Een nieuwe vorm van mediapaniek? Homofobe geluiden in de hedendaagse reggaemuziek. (Pieter-Jan Van der Bracht)

 

home lijst scripties inhoud  

 

I. Voorwoord

 

Over het schrijven van een thesis valt heel wat te vertellen. Je herinnert je de vele uren werk, de frustratie wanneer je even met de handen in het haar zat, het doorpluizen van hopen literatuur, maar vooral ook de mensen die je bij dit alles op een of andere manier geholpen hebben. Hen ben ik een bijzonder woord van dank verschuldigd.

Mijn promotor, Professor Hans Verstraeten, wil ik bedanken om me op het juiste spoor te houden en me te helpen met het doorhakken van knopen waar dat nodig was.

Veel hulp kwam ook van het thuisfront, mijn familie. Zij motiveerden, toonden interesse en hielpen me bij het nalezen. Mijn ouders wil ik in het bijzonder bedanken, omdat ze me de mogelijkheid gaven om te studeren en me steeds met raad en daad bijstonden.

Ook mijn vrienden - al hun namen noemen zou me te ver leiden - ben ik dank verschuldigd, om van het schrijven van deze thesis een minder solitaire bezigheid te maken. In het bijzonder wil ik hier ook mijn goede vriend Jef Schoenmaekers bedanken voor het verlenen van zijn kritisch oog, hij betekende een enorme hulp. Respect! Ook een woord van dank naar sempai Telly en Gijs voor de welkome ontspanning op sportief en ander vlak.

Ik wil ook alle mensen bedanken die meegewerkt hebben aan de interviews, zonder hun medewerking had deze thesis niet tot stand kunnen komen.

Ten slotte wil ik iemand bedanken die enorm veel voor me betekent, mijn vriendin Evelien Vanden Broeck. Voor het aanhoren van mijn klaagzang in de laatste stresserende periode, en in het bijzonder voor haar liefde, inspiratie en steun. Bedankt!

 

 

II. Inleiding

 

1. Probleemstelling

 

1.1. Onderzoeksthema

 

Reggae werd door de meeste mensen geassocieerd met de One Love boodschap die Bob Marley verkondigde. Vanaf de jaren ’80, met de opkomst van de moderne dancehall reggae of ragga, werd deze positieve boodschap echter steeds vaker vervangen door gewelddadige en seksueel getinte teksten. Vanaf de jaren 90 treedt deze moderne reggae variant ook internationaal steeds meer op de voorgrond. De internationale doorbraak ging hand in hand met een groeiende media-aandacht. Het gevolg was een confrontatie tussen de doorgaans homovriendelijke muziekcultuur in Europa en de militante homohaat die manifest aanwezig is in de Jamaicaanse ragga. Steeds vaker worden er vragen gesteld bij de harde en expliciete teksten van heel wat ragga nummers. Vooral de homofobe teksten deden heel wat stof opwaaien buiten Jamaica. In Jamaica en de Caraïben zit homofobie diep geworteld. Dit wordt onder andere weerspiegeld in de Jamaicaanse wetgeving, die homofilie strafbaar stelt met straffen die oplopen tot 10 jaar dwangarbeid. Maar internationaal worden deze homofobe geluiden minder gesmaakt.

 

In 1992 ontstond voor het eerst enige controverse rond de homofobe muziekcultuur in Jamaica. Toen Buju Banton eind 1992 het antihomo nummer “boom Bye-Bye” uitbracht, kwam dit onmiddellijk onder de aandacht van de internationale pers.[1] In dat nummer zingt hij dat alle batty boys[2] maar beter kunnen opkrassen, want dat hij ze anders door het hoofd zou schieten. “Echte mannen kunnen geen vieze mannen uitstaan” zo eindigt het refrein, “ze moeten allemaal dood.” Zowel de Gay and Lesbian Alliance Against Defamation (GLAAD) als de Gay Men of African Descent (GMAD) namen aanstoot aan de tekst. Buju Banton haalde voor de eerste en de laatste keer de voorpagina van de New-York Times, verschillende radiostations werden bestookt met protesten.[3]

 

Communicatiemedia zorgden ervoor dat verschillende culturele waardepatronen met elkaar in contact konden komen. Via de internationale verspreiding van Jamaicaanse muziek kan men wereldwijd in contact komen met een exponent van de Jamaicaanse cultuur, en ook met de Jamaicaanse homofobie. Op deze manier komen op het globale toneel “cultuurverschillen”[4] aan de oppervlakte.

 

1.2. Doelstelling

 

Vooreerst willen we een beeld scheppen van de ruimere context. We zullen dan ook eerst summier de geschiedenis van de Jamaicaanse muziek schetsen vanaf de onafhankelijkheid van het eiland in 1962. Hieraan gekoppeld duiden we ook het Rastafarianisme in zijn historisch perspectief, gezien de link tussen deze geloofsovertuiging en reggae.

 

In een volgend deel wordt er dieper ingegaan op het begrip ‘moral panic’ en op de link tussen muziek en paniek om zo de reggae controverse theoretisch te kunnen plaatsen en onze analyse meer diepgang te geven.

 

Via een grondige literatuurstudie willen we vervolgens dieper ingaan op het fenomeen van homofobie in Jamaica. Op die manier willen we inzicht krijgen in de Jamaicaanse wetgeving in verband met homofilie in Jamaica. Een overzicht van het onderzoek naar de Jamaicaanse homofobie zal ons helpen de oorzaken en achtergronden bloot te leggen. Tevens willen we via een aantal getuigenissen van Jamaicaanse homo’s en poll’s naar de houding van Jamaicanen tegenover homofilie de homofobe situatie op het eiland verduidelijken. Daarna willen we bekijken wat de link is tussen homofobie en geweld in Jamaica.

 

Met een bloemlezing van een aantal reggae[5] teksten wensen we het verband tussen reggae en homofobie duidelijk te maken. We gaan uitzoeken wat er aan is van de homofobe beschuldigingen en welke de gevolgen ervan zijn. Ook wordt er bekeken of de expliciete homofobe reggae teksten al dan niet een recent verschijnsel zijn.

 

Via een kwalitatief publieksonderzoek willen we nagaan in hoeverre jongeren die naar reggae en ragga luisteren zich bewust zijn van de homofobe geluiden. Reggae wordt immers doorgaans in een plaatselijk dialect, Patois, gezongen, waardoor de teksten niet makkelijk verstaanbaar zijn voor de doorsnee luisteraar. We willen ook te weten komen hoe diegenen die weet hebben van de homofobie zich hiervan bewust zijn geworden. Zijn ze dit te weten gekomen door de media aandacht? Of door interne communicatie binnen de reggae subcultuur? Of op een andere manier? Wordt hun luistergedrag hierdoor beïnvloed? Met andere woorden, gaan ze nummers waarvan ze weten dat ze antihomo teksten hebben minder beluisteren en kopen?

Gezien het ontbreken van eerder onderzoek omtrent de meningen van jongeren over dit thema, hebben we gekozen voor een exploratief onderzoek, waarin we een eerste beeld schetsen van de kennis, meningen en attitudes van zowel reggaefans als niet-reggaefans over dit thema.

 

1.3. Onderzoeksmethode

 

1.3.1. Literatuurstudie

 

Voor de delen twee tot en met vijf van dit werk wordt het literatuuronderzoek als methode gebruikt. Onze zoektocht begon bij algemene werken over reggae en rastafari die de noodzakelijke historische duiding verschaften. Aangezien de controverse rond homofobe teksten in dergelijke overzichtswerken slechts zijdelings en beperkt aangeraakt werd, dienden we ons op dat vlak meer op de media te richten. In zowel binnen als buitenland (vooral Groot-Brittannië) werd over het thema bericht. In de media vonden we hier en daar stukken waarin wel dieper werd ingegaan op het thema. Wetenschappelijk onderzoek specifiek over de homofobie in reggae is (nog) niet voor handen. Vandaar dat we voor een theoretische onderbouw ruimer gingen zoeken, we kwamen uit bij de theorie rond ‘moral panic’, literatuur over popmuziek en werken over subculturen. Vervolgens gingen we op zoek naar de oorzaken en achtergronden van de Jamaicaanse homofobie. Na enig zoekwerk bleken er een aantal wetenschappelijke studies te zijn waarin het thema behandeld werd.[6] We gingen te rade bij verschillende disciplines om een brede kijk te behouden en geen eenzijdig beeld te scheppen. Zowel sociologen, antropologen als historici bleken hun eigen verklaringen te hebben voor de Jamaicaanse homofobie. De bibliografieën van deze studies waren een goede leiddraad naar meer informatie. Rapporten van mensenrechtenorganisaties en poll’s naar de attitudes van Jamaicanen ten opzicht van holebi’s die ook in een aantal van deze studies werden aangehaald bleken degelijke bronnen om de Jamaicaanse situatie verder te staven.

Om de homofobie in reggae te illustreren gingen we rondvraag doen op internetfora naar nummers met dergelijke teksten, ook de eigen reggae collectie werd doorzocht. We kwamen ook terecht bij nieuwsdiensten en websites van homorechtenorganisaties waar we eveneens heel wat voorbeelden en informatie vonden. Aangezien de teksten in het Jamaicaanse Patois gezongen worden was het noodzakelijk deze ook te vertalen. Voor de vertaling van de teksten in het Nederlands gingen we op zoek naar Engelse vertalingen om deze dan in het Nederlands om te zetten. Vertalingen naar het Engels waren te vinden op het internet en op een aantal sites van homorechtenorganisaties. Als reggaeliefhebber kon ik ook een beroep doen op mijn eigen (beperkte) kennis van het Jamaicaanse Patois en die van andere reggaefans. Om de verschillende reacties op het fenomeen in kaart te brengen kwamen we uiteindelijk weer hoofdzakelijk bij de gedrukte media terecht.

 

1.3.2. Kwalitatief publieksonderzoek

 

a Waarnemingsmethode

 

Voor het publieksonderzoek kozen we voor een kwalitatief onderzoeksopzet met face-to-face interviews als methode. Deze methode wordt ook wel een ‘kwalitatief survey’ genoemd. Het verschil met een kwantitatief survey ligt niet enkel in de statistische verwerking van de grote hoeveelheid gegevens die het kwantitatief survey kenmerkt. Ook de vraagstelling en de doelstelling van beide typen survey verschillen van elkaar. In het kwantitatieve survey is de vraag- en doelstelling gericht op het in kaart brengen van de verdeling van bepaalde kenmerken en de mate waarin zij in de populatie voorkomen. In het kwalitatieve survey is de vraagstelling meer gericht op de beschrijving van individuele gevallen en op het ontdekken, formuleren en typeren van kenmerken en begrippen met het oog op theorievorming.[7] Vandaar onze keuze voor kwalitatieve interviews.

We willen een aantal jongeren dieper ondervragen over hun kennis, attitudes en gedrag met betrekking tot homofobe teksten in reggae, dit willen we interpretatief verwerken om op die manier kenmerken te ontdekken en conclusies te trekken. We kunnen hier niet voortbouwen op eerder onderzoek, dit onderzoek is dus exploratief van aard, nog een reden waarom we kozen voor een kwalitatief onderzoeksopzet. Er wordt immers aangeraden om bij onderzoek naar ‘situaties waarin men wil exploreren welke betekeniswereld er achter sociale processen, interacties en sociale relaties (…)’[8] ligt, gebruik te maken van de kwalitatieve onderzoeksmethode.

 

De interviews werden afgenomen aan de hand van een op voorhand opgestelde topiclijst, en niet aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. We wilden het verhaal van de respondent volgen, maar toch het gesprek in een bepaalde richting sturen. We wilden uiteindelijk een aantal onderwerpen ter sprake brengen, de topics, maar dan wel met de woorden van de respondent, met zijn/haar eigen definities, met wat hij of zij als belangrijk aanduidt. Op die manier worden de subjectieve ervaringen, opinies en houdingen die loskomen, beschreven in termen die de respondent belangrijk vindt. Het laat ook toe dat de respondent al dan niet nuances aanbrengt, eigen voorbeelden geeft, eigen variaties enz.[9]

 

De topiclijst bestond uit volgende onderwerpen:

 

· Kennis van de homofobie in reggae.

Bij deze topic komen vragen aan bod als: Heb je weet van de homofobie in reggae? Wanneer kwam je dit voor het eerst te weten? Op welke manier kwam je dit te weten?

 

· Media en reggae.

Hier peilen we naar de mate waarin de respondenten in contact kwamen met mediaberichtgeving over het thema. Heb je al ooit iets opgevangen in de media over homofobe reggaeteksten? Hoor of zie je soms iets over reggae in de media?

 

· Invloed van de homofobie op het luistergedrag en koopgedrag.

Met deze topic gaan we na of de respondenten al dan niet naar homofobe nummers zouden luisteren en of ze deze zouden kopen.

 

· Houding tegenover maatregelen.

Deze topic omvat vragen als: Vind je dat de overheid maatregelen moet nemen tegen antihomo teksten? Indien voorstander van maatregelen: welke maatregelen lijken je het beste?

 

· Houding tegenover holebi’s.

Hier wordt gevraagd wat de respondenten vinden van holebi’s, opdat de respondenten in eigen bewoordingen hun houding ten opzichte van holebi’s zouden kunnen weergeven.

 

Behalve de topics werd aan de respondent ook gevraagd een nickname op te geven, de leeftijd, opleiding en eventueel beroep. Ook werd er gepeild naar de muzieksmaak van de respondenten en hun eventuele muzikale bezigheden om zo extra aanknooppunten te hebben voor de analyse.

 

b Respondenten selectie

 

Aangezien we met dit onderzoek geen (statistische) veralgemening voorop stelden, kozen we voor een beperkt aantal interviews. Er bestaan dan ook geen standaardregels voor het aantal vereiste respondenten. Te weinig respondenten interviewen beperkt de mogelijkheid tot vergelijken en inhoudelijk veralgemenen, terwijl teveel respondenten bevragen ten koste kan gaan van diepgang bij de analyse.[10] Uiteindelijk werden voor dit onderzoek 28 respondenten bevraagd, aangezien we merkten dat er bij verdere interviews weinig additionele informatie werd aangebracht.

 

We kozen ervoor om jongeren te bevragen, deze groep werd echter ruim afgebakend, namelijk van 15 tot 30 jaar. Gezien de aard van het onderzoek heeft het weinig zin om respondenten buiten deze leeftijdsgrens te ondervragen. We gaan er immers vanuit dat buiten deze leeftijdsgrens de kans dat de respondenten nog nooit van reggae heeft gehoord te groot is. Bij respondenten die niet de minste notie hebben van wat reggae is zou het quasi onmogelijk zijn om de topics aan bod te laten komen. Doch hebben we deze afbakening vrij los gehanteerd: Bij de groep van de reggaefans maakten we twee uitzonderingen op de leeftijdsgrens, twee van de ondervraagden uit deze groep zijn ouder dan 30, maar werden toch in de analyse betrokken wegens hun grote kennis en liefde voor reggae.

We bevroegen twee verschillende groepen jongeren: enerzijds een groep reggaeluisteraars, jongeren die geregeld naar reggae luisterden en zichzelf als reggae fan bestempelden, en anderzijds een groep jongeren die niet specifiek naar reggae luisterden, maar andere favoriete muziekgenre’s hadden, dat kon om het even wat zijn, behalve reggae. We kozen voor deze twee subgroepen aangezien we door beiden te vergelijken kunnen nagaan of de gevonden resultaten een indicatie geven van de houdingen van Vlaamse jongeren of veeleer specifiek zijn voor de houdingen van de Vlaamse reggaefans.

 

Een typisch kenmerk van kwalitatief onderzoek is dat de onderzoekseenheden waargenomen worden in het veld waarin de eenhedenaanwezig zijn. Het belangrijkste aspect van deze uitspraak is dat het moet gebeuren in voor de onderzoekseenheden alledaagse omstandigheden.[11] Om de onderzoekseenheden te motiveren en niet teveel af te schrikken werd ook gewezen op de korte duur van het interview. Een interview duurde doorgaans niet langer dan tien minuten, aangezien we met een beperkt aantal topics werken, enkel de noodzakelijke.

 

De eerste groep respondenten, de reggae fans, werden bereikt via reggae feesten en evenementen en bevragingen van kennissen. We konden verwachten dat de bezoekers van dergelijke feesten reggae luisteraars zijn, toch werd voor de duidelijkheid steeds nog eens naar de muzieksmaak van de respondent gepeild, en of hij/zij zich als reggae fan zou bestempelen. De tweede groep respondenten bereikten we via interviews in shopping centra, straat interviews en bevraging van kennissen. De kenmerken om in deze groep terecht te komen waren tweeërlei: enerzijds was dat ‘jong’ zijn, en anderzijds niet specifiek naar reggae luisteren.

 

 

2. Bronnenkritiek

 

De aard van de bronnen in deze thesis zijn velerlei. Vaak maakten we gebruik van mediabronnen zoals tijdschriftartikels, krantenknipsels en het internet. Dit was vaak de enige manier om iets te weten te komen over homofobe reggae teksten. Wetenschappelijk onderzoek op dit vlak is er nauwelijks te vinden. Wel werden in een aantal overzichtswerken over reggae, zoals in The Rough Guide to Reggae[12] meldingen van het thema gemaakt, maar zonder veel duiding of achtergrond. Het ging dan vooral over besprekingen en biografieën van een bepaalde artiest waarin summier werd aangehaald dat deze artiest tegenwind had gekregen wegens homofobe uitspraken. In de media werd er wel dieper ingegaan op de achtergronden, oorzaken en gevolgen van de homofobie in reggae, met een veelheid aan verklaringen tot gevolg, maar vaak met een speculatief karakter.

 

Wetenschappelijk onderzoek naar homoseksualiteit en de homofobie die op Jamaica leeft is wel te vinden, maar zoals vele wetenschappers aanhaalden is dit onderzoek erg schaars. Chevanne sprak in 1993 betreffende onderzoek naar homoseksualiteit in Jamaica over “a relatively dark area, as far as research is concerned”[13].

 

De situatie lijkt inmiddels niet danig veranderd, want ook recenter onderzoek van dr. Robert Carr uit 2003 meldt het volgende: “Little scientific research into MSM (men who have sex with men) in the Caribbean has been undertaken.” [14] Als belangrijkste verklaring voor het gebrek aan onderzoek duidt men op de problemen bij het bereiken van de homoseksuele populatie, die in grote mate samenvallen met de Jamaicaanse homofobie: “Very strong and deep-rooted local, religious, and other socio-cultural prejudices challenge any data collection initiative.[15] Verder wordt ook gewezen op het gebrek aan politieke wil om dergelijk onderzoek te steunen en te financieren.[16]

 

Dit heeft tot gevolg dat het aantal wetenschappelijke bronnen die we konden aanhalen veeleer beperkt zijn. Behalve opzoekwerk in bibliotheken hebben we ons ook tot het internet moeten wenden als bron van materiaal. Tevens verzamelden we zelf gegevens via onderzoek.

 

Een belangrijke bron bleek de website van Outrage!, de Britse homorechtenorganisatie die bijzonder actief was op vlak van homofobie in Jamaicaanse muziek. Deze organisatie heeft namelijk een eigen newsservice die online te raadplegen valt. Het viel al snel op dat heel wat media gingen citeren uit deze ‘Outrage newsservice’. We merkten immers dat steeds dezelfde informatie terugkwam in krantenartikels, vaak met dezelfde zinsbouw. Na wat zoeken bleek dat deze informatie vaak uit deze newsservice kwam. Outrage! heeft dus een belangrijke stempel op de verslaggeving kunnen drukken.

 

Voor een bloemlezing van een aantal Jamaicaanse antihomo teksten is de website van Outage! ook bijzonder handig gebleken, je kan er namelijk een ‘dancehall dossier’[17] vinden. In dit dossier worden een aantal teksten weergegeven met een Engelse vertaling erbij en beknopte uitleg over de artiesten vanuit het standpunt van Outrage!. Wanneer we verder in dit werk een artiest beschrijven zorgen we er steeds voor meerdere bronnen te raadplegen, enkel Outrage! citeren zou immers een te gekleurd beeld schetsen.

 

 

III. Reggae en rastafari

 

1. Reggae, dancehall, ragga. Een overzicht van de Jamaicaanse muziek

 

Het Caribische eiland Jamaica, een voormalige kolonie van Groot-Brittannië, gelegen ten zuiden van Cuba, geldt als de bakermat van reggae. Augustus 1962, de maand waarin Jamaica de onafhankelijkheid verwierf, lijkt ons het beste startpunt om een overzicht te geven van de Jamaicaanse muziek. Tot die tijd was de Amerikaanse rhythm & blues, de populairste muziek op het eiland.

 

1.1. Ska

 

Met zijn incorporatie van elementen uit de Amerikaanse R&B en pan-Caribische stijlen, kan ska beschouwd worden als de muzikale onafhankelijkheidsverklaring van het eiland. Het was de eerste muziek die door de rest van de wereld exclusief met Jamaica geassocieerd werd. Ska spruit voort uit een veelheid aan muzikale stijlen.

Naast de Amerikaanse R&B is ook de plaatselijke folkloristische muziek een grote beïnvloedende factor geweest, zoals de muziek van de Pocomania kerk en de lange traditie van ‘work songs’ die op de Jamaicaanse plantages gezongen werden. De eerste Jamaicaanse muziek die opgenomen werd, mento[18], was erg schatplichtig aan deze folkloristische muziek. Ook Afro-Cubaanse muziek zoals rumba, bolero en mambo hadden een grote invloed op de Jamaicaanse muziek.[19]

 

Tijdens de jaren 50 en 60 werd de Jamaicaanse muziekscène gedomineerd door de Amerikaanse rhythm & blues (R&B). Door de nabijheid van Jamaica met de Zuidoost kust van de Verenigde Staten konden de Jamaicanen naar de Amerikaanse radiostations luisteren, waar regelmatig R&B geprogrammeerd werd. Jamaicaanse muzikanten hebben dit R&B geluid op hun eigen distinctieve manier geherinterpreteerd. Dit nieuwe R&B geïnspireerde geluid werd bekend als ska. Populaire ska artiesten in de vroege jaren 60 waren onder andere Bryon Lee, Owen Gray, Laurel Aitkin en Prince Buster.[20]

 

Midden jaren 50 werd in Amerika rock ‘n’ roll steeds populairder, hierdoor kwam de toestroom van Amerikaanse R&B naar Jamaica steeds meer in het gedrang. Dit deed Jamaicaanse muzikanten beslissen om zelf hun favoriete muziek op te nemen. Een aantal jaren volgde deze muziek het Amerikaanse patroon, maar met verloop van tijd begon ze steeds Jamaicaanser te klinken: de ritmegitaar die de offbeat (het accent tussen de tellen van een maat) aansloeg, kwam meer op de voorgrond, zodat je het type ritme hoorde dat ook in mento te vinden was. Ook de drums veranderden, de basdrum ging de nadruk leggen op de derde beat.

