Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

 

“De mars in het communisme is een onbekende, we zijn zonder richting, het wordt een lange expeditie, en misschien moeten we soms duizend kilometer terug om een nieuwe route te vinden.”[1]

 

INLEIDING

DE PROBLEEMSTELLING VAN HET ONDERZOEK

 

In deze studie speelt de radicale linkerzijde in België de hoofdrol. Ik heb deze radicale linkerzijde - voor velen beter bekend onder de benaming klein-links[2] - beperkt tot de drie voornaamste politieke formaties. Dat zijn de KPB (Kommunistische Partij van België) - sinds 1989 opgesplitst in de KP-Vlaanderen en de PC Wallon et francophone, de PVDA-PTB (Partij van de Arbeid van België – Parti du Travail de Belgique) en de SAP-POS (Socialistische Arbeiderspartij, de Belgische Afdeling van de Vierde Internationale – Parti Ouvrier Socialiste, section belge de la Quatrième Internationale). De doelstelling van deze licentiaatsverhandeling is vrij ambitieus maar hopelijk niet overmoedig. Enerzijds heb ik getracht een bondige historische analyse op te bouwen van die drie radicaal-linkse partijen in België. Het ontstaan en de algemene evolutie van de partijen staan daarin centraal. Anderzijds heb ik - zoals de titel van de thesis al laat vermoeden - getracht een overzicht te schetsen van oorzaken, gevolgen, acties en reacties voor en van die partijen na de val van het communisme in Oost-Europa en de Sovjetunie.[3] Bij dit alles hoopte ik natuurlijk de internationale en nationale historische context niet uit het oog te verliezen.

 

Waarom eigenlijk een licentiaatsverhandeling over radicaal-links? Het gaat hier toch - zoals door velen gesteld wordt - om een marginaal fenomeen in de Belgische politieke geschiedenis. Er bestaan verschillende redenen voor mijn keuze. Een eerste reden is van wetenschappelijk-historische aard. Er is immers nog maar zeer weinig historiografie geproduceerd omtrent radicaal-links en dan zeker omtrent de SAP en de PVDA. Je zou bijna kunnen stellen dat deze partijen niet alleen in de media worden doodgezwegen, maar ook in de geschiedschrijving. Over de trotskistische formatie SAP bijvoorbeeld is er nog geen aparte studie geweest.[4] Over de PVDA zijn vorig jaar de twee eerste degelijke historische studies verschenen.[5] Toch moeten we opletten dat we hier geen al te generaliserende uitspraken doen. Wat de geschiedenis van de KPB betreft hebben heel wat historici, waaronder enkele groten als José Gotovitch, Rudy Van Doorslaer en Rik Hemmerijckx al goed werk geleverd. Ook het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB) leverde haar bijdrage. In 1997 bijvoorbeeld besteedde de instelling in haar tijdschrift Brood en Rozen een gans themanummer aan het Belgisch communisme, met onder andere bijdragen van voornoemde Gotovitch en Hemmerijckx en ook van enkele ex-KPB kopstukken als Jef Turf en Jan Debrouwere.[6] Ook politicologen hebben zich bezig gehouden met de KPB-geschiedenis. Ik denk hierbij aan de ULB-academici Pascal Delwit en Jean-Michel Dewaele.[7] Zij en andere onderzoekers hebben echter steeds zeer weinig of geen aandacht besteed aan de twee nieuwkomers van de radicale linkerzijde sinds het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig.  Deze twee nieuwkomers - in den beginne nog de RAL-LRT (de trotskisten van de Revolutionaire Arbeidersliga met hun internationaal boegbeeld professor Ernest Mandel) en AMADA-TPO (de maoïsten van Alle Macht Aan de Arbeiders met Ludo Martens en Kris Merckx) geheten - waren een verjongde en revolutionaire kracht naast de traditionele KPB, die trouwens niet echt enthousiast reageerde op het jonge geweld. Toch is over deze linkse nieuwkomers weinig geweten. Nochtans waren heel wat hedendaagse prominenten toen ‘revolutionair’ actief.[8] Het leek mij interessant deze nieuwe linkse partijen ook aan het woord te laten in deze studie. Hun ontstaan uit de studentenbeweging en de derdewereldbeweging en hun evolutie tot partijen zullen daarbij zeker aan bod komen, zij het kort en bondig. Uiteraard komt de evolutie van de KPB ook aan bod. Zij bestaat natuurlijk al langer[9] (sinds 1921 als afscheuring van de Belgische Werkliedenpartij). Ze werd eind jaren zestig en begin jaren zeventig door de nieuwe radicaal-linkse jongeren als te traditioneel[10] beschouwd. Het is interessant om zich af te vragen waarom de radicale linkerzijde in België steeds zo klein is gebleven, in vergelijking met Frankrijk, Italië of Spanje bijvoorbeeld.[11] De KPB kende een absoluut hoogtepunt vlak na de Tweede Wereldoorlog met de deelname aan enkele snel wisselende regeringen, maar nadat de partij niet meer wenselijk werd geacht wegens het begin van de Koude Oorlog in 1947 daalde de partij op electoraal niveau zienderogen. De verschillende negatieve gebeurtenissen in het internationale communisme bevorderden die electorale daling. De SAP en de PVDA haalden in tegenstelling tot de KPB nooit een zetel in het parlement. Wat zijn hier de redenen voor? Waarom hebben de drie partijen nooit de handen in mekaar geslagen en hun harde ideologische discussies achterwege gelaten? Waarom zij ze steeds op de gescheiden weg blijven voortdoen? Deze vragen en bedenkingen kwamen direct bij mij op toen ik besloot om over de radicale linkerzijde een licentiaatsverhandeling te schrijven.

