De houding van de middeleeuwse mens tegenover ziekte, lijden en dood van kinderen op basis van Middelnederlandse mirakelboeken. (Karen Dochez)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 3. ZIEKE EN OVERLEDEN KINDEREN. DE REACTIE VAN OUDERS EN ANDERE VOLWASSENEN.

 

In dit hoofdstuk zal gepeild worden naar de reacties van volwassenen – die van de ouders in het bijzonder – op een ernstige ziekte of een fataal ongeval van een kind. Daarnaast zal de relatie tot buren en anderen in het licht gesteld worden. Vanuit het standpunt dat de middeleeuwse maatschappij minder individualistisch was dan de dag van vandaag het geval is, is het immers mogelijk dat kinderen in hogere mate op buren en volslagen vreemdelingen konden rekenen in geval van nood. 

 

Vooreerst zal in dit hoofdstuk een onderdeel gewijd worden aan een aparte categorie, met name aan problemen die zich voordeden rond de geboorte. Zwangerschap en bevalling gingen in de Middeleeuwen immers met heel wat meer gevaren gepaard dan nu het geval is. In een tweede deel zal dan worden overgegaan op de andere kinderen in de mirakelverhalen.

 

 

ARTIKEL 1. PERINATALE PROBLEMEN

 

In dit eerste artikel zal worden ingegaan op de perinatale gevallen: problemen die zich manifesteerden net vóór of net na de geboorte. Omwille van de beperkte medische kennis in de Middeleeuwen (cf. supra), konden zwangerschap en bevalling erg gevaarlijk zijn. Vanaf het moment dat er iets verkeerd liep, betekende dat vaak een fatale afloop voor zowel moeder als kind. Als er immers al enige gynaecologische kennis bestond, bleef die beperkt tot de theoretische middens in plaats van door te breken tot de eigenlijke practici op dit vlak, de vroedvrouwen. Een vrouw was tijdens de bevalling namelijk uitsluitend omringd door vrouwen, een arts was niet aanwezig.[202] Hoe vaak er ook werkelijk iets fundamenteel mis ging, wordt duidelijk geïllustreerd door het volgende voorbeeld uit het Bossche mirakelboek:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 13 daghe in mey quamen van Haerlem Jan Heinricssoen ende Rijckelijn, sijn wijf, ende brachten Dirc, haren soen, die 17 weken out was, wolc Rijckelijn, die tien doder kinder hadde. Ende vanden tienen doden kinderen nie en gheen haer kerstenheit ontfinghen ende aldoet op eertrike quamen. Daernae waert si mit enen kinde bevaen. Doen gheloefde Jan ende sijn wijf voersc.: woude hen God ende Onse Suete Vrouwe van Tsertoghenbosch een levende kint verlenen, si wouden dat kint ende die moeder voersc. doen weghen met wijn en met weit, met gout ende met , opdat hen God ende Ons Suete Vrou van Tsertoghenbosch een levend kint verlenen woude. Ende doe si die bevaert gheloeft hadden ende dat kint voldraghen was, doe verleende hen God ende Onse Suete Vrouwe een levende kint, enen sconen jonghen soen. (…)”.[203]

 

Dit mirakelverhaal handelt over een vrouw die reeds tien kinderen gebaard had, die echter allemaal dood geboren waren. Het elfde kind werd na de smeekbeden van diens moeder bij Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch gezond en wel ter wereld gebracht. Van groot belang blijkt bovendien de doop van het kind in kwestie te zijn geweest. Hier wordt later nog op teruggekomen.

 

Dit artikel wordt verder onderverdeeld in twee categorieën. Vooreerst is er de groep van ongeborenen. Het gaat hierbij dan om zwangere vrouwen die om verscheidene redenen vrezen voor het leven van hun ongeboren kind. De tweede categorie wordt gevormd door doodgeboren baby’s.

 

1.1.  Ongeboren kinderen

 

In de bestudeerde mirakelboeken is er zeven maal sprake van problemen tijdens de zwangerschap waarbij gebeden werd voor de geboorte van een levend, gezond kind. De verdeling over de verschillende collecties mirakelen wordt weergegeven in tabel 3:

 

Tabel 4: Aantal mirakelverhalen met betrekking tot zwangerschapsproblemen in de verschillende mirakelboeken

 

 

 

 

 

 

OLV van 's-Hertogenbosch

1

 

 

 

 

OLV van Amersfoort

1

 

 

 

 

OLV Maria Jesse van Delft

0

 

 

 

 

H. Kruis van Delft

4

 

 

 

 

OLV ter Nood Gods van Delft

0

 

 

 

 

H. Hout van Dordrecht

1

 

 

 

 

OLV van Gullegem

0

 

 

 

 

 

Van deze zeven mirakelverhalen zijn er vijf die zich kort voor de bevalling afspelen. Het wonderverhaal uit Dordrecht daarentegen situeert zich op het moment dat de vrouw in kwestie zo’n zeven maanden zwanger was:

 

“Item. Brons die glaesmaker ende sijn wijff sijn ghereyst van Utrecht, ende wilden thuys wesen. Ende onder weghe van reysen wertet wijff all syeckelick, ende quamen in Papendrechse veer.[204] Overmits onweer ende storme mosten sij die nacht daer beynen[205], ende vercreghen dair herberghe in een huys, dair een vrouwe uuyt ghestorven was vander Gods ghave[206] – want sij selver ghevlucht waren voer die sterft – daer sij all qualijck in te vreden waren, ende waren seer vervaert, dat sij niet bet en conden doen, ende scroomde seer, want Brons huysvrou ghinkc swair mit kinde, ende hadde noch twee maenden te gaen. Men ginck daer te bedde. Inder nacht wert Brons wijff claghende, karmende ende seer steenende, ende en wist anders niet dan den arbeyt ghinck haer an ghelijckerwijf als hair gewoente was, ende hoopten dair tkint te ghenesen. Ende weder om sorghende dair mitten vrucht ofte kint te verswelten[207], want daer en waren gheen vrouwen te crijghen, die haer inden arbeyt te hulpe mochten coomen. Ende sij dochte altijt: ‘O Heeren, hoe sal icket maken?’. Sij stont up vant bedde, ende ghinck sitten bijden vier, ende en conde haer nerghens ghelijden vanden stupen, die sij had. Ende sij ghinck weder te bedden, ende wert denckende upt heylich Hout te versoecken, ende te doen up weghen met wijn, weyt, gout ende sulver, also tijde als zij thuys quamen, mocht alst gheschiede, ende lovede theylich Hout. Ende docht haer man goet te wesen, ende wilde wel dat zij thuys gheweest waren, ende dattet groot goet ghecost hadde. Terstont cesseerden die stupen ende die weedom ende die pijne, die sij gheleden hadde, ende altemets off zijt kint ter werlt ghebracht ofte ghenesen soude hebben. Ende doen zij vier off vijff weken was thuys ghecomen, doen wert sij weder te pas als zij gheweest hadde, ende ghenas tkint tot haren tijde.

Anno Domini LVIII, vier off vijff daghen voer sinte Dyonisius, inden winter lestleden”. [208]

 

Deze vrouw kreeg twee maanden te vroeg haar weeën. Er waren geen vrouwen in de buurt om haar bij te staan tijdens de bevalling. Bovendien was een zeven maanden oude foetus in die tijd zeker niet levensvatbaar. Een bevalling op dat moment zou dus zeker fataal zijn geweest voor het kind, en naar alle waarschijnlijkheid ook voor de moeder. Deze complicatie maakt het uiteraard moeilijker om uit te maken in welke mate de vrouw eerder vreesde voor haar eigen leven, dan wel voor dat van haar kind. Uitstel van de bevalling was immers in het voordeel van zowel moeder als kind. Wanneer de vrouw in nood dus bidt tot het Heilig Hout, is het niet volkomen duidelijk of ze voornamelijk zelf gered wil worden, of dat ze integendeel eerder bezorgd is om haar vrucht.

 

Een in hedendaagse ogen vreemd overkomend mirakelverhaal betreft het Bossche verhaal met zwangerschapsproblemen, dat zich afspeelde in het prille begin van de zwangerschap. Het brengt het verhaal van een vrouw die bij een aderlating wegens pest verneemt dat ze zwanger is. Hoewel ze nog maar een kleine week in verwachting was, en er zelf niet eens iets van wist, zijn zowel zij als haar man onmiddellijk bezorgd om de gezondheid van de baby. De vader van het kind belooft om gekleed in wol en op blote voeten een bedevaart te maken naar ’s-Hertogenbosch, opdat zijn kind levend ter wereld zou komen. Bovendien droeg hij het kind op aan Maria van ’s-Hertogenbosch. Wanneer het kind dan uiteindelijk geboren wordt, blijkt het voldoende te zijn voor de ouders dat het gedoopt wordt voor het sterft. Wanneer Bate, het kind in kwestie, immers drie dagen na haar geboorte overlijdt, is het mirakel in de ogen van de ouders en die van hun omgeving geslaagd.

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIIII opten ersten dach in februario quam van Bruesel ter Overmaelen, daer die volren[209] woenen, Jan die Smit, welc Jan een wijf heeft ende heet Katherine, welc Katherine over 10daghe eens kinds ghenas[210], dat voldraghen was ende dat een dochter was ende kersten ghedaen wart[211] ende wart Bate gheheeten. Welc Katheline over 37 weken siec wart van der epydinne[212] , datmen heet die druesen of die godsgaven. Ende men haelde enen, diese liet metter vliemen.[213] Ende doesi ghelaten was, doe seide dieghene, die se ghelaten hadde, datsi een kint droeghe, want hi saecht wel aen haren bloede. Ende datsi kind droech, dies en wist si selve niet, want dat kint was ghewonnen[214] in 5 daghen of in 6 tevoren. Ende doe waren si sere vervaert[215] om die vrucht ende duchten, dat si mochte verloren bliven. Ende Jan die Smit ghelovede sijn bedevaerd tot Onser Soeter Vrouwen Tshertogenbosch; hi woudse versoeken met sire offerande wollen ende baervoet ende offeren een beelde van wasse, opdat hi vertroest mochte werden met diere vrucht, die Katherine, sijn wijf, ontvangen heeft. Entie vrucht droech hi Onser Vrouwen ten Bosch op ende gafse Onser Vrouwen. Ende doe hi die gheloeft van der vrucht entie bedevaert gheloeft hadde, doe ghenas Katherine, sijn wijf, gans ende gesont ende bleef een kint draghende, totdat voldragen was ende dat over 10 daghe gheboren wart. Ende doe dat kint gheboren wart, doe bracht een godsgave[216] ter werelt ende was also groet als een groet ey ende stont[217] , ghelijc als der moeder stont, met eenre vliemenslach[218] ende met enen lopende gate ende draghende, gelijc als der moeder dede, doe si ghelaten hadde over 37 weken tevoren. Ende alle, die dit kint saghen, mer dan hare driehondert, verwonderden hem sere van dien mirakel ende dat wonder, datsi aen dat kint saghen. Ende dese dochter, die dit mirakel ter werelt bracht, wort Bate gheheiten. Ende doesi meer dan 3 daghe hout was, doe sterf si ende voer in die Gods ghenaden[219].

Ende Jan die Smit is comen opten vors. dach Tshertogenbosch wollen ende baervoet vorden beelde Marien ende heeft sijn bedevaert ende offerande gedaen, ghelijc als hi gheloeft hadde. Ende hi heeft Gode ghedanct ende sire lieve Moeder van der gracien ende ghenaden, die hem ghesciet is. (…)”.[220]

 

Het Amersfoortse verhaal dat hieronder geciteerd wordt, handelt over een vrouw die zwanger was van een tweeling. Op een bepaald moment tijdens haar zwangerschap kreeg ze een niet nader omschreven ziekte, waardoor haar hele lichaam begon op te zwellen. De mensen die haar zagen, inclusief een arts, vreesden voor het ergste:

 

“Item het was een vrou bij Leijden in Hollant ende ghijnck groff van ij kijnder.[221]Dese vrouwe heeft gechregen in haer lijff venijnt, dat zij also dicke begost te swellen, dat alle die geenen die haer saghen, die seijden, zij most barsten. Soe sijnt haer vrienden gelopen totten Doctoren der medicinen om raedt aen hem te nemen. Die seijde: “Men weet haer niet te helpen, zij moet barsten”. Ende als zij geen troost en vonden aen die menschen, soe heeft zij aengeroepen God ende Onse L. Vrouwe ende heeft geloeft dat beeldt van Onse L. Vrouwe t’Amersfoert te versuecken ende daer haer laten te weghen. Ende terstont soe is zij verlost van dat venijnt ende heeft gechregen twe kijnderen. Ende zij is gecomen in die vaert tot Amersfoert[222] ende heeft haer bevaert gedaen Anno M.D ende iiij”.[223]

 

Het is hierbij niet duidelijk of de moeder zich zorgen maakt om haar ongeboren tweeling, of eerder om zichzelf. Er wordt immers niet expliciet aangegeven wat de moeder precies verlangde van Onze-Lieve-Vrouw in Amersfoort. Wilde ze vooral zelf genezen, lag haar prioriteit eerder bij het krijgen van gezonde kinderen, of waren beide gebeurtenissen noodzakelijk om in haar ogen voor een mirakel te zorgen? Het mirakelverhaal is te beknopt weergegeven om hieromtrent uitsluitsel te geven. Dit zal in de Amersfoortse mirakelverhalen wel meer het geval blijken te zijn, zoals reeds aangestipt werd in het inleidend hoofdstuk (cf. supra).

 

Het mirakelboek van het Heilig Kruis te Delft tenslotte bevat vier verhalen over prenatale problemen. In het eerste geval gaat het om een vrouw die de laatste sacramenten toegediend kreeg toen ze haar spraakvermogen verloor. De vroedvrouw en andere aanwezigen meenden dat niet alleen de vrouw het leven zou laten, maar ook dat het kind dood ter wereld zou komen. De zwangere vrouw in kwestie aanriep in gedachten het heilige Kruis te Delft, om zowel voor zichzelf als voor haar ongeboren kind een mirakel af te dwingen:

 

“Item te Sceveninghe was een vrouwe die in aerbeide ginc van kinde ende lach altemael mistroestet van den kinde ende van haer selven. Ende die vroede vrouwe ende ghemeenlike die ander goede vrouwe die bi haer waren meenden dattet kint doot gheweest hadde, ende aldus wort die vrouwe overmits der groter siecten gheolijt. Ende si en mochte niet spreken, mer in haer harte docht si opt heylige Cruus voirseit ende loofde mit goeder begheerten ende mit ynnicheden haers harten, als si best mochte, den heyligen Cruce  te offeren een wassen vrou ende een wassen kint, waert sake dat si een levende kint creghe. Ende binnen een half ure daerna wert si verlost van enen levenden [kinde], ende dede mit blijscap haer offerande”.[224]

 

In dit mirakelverhaal komt – in tegenstelling tot het voorgaande wonder - sterk naar voren dat de vrouw zich voornamelijk zorgen maakte om haar vrucht. Ze belooft immers een bedevaart te zullen ondernemen en een offerande te doen als ze een levend kind zou baren. Hoewel in het begin van het mirakelverhaal wordt weergegeven dat ze zich ook zorgen maakte om haar eigen gezondheid – “mistroestet van den kinde ende van haer selven” [225] - komt dit aan het einde niet meer terug, en maakt ze duidelijk dat haar hoogste prioriteit bij de gezondheid van haar foetus ligt.

 

De twee volgende verhalen die hier besproken worden, hebben betrekking op zwangere vrouwen die niet verlost konden worden. In het eerste geval is het één van de aanwezige vrouwen die zonder medeweten van de anderen een offerande belooft aan het heilige Kruis, indien de zwangere vrouw van een levend kind zou bevallen.

 

“Item hier binnen der stede ginc een vrouwe in arbeide van kinde ende en konde niet verlost worden, also datter groot jammer was. Ende een goede vrouwe loofde van der sieker vrouwen wegen al heymeliken waert sake datter een levende kint gheboren worde, men soude dat kint opweghen tegen den heyligen Cruce voirseit mit tarwe, mit wijn ende mit was alst ghesciede. Ende asser een kint gheboren wort so woech men dat heilige Cruce voirs. op mit brode, mit wijn, mit was, mit selver ende mit gout”.[226]

 

Ook het geval van tweede vrouw zijn het in eerste instantie anderen die zich uit medelijden tot het heilige Kruis richten.  Hierbij bleek het gebed van de zieke vrouw echter ook noodzakelijk te zijn, want het was immers pas nadat deze een zilveren kruis beloofde, dat het kind ter wereld kwam.

 

“Item hier in der stede was een vrouwe die in arbeide ginc, die niet verlost en conde worden, also dat die vroede vrou mitten anderen goeden vrouwen alle jammer an haer saghen. Oec soe wilde die vroede vrou dat si vandaen mit eeren hadde gheweest, ende dat overmits grote ellende die daer was. Also dat si tot menighen steden haer bevaert loofden om ghetroost te werden, mer si en creghen nerghent ghetroost. Mer ten laetsten soe loofde die sieke vrouwe dat heylighen Cruce voirseit te versoeken mit enen selveren cruce, waert sake dat si een kersten siele mochte crighen. Ende thants bi der ghenaden Gods ende des heylighen Cruce so wort si verlost van enen levenden kinde, ende dede haer offerhande mit blijscappen ende mit groter waerdicheit”.[227]

 

In beide voorbeelden gaat het om verlossingsproblemen, waarbij onderstreept moet worden dat dit niet alleen gevolgen heeft voor het kind, maar evenzeer voor de moeder. Als het kind niet verlost kan worden, sterven immers zowel moeder als kind. Toch wordt de nadruk in beide mirakelverhalen opnieuw gelegd op het ongeboren kind. Er zijn geen aanwijzingen in de wonderverhalen die erop duiden dat de vrouwen in eerste instantie aan hun eigen leven dachten. 

 

Het laatste mirakel dat in deze paragraaf besproken wordt, betreft een vrouw die tijdens de zwangerschap vaak ziek was geweest en erg zwak was, zodat ze voor haar eigen leven én dat van haar vrucht vreesde. Haar gebed wordt echter niet verhoord, want ze bevalt van een dood kind, dat daarenboven “deels verrot” [228] bleek te zijn. Daarop paste de moeder haar wens aan, en gaf ze te kennen dat ze zich zou neerleggen wanneer het kind even tot leven kwam zodat het gedoopt kon worden:

 

“Item het was een eerbaer vrou in der stede van Delf die mit kine gheworden was, ende nadat si dat kint begort hadde altijt temalen syec ende teer was, ende seer voer haer selven ende voer die vruchte besorghet was, sodat si dicwijl Gode haer ghebet voer den Cruce offerde mit devocien. Ende loefde: creech si een levendich kint dat sijt op soude weghen mit wijn ende weit, ende hadde gans betrouwen dat God van hemelrike haer doer ghenaden des Cruces dat niet en soude weygheren. Mar doe si tkint creech ende sijt niet en hoerde screyen was si mistroest ende vraghede hoet daerbi waer, sodat men haer onder ander woerden seide dattet doot was ende een deels verrot, sodat si seer tonvreden was ende seide dat, sijt Gode niet en verliet, dat kint en soude noch doer ghenaden des Cruces leven ende ghedopet worden. Onder menighe deser ende ander woerden die si mitten vrouwen had so was daer een van den vrouwen ende sach dat des kints hert begonde te roeren ende riep dattet levede , ende die vroede moer sach omme ende sach dat hart roeren, ende si nam water ende gaedoeptet, ende daerna sloech sijn herte twee of drie slaghe, ende het vertoech sijn lippe. Dit ghesciede int jaer M CCCC ende XXXI”.[229]

 

Net zoals het eerste verhaal uit Delft dat hierboven besproken werd, lijkt de moeder zich enkel in het begin zorgen gemaakt te hebben over zichzelf. Na de eerste zin ligt het accent volledig op het kind, en wordt er niet meer over de zwakke gezondheid van de moeder gesproken. De moeder tracht alles te doen om een levend kind te krijgen, maar wanneer dit niet het geval blijkt te zijn na de bevalling, lijkt ze zich neer te leggen bij het “kleiner” mirakel dat zich dan afspeelt. Wanneer ze beseft dat ze een dood kind ter wereld gebracht heeft, wil ze het enkel nog dopen. Deze handeling is uiteraard volledig in het belang van het kind; voor de moeder levert het geen enkel voordeel op.

 

Besluit

 

Ondanks de hoge mortaliteitsgraad van ongeboren kinderen in de Late Middeleeuwen, lijken moeders toch vanaf het prille begin van hun zwangerschap van hun kinderen te gaan houden, in tegenstelling met wat Philippe Ariès beweerde in zijn studie. Met uitzondering van de twee verhalen uit Amersfoort en Dordrecht, waar het niet eenduidig uit te maken is, wijzen de bronnen er immers op dat moeders meer belang hechtten aan de gezondheid van hun ongeboren kind dan aan hun eigen gezondheid. Zelfs hun eigen leven lijkt regelmatig van ondergeschikt belang te zijn geweest. Bovendien blijkt uit het verhaal dat zich afspeelde in het vroegste begin van de zwangerschap, dat niet alleen de moeder, maar ook de vader zich al zeer snel verbonden voelde met zijn kroost.

 

1.2.  Doodgeboren kinderen

 

In deze paragraaf zal worden ingegaan op de mirakelverhalen waarbij een kind dood geboren werd. Het gaat om dertien verhalen uit ’s-Hertogenbosch en één uit Amersfoort. Zoals in het voorgaande onderdeel reeds werd opgemerkt met betrekking tot de Amersfoortse mirakelverhalen (cf. supra), hebben we hier opnieuw te maken met een te beknopt weergegeven verhaal. Het zal hier derhalve niet besproken worden; alle aandacht gaat uit naar de Bossche wonderverhalen. Het eerste wonderverhaal dat hier geciteerd wordt, bevat quasi dezelfde gegevens als de meeste andere protocollen uit deze categorie. Het bevat het verhaal van een vrouw die bevallen was van een dode zoon. Een uur na de bevalling beloofde de moeder een bedevaart en offerande aan Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch indien haar zoon tot leven zou komen:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIIII 28 daghe in mey quam van Hekehusen Kathelijn, Boudewijn Ruters wijf, ende bracht Boudewijn Ruters, haren soen, die binnen sinen jaer was[230], wolc Boudewijn doet gheboren waert ende lach doet meer dan een groet ure. Ende doe gheloefde si haer bevaert tot Onser Sueter Vrouwen van Tsertoghenbosch ende dat kint te weghen met wijn ende met weyte. Ende doe si die bevaert gheloeft hadden, doe waert dat kint tericht levende ende si worden alle seer verblijt.