Vandaar verschoof de nadruk naar de afterbeat (de tweede en vierde tel in een vierkwartsmaat), het typerende kenmerk van de latere Jamaicaanse muziek. Volgens zanger Derrick Morgan was Prince Buster de eerste die in zijn platen duidelijk de nadruk legde op de afterbeat, in tegenstelling tot de offbeat van de Jamaicaanse boogie’s. Buster legde in zijn producties het karakteristieke ritme van de klassieke ska. Ook veteraan Alton Ellis haalt de afterbeat aan als het essentiële Jamaicaanse ingrediënt:

 

“I see the whole a dem as one sound, y’know – this is a lickle bit faster, this a lickle slower; this time the emphasis is on the drum, the nex’ time the emphasis is on the bassline, but basically the nerve centre of Jamaican music is the afterbeat.”[21]

 

Deze aanpassing, de nadruk op de afterbeat, zorgde voor de overgang van Jamaicaanse R&B naar ska, een transformatie die voltooid was tegen eind 1961, mooi op tijd voor de onafhankelijkheid op 5 augustus van het volgende jaar.[22]

 

1.2. Rude boys en rocksteady

 

In 1966 ontstond rocksteady. In een notendop was rocksteady trager, geraffineerder en koeler dan zijn voorganger, Ska. Tijdens zijn relatief korte periode van dominantie was rocksteady het meest verkozen genre in de dancehall. Voor de eerste platen werden gemaakt in deze nieuwe stijl, was er echter een overgangsperiode tijdens welke de snelle tempo’s van ska vertraagd werden en de ritme’s empathischer werden, de rude-boy periode.[23]

 

Van begin 1965, toen de Kingston studio’s nog hoofdzakelijk ska platen uitbrachten, tot 1967, het jaar van de rocksteady dominantie, luisterde en danste de jeugd van West-Kingston op andere muziek. Deze stijl werd gekenmerkt door twee factoren: Muzikaal werd hij gedragen door een meer dynamische baslijn en de teksten richtten zich specifiek naar het doelpubliek, de ghetto-jeugd. Deze tragere muziek vond veel bijval bij de straatbendes van West Kingston, die ‘rude-boys’ werden genoemd, vandaar ook het label ‘rude-boy music’.[24]

 

Na de ‘rude-boy’ periode werd rocksteady geboren. Toen eind 1966 de jonge zanger Hopeton Lewis ‘Take it easy’ opnam in de Federal Studios in Kingston, vroeg hij de band, geleid door Lynn Taitt, om het ritme te vertragen aangezien hij moeilijkheden had om de tekst over het snelle Ska ritme te plaatsen. Toen de opname af was merkte pianist Gladstone ‘Gladdy’ Anderson op dat het vertraagde ritme een ‘rock steady’ gevoel had, het bleef de benaming voor deze nieuwe stijl. Hopeton’s tekst “take your time/There’s no need to hurry” kon geïnterpretteerd worden als een boodschap aan de rude boys, of simpelweg als verwijzing naar de nieuwe dansgewoonten die samengingen met deze muziekstijl. Andere nummers die tijdens deze sessies werden opgenomen en in een haast gereleased werden voor Hopeton’s populaire eerste album waren het pocherige “Sounds & Pressure” en “A deh Pon Dem”; het eerste cannabis nummer ooit opgenomen in Jamaica, “Cool Collie”; een aantal knipogen naar de Amerikaanse Soul met “Music Got Soul” en “Why must I Cry”; en het anthem “Rock Steady”, dat het ontstaan van de nieuwe dans op een directe manier vierde:[25]

 

“People are you ready

This is rocksteady

Shoulder jerk, heads a movin’

Feel the beat now

Move your feet now

Then go steady

If you’re ready

People are you ready

This is rocksteady”

 

Als ska het nieuwe onafhankelijke Jamaica sloeg met de kracht van een orkaan, dan kwam rocksteady in de vorm van een koele bries, genesteld in de stilte na de storm. In tegenstelling tot ska werd rocksteady gemaakt door kleinere, studiogebaseerde groepen die de blazers als complementaire instrumenten gingen gebruiken in plaats van als muzikaal focus punt. De vocalen waren zoeter en soulvoller. De baslijn kwam meer op de voorgrond en werd melodisch belangrijker, hierdoor ging het publiek ook heel anders dansen dan op de opgezweepte ska.[26]

 

1.3. Reggae

 

Omstreeks 1970 ging rocksteady over in reggae, met een diepe bas en de elektrische gitaar die de tweede en vierde tel nog eens extra benadrukte. Bij reggae ligt de nadruk niet meer op zoete, soulvolle vocalen maar wordt de afgemeten ritmiek van funk als uitgangspunt genomen. In de teksten klinkt teleurstelling door over het uitblijven van maatschappelijke vooruitgang na de onafhankelijkheid van Jamaica.[27]

 

Halverwege de jaren zeventig breekt Reggae dankzij Bob Marley & The Wailers definitief wereldwijd door. Marley groeit uit tot de eerste superster uit de Derde Wereld zonder concessies te doen aan zijn idealen. Tot zijn dood in 1981 zingt hij over de gewone man uit de getto’s en getuigt hij van zijn rastageloof. Reggae met spirituele en maatschappijkritische thema’s wordt met terugwerkende kracht roots reggae genoemd. In Marley’s kielzog breken artiesten als black Uhuru, Culture, Burning Spear en Third World buiten Jamaica door.[28]

 

Het is niet eenvoudig om de exacte kenmerken van reggae te benoemen. Vaak was het ritme sneller dan de vroegere rocksteady, maar daarnaast bestonden ook een aantal nummers die trager waren dan rocksteady en toch onder de noemer reggae vielen. In feite had de Jamaicaanse muziek op dit moment een grotere diversiteit dan ooit tevoren. Maar het bindende element was een nieuwe ruwe kwaliteit van de nummers, en de nog centralere rol van de elektrische bas.[29]

 

Reggae, in al zijn vormen, kondigde een breuk aan met de ‘smoothness’ van rocksteady en met de aspiraties van producers zoals Duke Reid en Clement ‘Sir Coxsone’ Dodd om de verfijndheid van de Amerikaanse soulmuziek te repliceren. Het is toepasselijk dat het begrip ‘reggae’ uitgegroeid is tot een label voor alle Jamaicaanse muziek, aangezien reggae ontstond in een periode van experiment, tijdens de welke de krijtlijnen getrokken werden voor bijna alle latere stijlen en waarin al de vroegere stijlen geabsorbeerd werden.[30]

 

De culturele significantie van reggae is diepgeworteld in de geschiedenis van Jamaica als een Britse kolonie. De aanvankelijke populatie van koloniaal Jamaica bestond hoofdzakelijk uit slaven, overgebracht uit Afrika om te werken op de suikerplantages, en blanke Britse kolonisten. Deze kolonisten – ingenieurs, dokters en advocaten – waren daar om de kolonie in stand te houden. Een aantal andere blanken waren er min of meer gedwongen gemigreerd, zoals Schotse boeren wiens Highlands aangeslagen waren door Engelse landeigenaars. De geschiedenis van Jamaica als Britse kolonie zit ingebakken in de taal, de muziek en de religie van het alledaagse leven. Het is binnen deze kruisbestuiving van culturen, samen met de invloed van Afro-Amerikaanse muziekstijlen, dat de wortels van Reggae gelokaliseerd zijn.[31]

 

Reggae is ook sterk gelinkt aan het rastafari geloof, dit wordt verder in dit hoofdstuk beschreven.

 

1.4. Dub

 

Het woord ‘dub’ wordt tegenwoordig in de wereld van de dansmuziek gebruikt als synoniem voor remix. Minder bekend is dat deze remix techniek ontstond in Jamaica en teruggaat tot 1967. De geschiedenis van Dub begint bij de zogenaamde ‘instrumentals’, nummers waaruit de vocalen verwijderd waren. Aanvankelijk werden deze enkele gebruikt door de sound-systems, maar al snel werden ze ook commercieel uitgebracht. Versies met een grotere bijdrage van de ‘studio-engineer’ ontstonden rond 1968, en tegen 1970 vond je deze remixes, ‘versions’ genaamd, op de B-kant van de meeste Jamaicaanse singels. De producer liet de studio-engineer alle originele vocalen verwijderen, waardoor enkel nog het rauwe ritme overbleef. Dit kon dan verder worden opgesmukt door deejays[32] die over het ritme praten of ‘toasten’ en door extra instrumentatie. Kenmerkend voor dub is de opvallende aanwezigheid van de bas, die sterk op de voorgrond treedt. De vocalen en de verschillende instrumenten gingen dan vaak in en uit de mix vallen, soms sterk vervormd door studio-effecten.[33]

 

Dub, in de zin van radicaal geremixte versies, kwam in 1972 op het toneel en was grotendeels te danken aan de inventieve producers Lee ‘scratch’ Perry en King Tubby. De remixes van Tubby, zijn leerlingen (Prince Jammy, Prince Philip Smart en Scientist) en andere pioniers gaven een nieuwe dimensie aan de Jamaicaanse muziek, die uiteindelijk wereldwijd de dansmuziek zou beïnvloeden.[34]

 

1.5. Dancehall

 

Alle Jamaicaanse populaire muziek, van de R&B van de jaren 50 tot de hedendaagse ragga, was gericht op de dancehall. Maar de term ‘dancehall’ wordt ook gebruikt als benaming van een genre dat vooral na de dood van Bob Marley in 1981 doorbrak. In die periode werd steeds minder rasta-geïnspireerde roots reggae uitgebracht. Sommige commentatoren maken een rechtstreekse link tussen de dood van Bob Marley en de opkomst van dancehall als genre. Maar een greep uit het aanbod van de Kingston studio’s in de late jaren 70 toont dat dit niet klopt. Reeds enige tijd voor Marley’s dood behoorde de roots reggae niet meer tot de hoofdmoot van wat er in de dancehall gedraaid werd. De dancehall bracht een nieuwe generatie van deejays (in de zin van ‘toasters’) en zangers voort die hun vak leerden door op te treden met de sound systems.[35] Ze gingen tijdens live shows de instrumentale nummers voorzien van ritmisch gerijmde teksten of zang.

 

Dancehall geniet aan het begin van de jaren 80 een grote populariteit dankzij deejays als Eek-A-Mouse en Yellowman. Populaire ritmes, riddims genaamd, worden veelal door meerdere deejays gebruikt. Als reactie op de serieuze, maatschappelijk bewuste roots reggae gaat dancehall vooral over dansen, geweld, seks en plezier maken.[36]

 

Om te verstaan waarom de Jamaicaanse muziek in de eerste helft van de jaren ’80 deze weg insloeg, is het nodig om de ruimere context te schetsen. In 1980 verloor Michael Manley’s socialistische partij, het PNP, de verkiezingen, en kwam het rechtse JLP aan de macht. Dit gebeurde na een periode van destabilisatie (georchestreerd door de CIA) en groeiende economische problemen voor Jamaica. Een golf van geweld ging vooraf aan de verkiezingen, met in dat jaar meer dan 800 doden tot gevolg. Na de verkiezingen daalde de onrust, maar de door het IMF aangemoedigde deregulatie en het vrije markt beleid van de nieuwe regering, inclusief besparingen op de gezondheidszorg en andere sociale voorzieningen, zorgden voor nieuwe moeilijkheden. Een significante stijging van de werkloosheid en een daling van de lonen zorgde voor nog meer problemen.[37]

 

In reactie op deze situatie werd de muziek conservatiever en introverter. Er werd steeds meer vastgehouden aan reeds geteste ritmes die hun succes al bewezen hadden, terwijl de teksten de sociale, politieke en historische thema’s steeds meer uit de weg gingen. In dit moeilijke economische klimaat speelden de producers op veilig door ritmes en teksten te gebruiken die hun succes in de dancehalls al bewezen hadden.[38]

 

1.6. Ragga

 

De Jamaicaanse muziek staat nooit lang stil. De Kingston studio’s en de rivaliserende sound systems produceren continu nieuwe varianten van de gevestigde formules. Zelfs als er een niet te ontkennen shift is naar een nieuw (sub-)genre, is de breuk nooit totaal. Reggae’s meest recente manifestatie heet ragga, en is geen uitzondering op deze wet.[39]

 

Ragga is in essentie reggae die volledig of grotendeels digitaal geïnstrumenteerd is. Doorgaans wordt er over de ritmes niet gezongen, maar getoast, het Jamaicaanse equivalent van rappen. Het is de meest commercieel succesvolle Jamaicaanse muziek sinds de hoogdagen van Bob Marley. Tijdens de dancehall periode werd een minimum aan nieuwe riddims geproduceerd, maar door de lage productiekosten van digitale nummers durfden producers nu opnieuw risico’s te nemen, en kwam er een toestroom van nieuwe riddims.[40]

 

De aftrap voor de digitale fase van reggae werd gegeven door producer King Tubby in 1985, met het cruciale nummer “Under Mi Sleng Teng”, gezongen door Wayne Smith. King Tubby zegt hier zelf het volgende over:

 

It changed the whole scene, and that was great for me – even today, everybody is using electronics, computerized drums, drum machine. I really revolutionized that part of the music with “Sleng Teng”. It was being done a little before “Sleng Teng”, but “Sleng Teng” was the big hit that made everybody switch over.”[41]

 

Begin 1985 bracht het Japanse bedrijf Casio een aantal goedkope keyboards op de markt. Een ingebouwd prefab ritme in een dergelijke Casio zorgde voor de blauwdruk van “Under Mi Sleng Teng”. Toen het nummer uitgebracht werd zorgde dit voor een schokgolf over heel Jamaica, en korte tijd later over de hele wereld. Het nummer kondigde de shift van live naar digitale opnames in de reggae aan, en aldus de geboorte van ragga.[42]

 

Aan het begin van de 21ste eeuw is ragga populairder dan ooit. De eerste aanzet werd gegeven door Shabba Ranks en de “popragga” van Shaggy. Maar pas met de komst van Sean Paul, die de meest recente invloeden van hiphop en R&B in zijn muziek verwerkt, groeit ragga uit tot een wereldwijd populair fenomeen. In zijn kielzog komen Wayne Wonder, Wayne Marshall, T.O.K, Elephant Man, Vybz Kartel en vele anderen onder internationale aandacht te staan.[43]

 

 

2. Rastafari

 

Reggae is onlosmakelijk verbonden met de rastafari ideologie. Tal van reggae artiesten getuigen in hun nummers veelvuldig van hun rastageloof. Een korte verduidelijking van het rastafarianisme is hier dan ook op zijn plaats.

 

2.1. Four hundred years of slavery

 

De rastafari beweging in Jamaica is een gevolg van de vernederingen die de Jamaicanen ten gevolge van de slavernij hebben moeten verduren, het is een religie die voortspruit uit het verzet tegen de bestaande samenleving.[44]

Toen de Engelsen in 1655 het eiland bezetten was de oorspronkelijke bevolking, de Arawak indianen, volledig uitgeroeid door de vorige bezetters, de Spanjaarden. De Engelsen hadden nood aan werkkracht om op de suikerplantages te werken, hiervoor importeerden ze slaven vanuit Afrika.[45]

 

Het bestaan van een repressieve cultuur die de economische exploitatie van de zwarten rijmde met de idee van blanke meerderwaardigheid voorkwam het ontstaan van een Jamaicaans nationaal bewustzijn. Het bewustzijn van de zwarte als Afrikaan vormde de kern van zijn identiteit. In Jamaica werden de slaven door de blanke onderdrukkers als minderwaardig beschouwd, als beesten. Hierdoor gingen de zwarten geen Jamaicaans bewustzijn ontwikkelen, maar grepen ze terug naar de Afrikaanse cultuur. Het is deze identificatie met Afrika die de funderingen legde voor de rastafari doctrine, een ideologie die het verzet tegen onderdrukking combineerde met een onderliggende liefde voor de vrijheid en emancipatie van Afrika en de Afrikanen.[46]

 

Door de constante aanvoer van nieuwe slaven kon de Afrikaanse cultuur op Jamaica ook blijven bestaan. Er was hierdoor steeds een grote proportie slaven die zich Afrika nog konden herinneren, en die de Afrikaanse cultuur bij de slaven levendig kon houden.[47]

 

In 1808 kwam er een verbod op de handel in slaven, de invrijheidstelling kwam er pas in 1834. De slaven dienden echter nog 40 uur per week onbetaalde arbeid te verrichten voor hun meesters. Pas in 1838, werd de slavernij in Jamaica officieel afgeschaft. Maar gelijkheid was nog ver weg. Enkel de gegoede klasse had stemrecht en de ex-slaven hadden helemaal niets te zeggen en bleven mishandeld worden. Dit draaide uit op een grote opstand in 1865, de Morant Bay Rebellion, deze leidde tot het besluit om de sinds 1655 bestaande volksvertegenwoordiging op te heffen en Jamaica tot kroonkolonie te maken.[48]

 

De ontwikkeling van de Revival traditie en de groeiende connecties tussen zwarte kerken in de Caraïben, Amerika en Afrika legden de fundamenten voor een zwart nationalisme bij de Jamaicanen aan het einde van de 19e eeuw. Binnen deze zwarte kerken lag de oorsprong van een pan-Afrikaans raciaal bewustzijn, dat de voedingsbodem was voor het Garveyisme, het Ethiopianisme en uiteindelijk het rastafarianisme.[49]

 

2.2. Ethiopianisme, Pan-Afrikanisme en Garveyisme

 

De huidige rasta’s zijn schatplichtig aan een traditie die zocht naar de glorie van het Afrikaans verleden temidden van de blanke westerse dominantie, het Ethiopianisme. Aangezien de bijbel en bijbelse ideeën zo prominent aanwezig waren in de ervaring van overheersing, werd de hoop op zelfbeschikking en mensenrechten uitgedrukt in de bijbelse termen van redemption en deliverance, redding en bevrijding. In Amerika ontwikkelde zich een religieuze beweging die de bijbelse verwijzingen naar Ethiopië zag als een middel om de mythe dat zwarten voorbestemd waren om lastdieren te zijn uit te dagen. Dit Ethiopianisme was een bepaald zwart nationalisme dat zich verzette tegen de blanke koloniale regel. Het heeft zijn oorsprong in Zuid-Afrika, in 1870, toen de raciale vooroordelen zoveel Afrikanen tegen de borst had gestoten dat ze beslisten zelf hun eigen kerken op te richten, in plaats van verder de segregatie en vernedering te ondergaan van de blanke kerken. Net als bij de rastafari beweging was er geen hiërarchie in de ‘Ethiopian Movement’.[50]

 

Nadat Abyssinia[51] Italië overwon te Adowa in 1896 kreeg het een speciale status in de ogen van de Afrikanen, als laatste overlevende Afrikaanse staat. Vanaf dan stond Ethiopië symbool voor Afrikaanse waarde en verzet, het bastion van prestige en hoop voor duizenden Afrikanen die geschokt waren door de Europese verovering en zochten naar een antwoord op de mythe van zwarte inferioriteit.[52]

 

De technologische ontwikkelingen op vlak van communicatie, die leidden tot de ontwikkeling van draadloos beeld en geluid, prentte het publiek beelden in van de ‘geciviliseerde blanke’ en de ‘manipuleerbare ongeciviliseerde zwarte’.[53] Het was in reactie op deze universele denigratie van alles dat Afrikaans was, dat zwarten uit de Nieuwe Wereld Pan-Afrikaanse organisaties gingen stichten, leidend tot een van de grootste bewegingen van de 20e eeuw: The Universal Negro Improvement Association (U.N.I.A.), gesticht door Marcus Garvey. Om het raciaal bewustzijn te centraliseren in de strijd van de onderdrukte Afrikanen inspireerde Marcus Garvey zich op de fundamenten van het Ethiopianisme en het Pan-Afrikanisme, en hielp zo mee de basis leggen voor de rastafari ideologie.[54]

 

De Pan-Afrikaanse congressen werden gehouden tussen 1900 en 1945, maar de Pan-Afrikaanse ideologie is rijker dan de som van de conferenties en resoluties. De Pan-Afrikanisten die de congressen hadden opgestart en traktaten schreven over Afrika droegen een oefening in zelfdefiniëring uit, die erop gericht was een breder gevoel van eigenwaarde te vestigen dan diegene die toegestaan was door de Westerse kapitalistische ideologieën.[55]

 

Garveyisme was een vorm van militant nationalisme dat de zwarten een gevoel van identificatie met Afrika verschafte, maar tevens zelfredzaamheid benadrukte. Voor Garvey was er nood aan een krachtige internationale organisatie die de zwarte belangen behartigde. Een beroemde uitspraak van Garvey stelt dat: “A race without authority and power is a race without respect!”[56]

 

De U.N.I.A., gesticht door Garvey, bracht verschillende zwarten uit de arbeidersklasse samen, mensen die gelinkt waren aan kerkelijke organisaties, militante zelfhulpgroepen, zwarte onafhankelijke vakbonden, pacifisten, cultureel nationalisten, feministen, socialisten en een heleboel ongeorganiseerde zwarten. Al deze verschillende krachten werden gebundeld en samengehouden door de uitdaging die de raciale onderdrukking hen stelde. Ze reageerden tegen het geïnstitutionaliseerde racisme van de imperialisten door een eigen nationaal concept uit te werken, compleet met symbolen zoals vlaggen, titels en volksliederen en met eigen onafhankelijke commerciële organisaties.[57]

 

Zoals de rastakleuren (groen, geel, rood) vandaag een symbool van trots verschaffen, was toen de vlag van de U.N.I.A. – the Red, black and Green – het bekendste symbool van zwart nationalisme. De vlag werd aangenomen tijdens het Pan-Afrikaans congres van 1920 als de officiële kleuren van de zwarte:

 

“Red for the colour of the blood which must be shed for their redemption and liberty; black for the colour of the noble and distinguished race to which we belong; and Green for the luxuriant vegetation of the Motherland.”[58]

 

Op dezelfde historische conventie van 1920 werd de hymne “Ethiopia Thou Land Of Our Fathers” aangenomen.[59]

 

In hun zoektocht naar raciale trots probeerden de Garveyites elk aspect van het leven te betrekken, ook religie:

“Since the white people have seen their God through white spectacles, we have only now started out (late though it may be) to see our God through our own spectacles. The God of Isaac and the God of Jacob, let him exist for the race that believes in the God of Isaac and the God of Jacob. We negroes believe in the God of Ethiopia, the everlasting God – God the Father, God the Son and God the Holy Ghost, the one God of all ages. That is the God in whom we believe, but we shall worship him through the spectacles of Ethiopia.”[60]

 

Garveys kracht lag in zijn vlammende betogen waarmee hij de trots van de zwarten aanwakkerde. Maar zijn ‘opruiende’ uitspraken maakten hem niet geliefd bij de blanken, en dus ook niet bij de Amerikaanse autoriteiten. In 1919 overleefde hij een aanslag en in 1925 werd hij beschuldigd van fraude en werd hij uitgewezen.[61]

Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteland Jamaica, waar hij de arme gemeenschap ging vervoegen, samen met geleerde zwarten die hem steunden in zijn strijd, van daaruit bracht hij zijn boodschap over op de arme bevolking.[62]

 

Voor veel arme Jamaicanen die de wereld in bijbelse termen interpreteerden was Garvey een profeet. Ze namen zijn visie om God door een Ethiopische bril te bekijken letterlijk. De catechismus van de U.N.I.A. beloofde dat de psalm “Princes come out of Egypt, Ethiopia stretches forth her hand to God” betekende dat een leider zou opstaan in Afrika om alle zwarten naar de vrijheid te leiden. Toen in 1930 de kranten foto’s toonden van de kroning van de Ethiopische keizer, zagen velen keizer Haile Selassie in letterlijke en bijbelse vorm als de “koning der koningen”. De kroning van Haile Selassie zorgde voor een nieuwe verafgoding, die de blanke God in de hemel en de blanke leiders in Buckingham Palace verving door een God, door de rasta’s Jah genoemd, die zowel goddelijk als menselijk was. Het geloof van de eerste rasta’s was een diepzinnig antwoord op de ziektes van de koloniale samenleving. Zij die de goddelijkheid van Ras Tafari[63] preekten weigerden de link tussen het christendom en het blanke ras, en braken onverbiddelijk met de blanke West-Indische gemeenschap. In plaats daarvan verbonden ze hun culturele en spirituele roots aan Ethiopië en Afrika.[64]

 

2.3. Rastafari

 

Het was vanuit deze verscheidene tradities dat rastafari ontstond in de jaren 30 in Jamaica, tegen de achtergrond van een hevige economische deprivatie op het eiland. De unieke situatie van Haile Selassie’s kroning in Ethiopië en de verdere invasie door Italië, gecombineerd met de verklaringen van de bijbel, de voorspellingen van Marcus Garvey en de wetenschap van de antikoloniale strijd van de Afrikanen legden de basis voor een nieuwe vergoddelijking bij een klein deel van de Jamaicaanse boeren en arbeiders, die van rastafari. Voor deze eerste rasta’s was Selassie zowel Messias als bevrijder, de zwarte koning van de enige Afrikaanse natie die vrij was gebleven van kolonisering door Europa.[65]

 

In 1937 werd de Ethiopian World Federation (EWF) gesticht te New-York door Haile Selassie I’s neef, Dr. Malaku Bayen, om steun te organiseren voor Ethiopië dat toen onder de voet werd gelopen door het fascistische Italië. Tegen 1938 was er ook een Jamaicaanse tak van de EWF. Heel wat principes van de rastafari filosofie, vooral het gedachtegoed van de Ethiopian Orthodox church met zijn nadruk op Selassie als afgezant van God, waren afgeleid van de krant van deze organisatie, The Voice Of Ethiopia.[66]

 

Na de onafhankelijkheid van Jamaica in 1962 en het falen van de politieke partijen om een uitzicht op een beter leven te bieden, verspreidde het Rastafarianisme snel. Het vuur werd ook aangewakkerd door de black Consciousness bewegingen in de Verenigde Staten, maar rastafari heeft zijn groei vooral te danken aan de unieke Jamaicaanse situatie: een onderontwikkeld Carraïbisch eiland vlakbij de rijkste en krachtigste natie ter wereld. De beslissing van heel wat Jamaicaanse muzikanten om het Rastafarianisme te bezingen, en de schijnbaar overal aanwezige dreadlocks en rastapraat bij de getto jongeren,was zeker een element in de explosie van rastafari in de jaren ’70.[67]

 

Hoewel sommige rasta’s een coherent geloofssysteem volgens de krijtlijnen van de Ethiopian Orthodoxy trachtten te vestigen, bestaat er binnen het rastafarianisme geen hiërarchie en geen officiële doctrine. Het heeft altijd bestaan uit een kern van spirituele, historische en sociale principes die openstonden voor een waaier aan interpretaties. In deze interpretaties werd vaak voorzien door de verscheidene rastafari-associaties zoals de United Ethiopian Body, de Ethiopian Youth Cosmic Faith, de Ethiopian Coptic League en de Twelve Tribes of Israel, deze werd opgericht in de vroege jaren 70 en kon onder andere Bob Marley tot zijn bewonderaars rekenen. Ook het stereotiepe beeld van de rasta, met dreadlocks en joint, gaat niet op voor alle rastafari’s. Sommigen kammen en knippen hun haren niet, terwijl anderen het conventioneel knippen; sommigen zien ganja[68] als een religieus sacrament, terwijl anderen helemaal niet roken. Maar wat alle rastafari’s gemeen hebben is het geloof dat Afrika de spirituele thuishaven is van het zwarte ras, en dat ze zijn voorbestemd om daar op een dag naar terug te keren. Het Westen, waar hun voorouders geketend werden, wordt bestempeld als ‘Babylon’, naar de plaats waar de Israëlieten tot slaven werden gemaakt. Volgens de meeste rastafari’s bestaat er een goddelijke opvolgingslijn van afstammelingen van Koning David, met Haile Selassie I als 225e in deze lijn. Zelfs zijn dood op 12 september 1974, na de communistische coup, kon dit geloof niet doen wankelen.[69]

 

2.4. Symbolen

 

Wanneer men het tegenwoordig over rastafari heeft is dat doorgaans om te verwijzen naar de symbolen: dreadlocks, de kleuren rood, geel en groen, het symbool van de leeuw, het specifieke taalgebruik en de ganja consumptie. Elk van deze symbolen zijn echter ontstaan in een bepaalde periode tegenover een specifieke achtergrond, ze mogen niet herleid worden tot simpele uiterlijkheden ter identificatie van de rasta. Ze zijn een weerspiegeling van een zekere vorm van verzet, elk van deze symbolen kan verbonden worden aan de strijd van de Afrikanen.[70]

 

a Dreadlocks

 

Toen de strijd van het Land and Freedom Army (Mau Mau genoemd) losbarstte in Kenia, en de rasta’s foto’s zagen van deze vrijheidsstrijders, met hun natuurlijke lange, ongekamde haren, hebben ze zich hiermee geïdentificeerd en gingen ze hun haren in ‘dreadlocks’ dragen. Het voorkomen van de rasta’s, met hun dreadlocks, boezemde de heersende klasse nog meer angst in. Volgens het gangbare schoonheidsideaal waren zwarten die hun haar lang en in hun natuurlijke vorm droegen immers lelijk en aanstootgevend.[71]

 

Het symbool van de dreadlocks bleef een bestaand teken van zwarte trots in Jamaica. Een symbool dat internationale betekenis kreeg nadat de reggae-artiesten deze look wereldwijd gingen verspreiden.[72]

 

Doch, niet alle rasta’s droegen dreadlocks. Aangezien de politie de rasta’s vaak lastigviel en mishandelde, kozen sommigen ervoor om hun dreads af te scheren, om zo minder op te vallen. Hiervoor vonden ze een bijbelse legitimatie, zodat een rasta na zeven jaar zijn dreadlocks mocht afscheren. Ook de neokoloniale crisis die grote werkloosheid en criminaliteit met zich meebracht zorgde ervoor dat een aantal rasta’s het haar kort gingen dragen, aangezien heel wat criminelen uit de samenleving de uiterlijkheden van de rasta’s gingen overnemen. Door de rasta’s werden zij bestempeld als ‘false dreads’, de rasta’s deden heel wat moeite om zich van hen te onderscheiden.[73]

 

b Rastaman a Lion

 

Quashi is een erfenis uit de periode van de slavernij, het is de benaming voor een gedragsvorm die de slaven gebruikten om niet sterk of intelligent over te komen, om zo de slavenmeester te misleiden. De ingetogen tred die bij Quashi hoorde raakte echter verweven met de persoonlijkheid van heel wat Jamaicanen. De rasta’s vonden dat het tijd was dat zwarten deze tred achter zich lieten. Dit was een enorme uitdaging in een samenleving waar het racisme diepe sporen had nagelaten op het zelfbeeld van de zwarte. Om deze psychologische schade te herstellen gingen de rasta’s zich identificeren met de leeuw, met zijn schreeuw, zijn manen, zijn sterkte, zijn intelligentie en zijn bewegingen. De manen werden vergeleken met dreadlocks, het feit dat de Ethiopische monarch tamme leeuwen in zijn paleis hield en de titel – lion of Judah – had verworven vergemakkelijkte eveneens de identificatie. [74]

 

c Babylon.

