De Oranjemarsen: 1985 – 1996 (Tom Van Geertsom)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1990-1993: De Brooke-Mayhew Talks

 

Vanaf het marsseizoen van 1990 verschoof de aandacht van de unionisten weg van het AIA. De UUP besloot als eerste haar politieke boycot op te heffen in februari 1990, en een jaar later zagen ook de hard-liners af van een verdere boycot. De weg naar nieuwe gesprekken lag open, en die begonnen dan ook op 26 maart 1991. Inmiddels had Margaret Thatcher ook de baan moeten ruimen voor John Major (27 november 1990). Voor de unionisten betekende dit dat de verraadster die hen met het AIA had opgezadeld van het toneel was verdwenen.

 

Het marsseizoen van 1990

 

Nadat de OUP zijn boycot tegen het NIO had gestopt, knoopte de nieuwe minister voor Noord-Ierland, Peter Brooke, gesprekken aan met de unionisten. Hij hoopte zo republikeinen en unionisten samen aan tafel te krijgen. Volgens ‘The Economist’ was de minister er wonderwel in geslaagd het Noord-Ierse politieke leven uit de impasse te halen. Hij genoot het vertrouwen van zowel de regering in Dublin als van de unionisten. Hij wist de aandacht op het AIA te verslappen door  te stellen dat dit akkoord slechts een stap was in het vredesproces, en niet een korte termijn oplossing. Toch vermoedde ‘The Economist’ dat het nog enige tijd zou duren eer Peter Brooke in zijn opzet zou slagen, namelijk om onderhandelingen te beginnen met beide gemeenschappen.[144]

 

Voor de Oranje Orde waren de marsen van 1990 erg belangrijk. Met de Twelfth herdachten ze nu de driehonderdste verjaardag van de Slag bij de Boyne. Omdat ernstige problemen uitbleven, besteedde de media er opnieuw niet zoveel aandacht aan. Zelfs de Oranjemars in Portadown de zondag voor de Twelfth haalde de kranten niet.

 

De Independent Orange Order trok op zaterdag 30 juni met een vierhonderdtal leden naar de Boynevallei, vlakbij het stadje Drogheda, net boven Dublin. ‘The Irish Times’ prees de ordetroepen van de republiek voor hun goed voorbereide en heel efficiënte aanpak. De Oranje Orde had afgezien van een dergelijke trip.

De veiligheidsmaatregelen voor de busrit, zowel in Noord-Ierland als in Ierland, waren enorm. De lokale bevolking reageerde verschillend op de optocht. Sommigen lieten duidelijk hun afkeer zien. De meeste aandacht tijdens het gebeuren ging naar Ian Paisley.[145]

 

‘De Standaard’ vond de driehonderdjarige viering van de Slag bij de Boyne voldoende om er even bij stil te blijven staan. Het artikel was gebaseerd op de New York Times.

De Twelfth, het hoogtepunt van het marsseizoen, bezag zij als het begin van het marsseizoen. Volgens de krant was de Twelfth niet alleen een dag van herdenking, maar was die dag een element in het conflict dat de zes noordelijke graafschappen teistert. De Slag bij de Boyne zou nog steeds aan de gang zijn. Gerry Adams, die samen met de andere Sinn Féin leden in het Verenigd Koninkrijk niet voor de televisie mocht geïnterviewd worden, kwam uitgebreid aan het woord. Hij legde uit hoe katholieken nog steeds achtergesteld waren op protestanten en rechtvaardigde zo het geweld gebruikt door de IRA. Niemand van protestantse zijde mocht zijn zegje doen.[146]

 

De Twelfth zelf zou niet de hoogdag worden waar de Oranje Orde al zo lang naar had uitgekeken. De plannen om een grote mars te houden op het slagveld bleken onhaalbaar door de te hoge verzekeringskosten. Bovendien was de Ierse regering niet bepaald behulpzaam in het uitwerken van de plannen.[147] Toch voorspelde de Oranje Orde dat deze Twelfth de grootste zou worden sinds meer dan twintig jaar. Voor de mars van Belfast waren enkele Orangisten speciaal water uit de rivier Boyne gaan ophalen om ermee de route van de mars te besprenkelen.[148]

 

‘The Times’ had het over de grootste Twelfth sinds twintig jaar, met meer dan 100.000 deelnemers. In Belfast trokken 260 loges en 45 fanfares op. De Oranjemarsen verliepen overigens zonder problemen. Het verzet tegen het AIA stond voor het eerst sinds 1986 niet meer centraal. Wel waarschuwden de unionistische politici Peter Brooke geen toegevingen te doen aan Dublin in zijn pogingen om opnieuw alle partijen aan de onderhandelingstafel te krijgen.[149]