 

Een tweede reden die verantwoordelijk is voor mijn keuze is het feit dat ik persoonlijk sterk geïnteresseerd ben in het socialisme en communisme. Het is een oneindig onderzoeksdomein, waarover al een stortvloed van publicaties is uitgekomen: het marxisme met zijn verschillende interpretaties en grote intellectuele debatten, de geschiedenis van de Sovjetunie, de Volksrepubliek China en het Cuba van Fidel Castro, de geschiedenis van de vele revolutionaire bewegingen in alle werelddelen, de biografieën van grote leiders, enzovoorts. Met een studie over radicaal-links in België wil ik een bescheiden bijdrage brengen in deze gigantische brok literatuur.

 

Een derde reden ligt in onze maatschappij van vandaag. Ik ben geen voorstander van het systeem waarin wij leven, een systeem dat winst en geld als hoogste goed nastreeft. Ik geloof in een rechtvaardigere wereld en in socialistische idealen zoals solidariteit, gelijkheid en broederschap. Dit wil niet betekenen dat ik de partijen en bewegingen die strijden voor een rechtvaardigere wereld zal ophemelen. Ik wil hier geen hagiografie schrijven. Neen, ik wil de geschiedenis van die bewegingen kennen en kenbaar maken, zodat er uit de fouten en uit de goede zaken kan geleerd worden. Daar dient - mijns inziens - geschiedenis toch voor.

 

