Succesvol mens-zijn: Tussen “worden” en “jezelf blijven”, tussen massificatie en distinctie. Een frappante boodschap van een Vlaams commercieel jeugdtijdschrift tijdens het laatste kwart van de twintigste eeuw, blijkens een kwalitatieve analyse van het blad. (Brigit Van Cauwelaert)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II.: DE KWALITATIEVE INHOUDSANALYSE

 

In dit deel zal ik de these, die ik in het eerste kapittel poneerde, pogen te bewijzen. Hier breng ik immers de neerslag van de analyses die ik van het commerciële jeugdtijdschrift heb gemaakt. Het concept heb ik al uiteengezet in het hoofdstuk “Methodologie”: er volgen drie hoofdstukken waarin telkens een ander aspect van de tussen “worden en zichzelf blijven”-schipperende mens wordt belicht: 1. Zelfverwezenlijking, 2. het beeld dat de mens van de wereld en van zichzelf heeft en dat de wereld van de mens heeft en 3. de mens in sociale interacties. Het weze hier nogmaals gezegd dat al deze perspectieven eigenlijk door elkaar lopen en resulteren in één kernbegrip: “de mens tussen worden en zichzelf blijven, tussen massificatie en distinctie”. Deze overkoepelende categorie zal ik nog eens helder uitleggen in de integratieve fase van deze scriptie, namelijk in deel III.

Elk hoofdstuk van deel II bestaat uit twee onderdelen: identiteit 1 en identiteit 2. De wordende mens van “onafgewerkte identiteit” naar “glamouridentiteit”, waarbij Joepies boodschap echter paradoxaal is, want schippert tussen: “ja je moet ‘glamoureus’ worden en neen, blijf gewoon jezelf”. Deze these heb ik nu al een aantal keer herhaald, het is tijd voor bewijsvoering nu.

 

Ten slotte moet het hier nog gezegd worden dat u in dit deel II bitter weinig referenties zal aantreffen. De reden hiervoor is dat het merendeel van de verwijzingen al werden gemaakt in hoofdstuk 1 (these) en hoofdstuk 3 (context). Teneinde niet nodeloos in herhaling te vallen verwijs ik – wanneer nodig – naar de uitleg en referenties in die hoofdstukken. Wanneer er echter – eerder uitzonderlijk - sprake is van nieuwe elementen die in voorgaande hoofdstukken nog niet aan bod kwamen, dan zal u ook in dit deel II een verwijzing aantreffen.

 

 

Hoofdstuk 4.: ZELFVERWEZENLIJKING VAN DE MENS

 

Dit eerste perspectief lijkt verdacht veel op het overkoepelende concept van het “succesvol WORDEN”. Toch is er een nuance. De hoofdcategorie slaat immers op het gehele mens-zijn, in al zijn aspecten, ook in relatie tot de Ander. De sub-categorie die hier aanbod komt, echter, gaat vooral over de ambitie, de ijver en het talent dat iemand bezit om IEMAND TE WORDEN, het zij een zanger, een air-hostess, een juweelontwerper, … het maakt niet uit, maar feit is dat er een zeker potentieel in je zit en dat je er nu alles aan zal moeten doen om dat potentieel te ver-wezen-lijken. Je moet er aan werken om dat te WORDEN, los van de jou omringende Ander.

 

a.: IDENTITEIT 1: DE ONAFGEWERKTE

 

In de rubriek “Hart tegen hart” – die al sinds het begin bestaat, maar gaandeweg een aantal veranderingen onderging, waarover later meer – “legt onze Els je problemen voor aan een ploeg deskundigen”. Een foto van Els prijkt bovenaan, wat een goede strategie is om het vertrouwen van de lezers te winnen (DE BRUIN, 1999; 127). Wie die deskundigen zijn en waarin zij deskundig zijn wordt hier nog niet vermeld. Het feit dát zij zichzelf deskundig noemen volstaat blijkbaar al ter legitimatie. Gaandeweg de jaren 70 wordt de deskundigheid echter wel gespecificeerd (de dokter, de psycholoog, de jurist) maar nadien verandert dat weer en evolueren we naar een “ondeskundige verdeeldheid”, zoals we allemaal zullen zien.