 

‘The Irish Times’ vond de feestelijke Twelfth helemaal geen succes, met amper meer deelnemers dan het jaar ervoor. En dit terwijl de Oranje Orde 200.000 Oranjemannen van over heel de wereld had uitgenodigd. Alle sprekers hadden woorden van lof voor Peter Brooke. Ze waren er van overtuigd dat hij het AIA wilde opzeggen, ware het niet dat de Ierse premier Charles Haughey dan zou weigeren verder onderhandelingen aan te gaan. Hier en daar waren er wel kleine incidentjes.[150]

De mars in Belfast was, aldus de krant, een hoogdag voor de fast-food restaurants en bierverkopers. Weinig in de door zware regen geteisterde mars deed herinneren aan de driehonderdste verjaardag. Ook in andere marsen waren scones en Guinness even prominent aanwezig als de Orangistische symbolen.[151]

 

 

De Brooke - Mayhew Talks

 

Op 26 maart 1991 kwamen de UUP, DUP, SDLP en de Alliance Party eindelijk tot een overeenkomst om besprekingen te beginnen volgens de formule voorgesteld door Peter Brooke. De minister wilde zich op drie relaties focussen. De besprekingen zouden dan ook uit drie delen bestaan, en het was Brooke zelf die besloot wanneer er naar het volgende deel kon worden overgegaan.

·        Strand One: discussies tussen de verschillende Noord-Ierse partijen (zonder Sinn Féin) met de bedoeling een Noord-Ierse regering te vormen

·        Strand Two: discussies over de noord - zuid relatie op het eiland

·        Strand Three: discussies over de relatie tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

 

Strand One, besprekingen tussen de verschillende Noord-Ierse partijen, begon al in april. Loyalistische paramilitaire groepen kondigden een staakt-het-vuren aan voor de tijd van de onderhandelingen; terwijl de Anglo-Ierse Conferentie besloot gedurende 10 weken niet meer samen te komen. Toch mislukte de besprekingen omdat de betrokken partijen er niet in slaagden een voor alle aanvaardbare voorzitter te vinden. Wanneer men uiteindelijk de Australische diplomaat Sir Ninian Stephen aanwees, waren er slechts drie weken meer over eer de Anglo-Ierse Conferentie opnieuw bijeenkwam. De onderhandelingen werden stopgezet op 3 juli.[152]

‘The Economist’ toonde zich hierover erg ontgoocheld. Het weekblad had eerst nog gesproken van een vooruitzicht op een historische doorbraak, omdat het leek alsof de unionistische leiders voor het eerst aan tafel wilden gaan zitten met de Ierse regering.[153] Dat dit niet gebeurde was volgens het blad de schuld van de onverzettelijkheid van de unionistische leiders.[154]

In september slaagde Brooke er niet meer in de onderhandelingen opnieuw op gang te krijgen doordat er verkiezingen in het vooruitzicht lagen, die uiteindelijk pas plaats vonden in april 1992. De conservatieve regering van John Major won die, maar Peter Brooke werd vervangen door Sir Patrick Mayhew. Inmiddels had in de republiek Albert Reynolds de door de unionisten verafschuwde Charles Haughey opgevolgd als Taoiseach.

 

Mayhew slaagde erin de afgesprongen onderhandelingen opnieuw op te starten nadat de Anglo-Ierse Conferentie had besloten zijn bijeenkomsten voor drie maanden op te schorten. Strand One van de onderhandelingen mislukte echter opnieuw, waarna Mayhew besloot over te gaan naar Strand Two en Strand Three (juni 1992). Hij slaagde er volgens ‘The Economist’ in om de unionisten met de Ierse regeringen te doen praten dank zij zijn gefleem. Hij wist de unionistische leiders, vooral Ian Paisley, te overhalen door hen te vertellen dat ze zo deel uitmaakten van historische momenten.[155]

 

Niet geheel buiten de verwachtingen liepen ook deze onderhandelingen spaak (eind juli). Het wantrouwen tussen de SDLP en de unionistische partijen was nog steeds groot. De problemen rond de Oranjemars in Belfast vergrootte dit wantrouwen nog. Voor de unionisten waren de voorstellen van de SDLP, die een grote rol toeschreef aan de Europese Gemeenschap voor het bestuur van Noord-Ierland, onaanvaardbaar. Bovendien weigerde de Ierse republiek haar grondwet te herzien en haar aanspraken op Noord-Ierland te laten vallen.