 

In 1958 organiseerde Prince Emanuel, een van de rasta leiders in Kingston, een groundation, het evenement lokte duizenden rasta’s, over de intense burro-drums werd er gezongen:

 

By the rivers of Babylon, there we sat down

and there we wept, when we remember Zion.

For the wicked carried us away in captivity

Required from us a song

But how can we sing King Alpha’s song in a strange land.”

 

Dit was in de periode van de massale emigratie naar Groot-Brittanië. Rasta’s hadden de woorden van de psalm gebruikt om hun situatie te schetsen, en voor de armen werd de naam Babylon een symbool van onderdrukking. Babylon werd gekoppeld aan alle onderdrukkende krachten, of het nu de imperialistische staten waren, de lokale zwarte onderdrukkers, of de politie die de wensen van de staat uitvoerde.[75]

 

d Rastaspraak

 

Enorm belangrijk voor het rastafarianisme is het zelfwaardegevoel van de zwarte. De rasta is trots op zijn ego, en dit is ook merkbaar in de taal die hij gebruikt. Een rasta spreekt steeds in de eerste persoon. ‘We’ is ‘I and I’ geworden. ‘I’ benadrukt individualiteit, onafhankelijkheid en oorspronkelijkheid, in tegenstelling tot het in Jamaica ingeburgerde ‘me’ in de eerste persoon enkelvoud. Vandaar dat I is terug te vinden in een heleboel woorden die in de rasta taal zijn verbogen: ‘I-rie’ is ‘good’ of ‘positive’, ‘I-tal’ staat voor ‘natural’ of ‘vital’, ‘divine’ wordt ‘I-vine’, ‘brother’ wordt ‘I-bro’.[76]

 

 

IV. Mediapaniek

 

1. Muziek als paniekzaaier

 

Populaire muziek is al lang een favoriete kandidaat voor ‘morele paniek’. Vooral sinds het ontstaan van rock ’n roll in het midden van de jaren 50 uit hillbilly muziek, gospel en zwarte rhythm en blues. Vervolgens waren het Elvis Presley’s expliciete gebaren, de suggestieve teksten van Little Richard, en een onophoudelijke beat die de tirades tegen ‘neger muziek’ opwekten.[77]

 

In Amerika was de paniek het duidelijkst. Volwassen Amerika benoemde rock als ‘devil’s music’, vol met boodschappen over seks, drugs, perversiteiten, communisme, atheïsme en criminele activiteiten. Behalve een publieke paniek veroorzaakte de nieuwe rock muziek ook een breuk tussen generaties. Tussen ouders en hun kinderen. De blanke jeugd was steeds meer aangetrokken tot zwarte artiesten zoals Chuck Berry en Little Richard. Tegen een achtergrond van sociaal racisme, waren rocknummers door zwarten, hoe creatief ze ook waren, verdacht en een affront ten opzichte van de segregatiegedachte van de jaren ’50 en ’60 in Amerika. Om financieel succesvol te zijn, werd zwarte muziek in de populaire cultuur naar voor gebracht door ‘blanke’ covers. Veel zwarte muzikanten kregen weinig of geen vergoeding toen hun nummers door blanken werden nagespeeld.[78]

 

Toen rap muziek op het publieke toneel verscheen in de jaren ’80, representeerde het een aanmoedigende straatbende-cultuur. De grote angst was dat de Amerikaanse jeugd zich effectief ging aansluiten en empathiseren met de stedelijke ervaring van zwarte gettojeugd. In tegenstelling tot de bezorgdheid over de effecten van heavy metal op de fragiele geesten van een klein aantal ‘problematische’ individuelen, dacht men dat rap muziek een reactie teweeg ging brengen bij het gehele publiek. In april 1989 werd Tone Loc’s ‘Wild Thing’ ervan beschuldigd de oorzaak te zijn van de verkrachtingen in Central Park.[79]

 

Na de paniek rond rapmuziek was de house muziek aan de beurt. In dit geval lag het zwaartepunt van de hetze niet in Amerika, maar in Europa, waar het genre ook populairder is. De media speelde een grote rol in het aanwakkeren van de paniek. Een van de meest extreme reacties komt van de Nederlandse Evangelistische Omroep: “Deze muziekvorm -house- is beslist een kenmerk van de eindtijd. Het is bij het naderende wereldeinde een list van de duivel om de jeugd in zijn greep te krijgen en tot afval over te halen... Door deze muziek krijgt de satan er duizenden in zijn greep.”[80]

 

Recent is er discussie ontstaan rond de teksten van de moderne reggae variant: dancehall of ragga. Deze Jamaicaanse muziekvorm wordt steeds populairder en begint ook buiten Jamaica in de hitlijsten te komen, vooral Sean Paul scoort internationaal dikke hits. Dancehall beïnvloedt bovendien duidelijk de hedendaagse hiphop en r&b en de dansstijl. Maar hoe meer succes dancehall kreeg, hoe meer de donkere kant van het genre aan bod kwam; met name de homofobe teksten van artiesten als Sizzla, Capleton, Beenie Man,...[81]

 

1.1. One Love? De controverse rond homohaat in reggae.

 

Het is voor velen verwonderlijk dat de nieuwe controverse vanuit de reggae hoek komt. Dat was toch allemaal One Love? Er is echter meer dan dat, heel wat hedendaagse ragga nummers zijn op zijn zachtst uitgedrukt niet erg vriendelijk tegenover homo’s en lesbiennes. Dancehall wordt in het Jamaicaanse Patois gezongen, wat voor de meeste buitenstaanders onverstaanbaar is, maar de doorwinterde dancehall fan weet doorgaans wel wat de woorden “Chi Chi Man” en “Batty Boy” betekenen. Beiden zijn pejoratieve termen om homo’s aan te duiden, in heel wat dancehall nummers komen de termen regelmatig terug.

 

Als we kijken naar de etymologie van deze woorden valt de negatieve connotatie snel op. Batty boy is een verbastering van het Engelse woord bottom of kont. Chi chi is een slang woord voor termiet. Termieten eten ‘wood’ of hout. ‘Wood’ wordt echter ook gebruikt als benaming voor een stijve penis. En net als de termieten eten homo’s ‘wood’, resulterend in de benaming ‘chi chi man’.[82]

 

Voor wat betreft dancehall en ragga is het met andere woorden vooral de harde taal aan het adres van holebi’s die voor internationale reacties en misprijzen zorgde. Met als gevolg dat heel wat concerten werden afgelast en een aantal artiesten in Groot-Brittanië vervolgd werden. Een zware demper op de internationale carrière van deze artiesten.[83]

 

Het begon allemaal met de release van Buju Banton uit 1992, onder de titel ‘Boom Bye Bye’. Dat nummer bevat onder andere de volgende zinsnede:

 

Boom bye bye inna bwatty boy head.

Rude bwoy no promote no nasty man

them haffi dead’.

 

Vrij vertaald betekent dit het volgende: ‘Een kogel in de kop van een flikker, stoere mannen promoten geen vieze venten, ze moeten dood.’ Het nummer bracht meteen een golf van protest teweeg.[84] Sindsdien is het nooit echt stil geweest rond de homofobie in Jamaicaanse muziek, maar de heisa bereikte onlangs opnieuw een hoogtepunt.

 

Sinds 2000, niet toevallig het jaar waarin T.O.K. een hit had met “Chi Chi Man”, een virulent antihomo nummer, voert de Britse homorechtenorganisatie Outrage! campagne tegen de Jamaicaanse homofobie. Zij zorgden voor een vernieuwde media aandacht voor wat zij noemen ‘murder music’. Hierbij richten ze hun pijlen vooral op de Jamaicaanse dancehall en ragga. Het hoogtepunt van de controverse kwam er in 2004, toen een aantal Jamaicaanse homofobe artiesten genomineerd werden voor de MOBO (Music Of black Origin) awards.[85] Ook de moord op de Jamaicaanse homoactivist Brian Williamson in juni 2004 zorgde voor een intensifiëren van de campagne.[86]

 

Het gevolg was een golf van krantenartikels, hoogoplopende discussies op internetfora, protestactie’s van homo’s voor concertdeuren, afgelaste optredens, boycotacties en muziekawards die niet langer hun weg naar de dancehallartiesten vonden. De dancehallzangers passen daarom steeds vaker hun shows aan in Europa, maar in Jamaica komen de homofobe items wel terug aan bod.[87]

 

Sinds februari 2005 is de storm echter weer wat gaan liggen. Na vier maanden van overleg tussen activisten en vertegenwoordigers van de reggae gemeenschap en de muziek industrie is men tot een akkoord gekomen om toekomstige releases van nummers die aanzetten tot geweld tegenover homo’s en lesbiennes te vermijden.[88] In deel V wordt dieper ingegaan op deze homofobie in Jamaica en in deel VI wordt de homofobe Jamaicaanse muziek verder onder de loep genomen.

 

1.2. Dancehall reggae, de nieuwe gangsterrap?

 

De reacties op de gewelddadige en homofobe ragga teksten doen soms denken aan de heisa die eind jaren 80 ontstond rond ‘gangsterrap’. Gangsterrap groeide uit de explosie van rap muziek op het einde van de jaren 80. Het beschrijft op plastische wijze het leven op straat in de harde zwarte buurten van Los-Angeles en New-York. De protesten bereikten een piek in de zomer van 1995, nadat ook republikeins presidentieel kandidaat Bob Dole zijn misprijzen over het genre ventileerde. De morele paniek werd aangewakkerd door de boodschappen van zwarte gangster rappers zoals Snoop Doggy Dogg, Biggie Smalls, Dr. Dre of Tupac Shakur, die vrouwen gingen afbeelden als hoeren, als ‘bitches’ of ‘hoes’, en die wapens, geweld en politiehaat gingen ophemelen.[89]

 

De reggae uit die periode sneed gelijkaardige onderwerpen aan. De onheilspellende economische achtergrond en het gewelddadige klimaat van het begin van de jaren ’80 zorgden er mede voor dat de Jamaicaanse muziek minder sociale en politieke thema’s bezong. De nadruk in de teksten kwam meer te liggen op geweld, seksualiteit en danspasjes, wat een kenmerk werd voor de dancehall reggae. Ook in de latere digitale dancehall of ragga bleven de expliciete teksten de overhand halen. [90]

 

Er zijn heel wat parallellen te zien tussen de paniek die ontstond rond gangsterrap en deze die ontstond rond dancehall en ragga, zoals de gelijkaardige thema’s in de teksten en de represailles tegenover de artiesten, maar er zijn ook duidelijke verschillen.

 

Door de heisa rond gangsterrap verloor een aantal muzikanten hun label. Zo werd Ice-T enige tijd na de release van zijn ophefmakend nummer ‘Cop Killer’ geschrapt door zijn label Time-Warner. Het label stond namelijk onder zware druk van verschillende conservatieve krachten, waaronder ook senator Bob Dole. De drukkingsgroepen maakten in hun speeches echter geen verwijzingen naar de homofobie die ook in gangsterrap vaak floreert.[91]

 

Zowat een decennium later, met de controverse rond de expliciete ragga teksten, is homofobie wel een discussiepunt, zowel in Europa als in de VS. In die zin verschilt de heisa in verband met dancehall reggae of ragga van de controverse rond gangsterrap. Niet alleen was de mediapaniek minder overweldigend als degene die ontstond bij de Amerikaanse gangsterrap, ook de actiegroepen die de muziek hekelden waren verschillend. Voor de Amerikaanse gangsterrap waren het overwegend conservatieve groepen die actie voerden tegen het genre. In het geval van de Jamaicaanse ragga waren het homorechtenorganisaties die de kat de bel aanbonden, vooral de Britse homorechtenorganisatie Outrage! speelde hier een belangrijke rol. Bij de morele paniek rond gangsterrap (en ook eerder bij rock n’ roll) zagen we dus een reactie van conservatieve krachten in de maatschappij op een vernieuwend of progressief gegeven. Bij de reggaecontroverse zien we reacties vanuit wat men doorgaans als het progressieve kamp beschouwt op homofobe uitspraken, uitspraken die als conservatief worden beschouwd.

 

 

2. Van ‘Moral panic’...

 

Vanuit een culturalistische benadering wordt reggae buiten Jamaica en de Caraïben doorgaans als subcultuur beschouwd. Getuige onder andere het standaardwerk “subculture, the meaning of style” van Dick Hebdige, waarin reggae en rastafari in een apart hoofdstuk besproken worden.[92]

 

Subculturen geven regelmatig aanleiding tot paniek, er kan een morele paniek ontstaan waarbij men een grondige angst ervaart voor de bedreiging van zijn waarden en normen. De maatschappij (vertegenwoordigt door de media) schuift voorbeelden naar voor om te tonen hoe de leden van die maatschappij zouden moeten zijn en voorbeelden van hoe ze niet moeten zijn. Jongerensubculturen bekleden hierin een constante positie als ‘folk devils’: zichtbare modellen van hoe we niet mogen zijn.[93]

 

Cohen bestudeerde begin jaren 70 de Mods en Rockers, en introduceerde de term ‘moral panics’ op het terrein van de subculturen. Hij definieert het begrip als volgt: ‘A condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal values and interest: its nature is presented in a stylized and stereotypical fashion by the mass media; the moral barricades are manned by editors, bishops, politicians and other right-thinking people; socially accredited experts pronounce their diagnoses and solutions; ways of coping are evolved or (more often) resorted to; the condition then disappears, submerges or deteriorates and becomes more visible.’[94]

 

Uit Cohen’s definitie van ‘moral panic’ kunnen we volgende sleutelelementen distilleren: [95]

 

Volgens Goode en Ben-Yehuda kan er onderscheid gemaakt worden tussen verschillende theoretische modellen van morele paniek. Ze onderscheiden een ‘middle level’ outsider interest groups (of social movements) model, een grassroots model en een elite-engineered model.[96]

 

Het ‘middle level’ model van morele paniek stelt dat professionele associaties, politie departementen, de media, religieuze groeperingen en allerhande drukkingsgroepen een onafhankelijk voordeel kunnen hebben bij het onder de aandacht brengen van een bepaalde zaak. Zij kunnen ervoor zorgen dat de media-aandacht erop gefocust wordt, dat de toon van de nieuwsverhalen over het onderwerp getransformeerd wordt, dat wetgevers gealarmeerd worden, ze kunnen een striktere ordehandhaving vragen, en zo verder. Dit model van morele paniek kan een verklaring geven voor de plotse oorzaken van individuele morele panieken, en vooral voor de rol van morele entrepreneurs die kruistochten lanceren die kunnen uitgroeien tot een morele paniek.[97]

 

Het ‘grassroots model’ ziet morele paniek als een directe en spontane expressie van een wijdverspreide bezorgdheid en angst voor een waargenomen boosaardige dreiging. Een vaak geciteerd voorbeeld was de uitbraak van angst voor heksen, wat tot de Salem hekserij processen leidde in het zeventiende-eeuwse Massachusetts. Daar was er geen belanghebbende groep of een elite die rechtstreeks voordeel had bij het aanzwengelen van dergelijke angsten, hoewel het generale effect van het samenkomen om de heksen te straffen zorgde voor een grotere sociale en morele solidariteit, in een tijd van verandering en onzekerheid.[98]

 

Een derde model is het ‘elite-engineered model’. Binnen dit model wordt vooral gekeken naar de manier waarop de staat, via instituties zoals de media, maatschappelijk werkers, de politie en de rechtbanken, de sociale orde in stand houdt en reproduceert. Hoewel dit model soms de zweem heeft van samenzwerings-denken, ligt de nadruk toch vooral op structurele neigingen, de manier waarop instituties ernaar neigen om aan die interpretaties van gebeurtenissen de voorkeur te geven die de sociale orde in stand houden. Aangezien die instituties ‘gestructureerd zijn in dominantie’. Met andere woorden, de media hebben de neiging om de definities van de machthebbers te reproduceren.[99]

 

 

3. ...naar ‘Mediapaniek’

 

Wanneer we kijken naar de controverse rond homofobe reggae, vinden we het meest aansluiting bij het ‘middle level’ model van morele paniek. Dit model stelt dat een bepaalde drukkingsgroep een onafhankelijk voordeel heeft bij het onder de aandacht brengen van een item. Zij kunnen ervoor zorgen dat er media aandacht komt, waardoor het item kan uitmonden in een morele paniek.[100]

 

Dit is het geval bij de heisa rond dancehall reggae. Drukkingsgroepen brachten de expliciet homofobe teksten onder de aandacht van de media. Het waren homorechtenorganisaties die het thema onder de aandacht brachten. Vooral de Britse homorechtenorganisatie Outrage! speelde hierin een grote rol. Zij hebben het thema op de voorgrond gebracht en de media heeft er over bericht. Vervolgens zijn er boycots ontstaan, rechtszaken tegen artiesten, afgelastingen van concerten,… Dit impliceert dat het als een bedreiging werd waargenomen.

 

In dit werk gaan we de term ‘morele paniek’ niet gebruiken voor de reggaeheisa, aangezien de term te algemeen is. Er bestaat een grote verscheidenheid aan mogelijke oorzaken voor een morele paniek. Voor wat betreft de controverse rond reggae is de oorzaak een mediavorm zelf, muziek, net zoals dat het geval was voor gangsterrap of rock ’n roll. Een morele paniek kan echter ook andere oorzaken hebben zoals een reeks gewelddadige overvallen of pedofilieschandalen, in dergelijke gevallen is de initiële oorzaak geen mediavorm. We willen er wel op wijzen dat media, ook in die gevallen steeds een belangrijke rol vervult bij een morele paniek. Voor de heisa rond reggae willen we daarom in dit stuk de term ‘mediapaniek’ gebruiken, als een specifieke vorm van ‘moral panic’. Mediapaniek is dan een ‘moral panic’ met een mediavorm, in dit geval reggaemuziek, als initiële oorzaak.

 

Waar het in deze thesis om gaat is dat het thema onder media-aandacht is gekomen en maatschappelijke discussies en reacties heeft losgeweekt, een zekere mate van paniek heeft veroorzaakt.

 

 

V. Homofobie in Jamaica

 

1. Wetgeving

 

In Jamaica zijn homoseksuele daden strafbaar met straffen die oplopen tot 10 jaar dwangarbeid. De wet die hiervoor de basis legt is de ‘Offences Against the Person Act, section 76’, ook wel buggary of sodomy law genoemd.[101]

 

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt is het niet illegaal om homo te zijn in Jamaica, maar de wet maakt een aantal homoseksuele daden wel strafbaar. De Offences Against the Person Act verbiedt ‘acts of gross indecency’ (doorgaans geïnterpreteerd als verwijzend naar om het even welke vorm van fysieke intimiteit) tussen mannen, zowel publiekelijk als privaat. Het ‘buggary’ misdrijf wordt beschreven in sectie 76, en wordt omschreven als anale betrekkingen tussen een man en een vrouw of tussen twee mannen. Het merendeel van de vervolgingen gaat over toestemmende volwassen mannen die ervan verdacht worden zich te hebben ingelaten met anale seks. Er is geen wet die lesbische handelingen verbiedt, maar net als homo’s worden ze vaak gediscrimineerd in de Jamaicaanse samenleving.[102]

 

Concreet gaat het om volgende artikelen van de Offences Against the Person Act:

 

Article 76 (Unnatural Crime)
"Whosoever shall be convicted of the abominable crime of buggery [anal intercourse] committed either with mankind or with any animal, shall be liable to be imprisoned and kept to hard labour for a term not exceeding ten years."

 

Article 77 (Attempt)
"Whosoever shall attempt to commit the said abominable crime, or shall be guilty of any assault with intent to commit the same, or of any indecent assault upon any male person, shall be guilty of a misdemeanour, and being convicted thereof shall be liable to be imprisoned for a term not exceeding seven years, with or without hard labour."

Article 78 (Proof of Carnal Knowledge)
"Whenever upon the trial of any offence punishable under this Act, it may be necessary to prove carnal knowledge, it shall not be necessary to prove the actual emission of seed in order to constitute a carnal knowledge, but the carnal knowledge shall be deemed complete upon proof of penetration only."

Article 79 (Outrages on Decency)
"Any male person who, in public or private, commits, or is a party to the commission of, or procures or attempts to procure the commission by any male person of, any act of gross indecency with another male person, shall be guilty of a misdemeanor, and being convicted thereof shall be liable at the discretion of the court to be imprisoned for a term not exceeding 2 years, with or without hard labour."
 

 

2. Oorzaken en achtergonden

 

In dit deel willen we een aantal mogelijke oorzaken en achtergronden van de Jamaicaanse homofobie ophelderen. Hiervoor zullen we gebruik maken van een multidisciplinaire aanpak: we zullen achtereenvolgens kijken door een culturele, een historische, een sociologische en een religieuze bril.

