They won't sit down and wait for relief. Beeldvorming van interne migratie in de Verenigde Staten 1935-1941. (Sammy Claeys)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

3. THE SELECT COMMITTEE TO INVESTIGATE THE INTERSTATE MIGRATION OF DESTITUTE CITIZENS

3.1. THE GREAT DEPRESSION

Het Amerika van de jaren dertig kenmerkt zich door de economische crisis waarin het zichzelf heeft gestort.  In de Verenigde Staten stijgt de geschatte werkloosheid van 1929 tot 1933 ongeveer met vier miljoen werklozen per jaar en bereikt zijn hoogste pieken als het aantal werklozen 30% bedraagt t.o.v. actieve bevolking.  Dat geschatte leger werklozen telt maximaal 15 miljoen koppen en neemt sprongsgewijs af naar 1939 toe wanneer de depressie lijkt overwonnen tengevolge van de opgang van een oorlogseconomie. 
Toch blijven er dan nog 10 miljoen werklozen over, omdat door voortdurende mechanisatie voor éénzelfde productie 20% minder arbeidsuren nodig zijn.  De depressie maakt dat ongeveer 11.000 banken de boeken moeten sluiten en veel financiële instellingen in moeilijkheden verkeren door het verkeerde monetaire beleid.  De industriële productie op het hoogtepunt van de crisis valt terug met een derde; waardoor het B.N.P., dat de vorige decennia steeg met ongeveer 3.5% per jaar, in de periode 1929 tot 1932 jaarlijks met 10% afneemt.  De koopkracht van het modale gezin verschrompelt onder het geweld van de economische ontwrichting op nationaal en internationaal vlak
[53]

De beurscrash op Wallstreet van 29 oktober 1929 en de rijen werklozen wachtend op een gratis maaltijd zijn intussen dan ook symbolen geworden en we grijpen ze aan om het failliet van een tijdperk te illustreren.  Het tijdperk van vóór de beurscrash waarin vooral in Amerika het ‘laissez-faire’ en het geloof in het individu als meester van zichzelf centraal staan.  Een tijdperk waar ‘businessmen’ de touwtjes stevig in handen houden, isolationisme het nationale credo is en het geloof dat de deelname van Amerika in de Eerste Wereldoorlog een kolossale blunder is geweest alom tegenwoordig is.  De tijdsgeest laat toe dat er een zeer ongelijke verdeling van de welvaart plaatsvindt waardoor een neerwaartse spiraal van werkloosheid, armoede en instabiliteit mogelijk wordt en de kloof in comfort tussen platteland en stad verder wordt uitgediept.  Ook de naam van de republikeinse president H. Hoover is met het failliet van dit tijdperk verbonden omdat hij geen afdoend antwoord wist te formuleren bij de confrontatie met de eerste tekenen van tanende voorspoed.  Vastgeroest in traditionele methodieken en denkwijzen miste hij zijn kans om een ontluikende crisis in de kiem te smoren en het volk op zijn hand te krijgen.  Hoewel in zijn beleid belangrijke elementen van een goed herstelprogramma aanwezig zijn, wordt hij genadeloos afgestraft bij de volgende presidentsverkiezingen. 
Zijn tegenstander, de democraat Franklin D. Roosevelt laat zich met overwicht verkiezen op basis van een vaag verkiezingsprogramma en een bijzonder hoopgevende uitstraling.  Deze innemende persoonlijkheid slaagt er gaandeweg in de geplogenheden van zijn tijd te overstijgen en nieuwe wegen te kiezen onder het mom van een New Deal voor het Amerikaanse volk. Met deze woorden luidt hij een nieuw tijdperk in voor de inwoners van de Verenigde Staten.

De eerste fase van zijn ‘war on depression’ (1933-1935) bestaat vooral uit het doordrukken van een heleboel maatregelen (National Industrial Recovery Act, Agricultural Adjustment Act, Federal Emergency Relief Act) die men zo vlug mogelijk uitvoert onder de vorm van crisismanagement.  Het beleid is een verzameling van afzonderlijke antwoorden op specifieke problemen, waarvan de oplossingen zich materialiseren in inderhaast opgerichte instellingen zoals de National Recovery Administration, Civil Work Administration, Agricultural Adjustmant Administration e.d.m.  Sommige antwoorden op de gestelde problemen zijn wel met elkaar in tegenspraak, maar worden overkoepeld door de wil de depressie klein te krijgen en zo vlug mogelijk concreet voelbare hulp te bieden aan iedereen, maar vooral aan de ‘forgotten men’.  Het is vooral door de intentie iedereen hulp te bieden en de economie te hervormen dat het beleid van Franklin D. Roosevelt een overweldigende steun geniet.  De samenwerking tussen kapitaal en arbeid verloopt voorbeeldig, maar dat blijft niet zo want met succes komt ook afgunst en weerwerk en dit vooral wanneer de verwachte resultaten uitblijven.

