Het conflict SAP - Van Zeeland 1934-1940 en de weerslag op de Belgische politiek. (Karel Van Nieuwenhuyse)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: 

BESCHRIJVING VAN HET CONFLICT

 

HFST. 16: DE TUSSENTIJDSE VERKIEZING VAN 11 APRIL 1937 TE BRUSSEL

 

Naar het voorbeeld van Paul-Henri Spaak in 1935, poogde Degrelle te Brussel een soort van plebisciet uit te lokken, dat moest beslissen over de regering en haar politiek. Via een tussentijdse verkiezing deed Degrelle een ultieme poging tot een greep naar de macht. In het verloop der gebeurtenissen speelde Sap een hoofdrol.

 

Het uittekenen van een strategie

 

Het Rex van Degrelle, verblind en zegedronken door de behaalde successen van de afgelopen maanden, besloot alles op alles te zetten om de macht via wettelijke weg te veroveren, en plande daartoe een nieuwe zet. Het plan bestond erin een tussentijdse verkiezing uit te lokken in Brussel, door een rexistisch volksvertegenwoordiger met al zijn opvolgers ontslag te laten nemen.

Opnieuw speelde Gustaaf Sap in het plannen van de rexistische strategie een belangrijke rol. Twee getuigenissen bevestigen dit. Pierre Daye, rexistisch journalist en politicus, beschreef het verloop van de gebeurtenissen in zijn memoires, die onder de titel ‘Souvenirs d’un Bruxellois’ werden gepubliceerd in het weekblad Cassandre. Op 27 februari 1937 gebruikten Degrelle, Daye zelf, Sap, d’Aspremont Lynden en Gustave Wyns samen de lunch in het restaurant Au Sabot aan de Brusselse vismarkt. Ze gingen er na hoe de publieke opinie kon geschokt worden en verplicht partij te kiezen, en dit op zo’n manier dat Rex kon tonen hoe talrijk zijn medestanders wel waren. Ze besloten uiteindelijk tot het uitlokken van tussentijdse verkiezingen in Brussel.[433]

Deze getuigenis wint aan geloofwaardigheid in het licht van een brief van 28 februari 1937 van de hand van Wullus-Rudiger aan premier Van Zeeland, waarin de eerste een gesprek samenvatte dat hij had gevoerd met rexist Pierre Daye. Uit de brief blijkt dat Sap dikwijls vergaderde met Rex-kopstukken (Degrelle, Daye, de Mont, etc.). Daye verklaarde volgens Wullus-Rudiger: “Sap a malheureusement une grande influence sur Degrelle. Il s’accroche continuellement à lui. L’influence de Sap sur Degrelle est telle que le sénateur P. de Mont en a pris ombrage. P.de Mont n’est plus, au fond, très bien disposé envers Sap. Celui-ci, est vraiment l’intrigant-né. Tout procède chez lui de l’esprit d’intrigue. Il n’a qu’un seul but: renverser le gouvernement actuel et redevenir ministre.[434] Heel interessant wordt het wanneer de datering van de brief van naderbij wordt bekeken. Die werd immers geschreven precies één dag na de bijeenkomst tussen Sap en een aantal Rex-voormannen, waarop de strategie voor de tussentijdse verkiezing werd uitgetekend. Dit zou er op kunnen wijzen dat Van Zeeland op dat moment al op de hoogte was van het voornemen van Rex[435].

Een tweede getuigenis die in dezelfde richting gaat, valt te lezen in het werk van Narvaez, Degrelle m’a dit, in wezen een autobiografie van Degrelle zelf. Zijn relaas van de gebeurtenissen is evenwel heel wat minder nauwkeurig en situeert de beraming van de plannen aan de tafel van Sap zelf. In elk geval was Sap er dus wel bij betrokken. “C’est à la table même d’un des plus importants chefs du parti catholique, un des plus influents et des plus redoutés, propriétaire du plus important journal de Flandre, le Standaard, c’est chez l’ancien ministre Sap, que la grande offensive nouvelle fut décidée.[436] Degrelle beschrijft verder hoe hij zijn voorzorgen nam door zich van de steun te verzekeren van Sap en De Standaard, het VNV, en van une des plus hautes personnalités du parti catholique, graaf Charles d’Aspremont Lynden.