 

2.1. Een culturele kijk

 

Antropologen hebben de Jamaicaanse samenleving omschreven als een cultureel pluralistische samenleving. Dit concept omschrijft het best de matrix aan factoren die een invloed hebben op het leven en de psyche van de Jamaicanen, het betrekt zowel ras als klasse in een matrix verweven met invloeden van de structuur van een vroegere plantage kolonie. Aan deze matrix kunnen we seksualiteit toevoegen.[103]

Traditionele overtuigingen over vruchtbaarheid en seksualiteit in Jamaica, zijn gebaseerd op eeuwenoude attitudes en gebruiken die moeilijk na te gaan zijn. Een voorbeeld is de perceptie en negatieve attitudes tegenover moderne anticonceptie methodes, die niet zozeer met religie te maken hebben, maar veeleer met traditionele cultuur. Dit omvat attitudes over het lichaam, en de overtuiging dat het lichaam sterk en proper moet zijn. Zo wordt aangenomen dat coïtus essentieel is voor de fysieke en mentale gezondheid van mannen. Voor vrouwen, aan de andere kant, zou coïtus belangrijk zijn om de natuurlijke vitaliteit niet te blokkeren. Het inwendige van het lichaam wordt als mysterieus en heilig beschouwd, vandaar is de angst om iets te verliezen ‘in het lichaam’ groot bij Jamaicaanse vrouwen. Condooms worden als indringende onnatuurlijke objecten beschouwd, die kunnen afschuiven en zoek raken, dit zou ziekheid, onvruchtbaarheid en zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben volgens de traditionele opvattingen.[104]

In Jamaica wordt seksualiteit gezien als een bestaansreden, wat een verklaring kan zijn voor hun scherpe veroordeling van afwijkende seksualiteit. Vrouwen, zo wordt gezegd, moeten kinderen krijgen om hun bestaan te kunnen rationaliseren en om hun natuurlijke vitaliteit te ontplooien. Jonge mannen, daarentegen, moeten hun mannelijkheid bewijzen door vrouwen zwanger te maken.[105]

In de Caribische samenleving is het voor mannen steeds enorm belangrijk om hun mannelijkheid te tonen en te bewijzen.[106]

Volgens Kimmel is homofobie een centraal organiserend principe van heteroseksuele mannelijkheid, een constitutief element in de constructie ervan. Als organiserend principe van mannelijkheid, is homofobie een belangrijk element in mannelijk gedrag, waaronder hun relaties met andere mannen, met vrouwen, en met geweld. Deze homofobie is meer dan de irrationele angst voor homoseksuele mannen. Het is de angst om door andere mannen ontmaskerd te worden, ontmannelijkt te worden, om voor zichzelf en de buitenwereld bloot te geven dat ze niet voldoen, dat ze geen echte mannen zijn. Uiteindelijk domineert de angst om als een ‘sissy’ bestempeld te worden de culturele definitie van het man zijn. Homofobie is dus een middel om de eigen mannelijkheid te bewijzen, vooral tegenover andere mannen, en spruit voort uit de angst om zelf niet als volwaardig mannelijk beschouwd te worden.[107]

Binnen deze context moeten Jamaicaanse mannen zich bewijzen, strijdend voor macht en in sommige gevallen overleving, in relaties, in de wijdere gemeenschap, en meest van al, tegenover hun mannelijke ‘bonding groups’ die beslissen of ze al dan niet man zijn.[108]

De Jamaicaanse muziekcultuur zorgt tevens voor een versterking en verdere verspreiding van de homofobie. Een aantal artikels in 2002, in ‘The Gleaner’, Jamaica’s oudste en meest verspreide dagblad, bracht de bestaande intolerantie in verband met populaire dancehall liederen, die de mannelijke deugden om holebi’s te vermoorden, neer te schieten en te verbranden bezingen.[109]

 

2.2. Een historische blik

 

Vroege omschrijvingen van de Jamaicaanse samenleving verwijzen naar de seksuele relaties tussen de plantagemeesters, hun slaven en dienaars. Zo was er het gebruik van jonge slaven als ‘hengsten’, vooral nadat de slavenhandel verboden was, om zo de aangroei van de slavenpopulatie te verzekeren.[110]

Volgens Dr.Heather Royes mogen we de geschiedenis van Jamaica niet uit het oog verliezen wanneer we verklaringen zoeken voor de homofobie. Ze verwijst hierbij naar de seksuele relaties en misbruiken tijdens de slavernij:

I think a lot of this trouble comes from such denial about human nature, and about Jamaica’s own sexual politics. Historically Jamaica is a plantation society and there were all kind of sexual and inter-racial relationships going on then, between owners and slaves, male and female and certainly among the same sexes. It’s all there, but it’s all denied, and of course something denied makes us doubtful and insecure. And that I think is where lot of Jamaican men are vulnerable. So this of course contributes to homophobia and the threat it poses to the macho self-image men have.”[111]

Ook Decca Aitkenhead wijst in een artikel op de rol van de slavernij bij het ontstaan van de Jamaicaanse homofobie. Dit doet de Britse journalist besluiten dat Groot-Britannië nu niet met een beschuldigende vinger naar Jamaica mag wijzen, aangezien ze zelf de oorzaak zijn van de homofobie:

“But the vilification of Jamaican homophobia implies more than a failure to accept postcolonial politics. It’s a failure to recognise 400 years of Jamaican history, starting with the sodomy of male slaves by their white owners as a means of humiliation. Slavery laid the foundations of homophobia, and its legacy is still unmistakable in the precarious, overexaggerated masculinity of many men in Jamaica.”[112]

 

Naast een historische verklaring haalt de journalist in hetzelfde artikel ook nog eens sociologische en religieuze verklaringsgronden aan voor de homofobie. Meer bepaald verwijst hij naar de rol van de traditionele kerken en het slechte, ondergefinancierde Jamaicaanse onderwijs, beide aspecten zijn ook gevolgen van de historische situatie van Jamaica, als Britse kolonie:

 

“Jamaica today is very poor. The schools are bad, the healthcare atrocious and the police widely mistrusted, and for many the only support comes from churches, many of which dispense a fire-and-brimstone religion that is not merely homophobic, but designed to discourage independent thought. The government doesn’t have enough money to make real change, and the reason is simple. This year 69.9% of its budget went on servicing debt. For education, there was less than 10%.”[113]

 

2.3. Sociologische verklaringen

 

Hoe kinderen opgevoed worden is een factor die meebepalend is voor de Jamaicaanse homofobie. Gaten en fouten in het sociaal ondersteuningsnetwerk zorgen ervoor dat kinderen in Jamaica erg kwetsbaar zijn, er is een hoge frequentie van fysieke en seksuele mishandeling van kinderen. Ook de vaakvoorkomende ‘child-shifting’, een verandering in de residentie van het kind of verandering van voogd, heeft tot gevolg dat heel wat kinderen angstige en onstabiele levens leiden.[114]

In Jamaica kan je spreken van een geïnstitutionaliseerde intolerantie jegens holebi’s. Homofobie is er doorgedrongen tot in de verschillende instituties van het maatschappelijk bestel. De overheden willen ook nauwelijks geld vrijmaken voor onderzoek. Deze geïnstitutionaliseerde intolerantie is vaak ingebed in religieuze doctrines, in het schoolsysteem, het gerechtelijke systeem inclusief de politie, in de werkplaats en in de familie.[115]

Ook de reusachtige “AIDS-angst” in Jamaica, had een enorme impact op de attitudes van de bevolking tegenover homoseksuelen. AIDS werd beschouwd als ‘the gay disease’, en velen zagen het als de consequentie, de straf, voor een losbandige immorele levensstijl. Deze attitudes weerspiegelden de bijbelse voorspelingen zoals ze geïnterpreteerd werden door de lagere klasse en de landelijke Jamaicaanse populatie.[116]

De Jamaicaanse homofobie zorgt er voor dat mannen al op een vroege leeftijd gestimuleerd worden om seksuele contacten te hebben, om zich van de angst te ontdoen dat de jongens homo zouden zijn. Ook meervoudige vrouwelijke partners voor mannen worden als een normale eigenschap gezien van gepaste mannelijkheid.[117]

Chevanne kwam tot de bevinding dat seksualiteit in Jamaica in hoge mate gesocialiseerd is, met een dominante rol voor de peer group binnen deze socialisatie. De peer group bestaat vooral uit vrienden en soms broers en zussen. De prevalerende attitude die wordt doorgegeven is dat seks natuurlijk is. ‘Natuurlijk’ wordt op twee manieren opgevat. Enerzijds houdt dit in dat er niets raar is aan een seksuele drive. Anderzijds houdt deze attitude in dat het om heteroseksuele seks gaat. Zo gaat men er vanuit dat masturbatie en homoseksualiteit ‘tegen de natuur’ zijn.[118]

In hetzelfde onderzoek stelde men vast dat Jamaicanen op geen enkele manier geassocieerd willen worden met homoseksuelen. Ze geloven dat homoseksualiteit het product is van socialisatie of sociale deviantie, en niet van genetische predispositie. Vandaar ook hun attitude dat ze moeten in elkaar geslagen worden of zelfs vermoord.[119]

 

2.4. Een religieus perspectief

 

In 1992 werd de internationale reggaester, Shabba Ranks, in een BBC televisie uitzending aangesproken over zijn homofobie. De man haalde toen een bijbel boven om zijn gelijk te bewijzen.[120]

De bijbel, vooral het Oud Testament, wordt regelmatig aangehaald als vergoelijking van de homohaat. De sociale uitsluiting in de beleefde en niet zo beleefde fora van de media en politieke debatten voedt de legitimatie van gemeenschaps- en politie- geweld tegenover holebi’s. Ook de term ‘batty judgements’[121] of ‘judgements’ heeft duidelijk bijbelse wortels.[122]

Het is vooral op de verhalen van Sodom en Gomorra uit het boek Genesis dat homofobe gelovigen zich beroepen om aan te tonen dat homoseksualiteit verkeerd is en een ernstige zonde is. Zij gaan er vanuit dat de steden Sodom en Gomorra door God vernietigd werden om de bewoners te straffen voor hun homoseksualiteit.[123]

Het Rastafarianisme is op heel wat vlakken schatplichtig aan de bijbel[124]. De rastas geloven dat homoseksualiteit verkeerd is aangezien het volgens hen veroordeeld wordt in de bijbel. Tevens geloven ze dat we op deze aarde zijn gezet om ons voort te planten, en enkel een man en een vrouw kunnen daarvoor zorgen. Volgens hen zijn homoseksuele daden niet normaal, op die manier worden de geslachtsorganen niet gebruikt waarvoor God ze gemaakt heeft. Voor hen is sodomie een zonde en orale seks onrein. Een man kan dus niet samen zijn met een man, of een vrouw met een vrouw, aangezien ze dan niet hun doel op deze aarde kunnen verwezenlijken.[125]

In de jaren ’90 is sprake van een rasta renaissance bij de Jamaicaanse gettojeugd, die ook weerspiegeld wordt in de muziek. Deze renaissance is vooral het gevolg van de populariteit die de meest fundamentalistische tak van rastafari geniet: de Bobo Ashanti. Aangezien heel wat bekende en minder bekende reggae en ragga artiesten zich openlijk als ‘Bobo-dread’ uiten, gaan we hier even dieper op in. De Bobo Ashanti zijn immers militante homohaters, zoals in heel wat nummers van Bobo-dreads als Capleton en Sizzla tot uiting komt.
 

2.4.1. De Bobo Ashanti

 

Bobo Ashanti is een tak van het rastafari geloof dat geïnspireerd is op de opvattingen van Prince Emmanuel Edwards, de stichter van een van de eerste rasta communes in Kingston. Één van de visuele beelden die de Bobo’s kenmerken is dat van de bezem. Bobo’s dragen vaak een bezem bij zich om hun spirituele reinheid te benadrukken. Hun dreadlocks zitten verborgen onder een hoge tulband en ze dragen wijde gewaden, opdat ze er uit zouden zien als de bijbelse profeten met wie ze zich identificeren.[126]

Een belangrijk element van de Bobo Ashanti ideologie is vuur. Dit element komt regelmatig naar voor in de teksten van muzikanten uit het Bobo-kamp: “Fire is for the purification”, vuur dient tot zuivering.[127]

De “fire bun”- retoriek wordt in allerlei contexten gebruikt, maar nog het meest in verband met homo’s. Zoals in het nummer “More Prophet” van Capleton:

Shoulda know seh Saint Mary mi come from
 
Je zou moeten weten dat ik van Saint-Mary kom
Shoulda know mi grew up ah Islington
 
Je zou moeten weten dat ik in Islington ben opgegroeid
Shoulda know seh Capleton bun battyman
 
Je zou moeten weten dat Capleton homo’s in brand steekt
Dem same fire, apply to di lesbian
 
Hetzelfde vuur is van toepassing op lesbiennes.
[128]

Het Bobo Ashanti gedachtegoed is een héél stuk militanter en fundamentalistischer dan de rastafari gedachten die we in het westen leerden kennen via Bob Marley. Het geloofssysteem van de Bobo-dreads omvat onder andere de totale veroordeling van homoseksuele en lesbische handelingen, vandaar ook de oproep in heel wat platen: ‘Fire pon the Battyman and the lesbian”. [129]

Vrouwen worden door de Bobo’s aangesproken met de titel “empress”. Maar om deze titel waardig te zijn dienen ze zich wel aan een aantal voorschriften te houden en dienen ze erg toegewijd te zijn aan hun man, die “prophet” of “priest” wordt genoemd. Vrouwen worden als minderwaardig aan de mannen beschouwd en hebben een dienende rol. Één van de voorschriften is strikte scheiding van de mannen gedurende de menstruatie en drie maanden na de geboorte van een kind, wanneer de vrouwen als onrein worden beschouwd.[130]
 

 

3. Houding van de Jamaicanen

 

Een serie artikels in The Gleaner, Jamaica’s oudste en meest verspreide dagblad, veroorzaakte een doorbraak in de discussie over de wijdverspreide intolerantie tegenover holebi’s in Jamaica, via interviews met leraren, homo’s, advocaten, politiemannen, mensenrechten activisten, religieuzen, enzovoort.[131]

 

Doch, in 2002 bleek uit een reeks artikels in hetzelfde dagblad dat de intolerantie nog steeds hoog was. Volgens het dagblad was de belangrijkste oorzaak de populaire dancehall nummers die de mannelijke deugden van het vermoorden, neerschieten en verbranden van homo’s verheerlijken, dit alles binnen een context waarin wetten het lastigvallen van ‘vrouwelijke’ mannen toestaan en als normaal beschouwen.[132]

 

Tezelfdertijd wordt er hier en daar reeds een expliciet standpunt ingenomen tegen homofobie omdat het een publieke gezondheidscrisis veroorzaakt, zoals het publieke debat in de printmedia weerspiegelt. De realiteit van de aids epidemie heeft langzaam condities gecreëerd die de dialoog en het doorbreken van de stilte rond het geweld en het psychologische misbruik van homo’s mogelijk maken.[133]

 

Ondanks alles bleek uit een poll in The Gleaner in 2001 dat bijna 96 percent van de Jamaicanen sterk gekant zijn tegen de legalisering van homoseksuele relaties:

 

“In response to the question, "Do you feel that homosexuality should be legalised?" 95.7 per cent said no while 3.4 per cent said yes. There was no response from 0.9 per cent of those questioned.”[134]

 

Degenen die ‘neen’ antwoordden zijn van mening dat wetten die homoseksuele daden verbieden moeten behouden blijven en dat dergelijke wetten niet versoepeld mogen worden. De 3,4 percent die ‘ja’ antwoordden bestond uit meer mannen dan vrouwen en meer oudere mensen uit de hogere socio-economische klassen.[135]

 

Volgens Anderson hebben de Jamaicanen reeds in het verleden gedemonstreerd dat ze behoren tot een ‘sterke en fiere’ homofobe gemeenschap. Vandaar ook dat de meeste homoseksuelen in Jamaica niet uitkomen voor hun geaardheid. Hoewel het aantal lobbygroepen die ijveren voor de afschaffing van de antihomo wetten met de jaren gegroeid is, blijft de publieke opinie sterk gekant tegen een legalisering. Ook de eerste minister, P.J. Patterson, verklaarde op de jaarlijkse conferentie van zijn partij, de People’s Natinal Party, dat homoseksualiteit nooit zal gelegaliseerd worden zolang hij het voor het zeggen had.[136]

 

Dit blijkt trouwens het standpunt van alle politieke partijen in Jamaica te zijn. Op de vraag “Zou je het overwegen om homoseksuele daden te decriminaliseren als er empirisch bewijs was dat dit de verdere verspreiding van HIV zou kunnen inperken?” hebben alle partijen ‘neen’ geantwoord, aangezien dat promotie zou zijn van ‘ernstige morele aberraties’.[137]

 

In 2000 en 2001 verschenen er consistent verhalen en lezersbrieven in hetzelfde dagblad. Deze brieven en verhalen stigmatiseerden homo’s door het aanwakkeren van vooroordelen, vijandelijkheid en uitsluiting van niet enkel holebi’s, maar ook hun kinderen. De constante aanvallen tegen homorechten organisaties in Jamaica door de populaire cultuur, de media, de kerk, de school, het juridisch systeem en andere sociale instituties hebben ervoor gezorgd dat holebi’s als een bedreiging van de maatschappij worden gezien.[138]

 

Deze algemene ingesteldheid vinden we geïllustreerd in een lezersbrief in The Gleaner:

“On Thursday's edition of RJR's News Line Five, I had the misfortune of hearing an individual vociferously agitating for homosexual rights in Jamaica. The individual, who referred to himself as Mr. X, stated that a group established in Jamaica to represent the rights of homosexuals, bisexuals, transsexuals and other sexual deviants, has retained the services of a team of lawyers to review the laws of Jamaica to highlight so-called "loopholes" under which homosexuals can be prosecuted. (…) I strongly suspect that this latest push for rights by Mr. X and his organization is the right to publicly flaunt their lifestyle, which is offensive to Jamaican culture, religion and history. I will warn Mr. X and his friends that this will not be tolerated by the Jamaican public, as Jamaica is no San Francisco. We have our own identity and sense of morality.” [139]

Een andere lezersbrief die gepubliceerd werd in hetzelfde dagblad vond dat homoseksualiteit zou moeten ingedeeld worden bij verkrachting en bestialiteit. [140]

Hier en daar zijn er ook meer gematigde stemmen in Jamaica. Een meer positieve stem is die van Becky Patterson, zij schrijft columns in de Jamaica Observer. In een van haar columns hekelt ze de Jamaicaanse homofobie, en de verspreiding ervan via reggae, aangezien het contraproductief is voor de Jamaicaanse vooruitgang:

“ (…) why has nobody said anything about the poor taste of the lyrical content of reggae music? Ultra-conservative corporate Jamaica stinks as much as the media on this issue as they all rush to associate with these artists who are feeding the crime rate directly or indirectly through their music. Regardless of how imbedded in our culture something is, when it becomes overbearingly counter-productive it must be changed.”[141]

Één andere indicatie van de negatieve attitude van de Jamaicanen tegenover homo’s is de hoge mate van geweld tegen deze groep. Zo werden in 1997 zestien vermeende homo’s vermoord en werden er een veertigtal verwond in de gevangenis van Kingston.[142]

 

 

4. Homofobie en geweld

 

Stedelijk Jamaica wordt gekenmerkt door een hoge mate van geweld, ook tegenover homo’s. Er is sprake van een klimaat van geweld, de literatuur beschrijft een sociaal netwerk dat gedomineerd wordt door een reeks onderling gelieerde factoren:

Homo’s zijn in Jamaica regelmatig het doelwit van gewelddadige aanvallen. De studie van Dr. Robert Carr uit 2003[144] bevat een aantal getuigenissen die een beeld schetsen van de agressieve attitude jegens homo’s in Jamaica. Volgens de bevindingen van dat onderzoek zijn gemeenschapsgebaseerde aanvallen tegen homo’s plots en spontaan, ze hebben een random timing. Zo vertelde een informant dat hij reeds zijn hele leven zonder noemenswaardige problemen samenwoonde met zijn vriend, tot zijn vriend in het hoofd werd geschoten op een ‘bashment’ (een dansfeest).[145]

Dergelijke aanvallen hebben een naam, ze worden ‘batty judgements’ of ‘judgements’ genoemd. “Battyman Fi Dead” (homo’s moeten dood) is een uitdrukking die vaak gepaard gaat met de aanvallen. In een van de getuigenissen kwam een grote menigte kijken terwijl de aanval plaats had, onderwijl zingend “battyman, battyman, battyman”. Het slachtoffer werd geslagen, geschopt, gestoken en kreeg vuil water uit de goot over zich heen geworpen door een groep gewapende mannen. Dit niveau van brutaliteit werd vaak aangehaald door de informanten, hoewel grote menigten die komen kijken minder gangbaar zijn. Het simpele feit dat iemand beschuldigd werd homo te zijn was voldoende om een aanval te triggeren.[146]

Ook onthullend is de machteloosheid van die gemeenschapsleden die de slachtoffers als mensen zien en de aanval wilden verijdelen. Zo meldde een vrouw dat ze medelijden voelde met een man die in elkaar werd geslagen, maar dat het enige dat ze kon doen in tranen toekijken was.[147]

Deze “judgements” vinden ook plaats op het familieniveau. Sommigen moesten omwille van de dreiging hun gemeenschap ontvluchten. Een aantal informanten was reeds het slachtoffer geworden van aanvallen door hun vader, anderen hadden hun seksuele identiteit verborgen kunnen houden als middel om zichzelf te beschermen.[148]

Amnesty International rapporteerde in 2001 over het politie geweld in Jamaica waaruit een gebrek aan bescherming voor Jamaicaanse homo’s blijkt. Het rapport argumenteerde dat:

“Gay people in Jamaica, or those suspected of being gay, are routinely victims of ill-treatment and harassment by the police, and occasionally of torture. (…) Reports also indicate that the police have failed to protect gay people from violence in police detention or to assist victims or witnesses of homophobic crimes. In some cases, reporting incidents of homophobic violence to the authorities has resulted in further victimization and ill-treatment at the hands of the police. In June 2000, a man was allegedly threatened with being taken to the 'rape unit' whilst detained at the Half Way Tree police station. He had been taken to the station by police after summoning help following a homophobic attack. In April 2000, a man was allegedly refused police protection which he requested after he received death threats. The man fled his home after his partner was chased by a mob into a church and killed.” [149]

 

In juni 2004 werd Brian Williamson vermoord in Jamaica, de man is medeoprichter van J-FLAG, een holebi-rechtenorganisatie in Jamaica, en de meest prominente voorvechter van de homobeweging in Jamaica. Aangezien zijn kluis gestolen was gaat de politie er vanuit dat het om een roofmoord ging. Maar algemeen wordt aangenomen dat de ware toedracht van de moord in de homofobe situatie op het eiland ligt:

 

"Given the climate that exists in Jamaica there is high possibility that Brian's murder is a hate related crime and we don't want the police to rule that out," said a representative of J-FLAG, who did not wish to be named for fear of reprisals. Brian was one of the few people who felt comfortable enough to go public with his homosexuality."[150]

 

Één van de gevolgen van deze bedreigende situatie voor homo’s is dat mannen die zich anders als homo zouden identificeren, zich verplicht voelden om zichzelf als heteroseksueel te presenteren aan de gemeenschap. Voor velen die de mogelijkheid hebben werd emigratie naar meer tolerante landen als beste uitweg gezien.[151]

 

 

VI. Homofobe geluiden in reggae

 

Reggae wordt door de meeste mensen in verband gebracht met de One Love boodschap die Bob Marley de wereld in stuurde. Heel wat reggae, vooral dan de traditionele roots reggae, bevat nog steeds die boodschap. Maar er is een keerzijde aan de medaille, de gewelddadige homofobie die op het Jamaicaanse eiland leeft dringt ook steeds vaker door in de Jamaicaanse muziek. Het is vooral de moderne ragga of dancehall variant van reggae die regelmatig harde en vaak agressieve standpunten tegen homo’s naar voor brengt.

 

De shift naar hardere teksten en minder sociale, politieke en historische thema’s kwam er met de opkomst van ‘dancehall’ in de jaren 80, tegen de achtergrond van groeiende economische problemen en een groeiende politieke rivaliteit (cfr.infra, deel III). De nadruk kwam meer te liggen op onderwerpen als seks, geweld en danspassen.[152]

 

De jaren 90 brachten opnieuw een rasta renaissance, met heel wat zangers zoals Garnett Silk, Luciano en Everton Blender die culturele thema’s gingen aansnijden. Ook in de ragga en dancehall hoek floreerden de rastafari geluiden steeds meer dankzij mensen als Tony Rebel, Sizzla, Anthony B en Buju Banton. Er kwam opnieuw een toename aan positieve en maatschappijkritische teksten. Maar vooral in het kamp van de deejays behoorden de nieuwe rastafari adepten vaak tot de Bobo Ashanti. Deze meest fundamentalistische afsplitsing van de rastafari staat bekend om zijn scherpe veroordeling van homoseksualiteit, en dit standpunt wordt ook uitgedragen in de muziek van de Bobo zangers en deejays.[153]

 

We willen in dit hoofdstuk een kijk geven op de manier waarop de homofobie geventileerd wordt in de moderne reggae door een overzicht te geven van een aantal antihomo teksten. Verder geven we ook aan welke internationale gevolgen deze standpunten voor de artiesten hebben.

 

De teksten die in dit deel besproken worden zijn steeds nummers van artiesten die zich in de dancehall en ragga hoek situeren, hoewel een aantal onder hen ook meer traditionele nummers hebben geschreven. Het is opvallend dat de gewelddadige antihomo teksten enkel in de moderne reggae varianten voorkomen. Ook na lang zoeken vond ik geen enkel voorbeeld van een traditioneel roots reggae nummer waarin expliciete haat tegenover homo’s verkondigd werd. Toch mag het duidelijk zijn dat de homofobie op Jamaica geen nieuw verschijnsel is. Zo verklaarde Bob Marley in 1980 in een interview met Humo dat hij naast een hele hoop andere zaken ook ten strijde trekt tegen sodomie:

 

“Maar ik ben er toch maar omdat Jah wil dat ik er ben. En verder moet ik nederig zijn. Vechten tegen de ijdelheid. Vechten tegen bloodclath, tegen hypocrisie, tegen sodomie, tegen alles wat de mens naar beneden haalt.[154]

 

Een zoektocht in een hele hoop reggae nummers en op het internet liet me geen andere keuze dan te moeten besluiten dat hoewel homofobie niet nieuw is in Jamaica, de homofobe teksten in reggaemuziek een recent verschijnsel zijn. Ook een navraag bij de Belgische reggae community via het forum van de belangrijkste Belgische reggae website[155] liet me tot hetzelfde besluit komen. Er werden wel voorbeelden aangehaald van reggae nummers die je als roots reggae zou kunnen beschouwen, zoals “Praise Ye Jah” van Sizzla, “Apple” van Nasio Fontaine, “That Day Will Come” van Capleton,... Het gaat hier echter telkens om recente nummers, vanaf de jaren 90, en niet over de oudere klassieke rootsreggae. Een aantal reggaefans beweerde dat het vroeger ook voorkwam op een zachtere metaforische manier in de traditionele reggae, maar niemand kon me een voorbeeld geven van een dergelijk nummer. Een reactie van een reggaekenner op het forum van dezelfde website geeft eveneens aan dat de homofobie slechts recentelijk op expliciete wijze in de muziek naar voor komt:

 

Ik ben in 1975 Bob Marley muziek beginnen kopen; dan Dillinger, The Trojan Story...enz...in 1978 ontdekte ik dat mijn oom platen importeerde van RAF (Amsterdam) hij leverde onder andere aan "de Brabo", en hij bleek een onuitputtelijke bron van Jamaican import...sinds 1978 luisterde ik uitsluitend naar reggae, ging een paar keer shoppen in London, ik had 5000 lp's en luisterde naar alle reggae radio programma's, had ook zelf radio programma's, en bij de mensen die ik bezocht stond er ook steeds reggae op...ik ken het volledige oeuvre van Studio One (allez bijna toch)...en NOOIT heb ik maar één expliciete homofobe lyric gehoord, tot zo rond 1989/1990, toen is dat begonnen...met de raggamuffin. Greets, Ras Feel”[156]

 

 

1. “Boom Bye Bye inna Batty Boy Head”: Een bloemlezing van een aantal homofobe reggaeteksten.

