vlaanderen en het militair-politiek beleid II, 81-106.

[262] Provoost, Vlaanderen en het militair-politiek beleid II, 203-233.

[263] Provoost, Vlaanderen en het militair-politiek beleid II, 244 en 246.

[264] Provoost, Vlaanderen en het militair-politiek beleid II, 279-280.

[265] Dit was o.m. het geval in De Standaard.

[266] Provoost, Vlaanderen en het militair-politiek beleid II, 291-297.

[267] PHK, zittingsjaar 1935-36, 789.

[268] De Standaard (16 maart 1936) 3.