Joepie formuleert een antwoord op een vraag van ‘Ann’, wiens brief we niet te zien krijgen. Het meisje had blijkbaar geen zin om verder te leven, alles verveelde haar, er overkwam haar niets spannends. Joepie probeert haar echter te overtuigen dat het leven heel wat moois te bieden heeft, maar dat je daar voor het grootste stuk zélf verantwoordelijk voor bent. Iedereen kán gelukkig zijn, iemand zijn die zij wil zijn, als je maar die en die stappen onderneemt. Met andere woorden “als je ‘dit’ doet, zal je ‘dat’ worden”.

Ik zal enkele zinnen citeren om bovenstaande aan te tonen.

 

“Voor Ann, die alles heeft

…Er zijn nochtans zoveel dingen te beleven die opwindend en boeiend blijven. …Alles hangt van je ingesteldheid af. … Je moet zelf wat willen beleven. Vele prettige dingen gebeuren omdat je er zelf voor zorgt. Als je natuurlijk op je stoel blijft zitten wachten tot men het jou allemaal bezorgt, dan riskeer je van nog lang te wachten.” (Joepie, 1977, 158: 30; onderlijning door mij)

 

Er wordt gesproken over het “zelf” (individualisering, het individu neemt zijn eigen lot in handen) en “willen”. Deze elementen zijn kenmerkend voor de liberale ideologie (zie hoofdstuk 3: §1). Kaderen we dit ook binnen de “overlegcultuur” die gebruikt wordt bij toxicomanen: de verslaafde moet zelf willen afkicken vooraleer de deskundigen hem kunnen helpen.

 

Aan een meisje dat last heeft van verlegenheid bij mensen die ze niet zo goed kent –omdat ze het gevoel heeft dat iedereen haar aanstaart – geeft Joepie de volgende raad.

 

“Voor een ongelukkig Chineesje

Ofwel trek je je er niets van aan en leer je dit probleempje als een soort ‘karaktertrek’ van jou te aanvaarden. Ofwel probeer je er jezelf van te overtuigen dat er helemaal geen reden tot verlegenheid is en dat niemand naar je kijkt. Probeer het eens. In ieder geval zal je daar, naarmate je ouder wordt, veel minder last mee krijgen.”

(Joepie, 1979, 276; 12, onderstreping door mij)

 

Er is niets raars aan het “Chineesje”, niemand kijkt naar haar, als er al een probleem is, dan ligt dat in, bij haarzelf. Zíj interpreteert de signalen van de anderen foutief. Daarom kan ze er ook iets aan veranderen! Zij kan op een juiste wijze gaan leren interpreteren, waardoor ze niet meer dat ongelukkige Chineesje hoeft te zijn. De individuen hebben hun eigen lot in handen, kunnen hun eigen levensgeluk bepalen, los van de Ander. Kritiek is dus niet mogelijk: als er iets fout loopt, ben je daar zelf verantwoordelijk voor. Jij kan ervoor kiezen om gelukkig te worden, als je maar ‘dit’ doet en ‘dat’ niet. Tenslotte wordt er nog een soort verzekeringspolisje meegegeven: als het toch niet lukt met die ‘dit’ en die ‘dat’, dan kan je nog altijd wachten tot je ouder bent geWORDEN, dan zal je het vanzelf allemaal minder erg gaan vinden!

 

En toen kwamen er de testjes: beantwoord volgende vraagjes (EERLIJK!) en je zal weten wie je bent. Zeg mij a, b of c en ik zal u zeggen wie u bent. Een testje uit 1983 doet je erachter komen of “je tevreden door het leven gaat?”. De titel alleen al laat er geen twijfel over bestaan: of je een goed leven leidt of niet, hangt van JOU af, van de wijze waarop JIJ het leven bekijkt. Kritiek op “het systeem” is dus niet mogelijk, JIJ hebt je lot in handen.