In de tweede fase van de New Deal (1935-1936) komt de groeiende tegenstand aan het licht o.a. onder de vorm van politieke tegenstanders die vinden dat de hervormingen te ver gaan, maar evenzeer door politieke medestanders die vinden dat het beleid niet radicaal genoeg hervormt (H. Long, C.E. Coughlin, P. La Follette, Dr. Townsend). 
Een belangrijke tegenslag is ook het ongrondwettelijk verklaren van een groep van programma’s afkomstig uit het crisismanagement van de beginperiode.  Overheidsprogramma’s die al volop hun rol vervullen worden daardoor stopgezet.  Deze tegenslag is maar tijdelijk omdat nieuwe instellingen de stopgezette programma’s vervangen, wat de aanleiding is tot de uitbouw van instellingen op een juridisch gezonde basis.  Nieuwe instellingen met vertakkingen naar alle niveaus van de overheidsadministratie die de macht van de federale overheid, verworven in het crisismanagement, bevestigen.  Het zijn die instellingen die de basis vormen voor het behoud van de nieuw verworven rechten van de burger op een economische en sociale minimumbescherming door de overheid en die de grondslagen van het beleid van Franklin D. Roosevelt op lange termijn en zelfs tot op de dag van vandaag in stand houden.  Sommige instellingen blijven echter de stempel van het nog steeds noodzakelijke crisismanagement dragen.  Ze worden niet direct afgeschaft omdat ze nog tijdelijk hun noodzakelijkheid kunnen  bewijzen, zolang de crisis aanhoudt.  Eenmaal hun noodzakelijkheid voldoende in twijfel is getrokken worden ze stopgezet.

De derde fase van de New Deal (1937-1939) kenmerkt zich vooral door het verder zetten van de in de vorige fasen uitgestippelde krijtlijnen en het pogen om de bestaande instellingen te stroomlijnen.  Men probeert de politieke tegenstand zo efficiënt mogelijk te bestrijden en de eigen aanhangers front te laten vormen in de niet aflatende strijd tegen de depressie.  Naarmate de situatie in Europa dreigt te escaleren wordt de aandacht meer en meer weggetrokken van de depressiepolitiek en gaat men zich inspannen om het debat dat zich ontwikkelt rond de nakende oorlog te beslechten.  Want een groot deel van de bevolking en van de politieke klasse is met de Eerste Wereldoorlog in het achterhoofd helemaal niet gewonnen voor een actieve rol in een nieuw ‘Europees’ conflict.  Toch wordt Amerika vanaf 1939 voorbereid op de dreigende oorlog waardoor de oorlogsindustrie langzaam op snelheid komt en zo de economische depressie tot het verleden laat behoren. 
 

Op het hoogtepunt van de oorlogsinspanning zullen ongeveer 11 miljoen soldaten actief zijn en 20 miljoen mensen betrokken zijn bij de oorlogsindustrie. 
Officieel is de Verenigde Staten dan nog niet in het conflict betrokken, het is echter pas met de aanval van Japan op Pearl Harbour dat de Verenigde Staten op 8 december 1941 met open vizier in de oorlog stapt.
[54]

 

3.2. DE AMERIKAANSE OVERHEID EN DE INTERNE MIGRATIE IN DE JAREN DERTIG

3.2.1. De eerste fase van de New Deal (1933-1935)

Een belangrijke pijler in de eerste fase van het beleid van Franklin D. Roosevelt is de ‘Federal Emergency Relief Act’ (F.E.R.A.) die tot doel heeft de ergste sociale nood te lenigen samen met o.a. ‘The Civilian Conservation Corps’ (C.C.C.), ‘The Civil Works Administration (C.W.A.)’ en ‘The Farm Credit Act’.  Deze pijler van het beleid heeft de speciale opdracht om de lokale en (deel)staat overheid bij te springen in het opvangen en lenigen van de noden van de honderden gezinnen met werkloze kostwinners die reeds elk middel van bestaan hebben verloren.  Want de private hulporganisaties die normaal die taak op zich nemen kunnen de toevloed aan behoeftigen niet aan.  De C.C.C. en de C.W.A. bieden daarom werklozen een job aan in een overheidsproject, terwijl andere programma’s directe of indirecte steun geven aan bijvoorbeeld landbouwers of werklozen. 
 

