Improviseren in de actieve muziektherapie. Een participerende verkenning. (Marieke van Remmen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

Dit is een studie in de pragmatiek van de muziek, i.e. wat doen mensen met muziek en wat doet muziek met mensen en hoe kan dat worden gebruikt in de muziektherapie.

In dit onderzoek ga ik in op de processen die werkzaam zijn bij de spelers van een muzikale improvisatie in de therapeutische praktijk.

Ik heb mij onder meer verdiept in het improviseren in het algemeen, wat het precies inhoudt, in welke muziekpraktijken er wordt geïmproviseerd, waarom men improviseert en hoe je kunt improviseren. In dit werkstuk zal ik mij richten op de actieve muziektherapie waar het muzikaal improviseren een prominente plaats inneemt. Alvorens ik werkelijk tot de beschrijving van improvisatie in muziektherapie kom, zal ik kort beschrijven wat muziektherapie inhoudt, wat de behandeling beoogt en welke middelen daartoe worden ingezet. Vervolgens komt de plaats van improvisatie in muziektherapie aan bod; wanneer wordt het ingezet, in welke vorm en met welke doelen.

Mijn vraagstelling luidt:

 

Welke rol en functie heeft het improviseren in de muziektherapiepraktijk en welke processen spelen zich daarbij af?

 

Hierbij staan alle betrokken spelers centraal, i.e. therapeut en cliënt(en).

Om wat meer te weten te komen over muzikaal improviseren in het algemeen heb ik ten eerste muziektheoretische literatuur over dit onderwerp gelezen. Daarnaast heb ik collegedictaten geraadpleegd en artikelen van jazzcolleges en jazzwerkgroepen die ik tijdens mijn studie muziekwetenschap heb bijgewoond. Vervolgens heb ik inleidende literatuur over muziektherapie gelezen van met name Henk Smeijsters om te onderzoeken wat muziektherapie precies inhoudt, wat de doelen zijn en welke werkvormen er worden gehanteerd.

Daarna heb ik mij verdiept in standaard- en specifieke werken over het improviseren als werkvorm in muziektherapie en heb mijn eerste twee vraaggesprekken gehad, namelijk met een muziektherapeut en een voormalig cliënte muziektherapie, uit verschillende situaties. Zij kenden elkaar niet.

Met mijn hoofd vol met alle tot dan toe opgedane kennis begaf ik mij in de week van 11 april 2005 naar het Conservatorium in Enschede waar ik zou deelnemen aan een improvisatieweek voor studenten Muziektherapie en Schoolmuziek; een week vol workshops waarin muzikaal werd geïmproviseerd door alle participanten, mijzelf incluis.

De prospectus en de hand outs van deze week zijn bewerkt toegevoegd.

Een paar weken na dit participerend onderzoek ging ik gewapend met pen, papier en een memorecorder naar het eerste vraaggesprek dat ik zou hebben met één van de leiders van de workshops. In totaal heb ik vier leiders gesproken, waarvan drie muziektherapeuten en één schoolmusicus. Daarnaast heb ik een muziektherapeute buiten deze context gesproken en haar verhaal opgenomen in dit werkstuk.

Ook heb ik een manuscript gelezen van een zeer recent onderzoek dat op moment van schrijven nog in publicatie is. Het gaat om een studie naar muziektherapeutisch improviseren in de volwassenenpsychiatrie.

De muziektherapeuten die ik heb gesproken werkten met verschillende doelgroepen variërend van personen uit de volwassenenpsychiatrie en de forensische psychiatrie tot adolescenten en jonge kinderen met ontwikkelingsproblematiek.

In het laatste deel van dit werkstuk zet ik in een beschouwing uiteen wat ik te weten ben gekomen over de rol en functie van improviseren in een muziektherapeutische context en overeenkomsten daarvan met het improviseren in de jazzmuziek. Uit de door mij geraadpleegde literatuur, de workshopbeschrijvingen en met name de vraaggesprekken heb ik thema’s gedestilleerd waar ik dieper op inga, ook vanuit het licht van de jazzmuziekpraktijk. Tot besluit komen de conclusies aan bod.

 

Vanwege het feit dat men keuzes moet maken aangaande de te lezen literatuur bij het schrijven van een scriptie, is de literatuurlijst die in deze scriptie is opgenomen niet geheel een afspiegeling van wat ondergetekende aan titels heeft geraadpleegd. De lijst moet dan ook deels worden beschouwd als bronvermelding en deels als aanbevolen literatuur die door ondergetekende relevant wordt geacht aan dit onderwerp. Zodoende wordt in de lopende tekst niet aan alle titels gerefereerd.

 

 

Opzet van het onderzoek

 

Behalve het uitvoeren van literatuuronderzoek, wist ik vóór dat ik aan dit onderzoek begon dat ik ook op andere manieren aan mijn informatie wilde komen om te vermijden dat ik alleen de platgetreden paden zou bewandelen. Het was al snel duidelijk dat ik een aantal interviews wilde afleggen met verschillende muziektherapeuten. Omdat literatuur over specifiek dit onderwerp schaars is, heb ik op deze manier het eerste hand materiaal uit de praktijk gehaald. Het onderzoek is gebaseerd op diepte-interviews met muziektherapeuten in de praktijk. Dit leek mij veel effectiever dan bijvoorbeeld een enquetering van alle betrokkenen.

 

De improvisatieweek

 

Toen ik geattendeerd werd op de improvisatieweek, die zou plaatsvinden op het Conservatorium te Enschede, onderdeel van Saxion Hogeschool Enschede, van 11 t/m 15 april 2005, was dat natuurlijk een goede oplossing om op een andere manier kennis te vergaren dan alleen via literatuurstudie. De improvisatieweek was in principe bestemd voor studenten Schoolmuziek en Muziektherapie van het Conservatorium Enschede, maar nadat ik de coördinator van de cursusweek een en ander had uitgelegd over mijn situatie (dat ik aan het afstuderen ben aan de Universiteit Utrecht opleiding Muziekwetenschap op het onderwerp improviseren in de muziektherapie), was ik van harte welkom deel te nemen aan de workshops.

De workshops vonden dagelijks plaats van 10.00 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 16.00 uur en waren zeer gevarieerd qua onderwerp en inhoud. Er werd invulling aan improvisatie gegeven via onder meer de menselijke stem, geleide fantasie, dans, (terugspeel)theater, film, modules uit de huidige gezondheidszorg, maar ook op basis van patterns uit diverse stijlen, communicatie met de ander, oefeningen en spelvormen uit de theatersport en op basis van harmonieën

Zodoende heb ik in die week vier ochtenden meegedaan aan workshops. Ik heb juist die vier workshops uit het aanbod gekozen die het meest aansluiting hadden met mijn onderzoek, voor zover ik dat van te voren kon inschatten. Ik zou participerend onderzoek doen, i.e. door zélf te gaan improviseren en op die manier aan den lijve te ondervinden wat improviseren eigenlijk is, wat het met je doet en wat je er zelf mee kunt doen. Op vrijdag 15 april werden de workshops aan elkaar gepresenteerd. Hier was ik echter niet bij.

Alle informatie die ik daar heb opgedaan heb ik deels in een schriftje aangetekend en deels opgenomen met een memorecordertje en thuis uitgewerkt.

 

De vraaggesprekken

 

In totaal heb ik met zeven mensen gesproken. Tijdens de vier laatste gesprekken draaide er ook een memorecordertje mee zodat ik niet continu hoefde te schrijven en wat meer rust had om te luisteren. De interviews heb ik voorbereid door op basis van wat ik tot dan toe gelezen had over (therapeutische) improvisaties vijfendertig vragen op te stellen. Deze vragen heb ik aan de laatste vier respondenten voorgelegd om het interview te structureren en ook om vergelijkend materiaal te verkrijgen. Aan de eerste drie respondenten heb ik zeer verschillende vragen voorgelegd, ook qua aantal. Het gesprekje met Stefan Bauer was zeer kort en vond plaats na afloop van de workshop die ik bij hem had gedaan. Daarom wordt dit gesprek niet apart genoemd in de inhoudsopgave.

De opgenomen gesprekken op geluidsband heb ik niet geredigeerd en zo letterlijk mogelijk uitgewerkt. Ik heb echter wel enkele zinnen taalkundig gestroomlijnd. Het materiaal, dat naast de geraadpleegde literatuur de bron voor dit onderzoek vormt, bestaat op deze wijze uit complete transcripties van de vraaggesprekken. Deze transcripties heb ik ter controle aan mijn respondenten gestuurd zodat zij nog het een en ander aan eventuele misvattingen uit de wereld konden helpen en de inhoud indien nodig konden aanvullen danwel aanscherpen. Alle citaten uit deze gesprekken zijn cursief uitgewerkt.

 

Verantwoording van de volgorde van uitwerking

 

Ik heb er voor gekozen alles ‘in volgorde van binnenkomst’ in mijn scriptie op te nemen omdat deze chronologie een zo’n eerlijk mogelijk beeld geeft van de ontwikkeling van mijn werk en inzichten. Zo werd ik bijvoorbeeld tijdens de improvisatieweek door Laurien Hakvoort geattendeerd op een artikel van Han Kurstjens.[1] Omdat het een zeer recent en relevant onderzoek betrof, zelfs nog moest worden gepubliceerd, heb ik dat ook opgenomen in mijn literatuurstudie.

 

 

Het materiaal

 

Wat is improviseren?

 

Deze scriptie gaat over muzikaal improviseren en alles wat daarbij komt kijken op muzikaal en sociaal-interactief niveau.

Maar wat is de precieze betekenis van improviseren?

In algemeen spraakgebruik betekent improviseren “onvoorbereid handelen”. In muzikale termen is een improvisatie het spontaan creëren van nieuwe muziek, iets dat juist een gedegen voorbereiding, muzikale kennis en inleving in de muziek vergt. In The New Grove Dictionary of Music and Musicians wordt de term als volgt gedefinieerd:

 

Improvisation. The creation of a musical work, or a final form of musical work, as it is being performed. It may involve the work’s immediate composition by its performers, or the elaboration or adjustment of an existing framework, or anything in between.[2]

 

Tijdens improvisaties binnen de Westerse kunstmuziek gaat men uit van het werk dat versierd wordt. Enerzijds is het werk er ook zonder improvisatie en anderzijds tast de improvisatie het werk niet aan.

In de jazz en andere muziekculturen is de improvisatie zelf het werk. Het gegeven kader is niet een compositie maar een schema, zoals een bluesschema of een raga. In feite zijn alle soorten improvisatie gebaseerd op een schema in de breedste zin van het woord.

Wat is nu het ‘schema’ van een improvisatie binnen een muziektherapeutische context?

 

Schema’s van muziektherapeutische improvisaties

 

Voordat ik inga op bovenstaande vraag, wil ik eerst weten wat men nu verstaat onder improviseren in een muziektherapeutische context. Hiervoor heb ik met name twee boeken van Smeijsters geraadpleegd, namelijk Handboek Creatieve Therapie en Handboek Muziektherapie. In laatstgenoemd werk omschrijft Smeijsters improviseren als volgt:[3]

 

Improviseren is het zich overgeven aan een situatie die niet van te voren vastligt, het zich op onzeker sociaal terrein begeven. Het is een situatie waarin de persoon van te voren niet weet wat hij kan doen en niet weet waar hij uitkomt. De muziek die zal gaan klinken werd niet gecomponeerd, afspraken die van te voren gemaakt worden kunnen nooit precies vastleggen wat er gebeuren zal.

Kenmerkend voor improviseren is dat de speler elk ogenblik het spel een andere richting uit kan laten gaan. Als dat gebeurt moeten oude muzikale plannen worden opgegeven. Improviseren doet door het spel van de ander voortdurend een beroep op het vermogen tot reageren.

De cliënt leert starre patronen los te laten, open te staan voor onverwachte situaties en niet overgeleverd te zijn aan datgene wat hem overkomt maar te reageren op het nieuwe en er invloed op uit te oefenen.

 

Tijdens een sessie van actieve muziektherapie waarin geïmproviseerd wordt, is het zaak dat er bij de cliënt een evenwicht ontstaat tussen aktie en reaktie, tussen een soort gelatenheid en het initiëren van muzikale akties, zodat een levendig samenspel ontstaat tussen muziektherapeut en cliënt. Hierdoor kan de cliënt ook in het dagelijks leven evenwichtiger worden op psychologisch en sociaal vlak.

Ik citeer verder:

 

In strikte zin gaat het bij muziektherapie om het veranderen van het niet-muzikale gedrag buiten de muziektherapeutische sessie door middel van het beïnvloeden van het muzikale gedrag tijdens de sessie.[4]

 

Maar hoe gaat dat precies in zijn werk en hoe kan het muzikaal improviseren daarbij helpen? Wat is het proces van improviseren? Wordt er ook gebruik gemaakt van schema’s, net zoals in bijvoorbeeld de jazz? Zoja, op wat voor schema’s zijn de improvisaties dan gebaseerd? Waarom gaat men überhaupt improviseren? Wat zijn de doelen?

Alle vormen van muziektherapie hebben als hoofddoel het verhogen van het algemeen welbevinden van de cliënt. Daarvan kunnen aspecten als veiligheid en acceptatie subdoelen worden genoemd en zijn tegelijkertijd voorwaarden om tot zelfontplooiing te komen. Deze aspecten spelen overigens ook een belangrijke rol in andere muziekpraktijken.

Het gaat om gezondheidswinst op geestelijk, lichamelijk en sociaal niveau. Zo kan er door middel van een improvisatie structuur ontstaan, een vorm van communicatie en kan er van alles worden ontwikkeld zoals het spraakvermogen of de motoriek.

Als bijvoorbeeld een autistisch kind in staat is muzikaal te variëren tijdens zijn improvisatie, dan heeft het op dat moment ‘geleerd’ zijn starre gedragspatronen los te laten. Een improvisatie brengt mogelijkheden met zich mee omtrent enorm gevarieerde manieren van communicatie omdat zij ongebonden is aan de beperkingen van verbaliteit. Muziek is tevens een verschijnsel dat het element tijd in zich draagt; het is de kunst van het na elkaar, waardoor bij de cliënt een soort tijdsbesef kan ontstaan dat hij vóór de therapie niet had.

Dit is een aantal van de typische kenmerken waar de muziektherapie temidden van andere creatieve therapieën haar bestaansrecht aan ontleent. Hier zal ik later nog wat dieper op ingaan.

De schema’s van muziektherapeutische improvisaties berusten mijns inziens op bepaalde werkvormen om voorafbesproken doelen te verwezenlijken. Afhankelijk van de achtergrond van cliënt en therapeut, de fase van de behandeling en de gehele context, worden deze gekozen. Het improviseren verschaft misschien dezelfde mogelijkheden in de reguliere muziekpraktijk als in de muziektherapie en is een adequaat non-verbaal middel om bepaalde wensen te verwezenlijken en gevoelens te verkennen. Het improviseren kent vele aspecten en op één ervan wil ik hier wat dieper ingaan, namelijk het coördineren van gedrag.

 

Gedragscoördinatie in muziektherapie

 

Er zijn enkele verschillen te noemen tussen het improviseren in een muziektherapeutische context en in een ‘reguliere’ context, zoals tijdens een jazzoptreden. Je kunt zeggen dat ook muziektherapeutische improvisaties vragen om een gedegen voorbereiding, muzikale kennis en inleving in de muziek, maar in dit geval met name van de therapeut, hoewel er op de lange termijn wel gestreefd wordt naar inleving van de cliënt in het muzikale en sociaal-emotionele gebeuren dat weer zijn weerslag heeft in het dagelijks functioneren.

Als jazzmusici met elkaar improviseren, doen zij dat om muziek te maken. Ze passen zich aan elkaar aan en zorgen voor een goede coördinatie van de muzikale acties en beslissingen daaromtrent. Wanneer bijvoorbeeld de frontman van een ensemble een solo heeft, passen de sidemen hun spel daarbij aan. In een jazzimprovisatie is de muziek doel en de gedragscoördinatie een middel om dat doel te bereiken.

Je kunt wel zeggen dat wanneer het om een muziektherapeutische improvisatie gaat precies het omgekeerde het geval is. Daar kan gedragscoördinatie doel zijn en de muzikale improvisatie een middel om dat doel te bereiken. Ik wil dit verduidelijken aan de hand van het volgende voorbeeld.

Omdat bij autistische kinderen de informatieverwerking verstoord is, is het goed het kind te leren omgaan met nieuwe prikkels. Men kan vanuit een liedjesstructuur te werk gaan, door bijvoorbeeld aan het begin en aan het eind van een sessie steeds hetzelfde liedje te zingen. Zo ontstaat er structuur binnen een sessie waardoor de informatieverwerking van het kind minder belast wordt en het zich veilig(er) voelt. Als het kind zich veilig en geaccepteerd weet, kan er zoiets als contact en communicatie ontstaan, en uiteindelijk misschien zelfs een soort gedragscoördinatie in de vorm van een gezamenlijke improvisatie, die op haar beurt een positieve uitwerking kan hebben op de gedragingen van het kind in het dagelijks leven.

Uit bovenstaande is op te maken dat er eerst aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, zoals veiligheid en acceptatie, door bijvoorbeeld het ritueel van een liedje zingen aan het begin en het eind van elke sessie. Vervolgens is het doel van de therapeut in contact te komen met het autistische kind in een gezamenlijke improvisatie waarbij de therapeut zijn gedrag aanpast aan dat van het kind. Hier is nog sprake van eenrichtingsverkeer. Vervolgens wil de therapeut met het kind tot een vorm van gedragscoördinatie komen door bijvoorbeeld een muzikaal vraag-en-antwoordspelletje. In dit geval is er sprake van tweerichtingsverkeer en wordt er toegewerkt naar uitbreiding van de (muzikale) kwaliteiten van het kind.

Eigenlijk is het vermogen tot coördinatie de spil binnen alle muziek, ook binnen het leven zelf!

Recapitulerend kun je zeggen dat de schema’s van muziektherapeutische improvisaties haar doelen en subdoelen zijn en dat het medium muziek ingezet wordt om die (sub)doelen te bereiken.

Het medium muziek is natuurlijk een veelomvattend begrip en bestaat zelf ook weer uit allerhande facetten.

 

Enkele specifieke aspecten van het medium muziek

 

Hoe kan iemand door middel van een muzikale improvisatie in een therapeutische zetting in contact komen met zijn problemen en hoe kan het medium muziek bijdragen aan revalidatie of ontwikkeling naar een beter welzijn? Met welke middelen gebeurt dat dan?

Elke (kunstzinnige) therapievorm moet haar bestaansrecht baseren op de speciale kenmerken van het eigen medium. Welke therapeutische mogelijkheden zijn nu specifiek voor het medium muziek; hoe onderscheidt zij zich van de andere creatieve therapieën?

Smeijsters stelt in zijn Handboek Creatieve Therapie dat muziek in staat is gevoelens op te roepen door een zestal aspecten.[5] De muziek kan een ding, situatie of persoon uit het dagelijks leven symboliseren. Dit aspect wordt dan ook symbolisering genoemd. Het tweede aspect is associatie waarbij de muziek doet herinneren aan iets uit het verleden, dat kan ook weer een persoon, ding of situatie zijn. Analogie is het derde aspect. Hierbij zijn muzikale parameters als maat, toonsoort en klankkleur een afspiegeling van het gevoel. Verder zet muziek aan tot beweging. Bij een leuke melodie willen we gaan klappen en/of dansen! Bij een treurige melodie in een 6/8 maat wiegen we soms mee. Muziek kan structuur bieden en aanzetten tot het ordenen van informatie in tijd, in het na elkaar. Tenslotte komt in een muzikale dialoog de relationele betrekking als het ware onder een vergrootglas te liggen; hoe is de verhouding tussen therapeut en cliënt(en). Dit zesde aspect is daarom dat van de communicatie.

Smeijsters noemt het gebruik van bovenstaande aspecten muzikaal duiden,[6] waarbij het muzikale spel een buitenmuzikale betekenis krijgt, zoals inderdaad een dialoog of een instrumentaal gehuil, waarbij latente danwel manifeste gevoelens en wensen geuit kunnen worden in een niet-alledaagse context en moeilijke situaties uit het dagelijks leven nagebootst kunnen worden. Op die manier is de muzikale improvisatie een manier om vorm te geven aan jezelf en aan je persoonlijke geschiedenis op een veilige afstand van de echte situatie. Je bevindt je als het ware in een alsof-situatie. Door die kunstmatigheid kan het gedrag ten opzichte van de werkelijkheid veranderen omdat je een alsof-waarheid binnentreedt zonder de confrontaties uit de ‘echte waarheid’. Het evenwicht tussen nabijheid en afstand zorgt voor een persoonlijke groei.

Ik wil hier nog kort ingaan op het feit dat muziek structuur kan bieden. Veel cliënten hebben weinig tot geen besef van tijd en ruimte. Muziek kan dit besef verhogen omdat zij een cognitieve functie heeft. Muziek is een medium van het na elkaar, zij schrijdt voort in tijd en kan een verbinding leggen tussen verleden, heden en toekomst. Zij stimuleert tot het opslaan van informatie en het anticiperen op toekomstige informatie.

De zes genoemde aspecten vinden hun oorsprong in de kunst-analoge muziektherapie waarbij wordt uitgegaan van een overeenkomst tussen het psychische en het muzikale, i.e. dat de wijze van improviseren iets kan zeggen over de geestelijke- en lichamelijke gesteldheid van iemand.

 

 

Vraaggesprek met Ulrich Wentzlaff-Eggebert en casus 

 

Om het een en ander te weten te komen over mijn onderwerp door middel van het stellen van gerichte vragen, heb ik een vraaggesprek gehad met Ulrich Wentzlaff-Eggebert, hierna te noemen Uli zoals hij zelf wenst. Dit gesprek had ik bij hem thuis op maandag 21 maart om 09.30 uur. Eerst volgen hier wat achtergronden over Uli’s opleiding en werk.

Uli studeerde, naast basgitaar en contrabas lichte muziek, muziektherapie aan het conservatorium Enschede van 1998 tot 2002. Zijn stage liep hij in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Na zijn studie werkte hij mee aan projecten voor weeskinderen in Roemenië en werkte hij in Nederland op een school voor immigranten. Verder heeft hij in een verpleeghuis gewerkt, onder meer met mensen die aan dementie en/of Korsakoff lijden (afdeling psychogeriatrie) en was hij muziekdocent in het speciaal basisonderwijs (MLOK).

Tegenwoordig geeft Uli muziektherapie en –les op een muziekschool en heeft hij veel optredens in onder meer de jazzmuziek, folk- en balkanmuziek, in een Big Band en soms in de theatermuziek.

Uli is afgestudeerd met een scriptie over improvisatie: Improvisatieles voor muziektherapiestudenten. Opmerkingen over het creëren van leerinhouden. Het is een intermuzikale benadering vanuit de “64 clinical techniques” van Bruscia.[7] Met intermuzikaal wordt de relatie bedoeld tussen therapeut en cliënt zoals die zich uit in hun muzikale interactie. De 64 improvisatietechnieken zoals die genoemd worden door Kenneth Bruscia in zijn boek getiteld: Improvisational Models of Music Therapy,[8] worden toegepast op het intermuzikale aspect om te onderzoeken wat improvisatie kan betekenen op relationeel vlak. Welke van de improvisatietechnieken van Bruscia gaan over intermuzikaliteit? Uli’s vraagstelling luidt:

Is het mogelijk, om de technieken van Bruscia als uitgangspunt te gebruiken voor het creëren van leerinhouden voor ‘op muzikale aspecten gerichte improvisatieles voor muziektherapiestudenten?’[9]

 

Uli vertelt

 

Op mijn vraag wat muziektherapie betekent antwoordt Uli het volgende:

 

Muziektherapie betekent voor mij een therapievorm waarin muziek wordt ingezet om de voorafbesproken behandeldoelen die door cliënt en therapeut zijn opgesteld te bereiken.

Muzikaal improviseren is het ter plekke verzinnen en/of aanpassen van muziek. Het gaat om een spontane schepping van muziek op basis van culturele, schematische en/of relationele afspraken. Een muziektherapeutische improvisatie is in principe hetzelfde, maar dan op basis van bepaalde behandeldoelen.

Binnen het medium muziek gebeurt heel veel. Binnen een vrije improvisatie kunnen bepaalde dingen bereikt worden door middel van het muzikaal interveniëren door de muziektherapeut. Als muziektherapeut reageer je bijvoorbeeld op een frase, het interval of een andere muzikale parameter uit het spel van de cliënt en gebruikt zo als het ware zijn muzikale gedrag als cue. Als de cliënt bijvoorbeeld voortdurend het interval van een kwart speelt, kan de therapeut daarop reageren door het ‘Wilhelmus’ te gaan spelen of ‘Zie, ginds komt de stoomboot’. Er ontstaan aspecten van herkenning en humor, actie en reactie. Het muzikale spel zegt iets over je gedrag, je kwailteiten en zwakheden. Ook je eigen lichaamstaal, je bewegingen vertalen zich in klank. In principe onbewust, maar doordat je er op gewezen wordt, hetzij verbaal, hetzij door een muzikale reactie van de therapeut, word je je bewust van je (muzikale) gedrag. Dit gedrag kan binnen de muziek veranderen, doordat de therapeut met zijn spel een reactie probeert te ontlokken van de cliënt. Dit kan heel confronterend of juist een uitdaging zijn. Het ligt aan de aard van de cliënt hoe hij op een interventie van de muziektherapeut reageert. Door muzikale interventie kan de therapeut het spel en de beleving van de cliënt beïnvloeden en kunnen gevoelens tastbaar worden binnen de veilige atmosfeer van het improviseren. Op de lange termijn kan dit ook leiden tot veranderingen in het gedrag van de cliënt in het dagelijks leven.

 

Wat is nu het ‘schema’ van een muziektherapeutische improvisatie?

 

Tijdens een gebonden improvisatie kun je een buitenmuzikaal thema als uitgangspunt nemen. Bijvoorbeeld een persoon en/of situatie van vroeger, een stemming, oorlog enzovoorts. Op basis van dat thema kun je bijvoorbeeld kiezen voor een rollenspel dat zich afspeelt in de betreffende situatie. Op die manier kan gedrag veranderd worden, door in de veilige context van de improvisatie bijvoorbeeld het tegenovergestelde gedrag op te bouwen.

Een ander ‘schema’ waarop het muzikale spel gebaseerd kan zijn is de vrije improvisatie, waarbij geen sprake is van een opdracht. Verder kan de therapeut kiezen voor bepaald instrumentarium, zoals het gebruik van pentatonisch gestemde instrumenten of het gebruik van alleen een trom, waardoor harmonie en melodie uitgesloten zijn.

Verder kan de therapeut werken vanuit een bepaald mensbeeld danwel vanuit een bepaalde stroming of school. Ik ben meer pragmatisch ingesteld, werk vanuit mijn gevoel en speel in op de dingen die op dat moment gebeuren. De essentie van een muziektherapeutische improvisatie is het muzikaal contact. Het ligt aan de situatie, het spel en de referentiekaders van therapeut en cliënt hoe dat contact tot stand komt. Dat kan namelijk op allerlei manieren.

 

Kun je zeggen dat alle actieve muziektherapie bestaat uit het muzikaal improviseren? Met andere woorden; is actieve muziektherapie synoniem aan improviseren?

 

Nee. Je kunt als therapeut namelijk ook werken met liederen en het voorspelen van muziek. Een popband bijvoorbeeld, kan structuur geven in de jeugdpsychiatrie. Zo’n optreden brengt plezier met zich mee, liedjes kunnen naderhand nagespeeld worden. Dit zorgt vaak voor veel lol waarbij kinderen vaak voor het eerst een muziekinstrument hanteren. Dit soort sessies draagt bij aan de vergroting van hun identiteit en het verhogen van hun eigenwaarde. Maar er is geen sprake van improvisatie, terwijl het wel gaat om een situatie waarbij muziek wordt ingezet als therapeutisch middel.

 

Als laatste vraag aan Uli heb ik hem een casus voorgelegd, namelijk die van Yvonne Oussoren die gedurende een jaar in therapie is geweest waar muziektherapie deel uitmaakte van het behandelplan.

Ik heb Uli de moeilijke vraag gesteld wat voor een behandelplan hij zou opstellen met betrekking tot haar persoonlijke problemen. Hij heeft haar nog nooit ontmoet waardoor de vraag bijna onmogelijk te beantwoorden is. Toch heb ik hem gevraagd zich eens in te leven in haar situatie en in hoe hij met haar te werk zou gaan.

Nu volgt eerst een korte uiteenzetting van Yvonne’s persoonlijke geschiedenis en achtergronden. Vervolgens gaat Uli in op zijn behandelideeën wat betreft deze casus.

 

Yvonne’s verhaal

 

Yvonne werd gedurende een jaar behandeld in een dagcentrum van de GGZ Buitenamstel Amsterdam, locatie A.J. Ernststraat, alwaar zij deelnam aan zeven verschillende therapieën waaronder muziektherapie. Deze therapieën kwamen wekelijks terug en daarnaast had zij één keer per maand een medicatiegesprek met de psychiater en systeemtherapie. Dit pakket aan therapieën gaf de betrokkenen een zo’n volledig mogelijk beeld over de problemen waardoor Yvonne zo goed mogelijk geholpen kon worden. Haar muziektherapeut was Ceciel Kappers.

Problemen die aanleiding gaven om in therapie te gaan waren een zeer negatief zelfbeeld door onder meer pesterijen in het verleden, eet- en drinkproblemen (overgewicht), onzekerheid, angst over wat anderen van haar denken, weinig vertrouwen in zichzelf en anderen, liegen in de zin van het moeilijk vinden de waarheid te vertellen over bijvoorbeeld eetgedrag, en opgekropte gevoelens zoals boosheid.

Doelen waren meer in contact te komen met de eigen binnenwereld en die te uiten, ruimte nemen voor zichzelf en eigen ontwikkeling, omgaan met en uiten van boosheid, assertiever worden, zelfstandiger worden (wilde zelfstandig gaan wonen), eet- en drinkgedrag bijstellen, leren aanvoelen wat zij zelf wil, denkt en kan.

Het niet de waarheid willen vertellen komt waarschijnlijk voort uit een behoefte om de ouders te willen beschermen en de behoefte aan autonomie. Verder is Yvonne angstig dat haar ouders boos worden als zij de waarheid vertelt.

Wat opvalt is de tegenstelling dat zij wil voldoen aan de (vermeende) verwachtingen van anderen en tegelijkertijd bijna schaamteloos haar ziel en zaligheid kan blootleggen aan personen die het helemaal niet aangaat. In beide kan zij doorslaan en het was dan ook doel om  veel meer een evenwicht te vinden in afstand en nabijheid in het contact met anderen.

 

Schets van een behandelplan door Uli

 

Het is inderdaad moeilijk voor me dit van te voren allemaal te bedenken zonder haar gezien te hebben. Ten eerste moeten een therapeutische relatie en het vertrouwen in elkaar de ruimte krijgen om te ontstaan. Dat kan een tijdje duren. Afhankelijk van hoe iemand reageert op mij, kan ik moeilijkheden proberen aan te pakken. Het is een wisselwerking van wat Yvonne laat zien en waar we naartoe willen. Daarom zou ik ook vooraf een gesprek met haar voeren over wat ze wil, waar ze tegenaan loopt en of ze er iets aan wil doen. Verder is de invulling van wat ik met haar ga doen afhankelijk van welke doelen de andere therapieën hebben, in welke fase de behandeling zit en welke therapie welke rol kan innemen ten opzichte van de patiënt. Bepaalde gebieden waar ze niet met woorden bij kan, kunnen misschien wel door middel van muziek blootgelegd en aangesproken worden.

Ik zou misschien beginnen met individuele therapie, omdat een groep haar kan afleiden van zichzelf. Later zou ze in de groep dat evenwicht tussen afstand en nabijheid kunnen oefenen en stil kunnen staan bij vragen als: Hoe kom ik over? Hoe kan ik dat muzikaal vormgeven en eventueel veranderen? Wie of wat komt te dichtbij?