De deelnemer aan de test kan, aan de hand van de puntenscore, zien in welke van de drie voorgestelde categorieën van mensen hij/zij thuishoort. Er wordt niet enkel een beschrijving van de lezers graad van tevredenheid gegeven, maar ook ‘tips’ om het in de toekomst beter te doen.

 

“- (24 punten of meer)Je lijkt tevreden door het leven te gaan. …. Pas echter op dat je niet te goed gaat staan met jezelf!

 

-(tussen 15 en 24 punten) …Je weet dingen te waarderen. Soms echter …ontevredenheid….Neem zelf eens initiatief…

 

-(minder dan 15 punten) Je bent niet zo erg tevreden, niet? Maar doe je er wat aan? Ga niet dadelijk het slachtoffertje spelen. …Doe zelf eens iets en vergeet niet dat een mislukking nog altijd beter is dan niets doen en zelfgenoegzaam op je krent blijven zitten!” (Joepie, 1983, 478: s.p.)

 

Zelfs degenen met de hoogste score – wie dus het beste aansluit bij het profiel dat Joepie beoogt – worden aangemaand hun eigen gedrag nauwkeurig te bestuderen en bij te sturen, mocht dat in de toekomst nodig worden. Níemand is dus “AFGEWERKT”, ook niet de aller besten, iederéén moet dus aan zichzelf werken, WORDEN. Voor de tweede groep, en nog in grotere mate voor de derde groep, geldt dat áls er iets niet lekker loopt, ze dan eerst in eigen hart moeten kijken om te zien of ze zelf wel genoeg hun best doen om gelukkig te zijn: “als je ‘dit’ doet, dan zal je ‘dat’ worden.”

 

Het volgende fragment is een antwoord op de vraag van een dertienjarige welke stappen ze moet ondernemen om haar droom om zangeres te worden waar te maken. Joepie getuigt van een grote realiteitszin, is zelfs enigszins sceptisch, maar moedigt het “Grote Worden” eigenlijk toch wel aan.

 

“…Je hoeft die dromen niet op te geven, maar je mag de werkelijkheid niet uit het oog verliezen. Dus: studeren en daarna mogelijkheden zoeken. … Blijf verder die muziek-en zanglessen volgen… Neem af en toe eens deel aan een zangwedstrijd… En als je denkt dat je met al die lessen en ervaring sterk genoeg staat stuur dan een proefopname. Maar vergeet vooral niet dat de showbusiness een harde wereld is, waar de plaatsen geteld zijn en de kompetitie bijzonder groot is. Talent is een goed wapen, maar een beetje geluk is ook nodig….Wees dus verstandig en werk voor je toekomst, ook op school.” (Joepie, 1985, 576: 22)

 

In een brief uit 1987 begint een jongen met te zeggen : “waarschijnlijk ligt het aan mij, maar ik heb altijd pech.” Waarna hij een hele reeks voorvallen opsomt die bovengestelde moeten aantonen. Joepie bombardeerde de brief tot “Brief van de week”. Dit epistel was natuurlijk een uitgelezen kans voor Joepie om nog maar eens in de verf te zetten dat een mens zijn eigen lot in handen heeft en vrij is te kiezen voor het geluk, maar dat hij er dan wel iets voor moet doen.

 

“[door de lichaamstaal die je uitzendt, kan het zijn dat je bepaalde misverstanden in de hand werkt] In die zin is het waar dat je voor een deel zelf die tegenslagen in de hand werkt. Als je bovendien jezelf als de absolute pechvogel ziet, …. Fout. Begin alvast met jezelf te vertellen dat je goede periode is aangebroken en noteer elke ‘meevaller’. Want die heb je ook. Alleen moet je er de nodige aandacht aan willen besteden en niet alleen naar de tegenvallers uitkijken. Veel van wat we meemaken veroorzaken we op de één of de andere manier zelf …rekening mee houden en automatisch zal één en ander dan plots gaan meezitten. … Pech [daarentegen] is iets dat je zelf niet in de hand hebt en in zo’n geval kan je enkel zeggen dat je wat sneller, met meer zelfvertrouwen had moeten reageren.” (Joepie, 1987, 709: 21, onderlijning door mij)