 

Van Zeeland dient zich aan als enige tegenkandidaat

 

Op 7 maart nam rexistisch volksvertegenwoordiger Olivier inderdaad ontslag met al zijn opvolgers. Bovenvermelde intriges waren toen officieel nog niet bekend, hoewel het dus wel zou kunnen dat Van Zeeland er op de hoogte van was. De datum van de verkiezing werd vastgesteld op 11 april 1937.

Heel gauw begon het belang van deze verkiezing te dagen bij de regeringspartijen, en koortsachtig gingen ze dan ook op zoek naar geschikte tegenkandidaten. Stemmen gingen zelfs op om de verkiezing te verbieden. Uiteindelijk konden ze er premier Van Zeeland van overtuigen de krachtmeting niet te dwarsbomen, maar integendeel zelf als enige tegenkandidaat op te treden tegen Degrelle[437]. Verschillende motieven gingen achter deze beslissing schuil. De traditionele partijen hoopten via deze verkiezing definitief te kunnen afrekenen met Degrelle, alsook beantwoordde de beslissing aan het verlangen naar een groot, democratisch blok, dat de partijen oversteeg. Tenslotte “zal Van Zeelands ijdelheid wel een rol gespeeld hebben in zijn wens te triomferen als de redder van de democratie in België”[438]. Van Zeeland, de extra-parlementariër, werd dus naar voor geschoven als het zinnebeeld van het democratisch regime.

Op 9 maart maakte de premier zijn beslissing bekend in de Kamer[439]. Nog voor hij begon, terwijl hij het spreekgestoelte beklom, werd Van Zeeland onthaald op een langdurige staande ovatie. Kreten als Vive la Constitution en Rex crèvera weergalmden door het parlementaire halfrond. Van rexistische zijde werden ze beantwoord met de uitroep Rex vaincra. Van Zeeland betreurde het manoeuvre van Rex om twee redenen. Niet alleen ging het in tegen de geest van de Belgische instituties, maar tevens was het zo dat het land dringend nood had aan rust: de uitgelokte verkiezing paste dan ook helemaal niet in het algemeen belang. Van Zeeland noemde de inzet van de verkiezing een keuze tussen orde, rust, vrijheid en constitutionele traditie, of de dictatuur.

Van Zeeland stelde zich in die zin dan ook graag kandidaat, maar benadrukte tegelijk dat hij de man boven de partijen bleef. “Je me présenterai seul. Je ne demanderai l’investiture à aucun groupe. Je ne représenterai aucun parti, quel qu’il soit. Je n’attaquerai ni le parti rexiste, ni aucun autre. Jen’aurai derrière moi que ceux qui voudront librement me donner leur approbation. J’ai gardé ou je me suis efforcé de garder, dès le début, la même position. Je me suis tenu volontairement en dehors des partis. (…) Je me suis efforcé d’en faire abstraction dans toute la mesure possible, pour rechercher chaque fois, dans chaque cas, uniquement et exclusivement la solution nationale, la solution d’union nationale, la solution de redressement national.[440] Opnieuw werd Van Zeeland langdurig onthaald op een staande ovatie vol herhaalde applaussalvo’s.

In de marge van deze kandidaatstelling van Van Zeeland vond een debat en stemming plaats omtrent een amendement op de kieswet, dat het in de toekomst aan eender wie onmogelijk moest maken nog tussentijdse verkiezingen uit te lokken. Heel ironisch is het om vast te stellen dat Sap, die mee de strategie van Rex had helpen bepalen, voor dit amendement stemde, dat overigens met een ruime meerderheid van 111 stemmen tegen 26 (Rex en VNV) bij 1 onthouding werd goedgekeurd[441]. Op die manier wilde Sap waarschijnlijk de geruchten ontkrachten als was hij het brein achter de strategie van Rex.