 

Toch waren de Brooke-Mayhew Talks een belangrijk stadium in het zoeken naar een compromis die de Troubles zou beëindigen. Er werd nu opnieuw gepraat tussen de verschillende partijen, en bovendien waren de unionisten bereid geweest met de Ierse regering aan tafel te gaan zitten.[156]

 

 

Het marsseizoen van 1991

 

Bij de aanvang van de julimaand, wanneer de meeste Oranjemarsen plaats vinden, waren de onderhandelingen al stopgezet. De Oranjemarsen stonden dan ook in het teken van het mislukken van de onderhandelingen. Het verzet tegen het AIA leek na 6 jaar eindelijk voltooid verleden tijd. De berichtgeving over de parades bleef opnieuw beperkt tot de Twelfth

 

Het was al geleden van 1987, maar nu kwam opnieuw een paradeverbod centraal te staan. De RUC had zijn toestemming gegeven voor een mars door het katholieke plaatsje Pomeroy (County Tyrone). Een inwoner trok daarop naar het hooggerechtshof in Belfast. Hij gaf aan dat indien de mars zou doorgaan, de inwoners drie keuzes hebben: zich gedragen als op andere dagen met het risico met geweld en ongeregeldheden te worden geconfronteerd; een ganse dag binnen blijven; of Pomeroy voor de ganse dag verlaten. De tegenpartij wees erop dat er al 13 nationalistische en 25 loyalistische parades hadden plaatsgevonden, allemaal zonder incidenten.[157]

 

Vooruitblikkend naar de Twelfth, bleef Anne Maguire met twee artikels bij het gebeuren stilstaan voor ‘the Irish Times’.

In het eerste artikel werden de Orangisten en protestanten in het algemeen afgebeeld als wat wereldvreemde mensen die nog te veel in het verleden vertoeven. Dit bleek onder meer uit het belang dat ze hechtten aan hun Orangistenkostuum en aan de zware en onaangenaam luide Lambeg trom. Dit bleek ook uit hun muurschilderingen, aldus de protestantse historicus Dr. Clifford Smyth. Terwijl de republikeinse muurschilderingen handelden over hedendaagse thema’s zoals feminisme en het ANC, beeldden de loyalisten nog steeds koning Willem III af. Die wereldvreemdheid zou volgens Smyth verklaren waarom de republikeinen beter hun boodschap over de wereld kunnen verspreiden en op meer sympathie kunnen rekenen.[158]

In het tweede artikel schreef Anne Maguire dat Noord-Ierland beter af zou zijn zonder parades, noch katholieke, noch protestantse. De parades zouden juist tot doel hebben de verschillen tussen de twee gemeenschappen op een agressieve wijze te onderstrepen. Ze zijn het bewijs dat de Noord-Ierse maatschappij ongezond is.[159]

 

In 1991 boette de Twelfth alweer heel wat in aan aandacht in ‘The Irish Times’. Op de voorpagina was er enkel een korte vermelding, terwijl er binnenin opnieuw slechts één pagina werd besteed. ‘The Times’ hield het bij één vrij groot artikel, wat meer is dan tijdens sommige andere rustige jaren.

 

De algemene teneur in ‘The Irish Times’ was dat alles rustig was verlopen, ook in Pomeroy. Daar had de Oranje Orde zijn route toch nog aangepast als teken van goede wil, al had het hooggerechtshof zich onbevoegd verklaard over de vraag van een inwoner om de mars alsnog te verbieden.

Mark Brennock, nu de hoofdredacteur voor Noord-Ierland, beschreef de Orangisten in Belfast nog scherper dan voorgaande jaren. Volgens hem jutten de parades met hun luide en agressieve muziek (“a thunderous frenzy of drumming”) jonge unionisten op. Die bleven daarna, al gauw stomdronken, in de stad rondhangen en vormden een echte bedreiging.

Toch verliep alles zonder ernstige incidenten, maar de avond voorheen waren er wel problemen rond de vreugdevuren in het loyalistische Tiger Bay gebied, waar er liederen werden gezongen ter ere van het UDA (de relletjes waren dus uitgelokt door de loyalisten). Het Tiger Bay gebied grenst aan het katholieke New Lodge De scheidingslijn is een stalen afsluitingen en prikkeldraad. De bewoners van de beide wijken raakten slaags. Toen de RUC tussenbeide kwam, werd ze beschoten vanuit New Lodge, zonder dat iemand geraakt werd.