 

Het is dus blijkbaar allemaal weer een kwestie van perceptie. In wezen zijn er heel erg veel goede dingen (ze halen misschien zelfs de bovenhand) maar je moet ze willen zien. Tenslotte hebben we ons lot voor het grootste stuk echt wel zelf in handen. Je moet alleen ‘met meer zelfvertrouwen reageren’, dan zal je uiteindelijk ‘dat meisje haar lief wel worden’. M.a.w. ook hier weer de “wordingsstructuur”: “als je ‘dit’ doet, zal je ‘dat’ worden.

 

In het volgende fragment wordt een meisje geholpen dat een verkeerde studiekeuze maakte, maar dat aan haar ouders niet durft zeggen omdat die zo al genoeg problemen hebben. Joepies antwoord:

 

“….Door je op te offeren en slachtoffer te spelen van de situatie help je niemand. …Indien je je ouders echt wil helpen, wees dan eerlijk, ondernemend en volwassen. …Je mag jezelf thuis niet wegcijferen, maar je moet een efficiënte houding aannemen en dat kan alleen door de situatie zelf daadwerkelijk aan te pakken.” (Joepie, 1993, 1: s.p., onderlijning door mij)

 

Deze raad mag dan al waardevol en rationeel overkomen, waar het om gaat, is dat hier opnieuw wordt vooropgesteld dat de lezer een actie zal moeten ondernemen om iets te bereiken. Dat is natuurlijk steeds zo wanneer een probleem zich stelt en je het wil oplossen, maar belangrijk is hier om te wijzen op dat discours van het “worden”. Het meisje moet “eerlijk, ondernemend en volwassen” zijn, wil ze iets bereiken. Ze moet “efficiënt” zijn, de dingen “daadwerkelijk aanpakken”. Dit zijn allemaal duidelijke en krachtige termen, efficiënt en gecontroleerd die de lezeres moeten aansporen om in actie te schieten, wil ze nog iets van haar leven maken.

 

In “test je holiday power” kan de lezer vraagjes beantwoorden en, opnieuw overeenkomstig de behaalde score, te weten komen wat voor een soort vakantiemens zij/hij is: passief of actief. Vervolgens worden er weer tips gegeven om die persoonlijkheid nog wat bij te schaven, nog wat meer te worden, actiever of passiever worden, al naargelang je behaalde score, net zoals in de test van 1983.

Alleen de middelste score is blijkbaar goed zoals hij is. Dit lijkt dan ook de norm te zijn die men voorschrijft, zo blijkt uit de wijze waarop deze score wordt geëvalueerd.

 

“(0-24 punten)… Maar als je in september niet met het gevoel naar school wil dat je vakantie niets bijzonders is geweest, moet je wel wat ondernemen! Want wie buitenkomt, krijgt de schoonste flirtkansen! Als dat geen reden is …

 

(27-48)… Hoe actief of passief je bent, hangt helemaal van je stemming van de dag af. …een mix van relaxen en lol trappen. Zo kan je uitgerust weer naar school maar heb je een heleboel verhalen om te vertellen!

 

(51-72) …Bij jou komt het erop aan je zo goed en zo veel mogelijk te amuseren. Het gevaar bestaat echter dat je tegen het eind van de vakantie uitgeblust bent. Wees daarom zuinig op je energie!” (Joepie, 1997, 28: 47, onderlijning door mij)

 

