Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL 4: KWANTITATIEVE INHOUDSANALYSE. [1]

 

II. Conclusies.

 

De hierboven vermelde resultaten zijn slechts een werkrapport en vele ervan zijn onvolledig. Toch verdienen enkele voorlopige conclusies de aandacht;

Algemeen stelt het onderzoek vast dat structurele wijzigingen in de nieuwsvoorziening wel degelijk een grote invloed hebben gehad, maar dat politieke en culturele factoren niettemin een grote rol spelen in de keuze van de bron, de aandachtspunten en de inhoudelijke klemtonen.

Bij de nieuwsberichtgeving van de verschillende landen is er opvallend veel aandacht voor het eigen land. Ook landen die door het koloniaal verleden of economische banden een zekere affiniteit vertonen hebben proportioneel meer kans om in het nieuws te komen. Dit uit zich zowel in het grote percentage berichten met grote betrokkenheid (al dan niet met buitenlandse dateline), in de datelines van de berichten, als in de vermelding van de landen.

Uit het onderzoek naar de dateline, blijkt dat  naast Oost Timor en Indonesië als twee hoofdactoren van de kwestie, Portugal, de VN en de Verenigde Staten de meeste aandacht krijgen. Dat dit gegeven sterk cultureel en politiek bepaald is, blijkt uit het  Portugese  voorbeeld. Hier is het opvallend hoe de pers zich toespitst op  Oost Timor (25.91 %) en Portugal   (18.27 %) en minder op Indonesië (14.62 %) en de Verenigde Staten (5.65 %) , terwijl dat voor de Verenigde Staten net andersom ligt (Indonesië: 41.86 %, de Verenigde Staten: 11.63%, Portugal: 9.3 %, Oost Timor: 16.28 %).

We zien ook duidelijk dat landen met grote geopolitieke macht (de VN, de Verenigde Staten en Australië) beduidend meer in het nieuws komen dan andere landen (geen rekening houdend met de twee hoofdactoren Indonesië en Oost Timor).

Wat betreft deze twee laatsten, wordt Indonesië duidelijk meer naar voren geschoven in de Amerikaanse en de Nederlandse pers (respectievelijk 41.62 % en 25.81 %) dan in de Portugese pers (14.62 %). Terwijl Oost Timor juist voor Portugal en Nederland vaak vermeld wordt als belangrijkste land (25.91 % en 25.81 % tegenover 16.28 % bij de Amerikaanse pers). Opvallend is tevens de wijze waarop de Portugese pers staat voor 88.27 % van de berichten waar Portugal als meest belangrijke land wordt vermeld, terwijl slechts 21.74 % van de Amerikaanse pers zichzelf als belangrijkste land vermeld. Portugal betrekt zichzelf dus duidelijk meer in de kwestie Oost Timor dan de twee andere landen. Dit komt niet echt overeen met de percentages van de betrokkenheid van eigen land (waarbij de Amerikaanse pers iets hoger scoort dan de Portugese pers).

 

Hetzelfde geld in hoge mate voor de landen van waaruit het nieuws gerapporteerd wordt. Hierbij zijn de twee belangrijkste landen in de kwestie Oost Timor en Indonesië het meest gebruikt als dateline, verklaarbaar door het hoge percentage correspondentenwerk. Oost Timor wordt voornamelijk door Nederland als dateline gebruikt (22.58 % tegenover 11.3 % bij de Portugese pers en 9.3 % bij de Amerikaanse pers). Indonesië wordt dan weer voornamelijk door de Amerikaanse pers als dateline gebruikt (44.19 % tegenover 16.13 % bij de Nederlandse en 10.96 % bij de Portugese pers). Ten slotte staat Portugal in voor 97.83 % van de Portugese dateline, Nederland voor 100 % van de Nederlandse dateline en de Verenigde Staten voor “slechts” 31.25% van de Amerikaanse dateline.

Er dient bij de interpretatie van de resultaten wel rekening gehouden te worden met een vertekening te wijten aan de steekproef, maar toch blijft dit een belangrijk aspect van de conclusie.

Naast de westerse politiek-economische hegemonie in het algemeen, is het noodzakelijk om hier de machtsverhoudingen in de nieuwsmarkt bij te betrekken. De aanwezigheid van correspondenten, de wereldnieuwsstructuur en andere factoren in de nieuwsproductie maken van het Westen de voornaamste nieuwsmakers.

 

Een belangrijke vraag betreft natuurlijk de onderwerpen die in de berichten aan bod komen. Internationale politiek is de grote koploper, gevolgd door geweld. Deze cijfers zijn afhankelijk van de steekproef en verschillen volgens land, maar grosso modo is deze verhouding overal aanwezig.

 

Uit de resultaten m.b.t. de bronnen, blijkt dat het belang van nationale agentschappen betrekkelijk klein is (geworden), terwijl Reuters (inderdaad, zo suggereerden de voorgaande onderzoeken) is doorgestoten tot de belangrijkste nieuwsleverancier, voor alle landen.