Ende si sijn comen opten voersc. dach met haren gheboren ende met Boudewijn, haren soen, tot Tsertoghenbosch voerden beelde Marien ende [hebben: ontbreekt in het ms.] haer bevaert, weghen ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadden. Ende si hebben Gode gedanct ende sijnre liever Moeder Maria vander gracien ende vander ghenaden, die hen ghesciet is. Ende dit is wael bewarijt met vele goeder lude”.[231]

 

Zoals hierboven reeds aangehaald werd, komen de gegevens die in bovenstaand wonder werden overgeleverd in tien van de twaalf andere verhalen steeds terug. Een enkele keer wordt benadrukt dat de ouders en omstaanders “uutermate sere verblijt” [232] zijn, maar voor de rest liggen deze verslagen van de gebeurtenissen erg in dezelfde lijn. Wat wel opvalt, is dat de verhalen naar het einde van het mirakelboek toe korter en minder gedetailleerd worden. Het mirakel dat zich afspeelde op 20 juli 1386 getuigt hiervan:

 

“Int jare van (MCCC)LXXXVI 20 daghe in julio quam hier Ane, Willem Crunen wijf, uutten Goeye met Jan, haren zoen, welc Jan was doet gheboren 3 ure lanc. Daer ghelovede die moeder tot Onser Vrouwen ten Bosch te weghen met wine ende met weyte, opdat Onse Vrouwe haer miraclen daeraen doen wilde ende dat hi levende worde. Ende onlanghe daernae soe wart dat dode kint levende, daer si Gode ende Onser Vrouwen sere af dancten.

Ende die moeder is comen metten kinde opten vorsc. dach ende heeft bedevart, weghen ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadde”.[233]

 

Afgezien van deze elf mirakelverhalen komen er in het Bossche mirakelboek nog twee wonderen voor met betrekking tot doodgeboren kinderen. In het eerste verhaal blijkt opnieuw duidelijk het belang dat gehecht werd aan de doop van een kind voor het stierf. De vader bidt tot Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch opdat zijn kind zou leven, zodat het gedoopt kon worden, wat ook gebeurt. De volgende dag sterft de baby echter al. Desondanks lijken de ouders tevreden te zijn omdat ze hun kind tenminste hebben kunnen dopen. Ze zien de gebeurtenis als miraculeus, doen hun bedevaart en offerande, en danken God en Maria:

 

“Int jare ons Heren MCCCLXXXIII 23 daghe in julio quam van Mechelen Jorijs van Campen, welc Jorijs vor Pinxten lestvorleden ene doden zoen gheboren waert, welc zoen meer dan 2 uren doet lach vor haren oghen. Ende doen hi meer dan 2 uren doet gheleghen hadde, doen ghelovede Jorijs, die vader vanden doden kinde, sijn bedevaert tot Onser Sueter Vrouwen Tsertoghenbosch; hi woudse versueken met borne ende met brode, een kint [234] te offeren van 2 loet s ende een wassen beelt ende een kersse te offeren, opdat hi vertroest mocht werden met sinen doden kinde ende sijn doet kint levende mocht werden, alsoe dat sijn korstenheit ghecreghe. Ende doen hi die bedevart gheloeft hadde, doen waert dat doet kint tericht levende ende ghecreech sijn corstenheyt ende waert Jan gheheyten ende bleef daernae levende want ten anderen dach [235].

Ende dese vorsc. Jorijs is comen opten voersc. dach tot Tsertoghenbosch vorden beelt Marien ende heeft sijn bedevart ende offerande ghedaen, ghelijc als hi gheloeft hadde. Ende hi heeft Gode ghedanct ende sijnre liever Moeder vander gracien ende ghenaden, die hem ghesciet es. Ende dit heeft hi wael bewarheyt; daerbi waren her Aert, persoen van Hoesden ende capellaen ten Bosch, her Heynric Berwout, prioere ter Baseldonc, her Peter van Woeswijc vander Baseldonc, Korstiane van Rijswijc, Goeswijn vanden Steenweghe, Rover van Lyt, Roelof van Bredaa, Jelijs van Andwerpen, Goden van Dessterloe ende vele goeder lude”.[236]

 

Het laatste wonderverhaal dat in deze paragraaf besproken wordt, bevat meer gedetailleerde informatie dan de rest. Uit dit protocol blijkt dat na de bevalling een dubbel wonder nodig was: niet alleen was het kind dood geboren, de moeder was daarenboven zo ziek dat men vreesde voor haar leven. De vader – die in dit geval degene was die beroep deed op de hogere krachten – lijkt evenveel te lijden om zijn doodgeboren dochter als om zijn stervende vrouw. Desondanks is het opnieuw opvallend dat enkel het tot leven komen van het kind wordt vermeld, en niet de genezing van de moeder. Deze laatste nam echter evenzeer deel aan de bedevaart – zeven weken na de geboorte – zodat mag geconcludeerd worden dat de genezing van de moeder wel degelijk plaats gevonden heeft.

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII neghen daghe in wedemaent quamen van Leyden Jan vander Heyden ende Gheertruut, sijn wijf, ende brochten haer kint, dat seven weken out was ende hiet Gheertruut. Ende doe dit kint Gheertruut gheboren waert ende die moeder in arbeide ginc, doe was daer soe groet liden te sien, dat [niet/met ….] vander moeder, eer sijs kins ghenesen const [237]. Ende doe si des kins ghenesen was, doe was die moeder also cranc, dat niemant haers lives en weende der moeder noch den kinde; ende dat kint lach alversvert ende doet. Ende doet verswert hadde gheleghen meer dan twe uren, doe gheloefde die vader sijn bevaert tot Onser Sueter Vrouwe tot Tsertoghenbosch; hi woudse versoeken met sijnre offerande, opdat si hem vertroesten woude met sinen kinde ende met sinen wive, daer hi groten rouwe om hadde. Ende doe hi die bevaert gheloeft hadde, doe ghevoelde men aen tkint tericht lijf ende men deet tericht korsten [238].

Ende si sijn comen opten voersc. dach tot Tsertoghenbosch voerden beelde Marien ende hebben haer bevaert ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sijnre liever Moder Maria vander gracien ende vader ghenaden, die hen ghesciet is. Ende dit hebben si wael bewarijt met haren ghebueren. Daerby waren her Peter Lebbens, canonike ten Bosch, her Goedaert vander Brugghen, priester, Rover van Lit, Willem van Campen, Lang Gheen, Steven van Beers ende vele goeder lude”. [239]

 

 

Besluit

 

Net zoals bij de prenatale problemen, komt de wens van ouders om een gezond kind te hebben hier weer duidelijk naar voor. Uit de bronteksten blijkt dat ouders zich niet zo gauw neerlegden bij de dood van hun pasgeboren kind. Wanneer de baby in kwestie tot leven komt, brengt dit veel vreugde met zich mee, en wordt de bedevaart in grote dankbaarheid ondernomen.  Daarnaast komt opnieuw het belang van de doop naar voren. Ook hier blijkt tenslotte, naast de moederliefde, ook weer de vaderlijke bezorgdheid.

 

 

ARTIKEL 2. PROBLEMEN BIJ OUDERE KINDEREN

 

In dit artikel zullen de reacties op ongevallen, ziekte en dood van kinderen besproken worden, de perinatale gevallen – die in het vorige artikel aan bod kwamen – uitgezonderd. Een verdere onderverdeling zal gebeuren op basis van de kwalen, te beginnen met de meest voorkomende, en zo afzakkend tot de minst frequente ongevallen en ziekten. Deze werkwijze zal de mogelijkheid tot vergelijking bevorderen tussen de verschillende reacties op gelijkaardige situaties. Er zal in het bijzonder worden nagegaan welke de belangrijkste factoren waren die invloed hadden op de heftigheid van de reacties. Tabel 5 geeft het voorkomen van elke categorie nogmaals weer; de perinatale problemen worden hier buiten beschouwing gelaten:

 

Tabel 5: Voorkomen van de verschillende ziekten en kwalen

 

 

aandoening

aantal kinderen

verdronken

129

ongedefinieerde ziekte

49

stom/blind/doof

28

kreupel/lam/breuk

26

lies- en waterbreuk

15

stenen

16

vallende ziekte

15

gestikt

12

verkeersongeval

10

van zolder gevallen

4

verbrand

2

allerlei

35

 

De 35 alleenstaande gevallen die de restcategorie vormen, zullen – samen met de kinderen die van zolder waren gevallen en de verbrandingen – als tiende paragraaf pas aan het einde van dit artikel besproken worden. 

 

2.1. Verdronken kinderen

 

Uit grafiek 4 – in het vierde artikel van het vorige hoofdstuk (cf. supra) – bleek reeds dat verdrinking een veel voorkomende overlijdensoorzaak vormde bij kinderen in de Late Middeleeuwen. Er waren immers oneindig veel waterputten, vijvers, meren en rivieren, die zonder afsluiting een groot gevaar betekenen voor kleine kinderen.

In het mirakelboek van ’s-Hertogenbosch wordt 51 maal melding gemaakt van verdronken kinderen, in dat van Amersfoort 58 maal, Maria Jesse werd op dit vlak 4 maal aanroepen en in het mirakelboek ter ere van Maria ter Nood Gods in Delft tenslotte is 16 keer sprake van een verdronken kind.

 

Mirakelen van Onze-Lieve-Vrouw te ‘s-Hertogenbosch

 

In het mirakelboek van ’s-Hertogenbosch zijn de meeste verhalen over verdrinkingen heel gelijkaardig. Van dit grootste deel worden twee voorbeelden gegeven, daarna wordt ingegaan op een aantal wonderen waarin meer of andere details worden vermeld. Jan, het hoofdfiguur uit het eerste mirakelverhaal, werd na een dik uur door andere kinderen teruggevonden. De ouders, die onmiddellijk gewaarschuwd werden, zijn erg bedroefd om de dood van hun zoon, en na drie uur besluiten ze hun heil te zoeken bij Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch, die ‘zo veel bedroefde mensen getroost heeft’. Daarop komt het jongetje tot ieders blijdschap terug tot leven:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 16 daghe in april quam Aernt Heynricssoen, wonende tot Tuul, ende quam Thertoghebossche ende bracht sijn kijnt, ende hiet Jan, welc kijnt 8 daghe tevoren verdronken lach in enen voulen[240] water ende was onder dwater meer dan een groet ure. Ende die kijnder wordes ghewaer ende die ghebuer, ende quamen tot die vaeder ende moeder. Ende men toech dat doet kijnt uut den water. Ende doe dat kijnt uut den water was, doe waest stijf ende caut, ende vaeder ende moeder hadden groten rouwe. Ende doe dit kijnt wael drie uren doet gheweest had, doe worden si denckenden op die mirakel, die Ons Vrouwen tot Thertoghebossche duet ende soe menneghen verdroefden mensche vertroest heet. Doe ghelovede si hoer bedevart tot Onser Vrouwen tot Thertoghebossche ende dat kijnt te weghen, dat daer doet lach, met wijn, met weyt binnen 8 daghe, opdat hen Onse Vrouwe vertroesten woude met horen doden kijnde. Ende doe si die bedevart gheloeft hadden, wart dat doet kijnt levende ende doe werden si allen verblijd.

Ende si sijn comen opten voers. dach tot Thertoghebossche voer den beelde Marien ende hebben hoer bedevart ende weghen ende offerhande wael ghedaen, ghelijc als si gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sijnre ghebenedider, ghenedicher, liever Moeder van der gracien ende der ghenaden, die hen ghesciet is. Ende dit is wael bewarit met horen ghebueren voer her Aernt van Holt, knoec ende cappelaen te Bossche, her Mattijs Scilder, priester, her Coel, persoen van Ghemonden, Vranc van Ghestel, Goedevart Sceyvel, kerkemeester tot Thertoghebossche, Jannes Sceyvel, Bouken van den Heylighengheest, Rover van Lit, Mercelijs van den Werf ende vele ander goeder lude”.[241]

 

Dit eerste voorbeeld is representatief voor de meeste mirakelverhalen uit deze categorie. Er verdrinkt een kind, men bidt tot Maria, waarna het kind terug levend wordt, “ende doe werden si allen verblijd”.[242]

In tegenstelling tot dit eerste mirakel, waarbij het de ouders waren die het initiatief namen om het kind te redden, representeert het tweede voorbeeld dat hieronder besproken wordt de verhalen waarbij het vreemdelingen betrof die ervoor zorgden dat het kind in kwestie terug tot leven kwam. In dit geval wordt de kleine Boudewijn na twee uur dood te zijn geweest gered door het optreden van een toevallig passerende jonkheer, Willem van Drimmelen[243]. Toen deze laatste het kind zag liggen temidden van een toegelopen menigte, droeg hij de omstaanders op om ten gunste van de jongen te bidden tot Maria van Den Bosch. De beloofde bedevaart en offerande werden vervuld door het slachtoffertje en diens vader:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 5 daghe in september quam van Driemilenreveen bi Sente-Ghertrudenberghe Bueydewijn Boet met Bueydewijn, sinen soen, welc Bueydewijn over drie weken viel in enen water ende verdranc ende was ghesonken te gronde ende het was meer dan 2 uren doet. Ende doe ment uten water toech, doe waest doet, caut ende stijf ende alverstorven. Doe quamen daer vele lude toeghelopen ende saghen dit dode kint daer alverstorven licghen. Ende doe quam daer een jonchere ghereden, heit Willem van Driemilen, ende sach dit dode kint licghen, daer also vele luden bi waren. Ende hiet [244] hen, datsi up haren knien vielen ende gheloefden hare bedevaerd t’Onser Soeter Vrouwen Shertoghenbosch ende dat kint te weghen met wine ende met weyte, opdat si vertroest mochten wesen metten doden kinde, dat daer stijf ende caut ende alverstorven vor hen lach. Ende doe si die bedevaert gheloeft hadden, doe wart dat dode kint terechte levende ende si worden alle sere verblijt. Ende doe sloecht sijn oghen op ende wort levende.

Ende si sijn comen opten vorscreven dach Shertoghenbosch vorden beelde Marien ende hebben haer bedevaert, weghen ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloveden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sire liever Moeder van der gracien ende ghenaden, die hem ghesciet is. Dit hebben si wel bewarijt. Daerbi waren her Arnt, persoen van Huesden ende capellaen ten Bossche, her Gheraerd de Wilde, canonic ten Bossche ende ten Berghe ende persoen van Roesmale, her Reyner Eelkens, canonic ten Bossche, her Henric Boc, her Lonis van Scijndel, her Arnt van den Hout, her Tielman van Mulsen, canoniken ten Bossche, Franke van Ghestel, Godevaert Sceyvel, kercmeesters ten Bossche, Rover van Lit, Godevaerd van Rode, Bertholomeus de Ridder, Gillis van Antwerpen, Arnt Hoppenbrouwer, Jan van Os, Jan van Hinen ende vele goeder luden”.[245]

 

Na deze twee voorbeelden van het merendeel der mirakelverhalen, wordt hierna ingegaan op een enkele afzonderlijke mirakelverhalen, waarin sterker gereageerd wordt op de verdrinkingsdood van kinderen. Het is echter belangrijk voor ogen te houden dat het hierbij om particuliere gevallen gaat: de meeste protocollen van het mirakelboek van ’s-Hertogenbosch volgen het eerste voorbeeld dat gegeven werd. We zetten een aantal van deze sterke reacties op een rij.

 

Het eerste wonderverhaal dat in dit verband geciteerd wordt, handelt over een schipper wiens zoon overboord gevallen was. Samen met zijn andere zoon sprong hij in een roeibootje om zijn kind te redden. Wanneer ze bij het lichaam aankwamen, was de jongen reeds overleden. Vreemd is hierbij wel dat de vader op dat ogenblik zijn zoon niet herkent; het is de broer van het slachtoffer die moet bevestigen dat het wel degelijk om zijn kind gaat. Volgens de auteur van het protocol is dit te wijten aan het feit dat het gezicht van de jongen er anders uitzag ten gevolge van de verdrinking. Ongetwijfeld zag zijn aangezicht er inderdaad vreemd uit, doch het blijft merkwaardig dat zijn eigen vader hem niet zou herkennen. Desalniettemin lijkt dit aspect niet te getuigen van gebrek aan liefde: verschillende elementen in de tekst duiden op het oprechte verdriet van de man. Een voorbeeld hiervan wordt gevormd door de terugkerende benaming voor zijn zoon als zijn “lief kind”:

 

“(…) Ende daer viel die scipheer met sinen anderen soen inden boet ende daer was hem dat kijnt ontdreven metten sterken stroem meer dan 3 pylscoet wegs ende doe sach hi, dat sijn kijnt oec onderghinc. Doe was hi een bedroeft man ende riep Onse Zoeten Vrouwe aen tot Thertogebossche, datsi hem vertroesten moest met sinnen lieve kijnde. Ende doe hi quam op die stat, daer hem docht, dat sijn kijnt onderghinc, ende daer sach hi, dat dat water omliep als een eder ende sode als een pot, ende daer stac hi sijn erme in alsoe diep als hi cost ende greep sijn kijnt metten erme. Ende doe hijt metten erme had, doe sach hi, dat een vingherlinc aen sijn hant had, ende hien wist niet, dat vingherlinc had ghedraghen, ende doe sede hi: “Acharme, dit en is mijn lief kijnde niet”, want doet was ende onghedaen, so en kende hijs niet. Ende doe seden sijn ander soen: “Vaeder, het is mi broeder ende u kijnt”. Ende doe toech hi sijn doet kijnt in den boet, ende doe was dat doet kijnt alverstorven ende stijf als een hout ende caut als een steen. (…)”.[246]

 

Dit is niet het enige geval waarbij vader en/of moeder ten einde raad is; vaak is het nog explicieter dan in het hierboven weergegeven wonder. Deze radeloosheid wordt in de verschillende protocollen op verschillende wijze uitgedrukt, zoals zal blijken uit de voorbeelden die hierna geselecteerd werden.

 

Het eerste voorbeeld handelt over een meisje dat tijdens de afwezigheid van haar ouders in de rivier de Waal beland was. Toen haar vader en moeder met de boot terug huiswaarts keerden, zagen ze het lichaam van hun dochter drijven op het water. Daarop begonnen ze zonder ophouden te roepen op Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch. Twee uur nadat ze het meisje op het droge hadden getrokken werd hun gebed verhoord.

 

“(…) Ende doen voerden si dat kint op te lande ende si riepen sonder onderlaet[247] op Onse Zuete Vrouwe van Tsertoghenbosch, dat si hen vertroesten moest van haren doden kinde (…)”.[248]

 

Dit is niet het enige geval waarbij de ouders zonder ophouden om genade smeken bij Maria nadat ze hun kind verdronken teruggevonden hebben, zoals blijkt uit het volgende wonder:

 

“(…) Daer riepen si op Onse Vrouwe van Den Bosch, oft si craft oft macht hadde, dat sise toghen[249] moest aen haer kint. Ende alst quam omtrent middernacht ende si sonder onderlaet[250] riepen op Onse Zuete Vrouwe van Den Bosch, doe worden hem sine lippen roet. Ende si gheloveden dat kint Onser Vrouwen te weghen met wine ende met weyte. Ende doent quam biden daghe, soe rueret sine lippen ende wart sprekende (…)”.[251]

 

In het volgende mirakel wordt het verdriet van de moeder erg sterk belicht. Het slachtoffertje, haar dochter, was in een diepe waterput gevallen en pas na een half uur gevonden. Hoewel ze reeds overleden was, trachtte men het lichaam nog terug op te warmen door het bij het vuur te houden en erover te wrijven. Toen dat niet hielp, kon de moeder in haar radeloosheid niets anders bedenken, en nam ze het dood kind op haar schoot. Na een uur werd ze door haar buren aangemaand om haar heil te zoeken bij Maria van ’s-Hertogenbosch:

 

“(…) Ende doement uten putte creech, doe waest caut ende stijf ende alverstorven ende men waremdet biden viere ende wreeft; maer het bleef even caut ende even stijf. Ende daer quamen vele gheburen in ende die moeder hadde haer doet kint op haren scoet ende was in groten rouwe. Ende doesi haer doet kint hadde op haren scoet meer dan een groet hure, doe riepen al die gebure overeen, datsi soude aenroepen der Moeder Gods van Shertogenbosch ende beloven haer bedevaert te doene. Ende doe seide die moeder van den doden kinde: “Ic draecht Onser Vrouwen Tshertoghenbosch temale [252] op”(…)”.[253]

 

In tegenstelling tot het vorige voorbeeld zijn het hierna wel de ouders die zelf het initiatief nemen tot het beloven van een bedevaart. Hun radeloosheid lijkt dus beperkt te zijn – ze weten wat hun te doen staat – hoewel hun enorme verdriet ontegensprekelijk vast staat. De bedevaart wordt immers beloofd “met weennenden oghen, met droever herten” [254].

 

“(…) Doe geloefden si hoer bedevart t’Onser Zoeter Vrouwen Tsertogenbossche; si woudense versoeken met hoere offeranden, opdat si vertroest mochten werden. Ende si seden: “zoete Vrouwe, [of ghi ye [255] macht oft cracht gecreecht], soe moetti ons vertroesten met desen doden kijnde. Wy willen tkijnt ten Bossche voir uwen beelt doen weghen met wijn ende met weyt, opdat wi met onsen kijnde vertroest mochten werden”. Ende doe si die bedevaert geloeft hadden met weennenden oghen, met droever herten, met gaynsen betrouwen, doe waert dat dode kijnt tericht levenden (…)”.[256]

 

Ook in het laatste Bossche wonderverhaal dat hier geciteerd wordt zijn de ouders erg ontdaan over de dood van hun dochtertje. Op innige wijze beloven ze een offerande naar Den Bosch te zullen brengen indien hun kind terug tot leven zou komen. Op de bedevaart zelf zouden ze bovendien vergezeld worden van “een groet deel van haren ghebueren” [257], die getuige waren van het plaatsgevonden mirakel:

 

“(…) Vader ende moeder vorsc. waren in groter noet, dat haer dochter aldus vor haren oghen verdronken lach. Ende riepen innentliken[258] op Onse Zuete Vrouwe van Den Bosch, dat sise vertroesten wilde van haren doder verdronkenre dochter; si woudense besueken met haren offeranden (…)”.[259]

 

De hierboven aangestipte voorbeelden maken duidelijk dat regelmatig veel sterker werd gereageerd dan blijkt uit het standaardvoorbeeld dat aan het begin van deze eerste paragraaf werd gegeven. Verscheidene keren komen ook de buren aan bod, ofwel als raadgevers voor de radeloze ouders, ofwel als reisgezellen tijdens de pelgrimstocht. Ouders toonden hun emoties op verschillende wijzen zoals aanhoudend bidden of huilen. Eénmaal zagen we dat de moeder dermate wanhopig was, dat ze in volkomen onmacht met haar overleden kind op schoot bleef zitten.