In de tweede helft van de jaren negentig zien we een tendens ontstaan om vanuit allerlei mogelijke hoeken advies de wereld in te spuien via Joepie, daar waar die rol daarvoor eerder was weggelegd voor afgebakende “deskundigen” binnen het blad. Toch blijft er een voorwaarde voor het mogen geven van goede raad: men moet zelf op enig terrein in het leven geslaagd zijn, alvorens zijn autoriteit en dus legitimiteit tot spreken erkend wordt. De laatste jaargangen stonden de nummers dan ook bol van uitspraken van voornamelijk “sterren” uit de showwereld die de jongeren moeten “helpen”. De uitspraken bevatten als kern ook weer die stuwende, drijvende kracht van vooruitgang, van het geloof in zichzelf, het geloof om iemand of iets te WORDEN wat men kiest. In die zin wordt er nog steeds hetzelfde verkondigd als in de decennia daarvoor, de boodschapper is gewoon veranderd. Hoewel, de oude boodschapper blijft toch ook nog aanwezig, getuige de nog steeds bestaande vragenrubrieken. Toch worden ze een beetje overschaduwd door het hoge glitter -gehalte van de artiesten.

 

In een verslag van de ontmoeting tussen ‘Dana International’ en twee lezeressen komt bovenstaande tot uiting. Die ontmoeting hadden de meisjes trouwens te danken aan het ‘Wensonium-team’: als je een briefkaart naar Joepie stuurt met je wens erop, dan zorgt het blad ervoor dat ze in vervulling komt! Elk individueel verlangen kan worden ingewilligd, het enige wat je daarvoor moet DOEN is een briefkaart sturen naar Joepie. Vervulling van het verlangen verloopt hier dus ook weer volgens het principe “wie ‘dit’ doet, zal ‘dat’ worden”!

De consument –de lezeressen – zoeken de “glamouridentiteit” dus blijkbaar actief op, willen er zich aan spiegelen, ze aanraken, … Toch komt hun verlangen waarschijnlijk niet “zuiver” voort uit henzelf, maar is het aangewakkerd, misschien zelfs geïnstallerd door Joepie, dat een ere-forum biedt voor die ‘hogere’ identiteit. Ook hier weer is dat het geval: Joepie organiseert de service “Wensonium-team”, de lezers maken hun wensen kenbaar, vervolgens selecteert het blad de wensen die zij in vervulling laten gaan en brengt daar ook kleurrijk verslag over uit. De ontmoeting met “Dana International” mag dus al op het eerste gezicht de vrije keuze, uiting van het verlangen van de consument zijn, finaal is het toch de producent die bepaald wat tot zijn discours behoort en wat niet. En ook die vrije keuze van de consument is op zich al beïnvloed door wat de producent eerder reeds publiceerde. Anderzijds is het ongetwijfeld ook zo dat in deze postmoderne tijden van bricollage de producent zelf ook beïnvloed wordt door smaken van de consument.(LAERMANS, 1993 ; 154-155) Uiteindelijk gaan we ons zelfs misschien de vraag moeten stellen wie hier nu eigenlijk nog de producent is en wie de consument? De hier voorgestelde lezeressen lijken ons consumenten, maar tegelijkertijd zijn ze toch ook mede-(re)producenten van een discours waarin uiting gegeven wordt aan smaken, verlangens en levensstijlen en levenshoudingen.

Het artikel bestaat uit vijf foto’s (zie BIJLAGE nr. 1) van de artieste met de lezeressen, begeleid met tekstjes. De zangeres staat te schitteren in al haar glamour en de twee meisjes staan er wat beduusd en bedeesd bij. De schreeuwerige titel is dan ook niet uit de lucht gegrepen: “VERLEGEN ZIJN IS NOOIT VOOR IETS NODIG!” Niet onbelangrijk detail om te kennen over de ster: als ‘man’ geboren zijnde heeft zij zich laten ombouwen tot vrouw. Zij is dus eigenlijk, zou je kunnen stellen, het toppunt en het toonbeeld van de mogelijkheden die de mens voor zichzelf heeft geschapen, aan het einde van de twintigste eeuw, om iemand te WORDEN die men nog niet was door IETS bepaalds te DOEN. In dit licht zijn de uitspraken die zij tegenover haar fans doet wel zeer frappant.