 

In dit deel zullen we een aantal teksten van de meest notoire reggae artiesten onder de loep nemen. We willen benadrukken dat we hier enkel homofobe teksten aanhalen, en dat deze teksten bijgevolg geen representatief beeld schetsen van het hele oeuvre van de artiesten, waarin ook tal van andere onderwerpen behandeld worden. De teksten scheppen wel een beeld van de manier waarop de homofobe standpunten in de muziek verwerkt worden en van de agressieve taal die daar regelmatig mee gepaard gaat. We geven voorbeelden van homofobe teksten van bekende artiesten zoals Elephant Man, Beenie Man, Vybz Kartel, Buju Banton, Sizzla Kalonji, Capleton, Bounty Killer en TOK, en schetsen een summier beeld van deze artiesten.

 

1.1. Buju Banton

 

Buju Banton, of Mark Myrie zoals de man in het echt heet, werd geboren in 1973. Hij was de tweede artiest, na Shabba Ranks, die internationale aandacht kreeg in het post-Marley tijdperk. Net als Shabba Ranks had hij een contract met een groot Amerikaans label, Mercury. Hij startte zijn carrière bij kleine soundsystems, toen hij 15 was had hij reeds nummers opgenomen met collega Red Dragon, en met producers Bunny Lee en Winston Riley. De Dancehall hits kwamen er in de zomer van 1991 met “Love Mi Browning”, een nummer dat zijn liefde voor zijn ‘light-skinned’ liefje bezong. Toen donkerdere vrouwen aanstoot namen aan het nummer kwam hij snel op de proppen met “Love black Woman”. In 1992 werden zijn nummers “Big It Up” en “Batty Rider” lokale hits. Buju was de stem van het moment geworden in de Dancehall wereld.[157]

 

Eind 1992 nam hij het anti-homo nummer “Boom Bye Bye” (cfr. supra) op, het startte een internationale controverse, die zijn carrière deed terugvallen. De hele heisa rond homofobe raggateksten is met dat nummer ontstaan. In het bewuste lied zingt hij dat alle batty boys[158] maar beter kunnen opkrassen, want dat hij ze anders door het hoofd zou schieten. Zowel de Gay and Lesbian Alliance Against Defamation (GLAAD) als de Gay Men of African Descent (GMAD) namen aanstoot aan de tekst. Buju Banton haalde voor de eerste en de laatste keer de voorpagina van de New-York Times, verschillende radiostations werden bestookt met protesten.[159]

 

Een tijdje verdween hij van het toneel, tot de moord op zijn vriend, Pan Head, hem het nummer “Murderer” deed schrijven. Vanaf dan liet Buju dreadlocks groeien en sloeg hij een meer spirituele weg in, wat zich weerspiegelt in zijn teksten. In 1994 brengt hij “Operation Willy” uit, een nummer dat condoomgebruik en veilige seks promoot, alle opbrengsten werden aan een liefdadigheidsinstelling voor kinderen met AIDS geschonken.[160]

 

Tegenwoordig doet de platenmaatschappij van Buju Banton “Boom Bye Bye” af als een jeugdzonde, de ragga-ster was achttien toen hij het nummer schreef. De platenmaatschappij verontschuldigde zich eveneens voor de tekst in naam van de zanger. Maar Buju Banton’s reactie was: “Ik heb me tegen geen enkele Batty Boy verontschuldigd, en zal dat ook nooit doen.”[161]

 

Op 17 juli 2004 meldde de Britse kwaliteitskrant The Guardian dat Buju Banton gezocht werd voor een homofobe aanval op een groep mannen. De zanger ontkent echter elke betrokkenheid.[162]

 

1.1.1. Boom Bye Bye [163]

 

Boom Bye Bye

 Boom (als een geweerschot) bye bye

Inna batty boy head

 In een homo zijn hoofd

Rude boy no promote no nasty man

 Rude boys(gangsters) promoten geen vieze mannen

Dem haffi dead

 Ze moeten dood

Send fi di matic an

 Stuur ze voor het automatisch pistool

Di Uzi instead

 Of voor de Uzi [164]

Shoot dem no come if we shot dem

 Schiet ze neer, kom niet (ter hulp) als wij hen neerschieten

Guy come near we

 Als een vent in m’n buurt komt

Then his skin must peel

 Moet zijn huid afpellen (cfr. door bijtend product)

Burn him up bad like an old tyre wheel

 Steek hem in de fik als een oude autoband

 

1.2. Elephant Man

 

Bryan O’Neil werd op 11 september 1975 geboren in Seaview Gardens in Jamaica, de buurt waar ook sterren als Shabba Ranks, Bounty Killer en de studio’s van de legendarische producer King Jammy gevestigd zijn. Door zijn grote oren kreeg hij als kind al snel de bijnaam Elephant Man. Toen Bounty Killer hem op straat hoorde zingen stelde hij Elephant Man voor om een groep te vormen met andere Seaview jongeren. Aanvankelijk noemden ze zich de ‘Seaview Family’, maar later veranderden ze hun naam in ‘Scare Dem Crew’, geïnspireerd door het nummer ‘Big Gunz Scare Dem’ van Bounty Killer. Na één plaat uitgebracht te hebben ging de groep uit elkaar en ging Elephant Man door als solo artiest, hij kleurde zijn haar geel en kreeg door zijn uiterlijk en energieke optredens nog een nickname: The Energy God.[165]

 

Elephant Man is momenteel één van de meest populaire deejays in Jamaica, maar heeft ook veel naambekendheid in de Verenigde Staten. Hij gebruikt heel wat hiphopinvloeden in zijn muziek, getuige zijn eerste soloalbum ‘comin 4 you’ uit 2000. De single uit zijn tweede release, Log On (cfr.supra), werd een enorme hit op jamaica, het nummer wordt wel gehekeld buiten Jamaica wegens de homofobe tekst. Elephant Man werkte onder andere samen met grote Amerikaanse artiesten zoals Busta Rhymes, Mariah Carey en Lil’ Jon. Dankzij zijn stijgende populariteit kon hij in 2003 zijn hitalbum ‘Good 2 Go’ uitbrengen op een major label: Atlantic Records.[166]

 

Gevraagd naar de homofobe teksten in zijn vroegere werk benadrukte Elephant Man dat zijn huidige nummers een positieve viering zijn van de Jamaicaanse cultuur, en dat het bewuste onderwerp niet aan bod komt.[167]

 

Er ontstond een heuse rel rond de nominatie van Elephant Man en andere homofobe raggasterren voor de MOBO-awards. Dat zijn de awards voor Music Of black Origin. Uiteindelijk werden Elephant Man en zijn collega Vybz Kartel geschrapt voor de nominaties van beste reggae act, aangezien ze zich weigerden te verontschuldigen voor hun homofobe teksten, getuige een artikel op de officiële website van de MOBO-awards:

“After much deliberation the decision to drop Vybz Kartel and Elephant Man, was made after they failed to provide MOBO with a written apology concerning the homophobic content in some of their songs.”[168]

 

1.2.1. Ah Nuh Fi We Fault [169]

 

Battyman fi dead!

 Homo’s moeten dood!

Please mark we word

 Let op mijn woorden

Gimme tha tec-nine

 Geef me de Tec-9 [170]

Shoot dem like bird

 Schiet ze af als vogels.

 

1.2.2. We Nuh Like Gay [171]

 

Battyman fi dead! Tek dem by surprise

 Homo’s moeten dood. Val ze onverwachts aan

Get a shot inna yu head, inna mi big gun collide.

 Je krijgt een kogel in je hoofd, je zal mijn groot geweer tegenkomen

Gimme me Tec-9 General B, wid de chrome wah a shine

 Geef me de Tec-9, General B, die met het blinkende chroom

Harry Toddler shot out ah bugger-man

 Harry Toddler [172]: schiet alle homo’s neer

 

1.2.3. Log On [173]

 

Log on and step pon chi chi man

 ‘Log on’[174]en vertrappel een homo

Dance wi a dance and a bun out a freaky man.

 Dans zoals ons, en verbrand een homo

Step pon him like a old cloth

 Vertrappel hem als een oud kleed

A dance wi a dance and a crush out a bingi man

 Dans zoals ons en vermorzel een homo

Do di walk, mek mi see the light and di torch dem fast

 Doe de (dans)pas, laat me snel de aansteker en de vlammenwerper zien

 

1.3. Beenie Man

 

Beenie Man (geboren in 1973 als Anthony Moses Davis) won reeds op zijn 8 jaar een nationale Teeny Talent wedstrijd. In 1981 bracht hij reeds zijn eerste single “Too Fancy” uit, en in ’83 verscheen zijn debuut album “The Invincible Beenie Man, The 10 Year Old DJ Wonder”. Daarna duurde het zes jaar voor Beenie Man weer op het toneel verscheen, in de tussentijd had hij school afgewerkt, en door Groot-Brittannië, de VS en Canada gereisd. Beenie's jongere broer Little Kirk kreeg inmiddels ook de smaak te pakken en samen namen ze eind jaren tachtig een aantal nummers op met producer Patrick Roberts. Een reeks singles die daaruit voortkwam bracht de broertjes het nodige hitsucces op Jamaica.[175]

 

Noemenswaardig is het dispuut dat Beenie Man kreeg met de veteraan artiest Bounty Killer. Volgens Beenie Man had deze een zinsnede van hem gestolen, dit resulteerde in heel wat bekvechten, waarin ze elkaar voor Chi Chi Man uitmaakten. De gemoederen raakten pas bedaard toen Beenie een jaar lang Jamaica verliet. Aanleiding voor zijn vertek naar het buitenland was een optreden ter ere van het bezoek van Nelson Mandela aan Jamaica, toen Beenie Man door het publiek van het podium werd afgejouwd, omdat hij een ongepast nummer zou hebben gebracht. Na zijn terugkeer op het eiland legde hij het bij met Bounty Killer en de twee brachten samen het album 'Guns Out' uit.[176]

 

In 1994 bekeerde Beenie Man zich tot het Rastafarianisme, net als vele andere ragga artiesten in die periode. Hij bracht een versie van Bob Marleys hit 'No Woman No Cry' uit, een anti-geweldsnummer, ‘No Mama No Cry’ genaamd. De single werd een regelrechte nummer-1 hit op Jamaica en herstelde in één keer de populariteit van de voormalige kindster. [177]

 

Beenie Man heeft zich met de volgende woorden verontschuldigd voor zijn homofobe uitspraken:

 

"It has come to my attention that certain lyrics and recordings I have made in the past may have caused distress and outrage among people whose identities and lifestyles are different from my own. While my lyrics are very personal, I do not write them with the intent of purposefully hurting or maligning others, and I offer my sincerest apologies to those who might have been offended, threatened or hurt by my songs.”[178]

 

Volgens een artikel dat later in het Jamaicaanse dagblad The Jamaican Observer verscheen, ontkende Beenie Man op een optreden in augustus 2004 in Jamaica zich ooit verontschuldigd te hebben voor zijn homofobe nummers en als bewijs bracht hij een aantal van die nummers live.[179]

 

Beenie Man wordt door de Britse belangenvereniging Outrage! sterk gehekeld, vooral door de tekst van het nummer “Damn” (cfr. supra). Hierdoor zag Beenie Man zich geschrapt voor een aantal optredens buiten Jamaica. Beenie Man is ook het focuspunt van een gerechtelijk onderzoek in Groot-Brittannië, waar het volgens de Public Order Act onwettig is om bedreigende bewoordingen te gebruiken die aanzetten tot geweld.[180]

 

1.3.1. Han Up Deh [181]

 

Hang chi chi gal wid a long piece of rope

 Hang lesbiennes op met een lang stuk touw

 

1.3.2. Damn [182]

 

I'm dreaming of a new Jamaica, come to execute all the gays

 Ik droom van een nieuw Jamaica, waar alle homo’s geëxecuteerd worden

 

1.3.3. Batty Man Fi Dead [183]

 

All batty man fi dead!

 Alle homo’s moeten dood!

From you fuck batty den a coppa and lead

 Als je anale seks hebt, dan krijg je koper en lood (kogels)

Nuh man nuh fi have a another man in a him bed.

 Geen man mag een andere man in zijn bed hebben

 

1.3.4. Roll Deep [184]

 

Roll deep motherfucka, kill pussy-sucker

 Rol diep klootzak, vermoord pussy-sucker (=lesbienne of iemand die cunnilingus doet)

Tek a Bazooka and kill batty-fucker

 Neem een Bazooka en vermoord kontneukers

 

1.4. Vybz Kartel

 

Adidja Palmer, door zijn fans beter bekend als Vybz Kartel of als The War Angel, werd geboren in 1978 te Kingston. Hij wordt gelabeld als de meest getalenteerde deejay die recentelijk in jamaica op het voortouw kwam. Reeds op 12jarige leeftijd nam hij zijn eerste single op: ‘Fat Women’. Aanvankelijk trad de zanger op onder de artiestennaam Adi Banton, een verwijzing naar zijn idool Buju Banton. In 1996 vormde Adidja samen met zijn vrienden Mr.lee en Escobar de groep Vybz Cartel, maar dit project was geen lang leven beschoren. De groep viel uit elkaar en Adidja ging solo door, hij koos ervoor om de groepsnaam als artiestennaam te gebruiken, maar veranderde de c in een k: Vybz Kartel.[185]

 

Na een geslaagd optreden in 1998 op Champions In Action in zijn thuisbasis Portmore begonnen de deuren voor hem open te gaan. Hij werd opgemerkt door Bounty Killer en schreef een paar teksten voor de veteraan deejay. In 2001 begon hij te verschijnen op populaire riddims zoals “Da Rolling” (Scarecrow) en “Woman a Cry” (Bun Bun). Maar het was vooral zijn samenwerking met Wayne Marshal later dat jaar dat hem echt naambekendheid bezorgde. In 2003 kwam zijn debut album “Up 2 Di Time” uit.[186]

 

Net als Elephant Man werd Vybz Kartel’s nominatie voor de MOBO awards ongedaan gemaakt, aangezien hij geen schriftelijke verklaring wou ondertekenen waarin hij zich verontschuldigde voor zijn homofobe teksten.[187]

 

1.4.1. Bedroom Slaughteration [188]

 

Bow cat, sodomite, batty man fi gat assassination (Yeah)

 Orale sekser, sodomiet en homo moeten vermoord worden (yeah)

 

1.4.2. Gunz like Mine [189]

 

Kartel buss one inna batty bwoy spine

 Kartel schiet er één (een kogel) in de ruggengraat van een homo

 

1.4.3. Pussy Jaw [190]

 

Faggot fi get copper to di heart

 Een flikker moet koper (een kogel) naar het hart krijgen

Batty bwoy stand up anna talk and man a park

 Een homo staat in een park met een man te praten

Don run anybody wey fuck batty

 Jaag niemand weg die anaal neukt [191]

Me a shot e

 Ik schiet hem neer

From yuh faggy Waterford

 Als je van het homofiele Waterford bent [192]

A wet yuh up wid di Maggy

 Schiet ik je neer met mijn Magnum (type pistool)

From yuh funny, yuh a guh bury

 Als je funny (homo) bent, zul je begraven worden

 

1.5. Capleton

 

Capleton (Clifton Bailey) werd geboren in 1974 te Kingston. Hij kwam voor het eerst onder de publieke aandacht in 1990/91 als één van de deejays met de meeste ‘slackness’[193] in zijn teksten. In 1992 maakte hij echter een shift naar meer religieuze thema’s, hij behaalde toen twee hits met “Prophet” en “Almshouse” die over meer ‘culturele’ thema’s handelden. Het was in die periode dat Capleton zich openlijk als rastafari uitte. Capleton behoort tot de meest fundamentalistische tak van het rastafarianisme, de Bobo Ashanti.[194]

 

In 2000 brengt Capleton het controversiële “More Fire” album uit, waarin de retoriek van het vuur vaak naar voor komt. Volgens Capleton dient het symbolisch gezien te worden, maar sommige luisteraars dachten daar blijkbaar anders over. Tijdens een optreden in april 2000 in de Mahai Temple in Miami werd er vuur gesticht in het gebouw. Tijdens een ander vaak aangehaald incident, zag een moeder haar huis afbranden terwijl haar dochter ‘more fire’ zong. Een verbijsterde Capleton zei in een reactie dat de moeder maar geen lucifers moest laten rondslingeren.[195]

 

Door zijn vele verwijzingen naar vuur wordt Capleton ook wel de “Fireman” genoemd.[196] Capleton is controversieel omdat hij vaak uithaalt naar de homo’s, maar ook omdat hij in Jamaica op optredens regelmatig haat predikt tegenover “whitie’s” (blanken).[197]

 

Tegen ieders verwachtingen in heeft Capleton recentelijk, op 7 juni 2005 [198], een verklaring ondertekend waarin hij afstand neemt van zijn homofobe teksten. Hij is daarmee de enige Jamaicaanse artiest die is ingegaan op een verzoek van het Amerikaanse LGBT (Lesbian Gay Bisexual & Transgender Community Center) aan Jamaicaanse dancehall artiesten om zich van hun homofobe teksten te distantiëren.[199]

 

Deze verklaring ziet er als volgt uit:

,, In naam van zijne keizerlijke hoogheid Haile Selassieverklaar ik dat mijn muziek niet aanzet tot geweld tegenover welk individu dan ook, welke levensstijl hij ook aanhangt, in Jamaica of elders. Het is betreurenswaardig dat sommige van mijn teksten, die ik op geen enkele manier meer zal vertolken, ervaren werden als persoonlijke aanvallen of verkeerd begrepen werden." [200]

 

1.5.1. Bun Out di Chi Chi [201]

 

Bun out ah chi chi, Blood out ah chi chi

 Steek een homo in brand, laat een homo bloeden

Batty dem ah fuck and ah suck too much pussy

 Homo’s neuken en likken teveel pussy [202]

Blood out ah chi chi, Blood out ah shitty

 Laat een homo bloeden, laat een strontneuker bloeden

 

1.5.2. Whoa! [203]

 

Sadomite and batty man mi shot up....Whoa

 Sodomiet en homo, ik schiet ze neer...Whoa

 

1.5.3. More Prophet [204]

 

Shoulda know seh Saint Mary mi come from
 
Je zou moeten weten dat ik van Saint-Mary kom
Shoulda know mi grew up ah Islington
 
Je zou moeten weten dat ik in Islington ben opgegroeid
Shoulda know seh Capleton bun battyman
 
Je zou moeten weten dat Capleton homo’s in brand steekt
Dem same fire, apply to di lesbian
 
Hetzelfde vuur is van toepassing op lesbiennes.

 

1.5.4. Hang Dem Up [205]

 

Yow....String dem up and hang dem up alive

 Yow... Doe ze een strop rond en verhang hen levend

Bare batty man come round yah …

 Alle homo’s die hier in de buurt komen...

Dis mamma earth sey none cyann survive

 Deze moeder aarde zegt dat geen enkele kan overleven

 

1.6. Sizzla Kalonji

 

Miguel Collins of Sizzla vestigde zichzelf in het tweede deel van de jaren 90 als een vaste waarde in de reggae- en raggawereld. Samen met Buju Banton en Capleton zorgde hij ervoor dat er weer meer rastafari onderwerpen aangesneden werden in ragga. Hij wordt beschouwd als een van de vaandeldragers van de ‘counscious ragga’. Net als Capleton is hij lid van de militante Bobo Ashanti sekte, de meest fundamentalistische tak van het rastafarianisme. Er ontstaat geregeld controverse rond de zanger wegens zijn agressieve taal aan het adres van homo’s en blanken. Toch wordt algemeen gezien zijn muziek vaak als positief beschouwd, aangezien hij internationale kwesties aankaart, medeleven met de armen en gelovigheid.[206]

 

Sizzla werd geboren als Miguel Collins op 17 april 1976 en werd opgevoed in August Town, een buurt in Kingston, door devote rasta ouders. Hij maakte voor het eerst naam als deejay van de Cavemen Hifi soundsystem. Sizzla’s eerste album “Burning Up” verscheen in 1995 op het Xterminator label. In tegenstelling tot Buju Banton en Capleton had Sizzla reeds van in het begin van zijn carrière cultureel georiënteerde teksten, hij wist een publiek op te bouwen zonder het soort ‘slackness’ teksten die Buju en Capleton’s carrière aanvankelijk een duw gaven. In 1997 bracht Sizzla 2 albums uit: ‘Praise Ye Jah’ en ‘black Woman and Child’, vooral die laatste werd een klassieker. Sizzla scoorde verschillende hits in 1997 onder andere "Like Mountain," "Babylon Cowboy," "Kings of the Earth," en het duet met Luciano "Build a Better World." Sizzla is een van de meest produktieve zangers in Jamaica. In 1998 kwam het album “Cry Freedom” uit. In 1999 kwamen er nog eens drie albums uit “Be I Strong”, “Good Ways” en Royal Son of Ethiopia”, in 2000 eveneens drie – “Liberate Yourself” “Words of Truth” en “Bobo Ashanti” - en in 2001 bracht de man maar liefst vier albums uit: “black History”, “Taking Over”, “Rastafari Teach I Everything” en “Blaze up the Chalwa”. In 2002 nam de man een iets trager tempo aan, met 2 album releases dat jaar, namelijk “Ghetto Revolution” en “Da Real Thing”. “Light of My World” en “Rise to the Occasion” kwamen in 2003 uit. Ook in 2004 kwamen 2 albums van Sizzla uit waarin hij zijn liefde voor Jah bezingt: “Jah knows Best” en “Speak of Jah”.[207]

 

Wegens zijn extreme standpunten en gewelddadige teksten inzake homofilie is Sizzla ook een van de artiesten die door Outrage! en heel wat andere belangengroepen gehekeld wordt. Zo werd Sizzla in november 2004 een visa voor Groot-Brittannië geweigerd na lobbywerk door Outrage! en de Green Party en zag de man een heleboel concerten afgelast worden.[208]

 

Op het Reggae Sumfest festival in Jamaica in 1998 riep Sizzla op om blanken te vermoorden, wat de controverse rond zijn persoon hoog deed oplaaien:

 

"Sizzla sported controversy when he made public endorsements at the 1998 Reggae Sumfest Festival in Montego Bay. During his performance he agitated his audience, and in particular the world press, after denouncing Queen Elizabeth II, homosexuals, and even the Sumfest Festival. He saved his most controversial racist diatribe for the finale when he stated, "Burn all white people in Jamaica", this led to a stunned silence from the multi-racial crowd. His attempts to win approval failed, which resulted in a talented performer being regarded as an embarrassment to Jamaican music" [209]

 

1.6.1. Pump Up [210]

 

Step up inna front line

 Stap naar voor tot de eerste rij

fire fi di man dem weh go ride man behind

 Het vuur voor mannen die andere mannen langs achter berijden

Shot battybwoy, my big gun boom

 Schiet homo’s neer, mijn groot geweer zegt boom

 

1.6.2. Boom Boom [211]

 

Boom boom! Batty boy them fi dead

 Boom Boom! (zoals een geweerschot) Homo’s moeten dood

 

1.6.3. Get to da Point [212]

 

Sodomite and batty bwai mi seh a death fi dem

 Sodomieten en homo’s, ik zeg: dood aan hen

Mi no trust babylon fi a second yah so

 Ik vertrouw Babylon voor geen seconde [213]

Mi a go shot batty bwai dem widdi weapon ya

 Ik ga homo’s neerschieten met een wapen

 

1.7. Bounty Killer

 

Rodney Price of Bounty Killer was een van de meest agressieve dancehall sterren van de jaren 90. Hoewel zijn muziek nog heel wat andere aspecten bevat wordt de artiest meestal vereenzelvigd met zijn gewelddadige teksten. Bounty Killer werd geboren op 12 juni 1972 in het Trenchtown getto van Kingston, later verhuisde zijn familie naar het ruige Seaview Gardens. Aangezien zijn vader een kleine soundsystem had was het een kleine stap om zelf de microfoon ter hand te nemen. Op veertienjarige leeftijd was hij bijna het slachtoffer van het gewapend geweld waar hij het in zijn nummers zo vaak over heeft. Hij werd geraakt door een verdwaalde kogel van een vuurgevecht tussen twee rivaliserende politieke fracties.[214]

 

Na zijn herstel ontmoette hij Uncle T, de broer van de legendarische producer King Jammy’s. Met hem bracht hij zijn eerste opnames uit onder de naam Bounty Hunter. Een van zijn vroege nummers “Dub Fi Dub” werd een grote dancehall hit. De man veranderde zijn naam in Bounty Killer en had meerdere hits (o.a. “Spy Fi Die” en “Copper Shot”) in 1992, zijn doorbreek jaar. Heel wat van die nummers verschenen op zijn debuutalbum “Jamaica’s Most Wanted” dat in 1993 uitkwam in Jamaica, en iets later internationaal onder de ietwat misleidende titel “Roots, Reality and Culture”. 1993 was ook het jaar waarin de ruzie met rivaal Beenie Man hoog opliep. In ’94 werd de ruzie bijgelegd met het gezamenlijke album “Gunz Out”, maar tot op vandaag blijft de vete af en toe opflakkeren.[215]

 

In 1996 bracht Bounty Killer zijn succesalbum “My Xperience” uit, met tal van samenwerkingen met Amerikaanse hiphop sterren zoals The Fugees, Raekwon en Busta Rhymes. In ’98 kwam de vervolgplaat “Next Millenium” uit en in 1999 greep Bounty Killer opnieuw terug naar zijn dancehall roots met “The 5th Element”. In 2001 verwierf de zanger grotere internationale bekendheid door zijn samenwerking met No Doubt voor de internationale hit “Hey Baby” en in 2002 werd de tweedelige reeks Ghetto Dictionary uitgegeven, waarvan het tweede deel genomineerd werd voor een Grammy voor beste reggae album.[216]

 

In 2004 bracht Bounty killer nog een nummer uit dat stelt dat hij niet zal plooien voor de homo’s en zich niet zal verontschuldigen. Het nummer werd uitgebracht via het internet en heet “Dat Ah True”.[217]

 

1.7.1. Another Level [218]

 

Bun a fire pon a puff and mister fagoty (Uh huh)

 Steek het vuur aan homo’s en flikkers (Uh huh)

Poop man fi drown an dat a yawd man philosophy (Uh huh)

 Stront mannen (homo’s) moeten verdronken worden, en dat is een yardy man (Jamaicaanse) filosofie (Uh huh)

 

1.7.2. Man Ah Bad man [219]

 

You know we need no promo to rub out dem homo

 Je weet dat we geen promo(tie) nodig hebben om homo’s uit de weg te ruimen

 

1.7.3. Look Good [220]

 

Mi ready fi go wipe out this fag wid pure laser beam

 Ik ben klaar om die homo uit de weg te ruimen met een pure laser straal

 

1.8. T.O.K.

 

Gezien hun stoere houding is het moeilijk te geloven dat de reggae dancehall groep T.O.K. zich aanvankelijk liet inspireren door crooners BoyzIIMen. Alistaire McCalla, Roshuan Clarke en Craig Thompson zaten allen samen in het schoolkoor van Kingston’s Campion College, samen met een vriend, Xavier Davidson begonnen ze begin jaren 90 de groep T.O.K., wat staat voor Touch Of Klass. Aanvankelijk traden de jongens vooral op tijdens school feesten, en later belanden ze in het hotel circuit van de toeristische noordkust. In 1993 werden ze tweede in de jaarlijkse Tastee Talent Contest, wat hen in contact bracht met Nuff Records, waar ze hun eerste opnames deden.[221]

 

In 1996 kwamen ze op het Taxi label van Sly & Robbie terecht, waarop de single “Hit them High” verscheen, net als de vorige releases maakte de single geen grote impact. Vervolgens ging de groep aankloppen bij het nieuwe High Profile label van Richard Browne. Hun eerste werk op het label had niet veel succes, maar de samenwerking met Lady Saw voor “Hardcore Lover” werd een bescheiden hit. Sindsdien ging het de groep voor de wind. Ze scoorden nog hits met “Whoa” en “Ill Nana”, en ook hun stijl was over de jaren heen aangepast, ze kozen nu voor een rauwere dancehall aanpak. In 1998 scoorde de groep hun eerste nummer 1 hit met “Egles Cry”, een knipoog naar “When Doves Cry” van prince. Maar hun grootste hit kwam er in 2000 met “Chi Chi Man” (cfr. Supra), een nummer met agressieve taal aan het adres van homo’s. In 2001 bracht T.O.K. hun eerste album “My Crew, My dawgs” uit op hun eigen X.C.A.R.R. label.[222]

 

In 2001 werd het homofobe nummer “Chi Chi Man” van T.O.K. gebruikt in de politieke campagne van Edward Seaga van de Jamaica Labour party, bij zijn poging om het tot eerste minister te schoppen.[223]

 

1.8.1. Chi Chi Man [224]

 

From dem a par inna chi chi man car

 Zij die samenkomen in de auto van een homo

Blaze di fire mek we bun dem! (Bun dem!!)