 

De verkiezingsstrijd barst los

 

Op 16 maart, de verkiezingsstrijd was toen ruim één week ver, ontstond in de politieke wereld weerom enorme deining toen Sap premier Van Zeeland interpelleerde over de werkzaamheden van de commissie-Servais en onregelmatigheden binnen de Nationale Bank. Vrijwel dadelijk werd deze interpellatie afgedaan als een pro-Rex manoeuvre. De vraag stelt zich inderdaad naar het verband tussen beide: moet de interpellatie uitsluitend als een verkiezingszet t.v.v. Rex worden aanzien of niet? Wanneer de zaken chronologisch op een rijtje worden gezet, dan stellen we vast dat Sap al op 4 februari 1937 bij het bureau van de Kamer een aanvraag indiende tot interpellatie omtrent de werkzaamheden van de Commissie-Servais. De planning van de tussentijdse verkiezing gebeurde pas op 27 februari. Op 3 maart vroeg Sap per ordemotie aan de Kamervoorzitter wanneer zijn interpellatie zou plaatshebben[442]. Het antwoord luidde 16 maart. Vier dagen na de ordemotie nam Rex-volksvertegenwoordiger Olivier ontslag met al zijn opvolgers. Eventueel zou tussen deze twee laatste zaken een verband kunnen worden gezien, als werd gewacht met het ontslag tot geweten was wanneer Sap kon interpelleren. Daarbij moet evenwel echter in rekening worden gebracht dat op het moment dat Olivier ontslag nam, het helemaal nog niet vaststond dat Van Zeeland als enige tegenkandidaat zou optreden. Die maakte zijn kandidatuur immers pas bekend op 9 maart.

Het lijkt er volgens ons dan ook niet op dat de interpellatie van Sap enkel in het licht van 11 april mag worden gezien. De aanvraag was immers al ingediend weken voor er nog maar sprake was van de verkiezing. Het is natuurlijk wel zo dat Sap, eens hij wist dat Van Zeeland zich kandidaat zou stellen, wellicht van de gelegenheid dankbaar gebruik maakte om een extra scherpe aanval op diens persoon te lanceren, in de hoop zo Degrelle aan een overwinning te helpen. Sap wilde immers ten allen prijze de regering zien vallen. Zijn interpellatie draaide echter voorlopig op een nederlaag uit: hij werd zelfs uitgesloten uit de rechterzijde. Degrelle besloot dan ook wijselijk zich niet van Saps argumenten te bedienen gedurende zijn campagne.

Intussen ging De Standaard zich bemoeien met de verkiezingsstrijd. De krant riep haar lezers op blanco te stemmen. De Standaard weigerde partij te kiezen. In het nummer van 21 maart gaf de krant uitleg over het waarom. Naar eigen zeggen wilde ze trouw blijven aan de concentratie-gezindheid. Daarom werd een verbond tussen de KVV, VNV en Rex nodig geacht. Zich scharen achter de kandidatuur - Van Zeeland betekende voor de krant “de Belgisch-nationale concentratie met hoofdzakelijk socialistische en franskiljonse inslag”[443] dienen. De Standaard weigerde zich ten dienste te stellen van marxistische oogmerken, waardoor de katholieke partij zich liet meeslepen. Vergelijkingen met de Spaanse situatie, waarbij een overwinning van Van Zeeland aangekondigd werd als een zege voor het Belgische Frente popular, en Rex vergeleken werd met de Franco-partij, waren niet uit de lucht. Daarnaast wilde De Standaard de premier ook niet steunen omwille van het feit dat de regering de Vlaamse eisen de laatste twee jaar veel te stiefmoederlijk behandelde. Dat Van Zeeland niet tot de katholieke partij behoorde, en zelfs van plan was geweest een superpartij te stichten, vormde een bijkomend motief.

Toch wilde De Standaard, nog steeds naar eigen zeggen, het spel fair spelen. De krant zou dan ook Degrelles kandidatuur evenmin steunen. De lezers werden opgeroepen blanco te stemmen. In het licht van Saps interpellatie gooide dit advies nog meer olie op het vuur. Op 24 maart 1937 werd Sap uit de katholieke partij gestoten. De Standaard zelf werd ook zwaar aangepakt. Het pro-Zeelandistische verkiezingsblad 11 april verweet De Standaard de Vaticaanse krant l’Osservatore Romano op haar index te hebben gezet. Dit blad had op 17 maart iedereen in België ten zeerste gelaakt die Van Zeeland voorstelde als un emissario di Mosca, een handlanger van Moskou. De Standaard had dit aan de laars gelapt[444].