 

Mirakelen van Onze-Lieve-Vrouw te Amersfoort

 

Zoals reeds vermeld, bevatten de meeste verhalen in het Amersfoortse mirakelboek weinig of geen details. Over het algemeen wordt een korte, zakelijke beschrijving gegeven van de gebeurtenissen, waardoor de terloopse opmerkingen, die van het hoogste belang zijn voor ons onderzoek, vaak ontbreken. Om die reden werd ervoor gekozen ons te beperken tot die mirakelverhalen waarin dergelijke zijdelingse opmerkingen wél aanwezig zijn.

 

In het eerste mirakelverhaal dat volgt treft de moeder bij haar thuiskomst haar kind verdronken aan. Ze barst onmiddellijk in tranen uit, en trekt haar kind uit het water. De auteur van het protocol maakt duidelijk dat de vrouw erg overstuur was: al huilend en met pijn in het hart belooft ze een bedevaart te maken naar Amersfoort:

 

“Item het was een vrou van Kenen in die Betouwe, ende was vuijt spielen gegaen, vuijt haeren huijs. Als zij t’huijs quam, soe vandt zij haer kijndt in een tobbe waters, staende op zijn hoeft. Zij nam dat kijndt met tranen vuijt den water: cout, stijff ende als doot. Zij loeffde haer bedevaert mit groeten tranen ende pijn haers harten, dat kijndt te laten weghen. Een halff ure daer nae ontwerpt dat kijndt ende zij quamen mit groeter blijschappen en deden haer bevaert mit schoene offerhanden”.[260]

 

Ook in het volgende wonderverhaal is het de moeder die haar verdronken kind als eerste aantreft. Net als bij het vorige mirakel had deze haar kind alleen thuis gelaten. Toen de moeder thuiskwam en haar kind nergens zag, ging ze het zoeken. Na een lange speurtocht vond ze haar kind verdronken terug in een sloot. Samen met haar echtgenoot en haar buren viel ze – op aanraden van de omstaanders – terstond op haar knieën om genade af te smeken:

 

“Item het geschiedde te Bambrug in die parochie van Apcou, dat die moeder van een kijnde ghijnck vuijt den huijs en liet dat kijndt alleen int huijs. En te hant is dat kijndt vuijt gegaen ende viel in een sloet. Als d’moeder thuijs quam, vandt zij dat kijndt nijet. Ende nae dat zij het veel ende lange gesocht had, soe vandt  zijt leggen in een sloet. Ende zij haeldent vuijt, ende vandt het doot. Ende zij seer qualicken te vreeden en clagende seer iamerlicken, soe dat geen, die daer bij waren, seijden haer, dat zij haer bevaert loven soude tot Ons L. Vrou t’Amersfoert. Ende zij zijnt op haer knijen gevallen en hebben haer bevaert geloeft. En rechtevoert soe roerde hem dat kijnt. Ende die moeder, vader ende buerluijden, die dat geloeft hadden, zijnt gecomen mitten kijnde en hebben haer bevaert gedaen”.[261]

 

Ook in het volgende verhaal was het slachtoffertje in kwestie eerst vermist. Pas na een tijd zoeken werd het verdronken teruggevonden door de ouders. Na anderhalf uur besloten vader en moeder troost te zoeken bij Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort, waarna het kind begon te huilen:

 

“Item bij Gorkum was een kijndt verloren van zijn ouders wel ij uren lanck, dattet die ouders sochten, soe dat zijt ten lesten vonden liggen in die Ghijsel, ende was geheel gedrenct. Ende als mijn die vader vanden kijnde selffs seijde, doe wast all stijff ende was soe well anderhalff ure. Ende alsoe als die vader ende moeder seer rouwich waren, soe hebben zij die troesterinne Mariam aengeroepen ende hebben haer bevaert geloeft tot Onse L. Vrou t’Amersfoert. En rechtevoert wert dat kijndt schreijende en levende. Ende die ouders hebben haer bevaert mitten kijnde gedaen ende hebben dit selver tot Onser L. Vrouwen eere vertelt”.[262]

In bovenstaand mirakel valt weer duidelijk op dat de ouders uit zuivere wanhoop hun vertrouwen legden in de krachten van Maria van Amersfoort, de “troostende”. In tegenstelling tot de vorige verhalen, waarin het enkel de moeder was die de hoofdrol speelde als bedroefde ouder, zijn het hier beide ouders die rouwen om de dood van hun kind. Dit is ook het geval in het volgende mirakelverhaal, dat qua lengte en details atypisch is voor het Amersfoortse mirakelboek. Na de oorspronkelijke belofte van de vader, kwam het kind weer tot leven. De volgende dag lag het kind in bed, en vermits de moeder angstig was dat het ziek was, trok ze het kind een hemd aan.  Daarop begon het kind echter tekeer te gaan, en leek het bezeten te zijn door de duivel. Na een nieuwe belofte tot offerande door beide ouders – aangeraden door een buurvrouw – werd het kind weer gezond:

 

“Item het was een kijndt te Leent bij Nijmmeghen verdroncken des Dijnsdaechs nae midtvasten omtrint een ure. Doe d’vader dat kijndt vonde, loeffde hij dat kijnt tot Onse L. Vrou t’Amersfoert te weghen mit wijn ende mit weijt, mit gout ende mit in die naeste vaert.[263] Ende doe wert dat kijndt levende. Des anderen daghes nae die middach heeft dat kijndt in den bedde gelegen, vuijtsteeckende[264] hier en daer zijn armen, soe dat d’moeder anxt hadde, dat dat kijndt vervriesen soude, alst cranck was, hebben zij dat kijndt zijn hemde aengedaen. Doe dat kijndt dat hemde aen hadde, beerden[265] dat kijndt, oft beseten had geweest. Ende dat daerden van naer den middich tent[266] omtrent tien off elff uren inder nacht. Doe seijde een vroutgen van den naeburen, datmen dat hemde weder vuijt doen soude ende loven dat hemde mede te offeren. Ende in die processie mede te gaen in linnen clederen. Doe dat d’ouders dus deden, is dat kijndt terstont rustende geworden, ende heeft geslapen, gegeten ende gedroncken. Ende is geheelicken weder gesont geworden als het huden op den dach is. Ende heeft zijn bevaert gedaen. Ende zijn ouders, als zij geloeft hadden en schuldich waren, danckende God ende Maria”.[267]

 

In het volgende mirakelverhaal is het opvallend dat de moeder reeds wanhopig is op het moment dat ze nog niet weet dat haar dochter verdronken is. Het is immers al vanaf het moment dat ze het vijfjarig meisje nergens meer vindt, dat ze het ergste vreest en overal op haar dochter begint te roepen. Samen met de buren vindt ze haar dochtertje in het water, waar het was ingevallen tijdens het spelen met andere kinderen.

 

“Item het was een man van Campen, die een ionck maechdeken hadde van vijff jaeren, ende liep spielen mit die kijnderen ende viel int water, alzo dat die vader off moeder niet en wisten, hoe lange dattet int water geweest hadde. Die moeder mistet kijndt en riep ellendelick. Ende zij sochtet mit die buren int water. Ten laeststen saghen zij een handt vant kijndt. Doe toghen zijt vuijten water. Doe waren alle zijn leden all stijff. Die moeder loeffde dat kijndt te weghen voer Onse L. Vrou t’Amersfoert ende te hant wert dat kijndt schreijende ende weder levendich”.[268]

 

In het mirakelboek ter ere van Onze-Lieve-Vrouw te ’s-Hertogenbosch werd reeds duidelijk dat tranen als teken van verdriet niet ongewoon blijken te zijn geweest. Ook bij het volgende verdrinkingsverhaal begint de moeder te huilen wanneer ze haar driejarig kind terugvindt:

 

“Item het was een vrou in Langhebroeck, die in een water haer cleder soude wasschen. Ende zij had bij haer een kijndt van iij jaeren, dat in een diepe grave viel, daert wel een halff ure in verdroncken lach, eert die moeder vernam. Doe wert zij siende een stuck van zijn clede ende meenden dattet een laecken geweest hadde. Zij ghijnck daer bij en sach het, dattet haer kijnt was. Doe toech zijt vuijt mit schreijen ende brachtet te huijs. Doe quamen daer haer buren ende seijden, dat zij haer bedevaert tot Amersfoert loven soude mitten kijnde. Te hant over een lange wiele[269] wert dat kijndt schreijende ende wert gesont”.[270]

 

Opvallend is in dit wonderverhaal dat, wanneer de moeder ten einde raad was en niet meer wist wat te doen, het opnieuw haar buren waren die haar aanrieden te bidden tot Maria van Amersfoort. Ook op andere plaatsen lijken de ouders soms te overstuur te zijn om nog logisch te kunnen nadenken. Het enige waar ze nog aan kunnen denken is het verlies van hun zoon of dochter. Dit komt ook sterk naar voren in het volgende protocol. Een driejarig meisje was in een kuip gevallen en verdronken. Toen de vader van het kind zijn dochtertje zag, trok hij het eruit en bracht het naar zijn vrouw. De auteur legt de nadruk op het feit dat de vrouw extra verdrietig is omdat het kind gestorven is door nalatigheid. Het is echter niet geheel duidelijk of ze het zichzelf verwijt dat haar dochter verdronken is, dan wel dat ze iemand anders de schuld geeft. Het zijn opnieuw de buren die – in een poging om de ouders te troosten – de raad geven om een bedevaart te beloven:

 

“Item te Emmerick was een meisken van iij iaeren gevallen in een calck cuijp. Die vader heeft daer zijn kijndt vuijtgethogen voer doot ende brochtet die moeder op die schoert. Ende daer was groot iamer, dat haer kijndt soe verdrietelicken doot gebleven was ende versumet[271]. Die buren, troestende die ouders, seijden, dat zij haer bevaert loven souden Onse L. Vrou tot Amersfoert, het soude wel gesont werden. Ende zij loeffden haer bevaert t’Amersfoert Onse L. Vrou ende terstont ontspranck dat kijndt, maer het bleeff noch iij daghen blijnt. Ende op den vierden dach werdet weder siende. Ende dat geschiede des Saterdaechs voer Hemelvaerts dach Anno Mccc xc. Ende zij quamen en deden haer bevaert in die vaert”. [272]

 

We zagen reeds op verschillende plaatsen dat er gehuild werd als reactie op het overlijden van kinderen. Tot hiertoe betrof het telkens de moeder van het slachtoffer die in tranen uitbarstte, maar ook anderen zijn vaak zo verdrietig dat ze beginnen te wenen. In het volgende verhaal zien we het zusje en buurjongetje van het slachtoffer huilen en roepen wanneer deze laatste verdrinkt. Terwijl het meisje naar huis toe liep om haar moeder te waarschuwen, werd het jongetje door de buren – die gealarmeerd waren door het geschreeuw van de twee kinderen – uit het water gehaald en aan de kant gelegd. Toen de moeder op de plaats van het ongeluk kwam, aanriep ze Maria van Amersfoort, waarop haar zoontje terug levend werd:

 

“Item het was een knechtgen bij Amersfoert in die Hoeff, en was verdrenct in een kolck. Ende hij had bij hem zijn susterken en een buerknechtgen ende die riepen ende hueilden. Ende dat meisken liep te huijs en sout zijn moeder zeggen ende eer die moeder quam, overmits dat geruft[273], soe haddent die buren vuijtgetoghen ende lietent voor doot leggen mit die voet int water. Ende doe die moeder quam ende sach soe haer kijndt leggen doot also onversienlick[274], soe riep zij God aen ende Onse L. Vrou t’Amersfoert te versuecken en terstont ontworp[275] dat kijndt. Ende dit geschiede op den asschele Woensdach Anno Domini Mcccc xciiij”.[276]

 

Een mooi voorbeeld tenslotte van de bezorgdheid voor andermans kinderen vinden we terug in het laatste Amersfoortse mirakelverhaal dat hier weergegeven wordt. Nadat het kind in kwestie verdronken was, was het uit het water gehaald. Langs de kant van het water lag het gedurende lange tijd dood op de grond, waardoor er veel mensen bij kwamen. Iedereen beklaagde het feit dat het slachtoffer zo aan zijn einde was moeten komen. Tenslotte beloofden de ouders en de buren een bedevaart te maken naar Amersfoort, waarna het kind weer tot leven kwam.

 

“Item te Ouderkercken in Hollandt was een kijndt verdrenct ende lach daer lange voor doot, datter veel luden bij quamen ende beclaechden dattet soe zijn  leven gelaten hadde ende zij geen troest en saghen. Doe loeffden die ouders ende geburen Onse L. Vrouwe t’Amersfoert mitten kijnde te versuecken, ende terstont is dat kijndt levendich geworden. Ende zij zijn gecomen en hebben den kijnde in een mande gedraghen ende hebben haer bedevaert gedaen Anno Mcccc xcv”.[277]

 

Net zoals gebleken is bij de mirakelen uit ’s-Hertogenbosch, zijn in de Amersfoortse kroniek erg emotionele reacties terug te vinden op de verdrinkingsdood van kinderen, dit ondanks het feit dat het merendeel van de Amersfoortse verhalen erg kort en beknopt is. Voorts blijkt uit een aantal wonderverhalen dat ouders zich reeds zorgen maakten wanneer ze hun kinderen niet meer vonden. In dergelijke gevallen vreesden ze meteen het ergste, en startten een zoektocht, vaak gesteund door hun buren. 

 

Mirakelen van Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods

 

Uit de verdrinkingsverhalen van het mirakelboek van de Nieuwe Delftse kerk worden opnieuw een aantal protocollen geselecteerd. In het eerste verhaal treffen we een vrouw aan wiens reactie allerminst in de lijn ligt van de voorgaande bevindingen. Het protocol verhaalt hoe een kind in de rivier de Delft gevallen was. Het werd gevonden door een man die in een schuit voorbij vaarde, en het kind uit het water nam. Toen passeerde echter een vrouw, die hem aanmaande het kind terug in het water te laten vallen, vermits het toch reeds overleden was. Uit angst voor de overheid volgde hij de raad van de vrouw op. Uiteindelijk werd het dan toch weer uit de rivier gehaald, deze keer door de oom van het slachtoffertje, die het kind dadelijk naar de Nieuwe Delfste Kerk bracht. Daar kwam het weer tot leven:

 

“Int jair ons Heren MCCCCV, sWoendages op sint Jorrysdach, so wort Bertelmees Rijckenkint gevonden in de delft int water. Dair quam een man varen mit een scuyt ende riep: Hier is een kint in delft. Ende hi hieft op; ende dair quam een wijf, die seide: Laet vallen tkint, tis doot. Ende die man lietet kint weder int water dalen ende willende van den wairliken rechter geen last hebben.[278] Dairna quam die oem van den kinde ende namt uten water, dair nyement lijd an en sach ende brochtet hier in der kercken voir de Nootgoods ende badt naestelic der moeder Goods om gracie voir den kinde. Ende dat kint wort weder levendich thuys gebrocht. God si lof”.[279]

 

De vrouw die hier passeert lijkt zich helemaal niet te bekommeren om het vreemde kind dat verdronken is. Dit is een verrassend element nadat zowat alle voorgaande mirakelverhalen getuigden van een grote aandacht en bezorgdheid van buren en onbekende volwassenen voor de verdronken kinderen. Daarenboven laat de man die in eerste instantie het kind uit het water gehaald had, het opnieuw in het water vallen, uit vrees voor straf vanwege de overheid. Dan komt de oom van het slachtoffertje echter ter plaatse. Deze lijkt wel voldoende om het kind te geven om tegen de rechtsregels in te gaan. In dit geval valt dus op dat onbekenden zich niet erg om de dood van het kind bekommerden, in tegenstelling tot de familieleden. Deze bekommernis van de familie en andere bekenden blijkt nogmaals sterk uit de twee volgende mirakelverhalen. In het eerste wonder was het vijfjarig slachtoffertje al de hele dag vermist, zodat het door vrienden reeds overal gezocht was geweest, voor het ’s avonds verdronken teruggevonden werd. De ouders waren erg verdrietig, en al kermend begonnen beiden te bidden tot God en Maria. Toen de vader zich plots herinnerde hoe hij gehoord had van de helende krachten van Maria ter Nood Gods te Delft, stelde hij aan zijn echtgenote voor dat ze daar hun heil in zouden zoeken. Samen met enkele vrienden vielen de ouders vervolgens op hun knieën en smeekten Maria om genade voor hun kind.

 

“Int jair ons Heren MCCCCXXX so sijn hier gecomen uut Brabant, van Diest, die ouders mit anderen eerbaren luyden myt een kint bedevairt opten ommeganck, ende beluden voir den persoenre deser kercken ende bi den goodshuysmeesters, dattet kint opten Meydach dairvore int water gevallen was ende verdroncken ende had dair doot gelegen, als men warachtig bevant, alle de helen dach van smorgens te acht uren tot savonts te ses uren, sodattet binnen dier tijt seer gesocht hadde geweest onder den vrienden. Dit kint seer wairt wesende, was oudt omtrent vijf jair. Dese ouders waren seer bedrooft doe si hoer kint so deerlicken vonden verdroncken; seer kermende spraken die vader ende moeder tsamen: O Here God ende wairde moeder Goods, wilt ons velichten; Ghi duet so menich scoen teyken ende mirakel. So quam die vader in den sinne hoe hi gehoort hadde weleer hoe hier te Delf een kerck der Nootgoods gecomen ende geopenbairt was in der lucht mit groten mirakelen, dair noch dagelicx oec veel miraculen gescieden. Ende mittien seide hi tot sijn huysvrou: laet ons loven bedevairt mit desen kinde in Hollant te Delf; ic hoop an Gode ende Marien, dat wi genade verworven sullen. Dese man ende vrou van den kinde mit sommige vrienden die dairbi waren, hebben, devotelic op hair knyen vallende, gebeden om genade; ende si wilden alle gairne der Nootgoods te Delf gaen versoken. Soe hebben terstont dese luyden gesien, dat dit kint sijn armkyn vertoecht een weynich. Si sijn angecomen, int aensicht van den kinde sienden, ende hebbent sijn adem sien vertrecken ende sijn ogen verclaren. Die ouders mitten vrienden ende gebuyren hierbi wesende ende dit grote mirakel anmerckende, siende datter leven in de kinde quam, hebbent haestelic thuys gedragen bi den viere ende hem sijn gemack ende gerief gedaen; ende dit kint is heel cloeck cortelic geworden, alsoe dattet hem allen zeer verwonderde van der groter gracien, die God ende Maria dair in den kinde vertoenden, ende sijn utermaten dancbair geweest ende gecomen alle mit malcander opten ommeganc dairna mitten kinde om hair bedevairt te volbrengen voir den beelde der wairder Nootgoods ende den heyligen cruyce ende hebben dit, als voirscreven staet, te kennen gegeven”.[280]

 

Ook Adriaan, het vierjarige slachtoffertje uit het volgende mirakelverhaal, werd gemist door zijn moeder, die hem begon te roepen en te zoeken. Tenslotte vond ze de jongen verdronken in een sloot terug. Ze trok haar zoontje uit het water met veel ophef uit het water. De buren, die aangelopen kwamen als reactie op het lawaai dat de moeder maakte, deden alles wat ze konden bedenken opdat het kind zou overleven, zoals de kleren uittrekken. Dit baatte echter niet, vermits het jongetje duidelijk al een poos geleden overleden was. Wanhopig als de moeder was, is ze uiteindelijk samen met de aanwezige buren op haar knieën gevallen om troost te zoeken bij de Moeder Gods:

 

“Int jair ons Heren MCCCCXXXVI des Manendages in die Paesch heilige dagen, geviel dat Nelletgen Cornelis Adiaenszoens weduwe bi den overslach opte Scye in doude prochie had een kint, 4 jairen out wesende, gehieten Adriaen Corneliszoon, ende was verdroncken opten voirscreven dach in een sloot bi hair worf; ende als si hair kint miste, riep sijt after ende voir,  ende doe sijt nergens en sach noch en hoorde, heeft sijt alomme gesocht ende ten laetsten in den sloot leggende gevonden ende was heel doot ende stijf. Dese Nelletgen dit kint uuttreckende als si best conde, heeft groot misbair gemaect, also dat die gebuyren anquamen ende hebben den kinde ontcleet ende alle gemack gedaen dat si conden, mae en conden dair nochtans geen leven in gemercken ende sagen wel dattet lange doot hadde geweest. Die moeder, aldus mitten gebuyren bi den kinde sittende ende geen raet wetende, sijn tsamen op hair knyen gevallen, oetmoedelick ende vuerichlic lovende, anbendende inwendich der liever Nootgoods onder den cruce sittende hier in deser nyewer kercken van Delf, dat God ende Maria, sijn lieve moeder, door dien beelde hemluyden vertroosten wilden. Ende cortelick dairnae hebben si desen kinde opgenomen ende heeft veel waters uter kele geloost ende is dairnae seer cortelic vercomen[281] ende hebben hem allen zeer verwondert van der haesteliker vercoeminge des kints ende der godliker gracien, also datsi alle geloefden mitten kinde der wairder Nootgoods hier in deser nyewer kercken te versoken, als si deden cortelick dairnae. Ende dese moeder mit den gebuyren ende kinde sijn mede gecomen voer den pastoir ende kercmeesters mit andere tuygen ende hebben bewesen mit horen eet, dat alle dingen in der manieren voirscreven gesciet sijn. ende men heeft Sonnendages dairnae een scoen processie gehouden mitten beelde der liever Nootgoods ende den heiligen cruys, tot love ende dancbairheit Goods  ende sijn bedructer wairder moeder Maria. God heb lof”.[282]

 

Ondanks een aantal tegenvoorbeelden, is het echter zeker niet altijd zo dat vreemden zich niets aantrokken van het lot van onbekende kinderen, ook niet in het mirakelboek ter ere van Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods, hetgeen aangetoond wordt door het volgende wonderverhaal. De mensen die het kind in kwestie gevonden hadden, wisten niet waar het thuishoorde. De ouders konden derhalve niet gewaarschuwd worden, waarop de aanwezigen zich tot Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods wendden om genade te vinden voor het jonge slachtoffer.