Eén van die programma’s onder het crisismanagement van de F.E.R.A. is het ‘Federal Transient[55] Programm’.  Opgestart in 1933 na grondig onderzoek heeft het tot doel die personen te helpen die door de mazen van het gewone opvangnet glippen, voornamelijk diegenen die niet kunnen rekenen op steun van de gemeenschap (gemeente, staat) waarin ze verblijven.  De reden daarvoor is meestal dat ze administratief gezien niet tot die gemeenschap behoren, wat meestal het gevolg is van migratie.  Via dit programma probeert de Federale overheid in een record tempo de nodige kampen uit de grond te stampen waar de behoeftige migranten of ‘transients’ van voedsel, onderdak en de nodige sanitaire faciliteiten kunnen genieten.  In die verblijfplaatsen kunnen de behoeftige migranten zich tijdelijk vestigen om te bekomen van de doorstane ontberingen, liefst buiten het directe bereik van de lokale inwoners en overheden.  De behoeftige migrant of transient wordt er geholpen naargelang zijn specifieke noden en problemen.  Sommige krijgen opleidingen aangeboden terwijl men anderen helpt bij de zoektocht naar werk.  Zo vlug als mogelijk poogt men de behoeftige de kans te geven zich terug permanent te vestigen buiten het kamp, onafhankelijk van hulp van overheid of hulporganisaties.

 

3.2.2. De tweede fase van de New Deal (1935-1936)

Want hoewel de democraten een meerderheid hebben in het ‘Congress’ wil dit niet zeggen dat het beleid uitgestippeld door de uitvoerende macht blijvend onverkort kan worden uitgevoerd.  Vanaf 1935 komt er protest aan de oppervlakte wat in 1937, een nieuw depressiejaar, resulteert in een coalitie van conservatieve democraten en republikeinen tegen de ‘New Deal’.[56]  Om zich te wapenen tegen het opkomende protest wordt het ‘Federal Transient Programm’ op 1 november 1935 stopgezet.  Hoewel er op dat moment in de kampen 142.107 hulpbehoevenden aanwezig zijn beslist het beleid dat het project moet verdwijnen omdat er protest komt tegen het beheer van het crisismanagement.  Het overheidsbeleid schakelt over van het verschaffen van directe steun naar steun door het verschaffen van werk.  “We must quit this business of relief” klinkt het uit de mond van president Roosevelt. 

De argumentatie achter deze beleidswijziging is dat de federale overheid beter geen directe steun aan behoeftigen kan geven.  Het is de bedoeling dat de federale overheid (tijdelijk) werk verschaft aan die behoeftige, zodat die terug voor zichzelf kan zorgen en de overheid iets terug krijgt voor het uitgegeven geld.  Want men gaat er van uit dat het continue verschaffen van directe steun zou leiden tot demoralisatie van de bevolking en dat dit afbreuk zou doen aan het waardepatroon waarin werken voor het inkomen centraal staan.  Men krijgt tenslotte zomaar geld, zonder er iets voor te moeten doen. 

Om die overheid in staat te stellen de nodige werkgelegenheid te creëren richt men de W.P.A. (Works Progress Administration) op.  Deze spitst zich o.a. toe op het aanleggen van parken en autowegen, het optrekken van openbare gebouwen om werk te verschaffen aan gewone arbeiders.  Maar ook start men projecten op waarmee schrijvers, muzikanten en acteurs hun brood verdienen en het New Deal - credo efficiënt kunnen uitdragen.[57] 

De nieuwe federale aanpak heeft echter twee grote nadelen; ten eerste bezit het programma geen evenredig absorptievermogen en hoewel het voorzieningen bevat voor personen die zich niet in de gemeenschap bevinden waarvan ze ingezetene zijn, worden deze doorgeschoven naar het lokaal en statelijk niveau.  Kwatongen beweren dat het doorschuiven van die verantwoordelijkheden een strategische zet is van president Roosevelt om het lokale en statelijke niveau nog meer aan zijn beleid te binden  Het gevolg van deze verschuiving van bevoegdheden is dat een deel van die hulpbehoevenden, die wel nog op federale steun kunnen rekenen, zich daarvoor tot de statelijke- en lokale overheid moeten wenden.  Maar die gebruikten de maatregelen naar eigen believen voor hun eigen kiezers en belangengroepen.  Het tweede nadeel van deze nieuwe aanpak is dan ook dat de federaal opgelegde regelgeving ten voordele van de personen die van buiten een gemeenschap komen nauwelijks wordt uitgevoerd.[58]  Die reactie van de lokale en statelijke overheden is vrij logisch als men bedenkt dat deze instroom van hulpbehoevenden per definitie niet tot de gemeenschap behoort en dus ook niet bijdraagt tot de fondsen waarvan ze geld dienen te krijgen.  Terwijl diegene die wel bijdragen tot de opbouw van die fondsen zich ‘terecht’ afvragen of die fondsen nog zouden bestaan als zijzelf noodlijdend zouden worden.  Op plaatsen waar de instroom van hulpbehoevende migranten bijzonder groot is (Californië, New York, …) creëert dit de nodige spanningen en wordt koortsachtig gezocht naar oplossingen.  Dit geeft aanleiding tot het terugsturen van emigranten, opsluiten van ‘landlopers’, filterblokkades van autowegen, het stemmen van strengere wetgeving, …

 