Met behulp van bepaalde muzikale opdrachten kan zij binnen het veilige medium van improviseren in contact komen met zichzelf en de ander. We zouden bijvoorbeeld een bepaalde pestsituatie uit het verleden als thema voor een improvisatie kunnen nemen en daarmee experimenteren om erachter te komen wat past, wat werkt voor haar. Hierdoor

zullen herinneringen boven komen en kan zij bewust worden van wat zij heeft gevoeld. Dit kan in de vorm van een rollenspel waarin de situatie wordt nagebootst en ander gedrag uitgeprobeerd kan worden door middel van het omdraaien van de rollen warbij Yvonne de pestkop is en ik het slachtoffer. Want ik kan me zo voorstellen dat zij zich erg terugtrok naar aanleiding van de pesterijen van vroeger waardoor de woede naar binnen slaat. Het is dan goed om binnen de sessie met elkaar andere mogelijkheden te verkennen van het omgaan met woede. Een muzikaal voorbeeld is het hard/zacht spelen op een muziekinstrument, waarin uiting gegeven kan worden aan de woede en het patroon van zichzelf terugtrekken doorbroken kan worden.

 

Ik vertelde Uli dat Yvonne toen ze voor het eerst de therapieruimte binnenkwam meteen achter het drumstel plaatsnam en vroeg hem of dat iets zou kunnen betekenen en zoja; wat.

 

Haar drumstelgebruik meteen al in de eerste sessie geeft aan dat ze veel energie heeft. Het is een hard instrument qua geluidssterkte en misschien kroop Yvonne er meteen achter om uiting te geven aan haar opgekropte woede. Op zo’n drumstel kun je een muur van geluid neerzetten en daarom zou het ook kunnen dat zij het instrument meer als bescherming van zichzelf zag; ‘je kunt niet bij mij komen’. Het geluid overstemt alles. In dat geval zou ik naar mogelijkheden zoeken om die muur samen af te breken en te bekijken wat erachter zit.

 

Behandeling zoals die heeft plaatsgevonden

 

Yvonne maakte in de muziektherapie deel uit van groepsimprovisatie, iets dat naar eigen zeggen, van groot belang was voor haar omdat zij in het verleden al zo vaak alleen was en problemen in haar eentje plachtte op te lossen. In de groep kun je over je problemen praten en feedback geven over elkaars spel. Verder was het voor Yvonne een grote uitdaging om te dúrven improviseren in de groep, een evenwicht te vinden tussen leiding nemen en afgeven en zo aansluiting te vinden bij de groep. De doelen binnen de sessie waren analoog met die van in het dagelijks leven.

De therapie ving altijd aan met een ‘beginrondje’ waarin een ieder kon vertellen hoe hij zich voelt met eventueel de oorzaak of reden daarvan en waaraan hij zou willen werken.

Vervolgens legde de therapeut uit wat zij wilde doen die ochtend, welke spelvormen zij ging hanteren, om dan aan de slag te gaan met zijn allen. Elke sessie werd ook weer afgesloten in de kring en als iemand nog iets kwijt wilde dan was daar gelegenheid voor.

De groep was van wisselende omvang van drie tot negen personen.

 

Middelen

 

Ondanks dat Yvonne het spannend vond in en met de groep muzikaal te improviseren, is er een aantal werkvormen te noemen die wel degelijk voor haar werkten. Een voorbeeld is de improvisatie op de conga. De groep zit in een horizontale lijn. Ter hoogte van het midden van de rij staat een conga. De opdracht is boosheid toe te laten, te doorleven en te uiten op de conga. Dat heeft Yvonne aangedurfd en naderhand was ze opgelucht en blij dat ze haar angsten op dat moment wist te overwinnen en haar kracht kon tonen.

Ook werd er twee aan twee gewerkt met een spelvorm waarbij de een leider was en de ander volger en vice versa. Dit werd geïmproviseerd zodat een spontaan geven en nemen ontstond.

Maar veelal werd er met de hele groep geïmproviseerd. De improvisatie eindigde meestal met een fade out waarbij de een na de ander ophield met spelen. De muziektherapeut werkte niet vanuit een specifiek mensbeeld. De essentie was dat je speelt wat je voelt waarna je de keuze had om je gevoelens al dan niet te delen met de rest van de groep. Ook buiten de therapie om werd er in de wandelgangen weleens spontaan gesproken over elkaars ervaringen van tijdens de muziektherapiesessies.

De instrumenten die gebruikt werden waren allerlei slaginstrumenten, waaronder ook een gong en een drumstel, gitaren, piano, blokfluit, vogelfluitje, harp en basgitaar.

Zoals al eerder werd vermeld kroop Yvonne tijdens de eerste sessie meteen achter het drumstel en was meteen erg aanwezig. Later wist ze zichzelf wat meer aan banden te leggen waarbij echter het gevaar ontstond dat ze zich te afwachtend opstelde.

 

Veiligheid en acceptatie

 

Yvonne voelde zich niet altijd veilig in de groep. Dit hing samen met haar onzekerheid omtrent een aantal personen binnen de groep waarbij ze zich niet prettig voelde. Halverwege het jaar dat ze muziektherapie had, waren de meesten van hen weg. Yvonne had met name moeite met een bepaald meisje en probeerde haar aandacht te mijden door zich zoveel mogelijk in te houden in haar spel. Maar dit werkte averechts want het irriteerde het meisje dat Yvonne zich zo terugtrok, omdat het juist de bedoeling is met je gevoelens op de proppen te komen! Tijdens de sessie was er de ruimte om daarover van gedachten te wisselen en Yvonne heeft het altijd kunnen zeggen als iets haar dwarszat.

 

In elkaar schuiven

 

Er is een aantal overeenkomsten te noemen tussen de eigenlijke invulling van de behandeling en de ideeën daarover van Uli.

Om enkele te noemen; het uitgangspunt dat de doelen binnen de sessie analoog zijn met die van het dagelijks leven; het exploreren van haar gevoelens van woede en daar uiting aan geven op in dit geval de conga; het zoeken van een evenwicht tussen afstand en nabijheid. Uli gaf als voorbeeld om dat vorm te geven in een improvisatie met drie  instrumenten waarmee Yvonne kan aangeven of Uli ruimtelijk gezien dichterbij mag komen, moet stoppen of weg moet gaan. Aan het verschijnsel afstand-nabijheid wordt op die manier letterlijk vormgegeven. Dit kun je ook doen met afstand/nabijheid in het spel zelf, door bijvoorbeeld als therapeut heel hard te spelen (nabij) of juist heel zacht (afstand). Hierdoor kan de therapeut aftasten hoe dichtbij hij mag komen en Yvonne kan ook door hard en zacht te spelen exploreren hoe dichtbij zij kan en wil komen. Dit kan zich uitkristalliseren in het dagelijks leven.

Ook  de verschillen zijn duidelijk: Uli zou voor zover hij er zicht op heeft beginnen met individuele therapie in plaats van meteen groepstherapie zoals in de praktijk wel is gebeurd.

 

Evaluatie van de therapie en effecten op de lange termijn

 

Op mijn vraag wat ze nu ontwikkeld heeft tijdens de muziektherapie  (temidden van de andere therapieën  waar ze deel aan nam) anwoordt Yvonne:

 

Ik heb geleerd de verwachtingen waarvan ik denk dat anderen die van mij hebben los te laten. Ik was altijd bang wat anderen van me denken, maar het gaat erom wat ík van mezelf vind. Ik ben nu ook veel minder bang om verkeerd over te komen op anderen en daar heeft bijvoorbeeld die oefening op de conga zeker aan bijgedragen, omdat ik mijn woede omtrent de pesterijen van vroeger kon vormgeven. Ik heb ervaren dat er wel degelijk een bepaalde, goede kracht in me zit die ik kan gebruiken in het dagelijks leven. Dit maakt me zekerder waardoor ik assertiever ben geworden.

De werkwijze speel wat je voelt werkte heel goed bij mij. In de sessies speelde ik dan het liefst op de xylofoon of de piano. Ook thuis improviseer ik en speel bijvoorbeeld iets treurigs als ik me verdrietig voel. Daarna voel ik me dan veel beter.

 

Met behulp van onder meer de muziektherapie heeft Yvonne bepaalde gebeurtenissen in haar leven een plaats kunnen geven. De angst van wat anderen van haar vinden, die haar directe oorsprong vindt in de pesterijen uit het verleden, is afgenomen waardoor ze meer durft op sociaal gebied. Vlak nadat ze de therapie heeft afgesloten kwam het ‘liegen’ nauwelijks voor. Daarvoor in de plaats verzweeg ze de waarheid weleens voor haar eigen bestwil en om de goede vrede te bewaren. Tegenwoordig durft ze het duidelijk aan te geven als ze ergens even niet over wil praten. Als er echt iets is dat ze kwijt wil, komt ze er zelf wel mee.

De intrek in haar eigen huisje heeft haar erg goed gedaan en heeft zeker bijgedragen tot een positiever zelfbeeld:

 

Een en ander heeft mij doen beseffen dat ik niet slechts een marionet ben die van hot naar her wordt geslingerd, maar een persoon, met een eigen karakter die weet waar ze naartoe wil!

 

Op mijn vraag wat ze wil bereiken in het leven antwoordt Yvonne:

 

Ik wil een druk sociaal leven opbouwen, qua werk en privé, zodat ik niet de hele dag thuis op de bank voor de televisie hang. Nog het belangrijkst is dat ik mijn emoties wil toelaten, doorleven en uiten en uiteindelijk wil ik mijn medicatie afbouwen [antidepressiva].

 

Tot besluit

 

De muzikale improvisaties hebben Yvonne goed gedaan en hebben voor een goede ondersteuning gezorgd voor de rest van haar persoonlijke ontwikkelingen binnen de andere therapieën.

 

Mijn honger naar informatie over het onderwerp van improviseren nog nauwelijks gestild, rezen er bij mij allerlei nieuwe vragen als:

Wat doen muzikale improvisaties met je? Hoe wordt er geïmproviseerd? Van welke technieken wordt gebruik gemaakt? Wat kun je allemaal ontwikkelen tijdens het improviseren? Wat voor muzikale- en sociale processen komen er op gang? Wat voor interactie vindt er plaats tijdens het improviseren? Wat wordt er in beweging gezet?

Waarom gaat men überhaupt improviseren?

Op al deze vragen wilde ik antwoorden zoeken. Welnu, een groot deel daarvan heb ik kunnen vinden tijdens mijn participerend onderzoek in de vorm van deelname aan een improvisatieweek aan het Conservatorium te Enschede.

 

 

De improvisatieweek

 

Zoals in de beschrijving van de opzet van dit onderzoek al is vermeld, heb ik deelgenomen aan de “Improvisatieweek 2005, docent muziek & muziektherapie” aan het Conservatorium te Enschede. De workshops die ik heb gevolgd waren onder leiding van respectievelijk Ulrich Wentzlaff-Eggebert, Stefan Bauer, Carola Werger samen met Miranda Huls, en Laurien Hakvoort.

Dan volgt nu een concrete beschrijving van de inhoud van de workshops aan de hand van aantekeningen die ik toen gemaakt heb, bandopnamen en de prospectus over de improvisatieweek. Per workshop ga ik hier en daar ook kort in op hoe ik bepaalde aspecten van het improviseren zelf heb ervaren. De achtergronden zoals opleiding en werk van de verschillende leiders worden in de vraaggesprekken die in het volgende hoofdstuk zijn opgenomen nader toegelicht. Behalve die van Uli, aangezien zijn achtergrond al is uiteengezet in een eerder hoofdstuk, en die van Stefan Bauer die ik wel heb opgenomen in de workshopbeschrijving. Omdat ik geen langlopend vraaggesprek met hem heb gehad, leek het mij handiger zijn voorgeschiedenis te noemen alvorens ik inga op de inhoud van zijn workshop.

 

Workshop met Ulrich Wentzlaff-Eggebert, 11 april 2005 van 10.00 tot 12.30 uur

 

In deze workshop gaat het om improviseren waarbij intermuzikale processen centraal staan, gelet op muzikale parameters als toonduur, toonhoogte, klankkleur, dynamiek en klankdichtheid.

De workshop heet dan ook: DE MUZIKALE INTERACTIE BINNEN DE MUZIEKTHERAPEUTISCHE IMPROVISATIE – HET INTERMUZIKAAL NIVEAU.

Het volgende stond in de prospectus:

 

Eén van de belangrijkste karakteristieke eigenschappen van de muziektherapeutische improvisatie is de muzikale interactie tussen therapeut en cliënt(en).

In deze workshop zullen wij deze interactie theoretisch en praktisch veelvuldig benaderen door middel van;

 

Aantal deelnemers; maximaal 8

 

N.b. Neem je eigen instrument mee![10]

 

Tot zover de inhoud van de prospectus. In de volgende paragraaf ga ik in op de invulling van de werkgroep.

 

De werkvormen

 

We begonnen met een introductierondje waarbij iedereen een instrument bespeelde waar hij niet zo veel mee kan. Een ieder speelde een stukje en stelde zichzelf vervolgens voor. We waren met negen personen en na het voorstelrondje begon het ‘echte werk’!

In de eerste spelvorm moesten we van elkaar raden welke parameter er werd overgenomen van de vorige speler. We gingen weer de kring af en namen telkens het spel over van onze voorganger waarbij één parameter ongewijzigd bleef. Het was een leuke oefening om je oren in de goede richting te sturen!

Vervolgens gingen we aan de slag met een improvisatietechniek die incorporating wordt genoemd.[11] Hierbij neem je een element zoals een interval of een ritme van de speler over en borduurt daarop verder in je spel. We begonnen met één iemand die door middel van deze techniek zijn eigen spel uitbreidde. Hij begon met bijvoorbeeld een enkele toonhoogte en ging daarna zijn eigen spel uitbreiden door zijn aanvangsspel in te lijven in een nieuwe improvisatie. Later deden we dit ook in tweetallen en met de hele groep.

Incorporating houdt dus in dat je een element uit het spel van de ander neemt en uit gaat bouwen.

De volgende werkvorm was een vrije improvisatie waarbij je mocht doen wat je wilde. Er was ruimte om van alles uit te proberen.

 

Theoretische achtergronden van improvisatie; drie niveaus waarop processen aan de gang gaan

 

Uli is ook ingegaan op de theorie achter het improviseren. Hij onderscheidt drie niveaus waarop tijdens het improviseren iets gebeurt. Ten eerste heb je het intra- en intermuzikale niveau. Wat gebeurt er in de muziek, respectievelijk binnen het eigen spel en tussen de verschillende spelers.

Het volgende aspect is dat van het inter- en het intrapersoonlijke; wat gebeurt er tussen de spelers, wat zijn de relaties, hoe is het contact en is er sprake van interactie enerzijds, en wat ervaart de speler zelf, wat voelt hij en hoe beleeft hij bepaalde aspecten anderzijds.

Het inter- en intrapsychologische aspect is het derde niveau waarop je naar het proces van improviseren kunt kijken. Hier gaat het om het interpreteren van bepaald (muzikaal) gedrag en wordt een en ander therapeutisch uitgelegd.

Het is de bedoeling deze drie deelgebieden zo goed mogelijk van elkaar te onderscheiden tijdens het observeren van het muzikale gedrag van de cliënt.

 

De parameteranalyse als observatiemethode

 

De parameteranalyse komt uit de moderne kunstmuziek en is ontwikkeld door Carl Bergstrøm-Nielsen. De concentratie op de muzikale parameters vindt haar oorsprong in de seriële compositietechniek van de jaren 1950 waarin parameters als toonhoogte, -duur, -sterkte en klankkleur werden onderworpen aan hetzelfde structuurprincipe om muziek te componeren. Samen met Pierre Boulez (geb. 1925) was de Duitse Karlheinz Stockhausen (geb. 1928) de meest invloedrijke componist wat betreft de ontwikkeling van het integrale serialisme. Zijn talrijke artikelen die in de jaren 1950 werden geplubiceerd maakten van hem de voornaamste theoreticus van het Europese serialisme. 

Bergstrøm-Nielsen is onderzoeker en docent aan de Aalborg Universitet, Institut for Musik og Musiterapi in Denemarken. In zijn parameteranalyse wordt met behulp van muzikale parameters het spel van iemand geanalyseerd. Bergstrøm-Nielsen gebruikt deze observatiemethode in de improvisatielessen en de lessen grafische notatie die hij geeft aan eerdergenoemde universiteit te Aalborg.

Mogelijke parameters zijn: pitch, duration, timbre (loud-soft; dark-light; tone-noise), dynamics, sound/pause, tone differentiation, pulse (pulse; no pulse; regular-irregular), tempo, density (how many tones/given time), degree of contrast, musical material in pure cultivation (quotation; neutral material).

Deze parameters worden van boven naar beneden in een tabel gezet waarachter je een plus kunt zetten als er iets gebeurt of een min als iets onveranderd blijft. Zo kun je noteren als er iets nieuws gebeurt, bijvoorbeeld iemand gaat luider spelen, om meer grip te krijgen op wat er muzikaal gebeurt.

De parameteranalyse als observatiemiddel wordt zodoende ingezet om te onderzoeken wat er gebeurt op inter- en intramuzikaal niveau en kan het beste ingezet worden in een één-op-éénsituatie. Op de lange termijn kun je dan al dan niet een ontwikkeling van de cliënt zien in zijn gebruik van de muzikale parameters.

De parameteranalyse wordt niet alleen gebruikt binnen muziektherapiesessies maar ook binnen de improvisatielessen waarbij wordt geëxperimenteerd met parameters. Het is moeilijk een improvisatie in woorden te vatten, maar door de parameteranalyse ontstaat er meer houvast om je te focussen op muzikale elementen en het gebruik daarvan in kaart te brengen.

 

De improvisatietechnieken van Bruscia

 

Kenneth Bruscia heeft veel muziektherapeutische literatuur onderzocht waarin het improviseren en wat er muzikaal gebeurt beschreven worden. Bruscia heeft daar 64 clinical techniques[12] uit gedestilleerd. Uli heeft zich vervolgens beziggehouden met 23 technieken waarvan hij denkt dat deze veel voorkomen in improvisaties, ook als je vrij improviseert. Dit hangt samen met het reactiepatroon dat mensen hebben tijdens het improviseren. Er zit blijkbaar een soort wetmatigheid in hoe mensen (muzikaal) op elkaar reageren.

Uli maakt, al dan niet in navolging van Bruscia, een onderscheid in empathische technieken, structurerende technieken, ontlokkende technieken en technieken om een nieuwe richting in te slaan. De techniek die we hebben uitgeprobeerd in deze workshop, incorporating, valt onder de empathische technieken. Andere technieken die hieronder vallen zijn; exaggerating, pacing, reflecting, imitating en synchronizing.

 

Workshop met Stefan Bauer, 12 april 2005 van 10.00 tot 12.30 uur

 

Stefan Bauer studeerde schoolmuziek in Weimar en geeft tegenwoordig pianoles aan studenten docerend musicus aan de Hochschule für Musik Franz Liszt te Weimar. Om later met kinderen te kunnen zingen leert hij zijn studenten allerlei soorten stijlen te spelen, van folksong tot jazz, van blues tot latin. Hij is zelf pianist in een jazz quartet waarmee hij één á twee concerten per maand heeft.

Muzikaal improviseren betekent voor hem vrij, zonder grenzen, van alles uit te kunnen drukken, zoals gevoelens, zonder vast te zitten aan muziektheorie. In zijn jazzimprovisaties geldt hetzelfde, maar wel met ritmische- en harmonische beperkingen.

 

De workshop is getiteld: vrije improvisatie.

Bauer is een routinier in de vrij geïmproviseerde muziek. Samen met de deelnemers zal hij de grenzen van het gedurfde onderzoeken.[13]

 

De groep bestond uit twaalf personen waarvan het merendeel uit Münster kwam, waardoor er Duits werd gesproken, mede omdat Stefan zelf ook Duits is.

We begonnen met een spelvorm waarbij geïmproviseerd werd naar aanleiding van een soort grafiek. Bij de wijde stukken werd luid gespeeld, bij de smalle zacht. Hoe lichter de kleur hoe hoger het toonspectrum en vice versa.

We speelden het eerst in ieders eigen tempo en daarna in een gezamelijk tempo waarbij goed geluisterd moest worden naar elkaar om het een beetje gelijk te krijgen zodat er een samenhangend geheel kon ontstaan.

Later gingen we improviseren op basis van een moeilijker grafiek waarin momenten zaten waarbij plotseling hard danwel zacht gespeeld moest worden of waarbij we plotseling moesten stoppen terwijl we net heel luid zijn gaan spelen. Verder zat er ook een plotselinge korte geluidspuls in waarbij tegelijk luid ingezet moest worden. Het vereist veel luister- en aanvoelwerk dit soort aspecten gelijk te krijgen. We mochten ook afspreken dat één van de spelers een sein gaf door middel van bijvoorbeeld een hoofdknik. Ook bij deze oefening golden de lichte- en donkere kleuren voor respectievelijk hoge- en lage toonspectra. Deze oefening bleek het lastigst te coördineren.

Daarna hebben we de tweede grafiek gespeeld maar dan alleen met dichtheid van tonen. Hoe smaller de getekende vorm, hoe minder nootjes en vice versa.

Vervolgens zijn we wat meer gebonden gaan improviseren op basis van een accoordenschema en vaste ritmes. Eén voor één hebben we gesoleerd op het keyboard.

De volgende werkvorm omvatte het improviseren naar aanleiding van een kunstwerk, in dit geval een schilderij. Met elkaar speelden we een pentatonische ‘bedje’ waarop iedereen na elkaar zijn zelfgekozen element uit het schilderij muzikaal ging verklanken in een korte improvisatie van ongeveer tien seconden.

 

Workshop met Miranda Huls en Carola Werger, 13 april 2005 van 10.00 tot 12.30 uur

 

Titel van de workshop: Modulair werken met improvisatie.

Cursusomschrijving:

 

In de huidige gezondheidszorg is het werken met modules niet meer weg te denken. Voor de beroepsuitoefening van de muziektherapeut betekent dit dat er zo veel mogelijk kortdurend en doelgericht gewerkt wordt.

 

Tijdens deze workshop doorlopen we in vogelvlucht [sic] twee bestaande modules:

 

In de module “leren concentreren met muziek” worden de basisvaardigheden m.b.t. ordenen/structureren in muziek aangeleerd. Deze module kan ook in andere werkvelden (b.v. onderwijs) toegepast worden.

 

In de module “de angst de baas” ligt het accent op het onderzoeken en leren herkennen van je angsten en verlangens.

 

In beide modules wordt gebruik gemaakt van improvisaties.

Aantal deelnemers; maximaal 15.[14]

 

Eén van de centrale vragen in deze werkshop luidt; aan de hand waarvan kun je allemaal improviseren? Voorbeelden zijn:

1.   Naar aanleiding van een foto. Deze improvisatie deden we met de hele groep.

 

2.   Op basis van één of meerdere woorden. Twee mensen kozen een woord (hemel en ochtend) en we zijn in twee groepen gaan improviseren.

 

3.    Aan de hand van een ziektebeeld/stoornis, zoals

4.    Naar aanleiding van een gerecht. We hadden de keuze uit;

5.    Je kunt ook aan de hand van zintuiglijke waarnemingen improviseren, zoals naar aanleiding van iets dat je hebt geproefd, geroken of aangeraakt. Je kunt bijvoorbeeld klankschalen nemen en die vullen met warm water en een geurtje en als voetenbadje gebruiken.

 

Toen was het tijd voor het intermezzo; de helft van de groep ging achterover zitten en liet zich verrassen door het improvisatiespel van de andere helft van de aanwezigen.

 

Na een korte pauze gingen we in twee kringen zitten, een binnen- en een buitenkring. De binnenkring speelde naar aanleiding van een opdracht, de buitenkring luisterde naar wat er gespeeld werd en probeerde zodoende de opdracht te achterhalen. Carola en Miranda hadden kaartjes waarop allerlei soorten spel genoteerd stonden, zoals inspelen, vals spelen, samenspelen, laag spelen, hoog spelen en doorspelen. Elke spelvorm kun je uitleggen op basis van haar inhoudelijke aspect enerzijds, ofwel de letterlijke, muzikale betekenis, en het betrekkelijke aspect anderzijds, i.e. een uitleg vanuit de muziektherapie en aan de hand van het analoge proces. Laag spel bijvoorbeeld, kun je uitleggen als het gebruik van met name het lage toonspectrum van een instrument, maar ook als gemeen zijn.

Als je als speler een opdracht krijgt, bijvoorbeeld buitenspel, dan ga je met een bepaalde intentie spelen om datgene uit te drukken, maar datgene wat jij laat horen kan niet altijd volkomen gedecodeerd worden door de luisteraar en/of de andere speler als ‘buitenspel’.

Een volgende spelvorm is ‘het gezin’ waarbij de groep improvisatoren wordt gesplitst in gezin A en gezin B. Eén lid van gezin A krijgt een spelopdracht waarvan de rest van de gezinsleden van A en gezin B niet weten wat die is. Gezin A gaat als eerste improviseren met elkaar terwijl gezin B luistert en observeert. Nadat de eerste groep is uitgespeeld, gaat de observatiegroep muzikaal reflecteren wat zij heeft waargenomen. Er wordt één persoon aangewezen die de solist van groep A gaat imiteren. Wat heeft B in het spel van A gehoord? Kunnen zij dit ook weer adequaat overbrengen in hun spel? Hoe goed kunnen zij zich inleven in het spel van de anderen? Waar hebben ze op gelet?

Op die manier kun je heel goed meten hoe iemand overkomt en hoe iemand zijn boodschap in de vorm van een spelopdracht uitdraagt en hoe groot iemand dat kan of durft te maken. Observatie, interactie en het zo adequaat mogelijk overbrengen van intenties spelen hierbij een grote rol. Met behulp van deze spelopdracht kun je met elkaar uitwisselen hoe je iets ervaren hebt en kun je erachter komen of eigen gedachten alleen in jou zitten of dat bepaalde aspecten ook door anderen op een bepaalde manier wordt ervaren. Spelenderwijs ontwikkel je zelfkennis en inzicht in anderen.

Dit zijn relatief veilige systemen om de intenties die zich daarbinnen afspelen te onderzoeken, want het gaat over de muziek en (nog) niet over jou. De ‘gezinsleden’ kunnen ook onderling van rollen wisselen, zodat je kunt leren je in te leven in de ander. Centraal bij dit soort opdrachten en bij vele andere spelvormen staat de (muzikale) interactie tussen personen en op basis van welke bewuste danwel onbewuste intenties deze plaatsvindt.

In systemen als je familie, de maatschappij, het werk en de sportvereniging heeft iedereen zijn eigen plek. Hoe voelt het om van plek te ruilen? Hoe beleef ik de rol of positie van de ander? Waarom durf ik geen andere plek in te nemen binnen een systeem?

Op deze wijze kunnen rollen en posities binnen een bepaald systeem in beweging worden gezet. De muziektherapeutische improvisatie leent zich daar prima voor. In de muziek gaat het om datgene wat je meedeelt door de noten heen. Dat is juist hetgene waardoor je geraakt wordt. Er zit altijd iets van jezelf aan je spel verbonden, meestal onbewust. De context bepaalt ook of je inderdaad ‘vrij speelt’.

Het was alweer tijd voor het intermezzo waarbij de ene helft van de groep zich mocht onderdompelen en ontspannen in een warm klankbad gecreëerd door de andere helft van de groep. Deze werkvorm gebruikt Carola ook wel eens in haar werk als muziektherapeut in de volwassenenpsychiatrie, waarbij de cliënt ook kan aangeven wat hij wil horen. Dat is ook een goede oefening om duidelijk aan te geven wat je wil.

Vervolgens, na weer een korte pauze, gebruikten we ons eigen lijf als muziekinstrument door een improvisatie op het eigen lichaam te spelen. We deden dit als één groep, simultaan. Deze werkvorm is erg functioneel en zorgt ervoor dat je je eerste schroom overwint, dat je lichaam warm wordt, dat je loskomt en is een stimulatie van de eigen ik-beleving.

Hierna splitsten we ons weer in twee groepen. Groep A speelde eerst. Vervolgens gebruikte groep B de improvisatie van groep A om verder op te improviseren.

(De mate van) het improviseren kun je beïnvloeden door eens een niet zo voor de hand liggend instrument te kiezen.

 

Workshop met Laurien Hakvoort, 14 april 2005 van 10.00 tot 12.30 uur

 

De workshop is getiteld: TERUGSPEELTHEATER.

Omschrijving van de workshop:

 

De muzikale improvisatievormen die in deze workshop aangeboden worden zijn enkele van de muzikale vormen die voortkomen uit het Terugspeeltheater (internationaal bekend als Playback Theatre).

Terugspeeltheater is een improvisationele vorm van theater waarin een gebeurtenis die door iemand verteld wordt direct wordt teruggespeeld, zowel dramatisch als muzikaal. Tijdens de workshop werk je aan enkele basale vormen aan de hand van verhalen die jij of jouw medestudenten vertellen:

1. Three soli

2. Duet/trio en

3. Chorus with break.

Je gaat de muzikale improvisaties zeker combineren met dramatische of theatrale kanten!

Literatuur voor hen die van te voren al iets meer willen weten over deze vorm kan ik adviseren: Jo Salas (1993) Improvising Real Life, Dubuque IA; Kendall/Hunt Publishing Company.

Aantal deelnemers; maximaal 16 mensen

 

N.b.: Neem je eigen instrument mee![15]

 

We begonnen met een op de grond getapete soort Engelse vlag; een vierkant met een plus- en een keerteken erin.

Een paar mensen moesten over de lijnen gaan lopen en zodra ze iemand ontmoetten moesten ze

Later werd de stemming ofwel de sfeer van de begroeting door een klein ensemble muzikaal begeleid.

 

De volgende werkvorm was naar aanleiding van een verhaal dat Laurien vertelde. Drie mensen produceerden met hun stem op 2x1 ademteug een geluid dat zij met het verhaal in verband brachten. Dit deden zij

Dit alles deed je zonder (bestaande) woorden.

 

Weer een andere werkvorm is dat je in tweetallen één aspect van het  verhaal als uitgangspunt neemt voor je spel. De één bespeelt daarbij een instrument, de ander maakt gebruik van theater. De muzikant begeleidt zodoende het toneelspel van de ander. Als je klaar bent bevries je met zijn tweetjes en begint het volgende koppel.

Bij deze spelvorm mag wel gesproken worden en het verhaal hoeft niet chronologisch tot uitdrukking gebracht te worden. Ook dat wat al gespeeld is mag nog een keer gespeeld worden.

Hoe groter het toneelspel, hoe makkelijker het is om muzikaal te begeleiden en vice versa. Het is de bedoeling dat je als spelers de gevoelens en de beleving van de verteller vorm geeft.

Vervolgens deden we dezelfde werkvorm, maar nu met een meer sturend muzikaal spel.

De laatste spelvorm is die waarbij vier acteurs en twee muzikanten het verhaal gaan vertolken. De verteller kiest wie welk element uit het verhaal gaan spelen, zoals een personage, een sfeer, een object, een stemming, een situatie enzovoorts.

De muzikanten zetten eerst de sfeer neer en als zij stoppen begint het toneelspel. De muzikanten ondersteunen vervolgens voortdurend het toneel.

De toneelspelers spelen tegelijkertijd en sturen het verhaal. Als iemand bijvoorbeeld schrikt, wordt dat muzikaal ondersteund.

Dezelfde spelvorm hebben we ook met drie acteurs met ieder een begeleider gedaan, waarbij zij zelf mochten kiezen welk personage zij neer gingen zetten.

 

Tot slot

 

De improvisatieweek kwam ten einde en vol nieuwe ervaringen ging ik  donderdagmiddag 14 april huiswaarts. Tijdens de week heb ik contacten gelegd met een aantal workshopleiders en studenten om op een later tijdstip eens van gedachten te wisselen over het improviseren in de muziektherapie. De nu komende hoofdstukken bestaan uit vraaggesprekken die ik heb gehad met respectievelijk Laurien Hakvoort, Miranda Huls en Carola Werger. Zij zijn alledrie muziektherapeut en hebben in de improvisatieweek workshops geleid.

 

 

Vraaggesprek met Laurien Hakvoort

 

Op woensdag 27 april begaf ik mij naar Utrecht voor het gesprek met Laurien Hakvoort. Eenmaal geïnstalleerd met pen en papier, een lopende memorecorder en een kopje thee vuurde ik mijn eerste vragen af. We hebben ongeveer vijf kwartier met elkaar gesproken met als leidraad de vijfendertig vragen die ik vooraf had opgesteld. De respondenten konden verder vrijuit spreken, omdat ik zoveel mogelijk de eigenheid van hun verhaal wilde bewaren. De vragen waren dus deels om het gesprek wat te structureren en deels om aan voor mijn scriptie-onderwerp relevante informatie te komen. Ik heb de respondenten steeds eerst gevraagd iets te vertellen over hun achtergrond qua opleiding, werk, ervaring en interesses.