De toespraken handelden allemaal over het mislukken van de besprekingen met minister Brooke. De SDLP en de Ierse regering kregen daarvoor de schuld.[160]

 

‘The Times’ had het hoofdzakelijk over het incident in Tiger Bay, wat in ‘The Irish Times maar een korte vermelding waard was. Hier werd de verantwoordelijkheid voor de rellen volledig in de schoenen van de republikeinen geschoven. Opnieuw bleek uit het artikel hoe voor de meeste Britten Noord-Ierland een andere wereld is.

Vanuit het IRA bolwerk New Lodge werd geschoten op de politie die probeerden de katholieken en protestanten gescheiden te houden. De RUC was daar toegesneld om katholieke jongeren te verhinderen nog verder stenen en flessen naar de feestende protestanten te gooien. Vreemd genoeg, maar ook tekenend voor het ingewikkelde karakter van de Troubles, was het vuurgevecht het startschot voor de protestanten om zelf de politie aan te vallen.

Tijdens de ongeregeldheden werd een journalist lastig gevallen, en toen vond ‘The Times’ journalist Edward Gorman het tijd om te vertrekken. Tijdens een telefoontje naar de persdienst van de RUC voor meer informatie kreeg hij het volgende te horen: “It’s nothing to get freacky or mad about, it happens every night of the week”, tenminste, in Noord-Ierland.[161]

 

 

Het marsseizoen van 1992

 

Het marsseizoen van 1992 begon grimmig. In de nacht van 5 op 6 juli werd er geschoten vanuit een gestolen taxi in de hoofdzakelijk katholieke Lower Ormeau Road in Belfast, vlak bij de bookmaker waar vijf katholieken in februari werden gedood door de UFF (het moordcommando van de UDA). De nieuwe aanval, vermoedelijk ook door loyalisten uitgevoerd, had één zwaar gewonde tot gevolg. De bewoners eisten dat alle Oranjemarsen zouden worden omgeleid, weg van hun straat, te beginnen met de mini-Twelfth gepland voor 8 juli. De Oranje Orde wilde daar niet van weten, maar beloofde zich waardig te gedragen.[162]

De mars ging dus gewoon door, zonder al te veel problemen, al moest de RUC de bewoners van hun straat verwijderen die probeerden de parade tegen te houden. De Orangisten passeerden ook voorbij de bookmaker.[163]

Heel wat vooraanstaande protestanten, zoals de bemiddelaar van de presbyteriaanse kerk, betreurden dat sommige Orangisten zich hadden misdragen. Bij het passeren van de bookmaker zongen sommigen liederen ter ere van de UFF of staken vijf vingers in de lucht, verwijzend naar de vijf doden. De Oranje Orde beweerde dat het slechts over enkele individuen ging die zich hadden laten ophitsen door de omstanders.[164]

 

Ook op de Twelfth (op maandag 13 juli) zou een parade langs de Lower Ormeau Road gaan. De minister voor Noord-Ierland, Sir Patrick Mayhew, dreigde die te verbieden. Zijn reactie was erg scherp: “This would have disgraced a tribe of cannibals let alone so-called Protestants marching under the flag of the UK which decent people wish to regard with pride.[165]

 

‘The Times’ bleef uitgebreid stilstaan bij de bewoording van Patrick Mayhew, die bij vele Orangisten in het verkeerde keelgat was geschoten. De krant schreef echter ook dat Mayhew erkende dat slechts enkelingen zich onwaardig hadden gedragen en dat de Oranje Orde geen schuld trof. Van een omleiding voor de Twelfth, weg van de Ormeau Road, was geen sprake.[166]

 

Op 13 juli stonden er in ‘The Irish Times’ twee artikels over de Oranjemarsen. Het eerste artikel, van de hand van de protestantse historicus en Orangist Clifford Smyth, verdedigde het recht van de Orangisten om te marcheren. Het tweede, van een SDLP lid uit Belfast, beschreef de marsen als vernederend en onderdrukkend voor de katholieken.