 Laat het vuur oplaaien, laten we ze verbranden

From dem a drink inna chi chi man bar

 Zij die gaan drinken in een homo-bar

Blaze di fire mek we dun dem! (Dun dem!!)

 Laat het vuur oplaaien, laten we ze vermoorden

 

So mi go so, do yuh see weh I see?

 Ik check het uit, zie je wat ik zie?

Niggas when your doin that

 Niggas, als jullie dat doen

Nuff a dem a freak dem a carry all dem dutty act

 Veel van hen zijn freaks, ze brengen al hun vuile daden mee

Thug nigga wanna bees nuff a dem a lick it back

 Stoere wannabe’s, veel van hen doen het langs achter

 

It dem bring it to we, hold on nuff coppa a shot

 Als ze het naar ons brengen, hou je vast, er zullen veel kogels rondvliegen

Coppa shot rise up every calico go rat tat tat

 Kogels vliegen in het rond, grijp elke Calico (geweer) en doe rat tat tat (cfr geluid machine geweer)

Rat tat tat every chi chi man dem haffi get flat

 Rat tat tat elke homo moet neergaan

Get flat! Mi and my niggas ago mek a pack

 Neergaan! Ik en mijn maten gaan een pact sluiten.

 

Chi chi man fi dead and dat's a fact

 Homo’s moeten dood en dat is een feit

 

 

2. Gevolgen voor de artiesten

 

De haat aan het adres van holebi’s wordt buiten Jamaica minder gesmaakt. Het was de Britse homorechten organisatie Outrage! die de kat de bel aanbond. Ze startten een campagne tegen haatdragende reggae muziek, of ‘murder music’ zoals zij het noemen, met als gevolg dat heel wat concerten werden afgelast en een aantal artiesten in Groot-Brittanië vervolgd werden. Een zware demper op de internationale carrière van deze artiesten. Op de website van Outrage! schrijft men het volgende:

 

“The campaign to Stop Murder Music is spreading to Europe and North America following successful campaigns to get shows cancelled in the UK. Efforts to bring charges against artists who incite the murder of lesbian and gay people or encourage violence towards them continue.” [225]

 

Maar al voor Outrage! het thema op de publieke agenda plaatste was er reeds hier en daar een rel rond de straffe taal in de Jamaicaanse dancehall. Toen eind 1992 Buju Banton het homofobe nummer “Boom Bye Bye” uitbracht ontstond de eerste rel. Heel wat Amerikaanse mensenrechten en holebi organisaties sprongen op de bres tegen de gewelddadige antihomo tekst. Op dat moment stond Shabba Ranks op het punt van een internationale doorbraak, maar doordat de man het standpunt van zijn collega verdedigde kwam er een abrupt einde aan zijn internationale carrière. In Jamaica bleef de populariteit van de man wel bestaan. Het hoeft geen betoog dat ook de internationale carrière van Buju Banton zelf hierdoor sterk werd gehypothekeerd.[226]

 

Ook Amerikaanse sterren zoals Janet jackson kregen heel wat wind tegen wegens samenwerking met Jamaicaanse ragga-artiesten. Janet Jackson werkte voor de single “Feel It Boy” samen met Beenie Man. De single werd uitgebracht op 9 september 2002 en veroorzaakte heel wat heibel bij de fans van Janet Jackson. Outrage! riep op tot een boycot, een oproep die gehoor vond bij een hele schare fans.[227] Ook de Amerikaanse groep No Doubt kreeg heel wat protest te horen wegens hun samenwerking met Bounty Killer.[228]

 

Outrage! is er in geslaagd om de aandacht voor het onderwerp internationaal te verspreiden en heel wat media-aandacht voor het topic te doen ontstaan. Hun campagne lijkt te werken, tegen september 2004 waren er in totaal al 30 optredens van Jamaicaanse artiesten afgelast in de Verenigde Staten en Europa.[229]

 

Zo werden ook bij ons optredens van Jamaicaanse artiesten afgelast. In België is dancehall een bloeiende subcultuur. In 2004 besloot Krakrock om Bounty Killer toch maar niet te laten aantreden op het festival vanwege zijn homofobe standpunten. Op Feest in het Park te Oudenaarde kon Buju Banton in 2004 wel aantreden, op voorwaarde dat hij zijn homofobe nummers thuisliet.[230]

 

In de Verenigde Staten schrapte tabaksfabrikant RJ Reynolds Beenie Man van de affiche van een tournee die in de VS gepland was.[231]

 

In oktober 2002 werd de uitreiking van de MOBO-awards verstoord door een protestactie van Outrage!. De actie werd echter vroegtijdig afgeblazen: de politie kon amper verhinderen dat de demonstranten gelyncht werden. De actie was gericht tegen de nominatie van Elephant Man, T.O.K. en Capleton als beste reggae act.[232] In 2004 beschuldigde Outrag! de MOBO-awards ervan homofobie te vergoelijken door hun nominatie van homohatende artiesten. MOBO antwoordde dat de organisatie tegen de kiezers benadrukte dat ze geen muziek steunen die aanzet tot geweld tegen homo’s. Outrage! had specifiek problemen met de nominatie van Elephant Man en Vybz Kartel (cfr. infra). Uiteindelijk schrapte MOBO de nominatie van beide artiesten, aangezien ze geen afstand wilden nemen van hun standpunten.[233]

 

Ook de BBC oefende druk uit op de MOBO-awards. Deze worden traditioneel uitgezonden op de BBC, maar voor deze uitreiking dreigde de openbare omroep ermee de uitzending niet te laten doorgaan indien de nominaties van de bewuste artiesten niet geschrapt werden.[234]

 

Ook andere awards kregen met gelijkaardige problemen af te rekenen. De Urban Music Awards (UMA) kregen klachten van homorechten organisaties en van Unicef wegens de nominatie van Beenie Man en Vybz Kartel, twee van de vier genomineerden in de Best Reggae categorie. UMA besliste om de hele categorie te schrappen. Dit vonden de meeste homorechten organisaties dan weer een brug te ver. Peter Tatchell, woordvoerder van Outrage! betreurde het schrappen van de hele categorie:

 

“We have no objection to reggae music. There are many fine reggae singers who do not advocate killing gay people. They deserve recognition. We greatly regret the scrapping of the reggae category. OutRage! urges the UMA to reinstate the Best Reggae Act award, with non-homophobic nominees”[235]

 

In september 2003 klaagde Outrage! bij de politie Beenie Man, Elephant man en Bounty Killer aan. Ze dienden een dossier in bij Scotland Yard’s Race and Violent Crime Taskforce. Intussen is het gerechtelijk onderzoek tegen Beenie Man al gestart, dit onderzoek wordt het eerste van een hele reeks genoemd.[236]

 

De Jamaicaanse sterren worden vervolgd, er worden optredens afgelast en ook hun sponsorcontracten komen in het gedrang. De internationale sportkledij gigant Puma was de grootste sponsor van het Jamaicaanse team op de Olympische spelen in Athene. Het bedrijf steunde ook een aantal notoire zangers zoals Buju Banton. Maar de waarschuwing van internationale homorechten activisten over de homohaat van sommige door Puma gesteunde artiesten, zorgde ervoor dat het bedrijf ermee dreigde de contracten op te schorten:

 

“We were shocked to learn that a German company like Puma was associating with Buju Banton, who has openly advocated the shooting and burning of gays and lesbians” said Philipp Braun of the Lesbian and Gay Federation in Germany. “They agreed he would not be allowed to perform (antigay songs at an Athens concert) and that any future homophobic performances would result in no further contracts with Puma.”[237]

 

Ook reggae ster Sizzla Kalonji zag reeds een heleboel concerten in het water vallen. Organisatoren worden vaak bestookt met protesten waardoor ze de optredens aflassen, maar soms verloopt het ook anders: in november 2004 werd Sizzla een visa voor Groot-Brittannië geweigerd, waardoor de vijf optredens die de man in Groot-Brittannië had gepland niet doorgingen.

 

In Jamaica daarentegen zijn de homofobe nummers wel erg in trek. Wie makkelijk succes wil in de ragga-scene doet dat best met een beproefd recept: oversprenkel een snoeiharde beat met veel testosteron en een geut homohaat.[238]

 

Veel zeggend voor de populariteit van de antihomo nummers in Jamaica is het gebruik van dergelijke nummers als campagneliederen door de grote politieke partijen, zoals gebeurde met het nummer “Chi Chi Man” van T.O.K. (cfr. Infra).

 

 

3. Huidige stand van zaken

 

Sinds februari 2005 is er een overeenkomst om de toekomstige releases van nummers die aanzetten tot geweld tegen homo’s of lesbiennes te vermijden.[239]

 

Na vier maand van constructief overleg tussen activisten en vertegenwoordigers van de reggae gemeenschap en industrie is men tot een overeenkomst gekomen. Hierdoor werd de Stop Murder Music (SMM) campagne opgeschort. Dit zal ook zo blijven, tenzij de overeenkomst geschonden wordt.[240]

 

De deal werd gesloten met een consortium van Engelse en Amerikaanse reggae concertpromotors en platenlabels. De promotors zijn onder andere grote spelers zoals Jammins en Apollo Entertainment. De labels zijn VP Records, Greensleeves en Jetstar Records. Deze drie labels omvatten bijna alle reggaemuziek die wereldwijd wordt uitgebracht.[241]

 

Ondanks deze overeenkomst blijft het toch rommelen rond het thema, in de media en daarbuiten. Zo werd in maart 2005 de tournee van Beenie Man in Groot-Brittannië afgelast.[242] Het grootste reggaefestival van Frankrijk ging dit jaar niet door omdat Sizzla en andere artiesten geen afstand wilden nemen van hun homofobe teksten. Op het Belgische Dour festival dit jaar kon het concert van Sizzla niet doorgaan doordat zijn hele Europese tournee geannuleerd werd.[243]

 

 

VII. Publieksonderzoek

 

1. Analyse

 

1.1. De reggaefans

 

Voor ons onderzoek bevroegen we twee groepen jongeren, reggaefans en jongeren met andere favoriete muziekgenre’s. We bespreken hier eerst de eerste groep respondenten, de reggaefans. Er werden 16 interviews van reggaefans afgenomen.

 

1.1.1. Kennis van de homofobie in reggae

 

De reggae liefhebbers die we ondervroegen blijken weet te hebben van de Jamaicaanse homofobie. Alle 16 ondervraagde reggaefans wist dat een aantal (ragga-)nummers homofilie veroordelen.

 

“Jaja, chichi, bwattyboy enzo... Dat hoor je constant in die raggahits, grove verwijten. ’t Gaat echt ver hé. (...) Burn them, bun them, echt constant, sommige teksten... gelijk Elephant Man en TOK met chichiman, Sean Paul doet er ook aan mee...”[244]

 

“Bah ja, ze zeggen constant chichi man enzo, da’s eigenlijk puur uitschijten dat ze doen. Zeggen dat ze er niets moeten van weten…” [245]

 

“Natuurlijk heb ik daar al van gehoord. Euhm, eigenlijk weet ik dat mijn hele leven al, ’t is te zeggen vanaf ik Engels en Patois verstond.”[246]

 

Een aantal respondenten wees op de kloof tussen dancehall/ragga en roots reggae. De eerste is de moderne variant van reggae, waarbij antihomo nummers nooit veraf zijn, bij rootsreggae komen nagenoeg geen antihomoteksten aan bod:

 

“Ja euh, dat zit vooral in de ragga eh, allé naar mijn ervaring toch, ik ben niet echt ne ‘ragga-dude’, ik hoor dat wel graag, ik doe ook dingen die ragga getint zijn, maar ’t is niet volledig mijn ding; ik vind het een beetje te agressief. Ik hoor liever dancehall of roots.”[247]

 

“Mijn favoriete reggaeartiesten zijn er niet mee bezig. Roots & culture, zoals ze zeggen.”[248]

 

De heisa rond homofobie in reggae laaide na de rel rond buju banton en Shabba Ranks in 1992 [249], opnieuw op in 2000. Vanaf die periode gingen homorechten organisaties lobbyen rond het thema, met een bewustwording bij concertorganisatoren tot gevolg, waardoor heel wat optredens afgelast werden. Gevraagd naar wanneer men voor het eerst iets over de homofobie te weten kwam, bleek dat een groot deel van de respondenten (7 van de 16) pas recentelijk - in de periode 2000-2005 - te weten kwam dat de hedendaagse reggae niet altijd homovriendelijk is.

 

“Twee jaar geleden ofzo, toen ikzelf nog draaide. Iemand had me daar op gewezen, van hey, dat nummer dat ge draait is tegen homo’s. Ik wist dat toen nog niet”[250]

 

“Nog niet zo lang geleden eigenlijk. Door het protest op de komst van Sizzla op het Dour festival.”[251]

 

Drie van de 16 ondervraagden wist het al langer, hierbij werd doorgaans verwezen naar het begin van de jaren ’90, ten tijde van de ophef rond Buju Banton en Shabba Ranks.

 

“Ik denk dat dat was toen er wat ophef was in de media omtrent Shabba Ranks, zo'n tien jaar geleden”[252]

 

De overige ondervraagden (6 van de 16) heeft de vraag niet of te vaag beantwoordt, of kon zich niet meer herinneren wanneer ze voor het eerst iets over het onderwerp vernamen.

 

Gevraagd naar de manier waarop de reggaefans iets over het onderwerp te weten kwamen, vonden we drie soorten antwoorden. De grootste groep respondenten (7 van de 16) maakte via vrienden of andere reggaefans kennis met het thema. Via een interne communicatie binnen de subcultuur dus.

 

“Ik weet dat er homofobe teksten zijn, maar ik versta die teksten niet echt, vroeger had ik het echt niet door. (...)Ik kwam het te weten via Alexander, een maat van me. Hij rhymt nu op drum & bass, maar was vroeger veel met reggae bezig. Hij heeft me dat ooit verteld, wanneer weet ik niet meer juist, dat die gasten zwaar tegen homo’s zijn.” [253]

 

“Ik heb dat eigenlijk te weten gekomen via maten, die mij dat gezegd hebben. En vooral via mijn broer, die zelf ragga draait.”[254]

 

Vijf van de ondervraagden haalden de media, vooral de gedrukte pers, aan als hun eerste informatiebron betreffende dit onderwerp. Zij kwamen dus via de media te weten dat reggae soms ook homofobie betekent.

 

“Ik had daar al een hele tijd geleden iets van gehoord via de krant ofzo. Jaja, van die dingen in Engeland, er was alleszins wat opschudding, ik weet het niet meer zo goed. Maar ik heb er voor het eerst zeker via de media iets van gehoord, ik denk de krant. Niet via de teksten.” [255]

 

De vier overige ondervraagden haalden aan dat ze met het onderwerp kennis maakten via de teksten van de muziek, door lang naar reggae te luisteren hadden ze enige notie gekregen van het Jamaicaanse patois, en merkten zo dat de ragga teksten vaak homofoob waren.

 

“Door naar muziek te luisteren, dan begint ge die taal te verstaan. Maar wie niets kent van het Jamaicaanse patois weet niet waarover het gaat.”[256]

 

1.1.2. Media en reggae

 

Dertien van de 16 ondervraagde reggaefans hadden op een of andere manier wel al eens iets opgevangen over het onderwerp in de media. Het ging dan bijna steeds over berichtgeving in verband met artiesten zoals Beenie Man en Bounty Killer wiens optredens afgelast werden wegens hun homofobe teksten. Steeds werd de gedrukte pers, vooral kranten, of het internet hiervoor als bron aangehaald.

 

“Ik heb dat voor het eerst in de krant gelezen, ik denk zo een twee jaar terug, dat er enen naar marktrock ofzoiets ging komen, die dan uiteindelijk niet mocht komen. En dingen euh, Couleur Café. Beenie man ofzo?”[257]

 

“Ik ben van avelgem, en krakrock wordt daar georganiseerd. En krakrock was één van de trigger elementen int feit dat er bepaalde ragga artiesten, bounty killer bijvoorbeeld, uit zalen, optredens, festivals… geweerd werd. Omdat Krak vond dat er geen homofobe liedjes mochten gezongen worden. (...) Dat van Krak weet ik van op hun website en van mensen die ik ken, en ook op andere websites stond er iets over.”[258]

 

Drie van de 16 geïnterviewde reggae liefhebbers hadden nog nooit iets in de media vernomen over dit thema.

 

“Neen, in de media heb ik daar nooit iets van gehoord, kwist niet dat dat daar in gekomen is.” [259]

 

Karel Michiels, freelance journalist bij onder andere De Standaard en al jaren een expert op het vlak van Jamaicaanse muziek en het rastafarigeloof, duidde erop dat hij in het Nederlands enkel nog maar artikels was tegengekomen die hij zelf geschreven had.[260] Het onderwerp komt blijkbaar niet vaak aan bod in de Nederlandstalige media.

 

Één van de ondervraagden haalde de media ook aan als oorzaak van de hele hetze:

“Volgens mij is de hele zaak gebaseerd op een media-hype, en overgevoeligheid bij de homo-beweging.“[261]

 

1.1.3. Invloed van de homofobie op het luistergedrag en koopgedrag van de respondenten.

 

De meeste respondenten antwoordden op deze vragenreeks met enigszins twijfelende en voorzichtige bewoordingen, toch kristalliseerden de verschillende antwoorden zich rond twee meningen:

 

Aan de ene kant een groep reggaefans (zes van de 16) die dergelijke muziek niet kunnen appreciëren en er ook niet gaan naar luisteren, laat staan het kopen.

 

“Nee, ik zou er niet naar luisteren, als het echt grof is niet, als het gewoon een beetje lachen is wel, maar als het echt grof is van in brand steken en ze moeten dood enzo, dan niet.”[262]

 

“Ik luister enkel naar muziek die zowel tekstueel als muzikaal met mijn smaak overeenkomt. Ik zou deze muziek dus niet kopen.”[263]

 

“Euhm, da’s zeker ne factor. Goh ik weet het niet. K’ denk wel dat het sowieso moeilijk is om bij van die vette ragga te vermijden, maar ik luister sowieso niet zoveel naar van die zware ragga. Meer roots.”[264]

 

Daarnaast is er een grotere groep, tien van de 16 respondenten, die de teksten daarom niet goedkeuren, maar het wel leuke nummers vinden, omdat het een leuke melodie, beat of ritme heeft. En dan ook niet veel scrupules hebben om dergelijke muziek te beluisteren of te kopen. Heel wat ondervraagden drukten ons wel op het hart dat ze daarom niet zelf homofoob waren en dat het geen invloed heeft op hun gedrag tegen homo’s.

 

“Het beïnvloedt mijn luistergedrag niet. Als ik naar een anti homo nummer wil luisteren, dan doe ik dat. Misschien als we gaan spelen dat we deze wat minder opleggen. Maar sommige nummers zijn gewoon zo goed op muzikaal niveau dat ze wel MOETEN gespeeld worden.”[265]

 

“Waarschijnlijk zou ik het niet eens door hebben. Maar moest ik het weten, denk ik dat nog steeds de muziek zou primeren. Als ik het echt een goed nummer vind, als het een goeie beat is bijvoorbeeld, zou ik het wel kopen en er naar luisteren. Maar dat zou me nooit beïnvloeden in m’n gedrag tegenover homo’s, ’t is niet omdat ik een anti-homo nummer zou draaien, omdat ik het goed vind van muziek ofzo, dat ik dan plots flikkers ga gaan uitschelden op straat ofzo.”[266]

 

Blijkbaar zijn veel raggaluisteraars vooral aangesproken door het ritme, en niet zozeer door de teksten, er werd vaak gewezen op de onverstaanbaarheid van het Jamaicaanse patois.

 

“Nee, ik versta toch geen patois, en ik luister naar muziek die ik leuk vind, de teksten zijn van secundair belang.”[267]

 

“Hmm, als ’t over reggae/ragga gaat, ge verstaat al den helft niet van wat ze zeggen, en voor mij is muziek een emotie, dus als er voor mij vanuit die muziek een positief gevoel uitgaat, dan ga ik daar blijven naar luisteren. Ik ben niet homofoob, ik ben tegen niets, ma ik zou da gerust kunnen kopen of ernaar luisteren.”[268]

 

Er was één van de ondervraagden die zelfs meer nummers van antihomo artiesten zou opleggen, dit om te protesteren tegen het boycotten van die artiesten:

 

“Het gevoel wordt sterker, meer en meer sizzlas, bounty killers, enzo draaien, om te blijven ijveren dat deze artiesten toch nog eens de grote plas oversteken….”[269]

 

Één van de respondenten merkte op dat indien ze een dergelijk nummer op een fuif draaien, ze wel laat merken dat ze het niet kan appreciëren. Een vorm van protest, mede omdat ze zelf tot de holebi groep behoort:

 

“V: Zou je stoppen met dansen als je het merkt op een fuif?

A: Nee, maar dan steek ik wel meestal een middelvinger in de lucht.”[270]

 

1.1.4. Houding tegenover maatregelen.

 

Bij het stellen van deze vraag antwoorden heel wat ondervraagden onmiddellijk dat dit een erg moeilijke zaak is. Hoewel sommigen eerst even twijfelden, zien we bij de reggaefans geen voorstanders van maatregelen door de overheid zoals censuur of verbod, hier wordt vaak de vrijheid van meningsuiting als doorslaggevend argument aangehaald.

 

“Recht van vrije meningsuiting… iedereen heeft het recht zijn of haar mening te uiten over niet hetero’s maar dit moet wel in de mate van het menselijke blijven.”[271]

 

“Er moeten geen maatregelen komen vanwege de overheid. De artiesten zelf zullen wegens tegenvallende verkoop in het buitenland en wegens boycot op festivals wel inbinden.”[272]

 

“Censuur is sowieso niet goed, want ten eerste, ge bedriegt de mensen die er naar luisteren, want ge zou normaal iets anders horen, da’s niet eerlijk en het is ook niet eerlijk ten opzichte van den artiest, want die is zijn vrijheid kwijt. ’t Is dan niet meer echt dienen artiest, ga dan naar een anderen artiest eh.”[273]

 

Velen vinden wel dat de artiesten op een of andere manier duidelijk gemaakt moet worden dat dergelijke uitspraken niet kunnen. De ondervraagden zijn wel tegen een harde aanpak van de overheid, maar het grootste deel van de ondervraagden (12 van de 16) haalt wel spontaan andere oplossingen of maatregelen aan zoals campagnes, om de mensen bewust te maken van het thema, of boycots. Maar een echt verbod is volgens de reggaefans geen goede oplossing.