3.2.3. De derde fase van de New Deal (1936-1939)

Natuurlijk blijft men niet blind voor de problemen van die hulpbehoevende migranten.  Een overheidsorganisatie zoals de ‘Farm Security Organisation’ (F.S.A.) probeert vooral migranten die iets te maken hebben met de landbouwsector van onderdak te voorzien, te hervestigen of te voorkomen dat potentiële migranten nog de baan op moeten.  Vooral als tengevolge van droogte en winderosie (Dust Bowl) honderden landbouwers hun landerijen dienen te verlaten en langs de wegen gaan rondzwermen worden er extra inspanningen gedaan.  Maar de hulpbehoevende migranten lopen verloren tussen de andere hulpprogramma’s zoals het W.P.A. of de C.C.C. omdat ze maar half of zelfs niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen.  De hulpbehoevende migrant schuift men het liefst door naar een ‘andere’ overheid, een ‘ander’ hulpprogramma dat ‘wel’ is aangepast.  Een nieuw programma zoals het ‘Federal Transient programma’ dat voor alle hulpbehoevende migranten een oplossing biedt komt niet meer van de grond.  De onderhuidse spanningen blijven aanwezig en de problemen blijven zich opstapelen.

Op federaal vlak proberen de volksvertegenwoordigers en senatoren van de meest getroffen gebieden anderen warm te maken voor initiatieven om de problemen van de interne migratie op te lossen.  Op 19 januari 1939 dient J.H. Tolan, lid van de kamer van volksvertegenwoordigers voor Californië, een ‘simple resolution’ in nl. H.Res 63 om een onderzoekscommissie op te richten die de problemen m.b.t. de interne migratie moet onderzoeken.  Het voorstel wordt zonder probleem doorverwezen naar ‘the committee on rules’, die de gang van zaken binnen de kamer van volksvertegenwoordigers regelt. 

In een uiteenzetting die J.H. Tolan geeft bij het indienen van zijn voorstel haalt hij drie grote algemene redenen aan voor zijn initiatief.  In de eerste plaats klaagt hij aan dat een onderzoek rond dezelfde materie al twee jaar lang aansleept in de Senaat.  Dit onderzoek raakt niet rond omdat men geen meerderheid samen krijgt die de financiering van het verdere verloop van het onderzoek door ‘The Labor Department’ wil goedkeuren evenals de publicatie van de huidige conclusies.  Op de tweede plaats vindt hij dat het tijd wordt dat niet enkel de overheid maar al diegenen die met de problematiek van interne migratie te maken hebben hun grieven en voorstellen moeten kunnen uiten.  En op de derde plaats moet er eindelijk eens duidelijkheid komen rond de impact en sociale gevolgen van die interne migratie, men moet maar eens stoppen met het doorverwijzen van de hete brok van de ene naar de andere commissie binnen het ’Congress’.  Naast de drie algemene redenen gaat hij ook in op de specifieke problemen met interne migranten in zijn staat Californië, waar zich vooral op vlak van gezondheid, werk, onderwijs en wetgeving grote moeilijkheden voordoen.  Hij benadrukt  dat zijn staat sterk getroffen wordt, maar ook andere staten grote problemen hebben.  Hij rekent dan ook op een vlug akkoord in ‘The Committee on Rules’ en roept op om zijn voorstel met een zo ruim mogelijke meerderheid goed te keuren wanneer het terug op ‘the floor’ komt in het Huis van Afgevaardigden.[59]

J.H. Tolan vecht zijn strijd voor een onderzoekscommissie niet alleen en wordt duidelijk geholpen door zijn collega’s uit Californië.  Maar er komt ook steun van hogerhand.  Op vraag van A.J. Elliott, gekozene uit Californië komt er bericht dat de president en zijn administratie voorstander zijn van bijkomende reglementering m.b.t. de problemen die samengaan met de interne migratie.  Er wordt ook nadruk gelegd op de druk die het ‘Congress’ kan uitoefenen op de bevoegde instanties om de nodige maatregelen te nemen en de mogelijkheid van om vanuit het ‘Congress’ alle inspanningen beter te coördineren.[60]

 

3.2.4. Op naar de oorlog (1939-1941)

Of de tussenkomst van hogerhand veel geholpen heeft is niet uit te maken want ‘The Committee on Rules’ rapporteert maar ten gunste van het initiatief (H.Rept 1998) op 22 april 1940, zij het wel unaniem.

