They won't sit down and wait for relief. Beeldvorming van interne migratie in de Verenigde Staten 1935-1941. (Sammy Claeys)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

5. ONDERWERPEN VAN HET DEBAT GEVOERD IN DE BRONNEN

In dit deel van de scriptie beogen we de onderwerpen die met het debat rond de interne migratie in de Verenigde Staten (1935-1941) te maken hebben op een rijtje te zetten.
Daarin zijn we natuurlijk beperkt door de bronnen die we hebben gebruikt (zie vroeger) en die allen te maken hebben met ‘The committee to Investigate the Interstate Migration of Destitute Citizens’.  We hebben onze bronnen drie vragen voorgelegd namelijk:
Welke zijn de redenen waarom die interne migratie plaatsgrijpt?

Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de interne migratie?

Wat voor maatregelen dienen er genomen om die interne migratie in goede banen te leiden?

De antwoorden op deze vragen staan hieronder opgesomd per bron.  Om het leescomfort te bevorderen zijn geen volledige opsommingen en tabellen weergegeven, om die gedetailleerde informatie per bron te krijgen, kunt u terecht bij appendix II en in appendix III krijgt u een cijfermatig overzicht.

 

5.1 DE HOORZITTING [99]

Deze bron moet ons inzicht verschaffen in de meningen van ambtenaren, wetenschappers, vakbondsmensen, boeren, migranten, … in relatie tot de interne migratie.  Deze personen zijn gevraagd om voor een onderzoekscommissie te verschijnen om hun ‘verhaal’ te vertellen en de vragen van de commissieleden te beantwoorden.  We weten hoe de bron tot stand is gekomen, welke vertekeningen er in vervat zitten (zie 4.2.) en hoe we dus de informatie die we uit de bron gehaald hebben moeten interpreteren.

5.1.1.Welke zijn de redenen waarom de interne migratie plaatsgrijpt?

De eerste vraag die we aan onze bron voorleggen is diegene waarin we peilen naar de ideeën van onze respondenten m.b.t. de oorzaken van interne migratie.  Doorheen de vorige delen (zie 1.2-1.3) is reeds gebleken welke verschillende krachten er aan het werk waren in de totstandkoming van de bron en waarmee we dus rekening moeten houden.

Een eerste groep van redenen waarom mensen wegtrekken kunnen we bundelen onder de noemer landbouw (36%) omdat ze allen gelinieerd zijn aan dit onderwerp, deze groep is vooral belangrijk bij de subklassen van de migrerenden (72%) en de federale ambtenaren (54%). 

Bij 36% van de opgesomde oorzaken te wijten aan de landbouwsector verwijst men naar natuurfenomenen.  Het gaat vooral om het fenomeen van droogte die landbouw in bepaalde gebieden onmogelijk maakt in de periode 1930-1940.  Die droogtes zijn een terugkerend fenomeen die reeds voor opschudding zorgden in 1890’s[100] en 1910’s, ook in 1950’s en 1970’s en telkens met ernstige problemen voor de landbouw die niet aangepast is aan de kenmerken van het gebied.[101]  Omdat de toegepaste landbouwmethodes oorspronkelijke vegetatie vernielen krijgt de wind vrij spel, waardoor grote zandstormen ontstaan die op hun beurt de vegetatie vernielen in een ruimer gebied, dat daardoor verzandt en de wind vrij spel geeft waardoor de vegetatie enz.  Een geheel mechanisme van winderosie dat in werking treedt door droogte en niet aangepaste landbouw en zich ten voeten uit manifesteert in een gebied met als kern de staten Colorado, Kansas, New Mexico, Oklahoma en Texas. Een gebied dat door journalist Robert Geiger in de Washington Evening Star met de naam ‘The Dust Bowl’ wordt bedacht.  De gevolgen blijven echter niet beperkt tot het opgesomde gebied maar zijn ook voelbaar tot in Nebraska en de Dakota’s waar grote stofwolken neerdalen.  Bij de oorzaken waarom personen migreren wijst dan ook 10% in de richting van een niet aangepaste landbouw i.p.v. alleen naar die droogte die het leven van vele landbouwers bijna onmogelijk maakt. 

Nauw hierbij aanleunend steekt 21% een vermanende vinger uit naar de toenemende mechanisatie van de landbouw.  Het gebruik van tractoren en machines maakt landarbeiders en werkdieren overbodig, zet aan tot het concentreren van kleine verpachte boerderijen in één grote farm en “suitcase-farming[102]”.  Door het verdwijnen van de werkdieren daalt de vraag naar voedergewassen en schakelen velen over naar voedingsgewassen waardoor het aanbod van die gewassen toeneemt en de prijs daalt, dit wordt door 12% aangeduid als reden, omdat diegenen die al in financieel slechte papieren zaten deze daling niet meer kunnen verwerken.  Maar de prijsdaling is ook het gevolg van het verkleinen van de afzet door toenemend internationaal protectionisme en dalende koopkracht.  Gevolg van de dalende prijzen en afzet maakt dat de landbouwers hun investeringen niet meer kunnen afbetalen, met faillissementen tot gevolg wat door 8% als oorzaak wordt aangehaald.  Die faillissementen en mechanisatie hebben tot gevolg dat er een arbeidsoverschot ontstaat waarin vele potentiële migranten aanwezig zijn.

Een verwante opgesomde oorzaak voor migratie te wijten aan de landbouwsector verwijst naar de seizoensgebonden vraag naar arbeid in de landbouw, waarbij men vooral de nadruk legt op het aantrekken van arbeidskrachten voor de oogstperiode (13%).  Het aantrekken van arbeidskrachten om die seizoensgebonden pieken op te vangen is niet nieuw, maar door de afstoot van arbeiders die het hele jaar door op het land aanwezig zijn moeten er steeds meer arbeidskrachten aangetrokken worden.  De groep van interne migranten die als landarbeiders constant het continent rond trekken om de seizoensgebonden pieken op te vangen wordt dus groter.

Een tweede groep van redenen van migratie betreft de arbeidsmarkt (27%), die vooral scoort bij de lokale ambtenaren (36%).  In deze categorie is 72% ervan overtuigd dat de migratie vooral te maken heeft met het zoeken van werk, migreren om werk te vinden.  Slechts 8% denkt daarbij vooral aan het gegeven loon als pull –factor (hoger loon) of als push -factor (te lage lonen).  Overige factoren die aan bod komen zijn verkeerde informatie waardoor mensen op zoek naar werk naar gebieden trekken waar geen extra arbeiders nodig zijn, het gebrek aan lokale werkwilligen omdat de lonen in de private sector onder de lonen komen te liggen die de overheid uitbetaalt in zijn tewerkstellingsprojecten (W.P.A.), migratie in hoofde van een beroep, ….

De derde grootste groep van oorzaken die volgens getuigen van de hoorzitting aan de basis van de migratie liggen is de varia (21%).  Bij 32% van de aangehaalde redenen voor de migratie die in geen van vorige drie categorieën passen duidt men op de rol van reclame en advertenties.  Enerzijds slaat dit op reclame van staten zoals Californië en Florida om mensen (en hun kapitaal) te lokken naar hun zonnige gebieden, anderzijds op de meestal mondelinge reclame op gang gebracht door (landbouw)bedrijven om genoeg seizoensarbeiders te werven voor het binnenhalen of verwerken van de oogst; hoe groter het aanbod hoe lager de lonen.  In deze categorie meent ook 15% dat de migratie vooral te wijten is aan de bevolkingsaangroei, 13% steekt een verwijzende vinger uit naar de industrie die slabakt en mechaniseert en 6% meent dat het onderwijssysteem en de gebreken ervan aan de basis van de migratie liggen.

Ten laatste de groep oorzaken van migratie, waarbij men de klemtoon legt op de levensomstandigheden (15%), hetgeen hoger scoort bij staatsambtenaren (22%) en opvallend lager bij lokale ambtenaren (5%). 

Bij 75% van de aangehaalde redenen voor migratie m.b.t. de levensomstandigheden zocht men de oorzaak in een lage levensstandaard op de plaats van vertrek (push-factoren).  Concreet gaat het over armoede, tekort aan faciliteiten (medisch en recreatief), te laag inkomen om rond te komen, e.d.m. De overige 25% legde eerder de nadruk op de economische mogelijkheden en zekerheden in de eventuele plaats van aankomst (pull-factoren).

Deze push en pull factoren mogen niet onderschat worden omdat zeker op het uitgestrekte platteland de leefomstandigheden nog enorm primitief zijn in vergelijking met de toenmalige stedelijke omgeving.  Elke vorm van voorziening of comfort ontbreekt meestal, huizen liggen vaak geïsoleerd en zijn ver verwijderd van bewoningskernen waar medische, recreatieve of opvoedkundige faciliteiten worden aangeboden. 

5.1.2 Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de interne migratie?

Door de volgende vraag aan onze bron voor te leggen hopen we een idee te krijgen van de belangrijkste gevolgen van de interne migratie en wat ze daarin als het meest storende beschouwen.