 

“Winnaressen ontmoeten een geboren winnares!…

 

Dana vindt Caro (één van de lezeressen, B.V.C.) hééééééééééél lief. Dana: ‘Vooruit lach eens naar de fotograaf! Hou je vooral niet in! Wees niet beschaamd omdat je tijdelijk blokjes op je tanden draagt. Zoiets maakt je zekerrrr niet lelijk, integendeel! Verlegen zijn, is werkelijk nergens voor nodig!…’(Joepie, 1999, 14: 22-23, onderlijning door mij)

 

Het meisje haar blokjes zijn een minder radicale uiting van de maakbaarheid des mensen dan de transseksuele operatie die Dana onderging. Toch komt het finaal op hetzelfde neer, zit er dezelfde burgerlijk-liberale gedachte achter. Door middel van rationele technisch-wetenschappelijke middelen kan de mens iemand worden die hij nog niet was. (“Als je dit doet zal je dat worden”). Hij kan zichzélf maken, aan zichzelf sleutelen. De burgermens móet wel aan zichzelf sleutelen want sinds 1789 wordt hij gelijk geboren in een groep van gelijken. Die basale (en theoretische) gelijkheid lijkt men opnieuw te willen opheffen door zichzelf te veranderen, allerlei dingen te doen om iemand anders, iemand nieuw te worden, zich te distingeren, te personaliseren en te ‘up-daten’, nogmaals ‘Dana’ is daar een extreem voorbeeld van. Maar in al die drang naar verandering en vervolmaking worden de gedistingeerden eigenlijk toch opnieuw “gelijk”. Als iederéén extravagant wil zijn, dan is niemand het op den duur nog.

Voor de edelman uit het Ancien Régime lag dat anders: die was “gedistingeerd” in zijn naam alleen al, die hij bij geboorte meekreeg en hoefde dus verder eigenlijk niets meer te doen om iemand te worden.

 

‘…Eén ding druk ik hen uit de grond van mijn hart op hun hart: geloof steeds in alles wat je doet! Dromen kunnen uitkomen! Laat je nooit tegenhouden door angst. Ik ben het levende bewijs dat wie durft, ver kan komen.!’ (Joepie, 1999, 14: 22-23, onderlijning door mij)

 

Ook dit is nog eens een illustratie van wat boven beschreven werd.

 

b.: IDENTITEIT 2: DE GLAMOUREUZE

 

Wat ik de “glamouridentiteit” genoemd heb, is de identiteit van de idolen, de personages in romantische verhalen en de figuren die worden opgevoerd in de reclame. Het is de “tweede identiteit” in die zin dat de “onafgewerkte identiteit” – waarin de jonge consument zich bevindt – deze zou moeten kunnen bereiken. Zou moeten want de vervulling van het verlangen wordt steeds uitgesteld, zoals de these van deze thesis zegt. Dit uitstellen wordt nog gestimuleerd door het feit dat Joepies boodschap schippert tussen “worden en jezelf blijven”. Eigenlijk is het dus zo dat de “glamouridentiteit” als een soort ideaaltypische identiteit wordt vooropgesteld. Toch moet het lijken alsof de consument dat ideaal ook kan bereiken. Anders zou hij misschien al gauw ophouden met het trachten te worden zoals die ideaaltypen, afstappen van de dolle consumptiecarrousel en dat moet te allen prijze vermeden worden, in het nut van het kapitale belang (VINCKE, 2000, 39).

In de hierna volgende citaten zal ik pogen aan te tonen dat de “glamouridentiteiten” moeten bewijzen dat zij zichzelf verwezenlijkt hebben. Zij zijn iemand geworden die zij vroeger nog niet waren doordat zij bepaalde handelingen hebben gesteld, een bepaalde levenshouding consequent hebben nagevolgd. Hun verhaal verloopt immer teleologisch, van een negatieve situatie naar een positieve, dankzij hun gereguleerde handelen. Hun biografieën zijn het bewijs dat het verlangen vervuld kan worden, áls je maar…

 