In de uiteenzetting en het debat voorafgaand aan de stemming slaat J.H. Tolan een enigszins andere toon aan dan meer dan een jaar geleden.  Elke verwijzing naar de perikelen in de Senaat is verdwenen evenals de klemtoon op de staat Californië.  Nieuw is de stelling dat het ‘Congress’ moet ingrijpen omdat volgens de grondwet staten geen onderlinge akkoorden mogen afsluiten of afspraken maken zonder medeweten van het ‘Congress’.  Want dat heeft de bevoegdheid over alles wat de ‘interstate commerce’ aangaat.  M.a.w als het ‘Congress’ de bevoegdheid heeft over alle goederen die tussen de deelstaten verhandeld worden dan heeft het toch zeker ook de bevoegdheid over alle personen die de deelstaatsgrenzen overschrijden.  Als het ‘Congress’ de taak heeft om te waken over het vrije verkeer van goederen binnen de unie, dan moet het ook waken over het recht van elke persoon om zich vrij te bewegen omdat elke individu een economische agent is. 
J.H. Tolan voert ook aan dat bepaalde staten al akkoorden hebben gesloten over de uitwijzing van bepaalde personen zonder medeweten van het ‘Congress’ en dat dit evenals het uitwijzen van personen uit een staat ongrondwettelijk is.  Het ‘Congress’ is dan ook verplicht zich te informeren over wat er eigenlijk aan de hand is om te kunnen tussenkomen en een einde te maken aan deze toestanden.
[61]

Na de uiteenzetting wordt de ‘simple resolution’ (H.Res 63) aangenomen door het Huis van Afgevaardigden. De inhoud van deze resolutie maakt duidelijk dat de onderzoekscommissie een grote vrijheid krijgt die niet uitzonderlijk is voor onderzoekscommissies.  Wel enigszins eigenaardig is dat de commissie niet direct wetgeving mag indienen, m.a.w. als de commissie vindt dat er speciale maatregelen moeten getroffen worden dan moeten de voorstellen die de commissie presenteert nogmaals apart worden ingediend en doorverwezen naar een andere ‘standing committee’.  In praktijk betekent dit dat eventuele voorstellen van de commissie minder makkelijk in de praktijk kunnen worden gebracht en dat de tegenstanders van de commissie nog een slag om de arm houden.

H.Res. 63 :

That the speaker appoint a select committee of five members of the House, and that such committee be instructed to inquire, into the interstate migration of destitute citizens to study and investigate the social and economic needs and the movement of indigent persons across state lines, obtaining al facts possible in relation thereto which would only be of public interest but which would aid the House with recommendations for legislation and shall have the right to report at any time.  That said select committee, or any subcommittee thereof is hereby authorized to sit and act during the present Congress at such times and places wihtin the US, whether or not the house is sitting, has recessed or has adjourned, to hold such hearings to require the attendance of such witnessen and the production of such books, papers and documents by subpena[62] or otherwise, and to take such many as it deems necessary.  Subpenas shall be issued under the signature of the chairman and shall be served by any person designed by him.  The chairman of the committee or any member of the committee may administer oaths to witnesses.  Every person, who having been summoned as a witness by authority of said committee or any subcommittee thereof, will fully makes default, or who having appeared refuses to answer any question partinent to the investigation here tofore authorized shall be held for the penalties provided bij section 102 of the revised statutes of the US.   (U.S.C., title 2, sec. 192)[63]  [ beklemtoning in vet is aangebracht door s.c.]

De nieuwe onderzoekscommissie krijgt vijf leden toegewezen; de democraten John Harvey Tolan (°1877), Claude Vancleve Parsons (°1895), John Jackson Sparkman (°1899) en ook de republikeinen Carl Thomas Curtis (°1905) en Frank Charles Osmers Jr. (°1907).
J.H. Tolan wordt voorzitter van de commissie doordat hij sedert 1935 reeds doorlopend in de kamer van volksvertegenwoordigers zetelt voor de staat Californië , ook C.V. Parsons van Illinois en J.J. Sparkman van Alabama zetelen al een tijdje, respectievelijk van
1929 – 1933 / 1939 en vanaf 1937.  De republikeinen zenden twee pas verkozen ‘groentjes’ uit Nebraska en New Jersey wat aanduidt dat hun interesse in deze onderzoekscommissie vrij gering is.

De eerste hoorzitting van de commissie vindt plaats op 29, 30, 31 juli 1940 in New York en de laatste op 24,25 en 26 maart 1941 in Washington D.C.  De commissie doet in totaal 8 verschillende plaatsen aan nl. New York (NY), Montgomery (AL), Chicago (IL), Lincoln (NB), Oklahoma City (OK), San Fransisco en Los Angeles (CA).  De commissieleden houden er uitgebreide hoorzittingen en gaan zich ook in het veld vergewissen van de situatie van de interne migranten door o.a. F.S.A.-kampen te bezoeken e.d.m.