Als belangrijkste gevolg van migratie wordt de daling van de levensstandaard (56%) aangegeven, die in elke subklasse bijna gelijk is maar nog lichtjes hoger scoort bij de onafhankelijken (68%) maar onder de helft zakt bij de staatsambtenaren (41%).  Als we dit gevolg beschouwen als 100%; beschouwt men als belangrijkste gevolgen van migratie in de jaren ’30 de slechte hygiënische omstandigheden en gezondheid (33%), slechte behuizing zoals de zgn. ‘Hoovervilles’ of krottenwijken (26%), armoede (9%), een algemene daling van de levensstandaard (18%) en slecht onderwijs.  Dit slecht onderwijs slaat echter op de twee kanten van de medaille, enerzijds op de kinderen van de interne migranten die in het onderwijs achterstand oplopen door het (frequent) veranderen van omgeving en door toegenomen kinderarbeid. (zie later)  Als ook op het feit dat door een plotse toestroom van migrantenkinderen de schoolinfrastructuren totaal inadequaat worden waardoor ook voor de kinderen van de residentiëlen de kwaliteit van het onderwijs daalt. 
En aangezien de scholen meestal via schoolbelastingen worden gefinancierd brengt dit ook enige commotie teweeg in de gehele gemeenschap.  Overheden doen dan ook weinig moeite om de leerplicht die er bestaat te laten naleven en verschuilen zich achter regelgeving waardoor zij enkel verantwoordelijk zijn voor de kinderen van ouders die inwoner zijn van hun gemeenschap.  Het duurt dan ook niet lang of sommige scholen weigeren pertinent om nog kinderen van interne migranten op te vangen
.

Na de daling van de levensstandaard (56%), wat de getuigen schijnbaar het meest associëren met de migratie volgen de problemen op de arbeidsmarkt (17%) als gevolg van migratie.  Deze groep is het grootst bij de onafhankelijken (23%) en het kleinst bij de lokale ambtenaren (10%).  Binnen diegenen die als gevolg van migratie problemen op de arbeidsmarkt vernoemen ligt een grote nadruk op misbruik, waarbij 12% het vrij algemeen houdt op uitbuiting of dergelijke meer, 38% klaagt de kinderarbeid aan die vooral in de landbouw nog steeds voortduurt en aan een remonte bezig is.  De kinderarbeid hangt natuurlijk nauw samen met de armoedige situatie waarin de ouders verkeren omdat de kinderen moeten werken om bij te dragen tot het gezinsinkomen.  Het is dan ook niet verwonderlijk dat 61% problemen heeft met de lage lonen die volgens sommigen moedwillig worden veroorzaakt door de grote aanvoer (bestelling) van migranten.
(zie reclame en advertenties)

Dicht aanleunend bij het vorige item qua grootte de aanslag op geldelijk middelen van de gemeenschap (16%) hetgeen vooral sterk vertegenwoordigd is bij lokale ambtenaren (30%) en staatsambtenaren (24%).  Deze categorie valt uiteen in twee even grote categorieën, enerzijds het gewoon tekort hebben aan geld, wat meestal betekent dat er bijna geen sociale voorzieningen aanwezig zijn voor interne migranten en men de hogere overheid vraagt daarvoor te zorgen.  Anderzijds kunnen sommigen de nood niet lenigen, m.a.w. er zijn al forse inspanningen, maar juist daardoor blijft het aantal hulpzoekenden verder groeien en vraagt men financiële tussenkomst van anderen.  Het is dan ook niet verwonderlijk dat we dit gevolg van interne migratie vooral horen weerklinken bij lokale en staatsambtenaren die vooral verantwoordelijk zijn voor sociale ondersteuning. (zie 2.2)

De kleinste maar daarvoor niet de minst belangrijke groep van gevolgen van migratie heeft te maken met  het ontstaan van negatieve connotatie (10%).  Deze groep van gevolgen is opvallend sterk vertegenwoordigd bij de staatsambtenaren (20%) en is onbestaande bij de onafhankelijken.  Bij 31% van de keren dat negatieve connotaties worden aangehaald gaat het over misdaad en het verband met migratie, wat meestal gepaard gaat met een vraag tot registratie van de migranten.  In 15% van de gevallen wil men de migranten die men niet kan (wil) helpen uit de geografische omschrijving verwijderen (county, staat, … ).  Ook 15% van de gevolgen die bijdragen tot een negatieve connotatie hebben het over een verlies aan rechten. (zie later)  Verder heeft 23% van de negatieve connotaties het over een verhoging van de belastingen.  Aangezien sociale ondersteuning een lokale bevoegdheid is, denken velen dat ze meer belastingen zullen moeten betalen voor mensen die niet tot de gemeenschap behoren en er niets toe bijdragen.

5.1.3.Welke maatregelen dienen er genomen om de interne migratie in goede banen te leiden?

De derde vraag gaat over welke maatregelen de getuigen op de hoorzitting zouden voorstellen om de migratie in goede banen te leiden.  Aangezien de getuigen zich voor een commissie van de kamer van volksvertegenwoordigers bevinden, houdt meer dan 90% van de maatregelen overheidsinterventie in.  We hebben die maatregelen gerangschikt in vijf categorieën nl.  maatregelen voor de industrie, arbeidsmarkt, sociale ondersteuning, landbouw en algemeen.

De grootste groep van voorgestelde maatregelen zijn geformuleerd in zeer algemene termen, daarom hebben we deze samengevoegd in één groep nl. algemeen (35%).  Deze groep van maatregelen is zeer groot bij de lokale ambtenaren (69%) en staatsambtenaren (54%). 
In 30% van de gevallen die onder de noemer algemeen zijn terechtgekomen verlangt men van de federale overheid meer planning en coördinatie van de inspanningen, m.a.w. de federale overheid moet haar middelen efficiënter inzetten en de nodige controle uitoefenen op diegenen die met haar middelen werken. Wel wil 11 % dat er nieuwe wetgevende initiatieven komen om migratie in goede banen te leiden en 12% vraagt gewoon meer geld. 

In 24% van de gevallen wil men de afschaffing van de “settlement laws”.  Die terug gaan op de 17de eeuwse Engelse wetgeving waarbij personen die niet tot een bepaalde gemeenschap behoren, binnen die gemeenschap geen rechten hebben en uit die gemeenschap kunnen verwijderd worden.  Lid van een gemeenschap kan men worden door geboorte, huwelijk, verblijf van een vooraf bepaalde tijd,… [103]  In Amerikaanse context komt het er in praktijk op neer dat eens een persoon een bepaalde tijdspanne uit een gemeenschap ( staat, county ) is verdwenen, hij zijn rechten binnen die gemeenschap verliest o.a. elke vorm van sociale bijstand, stemrecht, ….  Problematisch is dat de voorwaarden ( vb afwezigheidstermijn ) verschillen naargelang de gemeenschap (staat, county), meestal zijn de termijnen waarin men de rechten kan verliezen veel korter t.o.v. de termijn die nodig is om rechten te verkrijgen waardoor velen die migreren in geen enkele staat nog rechten genieten. 

Vb Een inwoner van New York migreert naar Californië.

Na 1 jaar afwezigheid verliest hij zijn rechten in de staat New York, maar pas na 3 jaar (bewezen) aanwezigheid in Californië krijgt hij daar zijn rechten.  Indien hij in die tussentijd ziek wordt of zichzelf en zijn gezin niet kan onderhouden kan hij op geen overheidssteun rekenen noch in Californië noch in New York en loopt hij het risico uit de staat gezet te worden.

De 32-jarige Jean Zgorski heeft 3 kinderen woont in Chicago, doordat ze door haar man is verlaten, is ze afhankelijk van overheidssteun.  Als haar man haar ongeveer 3 jaar verlaten heeft krijgt ze het bericht dat haar man rechten heeft verworven in de staat Florida.  Aangezien zij niet officieel van hem gescheiden is, wil dit zeggen dat ze volgens de wet in Illinois haar rechten  verliest en zich moet richten naar de overheid in Florida voor het ontvangen van steun.  Uit noodzaak reist ze naar Florida waar ze verneemt dat haar man inderdaad daar zijn rechten heeft verworven, maar dat haar huwelijk met hem in Florida niet erkend wordt als middel om tot de gemeenschap toe te treden. Zowel voor de staat Illinois als Florida komt ze niet meer in aanmerking voor enige vorm van steun.[104]

Ook spreekt 13%. zich uit voor “grants-in-aid”.  Aangezien de federale overheid op sociaal vlak geen maatregelen kan nemen zonder instemming van elke staat afzonderlijk, wordt er gepleit voor een systeem van donnaties.  De federale overheid stelt geld ter beschikking aan de staten indien zij het geld voor specifieke (sociale) doeleinden gebruiken, voorwaarden respecteren en eventueel federale controle toelaten.  Deze donnaties worden “grants-in-aid” genoemd.  Door deze manier van ondersteuning verkrijgt de federale overheid vat op de lokale- en staatsbudgetten en verwerft meer macht, m.a.w. de autonomie van de staten wordt aangetast.

Opmerkelijk is dat maar 7% pleit voor een registratie van alle migranten, dit gebeurt al lokaal maar men wil het systeem uitbreiden over de gehele Verenigde Staten.

