Reusachtige bouwwerken...

Het Romeinse jaar telde in de keizertijd ruim 130 feestdagen. Aanvankelijk waren dat godsdienstige feesten, maar gaandeweg raakte het godsdienstige karakter ervan in de vergetelheid. Ongeveer de helft van de feestdagen ging gepaard met allerlei spelen en spektakel.
Om hun populariteit te vergroten, gaven de plaatselijke weldoeners en de keizer de massa 'brood en spelen'. Dat populaire tijdverdrijf was belangrijk voor het volk, de keizers gaven dan ook altijd voorrang aan de spelen. Spel en spektakel werden altijd in hun eigen gebouw georganiseerd en men kon die gebouwen in elke stad terugvinden:

HET THEATER
De Griekse invloed op de letterkunde was groot. Griekse toneelstukken werden in het Latijn vertaald en bewerkt voor het Romeinse publiek.
De Griekse tragedies waren echter niet zo populair bij de Romeinen.
Zij gaven de voorkeur aan de komedie en mime met dans en muziek.
Het Romeinse theater was halfrond, had een halfronde speelruimte en een achterwand, die opgetrokken was tot de bovenste rand van de zittribunes. Om de toeschouwers te beschermen tegen de zon werd de bovenzijde met doeken afgesloten.



HET AMFITHEATER
Dit gebouw werd gebruikt voor spelen met dieren en gladiatoren, deze waren vrijwilligers die zich aansloten bij een groep om daar een training te krijgen en zo te leren vechten in de arena. De winstpremies lagen erg hoog. Een slaaf kon zijn vrijheid verdienen, een vrij man kon bij succes driemaal het jaarloon van een legionair opstrijken. Succesvolle gladiatoren konden beroemd worden en een eigen fanclub hebben.
De gladiatoren streden man tegen men met verschillende wapens, zoals: dolken, drietanden, netten en korte zwaarden. De verliezer kon om genade smeken door zijn hand op te steken. Het publiek besliste dan over zijn lot door luidkeels te roepen 'stuur hem terug' of 'snij zijn keel af'. De keizer kon zich geliefd maken door het volk zijn zin te geven. De gevechten in het amfitheater in Rome of ook wel Colosseum genoemd waren het spectaculairst en trokken het meeste volk. Het Colosseum kon 45.000 toeschouwers plaatsen. Het verloop van een dag in het Colosseum lag nauwkeurig vast. Het begon in de voormiddag met een jacht, waarbij de daarvoor opgeleide gladiatoren in de arena op wilde dieren jacht maakten en ze doodden. Het kon ook dat ongewapende mannen het moesten opnemen tegen leeuwen en tijgers of dat dieren onderling tegen elkaar werden opgejaagd. Daarna volgde bij gelegenheid een terechtstelling. De zwaarste doodstraf was de dood door wilde dieren.
In de namiddag volgden enkele tweemansgevechten elkaar op.
Het amfitheater is een typisch Romeinse vorm. Het lijkt op twee tegen elkaar geschoven theaters, want het had een ovalen speelvloer met daaromheen oplopende tribunes.



HET CIRCUS
Minder wreed maar vast even opwindend waren de wagenrennen in het circus, ook een typisch Romeins gebouw. Daar verdedigden wagenmenners van twee- of vierspannen hun kleuren in helse races. De wagenmenners waren gekleed in de kleuren van hun ploeg. Ze droegen op hun borstkas leren banden om gebroken ribben te voorkomen, beenkappen en een helm. Het meest bekenste circus was het Circus Maximus, gelegen te Rome. Het was 600m lang, 200m breed en bood plaats aan ongeveer 250.000 toeschouwers. De lichte, snelle wagens moetsen zeven rondjes rijden en scherpe bochten nemen, zodat ongelukken veel voorkwamen. Tijdens de race mochten de rijders alle mogelijke trucs uithalen: het publiek genoot ervan. Winnaars werden dan ook als echte sporthelden geëerd.
Het Romeinse circus was een langwerpige paardenrenbaan; aan de uiteinden bevond zich een eindpaal waar de wagens moesten omzwenken.


DE THERMEN
Ook de thermen werden drukbezocht. Zij waren vaak prachtig uitgerust en soms van enorme afmetingen. De grootste thermen zijn die van Caracalla in Rome. Ze waren 13 ha groot, dat is de oppervlakte van ongeveer 32 voetbalvelden. Ze boden plaats aan 1600 baders. De bezoeker mocht er dan ook naast de baden, sportruimten, tuinen, gymnastiek- en massagezalen, rustruimten en zelfs bibliotheken verwachten.
Deze thermen waren oorspronkelijk versierd met marmer, fresco's en beelden. Rondom lagen schitterende aangelegde tuinen. Om de toegang voor een breed publiek mogelijk te maken was het inkomgeld erg beperkt. Kinderen mochten gratis binnen.
Het gebouw was heel vernuftig ingericht, onder de vloer zat een soort vloerverwarming; slaven stookten een vuurhaard warm, de hete lucht werd van daaruit door holle ruimten onder de vloer en in de wanden geleid.