In een “love story (echt gebeurde verhalen door de lezers zelf verteld): ‘Als twee meisjes vechten om een jongen’” vertelt een meisje de genese van haar relatie met een populaire jongen. Die ontstaansgeschiedenis bevat zeer duidelijk die teleologische structuur. In het begin van het verhaal is het meisje nogal verlegen en heeft ze niet zoveel vrienden. Maar al gauw wordt ze geïntroduceerd in het groepje van de populair “Johnny”. Twee meisjes uit het groepje doen alles om op te vallen voor de jongen: ze dragen make-up, kappen hun haar, … Het hoofdpersonage blijft gewoon zichzelf. Ze denkt dat Johnny niet op haar valt, maar trekt zich dat niet aan. Ze geniet van de vriendschap. Uiteindelijk interesseert Johnny zich niet voor de modepopjes, maar kiest hij voor het onopvallende meisje. Moraal van het verhaal: ‘blijf altijd jezelf’. Dit is toch wel merkwaardig aangezien Joepie meestal niet vies is van een vleugje make-up of een ingewikkeld kapsel, m.a.w. de maakbaarheid van de mens. Deze tekst is een typisch voorbeeld van de spanning tussen “zichzelf blijven en worden”. Het meisje is “zichzelf gebleven” en daardoor “geworden”. Ze heeft zich onderscheiden door zich niet te schminken. Men zou kunnen stellen dat deze tekst daardoor toch een beetje een contrasterend geval is. Maar dat “distinctiestreven” is toch ook niet helemaal zuiver op de graad: als iedereen zich wil onderscheiden, is niemand nog echt origineel. Het consumentisme verleidt ons om allerlei producten te kopen die onze persoon vorm zullen geven. Een toenemende individualisering en personalisering zijn daarbij sleutelwoorden. Toch bereikt dat soort boodschappen een massa mensen en is het ook de bedoeling dat de producten door een massa mensen gekocht worden. Die spanning tussen individualisme en conformisme is dus eigen aan onze massaconsumptie. Of we zouden het ook zo kunnen stellen: het individualisme is schijn omdat, als het zo massaal wordt voorgeschreven en opgevolgd, het eigenlijk massaal conformisme wordt.

 

Hier volgen een paar representatieve citaten uit het verhaal ter illustratie.

 

- “…Johnny is een geboren leider. …Zelf ben ik het tegenovergestelde van Johnny. Ik ben nogal verlegen van aard, heb weinig zelfvertrouwen en vind het zalig in bescherming genomen te worden. …

…Hij vroeg me of ik zin had bij de groep te komen. Ik aanvaardde onmiddellijk. Eindelijk kreeg ik een kans om gemakkelijk vrienden te maken. …maakte ik gretig van deze gelegenheid gebruik. …Mijn zus vond Johnny duidelijk meer dan sympatiek. Ik stoorde me daar niet aan, was veel te gelukkig eindelijk een leuke bende te hebben. …Onze volgende afspraak vond plaats in een dancing! Mijn zus had twee uur lang voor de spiegel gezeten om haar mooie haar nog mooier te maken en diskrete maar gepaste make-up aan te brengen. Ik was gewoon mezelf

…Ook Johnny kwam me regelmatig uitnodigen. En aangezien ik zijn populariteit kende , dacht ik er zelfs niet aan dat hij interesse in mij kon hebben. En misschien was het juist daarom dat hij vaker en vaker mijn gezelschap opzocht. …[De twee meisjes die verliefd op hem waren] waren mekaar stilletjes aan gaan haten. Opmerkingen over mekaars kleding en haarsnit vlogen in ’t rond en zetten een flinke domper op de algemene sfeer. …Die avond nam hij zeer teder afscheid van mij. Domme gans als ik was, merkte ik natuurlijk geen verschil. …

… Hij nam me onmiddellijk in de armen, drukte me stevig tegen zich aan en zoende mijn schouders en mijn hals. …dacht dat ik flauw ging vallen van geluk. Ik klampte me stevig aan hem vast. … ‘Waarom ik?’, vroeg ik. ‘Omdat ik van jou hou’, antwoordde Johnny lachend. ‘Die andere twee zijn geen minuut zichzelf. Ik vind ze oervervelend!’ … [de twee andere] bleven allebei uit het groepje weg. Wij bleven samen met de anderen uitgaan, maar reserveerden toch een aantal avondjes alleen voor ons beiden… Na één jaar is er tussen Johnny en mij nog niets veranderd. Misschien zijn we ondertussen zelfs nog meer van elkaar gaan houden.”+ (Joepie, 1978, 216: 31, onderlijning door mij)