Het verloop van de verkiezingsstrijd bleef uiterst heftig. Ook al was Degrelle onder de indruk van de parlementaire nederlaag van Sap, en gebruikte hij dan ook diens argumenten niet, toch werd nog genoeg harde en straffe taal gesproken. Degrelle bespeelde vooral de thema’s corruptie en zuiverheid, terwijl Van Zeeland insisteerde op het feit dat elk communistisch gevaar uitgesloten was, en ageerde tegen de dictatuur en haar gangmakers. In deze context werd Sap door medestanders van de premier vergeleken met Von Papen in Duitsland als wegbereider voor Hitler. Anderen zagen dan weer parallellen tussen Van Zeeland en Kerenski als wegbereider voor Lenin.[445]

 

Een kapitale flater van Degrelle

 

Op het hoogtepunt van de strijd, luttele dagen voor verkiezingszondag, beging Degrelle een blunder die hem fataal zou worden. Op woensdagavond 7 april verklaarde hij op een meeting in het Brusselse sportpaleis: “Eén gezag, één enkel, mag zeggen of Rex op de ware baan is: Mechelen. Heeft Mechelen gesproken? Nee. Zal Mechelen spreken? Nee, omdat het vrede heeft met Rex, en de katholieke kiezers zal laten stemmen zoals zij het verkiezen. Had over ons de minste twijfel bestaan, dan zou de aartsbisschop hebben gesproken. Omdat ons geval klaar is, laat hij aan de katholieken volle vrijheid.” Degrelle verklaarde verder dat “er geen conflict heeft bestaan tussen Mechelen en Rex, en dat deze met Kerstdag niet veroordeeld werd door de brief van de bisschoppen die hem niet noemde.”[446] De bedoelde brief was een herderlijk schrijven ter gelegenheid van kerstmis 1936 dat een waarschuwing tegen het communisme bevatte. Evenzeer was het gericht tegen agitators die paniek wilden zaaien bij het volk. Ook veroordeelde de brief elke totalitaire of dictatoriale regeringsvorm en verwierp ze de verdeeldheid binnen het katholieke kamp. Impliciet hield het schrijven dus een veroordeling in van Rex.

De dag na Degrelles toespraak bracht Van Zeeland er verslag van uit bij kardinaal Van Roey door hem een kranteknipsel uit La Nation belge dat het relaas van de gebeurtenissen deed, toe te sturen. Hij verzocht de kardinaal dringend om Degrelle te veroordelen. “J’avais souhaité que cette campagne éléctorale put se terminer sans que Votre Eminence fut appelé à intervenir directement, comme cela a pu se faire jusqu’ici. Mais l’événement d’hier soir me paraît constituer un fait nouveau et grave. L’attitude prise par M. Degrelle me paraît en contradiction avec les déclarations formelles de l’Episcopat; elle vise à détourner de leur sens véritable les enseignements de celui-ci; j’ai cru de mon devoir d’attirer d’une façon toute spéciale l’attention de Votre Eminence sur ces faits; je souhaite qu’Elle en tire, comme moi, la conclusion qu’ils appellent de Sa part une mise au point décisive.[447]

Van Roey, zelf woedend omwille van Degrelles uitlatingen, ging in op Van Zeelands verzoek en reageerde via een perscommuniqué. Daarin verklaarde hij dat de herderlijke brief van kerstmis 1936 wel degelijk tegen Rex gericht was. Hij typeerde die partij als “een gevaar voor het land en de kerk”[448]. Het was dus duidelijk welke kant de stemgerechtigden dienden te kiezen. Blanco stemmen werd afgewezen door Van Roey, waarmee hij dus een sneer gaf in de richting van De Standaard. Het communiqué werd pas de vrijdagavond verspreid, waardoor een rexistische tegencampagne nog maar moeilijk op touw kon worden gezet. De volgende dag berichtten vrijwel alle kranten uitvoerig over de kerkelijke veroordeling. Enkel De Standaard vermeldde het feit heel onopvallend op de derde pagina, en dit zonder enig commentaar. Degrelle, bang voor de implicaties van het communiqué, beweerde dat alles rond een misverstand draaide. Hij verklaarde bereid te zijn zich dadelijk aan te passen aan de wensen tot wijziging van de kerkelijke overheid[449].