Zoals ik al in de onderzoeksopzet heb vermeld heb ik de gesprekken zo goed als letterlijk getranscribeerd van band en staan de antwoorden cursief.

 

Even voorstellen

 

Ik heb mijn opleiding gedaan in Amersfoort van 1989 tot 1993 en heb mijn stage destijds gedaan in de volwassenenpsychiatrie op een therapeutische gemeenschap en met jongeren. Ik heb daar direct, of eigenlijk nog voordat ik afgestudeerd was, een poos gewerkt en ben daarna naar Amerika gegaan om mijn studie te vervolgen omdat ik niet zo tevreden was over de opleiding in Amersfoort. Ik heb daar muziektherapie en onderzoek gestudeerd een jaar.

Ik ben afgestudeerd op piano-improvisatie over hoe mensen improviseren met muzikale ervaringen ten opzichte van mensen zonder muzikale ervaringen en wat voor consequenties dat zou hebben voor als je met mensen in therapie werkt; kun je dan op dezelfde manier hun musiceren beoordelen of niet. Daar is wel een groot verschil in, dus.

Toen ben ik naar Nederland teruggegaan en heb een half jaar gewerkt met kinderen met meervoudige handicaps; visueel gehandicapt en verstandelijk gehandicapt en ook nog fysiek gehandicapt. Ik kreeg toen werk in de forensische psychiatrie in Utrecht en daar werk ik nu bijna elf jaar. In de forensische psychiatrie gaat het om mensen die een gewelddadig delict hebben gepleegd en daarvoor veroordeeld zijn, maar niet helemaal toerekeningsvatbaar worden geacht door een psychische stoornis, zoals psychose, een zware persoonlijkheidsstoornis. De kans dat ze in hehaling vallen van soortgelijk gedrag wordt hoog ingeschat. Daarom krijgen ze naast hun gevangenisstraf ook een behandeling. Dat is verplicht. Sinds ongeveer zeven jaar werk ik als invalkracht en sinds de laatste jaren als vaste kracht als docent methodiek aan het Conservatorium Enschede, aan de muziektherapie-opleiding.

 

Werk je met name met piano-improvisaties?

 

Nee, mijn eigen instrumenten zijn zang en dwarsfluit en ik gebruik als begeleidingsinstrument meer gitaar dan piano. Maar als improvisatie-instrument gebruik ik wel regelmatig de piano, maar ik denk het meeste toch slagwerk. Slagwerk en piano zijn voor mij de meest gebruikte improvisatie-instrumenten.

 

Maak je gebruik van improvisaties in de muziektherapiesessies?

 

Ja! Ik maak daar gebruik van. Niet gigantisch veel. Ik gebruik juist ook heel veel gestructureerde opdrachten, dus het spelen van bestaande popsongs en dat soort dingen. Maar ik maak ook gebruik van improvisatie. In mijn observatie probeer ik altijd te zorgen dat ik iemand in ieder geval in een aantal situaties aan het improviseren krijg, dus muziek te geven zonder voorafbesproken duidelijk structuren om te kijken wat iemand daarmee doet. Maar ik werk met een doelgroep die toch wel heel erg bang is voor controleverlies en het is, behalve in hele gestructureerde improvisaties, moeilijk om te improviseren met ze. Ze zijn bang als het niet meteen goed genoeg klinkt en dan stoot ik ze eerder af dan dat ik ze tot spel kan uitlokken.

 

Wat versta je onder improviseren? Wat betekent het voor jou en de cliënt?

 

Mijn cliënten weten niet wat ze doen, wat dat betreft; dat scheelt. Dus ik heb het nooit over van ‘we gaan nu improviseren’ maar ik heb het altijd over dat we gaan spelen, ongeacht of we improviseren of dat we ons aan een vaste structuur houden. In dat opzicht probeer ik mijn cliënten er niet mee te belasten.

Wat ik er zelf eigenlijk onder versta; improvisatie is iedere vorm waarin meerdere variaties, ofwel vanuit heel gestructureerde vorm danwel vanuit een vrijere vorm, eigen input en eigen variaties op het spel zijn toegestaan. In ritme, in melodie, harmonie, kortom, alles wat je de vrijheid geeft om van het standaardspel af te wijken. Dat is wat improviseren voor mij inhoudt.

 

Hoe zie jij jouw rol danwel attitude als therapeut?

 

Vaak ben ik de aangever, degene die stimuleert en het proces op gang brengt. Ik ben iemand die veiligheid biedt door aan te moedigen en muzikaal stimuleren, een goede basis aan iemands spel te geven en een vorm aan te reiken waarin iemand op die manier daar ook mee kan musiceren. Dat is mijn voornaamste rol daarin. Ik ben degene die het doel in de gaten houdt en zorgt dat datgene wat iemand moet ontwikkelen of juist afleren steeds aan bod blijft.

Waarom is improviseren belangrijk?

 

Wat ik er erg belangrijk aan vind is dat juist in het improviseren mensen hun eigen manier van handelen laten zien, hun eigen manier van doen, en laten horen, zoals; hoe reageren ze op klank? Als ze niet een heel structurerend kader hebben zoals een bekend liedje, wat doen ze dan met klank? Wat doen ze in situaties waarin ze niet weten wat er gaat gebeuren op het moment dat ze die ene toets aanslaan? Ze kunnen zich vaak geen klankbeeld maken. Wij weten dat links wat zwaarder klinkt dan rechts op een piano. Sommige patiënten, ook al hebben ze er al tien keer op gespeeld, weten nog steeds niet waar de zware en de lichte kant op een piano zitten. Aangezien de cliënt zich geen klankvoorstelling kan maken, luister ik naar wat hij er nou mee doet; durft hij daar toch mee aan de slag te gaan of wordt hij heel voorzichtig in zijn spel? Vooral omdat ik vaak het gevoel heb dat het ook iets zegt over iemands gewone attitude, zijn gewone manier van omgaan met nieuwe situaties, met onverwachte situaties. Daar ben ik eigenlijk naar op zoek; die analogie tussen het muzikale gedrag, de manier waarop ze muziek benaderen ten opzichte van hoe ze dat in het dagelijks leven zouden doen.

 

Welke ideologie of welk mensbeeld heeft je ertoe geleid tot het inzetten van het improviseren in de therapiesessies?

 

Enerzijds komt dat stomweg door mijn opleiding om het zo maar te zeggen.  Want als ik bijvoorbeeld naar die Amerikaanse opleiding keek, het idee dat je zomaar ging improviseren was daar gewoon niet. Ze werkten alleen met liedjes en hele gestructureerde opdrachten.

Dus deels door mijn opleiding en dan met name vanuit de psychodynamische hoek van jezelf mogen ontwikkelen, jezelf kunnen ontplooien.

Wat ik zelf merk is dat doordat mensen geen eisen aan zichzelf hoeven stellen, want ze hoeven niet een Joe Cocker te zijn of een Axl Rose, dus doordat die norm er af gaat, het soms ook makkelijker wordt om te musiceren. Dat wisselt hoor, want de ene patiënt heeft de houvast van bijvoorbeeld een nummer van Guns ‘n’ Roses juist nodig om te durven zingen, terwijl een ander dan juist voor zichzelf een hoge drempel opgooit. In dat opzicht vind ik improviseren bruikbaar omdat er geen eis aan zit, het maakt niet uit hoe het klinkt. Het mag ook lelijk klinken, want wij stellen de norm samen als therapeut en cliënt.

 

Wordt improvisatie ook diagnostisch ingezet?

 

Ja. Wat ik net al zei; bij mijn observaties probeer ik een paar opdrachten in een improvisatie te krijgen, zoals piano-improvisatie, drumimprovisaties. Dat probeer ik sowieso altijd in mijn programma te verwerken, vooral om te ervaren hoeveel structuur iemand nodig heeft om te functioneren. Over het algemeen heeft iemand met psychotische kenmerken veel meer moeite met structuur, vasthouden zelf, dan iemand met meer een persoonlijkheidsstoornis.

Wat ik ook merk is dat bijvoorbeeld iemand die heel psychotisch is, die niet weet wat nog de realiteit en wat fantasie is en voor de therapie wel muzikale ervaring heeft opgedaan, soms een hele gezonde kant van zichzelf (terug)vindt in het musiceren. Het gaat misschien niet meer zo snel als vroeger, maar de cliënt beseft wel dat hij nog in staat is te musiceren, dat is nog een geheel gebleven. Dat zijn dingen die ik heel veel gebruik. Ik ga na waar iemands kwaliteiten (nog) zitten en wat heeft iemand nodig aan muziek en aan houvast om te kunnen functioneren.

Waar ik ook heel erg op let is hoe iemand met grenzen omgaat, hoe luistert iemand naar een ander of niet. Hiervoor gebruik ik ook het improviseren om tot een diagnose te komen.

 

Observatiemethoden

 

Ik heb checklisten en aspecten waar ik op let en wekelijks evalueer. Ik let op grenzen, de manier waarop iemand zich tot een ander verhoudt, omdat ik natuurlijk toch met mensen werk die gigantisch over andermans grenzen heen zijn gegaan door een gewelddadig delict te plegen. Dat zijn hele belangrijke aspecten. Ik krijg vaak meer informatie door middel van het improviseren dan dat ik iemand een lied laat zingen of met een stuk laat meedrummen. Juist de interactie vind ik erg belangrijk en is ook een belangrijk aspect van improvisatie.

 

Doelen en thema’s

 

Bij ons is dat vrij specifiek. Het hoofddoel van deze behandeling is dat mensen in de maatschappij terugkeren zonder dat ze dezelfde soort gewelddadige delicten zullen plegen.

Maar we voeden ze niet op en er wordt vanuit gegaan dat een persoonlijkheidsstoornis niet te genezen is. Daarom geven wij de mannen handvatten om in de maatschappij te kunnen fuctioneren. Doelen kunnen zijn; agressieregulatie, impulscontrole, de grenzen van een ander accepteren, je eigen grenzen accepteren en vasthouden en je terug kunnen trekken uit spanningoproepende situaties.

Ik werk nu bijvoorbeeld met een man die heel erg angstig is. De beste manier om die angst te verdoezelen is door heel agressief te worden. Hij merkt ook dat, zodra er iets gebeurt waar hij geen controle over heeft, iets dat juist binnen improvisatie veel voorkomt, die spanning in hem zich opbouwt en hij vervolgens ontploft. Hij slaat alles kort en klein en wordt vreselijk kwaad.

Waar ik met hem eigenlijk mee bezig ben is te onderzoeken welke dingen in de muziek hem ontspanning geven. We hebben gemerkt dat het zingen van bepaalde nummers hem heel veel ontspanning geeft. Dan is het letterlijk een soort karaoketherapie waarbij je een band opzet en hem laat meezingen. Ik heb er met hem aan gewerkt dat op het moment dat hij gespannen is hij die band opzet en meezingt, ook buiten de sessie. Dat gaat ook steeds beter.

Vervolgens ben ik begonnen met improvisaties waarin ik ervoor zorgde dat hij de controle verliest door anders te spelen dan hij van mij verwacht, waarbij ik bijvoorbeeld luider blijf spelen, ook als zijn volume alweer afneemt. Of waarbij ik niet stop terwijl hij verwacht dat ik ga stoppen. Vervolgens laat ik hem die spanning op zich ervaren en vraag hem wat hij nu zou gaan doen. Je kunt weer de boel kort en klein slaan maar kijk eens of het helpt als je nu eens die tape opzet. De improvisatie gebruik ik dus om de spanning naar boven te halen, op te wekken, en bij hem de hele gestructureerde vorm van meezingen om de spanning weer af te bouwen en hem te leren dat dit een manier kan zijn om zichzelf in stressverhogende situaties weer zien te ontladen zonder anderen te kwetsen of pijn te doen.

Dit werkt ook in het dagelijks leven. Ik heb een kopie van die tape gegeven voor op zijn kamer. Het is niet iets wat je zomaar van de ene op de andere dag doet. Wat hij eerst in de therapie een aantal keren gedaan heeft, deed hij ook met begeleiding van een sociotherapeut op zijn kamer en tegenwoordig kan hij dat zelf. Als iets hem dan niet zint wat er op de afdeling gebeurt en hij voelt de spanning opkomen, dan zet hij op zijn kamer zijn favoriete muziek op en zingt hij mee. Na een kwartiertje ofzo komt hij weer naar buiten. In dit geval werkt het ook echt bij hem. Dit bereik je niet van de ene op de andere dag. Er gaat veel tijd in zitten en het moet er echt in slijten.

Ik gebruik ook wel vaker luisteropdrachten om mensen echt een handvat aan te reiken om zichzelf te kunnen ontspannen.

 

Terugkeer in de maatschappij

 

Samen met collega’s werk ik eraan deze mensen terug te laten keren in de maatschappij. Dat doe ik niet alleen. Deze man bijvoorbeeld krijgt ook psychomotorische therapie waarin hij ook weer andere methodes leert rond hetzelfde doel. Hij krijgt dus verschillende vormen van therapie waarin hij verschillende methodes leert zodat hij ook echt keuzes kan maken waar hij op een bepaald moment het meest aan heeft. Op dit moment is voor hem het zingen het belangrijkst, iets dat hij echt als katalysator gebruikt zodat de spanning eruit kan.

Maar voor anderen werken weer andere methodes. Iemand kan het echt heerlijk vinden alles even van zich af te kunnen stompen, even een blokje om te gaan of zich op zijn kamer terug te trekken.

 

Doelen en thema’s binnen de verschillende therapieën; hoe sluiten zij op elkaar aan?

 

We hebben iedere drie maanden een behandelplan- of evaluatie behandelplanbespreking met het hele multidisciplinaire team bestaande uit betrokken sociotherapeuten, een mentor vanuit arbeid en onderwijs, alle vaktherapeuten waar iemand mee te maken heeft (dus muziek-, beeldende- en psychomotorische therapie), een psycholoog, soms een psychiater, soms een psychotherapeut en hoofd behandeling. In die vergadering stemmen we dingen op elkaar af. Willen we dat iemand aan dezelfde doelen werkt of juist op meerdere punten aan verschillende dingen. Hoe pakken we dat aan? Dat wordt iedere drie maanden geëvalueerd en op elkaar afgestemt. Verder hebben we met de vaktherapeuten onderling veel overleg en wisselen we ervaringen uit aan elkaar.

Daarnaast zetten we ook een korte samenvatting van de therapie in een dagrapportage die door de sociotherapie gelezen wordt. Zodat ook zij op de hoogte zijn van de belangrijkste dingen die er in de sessie zijn gebeurd en kunnen  inspringen op eventuele vragen van de cliënt aangaande de therapie doordat ze het terug kunnen lezen.

 

Instrumenten

 

Ik heb met name popinstrumenten die ik gebruik, zoals keyboard, basgitaar, gitaar, electrisch gitaar, microfoon, zangversterking, steeldrum en drumstel. Ik heb wel wat kleine slaginstrumenten, zoals een harpje, maar die worden zelden gebruikt. Drumstel, gitaar en piano zijn de meest gebruikte instrumenten.

 

Werkwijzen

 

Ik werk veel met structurerende technieken op basis van de 64 clinical techniques van Bruscia[16], om iemand een basis te geven zodat hij kan spelen. Verder gebruik ik heel veel van de uitlokkende technieken waarmee ik ze zover probeer te krijgen dat ik ander gedrag te horen krijg, andere reacties dan wat ik normaal krijg. Daarnaast maak ik gebruik van technieken waarmee ik iemand ondersteun en bevestig, de zogenaamde empathische technieken. Dat zijn de drie groepen die ik veruit het meeste gebruik in de improvisaties.

Alle verwijzende technieken gebruik ik vrij weinig. Bij ons wordt er heel gedragsmatig gewerkt. Het doel is iemands gedrag te veranderen waarbij alles wordt ingezet. Ruimte voor emoties is heel erg belangrijk, zolang ze maar in het kader passen van of ondersteunend zijn aan de therapeutische doelen en thema’s. Dat is wel erg bepalend voor de technieken die ik gebruik.

Verwijzende technieken in de muziek zijn herinneringen oproepen, vrij associëren, projecteren, fantaseren, verhalen vertellen, emoties exploreren, pairing en doubling.[17] Daar kunnen onze patiënten heel weinig mee. Ook omdat het zo dichtbij komt. Het gebeurt wel eens dat ik daarmee aan de slag kan met patiënten, maar dat komt vrij zelden voor. In al die jaren heb ik honderden patiënten gezien en ik denk dat ik met misschien tien, vijftien mensen echt zover ben gekomen.

 

Buitenmuzikaliteit

 

Ik werk zelden met buitenmuzikaliteit. Ik werk wel vanuit bepaalde opdrachten zoals een ritme, na elkaar spelen of een gezamelijk thema waarbij één improvisatie boven de grounding van de rest uit komt. Maar ik werk zelden vanuit buitenmuzikaliteit. Reden daarvoor is dat deze patiënten heel goed in schijngedrag zijn, i.e. het vertonen van sociaal wenselijk gedrag in de trant van ‘als jij dat wil, zal ik dat laten zien’.  Zoiets heb ik al gauw door. Daarom probeer ik, om iemand bijvoorbeeld boos te krijgen, in het improviseren een manier van spelen te vinden waardoor iemand zich afgewezen voelt of in een hoek gedreven wordt. Dan weet ik namelijk dat ik met echte gevoelens van die ander te maken heb en dat het niet wordt geacteerd. Ik gebruik zelden dingen als plaatjes waarop iemand moet improviseren, maar dat heeft echt met het soort cliënten te maken.

Toen ik in de gewone psychiatrie werkte deed ik dat wel, omdat mensen daar zelf behandeld wilden worden en daardoor veel meer gemotiveerd zijn. Ongeveer 90% van mijn huidige cliënten is helemaal niet geïnteresseerd in muziektherapie, want zij vinden dat er niet iets mis is met hen maar met de maatschappij. De rechter heeft hen veroordeeld! Dat geeft zo’n andere insteek dat als ik ze niet werkelijk bij hun emoties raak, het ze niets doet.

 

Eén-op-één

 

Ik werk met name individueel. Daarnaast heb ik wel een aantal groepen die eens in de zoveel tijd terugkomen zoals een verslavingsgroep en een empathiegroep, kortom een aantal thema’s die ook in groepsverband gebeuren, maar verder werk ik in een één-op-éénrelatie. Vooral omdat ik natuurlijk voornamelijk met delicten zoals sexueel misbruik en moord te maken heb waarover mensen helemaal niet willen praten in een groep. Ik voel me echter niet bedreigd door deze mensen. De werkband die je opbouwt is de allerbelangrijkste veiligheid, zoals hoe werk ik met iemand samen? Hoe geef ik daarin mijn grenzen aan?

Verder draag ik een lichaamsalarm, zit er een alarm in de muur en heb ik een bewaarder die over de hele onderste verdieping waar alle therapieën gegeven worden rondloopt. Maar de werkrelatie die je met je cliënt opbouwt is de belangrijkste beveiliging.

 

Soort improvisatie

 

Ik maak met name gebruik van gebonden improvisaties. Semi ongebonden en volledig vrije improvisatie gebruik ik vooral met cliënten die een beter reflectievermogen hebben en openstaan voor de eigen verandering.

Een voorbeeld is dat van een cliënt die ontzettend woest was over wat er vóór de therapie was gebeurd. Het liefst had hij erover willen praten, maar ik spoorde hem aan eerst te spelen. Hij op de ene en ik op de andere piano. In eerste instantie wilde ik een volledig vrije improvisatie met hem doen, maar dat lukte niet. Hij kwam niet tot spelen. Toen ben ik begonnen een reine kwint te spelen, melodisch, een paar keer. Vervolgens deed ik er een overmatige kwint bij, ook melodisch. Dus een paar keer c-g, c-g en daarna c-g-gis, c-g-gis. Die reine kwint als basis. De overmatige had iets van wrangheid. Dat pakte hij meteen op en heeft vijftien minuten echt met kracht op die piano zitten spelen. Zodra ik de  basis die ik speelde wegliet, stopte ook hij en wanneer ik de basis weer oppakte kon hij er weer mee verder. Dat is één patiënt waar ik dat mee kan doen.

Met het merendeel werk ik met hele gestructureerde opdrachten, waarbij ik wel probeer iemand steeds losser te krijgen zodat ik meer van iemand kan horen van wat er in hem omgaat; hoe gaan dingen in zijn werking, wat verandert er in de loop der tijd, waar is iemand toe in staat.

 

Het ruimtelijke aspect

 

De ruimte waarin ik werk is lichtgeel/gebroken wit met een knalblauwe vloer, vraag me niet waarom; ik zou het niet hebben gekozen.

Ik probeer nooit recht tegenover iemand te zitten want dat vind ik heel bedreigend, ook omdat ik dan niet weg kan komen als er echt iets gebeurt. Het is nog nooit nodig geweest, maar toch zorg ik er altijd voor dat we in een hoek van ongeveer 90 graden zitten, zodat ik me naar iemand toe kan draaien als ik dat wil of me juist iets meer kan afwenden en iemand ook makkelijk weg kan kijken als hij dat wil. Ik zorg altijd dat ik het snelst bij de deur ben. Nogmaals, ik heb het nog nooit nodig gehad maar het zijn van die voorzorgsmaatregelen die er ingesleten zijn en waar ik me eigenlijk ook nauwelijks meer bewust van ben.

Ook de twee drumstellen staan schuin tegenover elkaar en de enige instrumenten die recht tegenover elkaar staan zijn de twee piano’s waar overheen naar elkaar gekeken kan worden. Maar als ik geen oogcontact wil, kan ik ook wat voorover gaan zitten om me wat af te sluiten, of de klep omhoog zetten. Ik heb heel bewust een lagere piano gekocht om oogcontact te kunnen maken tijdens het spel. Cliënten zoeken ook uit zichzelf oogcontact of willen me in de gaten houden. Daarom is het buiten de piano’s ook wel prettig om niet recht tegenover elkaar te zitten.

 

Het betrekken van andere zintuigen behalve het gehoor

 

Ik werk weinig met het aanspreken van andere zintuigen. Wel soms voor mezelf. Als het bijvoorbeeld na een sessie helemaal naar angstzweet ruikt. Maar ik werk niet bewust zintuigstimulerend door bepaalde dingen aan de muur te hangen. Sinds ik een nieuwe collega heb, heb ik wel twee grote planten in de ruimte staan, want dat mis ik wel. Het is heel kaal dus een paar planten in de ruimte vind ik heerlijk. Nu zijn we bezig met wat we aan de muur willen hebben. Daar ben ik dan wel mee bezig, maar voornamelijk is het toch een plank boeken over muziek, een rek met c.d.’s en een paar Turkse en Marokkaanse trommels die ik aan de muur heb hangen daar. Maar verder zonder therapeutische functie.

 

Muzikale parameters

 

Ik werk vanuit muzikale parameters. Heel veel met ritme, melodie ten opzichte van harmonie en hun verhouding tot elkaar, dynamiek is een hele belangrijke parameter voor mij; wat kan iemand aan, en tempo. Dit zijn de belangrijkste parameters die ik ook echt bewust inzet als ik iemand wil testen van hoe stabiel hij is, hoe veel houvast vindt hij bij zichzelf, wat merk ik aan het tempo in de zin van versnellen vertragen, hoe goed kan ik daar iemand in sturen of juist vrij in laten, blijft iemand erg bij zichzelf, merk ik spanning doordat iemand versnelt, harder of zachter gaat spelen, vertraagt enzovoorts. Deze parameters gebruik ik ook in mijn opdrachten, bijvoorbeeld door te beginnen vanuit een ritme.

 

Onhandelbare situaties

 

Ik heb inderdaad situaties meegemaakt tijdens de sessies waarvan ik dacht; ‘wat moet ik nu?’

Ik werk met voornamelijk zeer slecht gemotiveerde patiënten dus ik ben de eerste tijd gewoon echt bezig om iemand gemotiveerd te krijgen, met zichzelf bezig te zijn ja of de nee en soms lukt dat niet. Muzikaal en verbaal niet, iemand die alles afslaat wat je hem ook laat doen en gewoon zo bang is dat hij ook maar iets van zichzelf laat horen en zien wat hij niet onder controle heeft. Ja, dan kom ik op een punt waarop ik niet meer weet wat ik verder nog zal doen. Het komt dan wel voor dat ik een zitting ophef en zelfs opschort voor een aantal maanden. Daar ben ik heel makkelijk in. Als ik na drie of vier sessies niets heb bereikt, laat ik het even en dan kom ik over een aantal weken wel weer terug, kijken hoe iemand dan in zijn vel zit en of ik hem dan wel mee krijg. Of ik laat iemand een ‘contract’ tekenen. Ik had bijvoorbeeld een patiënt die iedere keer smoesjes had waarom hij niet meeging. Ik heb hem één keer beneden gehad en dan weigerde hij wat dan ook aan te raken. Toen heb ik ‘m een soort contractje laten tekenen waarop stond wanneer we opnieuw zouden beginnen , een nieuwe start zouden maken. De precieze datum, vijf maanden later, stond op het contractje, met tijd, alles erbij. Dat vond hij goed. Zodoende kwam ik hem vijf maanden later ophalen en hij ging mee! Hij heeft gemusiceerd, geen enkel probleem. Zo nu en dan bedenk je gewoon dingen waarover je in eerste instantie je bedenkingen hebt maar die later wel blijken te werken.

Als iemand echt niet wil, ga ik wel eens muziek met diegene luisteren om af te tasten wat iemand wil, waar iemands muzikale interesses liggen. Of dat iemand zelf muziek meeneemt waarnaar we gaan luisteren. Ook door middel van humor probeer ik mensen mee te krijgen.

 

Effecten op de lange termijn

 

Er zijn absoluut patiënten waarbij ik gunstige effecten op de lange termijn merk en die zelf ook aan kunnen geven waar ze profijt van hebben gehad.

Er zijn ook patiënten waabij ik denk dat het weinig had uitgemaakt wat voor therapie ze gehad hebben, maar dat ze therapie hebben gehad heeft enkele aspecten van hun gedrag veranderd. Individuele aandacht en het stilstaan bij bepaalde dingen heeft dan geholpen. En er zijn patiënten waarbij ik merk dat het helemaal geen zin heeft, maar dat is bij deze populatie ook wel heel normaal, hoor. Het grootste gedeelte heeft toch weinig toekomstperspectief en dan is het de vraag in hoeverre ze buiten de instelling danwel onder volledige- danwel onder gedeeltelijke begeleiding kunnen functioneren.

 

Interventies

 

Om het spel van de ander te beïnvloeden, te sturen, uit te lokken, maak ik veel gebruik van eerder genoemde parameters; tempo, dynamiek, ritme, maatsoort, gaten laten vallen in die zin van zorgen dat iemand stukken moet invullen uit zichzelf, en doorspelen terwijl iemand afrondt. Dat zijn veel interventies die ik gebruik. Nieuwe melodielijnen introduceren, accoordschema’s opengooien, andere accoorden toevoegen, tempo versnellen, ja, vooral vanuit de parameters.

 

Hoe kan iemand zich bewust worden van zijn spel?

 

Sommige mensen horen het, nemen gewoon echt letterlijk waar wat ze doen. Anderen horen het helemaal niet en er zijn ook mensen die je eigenlijk niet bewust kunt maken van wat ze doen.

Soms gebruik ik er een video bij en maak ik opnames zodat ze zichzelf kunnen terughoren en ook echt terugzien. Dat wisselt een beetje.

Soms weet ik ook dat iemand zich daar helemaal niet bewust van is en dat ook niet kan worden, maar dan gaat het er vooral om dat ik nieuwe gedragspatronen bij hem in laat slijten. Het interesseert me ook niet of hij het zelf door heeft ja of de nee, maar herhaal ik iets net zolang totdat iemand het als automatisme gaat gebruiken. Op dat moment is dat belangrijker dan dat hij zelf inzicht heeft in wat hij doet. Ik werk echt met jongens op zwakbegaafd niveau waarvan één zelfs op het randje van zwakzinnigheid gecombineerd met psychotische symptomen. Die krijg je niet zover dat hij inzicht krijgt in zijn eigen spel. Dan gaat het er veel meer om hoe hij structuur gaat ervaren, of hij later zelf structuur in een sessie kan gaan aanleggen. Als ik maar vaak genoeg een sessie opbouw op één en dezelfde manier dan merk je dat hij dat op een gegeven moment ook op gaat nemen. Zoals een ritueel aan het begin van elke sessie waarbij hij zijn favoriete muziek opzet, een kop koffie voor zichzelf en een kop thee voor mij inschenkt. Dat kon hij allemaal niet. Ondertussen is hij zover dat hij een uur lang kan structureren in plaats van de vijf minuten waarmee we begonnen. Daar is wel anderhalf jaar overheen gegaan, maar hij heeft daar ontzettend veel mee gewonnen. Hij speelt, luistert, zingt, luistert, speelt, luistert, zingt, luistert...

‘...Ow! Piano!!!’ Dan schiet er ineens iets tussendoor en is hij het kwijt en dan moet ik hem echt weer terughalen naar die structuur. Daar kan ik hem niet bewust van maken. Hij zal er niet toe in staat zijn. Hij merkt wel dat het steeds beter gaat en is heel trots over het feit dat hij inmiddels een uur muziektherapie volhoudt. Daar is hij zich wel bewust van. Maar wat er gebeurt in zijn hoofd dat hoef ik hem niet te vragen, dat zal hij niet kunnen zeggen.

 

Evenwicht tussen vraag en aanbod

 

Toen ik afstudeerde wist ik één ding zeker; ik zou nooit in de TBS of forensische psychiatrie willen werken. Ik werk inmiddels elf jaar in die sector! Toen ik namelijk terugkwam in Nederland, was dat, naast wat invalwerk hier en daar, het enige dat er was; er waren op dat moment vier vacatures allemaal binnen TBS-inrichtingen. Toen dacht ik, zolang ik maar genoeg psychiatrische problematiek tegenkom, kan ik dat volgens mij wel aan. Ik ging het in ieder geval proberen. Dat was ook mijn motivatie tijdens het sollicitatiegesprek; liever met name psychiatrische patiënten dan met criminelen werken. Nu moet ik zeggen dat ik dus al elf jaar met name met criminelen werk.

In bepaalde opzichten pas je je ook weer aan als mens; je gaat er toch mee om, ik ben vrij direct in het mensen sturen en hun gedrag teruggeven, en dat is voor psychotische patiënten veel meer beangstigend dan mensen met persoonlijkheidsstoornissen. De laatste groep heeft dat ook heel vaak juist wel nodig. Ook muzikaal, dat je bepaalde gedragingen letterlijk terug laat horen; zoals iemand op een bepaald moment speelt, zal ik dan terugspelen, om die ervaring aan mensen mee te geven. Dat werkt dus heel spiegelend.

Ik houd iemand altijd verantwoordelijk voor zijn daden, want dat is iemands eigen keuze geweest; het is iemands eigen verantwoording om slachtoffers te maken. Waar ik hem wel in wil begeleiden is om dat keuzeproces dat aan zijn daad voorafgaat te veranderen. Dat hij andere keuzes probeert te maken in plaats van zich over te geven aan of laten leiden door keuzes die hem in dit soort situaties brengt.

Dus in dat opzicht, je verandert voor een deel. Ik denk dat ik best cynischer ben geworden in mijn visie op de wereld. Vroeger als student, en dat hebben meerdere studenten, had ik het idee als je ze maar genoeg aandacht en liefde geeft dan komt er wel een helend proces op gang, maar daar ben ik van teruggekomen. Er zijn mensen waar je nog zo veel energie in kunt steken in de zin van stimuleren, maar waar gewoon niets uitkomt.

De vraag van de cliënt is bij ons heel lastig, want het enige wat ze willen is dat wij als behandelaren ervoor zorgen dat ze zo snel mogelijk weer buiten staan. Daar moet ik dan maar voor zorgen, niet zijzelf, vinden ze. Zij voelen zich slachtoffer omdat ze dubbel gestraft zijn (gevangenisstraf en dwangverpleging).

Dus in dat opzicht ben ik in de eerste maanden van de therapie vooral bezig met het kweken van de vraag, met zorgen dat iemand zelf gaat zien waar hij tegenaan loopt en dat dat parallellen heeft met het moment waarop hij het delict heeft gepleegd, hoe hij zich toen heeft gedragen in die situatie. Daar gaan we dan verandering in brengen. Het kweken van de vraag kan soms zelfs het eerste jaar van de therapie in beslag nemen. Dus het is het onderkennen van de problemen, waar wil je en kun je mee aan de slag in de muziektherapie.