De tweede grootste groep maatregelen die men zou willen nemen m.b.t. migratie betreft de landbouw (25%), die maatregelen zijn goed vertegenwoordigd bij de onafhankelijken (32%) en de federale ambtenaren (37%) maar opvallend klein bij staatsambtenaren (10%) en lokale ambtenaren (8%).  Bij 29% van de maatregelen aangehaald m.b.t. landbouw was er een verwijzing naar ‘The Dust Bowl’.  Enerzijds door het willen oprichten van irrigatiesystemen met steun van de overheid waarbij vooral bepaalde belangengroepen van irrigatielandbouw prominent aanwezig zijn.  En anderzijds door het willen herbeplanten van de verzandde gronden met steun van of door de overheid. 
Deze herbeplanting gebeurde reeds door de soil conservation service, vaak door de inzet van werkloze jongeren.  Eerst onder de bevoegdheid van ‘department of interior’ (1933-1935) later onder ‘department of agriculture’.
[105]

In 25% van de gevallen vond men dat de overheid actief moest tussenkomen om een andere manier van landbouw te promoten.  Controversieel in dit opzicht zijn de pogingen vanwege de overheid om coöperatieve landbouwgemeenschappen op te richten en zo landbouwers aan te moedigen samen te werken en de kosten van de investeringen te delen.[106]  In dezelfde lijn wilde 17% dat er aan “resettlement” werd gedaan, d.w.z. dat men gezinnen uit de steden en van op het platteland helpt zich te hervestigen.[107]  Deze taak werd uitgevoerd door de onafhankelijke resettlement administration (1935-1937), later omgevormd tot Farm Security Administration en ondergebracht bij het departement landbouw. [108]  Zeker 12% wil dat de Farm Security Administeation programma’s worden verdergezet, hoewel haar eerder progressieve programma’s onder vuur komen te liggen van het conservatieve landbouw establishment.  Het programma van de F.S.A. heeft drie pijlers: 

Een eerste pijler is de oprichting van opvangkampen voor migranten (56 in 1940).  Die opvangkampen worden volledig gerund door mensen van de federale administratie en de aanwezige migranten, wat vaak wrevel opwekt van lokale ambtenaren die geen gezag hebben in de kampen.

Een tweede pijler is de verstrekking van leningen en subsidies voor rehabilitatie en aankoop van huizen, bedrijven en gronden die de leegloop van het platteland moeten tegengaan en voor een opwaardering zorgen van de infrastructuur op datzelfde platteland.  De laatste pijler bestaat uit het ontwikkelen van allerlei faciliteiten voor diegenen de diensten van het F.S.A. gebruiken.[109]

En 14% wilde gewoon meer geld voor de landbouw.

Ten derde moeten er volgens de getuigenissen ook maatregelen komen voor sociale ondersteuning (24%) van de migranten.  Er moeten inspanningen gedaan worden op het vlak van onderwijs (21%), behuizing en gezondheid (18%) en het oprichten van migratiekampen (8%).  Velen spreken zich niet uit over de maatregelen zelf maar enkel over de manier waarop de ondersteuning moet gebeuren, waarbij  13% pleit voor meer sociale wetgeving en 8% voor het wijzigen van het sociaal systeem.

De voorlaatste en vierde groep van maatregelen heeft betrekking op de arbeidsmarkt (8%), dewelke een vrij goed gemiddelde heeft over de verschillende subklassen, maar bij de lokale ambtenaren is deze groep onbestaande. 

De overheid moet volgens 42% actief voor werkgelegenheid zorgen en moet volgens 21% maatregelen nemen m.b.t. de doorstroom van informatie over waar en hoeveel arbeid er ergens nodig is.  Ook wil 21% dat de overheid ingrijpt in de loonvorming.

De laatste groep maatregelen betreft de industrie (6%).  Bij 56% van de maatregelen die voor de industrie bestemd waren, wilde men maatregelen om een nieuwe industriële expansie te bekomen.  De overige hadden betrekking op subsidies, leningen, onderzoek, opleiding, e.d.m. om de bedrijven te helpen de depressie te overwinnen en een nieuwe periode van economische expansie op gang te brengen.

5.1.4. Houdingen t.o.v. interne migratie

Hoewel niet uitdrukkelijk opgenomen in onze doelstelling hebben we systematisch
(en enkel) de manifeste inhouden m.b.t. de houding t.o.v. migratie bijgehouden.

Binnen de expliciete positieve uitlating t.o.v. interne migratie, beschouwde 35% deze problematiek als een nationaal probleem wat meestal neerkomt op het neersabelen van de benaderingen waarbij elke migrant beschouwd wordt volgens staat.  Er was een positieve benadering van 23% die migratie beschouwd als een traditie die er altijd geweest is en 23% vindt migratie nodig voor de goede gang van zaken in de economie.  Het grootste aantal positieve uitlatingen was aanwezig bij de onafhankelijken en het kleinste aantal bij de lokale ambtenaren.  Vrij logisch als we bedenken dat de lokale ambtenaren het meest geconfronteerd worden met de beperkingen van het beleid en het meest vatbaar zijn voor de lokale belangen of stemmingen.  Terwijl de onafhankelijken o.a. bestaan uit hulporganisaties waarbij mensen vaak gaan handelen uit eigen overtuigingen en die ook vaker gaan uitdragen.

Er waren natuurlijk wel negatieve uitlatingen maar geen enkele maal werd expliciet gezegd dat migratie op zich een slechte zaak was, wel werden maatregelen gesuggereerd om migratie te beperken of minder makkelijk te maken, maar deze werden in de mate van het mogelijke opgenomen onder de noemer “onstaan van een negatieve connotatie”.

5.1.5. Samenvatting

In deze samenvatting zullen we eerst onze bevindingen nog eens opsommen, op deze basis formuleren we dan een algemener besluit.

Met betrekking tot de redenen voor migratie zien we dat de getuigen in de hoorzitting de landbouw als grote oorzaak aanwijzen, hetgeen misschien te linken is aan het voorkomen van veel getuigen dewelke hun beroepsterrein in verband staat met landbouw.  Vraag blijft of dit grote aantal getuigen gerelateerd aan de landbouw te wijten is aan de problematiek van de casus dan wel reeds besloten lag in de selectie van de getuigen (zie 1.2-1.3).

Bij het verder uitdiepen merken we dat binnen de categorie van de landbouw vooral de technologisering en automatisering op de korrel genomen worden als oorzaak van de interne migratie, dit gekoppeld aan natuurfenomenen die we kunnen verzamelen onder de term ‘Dust Bowl’.  Binnen de categorie van de arbeidsmarkt komt naar voor dat werk als directe oorzaak van interne migratie hoog wordt aangeslagen en in de varia-categorie merken we op dat ook reclame van staten en bedrijven als oorzaken worden vermeld. 

De daling van de levensstandaard blijkt een van de meest aangegeven gevolgen van migratie.  Als we deze gevolgen van naderbij bekijken zien we dat de getuigen bij de daling van de levensstandaard vooral wijzen op de slechte hygiënische omstandigheden, slechte behuizing en karig onderwijs dat het lot blijkt te zijn van vele interne migranten. Dat er bij die interne migratie dan negatieve connotaties ontstaan is dan ook niet verwonderlijk.  In dezelfde lijn ligt hun aanklacht tegen kinderarbeid en de lage lonen op de arbeidsmarkt. 

Over de maatregelen die dienen genomen te worden wordt vooral door de staats - en lokale ambtenaren in algemene termen gepraat, daarna komen maatregelen m.b.t. sociale ondersteuning en landbouw.  Die algemene termen behandelen meestal vragen om coördinatie vanwege de federale overheid of het afschaffen van wetten van afzonderlijke staten (vb. settlement laws).  Maatregelen in de landbouwsector en sociale ondersteuning komen volgens de getuigenissen neer op de uitbreiding of verderzetting van overheidsprogramma’s.

Met betrekking tot de uitgesproken houdingen t.o.v. de bestaande interne migratie kunnen we stellen dat in tegenstelling tot negatieve uitingen alleen positieve uitlatingen echt geëxpliciteerd worden, dit is ook niet verwonderlijk als we weten dat de commissie positief staat t.o.v. het gegeven migratie en daardoor een sociale druk creëert t.o.v. de getuigen  (zie 1.2-1.3)  We merken ook op dat van de positieve uitlatingen 35% interne migratie als een nationaal probleem beschouwt waarbij we natuurlijk de link kunnen leggen naar de rol van de federale overheid alsook naar het betoog van de voorzitter van de onderzoekscommissie.

Finaal kunnen we stellen dat binnen deze bron de beeldvorming zich vooral concentreert rond het thema van landbouw en werkgelegenheid.  Specifiek wordt de nadruk gelegd op de problemen in de landbouw (mechanisering, dust bowl) en de mensonterende toestanden waarin de interne migranten verzeild raken.  Enigszins eigenaardig is dat voor de oplossing van die problemen onmiskenbaar naar meer (federale) overheidsinterventie wordt gevraagd.  Enigszins eigenaardig omdat men veronderstelt dat Amerikanen niet echt als overheidslievend bekend staan[110] en dat deze federale overheidsinterventie duidelijk afbreuk doet aan de autonomie van vooral de staatsoverheden.  Een indicatie voor een mogelijke verklaring ligt in het feit dat interne migratie door sommigen als een nationale materie wordt beschouwd.  Hierbij is natuurlijk ook de uitleg van o.a. de voorzitter van commissie verduidelijkend als hij stelt dat migratie over staatsgrenzen een federale bevoegdheid is onder ‘the interstate commerce act’ en dat volgens de grondwet iedere Amerikaan vrij is zijn residentie te kiezen.