Bij de kranten is de rol van de persagentschappen vrij beperkt, en wordt vooral met eigen correspondenten gewerkt. Van de agentschappen die gebruikt werden als bron, is Reuters de koploper bij de drie landen, gevolgd door AFP (vooral bij de Nederlandse en de Portugese pers) en AP (vooral bij de Amerikaanse pers en niet bij de Portugese pers). Er wordt dus vooral gebruik gemaakt van bronnen die verwantschap vertonen met de eigen taal.

Opmerkelijk is het volledig wegvallen van de rol van TASS en UPI, als gevolg van de structurele veranderingen van de nieuwsmarkt hetgeen zich uit in machtsverschuivingen en in nieuwe bronnen.

Het Portugese voorbeeld toonde reeds aan dat het bronnengebruik van de pers vaak en in grote mate bestuurd wordt door culturele factoren. Dit blijkt ook uit de aandacht die zij schenken aan de geografie van de nieuwsfeiten zelf en de vermelding van de belangrijkste landen.

Dit onderzoek bevestigd dus de de grote structurele ontwikkelingen op het vlak van nieuwsagentschappen in de jaren ’90. Ontwikkelingen zoals de groei van Reuters of de neergang van TASS.

Wat betreft de types berichten, kunnen we concluderen dat er algemeen zeer weinig aandacht bestaat voor processen (10.67 %) en achtergrondinformatie.

De nieuwsberichten zijn hoofzakelijk niet-routineus, met Portugal op kop (73.09 %). Verder zijn de berichten algemeen opvallend weinig conflictueel, hoewel de resultaten hiervan sterk afhangen van het medium. Zo bericht de Portugese pers veel minder over conflictuele onderwerpen dan de Amerikaanse en de Nederlandse pers. Terwijl de Nederlandse pers dan weer opvallend meer negatieve berichten telt dan de Amerikaanse en de Portugese pers.

Voor de verhaaltypes ligt de nadruk van de berichtgeving in het algemeen voornamelijk op de nieuwsfeiten zelf. De drie landen vertonen hier een vrij gelikaardige verhouding. Editorialen, maar vooral reportages,  lezersbrieven en interviews beslaan slechts een klein percentage van de totale nieuwsberichtgeving;

De lengte van de berichten is ongeveer gelijk verdeeld voor de verschillende landen, met een nadruk op korte tot middellange berichten. Lange, goed gestoffeerde berichten zijn eerder zeldzaam. Toch is er een tendens om langere bijdragen te spenderen aan het nieuws. Het gemiddelde aantal kolommen dat aan de berichten wordt gespendeerd vertoont geen spectaculaire verschillen, niettegenstaande het feit dat de hele grote berichten enkel bij de Portugese pers voortkomt. Globaal is de verhouding vrij gelijkaardig.

Wat betreft de vermelde elitepersonen in de berichtgeving volgen de drie landen een gelijkaardig patroon, maar worden verschillende nadrukken gelegd. De Verenigde Staten geven duidelijk meer klemtoon op de Indonesische elitepersonen, terwijl de Portugese pers de belangrijkste nadruk legt op de Timorese hoofdactoren. Ook hieruit blijkt een vorm van culturele belangstelling vanwege de buitenlandse persberichtgeving.

Tenslotte dient nog een belangrijke opmerking gemaakt te worden m.b.t. de relevantie van dit  kwantitatieve onderzoek.

Bij de interpretatie van de resultaten dient rekening gehouden te worden met de significantie van het cijfermateriaal en de statistische verwerking ervan.

Om de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten te vergroten is een chi-kwadraat test noodzakelijk. We moeten namelijk zeker zijn dat de gevonden verbanden niet aan het toeval te wijten zijn, maar op een echte correlatie wijzen. De significantiegrens van de resultaten (aangeduid in de tabellen met de letter p) ligt standaard op 0.05. Dit wil zeggen dat voor 95% zeker is dat het verband niet aan het toeval te wijten is. Indien de significantie van de resultaten een waarde bedraagt van 0.00, wijst dit op een significante relevantie van het statistisch materiaal[2].

 

We kunnen wat dat betreft dus de conclusie trekken dat in de interpretatie van het materiaal in het kader van dit onderzoek, vooral de resultaten van tabel 1 (de focus), tabel 2 (de bron), tabel 3 (de dateline), tabel 5 (het type verhaal van de berichten II), tabel 6 (de afbeelding), tabel 8 (de lengte t.o.v. het land), tabel 13 (het type gebeurtenis II), tabel 14 (het type gebeurtenis III), tabel 17 (de elitepersonen), tabel 18 relevant en dus nuttig zijn. Vervolgens kunnen we stellen dat de gegevens uit tabel 4 (het type verhaal I), tabel 7 (de modus van de berichten), 9 (het aantal kolommen), tabel 10 (het onderwerp), tabel 11 (de lengte t.o.v. het onderwerp), tabel 12 (het type gebeurtenis I), tabel 15 (het meest vermelde land) en tabel 16 (de meest vermelde actoren) weinig tot zeer weinig relevantie bevatten. Van deze laatste het vooral de resultaten uit tabel 7, tabel 4, tabel 9 en tabel 16 de minst significante waarden;

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 

 

[1] Voor het basismateriaal en de achtergrondinformatie van de resultaten verwijs ik naar de afgedrukte codebladen in bijlage 5.

[2] Zie bijlage 6: Grafieken van de analyseresultaten.