 

Bewuste interactie met behulp van het huidige instrumentarium

 

Interactie bereik ik vaak via opdrachten zoals elkaar naspelen, reageren op elkaar, gezamenlijk een beat of een melodie proberen te vinden vanuit verschillende improvisaties. Maar ook samen één instrument delen zoals samen de piano bespelen. Dat zijn eigenlijk de manieren waarop ik dat nu doe. Ik vermoed ook dat mijn cliëntenpopulatie zich niet zo snel laat verleiden om bijvoorbeeld een raar gevormde trommel te gaan bespelen.

Ik zorg er bijvoorbeeld wel voor dat een gitaar open gestemd is zodat wat ze ook spelen al welluidend klinkt. Een slide erop zodat het meteen goed klinkt. Ik pas dus het instrument aan zodat er snel een goed effect komt. Maar ik betwijfel het of ze op die aangepaste instrumenten zouden gaan spelen; een harp is al exotisch voor ze!

 

Is improviseren de essentie van muziektherapie?

 

Volgens mij ligt dat een beetje aan vanuit welke stroming je werkt. Binnen de psycho-analyse is improviseren volgens mij inderdaad de essentie van muziektherapie. Vanuit de pure gedragstherapie wordt heel weinig geïmproviseerd. Daar werkt men meer vanuit liederen en tekstanalyse. Ik zit daar denk ik ergens tussenin. Zeker de helft van mijn werkvormen is een vorm van improvisatie, hoe gestructureerd ook, maar ik gebruik ook heel veel dingen als rap, zang, het spelen van basloopjes. Ik vind improviseren een belangrijk aspect maar ik denk dat het ook erg ligt aan mijn idee, mijn manier van werken en mijn visie.

 

Hoofdelementen van improvisatie

 

Interactie vind ik heel belangrijk. De dingen die Kurstjens in zijn artikel noemt (vorm, interactie en affect)[18] herken ik, zoals het affect; hoe reageren mensen op elkaar en hoe gaan mensen met elkaar om. Een ander belangrijk element vind ik het ontstaan van gezamenlijkheid in het spel, qua onder meer vorm en ritme.

Ook al zou ik het graag willen, gebeurt het weinig dat cliënten de instrumenten gaan verkennen; sommigen zijn al bang om een knopje van het keyboard in te drukken. Zij zijn zo bang voor controleverlies. Ze zijn natuurlijk de controle over zichzelf op een afschuwelijke manier verloren, dus de angst daarvoor is heel erg groot. Dat merk je  duidelijk aan hun experimenteerdrift. Er zijn patiënten waar ik dat wel kan stimuleren, al dan niet over een duidelijke basis, maar er zijn ook cliënten waarvoor experimenteren veel te ingewikkeld is. Bij hen werk ik veel meer sturend en echt als voorbeeld; meer modelling en in de rol van iemand een muzikale taal aanleren. Eigenlijk op de rand van een ortho-agogische manier van werken en therapeutisch werken.

 

Hoe beleef jij zelf het improviseren?

 

Zelf vind ik improviseren op zich heerlijk. Als ik eens slecht in mijn vel zit of kwaad ben vind ik het heerlijk om te zingen of aan de piano te gaan zitten. Mijn hobby is terugspeeltheater. Dat is een theatervorm waarin theater- en muziekspel worden geïmproviseerd. Wat ik er heerlijk aan vind is dat de interactie een belangrijke rol speelt; het op elkaar afstemmen, het elkaar aanvullen, het naar een climax brengen van het spel. Het is echt een uitlaatklep en iets waarvan ik heel erg kan genieten en wat me ook weer energie geeft.

 

Tot jezelf komen door middel van muzikaal improviseren

 

Als iemand niet goed in staat is om te luisteren, zichzelf niet hoort, is de belangrijkste vorm voor mij vaak spiegelen, i.e. zorgen dat ik iemands manier van doen hemzelf laat ervaren. Ik probeer bijvoorbeeld bij iemand die heel dominant speelt ten opzichte van mij erover heen te gaan door nog overheersender te gaan spelen. Dan kijk en luister ik  hoe degene dat nou ervaart. Bij mijn patiënten is dat spiegelen erg belangrijk merk ik.

Wat ook belangrijk is in het proces waarin ze zichzelf leren kennen is hen in situaties te brengen waarin ze heel bewust het gevoel van controleverlies meemaken. Daar werkt improvisatie vaak beter bij dan bijvoorbeeld het rappen. Omdat ik daar veel vaardiger in ben en daardoor veel sturender in kan zijn. Ik kan wel bijvoorbeeld de begeleiding laten wegvallen tijdens het rappen, maar dat heeft veel minder effect dan wanneer iemand geen kant meer op kan doordat ik hem in een hoekje van de piano heb gedreven. Dat heeft gewoon een heel ander effect op iemand, ook letterlijk ruimtelijk! Iemand heeft nog maar drie toetsen tot zijn beschikking, terwijl ik de rest van het klavier heb. Zo kan iemand zich ook eens verplaatsen in het slachtoffer en zo de link leggen met het delict dat ze hebben gepleegd. Wat heb je nou eigenlijk gedaan ten opzichte van het slachtoffer? Dat kan muzikaal veel beter (directer op het gevoel en de beleving gericht van de cliënt) dan verbaal bereikt worden.

 

Nieuwe ideeën aangaande het therapeutisch improviseren

 

Ik vind technologische ontwikkelingen ook wel belangrijk; wat is daar straks mee mogelijk aan improvisatie en dergelijke via computerprogramma’s. Dat vind ik wel heel interessant. Ik denk dat dat een nieuwe richting is die in ieder geval mijn patiënten nieuwe mogelijkheden biedt. Hoe kunnen ze bijvoorbeeld meer gaan variëren met voorgeprogrammeerde ritmes en daardoor meer van zichzelf tegen gaan komen. Dus echt het via computerprogramma’s zoals Musicmakers werken. Ik ben daar zelf nog niet zo gedreven in.

 

De status quo van het wetenschappelijk onderzoek omtrent muziektherapeutisch improviseren

 

Er kan nog heel veel binnen de muziektherapie onderzocht worden, zoals bijvoorbeeld het verschil in improviserend spel tussen musici en niet-musici. In bijvoorbeeld de analogieprocessen wordt daar heel weinig rekening mee gehouden terwijl tussen geschoolde- en niet-geschoolde musici een enorm verschil zit alleen al wat betreft het interactieniveau. Ik denk dat iemand met paranoïde schizofrenie die vroeger piano heeft gespeeld een heel ander interactiepatroon toont op de piano dan iemand met dezelfde problemen maar die nog nooit een piano heeft bespeeld. Iemand zonder scholing zal veel eerder volgend musiceren en op een andere manier experimenteren dan iemand met een muzikale scholing. De laatste heeft al een veel breder muzikaal vocabulaire en daarmee meer mogelijkheden in zichzelf om uit te kiezen. Daar zie je en hoor je met name een heel groot verschil in. Dan maakt het niet eens zo heel veel uit of iemand piano heeft gedaan of een ander instrument heeft leren bespelen. Ik denk dat het wel verschil maakt wanneer je bijvoorbeeld jazz of klassieke muziek als achtergrond hebt. Dat is wel van invloed op de manier waarop je improviseert.

 

Improviseren is iets dat je gewoon moet doen, zonder erbij na te denken of over te praten. Ben je het daarmee eens?

 

Ik zou dat graag willen, maar wat ik uit ervaring weet is dat niet iedereen dat kan. Het aspect van controle loslaten, het doen, is voor sommige mensen een hele hoge drempel. Bovendien vind ik dat wanneer je improvisatie therapeutisch inzet je er wel woorden aan moet gaan geven, het in verbanden moet gaan plaatsen, om wat je doet te verantwoorden, ook naar de buitenwereld, en de patiënt houvast te geven over waar hij mee bezig is, waar hij naartoe werkt binnen doelstellingen, en inzicht te geven in zijn eigen proces. Ik denk dat je bepaalde ervaringen moet gaan plaatsen in iemands ontwikkeling.

Het gewoon maar doen zou ik heel graag willen, al lukt dat lang niet altijd, maar de transfer, dus de weerslag van het improviseren in het dagelijks leven, gaat niet vanzelf, daar moet je woorden aan geven.

Onderzoek blijft ook heel belangrijk, want ik merk dat veel collega’s niet eens goed kunnen articuleren wat ze nou eigenlijk precies doen aan interventietechnieken en dergelijke. Laat het alsjeblieft duidelijk zijn wat we doen, waarom we dingen doen en hoe we dingen doen, alleen ik heb als therapeut geen tijd om al die improvisaties aan een gedetailleerde analyse te onderwerpen. In mijn werk gaat het er veel meer om van wat heb ik nu als effect bereikt en hoe ga ik daarop verder.

 

 

Vraaggesprek met Miranda Huls

 

Het volgende gesprek was met Miranda Huls en vond plaats op haar werkplek op donderdag 28 april. Het was een zonnige dag en we zaten in het lokaaltje waar zij als muziektherapeut met jonge kinderen werkt. De zon scheen naar binnen en er stonden kleine houten stoeltjes in een kring met in het midden een ronde tafel, gemaakt van een grote trom. Op een plankje aan de muur stonden wat wilde dierenfiguren en in een staande kast lagen en stonden de muziekinstrumenten waar ze mee werkt met de kinderen. Verder stond er een bureau met een computer. Onder het genot van thee en chocolaatjes kon het gesprek beginnen.

 

Even voorstellen

 

Ik ben Miranda Huls en ik heb twee werkplekken momenteel. Ik werk op Jarabee, een dagbehandeling voor jonge kinderen in Boekelo, een instelling voor kinderen die in principe normaal begaafd zijn, maar met allerlei omstandigheden als ontwikkelingsachterstanden en ontwikkelingsstoornissen te maken hebben. De doelgroep is zeg maar kinderen in de leeftijd van 0 tot 7 jaar, in de praktijk komt het erop neer dat ik met kinderen van 2 tot 7 jaar oud werk.

Mijn andere werkplek is in de volwassenenpsychiatrie op de Zwolse Poort in Hardenberg. Het is een psychiatrisch dienstencentrum waar ik in het behandelhuis werk en groepen en individuen in therapie heb die zowel uit een ambulante situatie komen als uit een klinische zetting en alles daar tussenin.

Van huis uit ben ik ook nog maatschappelijk werker; ik heb in Hengelo de oude opleiding maatschappelijk werk gedaan op de sociale academie, van 1979 tot 1983. Daarna heb ik een aantal jaar als maatschappelijk werker bij het JAC (Jongeren Advies Centrum) in Deventer gewerkt. Ik had individuele hulpverleningscontacten met jongeren en deed ook met name de gezinsgesprekken.

Van 1986 tot 1991 heb ik muziektherapie gestudeerd aan het Conservatorium te Enschede.

 

Gebruik van improvisatie binnen de therapeutische sessies

 

Ik maak heel veel gebruik van improvisaties. Met volwasssenen heel gericht. Met de kinderen musiceer ik naar aanleiding van iets buitenmuzikaals, zoals een concreet verhaal of een gebeurtenis uit het dagelijks leven. Het improviseren gebeurt meestal door mij terwijl het kind zijn spel speelt met buitenmuzikaal spelmateriaal. Hij is bijvoorbeeld met de wilde dieren aan het spelen (speelgoeddieren op plankje). Waar we nu zitten is de ruimte waar ik werk met de kinderen.

 

Betekenis van improviseren

 

Onder improviseren versta ik het musiceren met mensen die geen muzikale achtergrond hebben. Daarnaast weten we van te voren nog niet wat er precies gaat klinken. Dus wanneer ik met ze musiceer is dat wel aan de hand van een aantal afspraken, maar het is altijd in improvisatievorm op instrumenten die iedereen kan bespelen of die je op een bepaalde wijze snel leert bespelen. Het kan ook zijn dat je een instrument op een andere manier bespeelt dan gebruikelijk omdat dat eenvoudiger is.

Ik gebruik allerlei soorten instrumenten; fluiten, snaarinstrumenten, slaginstrumenten, toetsen, eigenlijk van alles. Dat geldt voor allebei de werkplekken en ik stem ze zo dat we met elkaar kunnen spelen. Als je met mensen piano speelt dan spreek je bijvoorbeeld af dat je alles op de witte toetsen doet. Of bijvoorbeeld aan de hand van een klokkenspel of een xylofoon die ook in C staat zodat je makkelijk met elkaar kunt improviseren. Daar maak ik wel een soort afstemming in. De snaarinstrumenten kun je ook stemmen in allerlei pentatonische vormen waarbij je alle instrumenten zo stemt dat ze goed samenklinken.

 

Hoe zie jij jouw rol als therapeut?

 

Dat is verschillend, afhankelijk van met wie je werkt. Soms ben ik een medespeler, soms sta ik aan de kant en ben ik degene die het verhaal of de vorm verdiept en ben ik eigenlijk een soort toeschouwer die in plaats van commentaar levert verwelkomt en muzikaal commentaar levert. Dat doe ik vooral met de kinderen, maar ook wel bij volwassenen. Maar bij volwassenen is mijn rol vaak medespeler of tegenspeler, al naar gelang de noodzaak, en allerlei andere vormen van spelen die we ook hebben gedaan in onze workshop tijdens de improvisatieweek in Enschede van 11 t/m 15 april 2005.

Letterlijk speel ik soms naast mensen en soms tegenover mensen, ook in ruimtelijke zin. Met name mensen met contactproblemen vinden het fijn om naast elkaar te spelen in plaats van tegenover elkaar.

Soms speel ik op dezelfde instrumenten en soms kies ik ervoor om juist een heel ander instrument te bespelen, wanneer het bijvoorbeeld gewenst is dat de identitiet van je instrument goed hoorbaar blijft, en zichtbaar.

 

Welke ideologie heeft jou ertoe geleid het improviseren in te zetten?

 

Er zit geen mensbeeld achter. Het is eigenlijk een heel praktische overweging. Wanneer je met mensen gaat musiceren die geen muzikale achtergrond hebben, kom je al heel gauw in een improvisatievorm terecht.

Maar omdat je met mensen een individueel proces doorgaat zijn minder vaststaande  vormen van musiceren veelal het best bruikbaar.

 

Het betrekken van andere zintuigen

 

Ik speel wel eens aan de hand van een grafische partituur, bijvoorbeeld een tekening, waarbij je dus afspraken maakt over wanneer wat klinkt. Dat kun je heel erg vastleggen of juist niet. Het komt er in de praktijk op neer dat ik met heel veel verschillende soorten improvisatievormen werk, wanneer je besluit tot het actief musiceren.

Ik ga ook weleens alleen naar muziek luisteren. Op mijn werk op de Zwolse Poort heb ik een luistergroep. Dat is een groep van mensen die het bijvoorbeeld erg moeilijk vinden om in een groep te verkeren. Dan is het luisteren naar muziek waar je iets over kan zeggen heel laagdrempelig voor ze. Het kan ook gaan om mensen die zodoende leren hun mening over iets te geven of juist niet. Aan de hand van die luisteropdrachten krijgt iedereen de kans om aan zijn of haar doelen te werken. Het is lang niet altijd geïmproviseerde muziek wat ik laat horen, het is ook heel veel bestaande muziek. Ik merk wel dat ik de laatste jaren muziek laat horen met een wat minder duidelijke structuur. Veel wereldmuziek. Daar zit wel een structuur in maar die ken ik ook niet altijd zo goed waardoor die muziek ook veel meer geïmproviseerd klinkt voor onze westerse oren, het geeft een meer geïmproviseerd gevoel.

Daarnaast gebruik ik ook heel veel bestaande Europese muziek die voor mij, ja, ook het meest bekend is, om naar te luisteren. Ik gebruik dan van alles; popmuziek, klassiek, moderne muziek, muziek door grote orkesten, kleine ensembles, door solo-instrumenten enzovoorts.

 

Muziekinstrumenten speciaal ontwikkeld voor therapeutische doeleinden

 

Bij Kieffers, Duitsland, heb ik een aantal instrumenten in bestelling, zoals de big-bom ligversie. Dat zijn rechthoekige houten kisten met tongen in verschillende grotes waarop gespeeld kan worden met een trommelstok. Zo’n instrument kun je ook heel goed gebruiken tijdens het betrekken van andere zintuigen. Als ik logopedische spelvormen doe, kan het kind op het instrument liggen terwijl ik de woorden ritmisch speel waardoor het kind zijn tastzin gebruikt.

Verder heb je ook een klankwieg of klankstoel met snaren. Kijk eens op www.kieffers.de.

Met de huidige instrumenten zorg ik ervoor dat een kind een muziekinstrument makkelijk vast kan houden, ik kijk naar de hoogte van een instrument (in ruimtelijke zin), ik let op het uiterlijk of er geen enge randjes aan zitten waaraan ze zich kunnen bezeren en ik let op de kwaliteit. Specifiek voor het samenspel let ik op de mogelijkheden van instrumenten om interactief te spelen en pas ik eventueel de stemming aan.

 

Werk je met name in groepen of individueel?

 

Allebei. Dat is echt fifty-fifty. De ene periode werk ik wat meer met groepen en de andere keer is het weer andersom, al naar gelang de vraag.

Met de kinderen werk ik veelal in groepen. We hebben hier PDD-groepen[19], dat zijn kinderen met problematiek in de ASS-sfeer[20], een verzamelnaam voor contactstoornissen in het autistisch spectrum en andere vormen van contactstoornissen die niet uitsluitend contactwerend hoeven te zijn, maar ook juist het tegenovergestelde, zoals het RET-syndroom[21]. Het aanleren van sociale vaardigheden bij deze kinderen werkt door middel van muzikale werkvormen omdat je dan niet zo direct met verbale opdrachten bezig bent. Dat laatste vinden ze moeilijk en daar reageren ze vaak ook niet op. Juist bij muzikale spelvormen, muzikaal appèl zijn ze veel meer betrokken bij de situatie en kan ik ze spelenderwijs veel meer op elkaar laten richten. Je ziet dat dat heel goed werkt. Anderen die ook met deze kinderen werken zijn ook heel tevreden over het aanbod van muziek, dat het zo goed werkt, dat de kinderen zich anders gedragen. Het werkt dus ook door buiten de therapiesessie. Ze leren een aantal vaardigheden die ze ook weer kunnen terughalen vanuit de muziek. Ik geef bijvoorbeeld ook tips aan ouders en collega’s die op de groep werken om vaker muzikaal appèl te gebruiken in plaats van een verbaal appèl. Als het bijvoorbeeld tijd is om aan tafel te gaan om te gaan eten, gebruik dan bijvoorbeeld een gong als signaal. Dat is iets wat je van te voren met het kind afspreekt. Dat soort afspraken werken bij die kinderen heel goed, eigenlijk bij kinderen in het algemeen.

 

Betrokkenheid van de ouders bij wat er in de therapiesessies gebeurt

 

Ik laat ouders ook een keer meedoen met de therapie van hun kind als ze daar belangstelling voor hebben. Ik vertel en laat zien wat ik doe tijdens ouderavonden. Met ouders doe ik dan ook allerlei muzikale spelvormen en ik geef ook aan ouders heel direct aan wanneer ik denk dat voor een bepaald kind een muzikale vorm heel goed zou werken. Binnen de regio Enschede heb je bijvoorbeeld ook brugcursussen op de muziekschool waarvan het aanbod gericht is op kinderen met gedragsproblematiek. De kinderen worden in kleine groepjes begeleid. Het gaat om kinderen die in hun ontwikkelingen gestoord zijn en niet op eigen houtje in een reguliere groep kunnen functioneren. Vaak geef ik het dan door aan ouders als hun kind uitermate geschikt is voor zo’n groepje. Ik geef ouders ook wel tips om thuis eens wat meer liedjes en klank te gebruiken om de aandacht van het kind te vangen en afspraken te maken. Omdat je anders zo vaak politieagent speelt.

 

Improvisatie en diagnostiek

 

Het improviseren zet ik ook diagnostisch in. Voor de kinderen heb ik zoals ik dat noem een screeningsprogramma. Niet zozeer een observatieprogramma, want ik zie het kind één keer en het is om het kind te leren kennen, maar ook om een indruk te krijgen of te geven van zijn of haar mogelijkheden. Maar ook hoe ik een kind ervaar in contact, muzikaliteit en in spel. Want deze jonge kinderen, wanneer ze niet meer spelen, ontwikkelen ze zich ook niet meer. Dus op het moment dat zij stagneren in hun spel staan ze stil. Dus ik kijk in hoeverre ze nog spelen. Daarin heb ik een drietal vormen.

1. Aan de piano naast elkaar werken, dat is een soort kennismakingsvorm waarbij ik ook een vorm van improviseren gebruik waarin we  bijvoorbeeld aan de hand van een verhaaltje op de piano gaan experimenteren.

2. Een wat gebondener vorm in de volgende fase van de screening is het imiteren van ritmes en/of dynamiek in de vorm van een rollenspel van leider en volger.

3. Verder gebruik ik een spelvariant waarbij ik aan de piano zit en het spel van het kind beïnvloed. Ook weer naar aanleiding van een verhaaltje, bijvoorbeeld ik ben een konijntje dat in het water is gevallen en dat om hulp roept. Dan ga ik kijken wat dat kind doet. Ik improviseer dan in het verhaal en kijk wat zij met het verhaal doen en daar ga ik dan op in.

 

De sessies met de kinderen duren een half uur en met de volwassenen drie kwartier tot een uur.

 

In welke gevallen en bij welke ziektebeelden wordt improviseren ingezet?

 

Ik zet het altijd in, of in ieder geval heel veel. (Denkt lang na).

Ik kan wel vertellen bij welke ziektebeelden ik juist minder improviseer. Het heeft ook te maken met de fase waarin iemand zit. Als ik bijvoorbeeld denk aan depressie, dan werk ik met improvisaties met redelijk veel structuur om iemand houvast te geven. Dus dan zit er wel veel structuur in aan de hand van afspraken. Ook aan cliënten met schizofrenie geef ik redelijk veel houvast en duidelijkheid.

Als het om mensen gaat met emotionele problematiek waarin een stuk verwerking zit door een trauma of verlieservaring, dan gebruik ik vaker de vrije improvisatie als werkvorm om ze hun grenzen en gevoelens te laten verkennen. Dan bepaal ik ook niets. Ik begin wel altijd vanuit een structuur, omdat dat toch een soort veiligheid biedt die men prettig vindt. Daarna gaan we dat meer loslaten om de eigen gevoelens te exploiteren en bepalen we alleen wie er begint en wie er stopt. Of we zetten alleen een thema neer waarmee we ons bezig gaan houden in het spel. Dat kan een buitenmuzikaal thema zijn zoals een emotie, een associatie zoals een dierbaar of juist beangstigend woord. Dat kies je dan samen uit om te gebruiken voor het improviseren.

 

Doelen en thema’s

 

Improvisatie is ook een middel om tot een doel te komen. Ik heb zeker doelen voor ogen, ja. Naar aanleiding daarvan kies ik voor het improviseren van muziek, het luisteren naar muziek, het bewegen op muziek, het tekenen of schilderen terwijl er muziek klinkt, al naar gelang de persoon en het doel. Als iemand een bepaalde affiniteit heeft met iets, kan ik dat als therapeut inzetten. Bijvoorbeeld dat we om de beurt gaan tekenen en spelen.

Bij kinderen moet je denken aan een improvisatievorm waarbij er altijd sprake is van wederkerigheid; ik speel altijd wederkerig, i.e. alles wat ik doe mag een kind ook. Dus als ik met een kind ga tekenen op muziek, teken ik ook op het spel van het kind. Zo leer ik het kind ook de andere kant te ervaren, maar ook aspecten van veiligheid en onveiligheid, macht en onmachtpositie ook. Zij zitten ook heel vaak in een onmachtpositie ten opzichte van volwassenen en wanneer ze dingen spannend vinden doe ik een spelvorm ook altijd omgekeerd. Ik zie dat ze daarin ook een heleboel laten zien. Bijvoorbeeld het kind is de baas en ik mag pas stoppen met kleuren of verven als het klaar is met spelen. Dan gaan ze soms eindeloos door. In zo’n situatie leren zij wat macht en onmacht is en daarin leren zij ook grenzen kennen. In die zin gebruik ik wederkerigheid van spelsituaties bijna altijd.

 

Het betrekken van meerdere zintuigen

 

Naar aanleiding van wat ik in workshops heb geleerd betrek ik sinds kort ook andere zintuigen in de therapie. Geuren en kleuren kunnen enorm associërend en verdiepend werken en daar probeer ik ook gebruik van te maken. Met name bij bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen vraag ik mensen bijvoorbeeld; ‘bij welke kleur voel jij je veilig?’ Daar maken we dan visualisaties van of tekeningen. We hebben ook weleens een decor gemaakt van allerlei kleuren die mensen als prettig ervaarden. We hebben daar een soort groepswerkstuk van gemaakt.

Met kinderen is dat wat moeilijker, hoewel zij wel een hele duidelijke voorkeur voor bepaalde kleuren hebben. Als ze daar behoefte aan hebben mogen zij hun voorkeur ook zeker uitspreken.

Ik heb ook weleens de tastzin ingezet. Ik heb wel met een groep met verschillende materialen gewerkt die al dan niet prettig zijn om te voelen, zoals hout en steen. Dat lag dan onder een doek zodat je niet kon zien wat je aanraakte en dan moest je zeggen of het materiaal wel of niet prettig aanvoelde en waarom. Dat gevoel gebruikten we dan als uitgangspunt om op te improviseren. Die beleving werd uitgespeeld. Het is eigenlijk vorm geven aan een gevoel, een ervaring, een associatie, een mening, een situatie enzovoorts. Dat doe ik bij al het improviseren. Ik heb ook zelf behoefte aan vorm. Ik merk dat ik mensen altijd een vorm aanbied, van een begin en een eind. Op het moment dat iets een vorm is, kun je er ook woorden aan geven, je kunt het evalueren, al dan niet aan de hand van een geluidsopname van het geïmproviseerde. Dan word je je bewust van het een en ander.

Dus het vrije improviseren vindt altijd plaats tijdens een soort exploratiefase waarin je bezig bent met wie je bent, wat je nou eigenlijk zoekt; wat durf ik, wat kan ik, wat heb ik in me enzovoorts. Dan gaan we op allerlei instrumenten van allerlei dingen doen. Naarmate de therapie vordert ga je ook meer vorm geven en ga je na welke instrumenten je voorkeur hebben en welke niet en waarom. Ook om niet eindeloos maar door te sukkelen maar te ontdekken dat je ook een mening hebt, je ergens voor staat, aan kunt geven wat je wel en niet wil; wat zit er in mij. Wat zijn mijn smaak, mijn mening, mijn mogelijkheden en daar ga je dan op verder, dat ga je uitbouwen. Dat is toch eigenlijk wat je met improviseren doet; vanuit de vrije improvisatie naar een vorm werken.

Met de kinderen werk ik in de groepjes wel heel erg aan een vorm. We werken vanuit bestaande- en door mij gemaakte liedjes of een verhaalvorm. De vorm is veel vastomlijnder dan bij de volwassenenen. Individueel met kinderen improviseer ik wel meer. Dan kiezen we bijvoorbeeld samen zes instrumenten die we in een rondje op tafel neerzetten. Dan spelen we ieder op twee instrumenten en vervolgens schuiven we door naar de volgende twee om daar op te spelen. Dus we maken een rondje. Bij sommige kinderen bied ik wel iets meer structuur in de vorm van een liedje erbij zingen, over wat er gebeurd is of een liedje zonder woorden.

 

Problematiek van de kinderen

 

De kinderen waarmee ik werk hebben allerlei vormen van problematiek, zoals een stoornis in de hersenen, kinderen met allerlei leerstoornissen, gedragsstoornissen, contactstoornissen, sociale- en emotionele problemen, ook vanuit de gezinssituatie. De kinderen zijn dus normaal begaafd. Soms is dat moeilijk te bepalen maar dan krijgen kinderen wel het voordeel van de twijfel en een kans om zich verder te ontwikkelen bij ons.

 

Multidisciplinair team

 

Ik werk in multidisciplinair verband. Op mijn werk met kinderen hebben we elk half jaar een uitgebreide bespreking met de ouders erbij, tussendoor hebben we multidisciplinaire besprekingen en daartussendoor stellen we ook nog wel eens bij naar aanleiding van plotselinge gebeurtenissen zoals het overlijden van een oma van een kind. Kinderen zijn heel kwetsbaar voor veranderingen in hun omgeving en het is dan goed als ik dat weet. Op de wandelgangen wordt tussendoor ook nog het een en ander besproken en in die zin word ik ook op die manier op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen. De samenwerking is dus heel goed.

Bij de volwassenen werk ik ook nauw samen in een team en bepaal ik mede wie er bij mij al dan niet in behandeling komen, afhankelijk van wat we de cliënt kunnen bieden en wat hij of zij zelf wil, wat heeft hij of zij aangegeven.

 

Werk jij vanuit de muzikale parameters?

 

Ik werk inderdaad vanuit de muzikale parameters, parallel aan de situaties waar de cliënt zich op dat moment in bevindt. Als ik bijvoorbeeld vind dat iemand heel erg vastzit in zijn eigen structuur en ritme, dan zal ik uiteindelijk toewerken naar het gebruik van melodie-instrumenten om iemand een andere ervaring te bieden dan alleen het bespelen van een ritme-instrument. Als het voor mensen te spannend is om het zelf te doen dan doe ik het bijvoorbeeld. Of we gaan samen aan de piano.

Ik werk wel eens vanuit de intervalwerking. Dan zet ik wel eens in met een melodisch danwel harmonisch gespeelde kwint of octaaf om heel open te beginnen. Het kan nog alle kanten uit, het ligt nog niet vast. Het interval fungeert dan als een soort basis.

 

Observatiemethode

 

Voor de kinderen heb ik een screeningslijst gemaakt waarin ik elk onderdeel met een aantal vragen beantwoord door middel van het aankruizen van dingen.

Bij mijn andere werk heb ik dat niet maar daar werken we ook heel anders. Daar zie ik iemand ter kennismaking, soms spelen we ook wat, soms ook niet en dan vertel ik alleen maar wat de mogelijkheden zijn. Maar we hebben geen observatiemodule gemaakt. Ik heb ook niet het gevoel dat ze ter observatie komen. Zij komen meer ter kennismaking bij mij om te horen, ervaren of zien wat muziektherapie zou kunnen betekenen en dan maken zij zelf met hun behandelaar een afweging van wat ze gaan doen.

Tussendoor observeer ik zeker. Dat doe ik aan de hand van muziekinstrumentkeuze, de mate van evenwicht in hun ritmisch spel. Als dat niet in evenwicht is zie ik het ook weer terug in hun spel. Als cliënten uit hun evenwicht zijn dan kunnen zij ook geen loopritme spelen. Het is dan meer een galopperend paard. Dat heb ik in de loop van de twaalf jaar dat ik daar werk al verscheidene keren teruggezien; dan kunnen ze niet alternerend slaan, alleen heel onregelmatig. Er zijn ook mensen die heel weinig eigenheid bezitten. Dat merk ik bijvoorbeeld bij het werken vanuit een innerlijke klok als basis, als onderliggend tempo. Dan zeg ik; ‘Jouw innerlijke klok nemen we als basis en daar gaan we alles op doen vandaag.’ Dan merk ik dat ze het heel moeilijk vinden een eigen tempo te kiezen waar ze zich prettig bij voelen.

Dus ik observeer aan de hand van allerlei dingen, zoals ritme, muziekkeuze, expressiemogelijkheden, hun gebruik van instrumenten; gebruiken ze bijvoorbeeld drie toetsen van de piano of het hele klavier, variëren ze in allerlei parameters, hoe groot is het verschil in dynamiek. Dat laatste is ook een heel mooi uitgangspunt om mee te werken. Als bij iemand het verschil tussen hard en zacht heel klein is, proberen we dat groter te maken. Iemand durft zich dan niet zo erg te laten horen en wat hij of zij hard vindt, is nog helemaal niet zo hard.

 

(Muzikale) interventie

 

Om het voorbeeld van hard en zacht spelen aan te houden; als iemand dat heel klein houdt, ga ik dat eerst heel muzikaal benaderen en daarbij zeg ik dan wel dat ik het heel moeilijk vind om het verschil tussen hard en zacht bij degene te horen en dan vraag ik of hij of zij dat voor mij nog een keer groter wil maken, dat het heel duidelijk wordt. Of ik vraag wat zijn of haar allergrootste verschil is tussen hard en zacht spelen. Hoe ver durft iemand. Als iemand aangeeft dat hij of zij het niet kan, dan vraag ik; ‘hoe doe je dan als je kwaad bent? Sla je dan met je vuist op tafel of zeg je heel timide dat je het niet leuk vindt?’ Meestal komt dat dan natuurlijk overeen met wat iemand in zijn of haar spel laat zien.