 

5.2. HET RAPPORT [111]

De tweede bron die we onze vragen voorleggen is het rapport dat in tegenstelling tot onze vorige bron, die vooral de stem van vele partijen en betrokkenen liet weerklinken de stem laat weerklinken van enerzijds de onderzoekscommissie in haar geheel, als ook en zelfs nadrukkelijker de stemmen van enkele medewerkers. (zie 1.2.-1.3.)

5.2.1. Welke zijn de redenen waarom de interne migratie plaatsgrijpt?

De eerste vraag die we ook deze bron voorleggen is diegene waarin we peilen naar het waarom van de migratie en net zoals in de hoorzitting vertegenwoordigen de antwoorden die we kunnen rubriceren onder landbouw de grootste groep nl. 34%.  Deze groep is natuurlijk het belangrijkst in deel IV over landbouw en migratie (59%) en in deel II de samenvatting van de hoorzitting (50%) en opvallend klein in deel III over migratie en defensie-industrie (2%) en in het gedeelte over niet-landbouw en migratie (4%).

Als antwoord op onze vraag verwijst 25% van de opgesomde oorzaken voor migratie naar de landbouwsector, maar bepaald  naar de natuurfenomenen verbonden aan de ‘Dust Bowl’, waarbij in 21% van de gevallen de link wordt gelegd naar een eventueel onaangepaste manier van landbouw bedrijven en in samenhang daarmee 15% naar mechanisatie van de landbouw  en de gevolgen daarvan (zie vroeger).  Ook betreft 10% van de redenen de financiële situatie van de landbouwer, waarbij de nadruk vooral komt te liggen op de gevolgen van de schulden die de landbouwers hebben en in 7% van de gevallen ziet men in de algehele economische situatie de reden voor de slechte toestand van de landbouw.  Die interne migratie betreft volgens 21% vooral seizoensgebonden migratie voor het binnenhalen van de oogst.

Een tweede groep van oorzaken van migratie betreft de arbeidsmarkt (27%), die vooral goed vertegenwoordigd is in het gedeelte waar de commissie in haar geheel achter staat, het gedeelte niet-landbouw en migratie (40%) en het gedeelte over migratie en de defensie-industrie (54%).  Minder belangrijk is deze reden echter in het gedeelte over landbouw (13%) en in de samenvatting van de hoorzitting (15%). 

In deze categorie is 59% ervan overtuigd dat migratie vooral te maken heeft met het zoeken van werk, migreren om werk te vinden en slechts 11% denkt daarbij aan het gegeven loon als pull- of push factor.  Nieuw is het voorkomen van 23% redenen i.v.m. onevenwichten in het aanbod van arbeid, het betreft enerzijds plaatselijke tekorten aan bepaalde geschoolde arbeidskrachten waardoor competitie ontstaat tussen bedrijven. Hierdoor wordt het nodige geschoolde arbeiderspotentieel en arbeiders weggekocht, met migratie tot gevolg.  Anderzijds blijken in tegenstelling tot deze tekorten ook nog overschotten aan, meestal ongeschoold, arbeiderspotentieel te bestaan, wat terug migratie tot gevolg heeft.  Een andere factor die nog aan bod dient te komen is deze van 7% voor personen die migreren op basis van verkeerde informatie m.b.t. werkgelegenheid.

De derde grootste groep van redenen die aan de basis liggen van de migratie is de varia (22%) die het grootst is bij het gedeelte over de defensie-industrie (42%).

Bij 39% van de aangehaalde redenen voor migratie die in geen van vorige drie categorieën passen duidt men op de rol van de industrie, en daarbinnen in grote mate op de rol van de defensie-industrie.  Deze trekt in grote getale werkzoekenden aan waarvoor geen opvang voorzien is aangezien voor elke arbeidsplaats twee à drie gegadigden komen opdagen. Maar ook door de onteigening van gronden voor legerkampen en industrie dienen velen hun huizen te verlaten en ontstaat er een domino-effect.  Dit effect bestaat erin dat rijkere boeren die onteigend worden boerderijen in beslag gaan nemen waar anders minder begenadigde collega’s hun intrek zouden nemen, deze wijken op hun beurt uit naar boerderijen of residenties die anders beschikbaar waren van nog minder begenadigden, …  Na verloop van tijd blijkt binnen een welbepaalde cirkel rond het onteigend land geen woonplaats meer beschikbaar en komen de sociaal minst weerbaren, samen met de toegestroomde migranten in de problemen. 

In 27% van de gevallen duidt men op de rol van reclame en advertenties (zie vroeger) en in deze categorie meent 4% dat de migratie vooral te wijten is aan de bevolkingsgroei,  3% dat migratie het gevolg is van een tekort aan opleiding en 27% is een amalgaam van items zoals het feit dat lokalen te lui zouden zijn om te werken, stakingen aanzetten tot migratie, werkgevers teveel eisen van hun personeel e.d.m.

De laatste groep van redenen is deze van de levensomstandigheden (17%), die vrij groot is bij het gedeelte niet-landbouw en migratie (29%) en bij de samenvatting van de hoorzitting, maar vrijwel onbestaande in het gedeelte over defensie-industrie en migratie (2%).  Bij 80% van de aangehaalde redenen voor migratie m.b.t. de levensomstandigheden bestempelde men deze als push-factor; 50% zeer algemeen en 26% met de nadruk op de noodsituatie waarin de migrant verkeert.  Terwijl de overige 20% de levensomstandigheden als pull-factor zien.

5.2.2. Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de interne migratie?

De antwoorden op de volgende vraag moeten een licht werpen op wat men in de onderzoekscommissie beschouwt als de belangrijkste gevolgen van migratie. 

Als belangrijkste gevolg wordt de daling van de levensstandaard (57%) aangegeven, die het hoogst scoort in de inleiding op het technisch supplement (78%) en in het gedeelte over landbouw en migratie (64%), de laagste score vinden we in het gedeelte over migratie en de defensie-industrie (39%).  Als we dit gevolg beschouwen als 100%; beschouwt 28% slechte hygiënische omstandigheden en gezondheid, 21% slechte behuizing (krottenwijken), 15% armoede, 12% slecht onderwijs en 4% een algemene daling van de levensstandaard als een gevolg van interne migratie.  Nieuw is dat 5% specifiek het probleem van honger en slechte voeding aanhalen.

De tweede belangrijkste groep antwoorden zijn diegene die we kunnen bundelen onder de noemer de problemen op de arbeidsmarkt (23%).  Deze groep is het grootst in het gedeelte over defensie-industrie en migratie (61%) en onbestaande in het gedeelte waar de commissie als geheel achterstaat. 

Binnen diegenen die als gevolg van migratie problemen op de arbeidsmarkt vernoemen merken we dat 2% betrekking heeft op uitbuiting, 16% klaagt de kinderarbeid aan en 22% heeft problemen met de lage lonen die volgens sommigen moedwillig worden veroorzaakt door de grote aanvoer van migranten, die op zich nogmaals goed is voor 15%.  De voorgaande percentage liggen veel lager dan in de hoorzitting, wat te verklaren is door het feit dat 11% van de antwoorden gaat over de discriminaties die bestonden bij de aanwerving van personeel op basis van huidskleur, geslacht en leeftijd en die nu geleidelijk afnemen als gevolg van een tekort aan werkkrachten in bepaalde sectoren.  Concreet betekent dit dat ouderen, zwarten en vrouwen makkelijker aan het werk kunnen.  In hetzelfde perspectief merkt 5% op dat lonen terug stijgen en 9% gaat over het tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren.  De rest van 20% bevat commentaren over het feit dat residents niet genoeg kansen krijgen op de arbeidsmarkt in vergelijking met migranten, e.d.m.

De volgende groep van gevolgen heeft te maken met het ontstaan van negatieve connotatie (17%).  Deze groep van gevolgen is opvallend sterk vertegenwoordigd in het gedeelte waar de commissie in zijn geheel kan achterstaan (38%) en het deel over niet-landbouw migratie (33%).  Opvallend afwezig is deze groep in het gedeelte over defensie-industrie en migratie en vrij zwak vertegenwoordigd in de andere gedeelten.  In 36% van de gevallen wil men de migranten die men niet kan (wil) helpen uit de geografische omschrijving verwijderen (county, staat) hetzij actief door overheidsmaatregelen of passief door hen “vriendelijk” aan te raden verder te trekken de zgn. ‘passing on’ of ‘move on politics’.  Ook 40% van de gevolgen die bijdragen tot een negatieve connotatie hebben het over een verlies aan rechten. (zie vroeger)  Verder heeft 24% van de negatieve connotaties het over de sociale disorganisatie, sociale druk en uitbuiting door de interne migratie veroorzaakt.

De laatste categorie is deze van de aanslag op geldelijk middelen van de gemeenschap (3%) die opvallend klein is in vergelijking bij de hoorzitting en die enkel aanwezig is in de gedeelten waar de commissie als geheel achter staat (5%), de samenvatting van de hoorzitting (7%) en het gedeelte over niet-landbouw migratie (6%). 