Clifford Smyth vond dat de katholieke toeschouwers zich vaak erg provocerend gedroegen ten opzichte van de marcherende Orangisten, en hij klaagde erover dat alle camera’s alleen maar op de Orangisten gericht worden. Hij legde er de nadruk op dat Ierland in geen geval één geheel kan vormen, aangezien in het noorden de meerderheid Brits in hart en nieren is. De meerderheid heeft ook het recht zijn Brits-zijn te manifesteren.[167]

Brian Feeney vond dat de Oranjemarsen mee verantwoordelijk waren voor de Troubles. Volgens hem zijn scènes zoals in de Ormeau Road jaarlijks weerkerende fenomenen. Altijd zullen de Orangisten extra hard drummen of lachen en tekens maken bij een gevoelige plaats, zij het een kerk of die bepaalde bookmaker. De Oranje Orde predikt wel godsdienstvrijheid, maar rooms-katholicisme weigeren ze als een godsdienst te aanzien. Met hun parades willen ze hun suprematie, minachting en soms zelfs hun blinde haat ten opzichte van de katholieken tonen. Maar de RUC schijnt dit niet te willen inzien, en het NIO schuift alles naar de RUC als een probleem van openbare orde.[168]

 

De Twelfth, waarover niets te vinden viel in ‘The Times’ stond in het teken van de gesprekken met minister Mayhew. Twee dagen na de Twelfth waren namelijk gesprekken gepland met de Ierse regering. De unionistische leiders deden dan ook beloften dat ze Ierland zouden vragen haar grondwet te veranderen en dat ze geen toegevingen zouden doen. De parades verliepen zonder incidenten, behalve enkele schermutselingen in Belfast tussen de politie en dronken jongeren.[169]

‘The Irish Times’ had meer aandacht voor de politieke situatie dan voor de marsen zelf. Voor het eerst betekende de Twelfth niet het einde van het politieke seizoen, en bijgevolg moesten de politieke toespraken nu wel serieus genomen worden. Mark Brennock meende er uit te kunnen halen dat de unionisten tevreden waren met het verloop van de gesprekken en er nog veel uit verwachtten, zoals het opgeven van het AIA.

Gerry Moriarty ervoer de mars in Belfast als soms intimiderend. De muziek was alweer veel te luid en alcohol vloeide alweer veel te rijkelijk. Toch verliep aanvankelijk alles rustig, ook toen de parade door de Ormeau Road optrok. De deuntjes die gespeeld werden waren zelfs vaak dezelfde als die tijdens de Saint-Patrick’s Day optochten in Dublin en Cork. Toen de Orangisten na de speeches terug huiswaarts keerden, liep wel één en ander mis. Volgens Moriarty was dat de schuld van de agressieve retoriek van James Molyneaux en Martin Smyth.

Martin Cowley beschreef de vierjaarlijkse mars in Derry als een unionistisch feest zonder enige vorm van intimidatie voor republikeinen. Ook de speeches waren zoals het hoort, de sprekers wilden alleen dat de onderhandelingen zouden doorgaan.[170]

 

 

Het marsseizoen van 1993

 

1993 was een jaar dat tussen twee periodes inviel. De Brooke-Mayhew Talks werden voorgoed beëindigd op 10 november 1992, zonder concrete resultaten, al poogde Mayhew en de Britse regering de onderhandelingen herop te starten. Een volgende belangrijke stap in het zoeken naar een oplossing voor het Noord-Ierse conflict was de Downing Street Declaration, een gemeenschappelijke verklaring van de Britse premier John Major en de Ierse Taoiseach Albert Reynolds, op het einde van 1993.

Tussendoor was er wel heel wat nervositeit in zowel het republikeinse als in het unionistische kamp. Geruchten als zou John Major, die steeds vaker af te rekenen kreeg met dissidenten uit eigen partij, een akkoord hebben gesloten met de UUP voor de stemming in het parlement over het Verdrag van Maastricht, hadden heel wat bezorgdheid bij de SDLP en de Ierse regering tot gevolg. De unionisten aan de andere kant zagen met lede ogen toe hoe John Hume en Gerry Adams elkaar bleven ontmoeten en met gezamenlijke verklaringen naar buiten kwamen.

Het gevolg was dat de paramilitaire groeperingen opnieuw erg actief waren, met vooral zware aanslagen na het marsseizoen. Zo kostte een IRA bom in het unionistische bolwerk Shankill Road in Belfast op 23 oktober het leven aan elf mensen. Enkele dagen later was de tol van een gewapende overval door het UFF in een pub in Greysteel, County Derry, zeven doden.[171]

 

In deze context hoeft het ook geen betoog dat de Oranjemarsen van 1993 niet de feestelijke optochten waren die ze de jaren na het hevige protest tegen het AIA vaak wel waren. Het meeste geweld nam niet tijdens de marsen plaats, een verband tussen het geweld en de marsen valt dan ook moeilijk te maken. Na de Tunnel en de Garvaghy Road in Portadown leek ook de Lower Ormeau Road in Belfast een probleemstraat te worden. ‘The Times’ besteedde iets meer aandacht dan de vorige jaren, terwijl ook ‘De Standaard’ enkele artikels aan de Oranjemarsen wijdde. De artikels van ‘De Standaard’ waren allemaal gebaseerd op de berichten van het Britse persbureau reuters.