 

De uitslag van de tussentijdse verkiezing en gevolgen

 

De excuses van Degrelle mochten niet meer baten. Bij de verkiezing op 11 april behaalde Van Zeeland 76% van de stemmen tegenover slechts 19% voor Degrelle. 5% van de kiezers stemde blanco. Redenen voor het verlies van Rex en Degrelle moeten gezocht worden in de expliciete veroordeling van Rex door Van Roey, alsook in het feit dat door het akkoord met het VNV, Rex de sympathie had verloren van de Brusselse patriottische kringen en van het oud-strijdersmilieu. Die gingen Degrelle associëren met Hitler en ‘landverrader’ Borms.[450]

In het overgrote deel van de pers werd uitbundig gereageerd op de overwinning van de premier. De officieuze regeringskrant L’Indépendance belge kopte op 12 april: “Le mouvement rexiste écrasé. M. Paul Van Zeeland remporte une éclatante victoire. Plus des trois quarts des suffrages se sont portés sur son nom. L’Union Nationale a triomphé. Paul Van Zeeland plébiscité.[451] Overal werd de overwinning voorgesteld als een zege van de democratie over de dictatuur. Ook in het parlement werd Van Zeeland als de redder des vaderlands ingehaald[452].

Over De Standaard en Sap liet iedereen zich laatdunkend en smalend uit. Het Handelsblad van Antwerpen bvb. schreef: “Nu weet het buitenland, wat Degrelle is: een kefferken dat blafte tegen de beenen van den Eersten-minister. Wij condoleeren den ‘Standaard’, het eenig Vlaamsch-katholieke blad, dat partij gekozen heeft voor het kefferken tegen den zegevierend gekozene van Brussel. De “Standaard’ die aan de katholieke Vlamingen vroeg met witte briefjes te stemmen, werd zoodanig gevolgd dat … er 10 000 witte briefjes minder zijn dan vóór een jaar!!!”[453] In De Nieuwe Gazet kon het volgende gelezen worden: “De zogenaamde ‘onpartijdigen’, dat zijn pas recht de ware ‘filous’! (…) Onder deze soort van bekrozenen behoort de heer Sap niet direct te worden gerekend. Hij had wél partij gekozen. Zooniet formeel vóór Degrelle -al was zulks in de werkelijkheid natuurlijk ‘t geval- dan toch formeel tegen Van Zeeland. Als het mogelijk ware, nog ellendiger toegetakeld dan Degrelle zelf uit dezen slag te komen, dan zou zulks voor Sap het geval zijn. Zijn oproep tot de katholieke Vlaamse kiezers om blanco te stemmen, is zóó schitterend beantwoord geworden, dat er 10000 witte briefjes minder uit de bussen gekomen zijn dan in Mei van verleden jaar!”[454]

De uitslag van de verkiezing betekende voor Rex een genadeslag. Verscheidene leidende rexisten namen ontslag, veelal uit gewetensnood na de kerkelijke veroordeling van Rex. De partij zelf werd een marginale beweging. Bij de volgende parlementsverkiezingen in 1939 zou Rex in Kamer zowel als in Senaat nog slechts 4 zetels behalen (tegenover resp. 21 en 12 zetels in 1936)[455].

Ook Paul Van Zeeland haalde op lange termijn weinig voordeel uit de verkiezing. “Hij had zich door zijn deelname aan de kiesstrijd ‘verlaagd’ tot op het niveau van de partijpolitici, ook al was hij voorgesteld als dé kandidaat van een algemeen democratisch front. Het kostte hem op termijn een deel van zijn geloofwaardigheid.”[456] Van Zeeland weigerde zich na zijn verkiezing overigens wel te bekennen tot een politieke fractie. Tot aan de volgende verkiezingen van 1939 had hij als ‘onafhankelijke’ zitting in de Kamer[457].

