1) Geneeskunde

De Romeinse geneeskunde was een mengsel van magie, gezond verstand en vertrouwen op de goden.
Bijgeloof kwam veel voor: speeksel zou beschermen tegen slangen
en een gebroken rib werd behandeld met geitenkeutels gedrenkt in wijn.
De Romeinen wisten ook wat een goede hygïene betekende, o.m. baden in schoon water.
De belangrijkste bijdrage van de Romeinen aan de geneeskunde was het voorkomen van ziekten.
De Romeinse geneesheer Aulus Cornelius Celsus raadde aan om veel beweging te nemen en goed te eten.
Met dank aan de wetenschap van de Grieken worden later ook operaties uitgevoerd: amputaties, schedelboringen, verwijdering van galstenen en amandelen enz. Dat gebeurde met een verdoving door middel van kruiden. Sommige operatie waren zeer ingewikkeld, Celsus noemt hulpmiddelen als scalpels, sondes, wondenhaken en tangen om kiezen te verwijderen.
In de 2e eeuw na Christus schreef Galenus, een arts uit Pergamum, een geneeskundige encyclopedie. Hij had heel wat kennis vergaard zowel door het opensnijden van dieren als door het toepassen van de opgedane wetenschap op het menselijke lichaam.

2) Letterkunde

De Romeinse letterkunde is niet alleen een waardevolle bron waarin je meer over de Romeinen te weten komt, maar ze is ook gewoon mooi om te lezen. De Romeinse letterkunde omvat zowel Griekse als Latijnse teksen, die zowel door Grieken als Romeinen geschreven konden zijn. Veel mensen waren toen namelijk perfect tweetalig.

3) Sterrenkunde

Ook voor deze wetenschap zijn de Grieken belangrijk geweest.
De Alexandrijnse sterrenkundige Ptolemaeus beschouwde de bolvormige aarde als het vaste centrum van het heelal.
Hij was de eerste die de parallellen en meridianen gebruikte bij zijn studie van de aardbol.

4) Opvoedkunde

Wanneer de vader de pasgeboren baby als zijn kind erkende door het van de grond op te nemen kon de opvoeding beginnen.
Bij rijkere families had men een voedster en kinderoppas.
Vanaf 7 jaar bezochten de meeste kinderen private basisscholen waar hen op een luide, eentonige en dreunende wijze rekenen, lezen en schrijven bijgebracht werd.
Als een jonge knaap van welstellende ouders op een openbaar ambt voorbereid moest worden, werd hij op zijn 13 jaar naar een grammaticus gestuurd. Deze bracht hem Latijn en Grieks bij maar ook algemene vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, muziek, mythologie en natuurkunde konden aan bod komen.
Als afsluiting van de schoolse opvoeding was er de retorenschool, waar zonen van senatoren die een politieke loopbaan op het oog hadden, in de welsprekendheid geschoold werden.