Deze categorie valt uiteen in twee even grote categorieën enerzijds 87% voor het gewoon tekort hebben aan geld, wat meestal betekent dat er bijna geen sociale voorzieningen aanwezig zijn voor interne migranten en men de hogere overheid vraagt daar voor te zorgen.  Anderzijds 13% voor diegenen die de nood niet kunnen lenigen, m.a.w. er zijn al forse inspanningen, maar juist daardoor blijft het aantal hulpzoekenden verder groeien en vraagt men financiële tussenkomst van anderen.

5.2.3. Welke maatregelen dienen er genomen om de interne migratie in goede banen te leiden?

De derde vraag betreft de maatregelen die worden voorgesteld om de migratie in goede banen te leiden.  Het gaat hier wel degelijk om de bespreking van alle mogelijke maatregelen die over het gehele rapport vermeld staan en niet alleen diegene het in gedeelte waar specifiek enkele maatregelen staan opgesomd.  Het is hierbij ook uitkijken in welke mate het rapport de teneur van de hoorzitting volgt. 

De grootste groep van voorgestelde maatregelen zijn geformuleerd in zeer algemene termen, daarom hebben we deze samengevoegd in één groep nl. algemeen (33%), deze groep van maatregelen is het grootst in het gedeelte dat de hoorzittingen samenvat (38%).  In 18% van de gevallen die onder de noemer algemeen zijn terechtgekomen vragen de opstellers van het rapport aan de federale overheid meer planning en coördinatie van de inspanningen en 16 % wil actie van het ‘Congress’ om de migratie in goede banen te leiden.  In 16% van de gevallen wil men de afschaffing van de “settlement laws”
(zie vroeger) en 20% vraagt gewoon meer geld.  Nogmaals 16 % pleit voor het in leven roepen van grants-in-aid systeem (zie vroeger).

De tweede grootste groep maatregelen betreft de landbouw (26%) waarbij 24% van de maatregelen aangehaald m.b.t. landbouw een verwijzing naar the Dust Bowl is. (zie vroeger)  In 7% van de gevallen vond men dat de overheid actief moet tussenkomen om een andere manier van landbouw te promoten en wil 46% dat de federale hulpprogramma’s worden verder gezet. (zie vroeger)  23% gaat over het bekomen van hogere prijzen, meer geld voor de landbouw, aanboren van nieuwe markten, e.d.m.

Ten derde maatregelen voor sociale ondersteuning (24%), deze komen veel voor in het gedeelte waar de commissie als een geheel achterstaat (30%), maar bijna niet in het gedeelte over defensie migratie (9%).  Er moeten inspanningen gedaan worden op het vlak van onderwijs (14%), behuizing en gezondheid (56%).  Meteen pleit ook 23% voor meer sociale wetgeving en 17% voor het wijzigen van het sociaal systeem

De voorlaatste en vierde groep van maatregelen heeft betrekking op de arbeidsmarkt (11%) en is in het gedeelte over de defensie-industrie en migratie sterk aanwezig (29%).  De overheid moet volgens 19% actief voor werkgelegenheid zorgen, verder wenst 57% maatregelen m.b.t. de doorstroom van informatie over waar en hoeveel arbeid er ergens nodig is.  19% gaat over wetgeving die dient gecreëerd om bestaande banen en arbeid te beschermen.

De laatste groep maatregelen betreft de industrie (6%), die voor 29% terugkomt in het gedeelte over de defensie-industrie en migratie.  Bij 12% van de maatregelen die voor de industrie bestemd waren, wilde men maatregelen om een nieuwe industriële expansie te bekomen.  De overige 88% heeft betrekking op het organiseren van opleiding om sommige fricties op de arbeidsmarkt weg te werken.

5.2.4. Samenvatting

Eerst vatten we onze bevindingen kort samen en daarna formuleren we een algemenere conclusie.

Met betrekking tot de redenen voor migratie zien we dat de landbouw als grootste oorzaak wordt aangeduid en dit vooral in de gedeelten waarin we dit konden verwachten.
Als we verder uitdiepen merken we dat binnen de categorie van de landbouw de natuurfenomenen gekoppeld aan de term Dust Bowl en de ongepaste manier van aan landbouw doen sterk naar voor komen.  Binnen de categorie van de arbeidsmarkt komt nogmaals naar voor dat werk als oorzaak van interne migratie hoog wordt aangeslagen, maar minder hoog dan in de hoorzittingen.  Nieuw is wel dat er nu uitdrukkelijk sprake is van zowel overschotten als tekorten in het arbeidspotentieel en in de varia categorie merken we op dat de defensie-industrie opmerkelijk aanwezig is naast de reclame van staten en bedrijven.

De daling van de levensstandaard blijkt een van de meest aangegeven gevolgen van migratie en komt het meest voor in het gedeelte over landbouw migratie en het minst in het gedeelte over defensie-industrie en migratie.  Als we deze gevolgen van naderbij bekijken zien we: dat de opstellers van het rapport bij de daling van de levensstandaard vooral doelen op de slechte hygiënische omstandigheden, slechte behuizing, karig onderwijs en de slechte voeding die het lot blijken te zijn van vele interne migranten.  In dezelfde lijn ligt hun aanklacht tegen kinderarbeid en de lage lonen op de arbeidsmarkt, maar in tegenstelling tot het voorgaande is er ook sprake van vermindering van discriminatie bij aanwervingen en het verhogen van lonen door een opkomend arbeidstekort in bepaalde sectoren.  Bij het ontstaan van negatieve connotaties is de
‘move on policy’ opvallend expliciet aanwezig.

Over de maatregelen die dienen genomen te worden wordt in tegenstelling van wat je van een rapport zou verwachten nogal veel in algemene termen gepraat, met uitzondering natuurlijk van de feitelijke aanbevelingen.  Die algemene termen behandelen vragen om coördinatie vanwege de federale overheid of het afschaffen van wetten van afzonderlijke staten.  Maatregelen in de landbouwsector en sociale ondersteuning komen volgens de getuigenissen neer op de uitbreiding of verderzetting van overheidsprogramma’s.

We kunnen besluiten dat er in het rapport twee thematieken besloten liggen, enerzijds een thematiek die zich concentreert op landbouw en migratie.  De toon en inhoud zijn vrij gelijklopend met deze uit de hoorzitting, alleen worden nu de slechte kanten en schrijnende problemen veel explicieter in beeld gebracht en harder verwoord. 
Anderzijds ontwikkelt er zich een thematiek die zich  toespitst op de defensie-industrie, waarbij het dreigende tekort aan geschoolde arbeid en de vrees van een massale interne migratie bij het echt opgang komen en het stoppen van de oorlogsinspanning in de kijker staan.  Vaak wordt in dit verband ook illusie gemaakt op de gevolgen van de demilitarisering na Wereldoorlog Eén waaraan men wel degelijk een kater blijkt overgehouden te hebben, en zijn er studies bijgevoegd over de andere oorlogseconomieën van het moment. 

Hoewel in beide thematieken duidelijk een probleem is bij de opvang van de migranten blijkt men de landbouwmigratie veeleer te identificeren met die problematiek dan de defensie-industrie.

 

5.3. DE ‘CONGRESSIONAL RECORD[112]

We bekijken een selectie van artikels uit het ‘Congressional Record’ zoals weergegeven in Appendix IV en we willen hierbij nogmaals de aandacht vestigen op de manier waarop de bijdragen geselecteerd werden (zie 1.2-1.3) waarna we onze bron de volgende vragen voorleggen.

5.3.1. Welke zijn de redenen waarom de interne migratie plaatsgrijpt?

En juist zoals in de hoorzitting en het rapport vertegenwoordigen de antwoorden die we kunnen rubriceren onder landbouw de grootste groep nl. 36%.  Bij 39% van de opgesomde oorzaken voor migratie te wijten aan de landbouwsector verwijst men naar de natuurfenomenen verbonden aan de ‘Dust Bowl’, waarbij 21% de link legt naar een eventueel onaangepaste manier van landbouw bedrijven en in samenhang daarmee 14% naar mechanisatie van de landbouw  en de gevolgen daarvan (zie vroeger).  Ook betreft 3% van de redenen de financiële situatie van de landbouwer, waarbij de nadruk vooral komt te liggen op de gevolgen van de schulden die de landbouwers hebben en in 9% van de gevallen ziet men in de algehele economische situatie de reden voor de slechte toestand van de landbouw.  De andere 14% gaat op in factoren die te linken zijn aan het domino-effect (zie vroeger).

De tweede grootste groep van redenen waarom de migratie plaatsgrijpt is de varia (30%).  Bij 48% van de aangehaalde redenen voor migratie die in geen van vorige drie categorieën passen duidt men op de rol van de industrie, waarvan 40% duidt op de rol van de defensie-industrie (zie vroeger).  In 12% van de gevallen duidt men op de rol van reclame en advertenties (zie vroeger).  In deze categorie meent 18% dat de migratie vooral te wijten is aan het feit dat personen in een andere lokaliteit een hogere sociale uitkeringen kunnen verkrijgen, m.a.w. personen migreren naar de plaatsen waar ze het meeste geld krijgen om niet te werken.  Ook vrij opvallend is dat 10% het klimaat aanhaalt als factor voor migratie, mensen migreren naar het mooie weer toe.  Verder is voor 8% binnen deze categorie ook nog een rol weggelegd voor de geschiedenis of traditie, de Amerikaan heeft het in zich om te migreren.  We merken hier een heleboel factoren die bij de vorige bronnen helemaal niet voorkwamen.