Waarom de val van de Berlijnse Muur? Waarom dergelijke recente gebeurtenis? Het neergaan van de Muur staat algemeen bekend als het symbool voor de vele omwentelingen die tussen 1989 en 1991 plaatsvonden. Deze verschillende omwentelingen kunnen gezien worden als een breukpunt in de twintigste eeuwse geschiedenis. Ze betekenden het einde van de Koude Oorlog die de wereld bijna vijftig jaar in zijn greep had gehouden. Ze betekenden ook het einde van het communisme in Oost-Europa en in het moederland de Sovjetunie. Mijns inziens vormen deze verschillende gebeurtenissen een ideaal uitgangspunt om een historische balans op te maken van radicaal-links in België. Hoe overleefden de partijen bijvoorbeeld het Tien An Men incident in het verre China? Hoe overleefden ze de val van de Berlijnse Muur en de hereniging van Duitsland, de Fluwelen Revolutie in Tsjecho-Slowakije, de machtsovername van Lech Walesa en zijn Solidarnosc in Polen, de vreemd verlopen opstand in Roemenië (ik denk hierbij aan Timisoara) en tenslotte de ineenstorting van het Sovjetsysteem, het systeem waar alles mee begon? Wat was hun visie op deze gebeurtenissen? Hoe overleefden zij het overwinningsklimaat dat vlak na de val van het communisme in de wereld heerste? Hoe hebben zij het anti-communistisch klimaat tijdens de Koude Oorlog kunnen overleven? Hoe hebben zij hun onderlinge strijd kunnen overleven? Allemaal boeiende vragen die het verdienen om onderzocht te worden.

 

In de val van het communisme in Oost-Europa en de Sovjetunie en dus het eindigen van de Koude Oorlog zagen vele westerse politici en denkers de overwinning van het kapitalisme en het einde van de ideologieën. Zo verkondigde een triomfalistische George Bush senior na de val van de Muur en de hereniging van Duitsland dat het tijdperk aangebroken was voor de Nieuwe Wereldorde. Een jaar later begon echter al de eerste oorlog van die Nieuwe Wereldorde: de Golfoorlog. De westerse beleidsmakers en denkers waren dus wat voortvarend geweest en ze vergaten in hun euforie en triomfalisme ook wel het dappere Cuba, het gesloten Noord-Korea en het tweeslachtig model van China en Vietnam[12]. Zij vergaten ook de vele mensen die actief zijn in radicaal-linkse bewegingen, in Derde Wereldbewegingen, in vakbonden, in allerlei NGO’s en dergelijke meer.

 

Eén van de belangrijkste van die zogenaamde overwinningsdenkers was Francis Fukuyama, een Amerikaan van Japanse afkomst. Zijn belangrijkste essay dat de spraakmakende titel Het einde van de geschiedenis en de laatste mens draagt is een zeer erudiet en filosofisch werk, dat heel wat stof deed en nog steeds doet opwaaien. Fukuyama zag in de val van het communisme de overwinning van het liberalisme en de liberale democratie. Dit was volgens hem de bekroning van de moderniteit. De voorwaarden hiervan zijn wetenschap, technologie en vrijemarkteconomie. De liberale democratie brengt de best mogelijke synthese tussen gelijkheid en vrijheid en de best mogelijke benadering van de rechtvaardigheid tot stand. Ook verwezenlijkt zij de best mogelijke scheiding van privaat en publiek. De mens als producerend product van de liberale democratie loopt echter het gevaar erg middelmatig te worden. Fukuyama noemt hem met Nietzsche de ‘laatste mens’. Ongeacht alle mogelijke kritiek op de liberale democratie blijft zij voor Fukuyama het best mogelijke regime, en het einde van de geschiedenis valt samen met de verwezenlijking ervan op planetair vlak.[13]

 

Ook premier Guy Verhofstadt schaart zich min of meer achter het denken van Fukuyama. In een nog niet zo lang geleden verschenen interview in het weekblad Humo verwoordde hij dit als volgt:

 

“De twintigste eeuw was het ideologische tijdperk bij uitstek. De clash van fascisme, communisme, liberalisme, socialisme. De botsingen van tegengestelde visies zijn achter de rug, we zitten nu in de consensuele fase van het maatschappelijk denken. In Europa is zowat iedereen het erover eens dat de democratie het beste systeem is om de maatschappij te organiseren, en dat de markt het beste stelsel is om de economie te laten functioneren.”[14]

 