 

“Zeker niet de overheid, wel bewustmaking via organisaties en publicaties.”[274]

 

“Maar ik denk dat het idee van die artiesten niet teveel podium te geven geen slecht idee is. Allé in zoverre dat festivalorganisatoren en wat weet ik veel er besef van hebben en er rekening mee houden dat het racistische artiesten zijn en op die manier wat proberen... Ik denk dat dat een beter idee is dan rechtstreeks tegen die artiesten te zeggen dat ze dat niet mogen doen. Een soort van boycot eigenlijk eh, zodanig dat ze voelen dat het hier niet echt gesmaakt wordt.”[275]

 

“Goh, vooral bewustwording. En er mag ook wel een collectieve boycot komen vanuit de reggae hoek vind ik.”[276]

 

Sommige respondenten keken verder dan de muziek, en vond dat er vooral aan de situatie in Jamaica iets gedaan moest worden, aan de homohaat van de Jamaicanen:

 

“Er mag gewaarschuwd worden, met bijvoorbeeld van die Parental Advice stickers, maar ik ben tegen censuur. Het is waar dat sommige teksten schokkend en provocerend zijn, maar als (zoals een paar jaar geleden) bijvoorbeeld Buju Banton ineens niet mag komen optreden, zie ik dat als een belediging van mijn verstandelijke vermogens. Ik ben heel goed in staat om de muziek en de teksten aan te horen zonder dat mijn persoonlijke mening daardoor beïnvloed wordt. Het echte probleem zit hem ook niet in de homofobe teksten, maar in de algemene homofobie op Jamaica. In plaats van gehypte censuur hier, zou de homobeweging zich beter bezig kunnen houden met de homorechten op Jamaica. Daar is, voor zover ik weet, homoseksualiteit bij de wet verboden. Dat is veel erger. En eigenlijk kan je het een muzikant niet kwalijk nemen als zijn teksten gewoon de algemene cultuur van zijn land weergeven.”[277]

 

Één respondent heeft een afwijkende mening van de andere. Hij vindt wel dat er moet opgetreden worden, maar dan tegen de homorechtenorganisaties, aangezien zij de dancehallindustrie ondermijnen:

 

“Ik vind dat het sowieso verkeerd is om rechten te geven aan homo’s, omdat dit “anti nature” is. ’t Is simpel: als we er willen naar luisteren, waarom mag het niet? Als je niet wilt luisteren, luister dan niet, ga niet naar zo’n concert, maar laat de fans en artiesten hun ding doen. En natuurlijk moet er opgetreden worden, tegen die outrage enz, die mogen wel wat dimmen, waar halen zij het recht om de ganse dancehallindustrie zo te boycotten?”[278]

 

1.1.5. Houding tegenover holebi’s

 

Zowat alle ondervraagden heeft geen probleem met holebi’s. Hoewel we natuurlijk wel kunnen merken dat de ene al iets verdraagzamer is dan de andere.

 

“Euh, ik ben zelf holebi, ik sta er dus wel positief tegenover eh”[279]

 

“Het is niet omdat iemand een homo is dat hij minder moraal heeft dan iemand anders, dus dat hij verwerpelijk zou zijn. Nee, hij heeft gewoon een andere levenswijze, ik vind dat ge dat moet respecteren.” [280]

 

“Ik heb daar niets op tegen, tegen homo’s of lesbiennes, ma ze moeten gewoon van mij blijven. Homo’s moeten echt niet aan mij komen.”[281]

 

Slechts een ondervraagde reggaefan keurt homofilie duidelijk af:

 

“Ik weet niet goed hoe je erbij komt, wakker worden met een homo-gevoel ? Maar één van onze grootste bestaansredenen, kijk maar naar de dieren, is de voortplanting, samen met het overleven. Natuurlijk is iedereen vrij van zijn doen en laten, maar dit is er over… En ja, ik ken homo’s en ze kennen mijn mening, no discussion possible, ze weten wel dat ik er niets moet van weten, terwijl ik met de personen zelf wel een toffe babbel, avond… kan hebben” [282]

 

Het is mogelijk dat er in de raggascène meer dergelijke meningen zijn, maar dat deze personen minder snel bereid waren om over dit onderwerp geïnterviewd te worden. Een aantal van de reggaefans die benaderd werden voor een interview haakten immers af na het horen van het onderzoeksthema.

 

1.2. De niet-reggae fans

 

De tweede groep respondenten betreft jongeren die niet echt geïnteresseerd zijn in reggae, zij hebben andere favoriete muziekgenre’s. Voor de interviews werd dezelfde topiclijst gebruikt als voor de reggaefans, maar doorgaans waren de interviews korter wegens de vaak beperkte kennis over het onderwerp. We ondervroegen 12 jongeren binnen deze groep. Dat zijn er iets minder dan in de groep van de reggaefans, aangezien we hier sneller een saturatiepunt bereikten.

 

1.2.1. Kennis van de homofobie in reggae

 

Het merendeel van de respondenten die niet naar reggae luisteren (tien van de 12) heeft geen weet van de antihomo teksten die in een aantal moderne reggae nummers aan bod komen.

 

“Neen, in reggae? Nee nog niet van gehoord, ik heb overlaatst wel iets gezien over liederen die de Ku Klux Klan zingen, tegen homo’s, in een documentaire. Maar reggae, neen dat niet.”[283]

 

“Eigenlijk niet, ik moet zeggen, ergens verbaasd me dat, en ergens ook niet. ‘k weet niet hoe dat komt, ma ik dacht dat reggae vooral zo... love enzo was. ’t Is de eerste keer dat ik daar iets van hoor.”[284]

 

De twee respondenten die hier wel iets over wist kwam dit op een verschillende manier te weten. De ene via vrienden die naar reggae luisterden, de andere respondent kwam het te weten via een discussie op een internetforum.

 

“Da’s via kameraden dat ik dat weet, en via het café waar ik gewerkt heb, daar draaiden ze wat vanalles, ook reggae en ragga, en daar heeft iemand me dat eens gezegd als dat op lag.”[285]

 

“Ja, ze hebben zo van die typische uitspraken van Batty alhier en Batty aldaar.

Da’s allemaal leuk tot ge plots weet wat daar achter zit.. Ik heb daar ooit iets over gelezen op een internet forum, van Smart Art Movement, ‘k weet niet of ge dat kent? Awel ja, daar heb ik daar een hele discussie over gelezen.”[286]

 

1.2.2. Media en reggae

 

Van de twaalf ondervraagden was er één respondent die het onderwerp al in de media was tegengekomen, meer bepaald op het internet en op de radio.

 

“Wel ja, op internet, maar ook eens iets op Studio Brussel, dat ze voorstellen hadden ingediend om dat niet meer te draaien enzo.”[287]

 

1.2.3. Invloed van de homofobie op het luistergedrag en koopgedrag van de respondenten

 

Een relatief grote groep reggaefans (10 van de 16) gingen, zoals hierboven beschreven, de bewuste nummers toch beluisteren en/of kopen hoewel ze het vaak niet eens waren met de teksten. Ook bij de niet-reggaefans vonden we een gelijkaardige verdeling en gelijkaardige meningen. Zeven van de 12 niet-reggaefans zouden de nummers wel beluisteren, ook al zijn ze het niet eens met de tekst.

 

“Ik denk het eigenlijk wel, Ik zou dan wel minder sympathie hebben voor de groep, maar daarom wil dat nog niet zeggen dat ik dat geen mooi nummer kan vinden en er niet zou naar luisteren. Tekst is vooral belangrijk voor het imago van de groep vind ik, minder voor het nummer.”[288]

 

Het is wel opvallend dat de ondervraagden die dergelijke nummers wel nog zouden beluisteren doorgaans nuances aanbrachten in hun antwoord:

 

“Bah, als het echt grof is niet, maar als het gewoon een beetje lachen is vind ik da niet zo erg, dan zou ik daar wel naar luisteren. Iedereen doet da wel eens eh, allé ge weet wel wat ik bedoel, ik bedoel dat niet slecht ze, ik heb niets tegen homo’s, maar af en toe worden er daar wel eens grapkes over gemaakt, en dat moet wel kunnen vind ik, ma echt zo grof van doe ze dood en alles, nee da vind ik erg.”[289]

 

De respondenten die de nummers niet zouden beluisteren waren directer in hun antwoorden:

 

“Anti-homo? Nee, dat zou ik wel degelijk niet kopen. En ook niet naar luisteren, moest het op de radio komen en ik zit in een situatie dat ik gemakkelijk de post kan verzetten zou ik dat zeker doen.”[290]

 

“Ja, zeker en vast ik zou daar niet naar luisteren, en zeker niet kopen.”[291]

 

Het aantal respondenten dat luisterbereid is ligt hoger dan het aantal respondenten dat ook bereid is dergelijke muziek te kopen. Twee van de twaalf respondenten zouden, indien ze het nummer muzikaal erg goed vinden, een dergelijk nummer aanschaffen:

 

“Eventueel wel, als ik het voor de rest goed vind... ’t hangt ook van de andere nummers af, als alle andere nummers zo zijn dan niet, maar als het zo maar 1 nummer is wel.”[292]

 

1.2.4. Houding tegenover maatregelen

 

In tegenstelling tot de reggaeluisteraars, die allen tegen overheidsmaatregelen gekant zijn, merken we dat er bij de niet-reggae luisteraars wel een aantal voorstanders zijn van (overheids-) maatregelen. Vijf van de 12 ondervraagden vindt dat dergelijke muziek moet verboden of gecensureerd worden:

 

“Bah, gewoon, verbieden eh. Ge kunt gerust over andere dingen ook muziek maken.”[293]

 

“Da’s moeilijk ma toch in ieder geval censureren eh, gelijk dat ze dat doen op den televisie, het woord ‘fuck’ wordt niet uitgesproken, dat is dan zo nen ‘beep’, zo kunnen ze dat doen vind ik. Ik vind dat ze die bepaalde woorden dan in die teksten niet mogen gebruiken.”[294]

 

“Gewoon, zorgen dat ze die liedjes tegen homo’s niet meer mogen zingen. Ze moeten ze daarom nog niet in den bak steken eh, ma gewoon die bepaalde liedjes verbieden.”[295]

 

Maar het merendeel van de ondervraagden (zeven van de 12) is tegen maatregelen als censuur en verbod. Zij wijzen op de vrijheid van meningsuiting, of op het te vaak onderschatte verstandelijke vermogen van de luisteraars:

 

“Nee ja, ik vind niet dat dat moet, als die mannen dat willen verkondigen, dat ze maar doen. De mensen hebben ook wel verstand in hunne kop eh, en ze zullen niet plots homohater worden door zo eens een liedje te horen.”[296]

 

“Vrijheid van meningsuiting. Punt. Ook al is dat discriminerend, dat is vrijheid van meningsuiting. Allé toch in mijn ogen, ik ben daar heel open in. Als die mensen dat nodig vinden van zo’n domme mening te verkondigen, laat ze maar doen eh. Aan het verkondigen van een mening gaat bijvoorbeeld niemand fysiek zeer hebben, psychisch misschien, ja, als ge dat dan hoort, als ge nen homo zijt denkt ge volgens mij gewoon van ‘ja, dat zijn dommeriken’ en ge gaat u dat niet aantrekken. Maar er tegen optreden? Treedt er tegen op als er iets gebeurt eh, maar ge kunt tegen insinuaties nooit optreden.”[297]

 

1.2.5. houding tegenover holebi’s

 

De respondenten in deze groep zijn allen vrij tolerant tegenover holebi’s. Wel hoor je vaak de quote “geen probleem, zolang ze me met rust laten”.

 

“Ik heb daar geen last van. Ieder zijn seksuele voorkeur, ik vind dat dat moet kunnen, zolang ze mij maar met rust laten.”[298]

 

“Ieder diertje zijn pleziertje, laat iedereen zijn wie dat hij wil zijn eh.”[299]

 

“Positief, ik ben vroeger veel uitgeweest, veel vriendinnen en vrienden die homo of lesbisch zijn, toffe mensen. Als het leuke mensen zijn maakt me dat niet uit welke geaardheid.”[300]

 

1.3. Conclusies

 

Uit het onderzoek bleek dat het thema bekend was bij de reggaefans. Elke ondervraagde reggaefan had weet van de homofobie in moderne reggae. De reggaefans drukten ook vaak op het verschil tussen roots reggae, waar dergelijke onderwerpen niet aan bod komen, en ragga, waar de thema’s wel vaak terug komen. Het merendeel van de reggaefans kwam voor het eerst iets te weten over het thema via vrienden, via een interne communicatie binnen de subcultuur, een kleiner deel vernam het van de media. Nog anderen kwamen het te weten door veel naar de muziek te luisteren en zo langzaamaan de taal te leren.

Bij de niet-reggaefans is het thema niet bekend, slechts 2 van de 12 ondervraagden hadden ooit iets opgevangen over homofobie in reggae.

 

De meerderheid van de reggaeluisteraars (81%) had ooit iets over het onderwerp in de media vernomen. Bij de niet reggaefans was dat slechts 1 respondent van de 12. Mensen die niet met reggae bezig waren, kwamen blijkbaar nauwelijks in contact met media boodschappen over dit thema. Dit wijst erop dat in België de media geen grote bewustwording heeft kunnen bewerkstelligen over het thema. Doch, volgens een aantal respondenten lag de media aan de grondslag van de hetze die rond het thema ontstaan is. De mensen met een zekere aandacht voor reggae, vonden het onderwerp wel vaker terug in de media.

Het was vooral via het internet en de gedrukte media dat respondenten over het thema hadden gehoord. Uit de antwoorden bleek dat de respondenten vooral over de aflassingen van concerten iets in de media vernomen hadden.

Freelance journalist en reggaekenner Karel Michiels stelt dat hij in de Nederlandstalige pers zelf geen artikels over het thema vond, behalve diegene die hij zelf geschreven had.[301]

 

Wat betreft het luistergedrag vonden we geen grote verschillen tussen de reggaefans en de niet reggaefans. Bij beide groepen zou het merendeel van de respondenten (62.5% bij de reggaefans en 58% van de niet-reggaefans) een dergelijk nummer wel beluisteren indien ze het muzikaal goed vinden. Er werd bijna wel steeds bij vermeld dat men het daarom niet eens is met de tekst van het nummer. Bij de niet-reggae fans werd wel vaak nog een nuance gemaakt: “Ik zou er wel naar luisteren, tenzij het echt té grof is”.

Één respondent, een reggaefan, stelde dat hij als dj dergelijke nummers zelf meer zou draaien, om een tegengewicht te vormen tegen de boycots van dergelijke artiesten.

Algemeen viel het wel op dat het koopgedrag gevoeliger is voor de homofobe teksten dan het luistergedrag.

 

Bij de ondervraagde reggaefans waren er geen voorstanders van maatregelen door de overheid zoals een verbod of censuur zolang het bij woorden bleef, de reden die werd aangehaald was de vrijheid van meningsuiting. Het merendeel van de reggaeluisteraars (75%) vond echter wel dat de artiesten op een of andere manier moesten voelen dat deze onderwerpen hier niet geapprecieerd worden. Er werd gedacht aan boycots of informatiecampagnes om de luisteraars bewust te maken.

Twee van de ondervraagde reggaefans waren zelf holebi. Het viel op dat ze doorgaans niet echt een afwijkende mening hadden van de andere reggaefans. Ook zij waren geen voorstander van overheidsmaatregelen, wel van een boycot.

Op het vlak van maatregelen zien we een duidelijk verschil met de niet reggaeluisteraars, daar werd wel vaker gepleit voor overheidsmaatregelen. 42% van de niet reggaeluisteraars zou censuur of een verbod een goede zaak vinden.

 

De meningen over holebi’s van zowel de reggaeluisteraars als de niet-reggaefans zijn te vatten onder de noemer tolerant. Er was één uitzondering, een reggaefan, die tegen homofilie gekant is.

 

 

VIII. Algemeen Besluit

 

Ragga, de moderne variant van reggae, bevat vaak harde, agressieve taal aan het adres van homo’s en lesbiennes. Sinds 1992, met de release van Buju Banton’s antihomo hit “Boom Bye Bye”, is hier controverse rond ontstaan. Het nummer bracht internationaal een golf van protest teweeg. Het was de eerste maal dat er media-aandacht ontstond voor het thema. Sindsdien is het nooit echt stil geweest rond de homofobie in Jamaicaanse muziek, maar de heisa bereikte onlangs opnieuw een hoogtepunt. Sinds 2000, niet toevallig het jaar waarin T.O.K. een hit had met “Chi Chi Man”, een virulent antihomo nummer, voert de Britse homorechtenorganisatie Outrage! campagne tegen de Jamaicaanse homofobie. Zij zorgden voor vernieuwde media aandacht voor wat zij noemen ‘murder music’. Vanaf februari 2005 werd het opnieuw rustiger rond het thema, er kwam immers een akkoord tussen activisten en vertegenwoordigers van de reggaegemeenschap en de muziekindustrie om dergelijke nummers niet meer uit te geven.

De mediapaniek rond homofobe reggae onderscheidt zich van eerdere paniekreacties op muziek zoals rock ‘n’ roll en gangsterrap, aangezien het hier gaat om reacties vanuit progressieve hoek op conservatieve (homofobe) uitspraken.

 

De antihomoteksten in ragga zijn het gevolg van de homofobie die wijdverspreid is op het Jamaicaanse eiland. In Jamaica zijn homoseksuele daden strafbaar bij wet. De straffen kunnen oplopen tot 10 jaar dwangarbeid. Er bestaat een veelheid aan verklaringen voor de Jamaicaanse homofobie.

Antropologen wijzen op de traditionele overtuigingen over vruchtbaarheid en seksualiteit in Jamaica. Seksualiteit wordt er gezien als een bestaansreden, vandaar hun scherpe veroordeling van andere seksualiteitsbelevingen. In de Caribische samenleving is het erg belangrijk voor mannen om hun mannelijkheid te tonen en te bewijzen, een middel daartoe is homofobie.

Er zijn ook historische verklaringen, er wordt dan verwezen naar de seksuele relaties en misbruiken ten tijde van de slavernij, met name de sodomie van mannelijke slaven door hun meesters.

Seksualiteit is in Jamaica in hoge mate gesocialiseerd met een dominante rol voor de peer group binnen deze socialisatie. De prevalerende attitude die wordt doorgegeven is dat seks ‘natuurlijk’ is. Dit betekent voor de Jamaicanen enerzijds dat er niets raar is aan een seksuele drive, maar anderzijds houdt deze attitude in dat het om hetero seks gaat. De intolerantie tegen holebi’s in Jamaica is geïnstitutionaliseerd, homofobie is er doorgedrongen tot in de verschillende instituties van het maatschappelijk bestel.

Jamaica is een erg religieuze samenleving, de bijbel wordt dan ook regelmatig aangehaald als rechtvaardiging voor de homohaat. Het zijn vooral de verhalen van Sodom en Gomorra uit het boek Genesis waaruit homofobe gelovigen menen te kunnen concluderen dat homofilie een zonde is. Ook het rastafarianisme is op heel wat vlakken schatplichtig aan de bijbel en verkondigd dezelfde ideeën in verband met homofilie. De meest fundamentalistische tak van het rastafarianisme, de Bobo Ashanti, veroordeelt homofilie erg scherp. Ophefmakende ragga zangers als Capleton en Sizzla rekenen zich tot de Bobo Ashanti.

De intolerantie tegenover homo’s is nog steeds erg hoog in Jamaica, uit de groei van het aantal lobbygroepen die ijveren voor het legaliseren van homofilie blijkt wel dat er stilaan wat ruimte voor discussie komt. Toch blijkt dat nog 95% van de Jamaicanen tegen een legalisatie van homofilie is gekant. Dat is ook de mening van de politieke partijen. Geen enkele partij heeft de politieke wil om homoseksualiteit te decriminaliseren.

De hoge mate van geweld tegen holebi’s is een indicatie voor de intolerantie. In Jamaica zijn holebi’s regelmatig het doelwit van gewelddadige aanvallen, soms met de dood tot gevolg, dergelijke aanvallen worden “batty judgements” genoemd. Hierdoor kunnen en durven slechts weinig homoseksuele Jamaicanen voor hun geaardheid uitkomen.

 

Het merendeel van de roots reggae draagt een boodschap uit van liefde en verdraagzaamheid. Ragga daarentegen, de digitale variant van reggae, verkondigt regelmatig harde en agressieve standpunten in verband met holebi’s. Vanaf de jaren 90 kwamen deze onderwerpen aan bod. Buju Banton, Elephant Man, Beenie Man, Capleton, Sizzla, T.0.K. en heel wat andere ragga artiesten hebben het in een aantal nummers over het neerschieten, het in elkaar slaan, ophangen of verbranden van homo’s en lesbiennes.

Het gevolg was dat in het buitenland heel wat concerten werden afgelast, er ontstond protest voor de deuren van optredens, boycots werden georganiseerd en awards vonden niet langer hun weg naar de artiesten. Een aantal Jamaicaanse artiesten zag zijn sponsordeals in het water vallen en in Groot-Brittannië werd een aantal artiesten zelfs vervolgd. Ook bij ons werden optredens afgelast. Dit deed de artiesten aanvoelen dat de homofobe onderwerpen in het buitenland minder gesmaakt werden dan in Jamaica.

 

De kwalitatieve interviews geven aan dat Vlaamse reggaefans bekend zijn met het thema, vooral een interne communicatie binnen de subcultuur zorgt ervoor dat zij weet hebben van de Jamaicaanse homofobie. Jongeren die niet naar reggae luisteren blijken nauwelijks iets over het thema gehoord te hebben.

Het merendeel van de ondervraagde reggaeluisteraars vernam ooit al iets in de media over het thema. Zij hadden artikels gelezen in de gedrukte pers en op het internet over afgelastingen van concerten. Niet-reggaefans vernamen blijkbaar zelden iets over het onderwerp in de media.

Het is opvallend dat een kleine meerderheid van zowel de reggaefans als de niet-reggaefans, ondanks de homofobe teksten, dergelijke nummers toch nog zou beluisteren, ook al zijn ze het niet eens met de teksten. Zowel de reggaefans als de niet-reggaefans bleken doorgaans tolerant te zijn ten opzichte van holebi’s. Blijkbaar zijn het vooral het ritme, de aanstekelijkheid, de beat en de melodie die voor de aantrekkingskracht van ragga zorgen.

Het onderzoek geeft aan dat Vlaamse reggaefans overheidsmaatregelen tegen de muziek geen goed idee vinden. Bijna de helft van de ondervraagde niet-reggaefans is wel voorstander van dergelijke maatregelen.

 

Samengevat zou ik willen stellen dat reggae als een spiegel fungeert voor de Jamaicaanse samenleving. Er wordt gezongen over alles wat er leeft, en een van de vele aspecten die in deze muziek naar voor komt is bijgevolg de Jamaicaanse homofobie. In onze geglobaliseerde wereld komen we in contact met een veelheid aan cultuurproducten. Op deze manier kwam het tot een confrontatie tussen de doorgaans homovriendelijke muziekcultuur in Europa en de Verenigde Staten en de militante homohaat in Jamaicaanse ragga. Vlaamse jongeren die naar reggae luisteren zijn zich bewust van deze homofobe geluiden maar liggen er niet van wakker. Het merendeel van de luisteraars is het niet eens met de teksten, dit laat ons besluiten dat de persuasieve kracht van deze teksten op de Vlaamse jongeren erg beperkt is.

 

 

IX. Bibliografie

 

1. Boeken

 

2. Artikels

 

2.1. Wetenschappelijke artikels

2.2. Andere artikels

 

3. Rapporten en Polls

 

4. Internetbronnen

 

 

5. Mondelinge bronnen

 

 

6. Muziek

 

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p.340

[2] Batty Boy is een pejoratieve term voor homo. Het is een verbastering van het Engelse woord “Bottom”, dat “kont” betekent in het Nederlands.

[3] MICHIELS, K., Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4/1/2003, p.15

[4] Cultuur is een dynamisch en dus multi-interpretabel concept dat omzichtig gehanteerd dient te worden. Vandaar dat we het hier tussen aanhalingstekens plaatsen. In deze doelen we met het woord cultuurverschil op een verschil in historisch geconstrueerde en constant veranderende waardepatronen en betekenisgeving tussen verschillende regio’s. Het impliceert dus niet dat er zoiets is als een tegenstelling tussen twee verschillende statische culturen waarbij de ene homo-hatend ‘is’ en de andere niet.

[5] Reggae is een specifiek muziekgenre, maar het begrip is tevens uitgegroeid tot een label voor alle Jamaicaanse muziek. Hier gebruiken we het begrip als label. Zoals we later zullen zien zijn de homofobe teksten immers vooral kenmerkend voor bepaalde subgenre’s die onder dit label ressorteren.

[6] Zie titel 2: Bronnenktitiek verder in dit deel, daar wordt de schaarsheid van wetenschappelijk onderzoek verder aangegeven en geïllustreerd.

[7] LINDERS, H. en HIJMANS, E. Kwalitatief Survey. In: HÜTTNER, H.; RENCKSTORF, K. en WESTER, F. (eds.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2001, p.539.

[8] MASO, I. en SMALING, A. Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam, Boom, 1998, p.10.

[9]CAMBRÉ, B. en WAEGE, H. Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews. In: BILLIET, J en WAEGE, H. (eds), Een samenleving onderzocht. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2001, p.322.

[10] CAMBRÉ, B. en WAEGE, H. Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews. In: BILLIET, J en WAEGE, H. (eds), Een samenleving onderzocht. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2001, p.323.

[11] CAMBRÉ, B. en WAEGE, H. Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews. In: BILLIET, J en WAEGE, H. (eds), Een samenleving onderzocht. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2001, p.319.

[12] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001.