Het kan heel onveilig zijn om als therapeut harder te gaan spelen om iets uit te lokken en daarom benoem ik het vaak door te zeggen dat ik hem of haar zal helpen om het groter te maken.

Bij de kinderen roep ik veel meer een indicatiefiguur op aan de hand waarvan ze het verschil in dynamiek groter kunnen maken en zichzelf dan wat meer laten zien. Ik vraag ook hoe hard ze kunnen spelen. Dan heb ik het niet zozeer over henzelf. Ik gebruik dus veel verhaalvormen.

 

Proces-analoge model

 

Ik probeer een parallel proces op gang te brengen door dat wat je doet in muziek te koppelen aan wie je bent en wat je ook buiten de muziekkamer laat zien.

 

Hoe kan iemand zich bewust worden van zijn spel?

 

Dat kan op allerlei manieren. Door te imiteren, te spiegelen, door het op te nemen en terug te laten horen, door de groep één iemand te laten imiteren zodat iemand zijn spelgedrag tot zesvoudig terugkrijgt, ja op allerlei manieren. Het is vooral een vorm van teruggeven, letterlijk door middel van het beluisteren van een opname van het spel, maar soms ook verbaal. Dus het is van muzikaal tot verbaal teruggeven van wat je hoort.

 

Is improviseren de essentie van muziektherapie?

 

Ik gebruik liever de term improvisatietechnieken, want het is niet altijd improviseren wat je doet. Soms heb je een heel duidelijke vorm, maar dan gebruik je altijd wel een improvisatievorm. Ik heb bijna nog nooit met een patiënt quatre-mains gespeeld. Het is wel eens gebeurd, dat we speelden uit een boekje. Dat is dan vaak als een soort opstapje waarna we gewoon iemands grenzen gaan verkennen.

Dus het gaat om de technieken, niet zozeer om het improviseren zelf. Ik gebruik ook heel vaak vaststaande vormen zoals een liedvorm of een verhaalvorm. Het vrije improviseren is niet alleen de basis. Omdat je toch met mensen werkt met weinig tot geen muzikale achtergrond, die voor het eerst een (bepaald) muziekinstrument bespelen, of die geen noten kunnen lezen, of aan wie je vraagt om een muzikale vorm te geven aan een buitenmuzikaal gegeven. Maar dat is dus een techniek.

 

Verschil tussen muzikaal geschoolde- en niet-muzikaal geschoolde mensen

 

Ik merk dat mensen met een muzikale achtergrond het heel moeilijk vinden om te improviseren, dat we daar echt tijd voor moeten uittrekken om dat te gaan doen. Sommigen zitten ook heel vast in een bepaalde structuur. Op mijn werk in Hardenberg kom ik veel religieuze mensen tegen; ofwel het heeft een belangrijke plek in hun leven ofwel ze liggen ermee overhoop. Maar de muziek binnen de kerk is altijd heel erg vaststaand en bepalend dus voor hun is het ook heel moeilijk om daar uit te gaan. In die zin hebben ze daar last van. Dan kan het soms heel bevrijdend zijn om te gaan improviseren. Ik merk over het algemeen dat ze meer last dan gemak hebben van het feit dat ze muzikaal geschoold zijn. Ik ga dan vaak heel erg met instrumenten, vormen en technieken werken waar ze niets van weten, zoals bewegen op muziek. Daar begin ik natuurlijk niet mee, want dat geeft een onveilig gevoel. Maar als ze in een patroon vast blijven zitten, dan komen we geen steek verder. Dan gaan we proberen dat patroon los te laten. Ik deel dan met hen dat ik het in het begin toen ik net van het conservatorium kwam ook heel moeilijk vond om te improviseren, dat ik alleen maar uit boekjes kon spelen. Dan vertel ik dat er zoveel leuks is om te proberen. Alles is uit te proberen. Heb je nooit viool gespeeld, pak dan vooral die viool en ga er op spelen. Dat giet ik ook in een vorm. Dat we een instrument kiezen waar je goed op kan spelen en een waarvan je niet weet wat je ermee moet doen. En daar gaan we op improviseren. Dan spreken we ook af dat we geen liedjes hebben, maar dat iemand een thema bedenkt, gaat spelen en dat ik met hem of haar mee ga spelen. Dan nemen we ook eens een instrument waar we allebei niets mee kunnen en kijken we wat daar uit komt. Dan ben je al bezig om de boel een beetje uit zijn verband te trekken.

 

Hoofdelementen van improvisatie

 

Improviseren is de meest non-verbale vorm waarmee je in de muziek met elkaar werkt; je maakt al dan niet een (muzikale) afspraak vooraf en dan ga je aan de slag op een heel aanvoelend en invoelend niveau waarin je eigenlijk dus heel erg met contact bezig bent. Dat mensen ook voelen dat jij met ze bezig bent zonder dat je elkaar ziet of aankijkt is een hele directe vorm van met iemand meegaan. Wat ik heel belangrijk vind is dat mensen daar contact mee maken, met dat niveau van aanvoelen en het zonder woorden met elkaar in contact kunnen treden. Als je dat contact heb bereikt in de zin van dat je elkaar hebt gevonden tijdens het improviseren, dan kunnen we andere spelvormen gaan doen. Bijvoorbeeld dat ik die persoon in de war ga brengen door mijn spel. Dat kan omdat ik eerst met iemand heb meegespeeld, we hebben contact gemaakt. Als dat nog niet gebeurd is, kan die tweede een hele nare werkvorm zijn. Je moet eerst leren om iets met elkaar te hebben voordat je iemand in de war kunt brengen. Het kan pas als je geïmproviseerd hebt op een invoelend en aanvoelend niveau. Dat is de basis. Daarna kun je andere facetten aan bod laten komen.

 

Hoe beleef jij zelf het improviseren?

 

Ik ben in het improviseren met mensen op het aanvoelend niveau op mijn best. Op het moment dat er geen woorden zijn kan ik beter kijken en voelen hoe het zit en krijg ik ook de ideeën over hoe ik de therapie vorm ga geven of over wat ik denk dat nodig is.

Het is eigenlijk een soort zesde zintuig dat je bezit en dat je gaat uitbouwen. Dus in die zin ervaar ik het ook als heel prettig, als een aangename vorm.

Maar ik heb me ook heel bewust met andere vormen beziggehouden om op een zo’n breed mogelijk vlak mensen tegemoet te kunnen komen. Ieder mens heeft weer andere affiniteiten met dingen. De één heeft dat met bewegen, de ander met theater, de volgende met schrijven of tekenen naar aanleiding van muziek.

 

Improviseren is iets dat je gewoon moet doen zonder er teveel bij na te denken

 

Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik denk dat je over improvisatie goed moet nadenken; wanneer je het inzet en waarom je het inzet. Het is wel een kwestie van doen. Tegen de cliënt zeg je dan wel van ‘begin maar gewoon’, ‘speel maar wat er in je opkomt zonder er bij na te denken’, maar dat gaat soms moeilijk. Dan is het makkelijker als ze een uitgangspunt hebben, zoals een kleur. Dat geeft dan houvast. Ik vind improvisatie een heel bewuste inzet.

 

Stand van zaken omtrent het wetenschappelijk onderzoek naar muzikaal improviseren in een therapeutische zetting

 

Dat wat je ziet wat mensen doen, dat interpreteer je toch zelf. Je geeft er een buitenmuzikale betekenis aan door parallellen te trekken met hoe iemand in het leven staat. Als iemand bijvoorbeeld weinig dynamiek heeft in zijn spel, dan interpreteer ik dat als iemand heeft moeite zichzelf te laten zien. Maar is dat wel zo? Ik zou dat wel wetenschappelijk onderzocht willen hebben. Dat het zwart op wit op papier staat van iemand die moeite heeft zichzelf te laten horen, zal altijd de dynamische verschillen heel klein maken in hun spel, of gaat zichzelf overstemmen en maakt het heel groot. Dat soort dingen zou ik wel eens onderzocht willen zien.

Bij kinderen en volwassenen met contactproblemen zie ik steeds dezelfde muzikale dingen terug. Zoals een preoccupatie op muziekinstrumenten die doorklinken. Daar verliezen ze zich dan helemaal in. Met dit soort kinderen gebruik ik dan ook zelden een metalofoon of een chime. Die heb ik gewoon opgeborgen, want je krijgt anders gewoon geen contact meer met ze, zijn ze weg, met name autistische kinderen. Dan denk ik van; is dat nou mijn observatie of klopt dat ook? Is dat ook zo? Is het de klank die maakt dat ze verdwijnen? Dan schrijf ik ook op dat ik dezelfde muzikale gedragingen terugzie bij kinderen met contactproblematiek.

Een ander voorbeeld is van kinderen die niet contactwerend zijn, maar juist het tegenovergestelde, opdringerig zou je kunnen zeggen. Die willen het liefst op hetzelfde instrument spelen als ik, dus samen op de piano, samen op één trommel, en verliezen zich daar dan helemaal in. Terwijl kinderen met contactafwerend gedrag dat juist niet willen omdat ze zich dan heel bedreigd voelen. Zij willen juist een heel ander instrument bespelen, van dit ben ik en dat ben jij. Het vervagen van grenzen is heel beangstigend voor hen. Als we bijvoorbeeld samenspelen op ieder een eigen trommel, dan stoppen ze op een gegeven moment en willen ze niet meer. Het is te spannend. Het is ook heel spannend in elkaar op te gaan in de muziek als een soort muzikale symbiose. Kinderen die zich bijvoorbeeld heel onveilig voelen in hun thuissituatie doen dat ook niet. Vormen van opgaan in de ander vinden ze vreselijk. Kinderen die niet goed beschikken over hun ik-grenzen vinden dat dus heel spannend.

 

Ruimtelijke opstelling tijdens de sessie

 

Dat is puur een gevoelskwestie, maar bij sommige mensen houd ik zeker rekening met de opstelling waarin we zitten. Meer bij de kinderen dan bij de volwassenen, want kinderen zijn daar heel gevoelig voor. Zij nemen ook letterlijk de afstand; als ze het spannend vinden gaan ze ook ver weg zitten. Dat respecteer ik dan, ook wel door het gewoon te benoemen.

 

Ongunstige effecten van muziektherapie

 

Mensen met een depressie zijn heel gevoelig voor muziek. Dan kan muziek juist als katalysator werken of aanleiding zijn waardoor mensen diep weg kunnen zakken, juist neerslachtiger worden. Muziek is dan heel confronterend. Ik zeg ook wel eens; wanneer de depressie op zijn ergst is, is muziektherapie niet zo’n goede behandelvorm.

 

Nieuwe ideeën aangaande improviseren

 

Ik heb een cursus nonverbale gezinsdiagnostiek gevolgd en we hebben allerlei creatieve werkvormen gedaan met gezinsopstellingen om door middel van systemisch denken het gezinsleven in beweging te houden; hoe zet ik het gezin in beweging en het gezin er ook naar laten kijken wat er gebeurt.

Ik zou wel een vorm van muziektherapie willen inzetten om gezinstaxaties te doen of meer systemisch te behandelen. Daarin heb je goede muzikale vormen nodig om diagnostisch in te zetten en om dingen in beweging te brengen, de  gezinsleden eens op een andere manier met elkaar betrokken te laten raken en de situatie in het gezin wordt aangeraakt. Dit gebeurt al veel meer in de kinder- en jeugdpsychiatrie en dat zou ik willen uitwerken in de jeugdhulpverleningssituaties die minder zwaarte hebben maar waar het gewenst is om er op tijd bij te zijn.

 

Verder ken ik geen andere muziektherapeut die met kinderen van deze leeftijd werkt die normaal begaafd zijn maar wel bepaalde ontwikkelingsproblematiek hebben. Ik werk ook ortho-agogisch en heb ook te maken met taal- en spraakproblemen of motorische problematiek. Dat vergt bepaalde aanpassingen in werkwijze en instrumentarium. Andere kinderen zitten erg vast door hun milieu en/of systeem en hebben emotionele problemen die te maken hebben met mishandeling en verwaarlozing op verschillende terreinen.

Kortom, ik zou een cursus willen volgen in het systemisch werken en meer onderzoek naar muzikale gedragingen en wat je daaruit concludeert.

 

 

Vraaggesprek met Carola Werger

 

Ook dit gesprek vond plaats op de werkplek van de respondent, namelijk Mediant GGZ, locatie Helmerzijde. Ik had met Carola Werger afgesproken op dezelfde dag, 28 april. De therapieruimte was groot en er stonden, lagen en hingen heel veel muziekinstrumenten.

 

Even voorstellen

 

Ik ben Carola Werger en ik ben werkzaam als muziektherapeut in de volwassenen- en ouderenpsychiatrie. Ik heb mijn opleiding gedaan in Enschede aan het Conservatorium. Ik ben begonnen met een dwarsfluitstudie. Die heb ik niet afgemaakt. Daarna ben ik schoolmuziek gaan studeren. Daarin ben ik afgestudeerd. Tegelijkertijd studeerde ik muziektherapie. Daarin ben ik afgestudeerd in 1991 en vrijwel direct daarna ben ik gaan werken. Dus ik werk inmiddels 13 jaar in het, zoals het vroeger heette, Twents Psychiatrisch Ziekenhuis, Helmerzijde. Inmiddels heet het na een fusie Mediant GGZ en de locatie is nog steeds Helmerzijde.

Ik werk op dit moment drie dagen in de week als muziektherapeut. Ik ben daarnaast enkele jaren werkzaam geweest als methodiekdocent op de opleiding muziektherapie.

Ik werk vooral met volwassenen op de kortdurende opname- en behandelafdeling. Vaak gaat het om mensen die daar voor hun eerste opname komen met over het algemeen niet al te zware problematiek, soms met een sociale indicatie. Daarnaast werk ik op een gesloten langdurige behandelafdeling waar veel jongvolwassenen zijn opgenomen met ernstige psychiatrische problematiek. Daarnaast heb ik tot voor kort enkele uren per week gewerkt op de ouderenafdeling; mensen met psychiatrische problematiek vaak in combinatie met cognitieve stoornissen. Dit alles binnen deze zetting, dit gebouw.

Incidenteel werk ik voor de polikliniek, ook een afdeling van Mediant. Daar werk ik onder andere met vrouwen met eetstoornissen en cliënten met andere hulpvragen, variabel.

 

Maak jij gebruik van improvisaties?

 

Ja, bijna alleen maar.

 

Wat versta je onder improviseren? Wat betekent het voor jou en de cliënt?

 

Het is een heel ruim begrip en voor mij betekent het in principe ‘niet volgens bestaande muzikale regels spelen’, ‘niet van noten spelen’. Ik maak wel een onderscheid in verschillende vormen van improvisatie; de vrije improvisatie; pak wat en doe wat, of niet, en de wat meer geleidere vormen van improvisatie, waarbij op basis van een thema, een muzikaal kader of een spelafspraak, een buitenmuzikaal gegeven, geïmproviseerd wordt. Daar zijn dan iets meer richtlijnen.

Improvisaties vinden zowel instrumentaal plaats als vocaal en combinaties daarvan.

 

Welke ideologie heeft je ertoe geleid tot het inzetten van improvisatie als behandelvorm?

 

Ik heb niet een heel strak mensbeeld daarachter, maar ik geloof wel dat mensen zich ontwikkelen in vrijheid, dus dat vrijheid in die zin een speelruimte geeft om nieuwe gedragingen te kunnen vertonen, om kanten van jezelf te ontdekken waarvan je daarvoor nog niet bewust was, verlangens na te leven en uit te proberen. In die zin zou je kunnen zeggen dat het wat raakvlakken vindt in de Jungiaanse School[22] en de stroming van de Client-Centeredbenadering.[23] Wat ik in het Jungiaanse terugvind is zeg maar het onbewuste, dat je uitgaat van onbewuste verlangens. De Client-Centered zit ‘m meer in de benaderingswijze, dat je een veilige ruimte biedt waarbinnen mensen zichzelf kunnen zijn. Zo zie ik dat in de improvisatie.

Wat mij persoonlijk heel erg aanspreekt in de theorieën of werkwijzen is ook de Gestalltpsychologie en dat je dat heel mooi kunt vertalen naar muzikale processen. Dat heeft dan te maken met waarnemen en waarneming; het plaatsen op de voorgrond. Vanuit de Gestallt kun je een en ander heel mooi aan elkaar verbinden en uitleggen, zoals mensen motieven vormen, melodische-, harmonische- of ritmische kaders.

 

Improviseren en diagnostiek

 

In de observatiefase gebruik ik veel improvisatietechnieken, maar dat is altijd aanvullend uiteraard. Vroeger was ik ervan overtuigd dat je dat zo letterlijk kon vertalen, maar daar ben ik in de loop der jaren toch wel op teruggekomen. Ik ga wel uit van de gedachte dat je analoge processen hebt; datgene wat mensen in hun improvisatie laten zien zegt bijvoorbeeld iets over hun pathologisch gedrag. Maar het zegt ook iets over gezond gedrag. Dat is soms heel lastig om uit elkaar te halen. Maar ik zet bijvoorbeeld wel improvisaties in om te weten te komen hoe mensen omgaan met structuur; hoeveel structuur heeft iemand nodig om überhaupt te kunnen spelen. Hoeveel interne structuur heeft iemand of hoeveel externe structuur moet je aanbieden. Dat kun je met improvisaties allemaal heel goed doen.

 

Muzikaal geschoolde mensen en hun analoge processen

 

Ik kan mijn antwoord alleen baseren op mijn eigen ervaring. Ik heb wel de indruk dat je bij mensen die muzikaal geschoold zijn sneller het gezonde deel in de muziek terughoort, maar tegelijkertijd ook vaker ziet dat ze geremd zijn, juist in het improviseren, omdat ze zo musiceren vanuit wat ze geleerd hebben. Dan is improvisatie wel een hele mooie manier om te kijken van hoe zit het dan met dat stuk vrijheid, verlangen of gevoelsbeleving op het moment dat je niet de muzikale technieken hebt. Dat zijn dan bijvoorbeeld de mensen die ik dan een instrument laat bespelen in de improvisatie dat zij zelf niet beheersen, zodat ze niet vervallen in trucjes. Wat je ziet is bijvoorbeeld dat iemand met een spelachtergrond de Für Elise gaat spelen. Maar dat is dan meer etaleren van ‘kijk wat ik kan, dit zijn mijn sterke kanten’, maar je zou het ook kunnen zien als bedekken van onzekerheid of andere dingen. Dan kun je mensen in de improvisatie juist uitdagen om dat los te laten. Dan ga je gewoon atonaal door die Für Elise heen spelen. Het is ook de kracht van improvisatie dat het niet gaat om het product maar om de communicatie die zich afspeelt. Dat is het mooie ervan.

Je ziet eigenlijk al een vorm van analogie op het moment dat ze gaan spelen; ze spelen een bekend stuk, ze doen iets wat ze kunnen. Dat zegt ook iets over hoeveel zekerheid iemand nodig heeft. Hoe doet iemand dat dan.

 

Bij welke ziektebeelden en problemen werkt improvisatie goed, bij welke minder?

 

Ik gebruik improvisatie bij alle stoornissen, ziektebeelden en problematiek die ik tegenkom. Het is mijn eigen werkwijze geworden. Ik merk wel dat ik onderscheid maak in de vorm van improvisatie. Bijvoorbeeld bij cliënten die heel erg psychotisch zijn kies ik ervoor om mee te gaan in de vrijheid, in de chaos, om daar aansluiting te vinden en van daaruit een vorm van ordening te creëren, omdat ik denk dat een ordening hen kan helpen in het ordenen van hun eigen chaos in hun hoofd.

Bij mensen die bijvoorbeeld juist heel erg vast zitten zal ik dat niet doen. Er zit wel onderscheid dus in de mate van improvisatie. Improvisatie is natuurlijk zo’n verzamelbak, het kan van alles zijn. Ik denk wel dat improvisatie bijna altijd aanknopingspunten biedt om iets te onderzoeken of om processen aan te gaan. Met name biedt het ruimte om emoties en gevoelens te onderzoeken, al spelende.

 

Hoe zie jij je rol als muziektherapeut?

 

Ik ben altijd meespelend, ik doe altijd mee in het spel, tenzij cliënten mij buitenspel zetten, dat gebeurt ook wel eens. In principe doe ik mijn interventies in de muziek. Dat betekent wel dat je onderdeel uitmaakt van de improvisatie en dat je je goed bewust moet zijn van hoe je dat dan doet. Ik heb zelf de neiging om snel te structureren in bijvoorbeeld harmonie en samenspel, omdat ik dat zelf prettig vind. Dat zijn wel dingen waar je op moet letten als therapeut. Dus ik speel mee en probeer de interventies zoveel mogelijk in de muziek te doen en na afloop ga ik wel benoemen van wat ik gezien en gehoord heb tijdens het spelen. Ik ben wel vaak degene die uitdaagt in het improviseren. Ik prober mensen bijvoorbeeld te bevestigen in hun spel, maar ze ook uit te dagen tot iets anders zoals te versnellen of te vertragen. Je hebt allerlei uitlokkingstechnieken, zoals de Brusciatechnieken.

 

Werk je in teamverband?

 

Ja.

 

Dit is je werkruimte. Van welke instrumenten maak je gebruik?

 

Ja. Eigenlijk van alles wat hier staat. Ik gebruik veel percussie-instrumenten, djembé’s, maar ook de stem. Ik maak ook gebruik van gedichtenbundels of eigen teksten van mensen.

Zelf gebruik ik de piano regelmatig en verder alles eigenlijk wat geluid maakt, dus ook kasten en stoelpoten en dergelijke.

 

Werk je met name één op één of in groepen?

 

Met name in groepen van maximaal acht personen, meestal zijn het er tussen de zes en acht.

 

Soorten improvisatie

 

In de observatiegroepen gebruik ik ofwel hele vrije improvisatie of een heel gebonden improvisatie, afhankelijk van wat ik wil weten. Ik kies ook wel voor wat meer geleide improvisaties als ik merk dat er een heel hoog angtniveau is bij een cliënt en veel weerstand tegen het spelen. Ik merk dat je het wat makkelijker kan maken als je het wat meer vorm en richtlijnen geeft die mensen soms over een drempel helpen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan mensen met angst- of stemmingsproblematiek die het heel spannend of moeilijk vinden om überhaupt te gaan spelen. Ik kies vaak voor vrije improvisatie bij cliënten die bepaalde persoonlijkheidsproblematiek hebben zoals wat meer neurotische problematiek omdat zij snel vervallen in de Für Elises en dat soort dingen, dus dan probeer ik juist wat vrijere vormen met ze te doen. Ik kies ook voor vrije improvisatie als het zo spontaan ontstaat. Er komt bijvoorbeeld een groep binnen die aan het spelen gaat en dan ontstaat er eigenlijk iets. Op de gesloten afdeling zitten de cliënten zo in hun eigen belevingswereld, dat zij een prikkel oppakken, bijvoorbeeld een drumstel en beginnen te spelen en dan heb je al spel en dat ga ik dan niet stopzetten. Dan probeer ik gewoon al spelend aansluiting te vinden.

 

Het gebruik van andere zintuigen dan alleen het gehoor

 

Wat ik bijvoorbeeld wel eens gebruik zijn de klankschalen, waarin ik warm water doe en een geurtje. Maar dat doe ik wel heel gedoceerd hoor, met bepaalde cliënten, bij wie ik denk dat dat dan een nieuwe ingang biedt.

Wat ik ook wel eens doe is het geluid, de trilling van instrumenten lijfelijk laten voelen, zoals een djembee die je met je handen moet bespelen omdat dan de sensomotorische gewaarwording ook belangrijk is.

Plaatjes en foto’s gebruik ik wel naar aanleiding waarvan we gaan improviseren.

 

En de smaakzin?

 

De smaakzin heb ik nog nooit gebruikt; goeie! Leuk!

 

Gebruik van muzikale parameters

 

Ik maak vaak gebruik van muzikale parameters tijdens de sessies. Ik probeer in ieder geval van datgene wat er gebeurt in de muziektherapie te herleiden naar een muzikale parameter omdat ik het een heel handige kapstok vind. Als iemand bijvoorbeeld gaat versnellen of vertragen. Maar ik probeer ook bijvoorbeeld puls en volume te beïnvloeden. Dat is wel mijn denkkader.

 

Gunstige en ongunstige effecten van improvisatie op de lange termijn

 

Ik zie wel eens cliënten terug die vertellen dat ze er veel aan hebben gehad, zoals het ontdekken van kwaliteiten, het onderzoeken van emoties.

Een tijdje geleden was hier een man in therapie die heel erg in de war was en hele nare akoestische hallucinaties had tijdens het djembee spelen in de vorm van opdrachten die hij hoorde en allerlei stemmen. Hij speelde graag djembee want hij had thuis ook een djembee. We zijn begonnen vanuit vrije improvisatie en dat zijn we steeds verder gaan inkaderen om te onderzoeken van wat er nou gebeurt tijdens het spelen, hoe kun je dat stopzetten, is het prettig om met veel structuur te spelen of met juist heel weinig, dat soort dingen. Ik kom die man nog wel eens tegen en hij is nog steeds enthousiast want hij past nog altijd de technieken toe die we in de sessies ook gedaan hebben.

Ik heb ook wel mensen die in een rouwproces zijn en dat proces in de muziek door kunnen maken. Daarna is het klaar en dan is het dus af.

 

Observaties

 

Ik heb in de afgelopen 13 jaar misschien wel tien verschillende soorten observatielijsten en formulieren ontwikkeld danwel gebruikt van anderen en daar ben ik jarenlang heel veel mee bezig geweest. Sinds een jaar gebruik ik geen vaste lijsten meer en probeer ik zo objectief mogelijk waar te nemen ten aanzien van wat mensen doen met muzikale parameters; speelt iemand hard of zacht of een nuancering daartussen? Reageert iemand als ik hem uitdaag en zoja; hoe? Ik probeer dat ook te beschrijven in muzikaal gedrag. Daar zet ik dan een vertaling achter van wat het volgens mij betekent. Want dat is natuurlijk altijd een subjectieve invulling die je daaraan geeft. Dat vind ik dus zo moeilijk in dit vak dat je zo moeilijk kunt meten. Ik kan wel zien dat iemand telkens verschuift wanneer ik aansluit door het zelfde ritme te spelen, dus bijvoorbeeld net een tel later gaat spelen. Dat kan ik objectief waarnemen, maar wat dat dan betekent dat is natuurlijk mijn subjectieve invulling.

Er is wel wat onderzoek gedaan en gaande met betrekking tot dit onderwerp, met name in de morfologische muziektherapie. Ik weet dat Henk Smeijsters daar wel mee bezig is geweest waar je in het Handboek Muziektherapie[24] nog wel iets over kunt terugvinden, maar je kunt een gevoelsbeleving zo moeilijk meten. Je kan wel gedrag meten, waarnemen en misschien wel inkaderen, maar dan weet je nog niet wat voor een gevoelslaag van iemand daarmee verbonden is. Daarom heb ik het op een gegeven moment losgelaten, want het is helemaal niet zo objectief als ik dacht dat het was, of het zegt niks als je het muzikale spel niet inkadert in het geheel. Dus nu kies ik er meer voor om het te beschrijven en laat ik mensen zelf ook wel lijsten invullen, van; ‘wat heb je beleefd, heb je het gevoel dat je aan je problemen heb gewerkt, heb je bepaalde doelen bereikt’. Maar om de observaties echt evident beter te maken is wel heel lastig.

 

Uitzichtloze situaties tijdens sessies

 

Het is regelmatig voorgekomen dat iemand gewoon niet wil spelen.

Maar ik hef alleen een zitting op als er gevaarscriteria zijn of als iedereen wegloopt natuurlijk. Wanneer mensen gaan discussiëren of wanneer er heel veel weerstand is in de groep; men wil niet spelen of gaat niet spelen, dat zijn wel momenten waarin ik denk of voel van ‘ojee, help, wat nu?’ Of wanneer er heel veel onderlinge interactie is die niet prettig voelt, zoals agressie. Zolang het in de muziek blijft is het nog acceptabel. In die zin geef ik wel grenzen aan, maar die liggen vrij ruim.

En ik heb weleens een therapie gestopt omdat ik mij gewoon te onveilig voelde bij die persoon. Dat was in een één-op-éénsituatie waarin de cliënt niet in kon staan voor zijn eigen gedrag. Mijn eigen veiligheid is mijn eerste uitgangspunt, want als ik die niet kan garanderen dan kan ik dat anderen ook niet.

 

Ruimtelijke opstelling ten opzichte van elkaar in een één-op-éénsituatie

 

Ik heb daar geen specifieke ideeën over. Je hebt gevoelsmatig altijd een bepaalde afstand ten opzichte van een ander, je hebt gewoon je eigen ruimte en dat heeft ieder mens. Ik denk dat dat gewoon mijn grens is. Wat voelt voor mij nog prettig. Je moet er wel rekening mee houden met hoe dichtbij je mag komen bij een ander, daar moet je wel antennes voor hebben. Maar ook gewoon letterlijk; niet aan iemand komen. Maar verder, ja als het praktisch zo uitkomt. Heb ik bijvoorbeeld een receptieve sessie dan zit ik dicht bij de geluidsinstallatie. Ik heb niet zo’n gevoel van dat ik dichtbij de deur moet zitten.

 

Van welke interventies maak je gebruik?

 

Van alles wat er maar mogelijk is. In de muziek bij voorkeur. Als je een exacte beschrijving wil dan kun je gewoon die Brusciatechnieken nakijken. Imiteren, meegaan in de intensiteit van het spel van iemand, aansluiten, kleine variaties aanbrengen, synchroniseren, niet tegelijkertijd spelen, omkeren, iemand totaal overstemmen in het spel, een harmonisch kader neerleggen, een ritmische basis geven, een motiefje voorspelen enzovoorts. Dat zijn allemaal technieken in de muziek. Zingen over wat ik zie of wat iemand bij mij oproept, een bekend liedje er doorheen knallen.

 

Hoe kan iemand zich bewust worden van zijn spel?

 

Er zijn heel veel manieren waarop je als therapeut iemand bewust kan maken van zijn muzikaal spel, maar als je het direct op het moment zelf in de muziek wilt doen, dan kan dat door bijvoorbeeld iemands spel te imiteren, dus eigenlijk door iemand een spiegel voor te houden; ‘jij speelt iets en ik laat het je terughoren’. Je kan het ook opnemen en het daarna beluisteren en met elkaar bespreken. Ik laat ook wel eens iemand spelen en de groep terugspelen van wat ze gehoord hebben. Of benoemen hoe je denkt gespeeld te hebben; ‘ik heb dit en dit gehoord’.

Wat ik ook wel doe is enkele specifieke elementen uit iemands spel versterken. Als iemand bijvoorbeeld steeds een after beat speelt, dat je die dan heel overdreven mee gaat spelen op een ander instrument met een andere klankkleur. Of door het ritme te verschuiven, waardoor de after beat de beat wordt.

 

Evenwicht tussen aanbod en vraag

 

Je hebt altijd met elkaars grenzen te maken. Zo gauw iets over mijn eigen grens gaat, als ik iets moet doen waar ik zelf niet achter kan staan, dan kan ik dat niet goed doen, dan kan ik het niet uitvoeren, dat is mijn grens. Zodra ik merk bij de cliënt dat ik over zijn of haar grens ga, dan geldt datzelfde principe natuurlijk. Ik ga er van uit dat zij iets willen en dat ik ook iets wil en de afstemming zit ‘m vooral in de manier waarop we dat beiden denken te bereiken. Dus ik laat behoorlijk veel verantwoordelijkheid bij de cliënt en dat is ook de methode zoals die hier op deze afdeling gehanteerd wordt. Dus ik laat vaak ook cliënten zelf formuleren wat ze willen, Wat hun doelen zijn, waar hun grenzen liggen, wat ik niet moet doen als het slecht met iemand gaat, wat kan ik juist wel doen. Ik probeer zoveel mogelijk af te gaan op wat zij zelf daarin aangeven. Mijn rol is daarin met name voorwaarden scheppend, maar ik kan het niet voor ze doen. Daar probeer ik wel duidelijk in te zijn. Ik kan een proces misschien aanwakkeren, maar ik kan het niet uitvoeren want het is niet mijn proces, het is hun proces. Ik speel daar wel een rol in als ontlokker, stuurder, toedekker, noem maar op, alle mogelijke rollen.