Verhofstadt gelooft dus eerder in een einde van de ideologieën. Toch geeft hij aan dat dit niet noodzakelijk  het eindpunt van de geschiedenis is, want zo gaat hij verder:

 

“Die consensuele fase kan tien, twintig, vijftig jaar duren, maar op een bepaald moment zal er een tegenkracht ontstaan. Uit die clash hoort dan weer nog meer verfijning en een dieper humanisme te ontstaan.”[15]

 

Dat ‘nieuwe’ denken - met als grote inspirator Fukuyama, maar waar ook het Derde Weg-denken[16] van de sociaal-democraten Tony Blair, Gerard Schröder, Wim Kok, Lionel Jospin en Frank Vandenbroucke kan onder gerekend worden - wordt in radicaal-linkse kringen het TINA-denken genoemd. TINA staat voor There Is No Alternative. Het is het onwrikbare geloof in de vrije markt als motor van vooruitgang en welvaartscreatie. Sinds het begin van de jaren negentig – met het verdwijnen van de planeconomie in Oost-Europa en de Sovjetunie - is het de ‘pensée unique’ geworden. In dit zogenaamde tijdperk van globalisering - dit is kort verwoord de verspreiding van de vrije markteconomie op planetair niveau - worden communisten, socialisten en alle anderen die zich verzetten tegen de, in hun ogen, onrechtvaardige wereldordening weggelachen als dwaze idealisten en wereldvreemde dromers. Toch zetten zij hun strijd voor een betere en rechtvaardigere wereld verder. Vragen die in mijn onderzoek dus ook aan bod zullen komen, zijn: Hoe overleeft radicaal-links in België dat TINA-denken? Hoe zetten zij zich af tegen de ‘neoliberale eenheidsworst’, zoals moraalfilosoof en historicus Jaap Kruithof het huidige wereldsysteem en het dominante denken pleegt te noemen?[17]

 

Dit alles is uiteraard het algemene kader voor deze thesis. Het is breder uitgewerkt in deel I, waarin een beknopt overzicht van de voornaamste gebeurtenissen in de periode 1989-1991, enkele verklaringen voor de val van het communisme en een opsomming van een aantal grote gevolgen te vinden is. Vanuit die contextualisering heb ik gepoogd in delen II en III een beeld te schetsen van wat radicaal-links was en tot wat het na de val van het communisme of ‘reëel bestaande socialisme’ is geworden. Om dat te doen was, zoals reeds aangestipt, een degelijke kennis van de internationale en nationale historische context nodig. Een selectie in de grote hoeveelheid literatuur was absoluut noodzakelijk. Op basis van die literatuur en ook op basis van persoonlijke inzichten konden vervolgens verschillende vragen gesteld worden. De antwoorden hierop waren zeker niet allemaal te vinden in het bronnenmateriaal en daarom heeft de mondelinge geschiedenis een vrij belangrijke rol gespeeld in mijn onderzoek. Door enkele leden en ex-leden van de KPB, PVDA en SAP te interviewen ben ik heel wat extra informatie te weten gekomen. De bekomen mondelinge getuigenissen werden uiteraard getoetst worden aan het bestudeerde bronnenmateriaal. Dat materiaal bestond hoofdzakelijk uit de partijpers (Rode Vaan voor de KPB, Solidair voor de PVDA en Rood voor de SAP) en gepubliceerde partijdocumenten zoals programma’s, statuten, resoluties, congresteksten en 1-mei-toespraken. Interne documenten zoals verslagen van de Centrale Comités of van de Politieke Bureaus konden niet ingekeken worden wegens het recente karakter van het onderzoek.[18]

 

Om welke ‘verschillende vragen’ ging het eigenlijk? Van partij tot partij verschilden bepaalde vragen wel, maar algemeen kwamen volgende vragen aan bod:

 

Wat waren de gevolgen voor radicaal-links na de val van de Muur? Hoe werd die val van de Muur geanalyseerd? Kwam er verandering in de partijstructuren? Was er een vernieuwingsoperatie? Werden de partijstatuten vernieuwd? Wat met de kiesresultaten? Wat met de deelname aan verkiezingen? Hoe evolueerden de ledenaantallen? Waren er partijverlaters? Wat was de verkiezingsstrategie? Waren er intellectuele discussies binnen de partij? Was er een ideologische vernieuwing, een herbronning of een herbevestiging? Was er verbittering, ontgoocheling, blindheid? Waren er pogingen tot toenadering naar de andere linksen?