 

De marsen

 

De eerste berichtgeving was op 5 juli in ‘The Times’ en ‘De Standaard’. In Belfast en andere steden hadden zich de meest ernstige rellen in jaren afgespeeld, aldus ‘The Times’. De oorzaak was de beslissing van de RUC om een Oranjemars om te leiden in West-Belfast. Het geweld begon na de begrafenis van Brian McCallum, een lid van het UVF die omkwam tijdens die mars toen een granaat in zijn hand ontplofte. De rellen waren uitsluitend in loyalistisch gebied, en hielden aan ondanks oproepen tot kalmte van unionistische leiders. Er werd op verschillende plaatsen geschoten, er waren explosies, tientallen auto’s en een katholieke school moesten er aan geloven.[172] Het bericht in ‘De Standaard’ was bijna identiek. De krant voegde er nog aan toe dat de granaat bestemd was voor het nabije politiebureau.[173]

 

‘The Irish Times’ ging heel diep in op het loyalistisch geweld. Op 6 juli ontplofte een IRA bom in Newtownards. De nieuwe redacteur voor Noord-Ierland, Dick Grogan, schreef hierover in een artikel dat hoofdzakelijk over de voortdurende loyalistische rellen handelde. Toch reageerde hij erg emotioneel. Een mooi trots stadje werd plots een ruïne, zoals dat vaker gebeurde in Noord-Ierland. Het verschil met andere bomaanslagen was echter de timing, nu net voor de Twelfth. De haat in de straten van Ulster zou deze keer nog groter zijn dan in andere jaren.

‘The Times’ had ook geen begrip voor noch de bom, noch het loyalistische geweld. Vooruitkijken naar de komende Oranjemarsen deed de krant echter niet. ‘De Standaard’ nam enkel de schade op van de bom, maar ging er verder niet op in.[174]

 

Op 10 juli kende de mars in Rossnowlagh in County Donegal in de republiek meer succes dan tijdens andere jaren. Vandaar voorpelde Gerry Moriarty voor ‘The Irish Times’ dat de Twelfth een enorm aantal Orangisten op de been zou brengen. Ondanks de loyalistische rellen van de voorbije dagen verwachtte hij net als de leiders van de Oranje Orde dat de Oranjemarsen vreedzaam zouden verlopen.[175]

‘The Times’ voorspeldde 80.000 deelnemers aan de Twelfth, en wees er al op dat vlak voor het begin van de Glorious Twelfth het geweld opnieuw in alle hevigheid was opgewaaid.[176]

 

In ‘The Irish Times’ schreef Suzanne Breen over de Oranje Orde. In haar artikel komen enkele tegenstellingen binnen de protestantse organisatie naar voren. Toch ontkende ze het belang van de Orde niet.

Volgens Breen staat de wereld steeds meer vijandig tegenover de beweging, die toch nog haar waardigheid behoudt. De wereld zou de Orangisten aanzien voor rare snuiters in ouderwetse pakken.

De Orde is een religieuze en politieke beweging, ze verdedigt protestantisme tegen katholicisme en wil daarom de unie met Groot-Brittannië behouden. Ze zweert ook haar loyaliteit aan de Britse kroon, voor zolang die op het hoofd van een protestant staat.

Toch is de Oranje Orde niet vijandig tegenover katholieken, alleen maar tegenover het katholieke geloof, zo zegt George Patton, een leidinggevend Orangist. Onduldbare zaken die soms tijdens marsen gebeuren, zoals in 1992 in de Lower Ormeau Road, zijn te wijten aan enkele herrieschoppers. Patton geeft toe dat vele Orangisten zich niet naar de regels van de Orde gedragen.

Volgens Suzanne Breen zijn er geen 100.000 Orangisten meer, al is dat de meest verspreide schatting. Ze vindt de Orde trouwens totaal seksistisch, omdat vrouwen geen lid kunnen worden. Patton zegt wel dat de Ladies’ Orange Association op gelijke voet staat, maar dat was ook wat blanke apologeten in de Verenigde Staten zeiden over de rassenscheiding.