De derde groep van redenen is deze van de levensomstandigheden (18%).  Bij 71% van de aangehaalde redenen voor migratie m.b.t. de levensomstandigheden bestempelde men deze als push-factor; 41% zeer algemeen en 30% met de nadruk op de noodsituatie waarin de migrant verkeert.  De overige 29% ziet de levensomstandigheden als pull-factor.

Een beetje verrassend is dat de laatste groep van redenen de arbeidsmarkt (16%) betreft omdat deze zowel bij het rapport als de hoorzitting hoger scoorde.  In deze categorie is 78% ervan overtuigd dat migratie vooral te maken heeft met het zoeken van werk, migreren om werk te vinden.  Slechts 3% denkt daarbij aan het gegeven loon als pull- of push factor.  Onevenwichten op de arbeidsmarkt  maken 13% uit van deze categorie.

5.3.2.  Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de interne migratie?

Als belangrijkste gevolg van migratie wordt de daling van de levensstandaard (49%) aangegeven.  Als we dit gevolg beschouwen als 100%; beschouwt 18% slechte hygiënische omstandigheden en gezondheid, 31% slechte behuizing (krottenwijken), 25% armoede, 13% slecht onderwijs, 4% een algemene daling van de levensstandaard als een gevolg van interne migratie en het specifiek probleem van honger en slechte voeding is goed voor 6%.

In tegenstelling tot de beide vorige bronnen heeft de tweede grootste groep te maken met het ontstaan van negatieve connotatie (20%)  In 30% van de gevallen wil men de migranten die men niet kan (wil) helpen uit de geografische omschrijving verwijderen (county, staat) hetzij actief door overheidsmaatregelen of passief door hen “vriendelijk” aan te raden verder te trekken de zgn. ‘passing on’ of ‘move on politics’.  Ook 11% van de gevolgen die bijdragen tot een negatieve connotatie hebben het over een verlies aan rechten. (zie vroeger)  Uitbuiting van de migranten is goed voor 15% en stijging van de druk op de residentiële bevolking daardoor is 11% waard. 
Verder heeft 33% van de negatieve connotaties het over de demoralisatie van de bevolking, het ontstaan van personen die blijven rondtrekken,…

De derde groep behandelt de aanslag op geldelijk middelen van de gemeenschap (19%).  Binnen deze categorie 69% enerzijds diegenen die gewoon geld tekort hebben , wat meestal betekent dat er bijna geen sociale voorzieningen aanwezig zijn voor interne migranten en men de hogere overheid vraagt daar voor te zorgen.  Anderzijds diegenen die de nood niet kunnen lenigen, m.a.w. er zijn al forse inspanningen, maar juist daardoor blijft het aantal hulpzoekenden verder groeien en vraagt men financiële tussenkomst van anderen.  Flink veel aandacht ook nl 31% voor het feit dat velen door de problematiek van interne migratie vrezen of reeds moeten meer belastingen betalen.

Als laatste volgen de problemen op de arbeidsmarkt (12%).  Binnen diegenen die als gevolg van migratie problemen op de arbeidsmarkt merken we dat 12% betrekking heeft op uitbuiting, niemand klaagt de kinderarbeid aan, 21% heeft problemen met de lage lonen.  In verband met disorganisatie van de arbeidsmarkt denkt  11% vrij algemeen, heeft 15% het over een overschot en 8% over een tekort aan arbeidskrachten.  De rest van 16% bevat commentaren over het feit dat residents niet genoeg kansen krijgen op de arbeidsmarkt in vergelijking met migranten, het opduiken van private maatschappijen e.d.m.

5.3.3. Welke maatregelen dienen er genomen om de interne migratie in goede banen te leiden?

De grootste groep van voorgestelde maatregelen zijn geformuleerd in zeer algemene termen, daarom hebben we deze samengevoegd in één groep nl. algemeen (48%).  In 27% van de gevallen die onder de noemer algemeen zijn terechtgekomen vraagt men van de federale overheid meer planning en coördinatie van de inspanningen.  In 11% van de gevallen wil men de afschaffing van de “settlement laws”. (zie vroeger)  47 % wil actie van het ‘Congress’ om de migratie in goede banen te leiden en 7% vraagt gewoon meer geld.  Ook pleit 12 % voor het grants-in-aids systeem (zie vroeger).

De tweede grootste groep maatregelen betreft de landbouw (28%).  Bij 15% van de maatregelen aangehaald m.b.t. landbouw was er een verwijzing naar the Dust Bowl. (zie vroeger)  In 83% van de gevallen vond men dat de federale hulpprogramma’s moeten worden verder gezet. (zie vroeger)

De derde groep bevat de maatregelen voor sociale ondersteuning (14%).  Er moeten inspanningen gedaan worden op het vlak van onderwijs (17%), behuizing en gezondheid (43%).  Meteen pleit ook 23% voor meer sociale wetgeving en 17% voor het wijzigen van het sociaal systeem

De voorlaatste en vierde groep van maatregelen heeft betrekking op de arbeidsmarkt (7%).  De overheid moet volgens 25% actief voor werkgelegenheid zorgen, verder wenst 56% maatregelen m.b.t. de doorstroom van informatie over waar en hoeveel arbeid er ergens nodig is.  18% gaat over wetgeving die dient gecreëerd om de maatschappijen en personen die zich bezig houden met de verhuur van arbeid in het gareel te houden.

De laatste groep maatregelen betreft de industrie (3%), die volledig gewijd is aan het organiseren van scholing voor arbeiders en jongeren.

5.3.4. Houding t.o.v. interne migratie

Het is vrij opmerkelijk dat in vele van de artikels verwezen wordt naar het boek van John Steinbeck Graphes of Wrath.  Meestal met het doel de vraag om onderzoek kracht bij te zetten vanuit het oogpunt dat dergelijke toestanden, zoals beschreven in het boek Amerika onwaardig zijn.  Het is echter minder goed uit te maken of men het boek steunt en voor waar aanneemt of eerder een onderzoek vraagt om het toestanden die in het boek zijn beschreven  te ontkrachten.  Het boek heeft ook zeker in het ‘Congress’ een katalyserende  werking gehad en de vraag van vooral de gekozenen van Californië bekrachtigd.  Daarom bekijken we de geschiedenis van dit werk van iets dichterbij.

Het avontuur van John Steinbeck (1902 – 1968) begint wanneer de hoofdredacteur van San Francisco News vraagt om een reeks artikels te schrijven rond de problematiek van de landarbeiders in Californië.  John Steinbeck had in zijn vorige werken zoals in In Dubious Battle (1936), To a God Unknown (1933) en The pastures of heaven (1932) reeds blijk gegeven van zijn vertrouwdheid met de thematiek van de landarbeiders.  Op zoek naar inspiratie en feitenmateriaal laat hij zich rondleiden door federale ambtenaren die zich met de problematiek van de migrerende landarbeiders bezig houden.  Het is tijdens één van deze excursies dat John Steinbeck verzeilt raakt in ‘The Arvin Sanitory Camp’ en daar de kampopzichter Tom Collins ontmoet.  De manier waarop en de toewijding waarmee Tom Collins de opvang van de migranten aanpakt, maakt zoveel indruk op de schrijver dat er een vriendschapsband ontstaat tussen beide mannen.  Een vriendschap die John Steinbeck meesleurt tot bij de kern van de problematiek en alle facetten laat ervaren.  Zo vraagt Collins in 1938 zijn hulp bij het evacueren van een gebied rond Visalia dat te kampen heeft met zware regenval en wateroverlast en waar, volgens Collins, ongeveer 4.000 migrantenfamilies vastzitten.  Om te helpen gaan beiden tot het uiterste zoals mag blijken uit volgend fragment geschreven door Collins :

For fourthy-eight hours, and without food or sleep, we worked among sick and half-starved people, dragging some from torn and ragged tents, floored with inches of water, stagnant water, to the questionable shelter of a higher piece of ground.  We couldn’t speak to one another because we wore to tired, yet we worked together as cogs in an intricate piece. [ At two o’clock in the morning they both just collapsed in the muddy fields and slept] …[At dawn] I found John lying on his back.  He was a mass of mud and slime.  His face was a mucky mask punctuated with eyes, a nose and a mouth.  He was close beside me, so I knew it was John. …[It began to rain again.  Ahead of them, some yard away they spied another tent]  We frightened the little children we found in the tent, the two little children …”Mommy has been like that a long time.  She won’t get up.  Mommy won’t listen to us.  She won’t get up.”  Such was the greeting cried to us by the two little children.  Mommy couldn’t get up.  She was the lump on the old bed.  Mommy was ill and she hadn’t eaten for some time.  She had skimped and skimped so that the children would have a bite ….”How far is it to the nearst store?  Is there an old car near here?  Is the store East or West?”  But the children only stared as John threw the questions to them.  Well did he know that the big food trucks could never get off the road and travel two miles or more over the muddy, drowned fields to that tent!  So John faded into the early morning.[113]

John Steinbeck ontpopt zich als een echte hulpverlener die de migranten die kamperen langs de kant van de weg en zich met verouderde wagens verplaatsen een warm hart toedraagt.  Maar als schrijver probeert hij ook met de werken van zijn hand de aandacht te trekken voor de problemen van de interne migranten.  In April 1939 rolt het boek ‘The Grapes of Wrath’ van de persen dat al vlug uitgroeit tot een echte bestseller en het toppunt van controverse.  In dat boek dat hij opdraagt aan Tom Collins schets hij een beeld van de problematiek van migratie naar Californië.