 

“Int jair ons Heren MCCCCLXIX, den sevenden dach in Januario, geviel datter een kint verdranck hier binnen deser prochien in den Ham. Dit kint sceen lange gelegen te hebben in de delft, eert men gewair wort. Ten laetsten wast sien leggen van sommigen buyren, die anscoten ende hebbent uutgetogen ende en sagen noch en vonden dair nergens geen leven in, noch teyken van leven; ende hadde alsoe, uten water getogen wesende, binae een ure also gelegen. Ten laetsten sijn dese gebuyren, nyet wetende wairt kint thuys hoorde, op hair knyen gevallen ende hebben oetmoederlick mit malcanderen Gode ende Marien, der liever Nootgoods, angebeden om genade voir den kinde, want si anders alle den moet opgaven van den leven. Terstont nader gebeden sijnder sommige totten kinde getreden ende hebben hem sijn adem sien vertrecken, also dattet geheel op een cort tot hemselven quam ende wert weder levendich, dair si alle Gode ende der liever Nootgoods hertelick of dancten ende loofden. Ende sijn gecomen bi mij notarys nagescreven ende hebben dit aldus getuycht, te weten Toentgen Clais Tymmermans weduwe, Alijt Jacob Claeszoons wijf, Geertruyt Bairtouts wijf, Ymme Zuet Danckert Henricxzoons wijf, Merritgen Pieter Heynezoon ende Neelgen van Stienbergen. Hier hebben bi ende over geweest als tuygen mit mij notarius heer Philips, vicecureit, heer Wibrant, cappelaen, Pieter Aernt Rutgertszoon, Willem Poulszoon ende Danel Gerryt Colijnszoon, alle dienres ende kercmeesters deser kercken”.[283]     

 

Mirakelen van Maria Jesse

 

In het mirakelboek ter ere van Maria Jesse te Delft nemen de verdrinkingen een zeer grote plaats in, namelijk in vier van de zes mirakelverhalen over kinderen. In het eerste wonderverhaal komt opnieuw het grote verdriet naar voren van een moeder die haar overleden kind terugvindt. Zoals reeds eerder opgemerkt werd, blijkt hier weer dat moeders snel ongerust werden wanneer ze niet precies wisten waar en bij wie hun kroost was. Wanneer het zusje van het slachtoffer alleen thuis komt, zonder haar broer, staat de moeder terstond op om haar zoontje te gaan zoeken. Wanneer ze het jongetje vindt, in een sloot onder het ijs, vestigt ze al huilend haar hoop op Maria Jesse:

 

“Item in den jaer Ons Heren M CCC LXV quam voir denselven voirscreven notarius heer Martijn een vrouwenpersoen, gheheten Hildegunt Jansdochter, ende seide bi haren eet dat omtrent Kersavont in denselven jaer op Ruven in der prochien van Delf was een knechtgen van drien jaren, gheheten Claes Dircsz, ende liep mit sijn suster, gheheten Margriet Dircsdochter, omtrent vijf jaren out, spelen omtrent den huse. Ende Hildegunt voirs. sach dat maechdekijn in den huyse comen ende tknechtgen niet. Doe vraghede si wair hair broederkijn wair. Dat maechdekijn seide ten wistet niet. Doe stont si haestlijc op ende sochte tkint, ende vant het in die slote onder dat ijs verdroncken. Si nam tkint op ende sprac hem toe ende si scuddet, mar si en vant dair gheen lijf an, ende begonde mit screyenden oghen aen te ropen ende te bidden der glorioser Maghet ende Moeder Marien, ende loofde haer te Delf oetmoedeliken te versoeken ende tkint te offeren. Ende doe si dit aldus gheloeft hadde doe voelde si rechtevoirt dat kint leven.

Ende des anderen daghes quam si mit sommigen anderen van den vrienden ende deden hair bedevaert voir den voirs. beelde, ende dancten ende loveden Gode ende Marien sijnre liever Moeder van der gracien die si desen kinde van horen lieven Soon Jhesum verworven had”.[284]

 

Het tweede verdrinkingsverhaal uit het mirakelboek van Maria Jesse legt opnieuw getuigenis af van bekommernis om onbekende kinderen. Een toevallige passant nam de verdronken Simon uit het water en legde hem in de armen van zijn echtgenote. Toen hij echter merkte dat de jongen reeds overleden was, leek het hem een beter idee om het kind terug in het water te leggen, om geen problemen te krijgen met de overheid. Een andere vrouw, die na het nieuws van het verdronken kind gehoord te hebben snel ter plaatse was gekomen, nam de jongen op en maande alle omstaanders aan om tot Maria Jesse te bidden. Het jongetje kwam weer tot leven en werd gezond en wel thuisgebracht:

 

“Item int jaer Ons Heren M CCC LXXIIII op Onser Vrouwenavont Assumpcio was een kint, gheheten Symon Willem Symonsz.z, ghevallen in die Delft. Ende Claer Everaert Bisdomers wijf seyde voir den notarius voirs. bi horen eet dat si quam ende sach dit kint driven int water oft een doec gheweest hadde. Ende dair quam een, ende hiet Aernt die stratemaker, ende toech dit kint uuten water al doot, ende gaft sijn wijf opten armen. Ende doe si gheen lijf dairin en vonden hiet hi sijn wijf dat si dat kint van hair soude doen. Ende Balu Jan Wiggersz wijf seide oec bi horen eet dat si quam in dat Noorteynde ende hoirde dat gerucht van den verdrencten kinde. Als si dit sach nam si dat kint ende seide tot Claren voirs. ende den anderen die dair bi quamen: ‘Laet ons dit loven Onser Liever Vrouwen’; ende deden also ende ghingen in der kerken voir dat beelt van Onser Vrouwen voirs., ende baden oetmoedeliken mit ghebogen knyen der glorioser Maghet Marien dat si van horen lieven soon Jhesum dit dode kint leven weder wilde verwerven. Als si Onser Liever Vrouwen aldus angheropen hadde worde dat kint screyende ende bleef levendich. Ende si brochtent thuys tot sinen ouderen, ende dancten ende loveden Gode ende Marien sijnre ghebenedider Moeder”.[285]

 

Hier komt de angst voor juridische consequenties wegens het verplaatsen van een drenkeling weer naar voor, toen de man merkte dat het kind al overleden was. Deze vrees treft men ook aan in het volgende wonderverhaal; opnieuw was er echter iemand aanwezig die het juridische verbod naast zich neerlegde, in dit geval wel een bekende. Nadat het slachtoffertje in een kuip met kruidenbier gevallen was en verdronken, werd het door zijn vader teruggevonden. Uit vrees voor de overheid durfde hij zijn zoontje echter niet uit de kuip te halen, vermits het reeds overleden was. De man was bij  zijn ontdekking echter vergezeld van een zesjarig meisje, die bij haar tante hulp ging zoeken. Deze vrouw kwam snel op de plaats van het ongeluk, en nam de jongen dadelijk uit de kuip. Even later arriveerde ook de moeder van het kind, die in grote bedroefdheid en onmacht neerviel. Tenslotte werd de jongen op aanraden van twee andere personen – afgekomen op het geroep van de moeder – in alle haast naar de Oude Delftse kerk gedragen, waar hij terug tot leven kwam:

 

“Item int jair Ons Heren M CCC ende LXXIII was een kint, gheheten Gheryt Stevensz, verdroncken in een cupe mit achterwors[286]. Ende Steven Florysz, die vader van desen kinde, seide bi sinen eet voir den notarius voirs. dat in denselven jaer omtrent Onser Vrouwendach Nativitas dat hi dit kint sach in der cupen, ende omdat hem dochte dattet verdrenct was en durffte hijs niet uut trecken om vrese des wairliken rechters. Mar een maechdekijn, gheheten Jutte Hugendochter, omtrent ses jaren out, quam aldaer mit hem ende sach oec dat kint verdrenct in der cupen, ende liep tot hairre moyen, hairs vaders suster, gheheten Lijsbet. Dese quam ende toech dat kint uter cupen ende settet opter cupen. Ende doe quam die moeder van den kinde ende riep mit luder stemmen: ‘Wee my, mijn kint is verdrenct’, ende viel ter aerden in onmacht. Ende Claes David Vranckensoen ende Jutte Berwolts quamen ende hoirden die moeder aldus drovelic ropen, also dat si ende die ander die dair mede quamen te samen spraken ende seyden: ‘Laet ons loven tkint te offeren Onser Vrouwen’, als si deden. Ende Claes voirs. nam haestelic dit kint op sijn armen ende liep dairmede ter kercken, ende die moeder des kindes ende veel van denghenen die dair waren, ende leyden dat kint voir den beelde van Onser Vrouwen voirs., ende baden oetmoedelic op hair knyen der glorioser Maghet ende Moeder Marien dat si van haren gheminden Sone Jhesum desen doden kinde tleven weder wilde verwerven. Ende rechtevoirt wort dat kint weder levendich, ende si dancten ende loveden Gode ende sijnre ghebenedider moeder Marien”.[287]

 

De moeder van het verdronken jongetje is – zoals al eerder opgemerkt werd bij andere mirakelverhalen – ook hier zo wanhopig door het overlijden van haar zoon, dat het anderen zijn die haar weer tot de werkelijkheid moeten brengen en haar aanraden om tot Maria Jesse te bidden.

Het laatste wonderverhaal tenslotte bevestigt nogmaals de radeloosheid die heerste wanneer een kind verdronken aangetroffen werd. Toen de vader van het tweejarig slachtoffertje de vrouw die het kind gevonden had hysterisch zag doen, liep hij dadelijk naar huis. Daar aangekomen zag hij dat zijn kind dood op de schoot van zijn vrouw lag. Hij nam het haar uit de armen en beval het hele gezin mee te bidden tot Maria opdat zijn kind weer gezond zou worden:

 

“Int jair Ons Heren M CCCC XXXII, opten derden dach na sinte Odulfusdach, quam een guet man, ende woende omtrent Berkenrijs ende hiete Gijsbrecht Bartolmeusz uten Wilghen, voer meester Ghijsbrecht Willem Yewijnsz notarius ende voer meester Philips Pieter Groenenz ende heer Aernt Dirc Heerdincsz als tughen, ende swoer ten heilighen dat sijn kint, omtrent twie jaren out, doot ghevonden wort in den sloot om sijn huys van sijn joncwijf. Ende si brochtet doot den moeder ende liep haestelic om die vader van den kinde. Ende doe die vader dat joncwijf sach comen lopen ende slaen hoer handen ende niet dairof en wist quam hi thuys, ende sach dattet kint doot was, nam hi dat kindekijn van der moeder scoot ende loofde Gode dat hi Onser Vrouwen eren soude ende versoeken te Delf in der Ouder Kerken ende alle jaers hair pellegrijn te wesen mitten kinde in der processien. Ende haestelic doe hi dit geloeft hadde ontwarp dat kint. Doe riep hi tot sinen wive dat si naerstelijc bidden soude an Onser Vrouwen, ende des ghelijcs tot al sijn huysghesin. Ende doe hi dus driewarven gheropen had sach hi dair lijf an, ende levede dairnae al ghesont, dair God ende sijn lieve Moeder ende Maghet Maria of ghebenedijt ende gheloeft moet wesen”.[288]

 

Besluit

 

Over het algemeen zien we dat beide ouders erg verdrietig waren om de verdrinkingsdood van hun kind, hoewel de moeders hun radeloosheid vaak op een emotionelere wijze tonen dan hun echtgenoot.  Daarnaast valt op dat ook andere volwassenen – zowel bekenden als vreemden – zich om het lot van de verdronken kinderen bekommerden, het eerste mirakelverhaal ter ere van Maria ter Nood Gods uitgezonderd. Opvallend is wel dat het hier voornamelijk vrouwen zijn die in actie treden. Het lijkt er dus op dat mannen wel om hun eigen kinderen gaven, maar daarentegen minder snel dan vrouwen reageerden op ongevallen van andermans kinderen. Het zijn daarenboven ook steeds mannen die uit vrees voor de represailles van de overheid de kinderen in kwestie terug in het water laten zakken. De vrouw uit het eerste mirakelverhaal van Maria Jesse dat geciteerd wordt, vormt hier de enige uitzondering op.

Bovendien valt ook op dat moeders erg bezorgd reageerden vanaf het moment dat ze niet meer wisten waar hun zoon of dochter was. In dergelijke gevallen ging de vrouw in kwestie onmiddellijk overal zoeken naar haar kind.

 

2.2. Kinderen met ongedefinieerde ziekte

 

Deze categorie wordt samengesteld uit drie soorten ziekten. Enerzijds betreft het ziekten die in de Middeleeuwen zelf wel bekend waren, maar waarvan de beschrijving in de mirakelboeken geen hedendaagse diagnose toelaat. Een tweede subgroep bevat de gevallen waarbij het slachtoffer aan een onbekende ziekte lijdt. Tenslotte werden ook de overlijdensgevallen waarbij de doodsoorzaak niet duidelijk is in deze categorie geplaatst. De verdeling over de mirakelboeken wordt weergegeven in tabel 6.

 

Tabel 6: Aantal gevallen van een ongedefinieerde ziekte, per mirakelboek

 

 

 

aantal gevallen ongedefinieerde ziekten

OLV van 's-Hertogenbosch

17

OLV van Amersfoort

14

Maria Jesse van Delft

0

Heilig Kruis van Delft

8

OLV ter Nood Gods van Delft

2

Heilig Hout van Dordrecht

8

OLV van Gullegem

0

 

 

In het merendeel van deze mirakelverhalen wordt een minimum aan informatie geleverd; details en randinformatie zijn vaak afwezig. Meestal wordt wel vermeld dat de ouders in diepe rouw waren wanneer hun kind overleed, zoals het geval is in het hierna geciteerde protocol. Het jongetje uit het verhaal had een ziekte, waardoor hij voortdurend huilde. Op een gegeven moment begon hij te hoesten, en is gestikt. Na twee uur beloofde de moeder een bedevaart tot Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch, waarop de jongen weer tot leven kwam:

 

“Int jare ons Heren MCCCLXXXIII opten iersten dach van augusto quamen van Oesterhout bi Sente-Gheertrudenberghe Goedscalc vanden Scoerput ende Jutte, sijn wijf, met Heynric, haer beyder zoen, welc Heynric een siecheit aenquam, dat hi screyende wert ende indien screyen quam hem die kychoest aen ende versticte ende bleef doet. Ende si hadden alle groten rouwe. Ende doen dit kint aldus meer dan 2 uren doet gheleghen hadde, doen ghelovede die moeder haer bedevart tot Onser Zueter Vrouwen Tshertoghenbosch; si woudse besueken met haer offeranden, opdat si vertroest mocht werden van haren doden kinde; si woude haer kint doen weghen met rogghe, met was, met vlas ende met . Ende doen si haer bedevart gheloeft had, doe wert dat doet kint tericht levende, dat meer dan 2 uren doet gheleghen had; ende si worden alle seer verblijdt. Ende des is een jaer leden, dat dit ghesciede.

Ende vader ende moeder sijn comen opten vorsc. dach tot Tshertoghenbosch met Heynric, haren zoen, vorden beelt Marien ende hebben haer bedevart, weghen ende offeranden ghedaen, ghelijc alsi gheloft hadden. Ende dit hebben si wel bewaerheyt. Daerbi waren her Aert, persoen van Hoesden ende capellaen ten Bosch, Reyner van Aelst, Jan Lysscop, Rover van Lyt ende Lubbrecht Jacobszoen van Driel, Diederic Wadepoel ende vele goeder lude”.[289]

 

In een aantal gevallen wordt echter dieper ingegaan op de reactie van ouders en andere volwassenen. Deze wonderverhalen zullen hier verder besproken worden.

 

In het eerste mirakelverhaal vraagt een vader om zijn zieke kind ofwel te doen genezen ofwel te doen sterven, vermits hij het lijden van zijn kind niet kon verdragen. Hij doet dit nadat Maria van ’s-Hertogenbosch hem eerder al genezen had van een ernstige ziekte. Na zijn gebed sterft het kind:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 20 daghe in maert doe quam Jan Mannart, woenenden te Mechgelen, en heeft wael bewaereyt voer veel ghoeder lude, dat hi over 12 weken so cranc lach, dat hi hem niet roeren en mocht ende da men hem weynden[290] moest met enen sclaepeleken[291] ende lach in de deser crancheyt gheolyd 3 weken lanc. Doe waert hi deenkenden op die mirakelen, die Ons Vrouwe van Tshertoghenbosch doet ende so menneghen bedroefden mensch vertroest heeft. Ende hi gheloefden sijn bedevart Tshertoghenbosch t’Onser Vrouwen, dat si hem vertroesten moest; hi wodse versueken met sinre offerande, woellen ende bervoet. Ende tierst dat hi die bedevart gheloeft had, ghevoel hi baet ende koert ghenaes hij wael.

Ende dieselve Jan voers. had een kijnt, dat in groeter crancheyt lach 20 weken lanc ende niet van eertrijc ghesceyen en coest. Ende omdat hi ghenaede in Onser Vrouwen vant ende vertroest was ende ghenesen, ende doe riep hi se weder aen, dat si hem vertroesten wod met sinen kijnde, dat si wod halen vander werelt of doen ghenesen. Ende hi wod oec een beelt offeren voer zijn kijnt. Ende doe hi die offerande gheloeft had, doe sterf dat kijnt ende voer van der werelt.

Ende hi is comen Tshertoghenbosch voerden beelt Marien op den voers. dach ende heeft sijn bedevart ghedaen ende sijn offerande voer hem ende voer sijn kijnt ende heeft Goede ghedanc ende Onser Vrouwen vander gracien ende ghenaden, die hen ghesciet is”.[292]

 

Een gelijkaardige vraag komt naar voren in een mirakelverhaal uit Dordrecht, deze keer geuit door beide ouders samen. Het kind in kwestie, acht à negen weken oud, was erg ziek, hetgeen de ouders veel verdriet deed. Daarom vroegen ze aan Maria om het kind ofwel te genezen, ofwel dat “God sijnen wille mede dede” [293]:

 

“Item. Een jonck kynt van acht off neghen weken out, van hier binnen, dat niet en conde gheleven noch ghesterven, dair die ouders veel onghenoechten an saghen, biddende Gode ende lovende theylich Hout te versoecken ende hair offerhande te doen, ende tkint mede om te draghen mitten heylighen Houten in die processie, dattet kint beteren wilde, ofte God sijnen wille mede dede. Alst gheschiede: tkint sterff tusschen die Groote Kerck ende Sint-Jacobs-gasthuys in die processie, in die moeder haer schoot. Die ouders danckende ende lovede Gode, dat God Sijn wil mitten kinde ghedaen hadde”.[294]

 

In het volgende mirakelverhaal wordt de lezer opnieuw geconfronteerd met het verdriet van een bezorgde vader en echtgenoot. De kleine Jan lag in zijn wieg aanhoudend te huilen, zodat zijn moeder hem uiteindelijk oppakte. Toen ging de jongen echter vreselijk te keer, waarna hij overleed. Het kind werd opgebaard, zoals het betaamt. De moeder was in grote rouw, de vader was daarenboven ook nog eens bezorgd om zijn vrouw. Tenslotte beloofde hij een bedevaart te maken naar ’s-Hertogenbosch, opdat zijn zoon het leven terug zou krijgen:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 25 daghe in april quam tot Thertoghebossche Ghijsbrecht Arnt Ywijnssoen, Langhe Beertouts, brueder te Vlimen, wonede te Authuesden, ende bracht sijn kijnt, ende hiet Jan die Wilde, welc Jan die Wilde 3 weken voer Vastelavont lestvoerleden in der wieghen lach ghesont ende mechtich ende sere screyenden wart ende die maghet niet ghestillen en cond. Doe nam die moeder dat kijnt uyt der wieghen ende soudet stillen, mer dat kijnt scoep hem quelc[295]. Ende die ghebuer worden inghehaelt ende dat kijnt brac dat vreyssem[296] ende starf. Doe dit voers. kijnt doet was, doe wart swart ende lelijc ende ongedaen[297]  als dode lude pleghen. Ende doe wart dit kijnt ghebaert[298], ende doe dit voers. dode kijnt allen sijn recht had, ghelijc een doden toebehoert. Ende dit doet kijnt aellelanghe tijt doet gheweest had, doe had die moeder groten rouwe, dat Ghijsbrecht voers., die vaeder, soe sere bedrueft wart om sijn kijnt ende om sijn wijf,  - want si onvroem met kijnden ghinc[299]– doe wart hi denckenden op die mirakel, die ons Vrouwe tot Thertoghebossche soe meneghe duet ende soe menneghe bedroefden mensche vertroest heet, dat is hem vertroesten muest mit sinen doden kijnde; hi woudese versueken met sijnre offerhande ende sijn kijnt doen weghen met wijn, met weyt. Ende doe hi die bedevart gheloeft had, doe wart dat dode kijnde leveden ende doe worden si allen verblijd.