Als ik bijvoorbeeld zie dat een cliënt overspoeld wordt door een emotie, de controle kwijtraakt en bijvoorbeeld neigt naar dissociëren, dat iemand niet meer in het hier en nu is en bijvoorbeeld afdwaalt naar herbelevingen van traumatische gebeurtenissen en niet meer aanspreekbaar is, dan kan ik het wel weer toedekken in de muziek. Als ik bijvoorbeeld een spel ontregel door het uit een harmonische structuur of ritmisch kader te halen, en ik zie dat het angstniveau daardoor bij een cliënt toeneemt, dan zal ik altijd proberen om het angstniveau weer te reduceren door meer structuur aan te brengen. Zodoende observeer je ook tijdens het spelen.

 

In een artikel schrijft Han Kurstjens over instrumentarium dat specifiek voor muziektherapie wordt ontwikkeld. Het gaat hier om muziekinstrumenten en ik citeer; ...waarvoor je weinig technische vaardigheden nodig hebt en die sterk gericht zijn op samenspel en bewuste interactie.[25] Maak jij gebruik van dit soort instrumenten?

 

Voor al de instrumenten die hier staan heb je weinig technische vaardigheden nodig, want je kan elk willekeurig instrument dat hier staat bespelen door het aan te raken. Het feit of je technische vaardigheden moet hebben of niet, zegt meer over hoe jij denkt over improvisatie. Je kan zo’n basgitaar gewoon bespelen, voor mij apart leg je het op de grond en trekt aan zo’n snaar, dan kan je al spelen en dat is ook de kwailiteit die improvisatie kan hebben; dat je kan ontdekken, juist wanneer je een instrument niet kent of de vaardigheden niet bezit.

Ik snap ook wel hoe Han Kurstjens het bedoelt, want zo’n basgitaar of een electrische gitaar doet ook wel een appèl op het goed kunnen bespelen of bepaalde technische vaardigheden, maar in principe heb je die niet nodig om te kunnen spelen, dus dat is één kant van het verhaal. De andere kant is dat ik denk dat je samenspel ook heel goed met het huidige instrumentarium kunt realiseren. Als ik echt wil dat er bijvoorbeeld een harmonieus samenspel is, dan zou ik de instrumenten gelijk stemmen, bijvoorbeeld allemaal pentatonisch omdat de steeldrum zo gestemd is, of door af te spreken alleen die en die toetsen te bespelen. Maar goed, het is dan ook de vraag wat je onder samenspel verstaat en wat je met technische vaardigheden bedoelt.

Maar misschien bedoelt hij wel dat je meer klankobjecten hebt. Wij hebben hier wel wasmachine-onderdelen en allerlei rekken met metalen platen en nou ja, daar sla je op en dat klinkt. Zo kan je ook een stoel gebruiken om te improviseren. Ik kan me wel voorstellen dat als een cliënt moeite heeft met het op een bepaald instrument spelen, of überhaupt met spelen, dat je daar dan speciaal instrumentarium voor ontwikkelt waar je met zijn tweeën op kunt spelen.

 

Improviseren is de essentie van muziektherapie, ben je het daarmee eens of niet?

 

Ja. Ja, de essentie? Het is wel één van de belangrijkste onderdelen. Het is één van de belangrijkste technieken die je als muziektherapeut gebruikt.

 

Hoofdelementen van improvisatie

 

Dat kan je op verschillende manieren benaderen. Als ik puur uitga van de functie die improvisatie kan hebben, dan is dat vrijheid, ruimtevoorwaarden scheppen, ontmoeten, contact maken valt daar ook onder natuurlijk.

Als ik kijk naar muzikale elementen dan is het klank in de breedste zin van het woord, vorm, intensiteit. Maar goed, dat is ook weer zoiets, als je vanuit het analogieprincipe denkt, dan hebben die dingen dus met elkaar te maken. Want waar ontmoet je elkaar in een improvisatie, dat is altijd in vorm of in klank. De vrijheid is er alleen doordat het omkaderd is, de begrenzing zit er dan ook in. En zo kun je de dingen doorlopend van twee kanten bekijken. Je kan elkaar ontmoeten in het improviseren door wel in elkaars vorm of in elkaars klankwereld contact te maken, maar ook door dat juist niet te doen. Dat kan dus allemaal tegelijkertijd in de improvisatie bestaan en dat vind ik het mooie, dat het niet zo aan (lineaire) regels gebonden is en dat het daardoor alle kanten op kan gaan. Je kan in een groepsimprovisatie allemaal iets spelen, dwars door elkaar heen, en toch op dezelfde golflengte zitten. In een gesprek lukt je dat niet. Dan kun je wel met je eigen emotie of met je eigen vorm spelen, terwijl je dat in een voorgeschreven muziekstuk minder goed kan.

 

Hoe beleef jij zelf het improviseren?

 

Voor mijzelf is het een manier van contact maken met mijn eigen dingen, nou ja, met mijn eigen verlangens, mijn eigen emoties, met mijn eigen hoedanigheid, hoe ik erbij zit of sta, hoe ik me voel op dat moment. Dat is de ene kant; de ontmoeting met mezelf en in interactie met de ander, een ontmoeting met de ander, afstemmen op elkaar, uitdagen. Ja, ontmoeting. Improviseren beleef ik wel als een aangenaam iets en ik vind het ook heel leuk als het met humor gebeurt, ik hou erg van humor in de muziek.

Ik improviseer ook wel thuis, ik ben een pingelaar zeg maar, beetje toeteren, zingen, melodietjes bedenken. Ik heb ook in allerlei bandjes en ensembles gespeeld waarbij we geïmproviseerde muziek speelden. Maar ook in intervisiegroepen bijvoorbeeld, met allerlei muziektherapeuten uit het land die op allerlei plekken werken, waarmee we regelmatig bijeenkomsten hebben en dan musiceren we samen. Ik zit nu ook in een muziekgroep waar we ook improviseren met stem en klankschalen en andere instrumenten.

 

Improviseren is iets dat je gewoon moet doen zonder er te veel bij na te denken. Ben je het daarmee eens?

 

Kan, ja. Het is wel iets wat regelmatig gezegd wordt, omdat iemand het niet zomaar doet, omdat er blijkbaar een drempel ligt. Ik kan me wel voorstellen dat je kan improviseren terwijl je er wel bij nadenkt, dat is het ook het leuke van improviseren dat je voor of tijdens het spel juist kan nadenken, over datgene wat je wil uitdrukken of wil ontmoeten. In die zin is improviseren ook heel fijn binnen kaders, structuren of spelafspraken. Dus het kan, maar het is niet een stelling die per definitie zo is.

 

Nieuwe ideeën over improviseren in een muziektherapeutische zetting

 

Ik zou meer willen doen met improviseren vóór cliënten, dus niet alleen maar gezamenlijk improviseren maar bijvoorbeeld ook ligconcerten geven, waarbij ik improviseer en de luisteraar zich onderdompelt in een geïmproviseerd klankbad. Ik zou het leuk vinden om daar in mijn werk wat meer mee te doen.

En ik zou wat meer willen doen met combinaties van verschillende improvisatievakken, dus muzikale improvisaties gecombineerd met bewegingsimprovisaties, theater of beeldende dingen. Dus wat meer integratieve [sic] vormen van improvisatie.

 

Status quo wetenschappelijk onderzoek omtrent improviseren in de muziektherapie

 

Bij voorkeur mag alles onderzocht worden! Wat ik zelf merk is dat er steeds wordt gevraagd naar wat het effect is op de korte- en lange termijn , wat werkt er in de muziektherapie en kun je dat aantonen. Dat is natuurlijk de huidige gezondheidscultuur.

En ik merk dat er weinig effectmetingen zijn, waarschijnlijk is het heel moeilijk, want hoe meet je of iets effect heeft of niet.

Wat ik bijvoorbeeld ook zou willen weten is of er specifieke muziektherapeutische technieken of behandelmethoden zijn die wel effectief bleken te zijn bij die en die problematiek.

Zoals je straks de diagnose/behandelcombinaties krijgt, kun je dan bij depressies bepaalde improvisatietechnieken juist heel goed toepassen of niet. Niet als een soort voorschrijven van een medicijn, dat is wel heel zwart-wit, want het is altijd een combinatie van een aantal factoren. Maar je kunt je bijvoorbeeld wel de vraag stellen of actieve muziektherapie goed werkt bij depressies en zoja, wat zijn dan dingen waar je rekening mee kunt houden. Je kunt bij medicijnen ook niet zeggen van; ‘dat werkt altijd heel goed’. Het lijkt allemaal wel zo, maar het is ook niet altijd zo objectief als het in eerste instantie lijkt. Maar er zou wel wat meer onderzoek mogen plaatsvinden over effecten van muziektherapie.

 

Is er ook muziektherapie voor “gezonde” mensen, i.e. personen zonder psychiatrische problematiek maar die wel te kampen hebben met psychische problemen door bijvoorbeeld een nare gebeurtenis in hun leven?

 

Er zijn muziektherapeuten met een eigen praktijk die muziektherapie inzetten als een vorm van zelfactualisatie. Dan heb je geen psychiatrische problematiek zoals een depressie, een psychose en dergelijke, maar wel persoonlijkheidskenmerken waaraan je iets zou willen veranderen. Als je bijvoorbeeld in een rouwproces zit, of overspannen bent. Ik weet wel dat er muziektherapeuten zijn die daarmee werken. Oorlogsslachtoffers kunnen daaronder vallen, maar de vraag is dan of dat niet onder psychiatrie valt, want wat ga je dan behandelen? Ga je de klachten behandelen, de depressies en angsten, dan valt het alweer heel snel onder psychiatrie. Tja, what’s in a name... Je hebt ook muziektherapeuten die werken met kinderen met sociaal-emotionele problematiek.

Muziektherapeuten die aangesloten zijn bij het beroepsregister moeten ook doorgeven met welke doelgroep ze werken. Zie bijvoorbeeld de site van de NVCT of www.stichtingmuziektherapie.nl, daar kun je een link vinden naar de registercommissie.

 

 

Vraaggesprek met Ceciel Kappers

 

Op 27 juni had ik om 14.30 uur een interview met Ceciel Kappers. Het gesprek vond plaats op haar werkplek in de GGZ Buitenamstel Amsterdam, locatie A.J. Ernststraat, in de ruimte waar ze als muziektherapeut werkzaam is.

Het is een warm lokaal met allerhande instrumenten, zoals de twee vleugels die tegenover elkaar staan en direct opvallen als je binnenkomt. Verder staan er vele slaginstrumenten zoals een drumstel, conga’s, bongo’s, steeldrums en xylofoons. Tegen de wand staat een open houten rek met allemaal kleine slaginstrumenten en op de houten vloer ligt warm geel linoleum. In het midden van de rechthoekige ruimte hangt een gordijn om de ruimte eventueel in twee kleinere zaaltjes op te delen. Aan één lange kant van de ruimte bevinden zich allemaal ramen die voor veel licht zorgen.

We namen plaats aan een tafel, kopje thee erbij en het gesprek kon beginnen.

 

Even voorstellen

 

Ik heb de opleiding gedaan voor Creatieve Therapie; muziek, in destijds Middeloo, Amersfoort. Dat is nu onderdeel van de Hogeschool Midden Nederland te Amersfoort, of Hogeschool Utrecht, ik weet het niet meer. Ik ben in 1979 afgestudeerd. Ik heb eerst gewerkt in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis in Apeldoorn, de eerste vijf jaar op de ‘afdeling voor langdurig verblijf’ zoals dat toen heette. Daarna heb ik vijftien jaar gewerkt op een kliniek voor persoonlijheidsstoornissen. Die kliniek heet nu ‘De Spatie’, daarvoor heette het ‘De Wellen’ en daarvoor toen ik daar begon ‘De St. Jozefstichting’. Vanuit daar ben ik hier naartoe gegaan [GGZ Buitenamstel] en hier werk ik nu een jaar of zes op de afdeling voor adolescenten [mensen van 18 tot 24 jaar] en dit is een dagbehandeling. Al mijn voorgaande werk was klinisch.

 

Maak je gebruik van improvisatie tijdens de muziektherapiesessies?

 

Ja, heel veel. Ik maak gebruik van verschillende soorten improvisatie kun je zeggen, zoals de vrije improvisatie waarin niets vaststaat. Ik werk vooral met groepen, van maximaal tien personen, maar dat is wel veel hoor, om mee te werken, en heel weinig individueel. Het hangt van de groep af hoe vrij of hoe gestuurd de improvisaties zijn. In improvisaties is het niet altijd meteen duidelijk waar je naartoe wilt. Dat moet je met elkaar ook uitzoeken. Ze worden dan heel snel ook heel onzeker als het niet meteen lukt, dan wordt het niks. Dan is een hele vrije improvisatie te moeilijk zou je kunnen zeggen, dan zou je meer handvatten moeten geven. Maar als een groep dat wél kan, ook als je eenmaal aan het improviseren bent en je wil wel eens wat anders, dus dan ga je iets anders proberen, dat moet je onderzoeken of de anderen daar nou in meegaan, krijg ik daar steun bij, ook dan heb je weer een soort fase waarin alles onzeker is, waar je niet meer weet bij wie kan ik nou aansluiten, hoe kan ik zelf daar nou een plekje in vinden, waar wil ik eigenlijk naartoe, dat is ook weer zo’n onzekere fase en dat moet een groep ook met elkaar aankunnen. Sommige groepen kunnen dat dus ook goed. Die kunnen dan gewoon verdragen dat het zo’n tijd onzeker is; blijven zoeken en dan eens wat anders proberen tot er weer wat nieuws ontstaat. Dus dat is eigenlijk één vorm; een hele vrije improvisatie, dan spreken we niks af en gaan gewoon spelen.

Er is een aantal van die vormen die eigenlijk altijd goed werken. Je hebt natuurlijk meerdere interviews gehad, dus bepaalde vormen zullen ook wel overeenkomen. Wat ik bijvoorbeeld een goede vorm vind is die waarin ik een heleboel instrumenten hier dan neerzet [wijst een plaats aan in de ruimte] en waar iedereen dan omheen zit met in het midden een bekken en één iemand begint en de anderen luisteren daarnaar en kijken of ze daar bij aan kunnen sluiten en als dat wel kan kunnen ze meedoen en als ze het niet kunnen dan doen ze nie tmee, dus dan hoeft niet iedereen altijd mee te spelen. Als iemand daar dan weer genoeg van heeft kan ‘ie afslaan op het bekken en zeggen wie de volgende improvisatie begint of zelf beginnen. Dat is een veel gestructureerde vorm die zo is opgebouwd dat eerst één iemand speelt en dat de anderen eerst moeten luisteren; er is afgesproken dat je probeert daarbij aan te sluiten en dat te ondersteunen. Tijdens een vrije improvisatie daarentegen kan je ook zeggen; ‘nou ik ga er dwars doorheen, ik ga eens even heel wat anders doen’. Dat is een gestructureerde vorm waarbij het ook heel erg gaat over of je durft af te slaan natuurlijk en of je zelf durft te beginnen en dat soort dingen, of je iemand ook kan aanvoelen.

 

Improviseren jullie ook wel eens op basis van een accoordenschema?

 

Nee. Dat verondestelt dat mensen daar kennis van hebben. Er zijn ook wel één of twee mensen in een groep die dat ook wel hebben, maar de meesten niet.

 

Want de meesten bespelen ook voor het eerst een muziekinstrument?

 

Nou, dat is ook nog niet altijd zo, dat is heel verschillend. Er zijn mensen met veel ervaring, met helemaal geen ervaring, er zijn mensen met ervaring op het gebied van klassieke muziek en popmuziek...

 

Merk je dat mensen met een muzikale achtergrond anders improviseren?

 

Ja, voor hen is het soms heel lastig om het denken in schema’s of accoorden of in hoe zij opgeleid zijn los te laten. Bovendien, als je niet oppast kan er een scheiding in een groep ontstaan van deskundigen en mensen die niet muzikaal deskundig zijn en dat is op zich ook niet zo erg voor muziektherapie, want dan kom je daarbij ook weer allerlei dingen tegen die te maken hebben met bijvoorbeeld gevoelens van incompetent zijn; ‘ik kan niks’ en ‘ik heb geen verstand van muziek’ en dat is wel een heel belangrijk thema hier met die adolescenten, dat je die gevoelens niet hoeft te hebben en dat je mag leren. Dus dat roept dat meteen op.

 

Andersom; merk je dat muzikaal geschoolde mensen wat geremder zijn in hun improvisaties?

 

Ja, dat kan soms zo zijn, dat hoeft niet. Ook mensen die helemaal geen ervaring hebben vinden het ook moeilijk, omdat je helemaal niet weet als je voor het eerst met een instrument in je handen staat wat er dan uitkomt als je iets doet. Als je dan in combinatie daarmee het gevoel hebt dat het mooi moet klinken. Doordat iedereen heel veel naar muziek luistert in onze cultuur, is iedereen eigenlijk heel muzikaal ontwikkeld en heeft wel een ontwikkeld muzikaal voorstellingsvermogen. Dus je hoort wel degelijk dat als je voor het eerst de cello ter hand neemt het anders klinkt dan wanneer geschoolde mensen dat doen.

 

In een artikel schrijft Han Kurstjens over instrumentarium dat specifiek voor muziektherapie wordt ontwikkeld. Het gaat hier om muziekinstrumenten, en ik citeer; ...waarvoor je weinig technische vaardigheden nodig hebt en die sterk gericht zijn op samenspel en bewuste interactie.[26] Maak jij gebruik van dit soort instrumenten?

 

Ik heb daar wel eens over gehoord in verband met het werken met resonance met dove mensen, dat lijkt me heel zinvol.

Met het huidige instrumentarium probeer je wel te realiseren dat je verschillende kanten uit kunt. Als je wil dat mensen bijvoorbeeld goede ervaringen opdoen in het samenspelen, dan zal ik ze niet zo gauw een cello geven, omdat je dan ook heel veel energie nodig hebt voor je eigen instrument. Maar soms ook juist wel. Als daarmee het spelen voorop staat dan kan het natuurlijk wel heel goed. Je kan er natuurlijk lekker op krassen en van die mooie glissando’s maken, je kan er wel expressief mee zijn als je dat durft. Daar hangt het eigenlijk vooral vanaf.

Maar ik kan me best voorstellen dat je instrumenten kunt ontwikkelen die daar juist op gebouwd zijn. Zo heb ik ook wel eens gehoord van een groot strijkinstrument, een soort kist was dat geloof ik met een paar snaren erop waar je met zijn tweeën op kon strijken met twee strijkstokken. Het kan heel zinvol zijn om dat te doen met mensen.

 

Kun je zeggen dat improvisatie de essentie is van muziektherapie?

 

Als vorm wel, denk ik, ja. Het is één aspect van muziektherapie.

 

Wat betekent improviseren voor jou?

 

Het is een vorm waarbij je een heleboel aspecten tegenkomt waar mensen mee kunnen worstelen en ook mee in de problemen zijn. Improvisatie is vooral ook een communicatiegebeuren zal ik maar zeggen; altijd als je iets doet op een instrument en je bent niet alleen in een ruimte dan roept het bij anderen wat op en die reageren daar weer op. Ik vind met muziek heel erg dat hoe je je voelt als je muziek maakt en wat je daarbij aan gevoelens opdoet, heel veel te maken heeft met hoe je je voelt over je eigen aanwezigheid hier op aarde zal ik maar zeggen. Dat is wel heel erg breed natuurlijk, maar dat heeft iets te maken met als je heel erg gepreoccupeerd bent met ‘ik ben dom’, ‘ik kan niks’, ‘ik doe niks goed’, dan zal elk geluid wat je maakt dat gevoel activeren, oproepen. Dat kom je daar heel erg in tegen; het contact met jezelf, het gevoel over jezelf in deze wereld en het contact met anderen, wat je met anderen kan delen, welke mate van contact je kan verdragen, intimiteit.

 

Is je manier van muziekmaken een weerspiegeling van hoe je in het dagelijks leven staat?

 

Ja. En dan zit ik daar niet voortdurend bovenop want daar worden mensen alleen maar heel zenuwachtig van en je kan niet alles verwoorden wat je doet, anders hadden we die muziek ook helemaal niet nodig. Het is ook goed, en dat is een ander aspect van muziek, dat er dingen kunnen gebeuren die niet meteen voor iedereen zichtbaar en helder zijn, die zich ook mogen ontwikkelen in zo’n improvisatie.

 

Improviseren op buitenmuzikale dingen

 

We improviseren wel op krantenfoto’s want die vind ik altijd wel heel mooi en kunnen ontzettend verschillende dingen uitdrukken. Het helpt mensen om iets over zichzelf te laten verwoorden. Ik vind namelijk een belangrijk aspect van muziektherapie dat je je eigen gevoelens leert kennen en verwoorden. Zo’n foto staat als het ware tussen woord en klank waarbij klank toch het meest abstract is.

Het betrekken van andere zintuigen naast het gehoor en het zicht

 

Ik betrek ook wel andere zintuigen zoals de tastzin. Het speelt altijd mee. Van strijkinstrumenten zoals de contrabas en de cello kun je de resonance heel lijfelijk voelen. Als je de contrabas een beetje tegen je aan laat leunen en je strijkt erop dan voel je heel erg die resonance ook in je lichaam en dat kan heel helpend zijn om een verbinding te maken met het instrument, iets dat buiten je is, en met je gevoel. Als je dat toe durft te laten, durf je die verbinding ook te maken.

Op zich lijkt het me goed om alle zintuigen erbij te betrekken, dat kan allemaal heel erg helpen. Als je op trommels slaat, is het ook heel erg belangrijk dat je voélt waar je op slaat. In die zin vind ik dat wel heel erg belangrijk.

 

Wetmatigheden in de analogie tussen muzikaal spel en hoe iemand in het dagelijks leven staat

 

Je kunt het wel op de een of andere manier terughoren als iemand bijvoorbeeld heel onzeker is. Je kan op verschillende manieren met je onzekerheid omgaan. Door het te overschreeuwen of door je terug te trekken, je zo klein mogelijk te maken, of het te verdragen dat je onzeker bent en toch gewoon meedoet.

In improvisaties kun je ook horen of iemand zich aansluit bij wat er is, of dat iemand juist meteen zelf de toon zet, of dat iemand eigenlijk overal versierinkjes maakt maar niet aan de basis meewerkt. Dat zijn allemaal wel dingen die mensen zelf ook wel herkennen. Dat kun je dan koppelen aan bijvoorbeeld geneigdheid om je altijd aan te passen en voorzichtigheid om zelf naar voren te komen met wat jíj nu vindt en denkt.

 

Variëren op en uitbouwen van eigen thema’s, i.e. eigen karaktereigenschappen verkennen en uitbreiden

 

Een simpel voorbeeld; als je degene bent die zich altijd aanpast in een improvisatie, kun je het ook eens vanuit een andere rol doen. Wat je wel bespreekt na een improvisatie en iemand is niet tevreden met hoe het ging dan kun je evalueren met diegene hoe hij daar mee om is gegaan, wat heeft diegene ermee gedaan. Want je zit dan in een situatie die je niet bevalt en kan je daar ook iets mee? Kan je dat meesturen?

Als je een improvisatie te sloom vindt, kun je komen met iets wat pittiger is. In die zin werk je daar aan mee.

Wat ook een leuke werkvorm is daarbij is dat er drie mensen mogen spelen. Als er dan een vierde bijkomt, moet er eentje stoppen met spelen. Wat doe je dan als je in een bestaand spel komt, pas je je aan of ga je kijken of je het kunt veranderen? Zo kun je experimenteren met verschillende rollen die je kunt innemen tijdens een improvisatie.

Als je een krantenfoto uitzoekt, kan je kijken wat die krantenfoto voor je betekent en hoe je dat muzikaal kunt neerzetten. Dat doe ik dan bijvoorbeeld in een vorm dat anderen hem muzikaal neer gaan zetten en dat jij op een afstand ernaar luistert en als het ware regieaanwijzingen geeft. Daarmee probeer je iets van jezelf duidelijk te maken en dat kan je ook veranderen.

 

Hoe zie jij jouw rol als therapeut?

 

Ik speel zelf wel veel mee, niet altijd om te sturen. Soms speel ik mee zodat de anderen bevrijd zijn van het idee dat er nog iemand aan de kant zit te luisteren, mensen vinden het vaak makkelijker als ik meespeel anders voelen ze zich wat sneller geobserveerd. Soms speel ik mee om inderdaad ook te sturen. Ik voel mij als therapeut wel verantwoordelijk om het spel gaande te houden, want als een spel gaande is kan er altijd wat gebeuren. Als er niks klinkt dan is er ook niks. Soms kan ik dan wat ondersteunend zijn tijdens moeilijke momenten waarin nog gezocht wordt. Ik speel dan wel eens zo’n wachtkamermuziekje, dus dat je iets doet waardoor iedereen weet dat we nog steeds bezig zijn, maar het kan nog alle kanten op.

Ik maak ook gebruik van de Brusciatechnieken zoals uitlokken, spiegelen, omkeren en uitvergroten.

 

Merk je bepaalde effecten van de muziektherapie op de lange termijn?

 

Dat is altijd heel moeilijk te zeggen omdat je in een multidisciplinair team werkt, waardoor je moeilijk hard kunt maken waar het een en ander door komt. Ik merk wel degelijk in de muziektherapieën zelf dat iemand makkelijker wordt, ook door wat ze er zelf over zeggen. Dat heeft ook met de doelgroep te maken. Adolescenten zeggen vaak ook dat ze op een gegeven moment makkelijker iets durven doen en minder hoge eisen aan zichzelf stellen van dat iets meteen goed moet zijn. Ik vind het bij muziektherapie een belangrijk thema dat je mag stuntelen, dat je mag uitproberen en dat het vals mag klinken, dat je mag zoeken en dat het niet meteen wat hoeft te zijn. Dat vind ik belangrijk omdat wanneer je durft te leren in het leven en ook een beetje met plezier durft te leren, wordt het leven een stuk eenvoudiger, in tegenstelling tot wanneer je het allemaal maar moet kunnen voordat je eraan begint. Dat doen ze zeker hier op en dat nemen ze ook mee naar het dagelijks leven.

 

Hoe breng jij in kaart wat er gebeurt tijdens het improviseren?

 

Dat vind ik ook altijd wel heel lastig, want je hebt weer te maken met het feit dat je van de muziek naar het woord moet. Er is wel een aantal dingen dat daarbij kan helpen, bijvoorbeeld door iedereen te vragen wat voor hen nou een belangrijk moment was in de improvisatie, iets plezierigs of frustrerends. Dan vraag ik hen te beschrijven wat er toen gebeurde.

 

Wat zijn voor jou hoofdelementen van improvisatie?

 

Wat gebeurt er in het contact, wat gebeurt er in de omgang met instrumenten, hoe zit het met de balans tussen of dat wat je laat horen van jezelf komt of juist een reactie is van wat er om je heen gebeurt... Waar gaat improvisatie over? Het is moeilijk om daar woorden aan te geven, het gaat altijd om een bepaalde sfeer of stemming, is daar beweging in of is dat een statisch gegeven, blijft het allemaal hetzelfde, of worden er juist risico’s genomen? Er zijn eigenlijk wel veel dingen die er toe doen.

 

Hoe beleef jij zelf het improviseren? Wat betekent het voor jou?

 

Ik vind het in ieder geval altijd heel spannend want je weet niet wat er gebeurt. Je kan het ook alleen doen. Daarbij vind ik het prettig dat je jezelf gewoon zo kunt volgen; wat er komt dat komt er en je kan er tegelijkertijd ook als een soort toeschouwer naar luisteren.

 

Kun je dan ook spreken van een soort innerlijk dialoog?

 

Ja.

 

Dat je op jezelf reageert, een beetje als vraag en antwoord?

 

Nou, dat veronderstelt een heen en weer en dat ervaar ik niet zo. Het is meer een stroom waarin je volgt wat er komt binnen de mogelijkheden die je natuurlijk technisch ook hebt. Als ik zingend improviseer is het handig dat ik precies die melodieën kan maken tot waar mijn adem gaat en dat je dat heel mooi op elkaar kan afstemmen. Terwijl wanneer je een bestaand lied zingt, wat voor mij veel moeilijker is, je soms adem nodig hebt terwijl je ‘m niet meer hebt.

 

Intermuzikaliteit en intramuzikaliteit; zijn dat voor jou belangrijke aspecten van het improviseren?

 

Bij een goed gesprek is het enerzijds belangrijk dat je contact maakt met de ander, maar anderzijds dat je ook je eigen lijn vasthoudt; dat wat ik wíl vertellen ook kán vertellen. Tegelijkertijd moet ik me ook afstemmen op jou en wat jij wil weten. Ik moet luisteren naar jouw vragen. Dat is eigenlijk een heel ingewikkeld en belangrijk proces.

Je ziet bij bepaalde cliënten dat ze daar moeite mee hebben; of ze kunnen het contact met zichzelf voelen maar hebben geen contact met hun omgeving, of ze zijn heel erg gericht op hun omgeving en raken het contact met zichzelf kwijt. Je kunt ook het contact kwijt zijn met én jezelf én de omgeving. Als het contact met jezelf en met de omgeving goed is, spreek je van een gezonde situatie waarin om je heen van alles kan gebeuren, maar dat je daar niet van uit balans raakt en daarop kan reageren.

Die inter- en intramuzikale aspecten staan niet los van elkaar. Als je als groep een muzikale inhoud neerzet, kun je daar als individu weer hele verschillende dingen aan beleven. Je kan het gemeenschappelijke hebben en op dat niveau ook heel goed samenspelen, maar wat je er als individu aan beleeft heeft ook weer net zijn eigen kleur. Als het bijvoorbeeld gaat over iets machtigs, dan heeft iedereen daar ook weer zijn eigen associatie bij. Een ieder zal zich met verschillende dingen identificeren.

 

Maak jij tijdens de sessies ook gebruik van vocale improvisaties?

 

Ja, doe ik ook wel. Omdat het heel dichtbij jezelf komt moeten mensen dat ook echt aandurven en dat kun je ook wel op verschillende manieren doen.

 

Ben jij als muziektherapeut voortdurend bezig met, en ik citeer; ...instant composing, hetgeen betekent dat de muziektherapeut tijdens het spel zoals het zich ter plekke voordoet muzikaal intervenieert.[27]

 

Ja, in zekere zin wel. Je hoopt dat wat je als therapeut doet zij ook doen. Dus dat je probeert dicht bij je eigen gevoel en waarneming te blijven en dat je daar ook in kan sturen. Dan ben je aan het componeren. Laatst zei iemand dat sommigen tijdens een improvisatie ‘maar spelen wat er uitkomt’.

Dat kan soms wel goed zijn, maar op een geven moment moet je ook baas worden over wat je doet. Het is niet alleen maar van als ik mijn gevoel laat zien is het goed. Het gaat er ook om dat je je er bewust van bent van hoe dat gevoel dan is, hoe je dat precies neerzet en wat dat dan met anderen doet. Dat je daar mee bezig bent. Dan neem je ook de verantwoordelijkheid over wat je doet en ben je ook autonoom.

 

Improviseren is iets dat je gewoon moet doen zonder er teveel bij na te denken. Ben je het daarmee eens?

 

Daar ben ik het wel en niet mee eens. Het is een soort spanning natuurlijk. Wat je níet wil als muziektherapeut, nou ja, dat gebeurt toch en het is op zich goed dat het gebeurt omdat je er dan iets aan kan doen, maar waar mensen niet gelukkig van worden is als ze voortdurend buiten zichzelf staan en naar zichzelf zitten te kijken. Dan zeggen ze ook altijd; ‘het lijkt wel de Jostiband wat we hier aan het doen zijn’. Als je er zo over nadenkt en zo bewust bent van jezelf kan dat alleen maar blokkerend werken en kun je helemaal geen contact meer maken, je eigenlijk niet meer luistert. Het lúisteren is zo ontzettend belangrijk, vind ik. We hebben het altijd over spelen, maar het luisteren is misschien wel belangrijker. Als je luistert voel je en maak je ook contact daarmee. Ik ben het ermee eens dat je er niet teveel bij na moet denken, je kan niet de hele tijd nadenken van ‘oh, wat heb ik nu gedaan en wat zal dan het volgende zijn?’ Het is meer zo, ook wat ik net heb genoemd over dat innerlijk componeren, dat je bewust bent van waar je bent. Het is eigenlijk meer Zenachtig zal ik maar zeggen; aan de ene kant accepteren wat er komt, het luisteren, en aan de andere kant daar iets bij doen van welke kant ga ik daarmee op. Dat gaat razendsnel, je kunt jezelf die vraag niet bewust stellen want daarvoor heb je helemaal geen tijd. Maar het is wel een soort innerlijke houding die je daarvoor nodig hebt en die niet gebaat is bij te veel nadenken. Nadenken is ook vaak onmiddelijk verbonden met oordelen, hè, dat iets moet, dat het ergens aan moet voldoen. Dat soort nadenken kan je bij vrije improvisatie in muziektherapie niet gebruiken.