Het voorwerp van zijn fictief verhaal is de familie Joad, pachters in Oklahoma die van hun land en boerderij worden verdreven door toenemende mechanisatie en droogte.  Geïnspireerd door een pamflet dat oproept om te komen werken in Californië omdat er arbeiders tekort zijn, maken ze plannen voor hun zoektocht naar een nieuw bestaan.  Met de toewijding die hun eigen is, verkopen ze al hun bezittingen en kopen een oude auto om  op weg te kunnen gaan.  Geconfronteerd met alle problemen die typisch zijn aan een verplaatsing van honderden kilometers met een auto merken ze al vlug dat ze niet alleen zijn.   Honderden zijn er met hen op weg in westelijke richting naar het zonnige zuiden dat de incarnatie is geworden van hun nieuwe toekomst, waar ze hopen hun dromen tot werkelijkheid te laten geworden.  Maar de verplaatsing van zoveel volk roept ook vragen op en brengt angst met zich mee voor diegenen die achterblijven of de taferelen gadeslaan.  Waar gaan al die mensen heen?  Wat doen ze als hun auto het weer begeeft?  Kunnen ze de wisselstukken en de benzine betalen?  Hebben ze genoeg voedsel en water bij zich? 

Eenmaal aangekomen en geheel in tegenstelling met ‘the American dream’ slaagt de familie er niet in een waardig bestaan op te bouwen in de zonnige staat, maar wordt ze uitgebuit, vernederend en als ‘Okie’ bestempeld wat dan al zoveel als een scheldwoord is geworden.  Door hun moeilijke financiële situatie zijn ze hun onafhankelijkheid kwijt en dienen ze te werken voor hongerlonen in afgrijselijke levensomstandigheden.  Want losse arbeiders zijn er genoeg gekomen, duizenden gelokt met pamfletten voor honderden arbeidsplaatsen zodat de lonen door overaanbod zouden dalen. Door die allesbehalve benijdenswaardige situatie valt de familie uit elkaar en wordt de kiem gelegd voor het verzet tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de uitbuiting en sociale orde waarin ze verplicht worden te leven.  Maar elk verzet wordt steevast hard de kop ingedrukt en afgedaan als communistische agitatie, elke potentiële leidersfiguur afgezonderd en zonder enige vorm van proces als voorbeeld gesteld of een lesje geleerd.

Hun zoektocht naar een nieuw begin is ontaard in een bittere strijd om te overleven, de trots en onafhankelijkheid van de migrant die het lot in eigen handen neemt en op zoek gaat naar beter bestaan vervangen door het etiket van de vagebonden en potentiële oproerkraaiers die zonder een inspanning willen profiteren van een door hen niet verworven rijkdom

Het boek ‘Grapes of Wrath’ van John Steinbeck wint al vlug de National Book Award, de Pulitzer Prize in fiction[114] en al in 1940 word de verfilming op het publiek losgelaten, met o.a. Henry Fonda en Jane Darwell die met vier oscars wordt bekroond.  Hoe groter de verspreiding van het verhaal hoe meer John Steinbeck persoonlijk geviseerd wordt als een gevaarlijk communist of het verhaal wordt afgedaan als Joods-zionistische propaganda.  Belangenorganisatie maken het hem zo moeilijk dat hij zich verplicht ziet informatie te deponeren bij de F.B.I. die zou worden openbaar gemaakt mocht hem iets overkomen.  Het verhaal wordt zo fel bediscussieerd dat zelfs de ‘first lady’ Mrs. Roosevelt om haar mening wordt gevraagd na een bezoek aan een opvangkamp in Californië, waarop ze antwoordt:
“I have never believed that The Grapes of Wrath was exaggerated
,” hetgeen heel effectief was om de geloofwaardigheid van het boek in hoofde van de publieke opinie te herstellen.  John Steinbeck’s analyse werd nochtans ondersteund en bevestigd door andere werken zoals Carey McWilliam’s Factories in the Field (1939) en Ill Fares the Land: Migrants and Migratory Labor in the United States’ (1942).  Ook de hoorzittingen van ‘The Senate Committee Education and Labor’ of kortweg ‘The La Follette Committee’ die reeds in 1936 was opgericht om te waken over het recht van arbeiders en hun vakbonden, bevestigen zijn analyse.  Maar het rapport van die commissie werd maar ingediend in 1942 en bleef zonder veel gevolg omdat de overtollige arbeiders al waren opgeslokt door de steeds maar groeiende oorlogsindustrie en men zich in Washington begon zorgen te maken of er in Californië wel genoeg landarbeiders overbleven om in de groeiende consumptie en uitvoer te voorzien.
[115]  Er werd vanaf dan maar geopteerd voor de invoer van buitenlandse arbeidskrachten die men in grote groepen liet halen en vervolgens ook terugzond, met de dezelfde problemen als gevolg.

5.3.5. Samenvatting

Eerst vatten we onze bevindingen kort samen en daarna formuleren we een algemenere conclusie.

Terug zien we dat de landbouw als grootste reden voor migratie wordt aangeduid.
We merken dat binnen de categorie van de landbouw de natuurfenomenen gekoppeld aan de term Dust Bowl en de ongepaste manier van aan landbouw doen sterk naar voor komen. 
Nieuw hierbij is de intrede van het domino-effect wat verbonden is met de migratie te wijten aan de defensie-industrie.  Het is ook die defensie-industrie die een groot deel vertegenwoordigd in de tweede grootst groep, nl. varia.  De categorie van de arbeidsmarkt komt, in tegenstelling tot bij de voorgaande bronnen, voor als laatste en kleinste groep na deze van de levensomstandigheden. 

De daling van de levensstandaard blijkt een van de meest aangegeven gevolgen van migratie. Als we deze gevolgen van naderbij bekijken zien we dat de getuigen bij de daling van de levensstandaard vooral doelen op de slechte hygiënische omstandigheden, slechte behuizing, karig onderwijs en de slechte voeding die het lot blijkt te zijn van vele interne migranten.  Nieuw is dat het ontstaan van een negatieve connotatie de tweede grootste groep is.  Juist zoals in de vorige bronnen is de ‘move on policy’ opvallend expliciet aanwezig.  In dezelfde lijn ligt ook het percentage m.b.t. de aanslag van geldelijke middelen van de gemeenschap vrij hoog, en komt daardoor voor de groep m.b.t. de arbeidsmarkt.

Over de maatregelen die dienen genomen te worden wordt veel in algemene termen gepraat.  Die algemene termen behandelen vragen om actie van het ‘Congress’ m.b.t. de coördinatie, onderzoek en het afschaffen van wetten van afzonderlijke staten.  Maatregelen in de landbouwsector en sociale ondersteuning hebben vooral betrekking op het verder zetten of lichtjes corrigeren van de reeds bestaande overheidsprogramma’s. 

We kunnen besluiten dat de gedeelten van het ‘Congressional Record’ dat wij geselecteerd hebben toch flink van toon verschilt t.o.v. de andere bronnen wat in de eerste plaats heeft te maken met het doel en de bestaansredenen van de bron. (zie 4.2)  Het is vanuit dat oogpunt dan ook niet verwonderlijk dat we in deze bron verwijzingen aantreffen naar een ‘populair’ boek dat de nodige commotie teweeg brengt.  Veel interessanter is dat de inhoud van het boek niet zo ver verwijderd ligt van de verhalen die we in de andere bronnen weervinden, alsook in de teneur van deze bron.

We merken ook op dat de nadruk nogal komt te liggen op het federale niveau, hetgeen begrijpelijk is aangezien vele gedeelten waarschijnlijk tot doel hadden het federale niveau aan te sporen tot enige actie.  Opvallend is daarbij dat enkele items zoals bijvoorbeeld kinderarbeid niet aan bod komen, hoewel dit een thema is dat zeker de nodige publiciteitswaarde heeft en op de nodige aandacht kan rekenen.  Andere items daarentegen zijn dan weer opvallend goed vertegenwoordigd, zoals de groep met antwoorden betreffende de negatieve connotaties en nadruk op het enkel doorgeven van informatie m.b.t. arbeid.

Ook nadrukkelijk aanwezig is de tweedeling tussen enerzijds hetgeen wij zouden kunnen bestempelen als de agrarisch gebonden migratie en de defensie gebonden migratie.

 

5.4. BESLUIT

Als we de antwoorden op de drie gestelde vragen samenvatten komt de nadruk sterk te liggen op landbouw als oorzaak van de interne migratie, daling van levensomstandigheden als belangrijkste gevolg van interne migratie en ingrijpen van de federale overheid als belangrijkste maatregelen om die interne migratie in goede banen te leiden.  Dit zijn de onderwerpen die in het debat het sterkst naar voor komen  Maar hoe kunnen we die belangstelling voor die onderwerpen nu eigenlijk begrijpen?