Ende Ghijsbrecht voers. is comen met Jan, sinen soen voers., opten voers. dach tot Thertoghebossche voer den beelde Marien ende hevet sijn bedevart ende offerhande ende weghen met Jan, sinen soen, wael ghedaen, ghelijc als hijt gheloeft had. Ende hi hevet Gode ghedanct ende sijn ghebenedijder liever Moeder Maria van der gracien ende van der groter ghenaden, die hem ghesciet is. Ende dit heet hi wael bewarit; die daerbi waren her Aernt Nouden, knonc ende deken ten Bossche, her Gherijt Groey, persoen van Steynkerken ende knonc ten Bossche, Vranc van Ghestel, Goedevart Sceyvel, kercmeester ten Bossche, Aernt Heym, Reyn Willem Meussoen, Rover van Lit, Heynric Weyer, Reyner van Aelst, ende Goeden Cnoede ende veel ander goeder lude”.[300]

 

Ook in het laatste voorbeeld uit het Bossche mirakelboek is het de vader die bidt voor de genezing van zijn kind. Hier is het echter niet volledig duidelijk welke de voornaamste drijfveer was van de man: de dood van zijn zoon bleek immers niet alleen een emotioneel, maar ook een financieel verlies te betekenen. De man had immers net een jaarlijkse lijfrente op zijn kind gekocht bij de stad Dendermonde, toen zijn tienjarige zoon Michiel overleed na een ernstige ziekte. Oorspronkelijk had hij zelf mogen kiezen op welk kind hij de lijfrente zou bezegelen, maar toen hij na het overlijden van Michiel in Dendermonde aankwam, bleek het net op diens leven te zijn opgesteld. Bedroefd als hij was, omdat nu bleek dat hij niet alleen zijn kind, maar ook een hoop geld verloren had, zocht hij zijn heil in Maria van ’s-Hertogenbosch. Toen hij terug thuis aankwam, kwam Michiel hem tot zijn grote verbazing levend tegemoet:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 28 daghe in september quam van Vilvorden een eersam man Michiel van Melbroec, een steenhouwer, ende Katerijn, sijn wijf, met Michiel, hare beider soen, wellic Michiel over 10 weken tevoeren siec wart ende 8 daghe siec was ende alsoe cranc wart, dat hi starf op Sinte-Marien-Magdalenennacht voer middernacht. Ende doen was Michyels vader een droef man, want hi ghecoft had op die stat van Delremonde 7 pont groet tot des kijndes live des jaers[301]. Ende doen hi dat ghelt betaelt had, wart dat kint siec. Ende die van Deldermonde hadden hem toeghegeven[302], dat sijt wouden bezeghelen[303] op wes lijf [304] dat hi woude, want hi had meer kinder dan Michiel. Ende doen Mychiel meer dan 3 uuren doet gheleghen had, doen seyde die vader tot sinen wive, waer dat hi dat kint woude ghegraven hebben in die kerke bi sinen vrienden. Ende doent dach wart, reet hi tot Deldermonde-wart over 5 milen ende jaghede alsoe seer, als dat paert lopen mochte in enen loep, totdat hi te Deldermonde quam. Ende doen hi te Deldermonde quam, doen seide men hem, dat die brief ware bezeghelt op Mychiel, sinen soen. Ende doen seyde die vader, dat Mychiel waer doet, ende hi had sijn kint ende sijn goet verloren. Ende doen reet hi weder tehuuswart ende onderweghen wart hi dencken op die grote mirackel, die Onse Vrouwe tot Tsertoghenbosch doet, want si soe meneghen bedroefden mensche vertroest heeft. Ende hi seide: “Soete Vrouwe van Tsertoghenbosch, soe moetti my vertroesten met minen doden kinde. Ic ghelove u te versueken met minen offer ende ic wil u enen man doen maken van eere marc s. Ende ic ghelove u alle saterdaghe te vasten ende gheen vleesch teten, ic en heb mine bedevart ghedaen”. Ende doen hi dit gheloeft had met goeder herten ende met ganser betrouwen, doen had hi dat betrouwen soe vast, dat hem docht, dat sijn kint wel levendich soude werden. Ende doen hi thuus quam, vant hi dat kint levendich ende was alsoe vroem, dat men hem cleeder ende scoen anghedaen had. Ende dat kint hiet sinen vader willecoem ende seide: “Vader, waer hebdi alsoe langhe gheweest? Ic heb alsoe sacht ende alsoe wel ghesclapen”. Ende dat kint wart op dieselve uure levendich, doen hi die bedevart ghelavede, ende had wel 7 uuren doet gheweest. Ende die vader was sere verblijt ende dancte Goede ende siere liever Moeder Marien van Tsertoghenbosch, dat sijn soen Mychiel levendich was worden. Ende dese Mychiel was wel out 10 jaer ende ginc te scolen.

Ende si sijn comen opden voers. dach tot Tsertoghenbosch met haren gheburen ende met Mychiel, haren soen, mede met enen anren soen vorden beelt Marien ende hebben haer bedevart ende offerhande ghedaen, ghelijc dat sise gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende siere liever ghebenedider, ghenadigher Moeder vander groter gracie ende ghenade, die hem ghesciet es. Ende dit hebben si wel bewareit op Sinte-Michielsdach; daerbi waren her Mathijs Sorghen, canonic ten Bosch ende officiael vaner dekenyen van Kuuc, her Arnt, persoen van Hoesden ende cappelaen ten Bosch, her Matijs Scilder, priester, her Goedert van Berchem, priester, Vranc van Ghestel, Godevart Sceyvel, kercmeesters, Sybrecht van Hokeleem, Gherart van Mameren, Rover van Lit, Jan Stout, Jan van Diest, Gielijs van Antwerpen, Ywijn vanden Grave, Arnt Crauwel ende meer goeder liede”.[305]

 

Hoewel vrij sterk de nadruk gelegd wordt op het financiële nadeel dat de man lijdt door het overlijden, lijkt hij toch ook geraakt te zijn door het verlies van zijn zoon. De zinsnede “hi had sijn kint ende sijn goet verloren” wijst er immers op dat de situatie ervaren heeft als een dubbel verlies.

De ouders uit het volgende wonderverhaal waren ten zeerste bedroefd omdat ze niemand konden vinden die erin slaagde hun kind – dat een aantal kankerachtige gezwellen had – voorgoed te genezen. Tenslotte legden ze hun hoop in de handen van de Moeder Gods:

 

“Item in Diewers was een paer volcxs, die hadden een kijndt dat ij off iij lopende gaten[306] had aen zijn eijnde, die niemant geheelen en konde, off zij braecken altijt weder op, soe dat die ouders daerom seer rouwich waren, om dat zij geen troest en konden chriegen van geenen menschen tot des kijnts behoeff[307]. Ende zij hebben Onse L. Vrou t’Amersfoert aengeroepen ende haer bevaert geloeft. Ende dat kijnt wert gesont ende bleeff gesont. Ende zij hebben hier haer bevaert gedaen mitten kijnde, als zij geloeft hadden”.[308]

 

Net zoals eerder al werd opgemerkt in een aantal protocollen uit Den Bosch, wordt in het volgende wonderverhaal opnieuw gevraagd om het kind in kwestie uit zijn lijden te halen. De ouders hadden liever dat het zou sterven dan dat het in pijn zou verder blijven leven.

 

“Item. Een kint van Haerl(e)m, ontrent seven off acht jaren out, dat besiect was van een onghemack, dat niet kenlijck en was bij tijden van den jaer, soe dat die ouders seer mede te lijden ende te onvreden waire – want sij en conden noch en mochten tkint niet ghehelpen – begeerende altijt an Gode, dattet verlost mocht worden, off datter God sijnen wille mede dede. Soe dat die ouders hoorden segghen van theylich Hout te Dordrecht, dattet groote mirakel dede, gheloifden die ouders theylighe Hout te versoecken mitten kinde, als oeck die ouders wel tot anderen tijden ghedaen hadden om troost ende lavenisse te hebben voirden kinde. Alst ghesciede, onder weghen ist kint weder om inghevallen in syecte, ende mit dier sieckte ist kint ghebrocht voer theylighe Hout, segghende: ‘Vaertgen’[309], ende anders niet veel bescheyts meer, daer die vader seer om truerden, ende hielt hem seer qualijck. Des anderen daechs heeft God sijn mirakel an tkint ghetoocht, ende binnen Dordrecht is gestorven dat voerseide kint, lovende ende danckende Gode, dattet kint verlost was van sijnen ongemack”.[310]

 

Opmerkelijk is de kanttekening die vermeldt dat de vader van het slachtoffer erg ontdaan was, toen die laatste als laatste woorden nog “papa” wist te zeggen.

 

Het laatste wonderverhaal dat in deze categorie besproken wordt, betreft een mirakel van het heilig Kruis te Delft. De ouders in dit verhaal hadden letterlijk alles willen geven opdat hun kind terug gezond zou worden, omdat ze zagen dat het kind erg leed onder zijn ziekte. Na op verscheidene bedevaartplaatsen om genade te hebben gesmeekt, vestigden ze tenslotte hun hoop op het heilig Hout van Dordrecht:

 

“Item te Haerlem was een kint daer die ouders menich jammer ende hartwee an saghen overmits eenrehande siecte diet onder die leden hadden, ende meenden al haddet van goude so groot gheweest alst in der naturen was, si soudent gaerne overghegheven hebben opdattet kint sijn ghesonde weder ghehat hadde, ende dat was om grote ellende die si dair an saghen. Ende loofden menichsins ende te menigher stede bevaert mitten kinde ende en worden nerghent ghetroost. Ende ten laetsten wort den goeden luden in den Haghe gheraden dat sijt hier in der stede looven souden te brengen mit haerre offerhande totten heylighe Cruce, sy souden bi der ghenaden Gods ghetroost werden. Ende thants als die ouders van den kinde haer bevaert ghelooft hadden ten heylighen Cruce so voelden si thant bate ende worden seer vertroest, ende deden haer offerhande”.[311]

 

Besluit

 

In deze paragraaf werd onderzocht welke de reacties waren ten aanzien van onbekende ziekten bij kinderen. In tegenstelling tot de verdrinkingen, is er hierbij geen sprake van vreemden die zich het lot aantrokken van de zieke kinderen. Opvallend is dat het voornamelijk het lijden van het kind in kwestie is, dat het meeste verdriet veroorzaakt bij de ouders. In verscheidene gevallen zien we immers dat ouders vragen om het kind ofwel te genezen ofwel te doen sterven, opdat aan hun leed een einde zou komen. Daarenboven zorgde ook de onzekerheid die met deze ziekten gepaard ging – wegens de onkunde tot het stellen van een diagnose – voor een grote bezorgdheid bij de ouders.

 

2.3. Blinde, dove en stomme kinderen

 

Deze derde categorie bevat voornamelijk gevallen van blinde kinderen. Er komt één doof kind voor in de mirakelverhalen en vier stomme kinderen. De verdeling over de verschillende mirakelboeken is aangegeven in tabel 7:

 

Tabel 7: Aantal blinde, dove en stomme kinderen, per mirakelboek

 

 

 

 

 

 

blind

doof

stom

TOTAAL

OLV van 's-Hertogenbosch

2

1

2

5

OLV van Amersfoort

12

0

2

14

Maria Jesse van Delft

0

0

0

0

Heilig Kruis van Delft

1

0

0

1

OLV ter Nood Gods van Delft

4

0

0

4

Heilig Hout van Dordrecht

3

0

0

3

OLV van Gullegem

1

0

0

1

TOTAAL

23

1

4

28

 

Opvallend is dat wat de verhalen uit deze categorie betreft, er geen protocollen zijn waar echt een hevige reactie is op het verlies van gezicht, gehoor of spraak van kinderen. Hoogstwaarschijnlijk is dit te wijten aan het feit dat deze kwalen zelden echte fysieke pijn met zich meebrachten, en niet levensbedreigend waren, in tegenstelling tot wat gold voor de twee eerste categorieën. Desondanks zorgen deze kwalen evenzeer voor verdriet bij de ouders, zoals blijkt uit het volgende mirakelverhaal, dat handelt over de genezing van een blind geboren kind. Toen het kind negen maanden oud was, kreeg het dankzij de belofte tot bedevaart en offerande vanwege de moeder zijn zicht terug:

 

“Int jair ons Heren MCCCLXXXV, opten selven voirscreven Sonnendach na sint Servaes, soe geviel, dat Dirck Willemszoon ende Baerte, sijn geechte wijf, hebben tsamen gehadt een kint ende was tot dier tijt out omtrent 3 virendel jairs ende hadde tot nu toe van der geboerte of heel blindt geweest, nyet siende, mar als blint geboren, wairdoor dese ouders zeer bedrooft hebben geweest. Onlangs dairvore wast der moeder in den sin gecomen, dat si hartelic wilden loven Maria, der Nootgoodts, in der nyewer kercken, mit horen buyren, wollen ende barvoets, mitten kinde te versoken ende dair mit hem allen hair offerhande te doen, dair sij na hoir buyren toe heeft verwillicht op desen dage voirscreven ende is also ghesciet. Ende die bedevairt gedaen wesende, soe is dit kint clairlic siende geworden ende perfect gesichte heeftet gecregen”.[312]

 

Ook de ouders uit het hieronder geciteerde wonderverhaal zijn erg verdrietig wanneer hun kind blind wordt. Voordat uiteindelijk een beroep wordt gedaan op Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods, hadden de ouders reeds verscheidene geneesheren geraadpleegd, maar geen van hen kon helpen. Toen het kind twaalf weken blind was, werd de moeder in een visioen aangeraden in Delft haar heil te zoeken.

 

“Int jair ons Heren MCCCCVI geviel datter een kint was blint geworden ende bleef also 12 weken lanck; ende die ouders deden dair veel raets toe van meesteren ende al en halpt nyet. Die ouders, zeer drovich hierom wesende, soe is die moeder des nachts in een visioen voirgecomen, dat si dat kint opwegen souden mit wasse, also swair alst kint mochte wegen, ende het soude gesont worden ende sijn gesichte weder crigen. Die ouders loofden Maria der Nootgoods te versoken ende dat kint dair te brengen ende te doen opwegen; ende vijf dagen dairna wort dat kint siende, eer die ouders hoir bedevairt mitten kinde gedaen hadden. Ende die ouders sijn dairna mitten kinde ter kercken hier gecomen ende hair bedevairt hebben se devotelic gedaen, alst betaemde, ende Gode ende Maria seer gedanct. God si lof”.[313]

 

Ook in het volgende wonder, uit het Gullegemse mirakelboek, worden niet onmiddellijk hogere krachten ingeschakeld. Nadat het tweejarig hoofdpersonage een gezwel in haar ogen had gekregen, was ze blind geworden. De moeder van het meisje zocht op verscheidene plaatsen raad en trachtte het te genezen via rozenwater en andere verzachtende middeltjes, maar het mocht niet baten. Tenslotte vroeg ze hulp bij Maria van Gullegem, waarna het gezwel verdween en haar dochter weer kon zien:

 

Int’ Jaer ons heeren duust vier hondert sesse endetseuentigh, gheuielt inde prochie van huele dat een kindeken toebehoorende zeghere vanden bussche te huele ghenaemt wille mijnken out ontrent twee Jaer, quam vp een auenstonde een groot gheswel van auentueren[314] in zijn ooghen zo dat danof staer blent[315] wart ende niet en zach de moedere zochte raet omme te doen ontswellene, ende daer op worden gheleijdt plaesteren van roosenwaetere ende andere zaecken die ten zeeren ooghen pleghen te dienene, twelke niet ne baette wat zou daer toe dede, voor ende anderstont dat zou beloft hadde te v(er)zouckene metten kinde, met offeranden onser lieuer vrauwe van gheudelghem ende also varijnc als de belofte ghedaen was, tghezwel ghezat[316] ende t’kint waert ziende alsoo wel ast van te vooren dede ende bet, bijder gratie godts ende onser lieuer vrauwen, ende dede huer peilgrimage te ghuedelghem naer huerer belofte vp den ommeghanc dach, oorconden de moedere ende de vadere, heb bent ghecertifiert, p(rese)nt paesschier den vroede, ende Joos vanden broele, en(de) meer andere”.[317]

 

Besluit

 

Blindheid en doofheid zijn kwalen die – in tegenstelling tot de twee vorige categorieën – noch levensbedreigend, noch pijnlijk zijn, hetgeen implicaties blijkt te hebben gehad voor de heftigheid van de ouderlijke respons. Hoewel deze laatsten zich nog steeds geen moeite bespaarden om een oplossing te zoeken voor de handicap van hun kind, blijven de sterke emotionele houdingen en radeloze reacties uit de vorige paragrafen hier afwezig.

 

2.4. Kreupele en lamme kinderen

 

Zoals in het tweede hoofdstuk reeds werd aangegeven, zijn ‘kreupelheid’ en ‘verlamming’ in de mirakelboeken zeer vage begrippen, met uiteenlopende oorzaken en uitingsvormen (cf. supra). Wanneer een kind moeilijkheden had bij het stappen, werd het al snel lam of kreupel genoemd. Beide begrippen worden bovendien vaak door elkaar gebruikt.[318] De botbreuken worden eveneens in deze categorie geplaatst. In de zeven mirakelboeken zijn er 26 kinderen waarvan gezegd wordt dat ze kreupel zijn. Tabel 8 geeft de verdeling ervan aan per mirakelboek.

 

Tabel 8: Aantal kreupele en lamme kinderen, per mirakelboek

 

aantal kreupele en lamme kinderen

OLV van 's-Hertogenbosch

8

OLV van Amersfoort

10

Maria Jesse van Delft

0

Heilig Kruis van Delft

0

OLV ter Nood Gods van Delft

5

Heilig Hout van Dordrecht

2

OLV van Gullegem

1

Totaal

26

 

De protocollen uit deze categorie bevatten geen of zeer weinig subjectieve informatie, uitgezonderd twee mirakels, die hieronder besproken zullen worden. De overige wonderverhalen bevatten een louter objectieve beschrijving van de gebeurtenissen.

 

Het eerste mirakelverhaal handelt over de wonderlijke genezing van een kind van negen maanden, dat niet kon zitten, staan of gaan. Bedroefd beloofde de moeder een bedevaart te maken naar Delft, opdat haar kind beter zou worden. Tijdens de bedevaart merkten de ouders reeds dat er verbetering zichtbaar was, en toen de offerande gedaan was, werd het kind volledig gezond:

 

“Int jair ons Heren MCCCLXXXV Sonnendages nae sint Servaesdach inden Meye, geviel als dat Gheryt die lange ende Zuet, sijn geechte wijf, hebben tsamen gehat een kint, oudt tot deser tijt 3 virendel jairs[319], ende was heel crepel ende lam in alle sijn leden, alsoe dattet sitten, staen noch gaen en mochte, dair die moeder sonderlinge zeer bedroeft om is geweest. Ende dese ouders hebben beyde gelooft mitten kinde hier in der kercken hair offerhande der wairder Nootgoodts te doen. Ende dese ouders onderwege wesende om dese bedevairt mitte kinde te volbrengen, hebben si merckelic vernomen bate ende cloecheit boven der gewoenten in den kinde, ende als si hair offerhande gedaen hadden, hebben si dit kint heel gesont gevonden in allen sijn leden, dair sij grotelic Gode ende Marien of loofden ende dancten. God heb lof”.[320]

 

Ook in het volgende verhaal blijken de ouders erg veel verdriet te hebben. Door ziekte was hun kind stom geworden. De ouders waren zeer bedroefd om het ongemak van hun kind, waardoor ze een offerande beloofden te brengen naar Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods. De moeder beloofde daarenboven jaarlijks samen met het kind een uitzonderlijke offerande te doen van een kaars van een half pond was. Een aantal dagen later werd het kind echter kreupel, wat bij de ouders nog meer verdriet veroorzaakte. De geneesheren die ze bezochten, konden geen hulp bieden. Tenslotte hebben ze al hun hoop gevestigd in God en Maria, en hebben ze onophoudelijk en vurig gebeden om verlichting voor hun kind. Na een paar dagen genas het kind volledig:

 

“Int jair ons Heren MCCCXCIII gevielt voir Kersavont, dat Lijsbet Witten kint sieck worde van den saghe[321] ende wort so mismaect, dattet van die tijt voirt tot Vridaechs voir Ascensioensdach dairnavolgende gaen noch staen, sitten noch leggen en mocht dan op een zide leggen. Ende doe tkint ses weecken eerst sieck was geweest, so wortet dairtoe stom mede, also dattet een woirt nyet spreken en mocht. Die vader ende moeder seer bedroeft wesende, loofden der Nootgoods in der nyewer kercken te versoken ende dat kint dair te offeren ende up te weghen mit tarwe ende mit wijn. Ende die moeder beloofde noch darenboven een sonderlinge offerhande der Nootgoods te doen jairlix mitten kinde ende hair telcken te verlichten mit een kaers van een half pont was, dat God ende Maria door hoir barmherticheit verlichten wilden hem mitten kinde, doot of levende. Ende Sonnendaichs na deser geloften wort dit kint also crepel, dattet sitten, leggen noch crupen en mocht. Ende die vader ende moeder, ontseit wesende van allen raet der meesteren, hebben horen troost ende hoop geheelick geset in Gode ende sijnre wairder moeder Maria ende hebben voirdan sonderlinge vuerichlick gebeden sonder ophouden Gode ende Maria om verlichtenis, alsoe dattet kint des Vridaechs voor Ascensioensdach gesont is geworden ende stont smorgens op ende ginck sonder houden bi hemselven door die genade Goods ende Maria. Dit kint wort Manedages dairna sprekende mede. Ende die ouders hadden oeck lange mishagen dairin gehadt, dat si dit kint dair nye toe brengen en conden, dattet een cruys gemaect hadde voir hem, mar Manendaechs voir Ascensioensdach, alst sprekende wort, deden die ouders terstont hoir bedevairt voir den beelde mitten kinde ende doe maectet ende teykende hem mit een volmaect cruys, dair sij Gode ende Marien grotelick of dancten ende loofden. God heb lof”.[322]

 

Besluit

 

Ondanks het feit dat in de meeste gevallen de houding van de ouders tegenover de kreupelheid van hun kind niet wordt weergegeven, blijkt uit de twee geciteerde voorbeelden desalniettemin dat moeilijkheden bij het gaan niet licht werden opgenomen. Zeker het tweede mirakelverhaal – waarin de ouders vurig en onophoudelijk bidden voor de genezing van hun kind – toont dit aan. Anderzijds wijst de grote hoeveelheid zuiver objectieve protocollen erop dat kreupelheid en verlamming – of althans de verschijnselen die in de middeleeuwse geschriften onder deze noemers geclassificeerd werden – toch niet erg heftig werden opgenomen. Deze kwalen brachten veel ongemak met zich mee, maar pijn en lijden lijken afwezig te zijn gebleven. Het blijkt opnieuw dat dit laatste zijn gevolgen heeft gehad voor de hevigheid van de reacties van de ouders.

 

2.5. Kinderen met nier- of blaasstenen

 

De kinderen die aan nier- of blaasstenen lijden veel pijn. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door het volgende voorbeeld. Het kind had zo veel pijn dat het al huilend met handen en voeten om zich heen sloeg:

 

“Item het was een jonck kijndt vander Goude ende was seer gepijnicht vanden steen, alzo dattet geen water mocht holden[323] ende lach slaende ende schreijende mit handen ende voeten. Doe hebben die ouders geloeft haer bevaert t’Amersfoert ende te hant ghijnck dat kijndt off een steen, die zij brochten voer Onse L. Vrouwen. Ende deden haer bevaert mit groter eerweerdicheijt[324]”.[325]

 

Vermits de kinderen met stenen veel pijn moesten verduren, is het opnieuw te vermoeden dat dit zijn repercussies zal hebben op de houding van de ouders. In het totaal zijn er in de mirakelboeken zestien kinderen die nier- of blaasstenen hebben. De verdeling over de verschillende collecties wordt weergegeven in tabel 10.