De Orde verbiedt wel lidmaatschap aan paramilitaire organisaties, maar aan de andere kant worden vlaggen van het UFF meegedragen in de marsen en krijgen gesneuvelde UVF leden vaak een speciale vermelding.

De Oranje Orde is niet de geheimzinnige, sinistere organisatie zoals velen denken. Rituelen zijn er niet meer dan in sportclubs. Bovendien is de Orde erg belangrijk omdat ze de verdeelde protestantse gemeenschap verenigt. Ze speelt een belangrijke rol in Noord-Ierland dank zij haar binding met de UUP, al taant haar macht sinds 1972.

Tot slot schrijft Breen dat de Orde altijd een conservatief lichaam geweest is. Ze bestreed katholieke emancipatie en geheime verkiezingen, en verzet zich nu tegen scheidingen, abortus en homoseksualiteit. In deze laatste drie punten verschilt de Orde niet veel van de katholieken. Daarom zegt Patton dan ook dat hij meer sympathie heeft voor devote katholieken dan voor niet-gelovige protestanten.[177]

 

De Twelfth scheen nog mee te vallen na de moeilijke weken. Voor ‘The Times’ volstond het dan ook om te vermelden dat de Oranjemarsen vreedzaam verlopen waren, en dat de Orangisten hun loyaliteit aan de koningin verklaarden, het sektarische geweld veroordeelden en hun oppositie tegen het AIA herbevestigden.[178]

‘De Standaard telde meer dan 100.000 protestanten in de optochten. Ze stond nog stil bij het geweld van de voorbije dagen. Volgens haar had het protestantse geweld te maken met een gevoel van vervreemding. De protestanten willen namelijk deel blijven uitmaken van het Verenigd Koninkrijk, en voelen zich verraden door de bereidheid van Londen om samen te werken met Dublin in een poging om een einde te maken aan één van ’s werelds langst durende guerrillaoorlogen. Dit zou dan ook verklaren waarom de protestantse paramilitaire organisaties een grote toevloed aan leden kennen en waarom ze nu voor het eerst in jaren meer slachtoffers maken dan de IRA.[179]

 

In ‘The Irish Times’ stond er uiteraard het meest over de Glorious Twelfth, zij het nog steeds niet evenveel als in het midden van de jaren tachtig. De titels van de artikels verraden hoe de journalisten van de krant de Oranjemarsen interpreteren: “Tub-thumping with traditional refrains”, “Celebrating God, queen and beer – with menace”, … Dit is duidelijk niet hetzelfde als het droge “Marches pass peacefully” van ‘The Times.

Met 85.000 zouden ze hebben opgestapt in een gespannen sfeer, een enorme politiemacht was op de been. Vele mensen hadden Noord-Ierland verlaten, Belfast was een afgesloten en verlaten stad. Met de onderhandelingen in het slop, verschoof de aandacht van de sprekers opnieuw naar het AIA. Ook de Tanaíste (Ierse minister van buitenlandse zaken) Dick Spring kreeg er van langs. Hij stelde een gedeelde Iers-Britse autoriteit over Noord-Ierland voor. Vele politici zeiden niet meer met de Ierse regering te willen praten, alleen James Molyneaux ging niet zover. Ze riepen ook op om ook strenger op te treden tegen terroristen. Ian Paisley vond dat de doodstraf opnieuw moest worden ingevoerd.[180]

Volgens Dick Grogan was gebrul de grote constante in de mars van Belfast. Eerst het gebrul van de fanfares, dan van Paisley en andere, soms religieus fundamentalistische, sprekers. Het optimisme van de Twelfth van 1992 was omgeslagen in pessimisme. De boodschap van en stemming in deze Twelfth was opnieuw één van ‘No Surrender’.

Suzanne Breen beschreef de toeschouwers van de mars in Belfast, er was niet veel verschil met de voorbije jaren: jongeren misdroegen zich opnieuw in de Lower Ormeau Road door uitdagend vijf vingers op te steken, verwijzend naar de vijf doden in de bookmaker; jonge meisjes dronken veel te veel Bacardi, de getatoeëerde jongens hielden het bij cider, wijn of bier. Ze aanriepen luidkeels de UDA en de UVF. Na de mars gingen ze allemaal, moe van de drank en de lange wandeling, in het gras liggen. Na de speeches zongen de Orangisten, in hun vreemde kleren en met hun getrokken zwaard naar de hemel gericht, hymnen uit het Oude Testament. Breen vond dit net een scène uit het zuiden van de Verenigde Staten in de vorige eeuw.