De nadruk op landbouw is te begrijpen doordat een groot deel van de oppervlakte van de Verenigde Staten als ook een groot deel van de bevolking nog steeds werkzaam is in de landbouwsector.  Ook zijn de problemen die zich stellen van grote omvang nl. het ontstaan van een ‘Dust Bowl’, faillissementen, dalende prijzen, mechanisatie e.d.m. en voor een groot deel van de bevolking concreet voelbaar.  Ook mag men de bezorgdheid voor de voedselvoorziening in periodes van crisis niet onderschatten evenals in een periode van een naderende oorlog.  Allemaal factoren die de aandacht die besteed wordt aan de problemen in de landbouw begrijpelijk maken alsook de aanwezigheid van vele getuigenissen i.v.m. de landbouw.

Dat bij de gevolgen van de interne migratie de daling van de levensomstandigheden sterk naar voor komt is weinig verwonderlijk op zich, omdat deze daling makkelijk zichtbaar wordt in armoedige kledij, slechte woningen, bedelen, … hetgeen al vlug storend werkt.  Factoren als kinderarbeid, lage lonen en andere vormen van misbruik zijn ook gevoelige onderwerpen en voor velen zeer herkenbaar.  De sociale last die deze problemen veroorzaken is dan ook aanzienlijk en is voor de rekening van de lokale en statelijke overheid.  Aangezien het oplossen van die problematiek en het verminderen van de sociale last een vrij lastige en vaak kostelijke operatie is, is het verstaanbaar dat vele lokale en statelijke overheden zich afzetten tegen de problematiek en ook proberen op minder aanvaarbare manieren de problemen onder controle te krijgen en te houden.  Vanuit dit standpunt wordt het ook begrijpelijk dat velen hun latente aversie voor veel overheid overstijgen en hulp vragen aan o.a. de federale overheid.  Dat de vraag om coördinatie en planning luid weerklinkt mag dan ook de getuige zijn dat de aversie niet totaal is verdwenen en dat het geloof  in het verspillende imago van de overheid aanwezig blijft.  Toch blijft de steun van de lopende overheidsprogramma’s vrij algemeen aanwezig wat niet belet dat er veel kritiek gespuid wordt op die programma’s en dat velen wijzigingen voorstellen.

Als we terugkoppelen naar de probleemstelling; vinden we bevestiging in ons bronnenonderzoek voor de benadering van J.F. Turner en de migrant als held? 

Er zijn duidelijke sporen van die benadering aanwezig; o.a. in de houding van de voorzitter van de commissie en ook in de rubriek houdingen kwam een dergelijke benadering wel naar voor.  De benadering is dus zeker nog niet dood, alleen komt ze hier minder uit de verf.  Toch zijn er duidelijk wel initiatieven aanwezig om minstens het negatieve aspect binnen te perken te houden en de positieve benadering te stimuleren, wat we vooral merkten in de vraagstelling van de voorzitter van de commissie.  In het licht van de koppeling tussen de fysieke en sociale mobiliteit is het verrassend te constateren dat de men bij de gevolgen van migratie sterk denkt aan daling van de levensomstandigheden.  De koppeling is echter wel nog in embrio aanwezig in de zgn. pull-factoren zoals ‘the search for beter opportunities’, maar het beeld dat we krijgen is het tegenoverstelde van de koppeling van fysieke en sociale mobiliteit vanwaar we zijn uitgegaan.  We mogen natuurlijk ook niet vergeten dat de commissie onderzoek doet naar interne migratie van ‘destitute citizens’ of behoeftige, noodlijdende burgers en dat dus per definitie het negatieve aan bod dient te komen. 

Deze negatieve benadering van interne migratie treffen we ook aan bij John Steinbeck , waarbij hij vooral de nadruk legt op de interne migratie in relatie tot de landbouw en de problemen die er rond hangen.  Maar zijn verhaal is natuurlijk veel beperkter dan wat in de getuigenissen als geheel naar voor komt en getuigt van de specifieke invalshoek van één migratiestroom nl van Oklahoma naar Californië.  Toch vinden we in de getuigenissen de tegenstellingen die in het boek zitten terug.  Vooral als vertegenwoordigers van bepaalde organisaties verschillende getuigenissen afleggen die in confrontatie bij elkaar de doelstellingen van de verschillende belangengroepen naar voor brengen.  De negatieve benadering die in ons bronnenonderzoek naar voor komt is niet zo vergaand als deze van J. Steinbeck.  Waar hij vooral de waardigheid die de migrant verdient omdat hij niet bij de pakken blijft neerzitten ontneemt, gaat het merendeel van de negatieve opmerkingen niet zo ver.  Men houdt het meer algemener op sociale last, financiële perikelen of slechte organisatie.  We kunnen ons natuurlijk de vraag stellen of het hier de romancier is die overdrijft of de getuige die zijn boute stellingen inslikt tengevolge van sociale druk.

Wat gebeurt er  als we de tegenstelling tussen positieve en negatieve waardering van migratie betrekken bij ons debat rond het verschil tussen interne en externe migratie? 

Ik denk dat we kunnen stellen dat het negatieve en het positieve element in beide benaderingen vervat zitten.  Het debat dat in onze bronnen dient gevoerd te worden rond onderwerpen als opvang, uitwijzingen, sociale uitkeringen, … is zeker ook niet vreemd aan een context van internationale migratie.  Alleen zal men bij internationale migratie deze negatieve elementen eerder verbinden met termen zoals nationaliteit, cultuur en etnie, terwijl dit bij interne migratie niet mogelijk is en men andere redenen gaat zoeken om de aversie te verklaren.  Niettemin merken we dat ook in deze casus van interne migratie argumenten van nationalistische oorsprong gebruikt, maar wel om migratie te verdedigen en in een positief daglicht te stellen wat men in bij internationale migratie waarschijnlijk niet zo vlug zal aantreffen.

Ook merken we een evolutie waarbij de aandacht van de migratie op het platteland verschoven wordt naar de migratie in verband met de defensie industrie.  Maar dit zal in het volgende hoofdstuk duidelijker worden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

[99]RSC, Hearings before the select committee to investigate the interstate migration of destitute citizens .  House of Representatives 76th congress, 3th session pursuant to H. Res 63 and H Res 491.  Resolutions to inquire into the interstate migration of destitute citizens, to study, survey and investigate the social and economic needs and the movement of indigent persons across state lines  part 1-10, Government printing office,Washington 1940-1941, 4245p. 

[100] J.D. BARNHART, Rainfall and the populist party in Nebraska, American political science review, XIX, 1925, Aug No 3, pp. 527-540.

[101] D. WORSTER, Dust bowl, the southern plains in the 1930’s, Oxford, Oxford Univ. Press, 1979, 277 p.

[102] Suitcase-farming houdt in dat geïnvesteerd wordt in grond door een belegger die een firma de opdracht geeft zijn land te bezaaien en te oogsten.  Er is geen landbouwer meer op het land aanwezig, de eigenaar is meestal een stedeling, landbouw is geen hoofdbezigheid noch hoofdinkomen en investeringen in de grond blijven uit.

[103] M.J. CROUSE, The homeless transient in the great depression , New York State 1929-1941, Albany, State Univ. Of New Yrok, 1986, pp. 2-6.

[104] RSC, Hearings before the select committee to investigate the interstate migration of destitute citizens .  [..], Government printing office ,III, Washington 1940-1941, pp 949-956.

[105] A.M. BOYD, US government publications, New York, Wilson Company, 1949, pp. 314-315.

[106] R.B. MURRAY, Farmpolicies of the US 1790-1950.  A study of their origins and development, New York, twientieth century fund, 1953, pp. 363-364.

[107] Ibid., pp. 324-325.

[108] A.M. BOYD, US government publications, New York, Wilson Company, 1949, p. 296.

[109] R.B. MURRAY, Farmpolicies of the US 1790-1950.  A study of their origins and development, New York, twientieth century fund, 1953, pp. 364-365.

[110] S.M. LIPSET, American exceptionalism a double – edged sword, New York-London,
 W.W. Norton & company, 1996, 352 p.

[111] UFSIA, ‘The Report of the select committee to investigate the interstate migration of destitute citizens, House of Representatives pursuant to H.Res 63,491,629 (76th Congress) and H.Res 16 (77th Congress), resolutions to inquire into the interstate migration of destitute citizens, to study, survey, and investigate the social and economic needs and the movement of indigent persons across state lines, 77th Congress, 1st Session House Report No. 369., Washington, U.S. government printing office, 1941, 741 p.’

[112] RSC, De ‘Congressional record’, Washington D.C., Government printing office.

[113] J. DITSKY, Critical essays on Steinbeck’s The Graphes of Wrath [ J.J. Benson, The background to the composition of The Graphes of Wrath], Boston, G.K.Hall & Co., 1989, pp. 51-74.

[114] Later zal J. Steinbeck ook nog de Nobelprijs voor literatuur toegekend krijgen.

[115] J.J. BENSON, The true adventures of John Steinbeck, London, Heinemann, 1984, pp. 408/418423.