 

Tabel 10: Aantal kinderen met nier-of blaasstenen, per mirakelboek

 

aantal kinderen met stenen

 

OLV van 's-Hertogenbosch

2

 

OLV van Amersfoort

8

 

Maria Jesse van Delft

0

 

Heilig Kruis van Delft

0

 

OLV ter Nood Gods van Delft

3

 

Heilig Hout van Dordrecht

1

 

OLV van Gullegem

2

 

Totaal

16

 

 

Het Gullegemse wonderverhaal dat hier geciteerd wordt maakt reeds duidelijk dat de pijn die met nier- of blaasstenen gepaard ging een belangrijk aspect vormde van de ouderlijke belofte tot bedevaart. Het hoofdpersonage is een vijfjarige jongen die omwille van stenen erg veel lijdt bij het plassen. Zijn vader beloofde uit medelijden een bedevaart tot Maria van Gullegem:

 

“Int’ Jaer ons heeren duust vier hondert ende achte ende vichtich gheuielt inde prochie van huele te basseghem dat een Roegekin vaan eeckin fus Baltins out vijf Jaer, zeere was ghequelt vanden steende zo datti met grooter pine zijn orine maecte, so dat de vorse baltin anriep op onzer vrauwe van ghuedelghem om(m)e zijn kint hier of gheremediert te hebbene ende dat hijse metten kinde met offerande verzoucken zoude, de bede ghedaen t’kint wart v(er)lost ende leusde eenen steen alzo groot als een middel boone, ende bleef voort aen hier of onghequelt bijde hulpe van onser lieuer vrauwe ende es noch leuende man wonachtigh te denterghem, h(ier) of zijn oorconden mane ende Jan van eeken”.[326] 

 

Ook in het tweede mirakelverhaal zien we dat de jongen in kwestie veel pijn leed. Niet alleen de ouders, maar ook alle vrienden waren ten zeerste bewogen door medelijden met het negenjarige kind. Het waren deze vrienden die de ouders aanraadden om de stenen te laten verwijderen door een arts. Terwijl de vader op weg was om een meester te halen, werd de moeder van de jongen gekweld door compassie met haar zoon. Tenslotte bidt ze tot Maria van Amersfoort, opdat de pijn zou weggaan. Dadelijk werd de jongen bevrijd van een grote steen:

 

“Item het was een wijff van Utrecht, die had een kijndt van ix iaeren, dat beladen was mitten steen, alsoe zeer dat alle die vrienden iamer aen dat kijndt saghen. Alzo dattet d’vrienden overgaven, datment snieden soude. Ende d’vader vant kijndt toech vuijt om een meijster. Ende als die vader vuijt was, hiel hem dat kijndt alzoe qualicken, dat d’moeder viel op haer knijen en seyde: “Lieve Moeder Goedts, ick love U te versoecken t’Amersfoert mit mijn kijnde, op dattet genade mach kriegen vanden pijnen.” Ende die moeder heeft dat kijndt op haer schoet genomen en heeft zijn manlickheijt aengetast ende die steen is die moeder gecoemen in die handt. Ende is gesont geworden ende quam van d’selfde daghe hier. Ende dede haer bedevaert”.[327]

 

Ook bij de volgende twee voorbeelden wordt expliciet duidelijk gemaakt dat de ouders bij het beloven van de bedevaart in de eerste plaats gedreven waren door medelijden met hun zoontje. Arent, het slachtoffertje uit het eerste verhaal, had volgens het protocol onnatuurlijk veel te lijden. Gedreven door medelijden maakte zijn moeder een bedevaart naar Delft, en toen ze terug thuis kwam, werd de jongen  bevrijd van de steen:

 

“Int jair ons Heren MCCCCLXXVI, opten 23en dach in Junio, omtrent 9 uren voir den middach sijn gecomen in mijnre tegenwoirdicheit als notarius ende tuygen hier beneden gescreven, Jan Aerntszoon ende Alijt Claesdochter, sijn huysvrou, wonende hier binnen Delff, ende seiden in gueder trouwen in de stede des eedts, dat si een kint hadden, gehieten Arent Janszoon, dat seer siec geweest hadde ende grote pijn geleden van den stien, also dat die pijn so groot was, dat si onnatuerlick te liden was. Ten laetsten Alijt voirnoemt, groot medeliden hebbende mit horen kinde, heeft hartelic gelooft Gode ende sijnre liever moeder ende dat beelde van der Nootgoods in de nyeu kerck tot Delf te versoken ende hoir bedevairt ende offerhande dair te doen. Ende si is terstont darwarts gegaen, ende si heeft die bedevairt ende geloftenisse gedaen mit vuerigen gebede; ende als si thuys quam, is dat kint verlost van den steen ende heeft se geloost ende is heel gesont geworden, dair die ouders Gode ende Marien grotelic of loofden ende dancten, also si bewesen mitten werken. Hierbi ende over waren mit mij als tuygen Heer Philips Keilert, Pieter Aernt Rutgerts, Daniel Gerryt Colijnszoon ende Gijsbrecht Jan Martijnszoon als kercmeesters”.[328]

 

Het laatste weergegeven wonderverhaal uit deze paragraaf geeft het relaas van de ouders over de lijdensweg van hun vierjarige zoon. Gekweld door nier- of blaasstenen had deze zo veel pijn, dat “iedereen die hem zag en hoorde medelijden kreeg met het kind”.[329] Omdat de ouders niet wisten hoe ze hun zoon konden helpen, hebben ze uiteindelijk hun laatste hoop gevestigd op Maria ter Nood Gods:

 

“Int jair ons Heren MCCCCLXXVI, opten 14en dach in Julio, omtrent acht uren voir den middach, quamen Heynric Aerntzoon ende Anna Jansdochter, sijn huysvrou, ingeseten der stede van Delf, in mijn tegenwoirdicheit als notarius ende tuygen hieronder gescreven, ende seiden bi hair consciencie, hoe Adriaen Heynricxzoon, hoir beider kint, out wesende 4 jair of dair omtrent, des Vridaechs voir datum als boven alsoe seer swairlycken ende vervairlike pijn leedt van den stien, dat elck mensche, die dat sach ende hoorde groot medeliden hadde mit dat kint. Ten laetsten, geen troost wetende alleen dan an die lieve bedructe moeder Goods Maria der Nootgoods, hebben gesamentlick gelooft dat wairde beelde der Nootgoods in de nyewe kerck te Delf te versoecken mitten kinde mit hoir offerhande ende hoir bedevart te doen als gewoenlick is. Ende terstont als si dit gelooft hebben, is dit kint verlost van der pijnen ende heeft geloost eenen witten steen, alsoe groot als een redelick haesnoet, dair God ende Maria, sijn lief moeder, of gelooft ende gebenedijt moeten sijn. Hierbi an ende over hebben geweest mit mij notarius als tuygen Heer Philips Keilert, vicecureit deser nyewer kercken voirscreven, Pieter Aernt Rutgertszoon ende Danel Gerryt Colijnszoon, kercmeesters deser voirscreven kercken”.[330]

 

Besluit

 

Deze pijnlijke aandoening zorgde ontegensprekelijk voor veel medelijden bij ouders en andere volwassenen, hetgeen in deze categorie opnieuw duidelijk de voornaamste drijfveer bleek te zijn voor het beloven van een bedevaart en offerande. Vermits de kinderen in kwestie met veel tranen en lawaai hun pijn lieten blijken, waren het niet alleen de ouders die ontdaan waren. Zo werd er in het laatste mirakelverhaal op gewezen dat iedereen die in de buurt van het kind kwam getroffen werd door medelijden; in een ander protocol kwamen de vrienden – gedreven door compassie – in actie en gaven de ouders de raad om met het kind naar een chirurgijn te gaan.

 

2.6. Kinderen met een breuk

 

“Een breuk (of hernia) is een uitstulping van het buikvlies door een zwakke plek of opening in de buikwand. De breuk is herkenbaar als een zwelling ter plaatse. De opening of verzwakking in de buikwand kan ontstaan door aangeboren factoren of door uitrekking van de buikwand. (…) Liesbreuken komen vaker bij jongetjes voor dan bij meisjes, waterbreuken uitsluitend bij jongetjes.” [331]

 

In deze categorie gaat het opnieuw om kwalen die in de meeste gevallen veel lijden veroorzaken bij de slachtoffertjes in kwestie, in tegenstelling tot de twee vorige categorieën. De bevindingen uit de vorige paragrafen volgend, is het te verwachten dat deze aanwezigheid van pijn zijn gevolgen zal hebben voor de reacties van de ouders. Te vermoeden is dat de ouders vooreerst opnieuw een emotionelere houding zouden aannemen, en daarenboven weer meer in het werk zouden stellen opdat de breuk van hun zoon of dochter geheeld zou kunnen worden. Het aantal kinderen met een breuk wordt weergegeven in tabel 9:

 

Tabel 9: Aantal kinderen met een breuk, per mirakelboek

 

aantal kinderen met breuk

OLV van 's-Hertogenbosch

1

OLV van Amersfoort

6

Maria Jesse van Delft

0

Heilig Kruis van Delft

0

OLV ter Nood Gods van Delft

2

Heilig Hout van Dordrecht

2

OLV van Gullegem

4

Totaal

15

 

Dat grote lijden, mét aangepaste reactie van de ouders, wordt al meteen duidelijk in het eerste voorbeeld, uit het mirakelboek van ’s-Hertogenbosch. De tweejarige Jan had al van bij zijn geboorte een liesbreuk, die steeds groter werd. De jongen verkeerde in veel pijn en huilde voortdurend. Uit medelijden met hun zoontje, besloten de ouders, toen het anderhalf jaar oud was, hun bedevaart te beloven tot Onze-Lieve-Vrouw van Den Bosch:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 19 daghe in wedemaent quamen van Doesborch by Zutphen Herman opten Oerde ende Margriet, sijn wijf, ende brachten Jan opten oerd, haerre beyder soen, wolc Jan twee jaer out was. Ende doe hi gheboren waert, doe was hi ghescoert[332] aen die rechterside ende dat waert vast meerre[333] ende quade alle daghe ende waert te lesten meerre dan een groet mansvust ende hinc hem op sijn knie ende dat kint was in groter pinen ende screyde allenenen[334] ende vader ende moeder waren in groten liden met haren kinde. Ende doe dat kint in deser pinne gheweest had ende anderhalf jaer out was, doe gheloefde die vader ende moeder omtrent Korsavont lestvoerleden haer bevaert met haren kinde tot Onser Sueter Vrouwen tot Tsertoghenbosch; si woudense versoeken met haerre offeranden binnen jaers[335] te doen, opdat si vertroest mochten werden met haren kinde, daer si in groten liden af waren, want dat kint in groeter pinen was. Ende doe si die bevaert gheloeft hadden, doe was dat kint opten selven dach ghenesen, gans en ghesont; ende vader ende moeder waren seer verblijt.

Ende vader ende moeder sijn comen opten voersc. dach met Jan, haren soen, tot Tsertoghenbosch voerden beelde Marien ende hebben haer bevaert ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sijnre liever Moeder Maria vander gracien ende ghenaden, die hen ghesciet is. Ende dit hebben si wael bewarijt; daerby waren Willem Meussoen, Dirc Bervout, Rover van Lit, Willem van Oeyen ende vele goeder lude”.[336]

 

In dit mirakelverhaal wordt verscheidene keren gedrukt op de grote pijn die het jongetje moest verduren, en het is net de wil om dit lijden te stoppen die de drijfveer vormde voor de ouders om tot Maria van ’s-Hertogenbosch te bidden.

 

Ook in het tweede voorbeeld, uit het Amersfoortse mirakelboek, willen de ouders koste wat het wil een einde maken aan de pijn van hun zoontje. Na een vijf jaar durende periode van tevergeefse doktersbezoeken, wordt uiteindelijk de oplossing geboden aan de moeder via een visioen, waarin haar aangeraden werd om haar heil te zoeken in Amersfoort:

 

“Item daer was een knechtgen van Delft, dat gebroecken was[337] vijff iaer lanck ende die ouders geen troost te soecken en wisten, want zij alle die werelt doer om troost gevraecht hadden om te meijsteren[338]. Ende soe hadden zij vijff iaer lanck gemeijstert. Ende hoe zij langer meijsterden, hoe het quader wort. Soe heeft die moeder haer oghen opgeslagen tot den hemel ende heeft Onse Lieven Heer mit zijn ghebenedide moeder soe danich aengeroepen, off hij doch haer kijndt gesont maecken woude. Soe is in haer visioen gecoemen, dat zij mit dat kijndt haer bevaert t’Amersfoert loven soude mit gout ende ende dat kijndt laten te weghen mit wijn, mit weijt ende mit water. Hier nae is dat voerseijde kijndt gesont ende machtich geworden. Dit mirakel is geschiet Anno Domini xve xLv”.[339]

 

In het laatste voorbeeld zijn de ouders vooral bezorgd om het leven van hun kind. Volgens de artsen was het onmogelijk om de breuk te genezen zonder chirurgische ingreep, waarbij echter de mogelijkheid bestond dat het kind zou sterven. Derhalve zochten de ouders een andere oplossing, die ze uiteindelijk vonden via de miraculeuze werking van het heilig Hout van Dordrecht. Na een belofte tot het offeren van goud en zilver genas het kind zonder snijden:

 

“Idem, Mon Jan kint in Henrick Yden Ambocht was jaren outgheschoert was[340]. Die ouders sochten veel ende grooten raet an den meesteren om tkinde te ghenesen sonder snijden, want die ouders sorghende tkint te sterven om snijdens wil. Want die meesters seyde tkint en mochte niet ghenesen sonder snijden. Mair die ouders hebbent Gode betrout ende den heylichen Hout binnen Dordrecht, ende geloeffdent gout ende sulver. Bij Gods ghenade ist tkint ghenesen sonder snijden ende van selffs. Anno Domini LIX, in hyeme”.[341]

 

Besluit

 

De breuken vormen opnieuw een categorie waar veel pijn en lijden mee gemoeid is. Dit heeft duidelijk zijn gevolgen voor de ouderlijke reacties, die vergeleken met de reacties uit de ‘pijnloze categorieën’ veel sterker zijn. Bovendien worden we in het laatste voorbeeld geconfronteerd met de moeilijke beslissing van de ouders om de breuk van hun kind al dan niet chirurgisch te laten genezen. Uit vrees voor het overlijden van hun kind tijdens die “operatie”, opteren ze ervoor om een andere oplossing te zoeken.

 

2.7. Kinderen met vallende ziekte

 

Het zogenaamde ‘Sinte Cornelisonghemac’ of epilepsie bezorgde de kinderen geen echte pijn, doch wel veel ongemak, zoals de Middelnederlandse benaming doet vermoeden. Deze last zorgde ervoor dat ouders desalniettemin trachtten om hun kind van deze ziekte te bevrijden. Er zijn vijftien gevallen van vallende ziekte in de mirakelboeken, met een verdeling zoals weergegeven in tabel 11:

 

Tabel 11: Aantal kinderen met vallende ziekte, per mirakelboek

 

aantal kinderen met vallende ziekte

OLV van 's-Hertogenbosch

8

OLV van Amersfoort

3

Maria Jesse van Delft

0

Heilig Kruis van Delft

2

OLV ter Nood Gods van Delft

2

Heilig Hout van Dordrecht

0

OLV van Gullegem

0

Totaal

15

 

De moeite die – ondanks het beperkte niveau van lijden – gedaan werd om de kinderen van epilepsie te bevrijden, wordt duidelijk in het eerste mirakelverhaal. De moeder van de zieke jongen was met haar zoon reeds tweemaal tevergeefs op bedevaart geweest naar Sint Cornelis – de patroonheilige tegen epilepsie – te Aken, voor ze uiteindelijk hulp zocht in haar eigen stad bij Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXI 9 daghe in mey Hein Celensoen ende Aleit, sijn sijf, wonende ten Bosch opten Vuchterendike, ende si hebben enen soen, heit Peter, wolc Peter siec heeft gheweest van den vallenden wee, dat men heit sunte-cornelisonghemac, van cleynen kinde wel 10 jaer lanc. Ende die moeder heeft twewerf met Peter, horen soen, gheweest haer bevaert te Sunte-Cornelis boven Aken; ende dat en halp hem niet, noch si en vant en geen ghenade. Die gheloefde si haer bevaert met Peter, haren soen, tot Onser Sueter Vrouwen tot Tsertoghenbosch ende Peter voersc. daer te weghen met wijn ende met weyte. Ende doen si die bevaert gheloeft hadden, doe ghenas Peter altemael ende heet langhe ghenesen gheweest ende is ghenesen bleven bider ghenaden Gods ende sijnre liever Moeder.

Ende vader ende moeder voersc. sijn comen opten voersc. dach tot Tsertoghenbosch met Peter, haren sone, voerden beelt Marien ende hebben haer bevaert ende weghen wael ghedaen, gelijc als si gheloeft hadden. Ende si hebben Gode gedanct ende Onser Sueter Vrouwen, sijnre ghebenedider, ghenedigher, liever Moeder Maria, van der groter gracien ende groter ghenaden, die hen ghesciet is. Ende dit hebben si wael bewarijt; daerbi waren Willem Meussoen, Rover van Lit, Gintoes van Eyndoven, Jan van Heese ende vele ander goeder, eersamer lude”.[342]

 

In het volgende voorbeeld, afkomstig uit het mirakelboek van Amersfoort, wordt ook het medeleven van buren aangegeven, hoewel het wel de moeder is die de bedevaart belooft:

 

“Item het was een vrou woenende binnen Amersfoert ende had een ionck kijndt van xv weecken, dat seer bezuijcket was van Sint Cornelis ongemack, alzoe dat zij haer bevaert loeffden mitten kijnde ende mit maechden tot Onse L. Vrouwen, die inden water gevonden wert; ende doe zij haer bevaert gedaen hadde, doe wert dat kijndt weder bezuijcket alzo meinnich werff, dat die buren daer aen saghen groet iamer. Doe loeffde die moeder op Onse L. Vrouwen dach, mocht haer kijndt genesen tusschen die tijt ende middewijnter, zij soude haer kijndt doen weghen voer Onser Vrouwen op den H. Karsavont mit wijn ende weijt, ende gout: ende dat wert op den selven nacht verlost. Zij deden haer bevaert ende danckten God ende Maria zijnre lieve moeder”.[343]

 

Het kind uit het volgende verhaal heeft veel last van de ziekte, waardoor de ouders ook veel moeite doen om het uit zijn lijden te verlossen. Het kind van negen maanden oud kende omwille van zijn ziekte immers noch overdag, noch ‘s nacht enige rust. Na een tevergeefse belofte tot bedevaart naar Aken en een vruchteloze pelgrimstocht naar Honselersdijk bij Naaldwijk (een kleine 10 km ten westen van Delft), richtten de ouders van het kind zich tenslotte tot Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods in Delft, waar hun gebeden verhoord werden:

 

“Int jair ons Heren MCCCLXXXIIII soe geviel noch mede, dat Jan Hilgenzoon ende Machtelt sijn wijf hadden een jonc kint van 3 virendel jairs oudt, welck kint en hadde van alle die tijt sijns levens geen rust gehadt, nacht noch dach, also sieck wast, also dat men seide, dattet sinte Cornelis siecte ende evel hadde. Dese Jan ende sijn wijf loofden dat kint te brengen mit sijn offerande tot sinte Cornelis buten Aecken, als si deden, mar ten baette den kinde nyet. Doe loefden sijt tot Honselairsdijck, tot sinte Cornelis bi Naeldwick ende aldair brochten sijt mede mit offerhande ende al en halp dat nyet. Dairna quam Machtelt, die moeder, in den sinne, denckende: Ghi reyst hier ende dair verre om uwes kints gesontheyt; mecti nyet wat groter gracien ende genaden dat God ende die wairde moeder Goods hier werct ende gonnet allen bedructen harten van alrehande ziecte ende versoken. Ende sij dochte, dat si mitten kinde mit offerhande hier der Nootgoods in desen nyewer kercken wilde versoken om hulp ende genade voir den kinde te vercrigen, als si deden. Ende die bedevaert gedaen wesende, wart dat kint terstont gesont. God heb lof”.[344]

 

Net als het vorige kind, lijkt het meisje uit het laatst geciteerde wonderverhaal meer dan de anderen te lijden onder haar aandoening: ze was er “zeer of gequelt”[345] geweest. Haar ouders waren van plan om naar Sint-Cornelis te trekken om genade af te smeken voor hun dochter, tot de moeder de raad kreeg om naar de kerk van Sint Ursula in Delft te trekken, en daar twee kaarsen te offeren – één voor de Moeder Gods, en één voor de heilige Cornelis:

 

“Int jair ons Heren MCCCXCIX, Sonnendaechs na sint Odulf, quamen te Delf voir den persoenre der nyewer kercken Machtelt Hugen van der Hair mit Alijt, hair dochter, van Leyden ende belijden hem, in tegenwoirdicheit der kercmeesteren Jacob Dammaszoon, Claes Duyst ende Willem Gijsbrechszoon, alsdat Alijdt voirscreven zieck geweest hadde van den vallende evele, dair se zeer of gequelt hadde geweest. Soe heeft hair verbaert die moeder Goods in der scijn des beelden, staende hier in deser kercken, ende seide: Woutstu mij dienen, ic en soude u in geen noot ofgaen. Dairna so waren dese ouders mit deser dochter beraden, dat si tot sinte Cornelis trecken wilden. Soe verbairde hoir dat beelde anderwerf ende seide, dat si dair nyet trecken en souden, mar dat si quamen tot Delf in dese nyeuwe kercke voirscreven, ende sette een kairs van een half pont was voir onser liever Vrouwen beelde voirscreven ende een kaers van een half pont was voor sinte Cornelis in der selver kercken. Ende dese gelofte gedaen wesende, is dit meysken gesont geworden ende vri gebleven van desen evel. Ende si hebben Gode ende Maria hogelic gedanct ende sijn opte tijt voirscreven gecomen, doende hair bedevairt, ende hebbent te kennen gegeven in der manieren voirscreven”.[346]

 

Besluit

 

De kinderen die leden aan epilepsie hadden minder pijn en last dan de slachtoffers van breuken en stenen bijvoorbeeld. Bovendien betreft het een aandoening die zich niet constant manifesteert, zodat ouders minder hevig reageerden op de ziekte. Desondanks zien we dat vallende ziekte een groot ongemak veroorzaakte, waardoor de ouders van de betrokken kinderen toch veel moeite ondernamen – sommigen maakten meerdere bedevaarten naar verschillende plaatsen – om hun kinderen van deze last te bevrijden.