 

Hoe werd er gereageerd op de veranderingen in Oost-Europa? Welk standpunt werd er ingenomen in de persorganen? Werd er bericht over de gevolgen voor de eigen partij? Kwam men met een eensgezind standpunt naar buiten? Wie reageerde er? Was er nog geloof in de eigen partij? Was er nog geloof in de communistische ideologie? Zijn er ooit kansen op toenadering tussen de partijen geweest? Moest er vernieuwing komen? enzovoorts

 

Bij deze vele vragen werd zowel aandacht besteed worden aan het collectief (het standpunt van de partij) als aan het individu (de visie van het partijlid) Daarbij was het van belang om te achterhalen of de individuele reacties strookten met de officiële standpunten van de partij. Zoals reeds vermeld was de mondelinge geschiedenis - onder andere degelijk uitgewerkt door VRT-journalist Ivan Ollevier in zijn boek De laatste communisten[19]- zeer belangrijk.

 

Tijdens dit onderzoek besefte ik dat ik me op de breuklijn begaf tussen geschiedenis en journalistiek. Dat was echter geen belemmering. Ik ervaarde het zelfs als een intellectuele verrijking.  De impact van die turbulente jaren 1989-1991 werkt immers vandaag nog steeds door. Een historicus, gespecialiseerd in de eigentijdse geschiedenis, moet naar mijn bescheiden mening ook aandacht hebben voor de actuele vraagstukken van de internationale en nationale politiek. Hij of zij is degene die de feiten kan verklaren door zijn of haar kennis van de historische wortels van die gebeurtenissen te etaleren. Ik hoop dan ook dat deze thesis voor sommige lezers een aanzet kan zijn tot verder onderzoek naar de radicale linkerzijde in België en de rest van de wereld.        

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 


 


[1] Vladimir Majakovski (1893-1930), Russisch dichter, stelde zich na de Oktoberrevolutie in dienst van de opbouw van de communistische gemeenschap. Geciteerd door DE LANGE (A.), Voorbij de Muur. Berlijnse reportages. Amsterdam, 1994.

[2] De benaming radicaal-links is volgens mij de meest correcte. Het woord radicaal stamt immers af van het woord radix, wat ‘wortel’ betekent. De radicaal-linkse partijen willen de maatschappij van bij de ‘wortels’ omvormen.

[3] De val van de Muur staat symbool voor de omwentelingen in Oost-Europa en de val van de Sovjetunie.

[4] Er zijn wel al studies geweest over de Belgische trotskistische beweging. Bekendste werk is: DE BEULE (N.), Het Belgisch trotskisme. De geschiedenis van een groep oppositionele kommunisten 1925-1940. Gent, 1980.

[5] Het gaat hier om twee licentiaatsverhandelingen van Franstalige studenten: VERSTEEGH (J.), D’un mouvement étudiant à un parti: Alle Macht Aan de Arbeiders 1970-1979. Bruxelles, ULB, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2000. ROBERT (D.), Analyse de l’évolution idéologique et politique du Parti du Travail de Belgique (PTB) entre 1979 et 1990. Louvain-la-Neuve, UCL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2000. De twee auteurs zijn lid van de Marxistisch-Leninistische Beweging, de studentenorganisatie van de PVDA.

[6] Communisme in België. Themanummer van ‘Brood en Rozen, Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale Bewegingen’, nr. 4, 1997.