Gerry Moriarty bekeek de fanfares in Portadown met cynisme, bijna sarcasme. Er waren zoveel fanfares dat hij besloot dat Noord-Ierland per capita ongetwijfeld de meeste musici ter wereld heeft. Vooral de Lambeg drums vond hij te luid en bedreigend: “If King James had better drummers, he might have knocked King William off his white horse.”[181]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[144] “A little hope in Ulster”, The Economist, 2.6.1990/12-13.

[145] M. O’HALLORAN, “Orangemen’s trip to the Boyne passes off quietly”, The Irish Times, 2.7.1990/9.

[146] “Drie eeuwen oude veldslag is nog geen verleden in Ulster”, De Standaard, 12.7.1990/4.

[147] A. POLLAK, “Apathy overwhelms Boyne plans”, The Irish Times, 12.7.1990/1.

[148] A. FLAHERTY, “Boyne water to pave the way”, The Irish Times, 12.7.1990/2.

[149] E. GORMAN, “Irish have no place at talks, Paisley tells rally”, The Times, 13.7.1990/3.

[150] C. COULTER, “Orangemen rally to Brooke”, The Irish Times, 13.7.1990/1.

[151] The Irish Times, 13.7.1990/4.

[152] P. BEW and G. GILLESPIE, op.cit., pp. 245-247.

[153] “Inch by inch in Ulster”, The Economist, 8.6.1991/17-18.

[154] “Big issues, little men”, The Economist, 6.7.1991/37.

[155] “Blarney is good for you”, The Economist, 11.7.1992/32-33.

[156] P. BEW and G. GILLESPIE, op.cit., pp. 277-278.

[157] “Judgement today on parade”, The Irish Times, 11.7.1991/2.

[158] A. MAGUIRE, “Of bonfires, bowlers and beating drums”, The Irish Times, 12.7.1991/9.

[159] A. MAGUIRE, “Orange marches symptom of an unhealthy society”, The Irish Times, 12.7.1991/9.

[160] The Irish Times, 13.7.1991/4.

[161] E. GORMAN, “Gunman sow panic as loyalists celebrate”, The Times, 13.7.1991/24.

[162] “Call to reroute Orange march”, The Irish Times, 7.7.1992/5.

[163] “No trouble at Orange parade”, The Irish Times, 9.7.1992/2.

[164] G. MORIARTY, “Presbyterian leader condemns marchers”, The Irish Times, 10.7.1992/3.

[165] M. BRENNOCK, “Mayhew gives warning to Orange marchers”, The Irish Times, 11.7.1992/2.

[166] E. GORMAN, “Orangemen ‘worse than cannibals’”, The Times, 11.7.1992/7.

[167] C. SMYTH, “Proclaiming a community’s right to be”, The Irish Times, 13.7.1992/2.

[168] B. FEENEY, “Venting feelings of supremacy, contempt and, at times, hatred”, The Irish Times, 13.7.1992/2.

[169] M. BRENNOCK, “Molyneaux assures Orangemen about talks”, The Irish Times, 14.7.1992/1.

[170] The Irish Times, 14.7.1992/4.

[171] T.P. COOGAN, op.cit., p.553.

[172] E. GORMAN, “Loyalist riot gangs shun call for calm”, The Times, 5.7.1993/2.

[173] “Protestanten raken slaags met politie in Belfast”, De Standaard, 5.7.1993/3.

[174] D. GROGAN, “Twelfth bunting flutters over ruins”, The Irish Times, 7.7.1993/6.

    “Gewonden bij aanslag IRA”, De Standaard, 7.7.1993/4.

[175] G. MORIARTY, “Big turnout for Donegal parade”, The Irish Times, 12.7.1993/2.

[176] “Orange day fires lit”, The Times, 12.7.1993/2.

[177] S. BREEN, “Orangeism blends unionism’s many hues”, The Irish Times, 12.7.1993/10.

[178] “Marches pass peacefully”, The Times, 13.7.1993/2.

[179] “Ulsterse protestanten vieren rumoerige katholieke nederlaag”, De Standaard, 13.7.1993/3.

[180] D. GROGAN, “Belfast a closed city for the Twelfth”, The Irish Times, 13.7.1993/1.

[181] The Irish Times, 13.7.1993/4.