 

Waarom is improvisatie zo belangrijk in muziektherapie?

 

Omdat het over communicatie gaat en over de innerlijke belevingswereld, de manier waarop je je voelt in het leven, je kan er oefenen in contact met anderen, het is een vrij speelveld; het is niet normatief, je kan er in experimenteren. Nou ja, dat soort dingen.

 

Werk jij ook vanuit de muzikale parameters?

 

Ja, dat is het vaak ook, een ritme, dynamiek, hoog en laag. Dat zijn ook de dingen waar je contact in kan hebben met elkaar en wat iedereen ook begrijpt.

 

Merk je dat bij het improviseren de groep automatisch op een tweedelige maatsoort uitkomt?

 

Ja, wel heel vaak, ja. Mensen lopen ook in tweeën, hè?

Hebben jullie ook weleens improvisaties waarbij niets mag ontstaan qua maat, ritme, tempo, toonsoort en dergelijke?

 

Om los te komen van bestaande patronen bedoel je?

 

Ja.

 

Nee, dat heb ik nooit zo gedaan, maar ik heb wel werkvormen die helpen om los te komen van bestaande figuren. Bijvoorbeeld door te spelen met een handicap, dat iedereen een handicap bedenkt en dat je daarmee speelt. Bijvoorbeeld je bent blind of je rechterarm doet het niet meer. Dat nodigt dan uit om juist wat te experimenteren en niet bang te zijn dat het niet mooi wordt in die normatieve zin.

 

Heb jij nog nieuwe ideeën wat betreft improviseren?

 

Voor mezelf wel, maar voor dit werk, eh... Nee, voor dit werk weet ik het eigenlijk niet. Wel dat ik denk van; ‘oh, dat zou ik eigenlijk weer eens wat meer moeten gaan doen’. Dat je kijkt wat de compositie is en wat heeft deze nou verder nodig. Dat je heel erg vanuit de muziek denkt, dat vind ik ook een leuke vorm waar ik weer wat meer mee willen doen.

Verder heb ik een vriendin die zanglerares is met wie het misschien leuk is om met elkaar te improviseren en dan geheel vrij.

 

Status quo van het wetenschappelijk onderzoek omtrent improviseren

 

Ik hou me daar niet zo mee bezig. Nee, dat weet ik niet.

Ik geef zelf muziektherapieles aan het conservatorium en ik vind het voor mezelf wel interessant om te weten te komen wat voor overeenkomsten en verschillen dat heeft met de praktijk, ja, met hoe je dat doet. Het ligt heel erg dicht bij elkaar.

Maar onderzoek is natuurlijk wel altijd goed, het is wel goed als het gebeurt. Ik ben daar zelf niet zo heel erg mee bezig.

 

Heb jij zelf nog opmerkingen of vragen?

 

Ja, ik heb dit op het bord staan.

 

[Korte puntsgewijze uitleg van muziektherapie op een schoolbord aan de hand waarvan ons gesprek nu verder gaat].

 

Als ik bijvoorbeeld een andere groep moet vervangen voor een paar keer dan vind ik dit wel handig zodat ze een beetje een idee hebben over waarmee ze bezig zijn. Die gebieden van de muziektherapie, het is een beetje willekeurig, maar het zijn wel hele belangrijke. Het is niet zo dat het ene goed is en het andere fout, maar je zit zo’n beetje tussen die twee polariteiten in. Als je bijvoorbeeld alleen maar je gevoelens laat gaan dan komt daar eigenlijk nooit een compositie uit laat ik maar zeggen, een resultaat. Als je alleen maar je gevoelens laat gaan kun je je ook heel ongelukkig gaan voelen, dat brengt je niet verder en het kan ook angstig zijn. Als je daarentegen alleen maar controle houdt, dan doe je geen nieuwe ervaringen op. Dus beide polariteiten zijn goed maar het gaat erom dat je een beetje vrij bent om daar tussenin te bewegen.

Als werkvorm heb ik onder andere als puntje staan; ‘individueel met behulp van de groep’. Als je bijvoorbeeld boosheid wil spelen dat de groep dat meehelpt bedenken of uitvoeren.

Muziek luisteren hebben we het helemaal niet over gehad. Op het moment doe ik dat elke week in die zin dat ik de zitting ermee afsluit gedurende twintig minuten en dan rond een bepaald thema waarbij mensen eigen muziek meenemen. Elke week heeft iemand anders dan weer iets meegenomen. Dat vinden zij ook heel prettig.

Met ‘muzikale geschiedenis’ bedoel ik dat het leven dat je tot nu toe hebt gehad, dat wat achter je ligt, door middel van bepaalde muziekstukken laat horen. Het kan iets zijn waar je van hield in een bepaalde tijd, iets dat een bepaald gevoel uitdrukt. Op die manier kun je je eigen geschiedenis vertellen. Een muzikaal zelfportret ligt daar eigenlijk dichtbij waarin je verschillende kanten van jezelf door middel van muziek laat horen.

Wat we ook altijd doen is als iemand er voor het laatst is iedereen een muziekstukje meeneemt die zij aan de persoon mee willen geven, aan die persoon ervaren hebben of bij die persoon past. Dat wordt dan op een cd gebrand en krijgt diegene dat mee. Ja, dat is heel leuk.

 

Wat is dat rijtje over ‘muziek is’?

 

Ja, gevoel. Dat wil zeggen dat je er van alles aan kunt beleven en je kan gevoelens er mee uitdrukken en oproepen. Structuur houdt in dat het een bepaalde vorm heeft, dat niet alles er maar uitkomt maar een bepaald verloop heeft. Als je met een vorm bezig bent, zoals het spelen van woede, dan is muziek en improviseren niet iets wat je overkomt maar iets met een structuur die jijzelf regisseert. Het derde aspect communicatie, ja, dat moge duidelijk zijn.

 

 

Analyse

 

Gebruik van improvisatie in de muziektherapie

 

Het improviseren is in de meeste gevallen van actieve muziektherapie een standaard werkwijze. Je kunt er in feite niet omheen aangezien de meeste cliënten geen muzikale achtergrond hebben. Zodoende kom je al bijna automatisch op het muzikaal improviseren terecht. Kortom, het inzetten van het improviseren in een sessie is onder meer vanuit praktische overwegingen.

Je hebt ook wel andere werkvormen, zoals het samen luisteren naar muziek of het naspelen en van blad spelen van muziek waarbij de therapeutische werking uitgangspunt is, maar het improviseren speelt toch altijd wel een grote rol in de actieve muziektherapie.

Naast deze praktische overweging is er natuurlijk een aantal andere argumenten aan te dragen tot het inzetten van improvisatie. Het improviseren blijkt namelijk een adequaat non-verbaal middel tot communicatie en biedt ruimte om in contact te komen met je eigen hoedanigheid, je eigen kwaliteiten en zwakheden, je wensen, je grenzen, de ander, zijn grenzen enzovoorts. Het kan een middel zijn om in de veilige, besloten sfeer van de sessie ander gedrag uit te proberen, andere posities in te nemen ten opzichte van jezelf en anderen, je horizon te verbreden en je grenzen te verleggen, in interactie met de ander(en).

 

Het nemen van risico’s en de daarmee gepaard gaande angst voor controleverlies

 

Voor veel mensen, ook in de reguliere muziekpraktijk, is muzikaal improviseren in meerdere of mindere mate ‘eng’. Voor de geoefende jazzmusicus, die wel wat gewend is wat betreft improviseren, zal het minder angstig zijn dan voor iemand die erg klassiek geschoold is en gewend is aan houvast in de vorm van bladmuziek. Ook voor degene die voor het eerst gaat improviseren in een therapeutische zetting is het spannend. Veel mensen zijn bang voor controleverlies. Het lijkt er in dit geval op of geschoolde mensen meer minder baat hebben bij hun muzikale achtergrond dan mensen die voor het eerst een instrument bespelen. Iemand kan namelijk erg vasthouden aan dat wat hij geleerd heeft tijdens de muzieklessen en kan maar moeilijk die controle loslaten. Het is dan goed om op een bepaald punt in de therapie de cliënt aan te moedigen eens een ander instrument te kiezen dan wat hij gewend is. Het liefst een instrument waar hij weinig tot geen affiniteit mee heeft zodat hij wel moét improviseren en nog meer de mogelijkheid heeft nieuwe dingen uit te proberen. Dit is uiteraard pas mogelijk als therapeut en cliënt samen een veilige basis hebben opgebouwd.

Mensen kunnen vastzitten in een bepaalde rol. Zo heeft Miranda Huls verteld over de workshops die zij heeft gevolgd en waarin systemen en de rollen die mensen daarin innemen aan bod kwamen.[28] Voorbeelden van zulke systemen zijn het gezin, de sportvereniging, de maatschappij, een cultuur. Een ieder maakt deel uit van meerdere systemen en vervult daarin verschillende rollen. Het komt voor dat mensen (ongewild) ontzettend vastgeroest zitten in hun rol. Daar hoeven zij zich niet eens bewust van te zijn. Tijdens een sessie van systeemtherapie, waarbij bijvoorbeeld alle leden van een gezin aanwezig zijn, kunnen deze rollen worden besproken en kan nagedacht worden op welke wijze bepaalde aspecten anders zouden kunnen. Huls zou dit systemisch denken willen inzetten in muziektherapie. Door middel van muzikale improvisaties met de gezinsleden kunnen bepaalde posities die een ieder inneemt binnen het gezin getaxeerd en in beweging worden gezet. Aangezien het improviseren de ruimte en de vrijheid biedt in een “alsof-situatie” dingen uit te proberen, kan dat heel heilzaam werken.

Ook in de reguliere muziekpraktijk houden mensen vast aan dat wat ze geleerd hebben. Ik weet van mensen die een muziekinstrument bespelen dat zij veelal nog nooit geïmproviseerd hebben, omdat zij dat moeilijk vinden, niet weten welke noten te spelen. Angst voor controleverlies komt naar boven, die aarzeling om al dan niet je grenzen te durven verleggen. Het risico om een ‘verkeerde noot’ te spelen neem je liever niet want je wil het meteen goed doen.

In de muziektherapie gelden geen normen van goed of fout en gaat het er juist om grenzen te verleggen door je starre patronen los te laten en in vrijheid je (muzikale) kwaliteiten te verkennen.

 

Creativiteit als scheppend vermogen

 

Net als in de jazz is het improviseren het belangrijkste aspect van muziektherapie omdat het ruimte biedt tot elementen als spontaniteit, verrassing, experiment, egomastering, interactie, vormgeving en affect. In de jazz gaat het om een evenwicht, een juiste proportie te vinden wat betreft vastgelegde en geïmproviseerde elementen. Tijdens het improviseren kan de speler zijn bekwaamheden verkennen, zijn mogelijkheden onderzoeken, wensen uitvoeren en grenzen verleggen.

In de jazz is er zonder verwijzing naar het bekende geen creativiteit. Dit geldt ook voor muziektherapie; zonder het bekende en het vertrouwde aan te halen, zonder je veilig te voelen, is er geen creativiteit mogelijk in de zin van het uitproberen van ander gedrag, het innemen van andere posities en rollen dan wat je gewend bent of waar je in vast zit.

Creativiteit is de spil binnen muziektherapeutische improvisaties en jazzimprovisaties. Het houdt in dat je vindingrijk omgaat met problemen. Het is een scheppend vermogen waarin je niet volgens vaststaande patronen handelt maar naar eigen vinding. Het nemen van risico’s staat daarbij centraal waarbij men in de jazz spreekt over experimenteren en herdefiniëren van de conventionele standards, ofwel, in therapeutische termen, het loslaten van oud gedrag en exploreren van ander gedrag. De risicofactor vormt hierbij een bron van levendigheid en dynamiek, hoewel in de muziektherapie ietwat op een andere manier, omdat je daar niet kunt spreken van goed en fout. Daar gaat het puur om de voorwaardescheppende ruimte van veiligheid, acceptatie en respect waarin de personen vrij zijn nieuw gedrag uit te proberen. Toch geeft het durven verkennen en verleggen van je eigen grenzen ook een gevoel van ‘risico’. Door af te wijken van gevestigde patronen ontstaat er betekenis. Je speelt een spel met het bestaande gedrag en tijdens het improviseren heb je de gelegenheid iets nieuws te creëren. Het is een proces van interactie dat in real time plaatsvindt. Een werkvorm hierin die heel dichtbij jezelf ligt is de stemimprovisatie. Je manier van zingen zegt veel over jezelf en kan heel confronterend zijn. Je hoeft geen teksten te zingen maar kan ook vocaal improviseren op betekenisloze lettergrepen (vergelijk het scatten in de jazz) en op die manier bezig zijn met een persoonlijke ontwikkeling van thema’s.

Het uitproberen van nieuwe structuren is heel belangrijk in de muziektherapie en in de jazz en kan grensverleggend werken.

 

Mogelijkheden van improvisatie

 

Een muziektherapeutische improvisatie blijkt meerdere aspecten gemeen te hebben met een jazzimprovisatie, met name wat betreft de intra- en de extramuzikale processen die bij de improvisator een grote rol spelen. Improviseren biedt mogelijkheden tot spontaniteit, herdefiniëren, verrassing, ontdekking, experiment en plezier. Ik wil kort ingaan op deze raakvlakken.

Een evenwicht tussen refereren aan het bekende en spontane vindingrijkheid zorgt voor mogelijkheden tot het ontwikkelen van latent aanwezige (muzikale) kwaliteiten om jezelf op een hoger plan te krijgen. Het loslaten van het oude en het refereren aan het nieuwe vindt een equivalent in de improvisatie. Bijvoorbeeld het ontwikkelen en variëren van een muzikaal motiefje is een spelvorm die aanzet tot nadenken en de concentratieboog kan vergroten.

Het herdefiniëren van een thema in een jazzimprovisatie kun je ook vertalen naar identificatie met jezelf, jezelf vinden. In een therapeutische situatie kan dat bijvoorbeeld door middel van een spelvorm waarbij een ritme wordt geklapt dat al dan niet gevarieerd wordt doorgegeven.

Experiment en ontdekking kunnen in de muziektherapie verwijzen naar het verkennen en uitproberen van nieuwe (muzikale) communicatie- en interactiepatronen.

Net als in bijvoorbeeld de New Orleansstijl van de jaren 1920 heerst er een bepaalde mate van gelijkheid tussen de spelers die deelnemen aan een groepsimprovisatie. De gezamenlijke vindingrijkheid en het hele proces van improviseren zorgen voor een groepsgevoel.

Het hebben van plezier in het muziekmaken zorgt voor een zinvolle tijdsbesteding en afleiding van je persoonlijke problemen.

Een muzikale impovisatie biedt vrijheid en ruimte om je eigen (muzikale) beslissingen te nemen en kan op die manier zorgen voor overwinningen op persoonlijk vlak.

Nog een overeenkomst met de jazz, met name met de parafrase- improvisatie,[29] is het (om)spelen van een bekende melodie. Een populair nummer zorgt voor herkenning. Dit is voornamelijk erg bruikbaar in de muziektherapie met demente mensen. Melodieën van vroeger worden feilloos herkend en zelfs meegezongen als men daar nog toe in staat is. De cliënt leeft op, heeft een zinvolle tijdsbesteding en staat open voor communicatie!

 

Improvisatieschema’s

 

We weten dat de meeste jazzimprovisaties, maar ook andere improvisaties, gebaseerd zijn op schema’s, zoals een bluesschema. Elke stijl waarin geïmproviseerd wordt kent zijn eigen muzikaal idioom.

In de traditionele vormen van de jazzmuziek, fungeren een bestaande melodie en de begeleidende harmonie, tezamen een thema genoemd, veelal als fundament voor een improvisatie. Zo kan een bekende popsong uitgang zijn voor een improvisatie. In de jazz wordt nauwelijks op een buitenmuzikaal schema geïmproviseerd, zoals een verhaal, een kleur, een situatie of een gebeurtenis. Het komt wel sporadisch voor dat een improvisatie iets buitenmuzikaals uitbeeldt zoals instrumentaal gehuil dat dan verwijst naar een bepaalde maatschappelijke situatie danwel een buitenmuzikale boodschap is aan de luisteraar. Verder worden buitenmuzikale elementen niet echt belangrijk geacht.

Bij het improviseren in een therapeutische zetting gaat men uit van een schema in de breedste zin van het woord. In tegenstelling tot de jazzpraktijk wordt er juist gebruik gemaakt van buitenmuzikale thema’s. Zo kan een persoon, een situatie, een foto of tekening, een gebeurtenis of een ziektebeeld ten grondslag liggen aan de improvisatie. Ook de andere zintuigen kunnen hierbij worden betrokken, zoals bijvoorbeeld de tastzin en de reukzin. Eigenlijk kun je op basis van allerlei thema’s en prikkels gaan improviseren. De smaakzin wordt echter (nog) niet op grote schaal gebruikt als basis voor een improvisatie. Er is geen sprake van een bepaald muzikaal idioom zoals in de jazz. In de muziektherapie ga je dat juist verkennen, i.e. je gaat op zoek naar je eigen muzikaal idioom; hoe speel ik, wat speel ik en op welk(e) instrument(en) speel ik het liefst?

Recapitulerend kunnen we zeggen dat in een therapeutische zetting met name op buitenmuzikale schema’s wordt geïmproviseerd, terwijl in de jazzpraktijk alleen op basis van muzikale schema’s wordt geïmproviseerd en in de muziektherapie zelden.

Andersom wordt bij een therapeutische improvisatie ook wel gebruik gemaakt van een bepaald muzikaal idioom, maar dat is eerder middel dan doel. Een therapeut kan er bijvoorbeeld voor kiezen de instrumenten die gebruikt zullen worden pentatonisch te stemmen, zodat het een en ander al mooi samenklinkt. Of er wordt afgesproken om alleen op de witte toetsen van het klavier te spelen. Maar dit is meer vanuit praktische overwegingen dan dat therapeut en cliënt een bepaald muzikaal idioom willen handhaven. Een therapeutische improvisatie is überhaupt een middel, terwijl een jazzimprovisatie juist doel is van het spel. Er zijn muziektherapeuten die daarom ook liever van improviseren en improvisatietechnieken spreken, in plaats van ‘de improvisatie’. Dat laatste suggereert namelijk dat het om het eindproduct gaat terwijl in een therapeutische zetting juist het communicatieve proces centraal staat.

 

Meeklinken in het hier en nu

 

Als muziektherapeut moet je in staat zijn voortdurend te reageren op het spel van de ander. Je moet van goeden huize komen om ter plekke muzikaal te kunnen interveniëren, voortdurend in beweging met de ander en zijn spel.

Han Kurstjens noemt het in een hoofdstuk over muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie instant composing, een term die

 

...in Nederland vooral bekend geworden is binnen de traditie van de improvisatiemuziek en de Free Jazz in de zeventiger jaren.[30]

 

Net als de jazzmusicus is de muziektherapeut voortdurend bezig met het ogenblikkelijk scheppen van muziek als reactie op het spel van de cliënt. Dit resoneren met de ander in het hier en nu vraagt om een zeer gedegen muzikale scholing in het improviseren, iets dat wel eens wordt onderschat.

 

De rollen en soorten spel van een muziektherapeut

 

Zoals al eerder gezegd moet je als muziektherapeut van goeden huize komen als het gaat om muzikaal improviseren.

 

Tijdens een improvisatie moet extreem veel worden besloten. Een goede improvisator heeft de beschikking over een groot [muzikaal] vocabulaire.[31]

 

Dit geldt ook voor de muziektherapeut. Voortdurend in beweging met de cliënt kun je als therapeut verschillende rollen innemen en verschillende soorten spel toepassen. Zo kan een muziektherapeut zorgen voor een harmonische grounding waarop geïmproviseerd kan worden, door met bepaalde accoorden een sfeer te creëren. Hij kan er voor kiezen modale accoorden neer te zetten waardoor er een statische harmonie ontstaat waarbij de afwezigheid van leidtoonwerkingen ruimte en openheid biedt om in vrijheid muziek te maken. Er is sprake van harmonische stilstand en afwezigheid van zwaartekracht. Zo kan de therapeut voorwaarden scheppen en met accoorden een sfeer creëren die tot improviseren door de ander(en) aanzetten.

Ook in de jazz biedt de modale improvisatie mogelijkheden voor de speler tot het neerzetten en variëren van motieven.

Verder reageert de therapeut voortdurend op wat er klinkt en iedere therapeut zal zijn eigen idioom (een vocabulaire van licks in de jazzmuziek) hebben waarin hij muzikaal meebeweegt met de cliënt.

Net als de verschillende rollen die de leden van een jazzensemble hebben, heeft de muziektherapeut ze allemaal tot zijn beschikking. Zo kan hij als een bassist zorgen voor het fundament van de improvisatie en voor een voortstuwende werking (vergelijk de walking bass). Net als de drummer van een jazzgezelschap kan hij de puls verstevigen, accenten geven, elementen uit het spel van de solist (lees; de cliënt) accentueren en met de bassdrum het ritme lijfelijk laten voelen. Tenslotte kan hij als pianist muzikale elementen toevoegen of harmonisch veranderen en zo nieuwe muzikale mogelijkheden bieden, hij kan ondersteunen, spanning laten afnemen of juist toenemen en naar een climax toe werken.[32] Dit alles in wisselwerking met de ander(en). Een muziektherapeut kan de door de cliënt gespeelde melodie met allerlei accoorden kleuren en heeft daarvoor een goede beheersing nodig van de (functionele) harmonie ofwel, net als een jazzmuzikant, in staat zijn tot running the changes.

Als een muziektherapeut te werk gaat vanuit de intervalwerking, zoals Laurien Hakvoort vertelde,[33] brengt dat ook mogelijkheden met zich mee. Een kwint zorgt voor openheid, een consonant voor stabiliteit en een dissonant ofwel een offnote roept spanning op en beweging naar een oplossing. Dit kan allerlei gevoelens met zich meebrengen en deuren naar nieuwe dingen openen of juist laten dichtslaan.

 

Improvisatietechnieken in de muziektherapie

 

Zoals al eerder summier uiteen is gezet maken de therapeuten waarmee ik heb gesproken in zekere mate gebruik van de Brusciatechnieken[34] en allerlei soorten spel. Bruscia noemt 64 technieken die hij in verschillende categorieën onderbrengt. Zo vallen imitatie en synchronisatie onder de technieken betreffende empathie.  Het geven van een ritmische basis is een structurerende techniek. Verder heb je ontlokkende technieken, technieken om een nieuwe weg in te slaan, technieken om de leiding (weer) te nemen en procedurele technieken.

Voor een uitgebreide uitleg van hiergenoemde technieken raadplege men de literatuur vermeld in voetnoot achtentwintig.

De technieken overlappen elkaar enorm en worden zelden op zich gebruikt maar meer in combinatie met elkaar. Daardoor is het vaak moeilijk de gebruikte technieken van elkaar te onderscheiden en te definiëren. Het verbaliseren van praktijk naar theorie is echter van essentieel belang voor het effectief inzetten van de technieken. De technieken worden door de therapeut ingezet en zijn ook vanuit de therapeut gedacht. In de muziektherapie wordt hierbij gesproken van interventies. Interveniëren betekent letterlijk tussenbeide komen, bemiddelen. Interventie betekent tussenkomst. Zo kan de muziektherapeut met behulp van allerlei improvisatietechnieken en speelwijzen als bemiddelaar optreden en op die manier in zekere mate het spel van de ander(en) beïnvloeden, sturen of ondersteunen. Voorbeelden van technieken zijn;[35] imitatie; de therapeut herhaalt (elementen uit) het muzikale spel van de cliënt nadat dat geklonken heeft, en synchronisatie; de therapeut speelt hetzelfde als de cliënt op hetzelfde moment en geeft een ritmische basis waarop de cliënt kan improviseren.

Zoals door Carola Werger en Miranda Huls tijdens de improvisatieweek in hun werkgroep is uitgelegd, kunnen speelwijzen een inhoudelijk aspect, i.e. een letterlijke, muzikale uileg, en een betrekkelijk aspect hebben, waarbij het gaat om een interpretatie van de gebruikte technieken en speelwijzen van iemand. De speelwijzen ofwel soorten spel zijn vanuit therapeut én cliënt gedacht.

Een voorbeeld van een manier van spelen is aanspelen; zoals je iemand de bal kunt toespelen kun je iemand ook iets muzikaals aanspelen, zoals een toon, een interval, of een accoord. Dat is een letterlijke uitleg. De betrekkelijke inhoud van aanspelen kan zijn een appél op iemand doen door iemand iets (muzikaals) aan te reiken waar hij vervolgens zelf iets mee kan doen, of niet. Een ander voorbeeld is tussenspel. De letterlijke inhoud daarvan is intermezzo, vertoning tussen de hoofddelen van een stuk in. De intentie hierbij kan zijn het tussenbeide komen, een soort bemiddelende rol aannemen in je improviseren. Een laatste voorbeeld dat ik hier wil noemen is omspelen. Letterlijk betekent dat; zich losjes, spelend, vlug om iets heen bewegen. Zo zijn er tal van soorten spel te noemen met ieder een letterlijke- en een betrekkelijke uitleg die een beroep kunnen doen op jouw rol binnen het geheel van een (groeps)improvisatie en een licht kunnen werpen op hoe je functioneert in sociale situaties, hoe je jezelf beleeft en hoe anderen jou beleven.

 

Improvisatietechnieken in de jazz

 

Ook in de jazz zijn er verschillende improvisatietechnieken te onderscheiden, waarvan ik er hier drie wil noemen. Ook deze technieken staan niet los van elkaar maar komen voor in allerlei combinaties. In de jazz gaat het alleen om het inhoudelijk aspect en speelt het betrekkingsaspect nauwelijks tot geen rol, in ieder geval niet bewust. Wat wel centraal staat zijn de muzikale intenties van een speler maar deze worden niet doelbewust geïnterpreteerd door de luisteraar.

In de traditionele jazzmuziek wordt gebruik gemaakt van drie improvisatietechnieken. Ten eerste de parafrasetechniek waarbij een melodie wordt omspeeld. Ten tweede de motivische techniek waarbij één of meerdere motieven als basis voor een improvisatie fungeren en onderworpen worden aan allerlei soorten spel als herhaling, versiering, remming, versnelling, verkleining, vergroting, omissie en omkering. Uit de muziek wordt een motief gedestilleerd en vervolgens ontwikkeld, uitgebouwd. Het motief moet ondanks deze techniek wel herkenbaar blijven voor de luisteraar om de transformatie ervan in al zijn facetten te kunnen volgen. Op de derde plaats is er de formulaïsche- ofwel formuletechniek. Deze wordt het meest gebruikt in jazzimprovisaties. Hierbij gaat het, net als in de motivische techniek, om nieuw materiaal dat dit keer uit een geheel van fragmentarische ideeën bestaat. Vaak gaat het om een nieuwe melodie die boven een bestaand accoordenschema wordt geïmproviseerd en waarbij diverse formules met elkaar worden verstrengeld.

Ik denk dat met name de motivische techniek veel overeenkomsten vertoont met de improvisatietechnieken die in een therapeutische zetting worden gehanteerd. Het doet me denken aan de incorporatietechniek waarbij de therapeut een motief uit het spel van de cliënt destilleert en als thema gebruikt voor zijn improvisatie. In deze situatie is het spel van de therapeut even te vergelijken met de solo in een jazzimprovisatie; een gekozen motief uit het spel van de ander(en) ligt ten grondslag aan een improvisatie en wordt onderworpen aan allerlei variaties als omkering, uitbreiding en omissie. In de muziektherapie zit er echter een andere intentie achter dan in de jazz; de therapeut wil namelijk met behulp van zo’n techniek iets in beweging zetten in het muzikale gedrag van de cliënt.

Mijn mening is dat vele van de klinische technieken genoemd door Bruscia overeenkomsten vertonen met de motivische techniek uit de jazzmuziek.

Verder kun je natuurlijk de parafrasetechniek vergelijken met het eerder genoemde omspelen, een speelmanier waarbij er losjes om iets heen wordt gespeeld.

Voor de formulaïsche techniek is het wat moeilijker een tegenhanger in de muziektherapie te geven. Deze techniek lijkt wat meer muzikale kennis te vereisen van de cliënt omdat het hier gaat om het spelen van een nieuwe melodie op een bestaand accoordenschema. Andersom komt vaker voor; een cliënt speelt een melodietje, een motiefje, dat door de therapeut of door de andere spelers een harmonische ondergrond kan krijgen.

 

‘Tenor titans’, over grenzen heen spelen.

 

In deze paragraaf wil ik kort ingaan op een voorbeeld uit 1956 waarbij naar mijn mening gebruik wordt gemaakt van improvisatietechnieken die ook in de muziektherapie worden gehanteerd. Het gaat om het stuk Tenor Madness van het gelijknamige album van Sonny Rollins. In Tenor Madness gaat het om een door Rollins gecomponeerde eenvoudige riff blues line waarboven hij met John Coltrane op hoog niveau muzikale ideeën uitwisselt tijdens een improvisatie. Beiden spelen op een tenorsax en het is een stuk waarin de muzikanten elkaar in hoog tempo formules toespelen, het spel van elkaar overnemen, het tegenovergestelde spelen van wat de ander speelt of heeft gespeeld, elkaar wegspelen enzovoorts. Het wordt een werkelijke tenorbattle genoemd, een duel tussen de twee tenorsaxreuzen. Het gaat hier om een motivische improvisatie waarbij een zeer speelse interactie gaande is tussen de spelers en hun muzikaal spel. Het overspelen betekent letterlijk opnieuw spelen, overvleugelen. Domineren, overheersen kan een uitleg zijn als het gaat om het betrekkingsaspect. Elkaar wegspelen heeft ook zo’n soort betrekkingsaspect. Toespelen betekent al spelende doen krijgen, zinspelen, indirect ergens op duiden.

De interactie tussen de spelers in Tenor Madness doet me erg denken aan de interactie tussen de spelers in een muziektherapeutische zetting, waarbij ook een appél wordt gedaan op de ander, zijn reacties, zijn wensen en zijn grenzen.

Bepaalde stukken, bijvoorbeeld Ascension van John Coltrane, klínken ook als een muziektherapeutische improvisatie! In sommige Free Jazzstukken was de enige afspraak voor een improvisatie dat er niets mocht ontstaan qua maatsoort en dergelijke. Als er toch zoiets dreigde te ontstaan, werd dat meteen weer afgebroken door de spelers. De ontwikkeling naar deze manier van spelen is tegenovergesteld aan ontwikkelingen die in een therapeutische sessie kunnen plaatsvinden, waarbij er juist wel iets mag ontstaan. Dan wordt vanuit een vrije improvisatie naar een vorm toegewerkt. Maar het gebeurt ook andersom. Dan wordt er vanuit een vorm gewerkt naar een vrijere improvisatie waarbij starre gedragspatronen die zich in muziek kunnen uiten worden losgelaten.

 

Groepsimprovisaties

 

De muziektherapeuten die ik gesproken heb in verband met deze scriptie werken veelal in groepen van hooguit tien personen.  Net als in de jazz kan het ‘collectief’ de ‘solist’ ondersteunen in zijn spel, ruimte bieden en reageren. De context van elk van de spelers is altijd heel belangrijk. De achtergrond van iemand bepaalt ook in welke mate hij grensverleggend kan werken door bewust te worden van zijn eigen gedrag en daar waar gewenst nieuw gedrag uit te proberen, andere rollen op zich te nemen. Sociale- en emotionele omstandigheden van de cliënt zijn van invloed op de snelheid en de mate van zijn persoonlijke ontwikkeling.

Ook de jazz zelf is altijd verbonden geweest aan sociale factoren. De Free Jazz bijvoorbeeld zette zich af tegen de gevestigde jazzvormen. Ontwikkelingen binnen de jazz zijn niet los te zien van haar maatschappelijke context en zijn analoog met maatschappelijke- en politieke ontwikkelingen.