Op 3 januari 1941 dient de commissie een voorlopig rapport dat vooral handelt over de aanpak van potentiële migranten.  Op basis van dat rapport krijgt de commissie verlenging van haar werkzaamheden tot 3 April 1941, wanneer ze haar definitief rapport en aanbevelingen overmaakt  Dit belet de leden van de commissie echter niet om al eerder wetgevende initiatieven te nemen, zo dient J.H. Tolan al op 17 februari een voorstel in om het ronselen van arbeiders strenger te reglementeren.[64]

Deze maatregel komt ook nog terug in de aanbevelingen van de commissie die ten eerste adviseert om elke onnodige migratie uit te schakelen door de wetgeving m.b.t. het ronselen van arbeid te verstrengen en het toekennen van financiële hulp aan ieder die dreigt te moeten migreren omwille van zijn slechte levensomstandigheden.  Ten tweede wil de onderzoekscommissie de omstandigheden waarin bepaalde interne migranten vastzitten verbeteren door de werking van de overheidsinstanties, die zich nu al inspannen, te steunen en een sociale zekerheidssysteem uit te bouwen voor personen die migreren.  Ten derde moeten er maatregelen komen om de interne migranten te helpen een nieuwe start te nemen en bepaalde gebieden weer bewoonbaar te maken. [65]  Naast de aanbevelingen wordt er in het rapport ook met aandrang gewezen op nieuwe problemen die zich aandienen,
nl. die van de migratie naar centra waar de defensie-industrie op gang komt.  Gebruikmakend van de gelegenheid en het enthousiasme voor het reeds gedane werkt dient de commissie een voorstel in om haar werkzaamheden verder te zetten maar met de defensiemigratie als onderzoeksvoorwerp.

De commissie slaagt in haar opzet want op 3 april als de commissie moet ontbinden, keurt men een nieuwe resolutie goed nl. H. Res 113, deze geeft de commissie, met dezelfde samenstelling, een nieuwe opdracht en een nieuwe naam. Tussentijds vervangt Laurence F. Arnold (1896-1961) uit Illinois de overleden Claude V. Parsons en George H. Bender (1891) uit Ohio Frank C. Osmers die  opgeroepen wordt als reserve officier.

H.Res 113

That the select committee conducting the investigation and study of the interstate migration of destitute citizens, authorized by House Resolution 63 of the 76th Congress and continues by House Resolution 16 of the 77th Congress, be continued for the duration of the 77th Congress, with all powers granted to it under House Resolution 63, 491 and 629 of the 76th Congress and House Resolution 16 of the 77th Congress, and that the said committee be known as the Select Committee Investigating National Defense Migration.  That the said committee be authorized to further inquire into the interstate migration of citizens, emphasing the present and potential consequences of the migration caused by the national-defense program, the effects of this migration on the various agricultural programs, and the development of economic conditions creating stranded communities and areas of potential migration.  That said select committee may report to the House with recommendations for legislation at any time, but in no event later than January 3, 1943.  That the heads of the executive departments and other executive agencies detail and/or engage personnel temporarily to assist the select committee upon the request of the chairman.  The committee may utilize such voluntary and uncompensated services as it may deem necessary.  The committee may utilize the services of facilities of the various departments and agencies of the Government.[66]

Het is duidelijk dat de bevoegdheden van deze nieuwe commissie veel verder gaan dan de vorige.  Dit is waarschijnlijk grotendeels te verklaren door het enthousiasme dat er gekomen is voor de werkzaamheden van de commissie en de groeiende bezorgdheid over een naderende oorlog.

 

3.2.5. De oorlog (1941-1945)

Tijdens de oorlog verricht de nieuwe commissie vooral een onderzoek naar de problemen tengevolge van de migratie m.b.t. de oorlog, zijnde enerzijds de verplaatsing van de nodige arbeidskrachten naar de industriecentra[67] en anderzijds het verwijderen van personen van Duitse, Italiaanse en Japanse origine uit militaire zones.[68]  Vooral de evacuatie of de deportatie van de personen van Japanse origine aan de oostkust naar de racebaan van Santa Anita en later naar een kamp bij Mazanar lijkt nogal wat voeten in de aarde te hebben gehad.  De beschrijvingen van wachttorens, prikkeldraad en zoeklichten doet onbewust denken aan wat er later in Duitsland zal gebeuren[69].  De commissie adviseerde voor een evacuatie, maar zal zich in haar laatste rapport van het eigenlijke verloop van de evacuatie distantiëren.

Wat de mobilisatie van de nodige arbeidskrachten voor de oorlogsindustrie betreft is onder de impuls van de onderzoeksresultaten van de commissie wetgeving voortgekomen die neergeschreven zijn in verschillende rapporten zoals o.a. H.R. 7742 en S. 2871.  Daarin pleit de commissie vooral voor de oprichting van één enkele federaal bureau om de mobilisatie van arbeidskrachten te bewerkstelligen en zo de oorlogsproductie op te voeren.  De commissie heeft ook de hand in het rekruteren en overbrengen van inwoners van Mexico om het tekort aan arbeidskrachten op te vangen.[70] 

 

3.3 DE PROBLEEMSTELLING

We merken duidelijk dat de problematiek van de behoeftige migrant in het New Deal programma niet echt tot een oplossing komt niettegenstaande een vergaande traditie met betrekking tot opvang van migranten.  Hoewel men met het ‘Federal Transient Programm’ duidelijk wist hoe men het migratieprobleem op een adequate manier kon aanpakken.  De spanning die de voortdurende problemen met de interne migratie meebrengt, maakt dat J.H. Tolan het initiatief neemt om een onderzoekscommissie te laten oprichten in het Huis van Afgevaardigden. 