 

2.8. Gestikte kinderen

 

Deze categorie bevat zowel de kinderen die gestikt waren als diegenen die een scherp voorwerp hadden ingeslikt. Het gaat om twaalf mirakels: vier uit ’s-Hertogenbosch, zeven mirakelverhalen uit het Amersfoortse mirakelboek, en tenslotte bevat ook het mirakelboek ter ere van Maria Jesse in Delft een verhaal waarin een kind gestikt was. De kinderen die in deze rubriek voorkomen hebben meestal een voorwerp ingeslikt, maar in een aantal gevallen gaat het om een zeer klein kind dat tijdens zijn slaap in de moederlijke armen gestikt is. Deze tweede soort komt alleen voor in het mirakelboek ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch, met name in drie van de vier mirakelverhalen. Het eerste wonderverhaal is daar een mooi voorbeeld van. ’s Avonds was Fiken met haar ouders mee naar bed gegaan. Eerst hadden moeder en dochter nog liggen praten, waarna het meisje in de armen van haar moeder in slaap was gevallen. Wanneer de moeder ’s morgens ontwaakte, merkte ze dat haar dochtertje levenloos naast haar in bed lag. De hele familie, met inbegrip van de bedienden, was in grote rouw. Na een uur beloofden de ouders van het kind Maria wijn, rogge, was en zilver te offeren, indien hun dochtertje terug tot leven zou komen. Daarop begon Fiken onmiddellijk terug te ademen. Samen maakten ze de bedevaart:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII in aprille quam tot Thertoghebossche Beerthout Beerthoutssoen ende sijn wijf met ghebueren, wonende tot Son, ende brachten hoer docher Fiken, velc Fiken in den hadventen lestvoerleden slapende ghinc met vaeder ende moeder ende met moeder ghesont ende mechtich. Ende die moeder voers. nam Fiken, hoer kijnt, in horen erme ende si laghen ende spraken tesamen; ende doe worden si ontslaep ende sliepen al den nacht. Ende duet in der dagheraet quam, doe ontspranc die moeder ende vant Fiken, hoer dochter, doet in horen erme ende alsoe caut als een ijs ende alsoe stijf als een hout. Ende doe riep si jammerlijc, dat hoer kijnt doet weer, ende die boden stonden op ende ontstaken kersen ende vier, ende mi vant dat kijnt steendoet ende stijfende caut als een ijs ende si hadden groten rouwe. Ende si braken hem die mont op ende die tonghe lach after in die mont, als die doden pleecht, ende si wreven ende wermden. Het bleef even stijf ende even caut als een ijs. Ende doe si soe gheseten hadden met dien doden kijnde in groeten rouwe meer dan een groet ure, doe worden si denckenden op Ons Zoeten Vrouwe tot Thertoghebossche, datsi soe meneghe teken ende mirakel duet ende soe meneghe verdroefden menschen vertoest heet. Ende vaeder ende moeder gheloefden hoer bedevart tot Onser Zoeter Vrouwen tot Thertoghebossche, dat si hem vertroesten wouden met horen doeden kijnde; si woudesen versueken met horen offerhande ende hoer kijnt doen weghen met wijn, met rogghe, met 3 pont was ende met . Ende doe si die bedevart gheloeft hadden, begost dat kijnt adem te crighen ende wart levende, ende die lede worden hem werm ende saecht ende twart ghesont ende mechtich ende doe worden si allen verblijt.

Ende si sijn comen op den voers. dach tot Thertoghebossche voer den beelde Marien ende hebben hoer bedevart gedaen ende offerhande ende weghen, ghelijc als sijt gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sijnre ghebenedider, ghenedicher, liever Moeder Maria van der gracien ende der groeten ghenaden, die hen ghesciet is. Ende sit hebben si wael bewarit met horen ghebueren; die daerbi waren Rover van Lit, Arnt van Gheel, van Hees, Arnt Hopenbrouwer ende vele ander goeder lude”.[347]

 

Ook in het volgende voorbeeld is het jonge slachtoffer, een jongetje van twee weken oud, ’s nachts in de armen van zijn moeder overleden. Toen de vrouw ’s ochtends ontwaakte en haar zoontje zag liggen, riep ze uit dat haar kind gestorven was. De vader, gealarmeerd door het geroep van zijn echtgenote, liep naar zijn vrouw en kind toe. Na twee uren van rouw, viel de man op zijn knieën en beloofde een bedevaart te maken naar ’s-Hertogenbosch opdat zijn kind genade mocht krijgen:

 

“Int jare ons Heren MCCCLXXXIII 19 daghe in julio quamen van Capellen bi Sente-Gheertrudenberghe Jan Willemszone ende Gheertrut, sijn wijf, met Heyman, haer beider zone, welc Heyman 20 weken out was. Ende doen hi viertiennacht out was ende die moeder lach inden crame ende hadde haer kint in haren arm ende lach ende sliep. Ende doen si ontspranc, doen vant si haer kint doet, versmoert in haren arm ende onder haer borst. Ende si riep, haer kint waer doet. Doen stoent die vader vanden kinde op van sinen bedde ende doen hi daertoe quam, vant hi sijn kint doet. Doe waren si in groten rouwe om haer kint, dat daer doet lach voer haren oghen. Ende doen dat kint meer dan 2 grote uren doet gheleghen had, doen viel die vader op sine knien ende ghelovede sijn bedevart in enen par linen cleder tot Onser Sueter Vrouwen Thertoghenbosch; hi woudse versueken met sijnre offeranden ende sijn kint doen weghen met wine ende met weyte, opdat si vertroest mochten werden met haren doden kinde. Ende doen hi die bedevart gheloeft hadde, doen wert dat doet kint levende ende vader ende moeder worden sere verblijt.

Ende vader ende moeder sijn comen opten voersc. dach tot Tshertoghenbosch met Heyman, haren zoen, vorden beelt Marien ende hebben haer bedevart, weghen ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende sijnre liever Moeder vander gracien ende ghenaden, die hen ghesciet es. Ende dit hebben si wel bewaerheit; daerbi waren her Aert, persoen van Hoesden ende capellaen ten Bosch, Rover van Lyt, Jan vanden Scoensten, Jan van Egheldonc, Mercelijs vanden Werve, Gherart Mic ende vele goeder, eersamer liede”.[348]

 

In het hieronder geciteerde verhaal reageert de moeder zeer heftig wanneer haar kind stikt bij het inslikken van een visgraat. Het zijn deze keer de buren die zich ontfermen over het lot van het slachtoffer door het mee te nemen naar het beeld van Onze-Lieve-Vrouw in Amersfoort. Nadat ze het kind gewogen hadden begon het kind te bloeden uit zijn keel, waarna de graat vanzelf volgde:

 

“Item het was een man van Amersfoert ende hadt een ionck kijndt olt een halff iaer, ende creech in zijn keel een graet, lanck ende groet een lit van een vijnger mit iij lange tanden, ende dat kijndt bestont swert te werden ende te worghen[349]. Die moeder sloech haer handen ende rijep ellendelick. Die buren quamen ende namen dat kijndt ende brochtent voer Onse L. Vrou en lietent weghen ende zij rijepen Ons L. Vrou aen, ende dat kijndt bestont te bloden inder keelen ende dat been des vissches ghinck vuijt den keele, ende die vrouwen ghijngen mit blijschappen weder t’huijs, danckende ende lovende Maria”.[350]

Het laatste mirakelverhaal dat hier weergegeven wordt handelt over een jongetje dat een muntstuk had ingeslikt, en hier erg ziek van werd. Om een einde te maken aan het lijden van haar zoontje beloofde de moeder uiteindelijk om een bedevaart te maken naar Amersfoort. Het kind werd gezond, hoewel niemand wist waar de penning was gebleven:

 

“Item tot Rotterdam was een knechtgen van anderhalff iaer, ende had op geslonden een halve stufer ende lach daer aen in groter cranckheijt, croenende[351] daer aen voer zijn hart, dat daer een ieder groot iamer aen sach, ende zij geen raedt en wisten den penninck vuijt te chriegen. Soe wert die moeder denckende op die mirakelen van Onse L. Vrou tot Amersfoert ende loeffde haer bevaert naer daer te versoecken mit den kijnde. Ende terstont is dat kijndt gesont geworden ende men weet niet waer den penninck is gebleven. Ende is mitten kijnde gecomen ende heeft haer bevaert gedaen op S. Jans avont middesoemer Anno Lxxxiij”.[352]

 

Besluit

 

Deze categorie bestaat uit twee delen. Enerzijds zijn er de kinderen die gestikt en dus overleden waren, anderzijds waren er die een scherp voorwerp ingeslikt hadden, hetgeen veel pijn met zich meebracht. De ernst van de zaak in deze mirakelverhalen is dermate groot, dat de reacties opnieuw veel sterker bleken te zijn. De hevige emotionele reacties van moeders, die bij de categorie van de verdronken kinderen reeds aan bod kwamen, komen ook hier weer tot uiting. Daarnaast is ook de bezorgdheid van de buren opnieuw aanwezig, en het stille, meer gecontroleerde verdriet van de vader.

 

2.9. Slachtoffers van verkeersongevallen

 

Hoewel er in de Late Middeleeuwen uiteraard geen “verkeer” was zoals dat vandaag de dag het geval is, gebeurden er toch ongevallen die te klasseren zijn als verkeersongelukken. De toenmalige rijtuigen – doorgaans paard en kar – konden vooreerst mensen overrijden. Daarnaast kwam het ook voor dat kinderen van de kar vielen, of dat de kar omkantelde, met alle gevolgen vandien voor haar passagiers. Deze categorie moet opgesplitst worden in twee onderdelen. Enerzijds zijn er de kinderen die overleden na een verkeersongeval; anderzijds zijn er kinderen die dankzij het gebed van een volwassene in de buurt ongedeerd uit een verkeersongeval komen.

 

Tabel 12: Aantal kinderen die slachtoffer werden van een verkeersongeluk, per mirakelboek

 

aantal verkeersongevallen bij kinderen

 

 

OLV van 's-Hertogenbosch

5

 

 

OLV van Amersfoort

3

 

 

Maria Jesse van Delft

0

 

 

Heilig Kruis van Delft

0

 

 

OLV ter Nood Gods van Delft

1

 

 

Heilig Hout van Dordrecht

0

 

 

OLV van Gullegem

1

 

 

Totaal

10

 

 

 

De reacties van de volwassenen op verkeersongevallen waar (hun) kinderen bij betrokken waren, zijn – tegen alle verwachtingen in – niet erg hevig te noemen. Het is duidelijk dat de ouders erg verdrietig zijn, maar dat komt niet even sterk naar voren als bij andere ernstige ongevallen het geval bleek te zijn. Anderzijds dient echter wel rekening gehouden te worden met het kleine aantal mirakelverhalen in deze categorie, waardoor de representativiteit onvoldoende is.

 

Ondanks het feit dat er geen uitspringende reacties op te merken zijn, blijft het algemene beeld van grote rouw toch gelden, zoals blijkt uit het volgende wonderverhaal. De tweejarige Dirk was door een aantal andere kinderen op een geladen turfwagen geladen, waar hij echter afgevallen was, met de dood tot gevolg. De ouders van het jongetje waren zeer verdrietig, en na anderhalf uur beloofde de vader een bedevaart te maken naar ’s-Hertogenbosch, opdat de Moeder Gods het overlijden van zijn zoontje ongedaan zou maken. Dirk kwam weer tot leven; in grote blijdschap maakten de ouders hun beloofde pelgrimstocht:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 16 daghe in mey quam van Druenen Jan Arntssoen met Dirc, sinen soen, wolc Dirc viel van enen gheladenen torfwaghen – dies 8 daghe leden is – ende was mer twe jaer out ende ander kinder haddent daerop gheheven[353]. Ende dat kint lach overdoet mer dan anderhalve ure ende vader ende moeder waren in groeten rouwe om haer kint, dat daer doet voer hem lach. Doe gheloefde die vader sijn bevaert tot Onser Sueter Vrouwen tot Tsertoghenbosch; hi woudse versoeken met sijnre offerande, opdat si hem vertroesten woude met haren doden kinde. Ende doe si de bevaert gheloeft hadden, doe waert dat kint tericht levende ende vader ende moeder waren seer verblijt vander gracien ende vander ghenaden, die hem ghesciet is. Ende si sijn comen opten voersc. dach ende hebben haer [In het ms. tussengevoegd.] bevaert ende offerande ghedaen, ghelijc alsi gheloeft hadden. Ende si hebben Gode gedanct ende sijnre liever Moeder Maria vander gracien, die hem ghesciet is. Ende dit heet hi wael bewarijt; daerbij waren Rover van Lit, Aelbert die Smit ende ander vele goeder lude”.[354]

 

Het tweede wonderverhaal dat hier weergegeven wordt, is een voorbeeld van de tweede groep in deze categorie, met name die van de kinderen die ongedeerd uit een verkeersongeval kwamen doordat iemand – meestal vader of moeder – een bedevaart beloofde op het moment dat het ongeluk gebeurde. Op het moment dat haar zoon door een geladen turfwagen overreden werd, wendde de vrouw uit het mirakelverhaal zich tot Onze-Lieve-Vrouw van ’s-Hertogenbosch. Dankzij haar gebed kwam de jongen quasi ongedeerd uit het ongeval:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 15 daghe in augusto quam van Hedichusen Maes Luub ende sijn wijf ende brachten Arnt, haren zoen, welc Arnt over 5 weken ende 3 daghen lestvorleden overvaren wart met enen gheladen torfwaghen ende die raden ghinghen over sijn lijf. Ende doe riep die moeder op Onse Vrouwe tot Shertoghenbosch; si soude haer kint doen weghen met wine ende met weite, datsi dat behoeden moeste. Ende doe die waghen voert was, doe liep dien kinde een luttel bloets uter kelen, mer hem en derde niet ende het bleef ghesont ende machtich.

Ende si sijn comen opten vors. dach tot Shertoghenbosch vorden beelde Marien ende si hebben haer bedevaert, weghen ende offerande (gedaen), also si gheloeft hadden. Ende dit hebben si wael bewarijt. Daerbi waren Willem Meeussoen, Rover van Lit, Jan van den Scoensten ende vele ander goeder lude”.[355]

 

Het laatste protocol dat hier geciteerd wordt, afkomstig uit het mirakelboek ter ere van Onze-Lieve-Vrouw ter Nood Gods, geeft alsnog blijk van groot verdriet bij de moeder na het overlijden van haar zoontje. Pieter, de jonge protagonist in dit verhaal, was onder een slee terecht geraakt. Zijn moeder nam hem op, maar merkte dat hij reeds overleden was. Omdat haar buren de droevige moeder wilden helpen met haar kind, raadden ze haar aan zich tot de Heilige Maagd te wenden:

 

“Int jair ons Heren MCCCCLX, opten ommeganck, als men onse lieve Vrou ommedrooch, soe geviel dat Pieter Dircxzoen, die wagenairskint, buten die Haechpoort van dese stede van Delf, beviel onder een sleede, also dat men in langen tijde dairna nyet gemercken en conde bi een ure of anderhalf, dat kint en was al doot. Ende die moeder, gehieten Wyven, nam dat kint ende doorsacht mitten gebuyren ende en vernamen dair norgens leven an. Ende die gebuyren rieden der moeder voirscreven, dat sij anropen soude mit ynniger harten der glorioser wairder moeder ende maget der Nootgoods ende dat si dair tot horen beelde bedevairt loven soude. Sij wilden alle hoir die helpen doen mit den kinde; si soude sonder twifel vertroost worden bider ghenaden Goods ende sijnre bedructer moeder. Die moeder voirscreven, seer bedrooft wesende ende van den buyren dit horende, is terstont mitten buyren dair bi den kinde op hair knyen gevallen ende hebben alle devotelick gebeden om gracie voir den kinde an der bedructer Nootgoods ende loofden bedevairt mitten kinde hier in der nyewer kercken, om of si yet verblijdt mochten worden. Terstont na dese bedinge ende gelofte worde dat kint hem roerende ende levende bi der hulpe Goods ende sijnre liever moeder. Ende die moeder mitten gebuyren ende kinde sijn hier in der kercken gecomen, hair bedevairt ende offerhande doende den beelde der bedructer Nootgoods ende hebben Gode ende Marien hogelic gedanct ende gelooft van deser genaden des kints. Ende hebben mit warachtige getuygenisse bi horen eede dit te kennen gegeven den pastoir ende sijnen cappelanen mit anderen priesteren ende guede mannen, die dair tegenwoirdich waren doen sijt seiden. God sij gelooft”.[356]

 

Besluit

 

Gezien de ernst van de situatie in de mirakelverhalen uit deze paragraaf is het enigszins onverwacht dat de hevige emotionele reacties van de ouders, en van de moeders in het bijzonder, hier achterwege blijven. Desalniettemin kan zeker niet ontkend worden dat het verdriet van de ouders ook in deze categorie sterk aanwezig is. Daarnaast dient opnieuw de rol van de buren benadrukt te worden, die in deze paragraaf vrij sterk naar voor kwam.

 

2.10. Allerlei noodsituaties

 

Behalve de kinderen die van een zolder vielen of zich verbrandden, bevat deze paragraaf ook de losstaande ongevallen en noodsituaties. Tabel 13 geeft weer hoe de verdeling verloopt over de verschillende mirakelboeken:

 

Tabel 13: Aantal kinderen in losstaande noodsituaties, per mirakelboek

 

 

 

aantal losstaande noodsituaties bij kinderen

OLV van 's-Hertogenbosch

12

OLV van Amersfoort

16

Maria Jesse van Delft

1

Heilig Kruis van Delft

6

OLV ter Nood Gods van Delft

2

Heilig Hout van Dordrecht

4

OLV van Gullegem

0

Totaal

41

 

In dit laatste onderdeel zal een selectie gepresenteerd worden uit de eenmalige noodsituaties die kinderen te beurt vielen in de mirakelboeken. In het eerste mirakelverhaal dat hier geciteerd wordt, gaat de aandacht eigenlijk uit naar een volwassene. Het betreft een moeder van drie jonge kinderen, die stuk voor stuk overleden waren: het eerste was van de zolder gevallen, het tweede was gestorven nadat zijn handen afgebeten waren door een varken. Het derde kind tenslotte had de dood gevonden tijdens het spelen met het kind van de buren. Nadat ze op deze wijzen haar drie kinderen was verloren, werd de vrouw krankzinnig van verdriet. In eerste instantie werd ze door kennissen naar de heilige Dimphna te Geel gebracht. Toen dat echter geen beterschap bracht, werd een bedevaart beloofd naar Amersfoort, waarna de vrouw terstond weer bij haar zinnen kwam:

 

“Item het was een vrou van Zwolle ende hadde iij ionge kijnderen: dat een viel doot van een solre; dat ander kijndt sat ende att appelen; daer quam een vercken en beet hem off beijde zijn handen; dat derde kijndt wert van haer buers kijndt int spuelen[357] offgesteecken zijn keel. Als dit die moeder sach van ongenuechten wert zij cranck van sinnen, alzoe datmense bracht te Gheel te pilgrimaers. Zij bleeff all onsinnich[358]. Daar nae loeffden zij ende haer vrienden tot Maria in Amersfoert ende zij quam zedich ende sijnnich[359] ende dede haer bevaert ende danckte Maria”.[360]

 

Hoewel dit verhaal niet handelt over de miraculeuze genezing van het kind, is dit toch zeer interessant in het kader van deze studie. Deze vrouw had bij de dood van haar kinderen niet gedacht aan het beloven van een bedevaart om ze terug tot leven te wekken, maar werd krankzinnig. Dit ligt volledig in de lijn van de vaak zeer emotionele reacties van moeders (cf. supra), die hierboven echter steeds gecorrigeerd werden door anderen, meestal door haar echtgenoot of buren.

 

Een ander zeer opmerkelijk mirakelverhaal betreft een protocol uit het mirakelboek ter ere van Onze-Lieve-Vrouw te ’s-Hertogenbosch. Tijdens een spel van een aantal handelslieden op straat, gebeurde een fataal ongeluk met een vijfjarig jongetje dat daar toevallig aan het spelen was. De mannen hadden gewed dat één van hen geblinddoekt een aarden pot zou stuk slaan met een stok. In de plaats van de pot, raakte hij echter het hoofd van de kleine Adriaan, die terstond overleed. Nadat het kind drie uur lang dood op straat gelegen had, besloten de omstaanders een bedevaart te beloven:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 16 daghe in september quam van Brugge Claes Hoec ende een vrouwe, die hiet Lizabet, ende bracht Claes soen, ende hiet Adriaen, wellic Adriaen 5 jaer oud was. Ende over 12 weken ginc dese Adriaen spelen te Brugge opder straten. Ende daer waren oesterlinc[361] ende maecten een wetspeel[362] ende setten enen eerden pot opder straten. Ende doen ginc hem daer een stoppen[363] ende wedden, dat hi den pot ontwee soude sclaen[364]. Ende doen nam hi een grote cudse[365] in sijn hant ende waende den pot ontwee sclaen – want hijt gewedt had – ende gheraechte desen vors. Adriaen met groter macht, soedat hine[366] scloech die hersen in die kele[367] ende soe groten delle[368], op sijn hoeft, dat mer wel een ey in had geleit in die delle. Ende wart also swart dese vors. delle als een aterment[369]. Ende lach overdoet meer dan 3 uuren lanc. Ende doet meer dan 3 uuren doet gheleghen had, doen geloefden si haer bedevart tot Onser Sueter Vrouwen Tsertoghenbosch; si woudense versueken met hare offerhande ende dat doet kint doen weghen met wine ende met weyte, opdat si vertroest mochten werden metten doeden kinde. Ende doen si die bedevart geloeft hadden, wart Adriaen tericht levendich, die meer dan 3 uuren doet gelegen hadde, ende si worden utermaten sere verblijt.