Menig, zo niet elke, muziektherapeut is ervan overtuigd dat het dagelijks leven van een cliënt, zijn gedragingen, gedachten en grenzen, zijn weerslag vindt in de manieren van improviseren. Hoe iemand improviseert laat veel zien over hoe hij in het leven staat. Met een groep kun je tijdens een improvisatie bepaalde gedragspatronen analyseren en in beweging zetten. Dit is heel goed voor het groepsdynamische proces en hoe iemand daar zelf in staat en zijn positie beleeft. De vraag is of dat overeenkomt met de beleving van anderen. Bepaalde intenties van iemand kunnen heel anders overkomen dan hij denkt. In een groepsimprovisatie kan een en ander duidelijk worden over jezelf en anderen wat betreft rollen en grenzen, zeker als de improvisatie is opgenomen en het naderhand in alle rust beluisterd kan worden, want gezien de hoeveelheid en de intensiteit van de interactie tussen de spelers is het goed om meerdere malen naar zo’n opname te luisteren en telkens op een ander aspect te letten. Een groepsimprovisatie is als een collectieve conversatie; er kunnen meerdere dingen tegelijkertijd gebeuren en toch blijft de interactie transparant. Verbaal is dat niet mogelijk. Improviseren is de meest non-verbale muzikale vorm.

 

Analogieën tussen patronen in de jazz en in jezelf

 

In de jazzmuziek vinden we tal van stijlen. Die stijlen hebben altijd een bepaalde ontstaans-, ontwikkelings- en voortzettingsperiode waarin respectievelijk geëxperimenteerd wordt met nieuwe mogelijkheden, de stijl tot bloei komt en wordt ingekaderd en tenslotte verder wordt ontwikkeld binnen de gegeven kaders. Deze drie fasen die een stijl doorloopt, kun je ook zelf doorlopen tijdens het improviseren in een muziektherapeutische zetting. In de eerste fase wordt gebroken met het oude en een stap naar het nieuwe gezet. Nieuw gedrag wordt uitgeprobeerd. In de tweede fase kom je tot bloei en voel je je lekker bij de herindeling van je eigen grenzen. In de derde fase ga je buiten de sessie je verworvenheden verder ontwikkelen binnen je eigen grenzen en rekening houdend met die van de ander. Dit is een circulair fenomeen. Het uitproberen van nieuwe ideeën en het moduleren naar ander gedrag is een dynamisch proces en zorgt ervoor dat grenzen steeds weer moeten worden bijgesteld. Ook omdat je nooit dezelfde bent, net als de situatie waarin je verkeerd nooit hetzelfde blijft.

Voortdurend in beweging in een context van tijd en ruimte, volgen gedachten, gevoelens en wensen elkaar op. Een mens is nooit dezelfde, maar steeds veranderend. De mens is bont, levendig en grillig en dat zijn precies drie omschrijvingen die deel uitmaken van de betekenissen die het woord jazz heeft!

 

Vrij bewegen in ruimte en tijd

 

Therapeutisch improviseren vindt plaats vanuit verschillende (muziektherapeutische) stromingen en mensbeelden en kan één of meerdere doelen beogen op sociaal, cognitief, fysiek en emotioneel niveau. Improvisatie speelt een grote rol in de actieve muziektherapie, die, op haar beurt, veelal deel uitmaakt van een behandelplan bestaande uit een bundeling van verschillende therapieën waarvan de vooropgestelde doelen en de te volgen strategieën op elkaar zijn afgestemd.

Ondanks dat er vele visies en denkbeelden bestaan binnen de praktijk van muziektherapie, kan er gesproken worden van een universeel streven, namelijk het verbeteren van de algehele gesteldheid van iemand en het verhogen van de kwaliteit van het bestaan. Het gaat om gezondheidswinst in de breedste zin van het woord op fysiek en mentaal niveau. Het therapeutisch muzikaal improviseren is bij uitstek een vorm die daarbij kan worden ingezet omdat zij ruimte en vrijheid biedt om tot (een andere) zelfbeleving te komen. Improviseren is, in tegenstelling tot het deelnemen aan bijvoorbeeld een psychotherapeutische sessie, een kwestie van doen. De veilige omgeving, de alsof-situatie maakt vrij handelen mogelijk waarin gevoelens en grenzen kunnen worden verkend en bewerkt.

Doordat muziek een structurerende werking heeft, gevoelens kan uitdrukken en opwekken en communicatie een zeer belangrijk aspect van muziek is, kan muzikaal improviseren een helend proces op gang brengen waarin het eigen scheppend vermogen ontdekt kan worden en iemand de mogelijkheid krijgt met andere ogen naar zichzelf, de ander en de situatie te kijken.

In het improviseren kan iemand vorm geven aan zijn eigen levensverhaal, gevoelens verkennen, doorleven en verdragen en in samenspel met de ander(en) op zoek gaan naar zijn identiteit. De muzikale interactie en het inter- en intramuzikaal beleven staan hierbij voorop. In een proces van geven en nemen en van luisteren naar elkaar kan een innerlijke beweging in denken, voelen en willen tot stand komen waarin de speler bewust(er) wordt van zichzelf en door middel van zelfreflectie confrontaties met zichzelf, de ander(en) en bepaalde situaties aan durft te gaan. Voor het zover is moet er aan een aantal basisvoorwaarden worden voldaan wat betreft veiligheid, openheid, acceptatie en respect.

Hier wordt kort ingegaan op deze vier aspecten.

Veiligheid als basisvoorwaarde uit zich in de behoefte aan geborgenheid en regelmaat in plaats en tijd, zoals een vaste ruimte waar de sessie plaatsvindt en waar men niet kan worden gestoord. Een bepaalde frequentie waarin de bijeenkomsten plaatsvinden, bijvoorbeeld één keer per week, draagt ook bij aan een duidelijke structuur. Dat schept een gevoel van rust en regelmaat. Verder kan het heilzaam zijn  een bepaalde regelmaat in structuur binnen de sessies te handhaven door werkafspraken te maken en een soort volgorde of terugkerend aspect aan te houden, zoals het steeds weer zingen van een liedje aan het begin en aan het eind van elke sessie.

Openheid houdt in dat therapeut en cliënt(en) openhartig zijn tegen elkaar en dat alles gezegd en gedaan mag worden zolang het ten goede komt aan het therapeutische proces en de doelstellingen. Alleen in eerlijkheid kan er bewogen worden naar een harmonisch bestaan waarin, en dan komen we op het derde en vierde aspect, acceptatie van en respect voor jezelf zegevieren.

Een therapeutische zitting staat of valt met het al dan niet voldoen aan deze vier voorwaarden die onontbeerlijk zijn voor het vertrouwen dat zo belangrijk is in alle situaties waarin mensen samenkomen en met elkaar communiceren. Op basis van dit vertrouwen kan er een proces op gang komen waarin iemand in contact kan komen met zijn gevoelens, gedachten en wensen en creatief variëren op deze persoonlijke thema’s. De muziektherapeutische improvisatie biedt die rust en veiligheid die nodig zijn voor het exploreren van deze thema’s om ze vervolgens uit te bouwen, te bewerken en zo tot nieuwe waarnemingen en ervaringen te komen. Tijdens dit creatieve proces wordt aan het improviserend spel in al zijn facetten betekenis gegeven door de spelers waarbij het enerzijds interessant is te ontdekken hoe iemand zichzelf ziet, welke rollen hij denkt in te nemen in de groep, en anderzijds er achter te komen hoe anderen dit beleven. Want wat gebeurt er nu precies wanneer mensen muzikaal improviseren met elkaar? Hoe gebeurt dat dan en hoe breng je dat in kaart?

 

    Bewustwording van het eigen (muzikaal) functioneren

 

Van het hele menselijke lichaam en haar functioneren is het brein nog het meest raadselachtige element en hoewel de medische wetenschap al heel wat heeft onderzocht en te weten is gekomen op dit terrein, heeft zij nog een lange weg te gaan om de werking van de hersenen van de mens geheel te doorgronden. Wat gebeurt er in ons hoofd wanneer we met elkaar muzikaal improviseren? Hoe kunnen we dat te weten komen?

Een eenvoudige manier is door erover van gedachten uit te wisselen met elkaar, door erover te praten, hoe beperkt taal ook kan zijn.

Het muzikaal improviseren met elkaar is een adequaat middel om het een en ander op dit gebied te verkennen en in kaart te brengen. Er kunnen antwoorden worden gevonden op vragen als: Hoe kom ik over? Hoe zien anderen mij? Hoe zorg ik dat mijn boodschap zo duidelijk mogelijk overkomt bij de ontvanger(s)? Hoe breng ik mijn intenties over op de ander?

Een spelvorm die kan helpen antwoorden te vinden op deze en andere vragen is die waarbij gezin B gezin A imiteert zoals reeds eerder uiteen is gezet in de paragraaf over de workshop met Carola Werger en Miranda Huls.[36]

Processen van interactie, gedachten en gevoelens kunnen met deze werkvorm heel transparant en inzichtelijk worden gemaakt. De werkvorm zegt tegelijk iets over jezelf, je doen en laten, je vormgeving van boodschappen aan anderen. Zodoende kunnen onbewuste processen bewust worden gemaakt. Want hoe je speelt is hoe je bent. Wat voor de één zeer luid spel is, kan voor de ander als mezzoforte overkomen.

Deze spelvorm kan bijdragen tot het uitkristalliseren van het analoge- procesmodel van Smeijsters en tot de verbetering van effectmetingen van improvisatie in de muziektherapie.

 

Muzikaal resoneren met elkaar

 

Naast het feit dat er lichamelijk van alles gebeurt wanneer een speler muzikaal improviseert, zoals een veranderende hartslag en bloeddruk, wordt er op cognitief en gevoelsmatig niveau heel wat in gang gezet.

Wat er op dit vlak allemaal gebeurt is afhankelijk van iemands achtergrond en is moeilijk objectief te meten, voor zover dat überhaupt wenselijk is.

Een en ander kan worden afgeleid uit iemands gedrag, manier van spelen, instrumentkeuze, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding, motoriek en gestiek, maar het blijft soms een raadsel wat er nu werkelijk in iemands hoofd omgaat. In een muziektherapeutische improvisatie is dat lang niet altijd een probleem omdat sommige processen gewoon gebeuren, hun beloop kunnen hebben zonder dat dat altijd hoeft te worden geverbaliseerd, iets dat wel eens over het hoofd wordt gezien door onze ‘talige’ instelling.

Niet alles hoeft en kan benoemd worden. Soms is een ervaring eenvoudigweg beyond words en schieten woorden te kort.

In andere gevallen is het juist wel goed om wat er in iemand omgaat of is omgegaan tijdens een improvisatie in woorden te vatten om bepaalde ‘denkfouten’ en onjuiste of irreële percepties uit de  weg te ruimen en op die manier veranderingen hierin toe te laten.

Als iemand bijvoorbeeld zijn spel onbewust heel klein houdt, dichtbij zichzelf, kan dat iets zeggen over zijn belevingswereld. Diegene kan sociaal angstig zijn waarbij hij heel onzeker over zichzelf is en hoe hij overkomt op anderen. Hij kruipt liever in zijn schulp dan dat hij zichzelf luid en duidelijk laat horen. Een oplettende luisteraar of medespeler kan dat opmerken en er misschien in positieve zin iets mee doen, hetzij verbaal, hetzij in de muziek.

 

Sociale systemen en rollen

 

Mensen leven in verschillende sociale systemen. Voorbeelden van systemen zijn de maatschappij, school, werk, land en de sportvereniging. De rol die iemand in een systeem inneemt of in denkt te nemen zal tot uiting komen in zijn doen en laten. Systemen en sociale rollen zijn afhankelijk van tijd en plaats waardoor ze dynamisch en voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Wat bijvoorbeeld in Indonesië als sociaal gewenst gedrag wordt beschouwd wordt in Nederland misschien als onbeleefd gedrag bestempeld.

Wat in de jaren 1950 een (stilzwijgende) afspraak was kan tegenwoordig achterhaald zijn.

Ondanks alle veranderingen en versoepelingen van systemen en de rollen die men daarin inneemt, komt het veelvuldig voor dat mensen vastlopen in hun rol en soms niet (meer) kunnen voldoen aan de verwachtingen waarvan ze denken dat anderen die van hen hebben.

In de huidige maatschappij leven stilzwijgende afspraken wat betreft normen en waarden op met name materieel gebied. Het hebben van twee auto’s en het minstens twee keer per jaar op vakantie gaan zijn een paar voorbeelden van eisen die we onszelf opleggen om onszelf als gelukkige mensen te kunnen beschouwen. Men hijst zich in een keurslijf van sociale verwachtingen wat betreft uiterlijkheden als cosmetische schoonheid, dure apparatuur, hoge opleiding en grote huizen.

Terwijl de saamhorigheid tussen mensen de afgelopen vijftig jaar sterk is afgenomen, vieren het individualisme en het streven naar oppervlakkige voldoening hoogtij. Er wordt veel gekeken naar wat men nog hebben en bereiken wil, met name ten opzichte van de ander, terwijl voorbij wordt gegaan aan dat wat al is bereikt met name op immaterieel gebied. In die zin kan men nog wel spreken van sociale controle, maar niet zoals die plaatsvond vijftig jaar geleden.

In een therapeutische improvisatie kunnen deze verwachtingspatronen ten opzichte van zichzelf en de ander in kaart worden gebracht en kunnen systemen als het gezin en de posities van de verschillende gezinsleden getaxeerd en vervolgens in beweging worden gezet. Doordat muziekmaken een vorm is van een non-verbale uiting kunnen eigen associaties, wensen en verwachtingen worden verkend. Eenmaal bewust geworden van (zelfopgelegde) rollen kan iemand daarmee aan de gang door middel van rollenspelen en het wisselen van rollen en dergelijke om zo zijn grenzen te verleggen en leren om te gaan met controleverlies, die te verdragen en controle te hervatten over zichzelf en/of een situatie. Op die manier leert iemand zichzelf kennen en eigen situaties te doorgronden.

Een situatie is deels gegeven, deels zelf gecreëerd. Het gaat erom hoe iemand met een situatie omgaat en zich er niet door laat overmeesteren of verlammen. De keuze is aan iemand al dan niet bij de pakken neer te gaan zitten. Belangrijk is het besef dat iemand in staat is regisseur te zijn over zijn eigen leven en de rol die hij daarin kan en wil innemen. Het muzikaal improviseren in een therapeutische zetting helpt iemand dit spelenderwijs en in een veilige zetting te ontdekken.

 

Kinderen en fantasiezingen

 

Een stemimprovisatie kan tot zeer authentieke ervaringen leiden (Kurstjens: p. 129). Kinderen zingen spelenderwijs. Zij staan nog veel opener voor prikkels uit de omgeving dan volwassenen. Als er in een gezin rust en stilte heerst, niet altijd de radio, de televisie of de computer aanstaat, krijgt de creatieve kant van het kind veel meer ruimte om tot ontplooiing te komen. Wanneer er bovendien in het gezin veel wordt gezongen pakt het kind dat feilloos op en gaat ook zingen tijdens bijvoorbeeld het spelen. Het hele jonge kind tot ongeveer zes jaar zingt flarden van liedjes, koppelt verschillende liedjes aan elkaar, combineert frases ervan in willekeurige volgorde en is zodoende moeiteloos aan het improviseren. Zonder erbij na te denken komt de creativiteit van het kind naar buiten als een vanzelfsprekendheid die volwassenen vaak niet (meer) kennen. Kinderen beginnen hun muzikale leven improviserend. Het improviserend zingen staat dichtbij en is nog heel natuurlijk voor hen als iets waar ze niet bij nadenken. Kinderen staan ook nog heel dichtbij zichzelf en bij hun eigen belevingswereld waardoor zangimprovisaties geen hoge drempels opwerpen. Zingen doe je met je hele lijf, het is een ambacht, een handwerk[37] en komt heel dicht bij jezelf en kan daardoor heel confronterend zijn. Spelenderwijs geeft het kind uiting aan zijn innerlijk beleven. In het zingend improviseren dat zijn spel met poppen, blokken en dergelijke vergezelt komt het (muzikaal) scheppend vermogen van het kind tot uitdrukking. Dit gebeurt op zo’n natuurlijke wijze alsof het kind nooit anders heeft gedaan dan vocaal improviseren, iets dat ook zeker het geval kan zijn wanneer het kind opgroeit in een situatie waarin ruimte is voor ontwikkeling, betrokkenheid en expressiviteit.

In het gesprek met Huls is gebleken dat je door middel van muzikaal appèl een kind in bepaalde gevallen veel meer bij een situatie kunt betrekken dan met behulp van verbaal appèl. Zo kan het luiden van een bel wanneer het etenstijd is veel meer duidelijkheid bieden en echt symbool staan voor het avondeten.

In een muziektherapeutische sessie kun je door middel van muzikaal appèlleren kinderen veel meer op elkaar laten richten en leren zij bepaalde sociale vaardigheden die zij ook in het dagelijks leven terug kunnen halen vanuit de muziek. Zo kan gedrag veranderd worden.

Dit soort afspraken werkt heel goed bij kinderen en zorgt voor een uitbreiding van hun persoonlijke mogelijkheden.

Kinderen zijn fantasierijk. Bij het maken van (spel)afspraken kun je een beroep doen op die fantasie door de improvisatie te verbinden aan een verhaaltje over bijvoorbeeld een muisje dat achterna wordt gezeten door een kat. De één speelt het muisje, de ander de kat. Op die manier giet je de improvisatie in een vorm en kun je als therapeut kijken en luisteren wat het kind doet met het verhaal en met zijn rol. Naderhand kunnen de rollen worden omgedraaid en leert het kind omgaan met macht- en onmachtposities.

Doordat kinderen nog niet zo goed kunnen structureren als volwassenen hebben zij veel meer structuur van buitenaf nodig. Hierdoor zijn vormen van improvisatie veel vastomlijnder dan bij volwassenen en worden in een vorm gegoten van bijvoorbeeld een verhaaltje of een liedje. Kinderen zitten nog veel meer in het gevoelsleven en minder in het denken waardoor ze ook heel gevoelig zijn voor veranderingen in hun omgeving, zoals het overlijden van opa of oma. Daarom is het goed aan kinderen een basis te geven van waaruit ze kunnen werken.

Als een kind de opdracht krijgt eens heel luid te spelen en het durft zijn spel niet echt groot te maken, i.e. het verschil in dynamiek is niet zo groot, dan kan een indificatiefiguur uitkomst bieden. Een opdracht kan zijn eens een grote boze reus te spelen.

 

Het kind in beweging

 

Muziek is beweging, alleen al doordat klank lucht verplaatst. Als een kind doof of slechthorend is, kan het toch muziek ervaren door de trilling ervan te voelen. Door het kind bijvoorbeeld met de handen op een trommel te laten spelen, voelt het de trilling van het membraan en ontstaat er op die manier een sensomotorische gewaarwording.

In onder meer Duitsland zijn ateliers waar men muziekinstrumenten kan bestellen die speciaal gebouwd zijn voor dit soort doeleinden[38]. Zo heb je bijvoorbeeld de klankwieg of de klankstoel die bespannen zijn met snaren. Het kind kan er al dan niet samen met een volwassene in plaats nemen en een ander bespeelt het instrument waardoor het kind aan den lijve muziek ervaart. Dit kan ook heel goed werken bij bijvoorbeeld spastische kinderen die zelf weinig tot niets meer kunnen en op deze wijze toch een heel intense manier van muziek waarnemen kunnen beleven en er misschien zelfs door in beweging komen.

Dit is een vorm van receptieve therapie waarbij de therapeut improviseert op de snaren van het instrument annex meubelstuk.

Zo kan muziek bepaalde processen in gang zetten en een bevrijdende werking hebben.

 

 

Conclusies

 

In deze studie is door middel van met name participerend onderzoek en vraaggesprekken met muziektherapeuten een verkenning gedaan naar processen die zich afspelen bij en tussen mensen wanneer zij met elkaar muzikaal improviseren in een therapeutische zetting; respectievelijk de intra- en de intermuzikale processen.

De nadruk ligt op het woord processen omdat in plaats van het eindproduct van de improvisatie de communicatieve doorlopende beweging tijdens het improviseren centraal staat. Niet de knikkers zijn belangrijk maar het spel en het vermogen tot interactie en coördinatie. Het vermogen tot coördinatie is de spil binnen alle muziek. Muziek is beweging waarin de teugels van de controle over jezelf mogen worden gevierd en nieuwe gedachten en gedragingen kunnen worden uitgeprobeerd op een veilige afstand van de werkelijke situatie. Men is vrij andere rollen aan te nemen en te onderzoeken waar iemands grenzen daarin liggen. Wensen kunnen worden uitgespeeld in een improvisatie. Improviseren is een manier van vormgeven aan jezelf en aan je persoonlijke verhaal.

Overeenkomstig met het improviseren in de jazzmuziek biedt de therapeutische improvisatie ruimte tot het verkennen van thema’s, tot spontaniteit, herdefiniëren, variatie en zelfindicatie. Bepaalde muzikale termen uit de jazzwereld zoals instant composing, running the changes, groove en variation kunnen worden getransporteerd naar elementen uit het muziektherapeutische improviseren zonder dat er veel van de betekenis van de terminologie verloren gaat. Dit geldt ook voor veel van de Brusciatechnieken die op hun beurt overgebracht kunnen worden naar improvisatietechnieken in de jazzmuziek, zoals imitating, incorporating en mirroring. In de jazz gaat het echter om de techniek zelf en niet per sé om haar psychologische- en sociale functies.

De processen die tijdens een therapeutische improvisatie in gang worden gezet zullen voor een ieder verschillend zijn en verschillend beleefd worden. Het gaat hier namelijk om mensen en om mensenwerk in het hier en nu waarbij de muziektherapeut als bemiddelaar optreedt tussen het subject en zijn wensen enerzijds en de muziek en beweging anderzijds. Door met de cliënt te gaan improviseren in muziek kunnen persoonlijke wensen worden ontdekt en verkend en kunnen starre gedachten en gedragspatronen in beweging worden gezet.

Hierbij is het objectiveren van bevindingen niet altijd wenselijk of nodig, juist omdat het om persoonlijke belevingen gaat. Hoewel het goed is de processen en werkwijzen binnen een therapeutische improvisatie geregeld te verbaliseren, is muziektherapie geen wetenschap waarin op zoek wordt gegaan naar wetmatigheden of één werkelijkheid. Wat bij de één werkt hoeft bij de ander niet te werken.

In plaats van het onderzoek naar objectivering van effectmetingen van en analoge processen in het therapeutische improviseren aan te moedigen, lijkt in deze opvatting het uitbreiden van onderzoek naar juist subjectivering op dit gebied veel nuttiger.

Improviseren vindt plaats in tijd en ruimte en is een proces van geven en nemen, van spanning en ontspanning, actie en reactie. Zo is ook de menselijke geest voortdurend in beweging en als we even vastzitten in onze gedachten en gevoelens kunnen we altijd terugvallen op die fantasie en de creativiteit die we als kind zo makkelijk benutten. Improviseren is hierin een scheppend vermogen dat ons denken, voelen en willen in beweging houdt en deuren opent naar nieuwe mogelijkheden.

 

Wat in dit onderzoek is gebleken is dat er veel overeenkomsten zijn qua innerlijke belevingen van spelers in een therapeutische zetting enerzijds en spelers in een jazzcontext anderzijds. In beide situaties gaat het onder meer om grenzen verkennen, spontaniteit, egomastering en variatie. Echter, processen van improvisatie in diverse muziekpraktijken komen in een muziektherapeutische context duidelijk naar voren en krijgen daar een zeer speciale betekenis en functie.

Men kan wat dat betreft constateren dat het ‘binnen de kliniek’ niet veel anders is dan ‘buiten de kliniek’. In de therapeutische praktijk kunnen bepaalde processen, zoals processen van controleverlies, therapeutisch worden ingezet, waar deze in de reguliere muziekpraktijk slechts muzikaal worden ingezet.

Wat ook duidelijk naar voren komt in dit onderzoek is dat de praktijk van improviseren van doorslaggevende betekenis is bij muziektherapeuten en een grote rol speelt, eenvoudigweg omdat het met iedereen kan en omdát iedereen het kan, werkt het zo goed!

In de reguliere muziekpraktijk en met name in de westerse (kunst)muziek wordt weinig tot niet geïmproviseerd omdat de norm nou eenmaal is dat men van bladmuziek speelt en dat zo correct en ‘nootgetrouw’ mogelijk behoort te doen. Muziekmaken is in de loop der eeuwen veel meer een prestige-object geworden. Dit gegeven is de musicus op die manier met de paplepel ingegoten waardoor de drempel om te gaan improviseren heel hoog is komen te liggen waar die in andere culturen zeer laag ligt of niet aanwezig is.

Alle processen  die op gang komen tijdens een muzikale improvisatie, zoals het verkennen en verleggen van grenzen, kunnen amateurmusici en professionele musici van de westerse muziekpraktijk ook toelaten om muzikale redenen. De effecten zijn overeenkomstig, namelijk een welbevinden dat zich manifesteert in een goed sociaal- en muzikaal functioneren. Bij het muzikaal welbevinden in de reguliere muziekpraktijk gaat het niet om de juiste noten, maar om de eigen noten. Wie je bent draag je uit in de muziek. Zo gebeurt dat ook in de praktijk van de jazzmuziek.

 

De competentie van de muziektherapeuten die ik heb gesproken heeft tot nadenken gezet. In de gesprekken is gebleken dat zij over vele zaken aangaande de functies van therapeutisch improviseren hebben nagedacht en dit heel scherp konden verbaliseren. Binnen de therapeutische situatie wordt hier scherper over nagedacht dan binnen andere muziekcontexten, de ‘niet-westerse’ muziekpraktijken, i.e. die buiten Europa en Noord-Amerika, buiten beschouwing gelaten.

De reguliere muziekpraktijk zou profijt hebben van bovenstaande inzichten. Het gaat om uiterst effectieve middelen die in de jazzmuziek ook aan de orde zijn.

 

Hopelijk heb ik met deze scriptie menig lezer ervan geïnspireerd dit soort onderzoek voort te zetten en verder uit te diepen aangezien er naar mijn idee nog veel kennis en inzicht te vergaren zijn omtrent de processen die in gang worden gezet tijdens het improviseren in een muziektherapeutische context.

 

 

Literatuur

 

 

Enkele van de geraadpleegde websites:

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Han Kurstjens, Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, verschenen als hoofdstuk 8 in: Henk Smeijsters,  Praktijkonderzoek in vaktherapie (Bussum: 2005).

[2] Tweede editie, geredigeerd door Stanley Sadie (London/New York: 2001), p.94.

[3] Henk Smeijsters, Handboek Muziektherapie (Heerlen: 1995), p. 77 en 78.

[4] Smeijsters, p. 77 en 78.

[5] Henk Smeijsters, Handboek Creatieve Therapie (Coutinho: 2000), p. 161.

[6] Smeijsters, p 161.

[7] Kenneth E. Bruscia, Improvisational Models of Music Therapy (Springfield: 1987).

[8] Springfield: 1987.

[9] Ulrich Wentzlaff-Eggebert, Improvisatieles voor muziektherapiestudenten (Enschede: 2002/2003).

[10] Prospectus “Improvisatieweek 2005, docent muziek & muziektherapie”, Conservatorium Enschede, p. 3.

[11] Kenneth E. Bruscia, Improvisational Models of Music Therapy (Springfield:1987).

[12] Kenneth E. Bruscia, Improvisational Models of Music Therapy (Springfield: 1987).

[13] Prospectus “Improvisatieweek 2005, docent muziek & muziektherapie”, Conservatorium Enschede, p. 6.

[14] Prospectus “Improvisatieweek 2005, docent muziek & muziektherapie”, Conservatorium Enschede, p.6.

[15] Prospectus “Improvisatieweek 2005, docent muziek & muziektherapie”, Conservatorium Enschede, p. 4.

[16] Zie noot 7, pagina 13.

[17] Kenneth E. Bruscia, Improvisational Models of Music Therapy  (Springfield: 1987).

[18] In: Henk Smeijsters, Praktijkonderzoek in vaktherapie, Hoofdstuk 8: Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, door Han Kurstjens (Bussum:2005).

[19] PDD wordt voor de volledigheid PDD-NOS genoemd en staat voor Pervasive Developmental Disorders Not Otherwise Specified. Het is de benaming voor een ‘restcategorie’ van personen waarvan de ontwikkelingsstoornis niet duidelijk onder één noemer te scharen valt. Kenmerken kunnen zijn; ontwikkelingsachterstanden, dwangmatige handelingen, stereotiep- en contactafwerend gedrag waardoor het wel een vorm van autisme wordt genoemd.

[20] ASS staat voor Autisme Spectrum Stoornissen.

[21] Het RET-syndroom is een vorm van autisme die tot op heden alleen bij meisjes is beschreven. Het houdt een stagnatie in de ontwikkeling in vanaf vijf tot dertig maanden na de geboorte. Het kind laat een terugval zien in de vaardigheden die het tot dan toe heeft opgedaan. Het RET-syndroom is een neurologische aandoening en gaat gepaard met onder meer motorische stoornissen. Zie voor een uitgebreidere uitleg van bovengenoemde stoornissen; www.autisme-nva.nl

[22] Een stroming in de psychologie naar de ideeën van  Carl Gustav Jung (1875-1961), leerling van Sigmund Freud (1856-1939). Freud’s theorie was dat de mens slechts van een klein deel van zijn handelingen bewust is, vergeleken met een ijsberg waarvan het topje, 1/10 deel van de berg dat boven het water uitsteekt, het bewuste is. Volgens hem bestond de menselijke geest uit het Es, het Ich en het Über-Ich, respectievelijk de onbewuste (sexuele) driften, het bewuste ‘ik’ en het geweten. Het ik treedt op als bemiddelaar van de driften enerzijds en het geweten dat die driften wil beteugelen anderzijds. Van mensen die geestelijk ziek waren werd gezegd dat zij hun driften niet goed konden beteugelen. De therapie was dan ook op gericht op bewustwording en beteugeling van deze driften.

Jung nam bepaalde aspecten over uit de psychoanalyse van zijn leermeester, maar verdeelde de menselijke geest in drie andere elementen dan Freud deed, namelijk de ego ofwel het bewuste, het persoonlijk onbewuste en het collectief onbewuste. 

[23] De Client Centered Therapy (CCT) werd in de jaren 1940-’50 ontwikkeld door Carl R. Rogers (1902-1987). Het is een ‘niet-sturende’ (non-directive) therapievorm waarbij men er vanuit gaat dat mensen geneigd zijn zich te ontwikkelen naar groei en genezing en in staat zijn hun eigen antwoorden te vinden. Om dit te realiseren zorgt de therapeut slechts voor een klimaat waarin ruimte is voor acceptatie en begrip. De cliënt doet zelf het werk.

[24] Henk Smeijsters, Handboek Creatieve Therapie (Coutinho: 2000).

[25] Henk Smeijsters, Praktijkonderzoek in vaktherapie. H. 8: Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, Han Kurstjens (Bussum: 2005).

[26] Henk Smeijsters, Praktijkonderzoek in vaktherapie. H. 8: Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, Han Kurstjens (Bussum: 2005).

[27] Han Kurstjens, Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, verschenen in: Praktijkonderzoek in vaktherapie, Henk Smeijsters, p. 135 (Bussum: 2005)

[28] Zie interview Miranda Huls, p. 58-59,  Nieuwe ideeën aangaande improviseren.

[29] Zie van deze scriptie p. 90-91 voor een uitleg van de parafrasetechniek

[30]   In: Henk Smeijsters, Praktijkonderzoek in vaktherapie, Hoofdstuk 8: Muziektherapeutische improvisatie in de volwassenenpsychiatrie, door Han Kurstjens, p. 135 (Bussum:2005).

[31] Wouter Turkenburg, Inleiding Jazz (Utrecht: 2004), p. 7.

[32] Turkenburg, p. 8-9.

[33] Zie p. 38

[34] Kenneth E. Bruscia, Improvisational Models of Music Therapy,

[35] Ulrich Wentzlaff-Eggebert, Improvisatieles voor muziektherapiestudenten (Enschede: 2002/2003) p. 38-39

[36] Zie van deze scriptie p. 27-28

[37] Lezing Van de wieg tot… door Wilma ten Wolde tijdens de Kurt Thomas Cursus 2005 te Utrecht.

[38] Zie bijvoorbeeld www.kieffers.de