Is dit geen contrast met datgene wat we van J.F. Turner mochten vernemen over interne migratie?  (inleiding) Of speelt zijn verhaal van de migrant in deze geen rol meer?  Zijn de idealen die aanbod komen in de ‘frontier-theorie’ enkel echo’s uit een verdwenen tijdperk of leven ze nog door tot in problematiek van interne migratie in de jaren dertig? 
Als die idealen nog doorleven, zullen we ze zeker terugvinden in het bronnenmateriaal van ‘The Committee to Investigate the Interstate Migration of Destitute Citizens’  Aan ons dus om op zoek te gaan en wel op de volgende manier.

Eerst zullen we in ons onderzoek via het bronnenmateriaal van deze commissie proberen de onderwerpen die met het debat rond de interne migratie te maken hebben op een rij te zetten.  Om dit te doen zullen we onze bronnen drie vragen voorleggen:

Welke zijn de redenen waarom deze interne migratie plaatsgrijpt?  Wat zijn de belangrijkste gevolgen van de interne migratie?  Wat voor maatregelen dienen er genomen om die interne migratie in goede banen te leiden?

De antwoorden op deze vragen zullen we opsporen en verwerken via de methode van inhoudsanalyse.

Ten tweede willen we een licht laten schijnen op het beeld van de migranten dat in de bronnen van de onderzoekscommissie vervat zit.  We zullen pogen in dit beeld een profiel van de verschillende soorten migranten uit te werken en hun lotgevallen te beschrijven.  Daarnaast zullen we trachten uit te zoeken op welke basis de beeldvorming rust en wanneer het beeld dominant was. 

Ten derde willen we ook iets dieper ingaan op de grote lijnen welke in het debat besloten liggen.  Deze grote lijnen zullen enerzijds typische zijn voor het tijdskader waarin het debat gevoerd wordt.  Anderzijds verwachten we ook grote lijnen die typisch zijn voor een debat over migratie.  We kijken met spanning uit of de grote lijnen van het debat rond interne migratie grondig verschillen van de grote lijnen die men zou kunnen verwachten bij een traditioneel debat over externe of internationale migratie. (zie 1.1.-1.2.)

Terwijl we op zoek gaan naar de verschillende onderwerpen die in het debat aan bod komen; terwijl we een licht proberen werpen op de beeldvorming van de migrant; terwijl we de grote lijnen van het debat proberen doorgronden, zullen we proberen uitmaken in hoeverre de idealen van F.J. Turner en zijn ‘frontier-theorie’ nog aanwezig zijn.

Bij het bronnenonderzoek en de gegevens die de commissie verzamelt moeten we ons natuurlijk heel wat vragen stellen.  Welke onderzoeksmethoden gebruikt de commissie?  Welke bronnen van de commissie gaan we grondig onderzoeken?  Zijn de migranten die de commissie ondervraagt representatief voor de migratie in jaren dertig?  Houdt de commissie rekening met de tegenstellingen tussen het platteland en de stad? 

Deze vragen zullen we proberen beantwoorden in het volgende hoofdstuk,  we gaan er eerst dieper in op de selectie van het bronnenmateriaal, daarna zullen we de historische kritiek op onze bronnen uitwerken, om tenslotte te komen tot de methode die we gevolgd hebben bij ons bronnenonderzoek.  We zoeken uit welke de karakteristieken zijn van onze bronnen, hoe ze zijn opgebouwd en verwekt, welke migranten de commissie heeft ondervraagd en vergelijken de resultaten met hetgeen we reeds weten over de migratie in de jaren dertig (zie 2.2.-2.3.).

In hoofdstuk vijf zullen we de onderwerpen die in ons bronnenmateriaal gerelateerd worden aan de problematiek van interne migratie in de Verenigde Staten (1935-1941) naar voor brengen.  In het hoofdstuk daarna zullen we het beeld schetsen van de migrant zoals die uit ons bronnenonderzoek naar voor komt, aangevuld met de grote lijnen van het debat rond interne migratie in de jaren dertig.  Zoals reeds aangeduid zullen we voortdurend op zoek gaan naar restanten van de idealen zoals die door J.F. Turner in zijn ‘frontier-these’ zijn naar voor gebracht.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

[53] B. MITCHELL, Depression decade.  From  New Era through New Deal, 1929-1941, New York/Chicago/ San Francisco/Toronto/London, Holt-Rinehart and Wiston, 1966, 462 p.

 M.A. BERNSTEIN, The Great Depression.  Delay recovery and economic change in America, 1929-1939, Cambridge/New York/New Rochelle/Melbourne/Sydney, Cambridge University Press, 1987, 269 p.