Ende si sijn comen opden voers. dach Tsertoghenbosch voer den beelt Marien ende hebben haer bedevart ende offerhande gedaen, gelijc dat sise geloeft hadden. Ende si hebben Gode gedanct ende siere liever Moeder vander gracien ende ghenaden, die hem gesciet es. Ende dit hebben si wel bewareit; daerbi waren her Arnt vanden Houte, canonijc ten Bosch, broeder Roeger, Onser Vrouwenbroeder, Jan van Gheemert, Jan van Middegael, Willem Mewijssoen, Rover van Lit, Henrice vanden Oever, Goedert van Roede, Gielijs van Antwerpen, Jan vanden Scoensten ende meer goeder liede”.[370]

 

Bij het derde wonderverhaal dat geselecteerd werd, is de noodsituatie waarin het meisje zich bevond vrij merkwaardig. Terwijl ze in haar wieg lag, werden haar borstbeen en beide benen gebroken, maar niemand leek te weten wie dat gedaan had of hoe het gebeurd was. De ouders vroegen genade voor hun dochter aan Maria van ’s-Hertogenbosch:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 4 daghe in october quamen van Eten Willem van Os ende Gheertruut, sijn wijf, met Liedelt, hare beider dochter, wellic Liedelt 3½ jaer out was ende te meye waest doe een jaer leeden, dat Liedelt in hare wieghen lach ende scliep. Doen worden beide haer been ende haer kaenbeen[371] al ontwee[372] tebroken. Ende men en wiste niet, wie dat dede noch hoe dat ghesciet was. Ende doen haer leede dus tebroken waren, doen gheloefden si haer bedevart tot Onser Sueter Vrouwen Tsertoghenbosch; si woudense versueken met hare offerhande ende haer kint doen weghen met wine ende met weyte, opdat si vertroest mochten werden met haren sieken kinde. Doen si die bedevart gheloeft hadden, doen wart tericht beter ende cort daernae ghenas dat kint ende ginc ende stont, eermen ye sichte int coren sloch[373].

Ende si sijn comen opden voers. dach tot Tsertoghenbosch voer dat beelt Marien ende hebben haer bedevart, weghen ende offerhande ghedaen, ghelijc dat sise gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct ende siere liever Moeder vander gracie ende ghenade, die hem ghesciet es. Dit hebben si wel bewareit; daerbi waren her Arnt, persoen van Hoesden, cappellaen ten Bosch, Rover van Lit, Jan vanden Scoensten, Gielijs van Antwerpen ende meer goeder liede”.[374]

 

Het laatste mirakelverhaal uit Den Bosch dat hier wordt weergegeven, betreft een dertienjarig meisje dat vermist was. Vrienden zochten overal naar het meisje, en priesters uit twee parochies zetten van op de preekstoel hun parochianen aan om te bidden voor het kind. Haar moeder beloofde tenslotte haar bedevaart naar ’s-Hertogenbosch te maken, opdat ze iets zou mogen vernemen van haar dochter. Vier dagen later lag het meisje plots op haar bed. Men vroeg haar waar ze geweest was, en of ze gegeten en gedronken had. Volgens haar verhaal was ze meegenomen geweest door een man, die haar tot in een bos bracht. Daar had ze echter een kruis gevonden, en zolang ze dat vasthield, durfde de man haar niets doen. Zo bleef ze daar zitten, tot er op de vierde dag een mooie vrouw kwam, die de man wegjoeg. De vrouw had haar vervolgens bij de hand genomen, en had haar naar huis geleid. Daar was ze in haar bed gaan liggen, en daar hadden haar ouders haar teruggevonden. Met meer dan vijfentwintig anderen maakten de ouders samen met het meisje de beloofde bedevaart:

 

“Int jaer ons Heren MCCCLXXXIII 24 daghe in october quamen van Overassel, een half mile vanden Grave over die Mase inden lande van Gelre, Herman Nerghenae ende Bele, sijn wijf, met Truden, hare beider dochter, wellic Trude meer dan 13 jaer out was. Wellic Trude te Sinte-Jansmisse-te-Midsomer op enen donrendach jeghen den avont een houcke omnam[375] ende soude in enen camp[376] gaen ende halen 2 coyen tehuus teghen den nacht. Ende doen si die coyen tehuus halen soude ende inder scemeringhen was, doen wart Trude verloren[377], alsoe dat men niet en conste gheweten, waer dat si was. Ende die vriende sochten Truden op ende neder ende si en conden van haer niet vernemen. Ende die papen van 2 prochien die baden opden stoel[378] in die kerke, dat die lude wouden bidden voer Truden, opdat si vernemen mochten van Truden. Ende die moeder van Trude gheloefde haer bedevart tot Onser Soeter Vrouwen Tsertoghenbosch met haer sevender, opdat si mochte vernemen tusschen dan ende sonnendach ten navont, soe woudese Truden, hare dochter, doen weghen met wine ende met weyte, opdat si vertroest mocht werden ende vernemen van Trude, haer dochter. Ende doen si die bedevart gheloeft had, doen vantmen Trude opden vierden dach opden sondach te middaghe op haer bed ligghen. Ende doen vraghet met Truden, waer dat si ghevest had, of si yet gheten oft ghedroncken had. Ende doen seide si weder, dat si noch gheten nocht ghedroncken en had dan opden vierden dach. Ende doen vraghet men haer, waer dat si gheweest had. Ende doen seide Trude: doen si die coyen halen soude, doen quam een swart man ende nam haer met beyde haren handen ende deedese onder sinen riem[379]  ende hi ginc voer ende sclepse nae[380] in enen bosch, steet bi Overasselt, ende inden bosch wart eens een man vermort. Ende daer stont noch een cruus, aut, met mosse bewassen. Ende daer quam Trude bi den cruce ende nam dat cruce in haren narm ende hielt haer daeran, alst Gode woude. Ende die man bleef bi haer, mer hi en conste haer gheen quaet ghedoen, omdat si dat cruus in haren arm had. Ende die swarte man boet haer teten ende te drincken, mer die en nat noch en dranc niet, mer si was alsoe sere verveert[381], dat si niet opsien en dorste. Mer si bleef sitten onder dat cruus ende hielt dat cruus in haren arm. Ende opden vierden dach opden sondach, doen quam een scoen vrouwe ende die scone vrouwe jaghede den swarten man enwech; ende die scoen vrou nam Trude bider hant ende leide Trude in haers vader huus op haer bed. Ende si vondense vader ende moder[382] liggen op haer bed ende si worden sere verblijt.

Ende si sijn comen op den voers. dach Tsertoghenbosch voer den beelt Marien ende hebben haer bedevart, weghen ende offerhande ghedaen, ghelijc dat sise gheloeft hadden. Ende si hebben Gode ghedanct vander gracie ende ghenade, die hem ghesciet es. Ende dit es wel bewareit; meer dan met haer 25 goeder liede. Daerbi waren her Arnt, persoen van Hoesden ende cappellaen ten Bosch, Rover van Lit, Pouwels die Becker ende meer goeder liede”.[383]

 

Het volgende mirakelverhaal is weer een voorbeeld van grote bezorgdheid bij volwassenen voor andermans kinderen. Het kind in kwestie was overleden nadat het op zijn hoofd gevallen was. De buren kwamen aanlopen en stonden de vader bij, tot een vreemdeling uit Holland de vader aanraadde om een bedevaart te beloven aan Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort:

 

“Item ter Goës in Zeelant ghijnck een knechtgen spielen ende droech een iong kijndt op zijn armen, ende sloech over ende viel op zijn hoeft op een efterijnghe deel[384] ende lach daer lange voor doot. Ende doe dit die vader vernam, hiel hij hem heel qualicken[385] ende die buren quamen lopen ende kermen, dat dat kijnt alsoe versuemt[386] was. Doe quam daer oock een metselaer vuijt Hollandt. Die seijde die vader, dat hij zijn bevaert loven soude t’Amersfoert voer Onse L. Vrou, dat kijndt soude wel sonder twijfel levendich worden. Ende terstont doe hij zijn bedevaert geloeft hadde, wert dat kijndt weder levendich ende die vader loeffde gheen vleijs te eeten, hij hadde zijn bevaert gedaen. Ende hij quam op den xvij Meij en dede zijn bedevaert Anno Domini nostri Mcccc xcij”.[387]

 

Het voorlaatste voorbeeld betreft een vierjarig meisje dat gestorven was na een val van een zolder. De moeder van het meisje reageerde zeer heftig. Ze kon haar tranen niet bedwingen, en telkens opnieuw nam ze haar dochter in haar armen. Tenslotte nam haar zestienjarige neef het kind uit haar schoot opdat ze zou bedaren. Het waren de aanwezige buren die de moeder uiteindelijk aanraadden om een bedevaart te beloven naar Maria ter Nood Gods in Delft. Die buren beloofden overigens de bedevaart ten gunste van het meisje mee te maken:

 

“Int jair ons Heren MCCCCXCIIII, den 15en dach in Septembri, omtrent 9 uren voirmiddach, so sijn gecomen Willem Allartszoon ende Margriet, sijn geechte wijf, bi mij notarius nagescreven ende tuygen, ende seiden in tegenwoirdicheit van ons, bi hoirluyder consciencien in gueder trouwen in stede des eedts, hoe dat hair kint, gehieten Lijsbeth, 4 jair ende 8 maenden out wesende, viel van de solder in horen huse ende lach voor doot bi een ure lanck, also datter nyemant van den buyren, dair incomende en conden gemercken, als si alle seide, datter enich leven meer in was. Die moeder voirnoemt, dit horende, was seer bedrooft ende maecte hier en binnen groot misbair, dicwil nemende dit dode kint in hair scoot mit groten weene, hair nyet houden connende van droefheit ende was den doden kinde moeylick. Ende dairna wasser een cloeck jonghe van 16 jaren, gehieten Adriaen Jacobszoon, der moeders neef, die nam die moeder dat kint uten scoot, omdat si hoir wat bederen soude. Ende die buyren verspraken se van hoir grote misbair, ende sij ryeden hoir, dat si op hair knyen vallen soude ende anbeden Gode ende die wairde moeder Maria ter Nootgoods ende die soude loven te versoken in de nyeuwe kerck, die so menige bedructe harten vertroest, ende si wilden also meede doen. Die moeder dit horende ende wat tot hoor selven comende, viel op hair knyen mitten buyren ende bat mit harteliker andacht ende loofde den beelde van Maria in de nyeu kerkc ter Nootgoods te versoken mitten kinde, ende dat sijt terstont mit wijn ende tarwe tot sijnre swairten soude dair doen opwegen, ende alsoe lange als si leefde mitten kinde wilde pelgrim wesen om in der processien van Maria ter Nootgods voir den beelde te gaen. Ende terstont na deser geloften, so is uten monde des kints een creet cleynlic gegaen ende began van stonden an merckelick te vercomen ende is terstont heel gesont geworden sodat si na dier tijt seerte noch weette, noch enyge leemte van den val dairan en vernamen. Ende dese ouders voirscreven sijn mitten gebuyren terstont dairna in der kercken hier gecomen om hoir gelofte te volbrengen voir den beelde ter Nootgoods, ende hebben dit dairna voir mij notarius ende tuygen als meester Claes Mathijszoon, cappellaen ende Claes Busch Janszoon, kercmeester, mit meer ander eerbair mannen, opter uren voirscreven aldus gesciet wesende, verleden. Dair God ende Maria ewelic of ghedanct ende gelooft moeten wesen. Welcke gebuyren voirscreven waren Harman Dircxzoon, Adriaen Jacobszoon, Jan Michielszoon, eerbair mannen, ende Neelgen Dirc Aertszoons wijf, Lambertgen Jan Boumans wijf, Griet Jan Wouterszoons wedewi ende meer ander eerbair vrouwen alle voirscreven”.[388]

 

De ouders van het  kind uit het laatste mirakelverhaal waren zeer ontdaan toen hun kind een houtkrul in zijn neus had gestoken. De artsen die ze bezochten, bleken geen hulp te kunnen bieden, waarna de ouders hun hoop vestigden op het Heilige Hout van Dordrecht:

 

“Idem. Baertout die schrijnmakers cint van drie jaren hadde in sijnen naese ghesteken een gherolt spaene van dese crurlinghe[389], dat mens niet en sach. Dair die ouders zeer te lijden ende te doghen mede waren metten kinde, wantet eenen nacht ende enen dach in sijnen noese hadde. Zij sochten baet an die meesters. Die meesters en saghen daer gheen weghe toe om uuyt te crijghen. Die ouders geloifden theylich Hout te versoecken mit een wasschen naese. Terstont God versacht, ende had den ouders verstant dat sijt met een instrument uuyt creghen, lovende ende danckende Gode. Anno Domini LIX, post festum Sacramenti”.[390]

 

Besluit

 

Ook in dit laatste onderdeel komt de grote bezorgdheid van volwassenen over kinderen naar voren. De ouders reageren vaak hulpeloos en soms zelfs bijna hysterisch. Vooral de moeders antwoorden op zeer emotionele wijze op de dood of het lijden van hun kinderen. Het waren echter niet alleen de ouders die bekommerd waren om het lot van de kinderen: we zien dat de hele gemeenschap meeleeft met haar leden. In sommige gevallen bleek dit zelfs aangespoord te zijn geweest vanuit de plaatselijke kerk.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[202] G. VERHOEVEN, ed. Het mirakelboek van het heilig Hout te Dordrecht, p. 118.

[203] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 257.

[204] Papendrechtse veer:van daar moest men overvaren naar Dordrecht, dat immers op een eiland lag.

[205] beynen: . beyden of blijven.

[206] Gods gave: eufemisme voor de pestepidemie.

[207] verswelten: sterven

[208] G. VERHOEVEN, ed. Het mirakelboek van het heilig Hout te Dordrecht, p. 117-118.

[209] “volren” = vollers

[210] “eens kinds ghenas” = van een kind beviel

[211] “kersten ghedaen wart” = gedoopt werd

[212] “epydinne” = epidemie, pest

[213] “liet metter vliemen” = die bij haar aderlating deed met het lancet

[214] “ghewonnen” = verwekt

[215] “vervaert” = bezorgd

[216] “godsgave” = hier een eufemisme voor pestbuil

[217] “stont” = zag er uit

[218] “vliemenslach” = snijwond van het mes

[219] “voer in die Gods ghenaden” = ging naar de hemel

[220] H. HENS e.a., ed. Mirkalen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 518-519.

[221] ghijnk groff van ij kijnder : was zwanger van een tweeling

[222] in die vaert: tijdens de omgang

[223] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 85.

[224] G. VERHOEVEN, ed. Devotie en negotie. Delft als bedevaartplaats in de late Middeleeuwen, p. 213.

[225] Ibid. p. 213.

[226] Ibid. p. 215.

[227] Ibid. p. 218.

[228] Ibid. p. 221.

[229] Ibid. p. 221.

[230] binnen sinen jaer : nog geen jaar oud

[231] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 282.

[232] Ibid. p. 429.

[233] Ibid. p. 630.

[234] kint: hier: kinderfiguurtje

[235] want ten anderen dach: tot de volgende dag

[236] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 353-354.

[237] eer sijs kins ghenesen const: voor zij van het kind bevallen kon

[238] korsten: (kerstenen) dopen

[239] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 302-303.

[240] voulen: vuil

[241] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 215-216.

[242] Ibid. p. 215.

[243] Ibid. p. 403: de vertaling van driemilen door Drimmelen werd overgenomen van Hens.

[244] hiet hen: gebood hen

[245] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 403-404.

[246] Ibid. p. 227-228.

[247] sonder onderlaet: zonder ophouden

[248] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 347.

[249] toghen: tonen

[250] sonder onderlaet: zonder ophouden

[251] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 625.

[252] temale: helemaal

[253] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 365.

[254] Ibid. p. 566.

[255] of ghi ye: als gij ooit

[256] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 565-566.

[257] Ibid. p. 582.

[258] innentliken: innig

[259] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 582-583.

[260] P.LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 34.

[261] Ibid. p. 44.

[262] Ibid. p. 45.

[263] in die naeste vaert: bij de eerstvolgende processie

[264] vuijtsteeckende: buiten de dekens stekende

[265] beerde: ging te keer

[266] tent: tot

[267] P.  LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 50.

[268] Ibid. p. 52.

[269] te hant over een lange wiele: na enige tijd (begon het kind) plotseling (te schreien)

[270] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 56.

[271] versumet: door nalatigheid verongelukt

[272] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 78.

[273] overmits dat geruft: vanwege het geschreeuw

[274] onversienlick: onverwacht

[275] ontworp: begon te bewegen

[276] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 82.

[277] Ibid. p. 82.

[278] G. VERHOEVEN, ed. Devotie en negotie. Delft als bedevaartplaats in de late Middeleeuwen, p. 112: de lijkschouwer moest eerst ter plaatse gekomen zijn, voor men een verongelukt persoon mocht verplaatsen.

[279] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 100-101.

[280] Ibid. p. 111-112.

[281] vercomen: bijgekomen

[282] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 112-113.

[283] Ibid. p. 124-125.

[284] G. VERHOEVEN, ed. Devotie en negotie. Delft als bedevaartplaats in de late Middeleeuwen, p. 201.

[285] Ibid. p. 201-202.

[286] achterwors: kruidenbier

[287] G. VERHOEVEN, ed. Devotie en negotie. Delft als bedevaartplaats in de late Middeleeuwen, p. 202.

[288] Ibid. p. 204.

[289] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 363.

[290] weynden: omdraaien

[291] sclaepeleken: schaaplaken

[292] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 208-209.

[293] G.  VERHOEVEN, ed. Mirakelboek van het Heilig Hout te Dordrecht, p. 119.

[294] Ibid., p. 119.

[295] scoep hem quelc: ging vreselijk tekeer

[296] het woord vreyssem komt niet voor in de Middelnederlandse woordenboeken van Verdam. Het is de naam van een onbekende ziekte of van een vaag omschreven symptoom

[297] ongedaen: vreselijk uitziende

[298] ghebaert: opgebaard

[299] want si onvroem met kijnden ghinc: want ze was zwak tijdens de zwangerschap

[300] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 224-225.

[301] hi ghecoft had op die stat van Delremonde 7 pont groet tot des kijndes live des jaers: (vrij vertaald:) hij kocht van de stad Dendermonde voor 7 pond een jaarlijkse lijfrente op zijn kind.

[302] hem toeghegeven: het hem (destijds) vrijgelaten

[303] bezeghelen: (dit contract) afsluiten door bezegeling

[304] op wes lijf: op wiens leven

[305] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 460-463.

[306] lopende gaten: kankerachtige gezwellen

[307] geen troest tot des kijnts behoeff: geen hulp voor het kind

[308] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 44.

[309] vaertgen: papa

[310] G. VERHOEVEN, ed. Mirakelboek van het Heilig Hout te Dordrecht, p. 118-119.

[311] G. VERHOEVEN, ed. Devotie en negotie. Delft als bedevaartplaats in de late Middeleeuwen, p. 218.

[312] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 93.

[313] Ibid. p. 101.

[314] auentueren: bij toeval

[315] staer blent:  stekeblind

[316] gesitten: tot bedaren, tot rust komen

[317] L. DE WOLF, ed. ’t Mirakelboekje van Gulleghem, p. 185-186.

[318] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 91.

[319] 3 virendel jairs: ¾ van een jaar, dus 9 maanden oud

[320] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 93.

[321] saghe: koorts

[322] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 96-97.

[323] mocht holden: kon houden

[324] eerweerdicheijt: eerbied

[325] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 26.

[326] L. DE WOLF, ed. ’t Mirakelboekje van Gulleghem, p. 157-158.

[327] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 13.

[328] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 131-132.

[329] Ibid. p. 132.

[330] Ibid. p. 132-133.

[331] http://www.operatieinfo.nl/

[332] was ghescoert: had een breuk

[333] vast meerre: steeds groter

[334] allenenen: voortdurend

[335] binnen jaers: binnen het jaar

[336] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 323-324.

[337] dat gebroecken was: dat een breuk had

[338] meijsteren: dokteren

[339] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 86.

[340] was jaren outgheschoert was: de betekenis van deze zinsnede is niet volledig duidelijk. Mogelijk staat het voor ‘was … jaren out ende gheschoert’

[341] G. VERHOEVEN, ed. Het mirakelboek van het Heilig Hout te Dordrecht, p. 125-126.

[342] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 246.

[343] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 28-29.

[344] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 91.

[345] Ibid. p. 98.

[346] Ibid. p. 98-99.

[347] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 220-221.

[348] Ibid. p. 348-349.

[349] worghen: stikken

[350] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 29.

[351] croenende: kreunende

[352] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 77.

[353] ende ander kinder haddent daerop gheheven: de andere kinderen hadden het (tevoren, onvoorzichtig) op de wagen getild

[354] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 263.

[355] Ibid. p. 378.

[356] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 119.

[357] van haer buers kijndt int spuelen: bij het spelen door het kind van haar buurman

[358] onsinnich: krankzinnig

[359] zedich ende sijnnich: kalm en verstandig

[360] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 27.

[361] oesterlinc: handelslieden (oosterlingen)

[362] een wetspeel: (wedstrijd) spel met inzet

[363] ginc hem daer een stoppen: (ging zich er een verstoppen) ging er zich een van hen blinddoeken

[364] ontwee soude sclaen: (in tweeën) in twee zou slaan

[365] cudse: (knots) stok

[366] hine: hij hem

[367] sloech die hersen in die kele: in elkaar sloeg

[368] delle: deuk

[369] aterment: inkt

[370] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p.430-432.

[371] kaenbeen: borstbeen

[372] al ontwee: (in tweeën) geheel stuk

[373] eermen ye sichte int coren sloch: vooraleer men de zicht in het koren sloeg (dus: voor augustus)

[374] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 471-472.

[375] een houcke omnam: een kapmantel omdeed

[376] camp: veld

[377] verloren: vermist

[378] den stoel: de preekstoel

[379] deedese onder sinen riem: bond ze vast met zijn riem

[380] sclepse nae: sleepte ze achter zich aan

[381] verveert: ontsteld

[382] ende si vondense vader ende moder: en zij, vader en moeder, vonden haar

[383] H. HENS e.a., ed. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’s-Hertogenbosch, p. 492-493.

[384] op een efterijnghe deel of achtendeeltge: tonnetje, vaatje?

[385] hiel hij hem heel qualicken: was hij zeer ontsteld

[386] versuemt: door onvoorzichtigheid verongelukt

[387] P. LUKKENAER, ed. Mirakelbouck Onser Liever Vrouwen t’Amersfoert, p. 80.

[388] D.P. OOSTERBAAN, ed. Kroniek van de Nieuwe Kerk te Delft, p. 143-145.

[389] een gherolt spaene van dese crurlinghe: waarschijnlijk een houtkrul

[390] G. VERHOEVEN, ed. Het mirakelboek van het Heilig Hout te Dordrecht, p. 125.