Daarnaast was Van Zeeland na 11 april verblind door zijn eigen succes, waardoor hij het roer van het land niet langer stevig in handen hield. Hendrik de Man verhaalt hierover: “Als dronken gemaakt door zijn verkiezingstriomf, begon hij met volle teugen den beker te ledigen van een voor hem nieuw soort van populariteit. Hij vermoeide zich nutteloos met het bijwonen van banketten en soirées. Erger nog, het gif van het succes, gevoegd bij de vermoeidheid van een krankzinnige overspanning, verduisterde zijn oordeel toen hij het hoofd moest bieden aan wat men het schandaal van de Nationale Bank genoemd heeft. Sedert de Kamerzitting van 16 maart, waarin den heer Sap zijn eerste requisitorium tegen hem uitsprak, tot op den dag van zijn ontslag in November, maakte hij de eene fout op de andere, op een wijze, die aantoonde hoe zeer zijn oordeel was vertroebeld door de verborgen zwakheid van zijn persoonlijken toestand.”[458]

Door het verval van Rex na de verkiezing, was tevens een belangrijk bindmiddel dat de regering samenhield, weggevallen. De vrees voor extreem-rechts was verdwenen. Heel vlug werd het voor waarnemers dan ook duidelijk dat de cohesie binnen de regeringsmeerderheid aan kracht had moeten inboeten. De regering viel ten prooi aan intern gekibbel, o.m. rond de amnestiekwestie.

Wat Gustaaf Sap betreft, die was ondanks zijn uitsluiting uit de rechterzijde nog niet aan het einde van zijn Latijn. Integendeel, het duel met Van Zeeland moest nog naar zijn beslissing groeien. Of zoals Durnez het plastisch uitdrukte: “De beslissende degenstoot moest nog komen.”[459]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[433] Durnez, De Standaard, 352.

[434] Voorlopige en nog onuitgegeven versie van een biografie over Van Zeeland, van de hand van Dumoulin en Dujardin, 75.

[435] Met zekerheid kan dit evenwel niet gesteld worden. De vraag rijst dan immers waarom Van Zeeland niet dadelijk zijn voornemen doordrukte om het uitlokken van elke tussentijdse verkiezing te verbieden, tenzij hij het natuurlijk zelf ook tot een confrontatie wilde laten komen te Brussel tussen Degrelle en de gevestigde partijen, om zo definitief met Rex af te rekenen.

[436] Narvaez, Degrelle m’a dit, 227.

[437] De Man, Herinneringen, 224.

[438] Henau, Paul Van Zeeland, 167.

[439] PHK, zittingsjaar 1936-37, 898-899.

[440] PHK, zittingsjaar 1936-37, 899.

[441] PHK, zittingsjaar 1936-37, 908.

[442] PHK, zittingsjaar 1936-37, 813.

[443] De Standaard (21 maart 1937) 1.

[444] Durnez, De Standaard, 356.

[445] Zie daarvoor de pers van verschillende strekkingen uit die periode.

[446] Durnez, De Standaard, 358.

[447] Van Zeeland aan Van Roey 8 april 1937; AAM, PVR IX. Ook du Bus de Warnaffe vroeg om een interventie van de kardinaal.

[448] Gerard, “Omstreden democratie”, 118.

[449] Durnez, De Standaard, 358.

[450] Gerard, “Omstreden democratie”, 118.

[451] L’Indépendance belge (12 april 1937) 1.

[452] PHK, zittingsjaar 1936-37, 1195-1196.

[453] “Stemmen rond de Brusselsche verkiezing”. Hooger Leeven (17 april 1937) 480-481.

[454] Ibid.

[455] Gerard, “Omstreden democratie”, 118 en 121.

[456] Henau, Paul Van Zeeland, 168.

[457] Dit ondanks herhaalde pogingen van Frans Van Cauwelaert om Van Zeeland in de katholieke rechterzijde binnen te loodsen. Frans Van Cauwelaert aan Paul Van Zeeland 5 oktober 1938; AMVC, AVC, brieven van Van Cauwelaert aan Van Zeeland.

[458] De Man, Herinneringen, 225.

[459] Durnez, De Standaard, 359.