[7] Samen met Gotovitch schreven zij het overzichtswerk: L’Europe des communistes. Brussel, 1992. Zij schreven onder andere ook een artikel in het themanummer Communisme in België van het AMSAB-tijdschrift ‘Brood en Rozen’: Le déclin et l’évanescance des communistes de Belgique (1978-1997).

[8] Ik denk aan SP.A-kopstuk Frank Vandenbroucke, die in de jaren zeventig actief was bij de trotskistische RAL. Ik denk ook aan journalist Paul Goossens, die mee aan de wieg stond van het maoïstische AMADA.

[9] Voor de ontstaansgeschiedenis van de KPB is Een geschiedenis van het Belgisch communisme (VMT-cahier 2), waar onder andere José Gotovitch, Marcel Liebman, Rudy Van Doorslaer en Claire Billen aan meewerkten, één van de beste werken.

[10] Hiermee bedoel ik dat de KP door de RAL en AMADA als een meer en meer reformistisch-burgerlijke partij werd gezien.

[11] In Frankrijk zat de ‘hervormde’ PCF in de jongste regering. In Zuid-Europa is radicaal-links nog een vrij grote kracht. Ik denk aan de KKE in Griekenland, de PCP in Portugal, de Rifondazione Comunista in Italië en de Izquierdia Unida in Spanje.

[12] China en Vietnam zijn meer en meer geïntegreerd in de kapitalistische economie. Op politiek vlak blijven het gecentraliseerde éénpartijstaten. Over de recente evolutie van China, zie bijvoorbeeld: VAN KEMENADE (W.), China BV. Superstaat op zoek naar een nieuw systeem. Amsterdam, 1996. en WEIL (R.), De kat van Deng. China en de tegenstellingen van het ‘marktsocialisme’. Berchem, 2002.

[13] Dit is zeer resumerend de kerngedachte in Fukuyama’s essay. Zie: FUKUYAMA (F.), Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. Amsterdam, Contact, 1992. Zie ook: VAN DEN BOSSCHE (M.) en WEYEMBERGH (M.), Het einde van de geschiedenis? Over Francis Fukuyama en Peter Sloterdijk. Nijmegen, 1995. Zie ook verderop in deze thesis: Deel I, hoofdstuk 3.

[14] Het demasqué van de jeune premier: Humo sprak met de machtigste man van België. In : ‘Humo’, 06/03/2001, p. 33

[15] Het demasqué van de jeune premier: Humo sprak met de machtigste man van België. In : ‘Humo’, 06/03/2001, p. 33

[16] De belangrijkste ideoloog van het Derde Weg-denken is de Brit Anthony Giddens. Kernachtig samengevat betekent de Derde Weg een poging om de klassieke links-rechts tegenstelling te overbruggen. Of meer concreet: Schröder zei op een congres in 1999: “Ik denk niet dat een maatschappij zonder ongelijkheden nog wenselijk is.” (Op 20 november 1999 vergaderden de sociaal-democratische leiders Clinton, Blair, Jospin, Schröder en de Braziliaanse president Cardoso in Firenze op uitnodiging van de Italiaanse ex-communist d’Alema.)

[17] Zie: KRUITHOF (J.), Het Neoliberalisme. Berchem, 2000.

[18] Nuance: in het AMSAB te Gent bevinden zich een aantal archieven van KPB-leden, zoals dat van Jef Turf of dat van André De Smet, waarin meer dan waarschijnlijk ook interne documenten uit de hier behandelde periode opgenomen zijn.

[19] OLLEVIER (I.), De laatste communisten : hun passies, hun idealen. Leuven, 1997. Het boek is volgens critici nogal anekdotisch opgebouwd, maar waar niemand om heen kan is dat de mondelinge getuigenissen van heel wat KPB-leden zeer mooi in het verhaal verwerkt zijn.