[13] CHEVANNNE, B. Sexual behavior of Jamaicans, a literature review. Social and economic studies. 1993, vol42, nr.1, p.29.

[14] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. Juli, p. 7.

[15] Ibidem, p. 8.

[16] Ibidem, p. 9.

[17] OUTRAGE!, Dancehall Dossier. Stop Murder Music, internet, (16 februari 2005). (http://outrage.org.uk/Dancehall-Dossier-WEB.pdf)

[18] Mento is een vorm van Jamaicaanse folk muziek die een grote invloed heeft gehad op ska en uiteindelijk op reggae. Soms wordt mento 'Jamaicaanse calypso' genoemd omdat het wel een beetje op deze carnavals- en feestmuziek lijkt. Mento is dansmuziek.

[19] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p.3.

[20] BENNETT, A., Cultures of Popular Music. Maidenhead, Open University Press, 2003, p.75

[21] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 4.

[22] Ibidem, p. 4.

[23] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p.59.

[24] Ibidem, p.61.

[25] Ibidem, p.68.

[26] KATZ, D., Solid Foundation. An Oral History of Reggae. New York, Bloomsbury, 2003, p.65-66.

[27] MUZIEKWEB WIJZER, Reggae. Internet, (20 februari 2005). (http://www.muziekweb.nl/thema/reggae/)

[28] MUZIEKWEB WIJZER, Reggae. Internet, (20 februari 2005). (http://www.muziekweb.nl/thema/reggae/)

[29] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 92.

[30] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 93.

[31] BENNETT, A., Cultures of Popular Music. Maidenhead, Open University Press, 2003, p.76.

[32] Deejay: Synoniem voor toaster of rapper, betekent in deze context niet ‘plaatjesdraaier’.

[33] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 227.

[34] Ibidem, p. 227.

[35] Ibidem, p. 261.

[36] MUZIEKWEB WIJZER, Reggae. Internet, (20 februari 2005). (http://www.muziekweb.nl/thema/reggae/)

[37] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 261.

[38] Ibidem, p. 261.

[39] Ibidem, p. 309.

[40] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 309.

[41] KATZ, D., Solid Foundation. An Oral History of Reggae. New York, Bloomsbury, 2003, p. 345.

[42] Ibidem, p. 344.

[43] MUZIEKWEB WIJZER, Reggae. Internet, (20 februari 2005). (http://www.muziekweb.nl/thema/reggae/)

[44] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 29.

[45] BAYER, M., Jamaica. Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1993, p. 8-11.

[46] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 29-30.

[47] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 36.

[48] Ibidem, p. 47-53.

[49] JONES, S., black cullture, white youth,: The reggae tradition from JA to UK. Basingstoke, Macmillan, 1988 , p. 14.

[50] Ibidem, p. 69-73.

[51] De regio die nu bekend staat als Ethiopië was vroeger bekend als ‘the Kingdom of Abyssinia’. In tal van reggae teksten wordt naar Abyssinnia of Ethiopië verwezen.

[52] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 73.

[53] Denk bijvoorbeeld aan films als The Birth of a Nation van D.W. Griffith uit 1915, met duidelijke sympathieën voor de Ku Klux Klan.

[54] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 68-69.

[55] Ibidem, p. 75.

[56] Ibidem, p. 85.

[57] Ibidem, p. 87.

[58] Ibidem, p. 87.

[59] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 87-88.

[60] GARVEY, A.J., Philosophie and Opinions of Marcus Garvey. Or Africa for the Africans. Dover, Majority Press, 1990, p. 33-34.

[61] BAYER, M., Jamaica. Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1993, p. 60-61.

[62] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 92-94.

[63] Ras Tafari was de adellijke titel van Haile Selassie voor zijn kroning. De Rastafari beweging werd genoemd naar deze titel.

[64] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 94-95.

[65] JONES, S., black cullture, white youth,: The reggae tradition from JA to UK. Basingstoke, Macmillan, 1988, p. 15.

[66] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 154.

[67] Ibidem, p. 155.

[68] Ganja is de benaming die in Jamaica en in Reggae doorgaans gebruikt wordt voor cannabis of marihuana. Volgens de rasta’s is het een sacrament, een geschenk van Jah. Dit leiden ze af uit Genesis 1:29: 'En God zei: Ziet, ik heb u alle zaaddragende plantengroei die op de oppervlakte van de aarde is, en elke boom waar zaaddragende vrucht aanzit, gegeven. U diene het tot voedsel.' Ook met Psalm 104:14 legitimeren de Rasta’s hun ganja gebruik: ‘Hij doet het gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking voor de mens.’

[69] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 155.

[70] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 144.

[71] Ibidem, p. 145.

[72] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 145-146.

[73] Ibidem, p. 147.

[74] Ibidem, p. 148-150.

[75] CAMPBELL, H., Rasta and Resistance. From Marcus Garvey to Walter Rodney. Dar Es Salaam, Tanzania Publishing House, 1985, p. 152-153.

[76] BAYER, M., Jamaica. Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1993, p. 61.

[77] SPRINGHALL, J., Youth, Popular Culture and Moral Panics. Penny Gaffs to Gangsta-Rap, 1830-1996. New-York, St.Martin’s Press Inc., 1998, p.149.

[78] WINFIELD, B.H., Because of the children: Decades of Attempted Controls of Rock ‘n’ Rap Music. In: WINFIELD, B.H. en DAVIDSON, S. (eds), Bleep! Censoring Rock and Rap Music. London, Greenwood Press, 1999, p.13.

[79] WINFIELD, B.H., Because of the children: Decades of Attempted Controls of Rock ‘n’ Rap Music. In: WINFIELD, B.H. en DAVIDSON, S. Bleep! Censoring Rock and Rap Music. London, Greenwood Press, 1999, p.13.

[80] MULDER, J., Met house naar een andere wereld. Waddinxveen, Lumen Mundi, 1993, p.7.

[81] RUTTEN, C., Homohaat overschaduwt positieve reggaeboodschap. Het Belang van Limburg. 7 oktober 2004.

[82] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[83] OUTRAGE!, Briefing: Jamaican Dancehall music. Internet, (6 april 2005). (http://outrage.org.uk/briefing.asp?ID=43)

[84] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p.343.

[85] OUTRAGE!, Briefing: Jamaican Dancehall music. Internet, (6 april 2005). (http://outrage.org.uk/briefing.asp?ID=43)

[86] DROEVEN, V. Reggae met een reukje. Festivalorganisatoren hoeden zich voor homofobe dancehall-artiesten. De Standaard. 24 augustus 2004.

[87] RUTTEN, C., Homohaat overschaduwt positieve reggaeboodschap. Het Belang van Limburg. 7 oktober 2004.

[88] OUTRAGE! NEWS SERVICE. Reggae deal to halt gay-bash lyrics. Stop Murder Music campaign suspended as music industry commited to reject violent hate songs. 4 februari 2005, internet, http://outrage.org.uk/pressrelease.asp?ID=268

[89] SPRINGHALL, J., Youth, Popular Culture and Moral Panics. Penny Gaffs to Gangsta-Rap, 1830-1996. New-York, St.Martin’s Press Inc., 1998, p.150.

[90] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p.260-273.

[91] SPRINGHALL, J., Youth, Popular Culture and Moral Panics. Penny Gaffs to Gangsta-Rap, 1830-1996. New-York, St.Martin’s Press Inc., 1998, p.150.

[92] HEBDIGE, D., Subculture. The meaning of style. London, Routledge, 1979, p.30-46.

[93] COHEN, S., Folk Devils & Moral Panics. The creation of the Mods and Rockers, New York, Basil blackwell, 1987, p.10.

[94] COHEN, S., Folk Devils & Moral Panics. The creation of the Mods and Rockers, New York, Basil blackwell, 1987, p.9.

[95] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.8.

[96] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.17.

[97] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.19.

[98] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.17-18.

[99] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.18-19.

[100] THOMPSON, K., Moral Panics. London, Routledge, 1998, p.19.

[101] SODOMY LAWS, Jamaica. Internet, 28 februari 2005. (http://www.sodomylaws.org/world/jamaica/jamaica.htm)

[102] J-FLAG, Know your rights, internet, (7 maart 2005). (http://www.jflag.org/bodyspirit/rights.htm)

 

[103] ROYES, H, A cultural approach to HIV/AIDS prevention and care. Jamaica’s experience. Unesco/unaids research project, internet, (14 december 2004).

[104] ROYES, H, A cultural approach to HIV/AIDS prevention and care. Jamaica’s experience. Unesco/unaids research project, internet, (14 december 2004).

[105] Ibidem

[106] Ibidem

[107] KIMMEL, M.S. en MAHLER, M., Adolescent Masculinity, Homophobia, and Violence. American Behavioral Scientist. 2003, vol. 46, nr. 10, p. 39-58.

[108]ROYES, H, A cultural approach to HIV/AIDS prevention and care. Jamaica’s experience. Unesco/unaids research project, internet, (14 december 2004).

[109] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. Juli, p. 10.

[110] ROYES, H, A cultural approach to HIV/AIDS prevention and care. Jamaica’s experience. Unesco/unaids research project, internet, (14 december 2004).

[111] ROYES, H., Interview. internet, (4 januari 2005). (http://www.globalgayz.com/g-jamaica.html)

[112] AITKENHEAD, D., Their Homophobia is Our Fault. The Guardian. 5 januari 2005.

[113] AITKENHEAD, D., Their Homophobia is Our Fault. The Guardian. 5 januari 2005.

[114] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 6.

[115] Ibidem, p. 9.

[116] ROYES, H, A cultural approach to HIV/AIDS prevention and care. Jamaica’s experience. Unesco/unaids research project, internet, (14 december 2004).

[117] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 5.

[118] CHEVANNE, B. Sexual Behavior of Jamaicans: A Literature Review. Social and economic studies. 1993, vol 42, nr1, p.8-9.

[119] CHEVANNE, B. Sexual Behavior of Jamaicans: A Literature Review. Social and economic studies. 1993, vol 42, nr1, p.30.

[120] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[121] De geweldadige aanvallen op holebi’s worden in Jamaica batty judgements genoemd.

[122] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 22.

[123] REGAS, G. Take another look at your good book. Los-Angeles Times, 3 februari 2000.

[124] Zie deel III: Reggae en rastafari, voor meer duiding.

[125] HENRY, M., Boom Bye-bye inna batty boy head: reggae icons, jamaican culture, and homophobia. Internet. (24 oktober 2004). (http://www2.gwu.edu/~english/ccsc/2001_pages/MelissaHenry.htm)

[126] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 376.

[127] Ibidem, p. 376.

[128] CAPLETON, (zang.) More Prophet. Uit: More Fire. cd, Jamaica, VP records, 2000

[129] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 376.

[130] CHEVANNE, B., The Bobo Dread. The Female taboo. OneWorld Magazine. internet, (2 april 2005). (http://www.oneworldmagazine.org/focus/etiopia/rasta2.html)

[131] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli, p.71-87.

[132] Ibidem.

[133] Ibidem.

[134] ANDERSON, D. Gleaner Poll - Legal Homosexuality opposed, The Gleaner. 20 September 2001.

[135] ANDERSON, D. Gleaner Poll - Legal Homosexuality opposed, The Gleaner. 20 September 2001

[136] Ibidem.

[137] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli, p.71-87.

[138] Ibidem.

[139] McLEAN, S., The Homosexual initiative. Letter of the day. The Gleaner, 15 december 1998.

[140] CHILSOLM, C. Rights of homosexuals, risks of homosexuality. Letter to the editor. The Gleaner. 3 augustus 2002.

[141] PATTERSON, B., From Shabba to Buju. The Jamaica Observer. 8 september 2004.

[142] MICHIELS, K., Reggae-artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[143] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 71-87.

[144] Ibidem.

[145] Ibidem.

[146] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 71-87.

[147] Ibidem.

[148] Ibidem.

[149] AMNESTY INTERNATINAL, Killings and Violence by Police: How many more victims. Jamaica in 2000 Annual Report. internet, (2 april 2005). (http://web.amnesty.org/library/print/ENGAMR380032001)

[150] YOUNGE, G. Chilling call to murder as music attacks gays. The Guardian. 26 juni 2004.

[151] CARR, R., On Judgements: Poverty, Sexuality-Based Violeence and Human Rights in 21st Century Jamaica. Carribean Journal of Social Work. 2003, vol. 2, nr. juli. p. 71-87.

[152] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 261.

[153] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 363.

[154] DIDDEN, M., De Humo-files: Humo sprak met Bob Marley. Humo. 19 juni 1980, p. 26-29.

[155] Zie: http://www.reggae.be

[156] RAS FEEL FLASHMAN, thesis reggae, internet forum, 11 april 2005. (http://www.reggae.be/phpbb2/viewtopic.php?t=174)

[157] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 344.

[158] Batty Boy is een pejoratieve term voor homo. Het is een verbastering van het Engelse woord “Bottom”, dat “kont” betekent in het Nederlands.

[159] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[160] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 344.

[161] LEFEVERE, F., Jamaicaanse homoseksuelen opgejaagd wild na moord op woordvoerder homobeweging. De Morgen. 26 juni 2004.

[162] YOUNGE, G., Police seek Jamaican singer after armed attack on gay men. The Guardian. 17 juli 2004

[163] BANTON, B., (zang.) Boom Bye Bye. Uit: The Eaely Years (90-95). cd, Jamaica, VP Records, 2001.

[164] Een Uzi is een van de meest populaire (sub-)machinegeweren ter wereld.

[165] JEFFRIES, D., Elephant Man. Biography. All Music Guide. Internet, (21 januari 2005). (http://www.allmusic.com).

[166] Ibidem.

[167] SEXTON, P., Beenie Man Spurs ‘Outrage’. Billboard. 2004. vol. 116, nr. 36, p.8

[168] MOBO, Reggae artists dropped for Mobo awards 2004. internet. (2 oktober 2004). (http://www.mobo.com/2004/news.shtml)

[169] ELEPHANT MAN, (zang.) Ah Nuh Fi We Fault. Uit: Reggae Hits Vol. 24 (V.A.), cd, Jamaica, Jetstar. 1998.

[170] Tec-9 is een type pistool. Het is een semi-automatisch pistool dat in Amerika de reputatie heeft van meest “criminele” wapen.

[171] ELEPHANT MAN, (zang.) We Nuh Like Gay. Uit: Face Off (V.A.), cd, Jamaica, VP Records, 1999.

[172] Harry Toddler is een muzikale collega van Elephant Man.

[173] ELEPHANT MAN, (zang.) Log On. Uit: Log On, cd, Jamaica, Greensleeves, 2001.

[174] ‘Log on’ is de benaming van een danspas waarbij je een stappende beweging maakt met de rechtervoet, als zou je ongedierte vertrappelen.

[175] THOMPSON, D., Reggae & Caribbean music. San Francisco, Backbeat Books, 2002, p.32

[176] THOMPSON, D., Reggae & Caribbean music. San Francisco, Backbeat Books, 2002, p.32

[177] THOMPSON, D., Reggae & Caribbean music. San Francisco, Backbeat Books, 2002, p.32-33.

[178] HINDS, H. Bounty Killer lashes the media. The Jamaican Observer. 8 oktober 2004.

[179] OUTRAGE!, Dancehall Dossier. Stop Murder Music, internet, (16 februari 2005). (http://outrage.org.uk/Dancehall-Dossier-WEB.pdf)

[180] BAILEY, P., Beenie Man Feels the Heat. Time. 6 september 2004, vol 164, nr10, p.19.

[181] BEENIE MAN, (zang.), Han Up Deh. Uit: Greensleeves Official Dancehall Mixtape (V.A.), cd, Europe, Greensleeves, 2003.

[182] BEENIE MAN, (zang.), Damn. Uit: Strictly the Best Vol.25 (V.A.), cd, Jamaica, VP Records, 2000.

[183] BEENIE MAN, (zang.), Batty Man Fi Dead. Uit: Pure Dancehall 3 (V.A.), cd, Jamaica, MVPS093, 2003.

[184] BEENIE MAN, (zang.), Roll Deep. Uit: Strictly the Best Vol.25 (V.A.), cd, Jamaica, VP Records, 2000.

[185] Vybz Kartel Biography, internet, (21 januari 2005). (http://www.greensleeves.net/bio/biogvybz.html)

[186] Vybz Kartel Biography, internet, (21 januari 2005). (http://www.greensleeves.net/bio/biogvybz.html)

[187] MOBO, Reggae artists dropped for Mobo awards 2004. internet. (2 oktober 2004). (http://www.mobo.com/2004/news.shtml)

[188] VYBZ KARTEL, (zang.), Bedroom Slaughteration. Uit: Just Dancehall 13 (V.A.), cd, Jamaica, JDV, 2003.

[189] VYBZ KARTEL, (zang.), Gunz like mine. Uit: Riddem Driven. Trafalga (V.A.), cd, Jamaica, VP Records. 2003.

[190] VYBZ KARTEL, (zang.), Pussy Jaw. Uit: Up 2 Di Time, cd, Jamaica, Greensleeves, 2003.

[191] Vybz Kartel bedoelt hier dat de homo niet mag weggejaagd worden, want dat hij hem anders niet kan neerschieten.

[192] Waterford is een plaats in St.Catherine in Jamaica

[193] Slackness duidt op seksueel expliciete en gewelddadige teksten

[194] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 349-350.

[195] THOMPSON, D., Reggae & Caribbean music. San Francisco, Backbeat Books, 2002, p.68.

[196] STEPHENS,G., The FIYA BURN Controversy: On the Uses of Fire in a Culture of Love and Rebellion, internet. (3 november 2004). (http://www.jahworks.org)

[197] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[198] INTERCENTRESLGBT, Capleton adresse une declaration sibylline aux associations LGBT. Internet. (4 augustus 2005). (http://inter-centres-lgbt.france.qrd.org/11R/11Rcp25.html)

[199] MICHIELS, K. Kunnen we homohaat dulden op onze reggaepodia? De Standaard. 4 augustus 2005.

[200] Ibidem.

[201] CAPLETON, (zang.), Bun Out Di Chi Chi. Uit: Reggae Gold 2002 (V.A.), cd, Jamaica, VP Records, 2002.

[202] In Jamaica kan “pussy” naar orale seks in het algemeen verwijzen, wat er gelijkgesteld wordt met sodomie.

[203] CAPLETON, (zang.), Whoa! Uit: Still Blazing, cd, Jamaica, VP Records, 2002.

[204] CAPLETON, (zang.), More Prophet. Uit: More Fire. cd, Jamaica, VP records, 2000.

[205] CAPLETON, (zang.) Hang Dem Up. Uit: Live at Negril, cd, Jamaica, On The Corner, 2003.

[206] HUEY, S., Sizzla Biography. All Music Guide. Internet, (21 januari 2005). (http://www.allmusic.com)

[207] HUEY, S., Sizzla Biography. All Music Guide. Internet, (21 januari 2005). (http://www.allmusic.com)

[208] OUTRAGE!, Sizzla denied visa. Reggae star barred from Britain. Press release 4 november 2004, internet, 4 november 2004. (http://outrage.nabumedia.com/pressrelease.asp?ID=259)

[209] OUTRAGE!,”Burn all white people” says reggae star. Press release 2 november 2004, internet, 2 november 2004. (http://outrage.nabumedia.com/pressrelease.asp?ID=255)

[210] KALONJI, S. (zang.), Pump Up. Uit: Buzz, cd, Jamaica, black Shadow, 2001.

[211] KALONJI, S. (zang.), Boom Boom. Uit: Red Alert, cd, Jamaica, Charm Records, 2004.

[212] KALONJI, S. (zang.), Get to da Point. Uit: Ragga Dancehall Anthems 2001 (V.A.), cd, Jamaica, Greensleeves, 2001.

[213] Babylon is een symbool van onderdrukking voor de rasta’s. De benaming is afkomstig uit de bijbel en wordt gekoppeld aan alle onderdrukkende krachten, of het nu de imperialistische staten zijn, de lokale zwarte onderdrukkers, of de politie. (cfr.hoofdstuk 2: reggae)

[214] HUEY,S., Bounty Killer Biography. All Music Guide. internet. (22 januari 2005). (http:// www.allmusic.com).

[215] Ibidem.

[216] Ibidem.

[217] OUTRAGE!, Dancehall Dossier. Stop Murder Music, internet, (16 februari 2005). (http://outrage.org.uk/Dancehall-Dossier-WEB.pdf)

[218] BOUNTY KILLER, (zang.), Another Level. Uit: Reggae Madness 2000 (V.A.), cd, USA, Dexterity, 2000.

[219] BOUNTY KILLER, (zang.), Man ah Bad man. Uit: My Crew, My Dawgs (T.O.K.), cd, Jamaica, VP Records, 2001.

[220] BOUNTY KILLER, (zang.), Look Good. Uit: Ghetto Dictionary, cd, Jamaica, JVC Victor/VP Records, 2002.

[221] NICKSON, C., T.O.K. Biography. All Music Guide, internet, (22 januari 2005). (http://www.allmusic.com)

[222] Ibidem.

[223] OUTRAGE!, Dancehall Dossier. Stop Murder Music, internet, (16 februari 2005). (http://outrage.org.uk/Dancehall-Dossier-WEB.pdf)

[224] T.O.K. (zang.), Chi Chi Man. Uit: My Crew, My Dawgs, cd, Jamaica, VP Records, 2001.

[225] OUTRAGE!, Briefing: Jamaican Dancehall music. Internet, (6 april 2005). (http://outrage.org.uk/briefing.asp?ID=43)

[226] BARROW, S en DALTON, P., The Rough Guide To Reggae. Second Edition, London, Rough Guides Ltd., 2001, p. 343-344.

[227] OUTRAGE NEWS SERVICE, Janet Jackson records with advocate of death penalty for gays. internet, (6 april 2005). (http://outrage.nabumedia.com/pressrelease.asp?ID=163)

[228] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[229] BAILEY, P., Beenie Man Feels the Heat. Time. 6 september 2004, vol 164, nr10, p.19.

[230] DROEVEN, V. Reggae met een reukje. Festivalorganisatoren hoeden zich voor homofobe dancehall-artiesten. De Standaard. 24 augustus 2004.

[231] Ibidem.

[232] MICHIELS, K. Reggae artiesten prediken homohaat. De Standaard. 4 januari 2003.

[233] SEXTON, P., Beenie Man Spurs ‘Outrage’. Billboard. 2004. vol. 116, nr. 36, p. 8.

[234] OUTRAGE NEWS SERVICE, MOBOs – BBC urged to drop ‘murder music’. internet, 6 september 2004. (http://outrage.org.uk/pressrelease.asp?ID=234)

[235] OUTRAGE NEWS SERVICE, Urban Music Awards dump “kill gay” singers. internet, 1 november 2004. (http://outrage.org.uk/pressrelease.asp?ID=260)

[236] SEXTON, P., Beenie Man Spurs ‘Outrage’. Billboard. 2004. vol. 116, nr. 36, p. 8.

[237] BRAUN, P., Livelyhood at risk for reggae stars. Advocate. 2004, september, nr. 923, p. 22.

[238] LEFEVERE, F., Jamaicaanse homoseksuelen opgejaagd wild na moord op woordvoerder homobeweging. De Morgen. 26 juni 2004.

[239] OUTRAGE! NEWS SERVICE. Reggae deal to halt gay-bash lyrics. Stop Murder Music campaign suspended as music industry commited to reject violent hate songs. Internet, 4 februari 2005, (http://outrage.org.uk/pressrelease.asp?ID=268)

[240] Ibidem.

[241] Ibidem.

[242] OUTRAGE! NEWS SERVICE. Beenie Man’s UK concerts cancelled, internet, 17 maart 2005, (http://outrage.org.uk/pressrelease.asp?ID=279)

[243] MICHIELS, K. Kunnen we homohaat dulden op onze reggaepodia? De Standaard. 4 augustus 2005.

[244] SOFIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[245] BUZZE, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 12 juli 2005.

[246] NIC NAC, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[247] ISMAEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 28 mei 2005.

[248] MICHIELS, K., Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[249] Zie deel VI, 2. Gevolgen voor de artiesten.

[250] GREET, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[251] LAY-D, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 21 juli 2005.

[252] GIEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[253] STEVEN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 15 mei2005.

[254] JORN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 12 juli 2005.

[255] EVELIEN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 15 mei 2005.

[256] RASRIK, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[257] GIJS, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[258] ISMAEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 28 mei 2005.

[259] JORN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 12 juli 2005.

[260] MICHIELS, K., Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[261] GIEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[262] EVELIEN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 15 mei 2005.

[263] RASRIK, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[264] SOFIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[265] NIC NAC, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[266] STEVEN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 15 mei2005

[267] GIEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[268] ISMAEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 28 mei 2005.

[269] SENSI, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 21 juli 2005.

[270] GREET, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[271] LAY-D, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 21 juli 2005.

[272] RASRIK, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[273] ISMAEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 28 mei 2005.

[274] MICHIELS, K., Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[275] GIJS, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[276] SOFIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[277] GIEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.

[278] SENSI, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 21 juli 2005.

[279] SOFIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 3 juli 2005.

[280] ISMAEL, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 28 mei 2005.

[281] JORN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 12 juli 2005.

[282] SENSI, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 21 juli 2005.

[283] TANIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[284] MIE, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[285] JO, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[286] DALLAS, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[287] DALLAS, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[288] MARTHA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[289] LIES, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 13 juli 2005.

[290] DRIES, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 27 mei 2005.

[291] TANIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[292] MARTHA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[293] MATHIEU, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 13 juli 2005.

[294] TANIA, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[295] DWIGHT, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 13 juli 2005.

[296] DALLAS, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[297] JEAN, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 27 mei 2005.

[298] DRIES, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 27 mei 2005.

[299] JO, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[300] MENIK, Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 juli 2005.

[301] MICHIELS, K., Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 20 juli 2005.