[54] B.BEELAERT, Franklin D. Roosevelt, profeet of pragmaticus.  Het Amerikaanse ’corps diplomatique’ in Europa als beleidsbepalende factor tussen 1933 en 1941, onuitgegeven thesis, Universiteit Gent – faculteit Letteren en Wijsbegeerte – Vakgroep nieuwste geschiedenis, 1999-2000, 200p.
D.M. KENNDY, Freedom from fear.  The American people in depression and war, 1929-1945, Oxford/New York, Oxford University Press, 1999, 936p.
A.M.Jr SCHLESINGER, The Age of Roosevelt, 1) The crisis of the old order, 2)The coming of the New Deal, 3) The politics of upheaval, Boston/Cambridge, Houghton Mifflin Company/The Riverside Press, 1957-1959-1960, 557-669-749 p.
R. EDEN (edit.), The New Deal and its legacy.  Critique and Reappraisal, New York/ Westport/London, Greenwood press, 1989, 260 p.

[55] Transient = unattached person or family groups that had not resided for one continious year or langer within the boundaries of the state at the time of application for relief.
J.N.WEBB, The transient unemployed, New York, Dacapo press, 1971 [ origineel 1935], 132 p.

[56] B.Beelaert, Franklin D. Roosevelt, profeet of pragmaticus.  Het Amerikaanse ’corps diplomatique’ in Europa als beleidsbepalende factor tussen 1933 en 1941, onuitgegeven thesis, Universiteit Gent – faculteit Letteren en Wijsbegeerte – Vakgroep nieuwste geschiedenis, 1999-2000, p 7.

[57] D.M. KENNDY,  Freedom from fear.  The American people in depression and war, 1929-1945, Oxford/New York, Oxford University Press, 199, pp. 249-257.

[58] H. DONALD, The W.P.A. and Federal Relief Policy, New York, Russell Sage foundation,
1943, pp. 332-340.

[59] RSC, Migration of destiute citizens across state lines, proceedings b John H. Tolan in The House of Representatives, U.S. Congressional Record, January 19, 1939, pp. 531-532.

[60] RSC, The interstate migration problem [ letter from Stephan Early secretary to the president and report of the administrator of the W.P.A.], Extension of remarks bij A.J. Elliot of Californië in The Hous of Represenatives, U.S. Congressional Record, March 30, 1939, App. pp. 1236-1239.

[61] RSC, Interstate migration of destitute citizens [By Mr. Tolan], proceedings in The House of Representatives, Congressional Record, April 22, 1940, 99. 4880-4884.

[62] Subpena : dagvaarding met strafbedreiging bij niet verschijning.

[63] RSC, House Resolution 63, US Congressional record, congress 76 (1940), sess 3, p. 4800.

[64] Het gaat over H.R. 3372.

[65] UFSIA, Report of the select committee to investigate the interstate migration of destitute citizens House of Representatives.  Persuant to H. Res 63, 491, 629 ( 76th congress) and H. Res 16 (77th congress).  Resolution to inquire into the interstate migration of destitute citizens, to study survey and investigate the social and economic needs and the movement of indigent persons across state lines, 77th congress, 1st session, report 369, Washington DC, government printing office, 1941, 741 p.

[66] RSC, Select committee to investigate national-defense migration, proceedings of The House of Representatives, Congressional Record, March 31, 1941, pp. 2730-2735.

[67] UFSIA, 6th interim report .  House of Representatives 77th congress, 1 sess, pursuant to H. Res. 113 a resolution to inquire further into interstate migration of citizens, emphasing the present and potential consequences of the migration caused by the national defense program,  Changes needed for effective mobilization of manpower, 77th congress, 2th session, report 2589, Washington DC, US government printing office, 1942, 43p.

[68] UFSIA, Report of the select committee investigating national defense migration House of Representatives pursuant to H.Res 113. A resolution to inquire further into the interstate migration of citizens, empasing the present and potential consequences of the migration caused by the national defense program.  Prelimary report and recommendations on problems of evacuation of citizens and aliens from military areas,77th congress, 2th session, report no 1911, Washinghton D.C., Government printing office, 1942, 33 p.
UFSIA, 4th interim report of the select committee investigating national defense migration.  House of Representatives 77th congress 2th session pursuant to H.Res 113.  [..]Findings and recommendations on problems of evacuation of citizens and aliens from prohibited military zones.77th congress, 2th session, report no 2124, Wash DC, US Gov. printing office, 1942, 362p.

[69] D.M. KENNEDY, Freedom from fear.  The American people in depression and war, 1929-1945,
 Oxford/New York, Oxford University Press, 199, pp. 754-755.

[70] UFSIA, Final report of the select committee investigating national defense migration House of  Representatives 77th confress 2th session pursuant to H.Res. 113 A resolution to inquire further into interstate migration of citizens, emphasing the present and potential consequences of the migration caused by the national defense program,78th congress, 1st session, Report no. 3, Washington D.C., U.S. Government printing office, 1943, 24 p.