 

Een schoolvoorbeeld van de boodschap dat er “hoop is voor de meest hopelozen” is een artikel over de zanger “Prince”: “ ‘Hij was het saaiste jongetje van de klas’ De bizarre jeugd van Prince”. Het twee bladzijden tellende artikel bevat één zeer grote foto van de man als popster en vier foto’s uit zijn tienertijd (zie BIJLAGE nr. 2). Het contrast moet opvallen: van een rustige, weinig opvallende schooljongen, evolueerde hij tot een excentrieke, kleurrijke en succesvolle ster. Van “onafgewerkte identiteit” tot “glamouridentiteit”. Deze man is GEWORDEN. De consumenten die zichzelf herkennen in Prince als veertienjarige, weten dat alles nog niet reddeloos verloren is, want dat men nog steeds kan WORDEN. Ik parafraseer uit het artikel:

 

“…Overal waar je navraag doet, krijg je dezelfde opsomming van karaktertrekken te horen: stil, schuchter en haast vervelend braaf. …Prince is danig veranderd, zoveel is zeker. …Sommigen lieten hem zelfs links liggen omdat hij zo saai was. … Toch staat diezelfde kerel enkele jaren later uitdagend op een podium te kronkelen en wordt op korte tijd een superster, …Wat is de oorzaak van die plotse gedaanteverwisseling? …’In de kelder waar we samen repeteerden met ons groepje, kwam zijn ware aard boven. Zodra het schuchtere baasje een gitaar aanraakte veranderde hij volkomen en werd een echt podiumbeest. Ik heb nooit iemand zo instinctief zien reageren op muziek. Prince onderging in die tijd ook een ernstige identiteitscrisis. Een beetje een gespleten persoonlijkheid….Gelukkig kreeg de muzikant steeds meer de bovenhand. … Uitgerekend het saaiste ventje van de klas werd een wervelend pop-idool.’ ” (Joepie, 1985, 583: 34-35, onderlijning door mij)

 

Ook hier is het “worden” haast figuratief in de tekst vervat. Het artikel begint met een zeer negatieve karakterschets van Prince. In het midden wordt gevraagd naar een breukmoment wat zou kunnen verklaren waarom hij toch nog succesvol werd. Het antwoord ligt blijkbaar in het feit dat hij, naast zijn schuchterheid, ook nog een hippe, rock ’n roll-kant had. Deze bijzonder gewaardeerde eigenschap “haalde de bovenhand” en daardoor werd hij toch nog succesvol. Eind goed, al goed. Door genormeerd te handelen (hier: hip zijn, een hart voor muziek, wat bijzonder gewaardeerd wordt in de meeste jongerenculturen) heeft hij uiteindelijk een “glamouridentiteit” gekregen. De boodschap is duidelijk.

 

“De adembenemende Viktor Lazlo” socialiseert de lezers zelf: “Je moet durven vechten voor je ambities” . Deze boodschap zet Joepie in vette letters bovenaan het artikel. Een grote foto van haar in glamoureuze jurk en ééntje waar ze eerder gewoon op staat (zie BIJLAGE nr. 3). Het bijschrift luidt: “Op het podium een indrukwekkende verschijning. In het dagdagelijkse leven trekt Viktor Lazlo echter liever een doordeweeks katoenen jurkje aan.” Door deze dichotomie beeldt men als het ware uit dat ook Viktor Lazlo niet als indrukwekkende verschijning geboren is, maar dat zij bepaalde handelingen moet uitvoeren (kledij, haar, make-up) om de “glamouridentiteit” te bereiken. Eigenlijk is zij een gewoon meisje maar zij WORDT een ster door, volgens bepaalde regels te handelen. Zij DOET daar iets voor, zij doet de moeite. De bovenvermeldde boodschap die zij aan de lezers meegeeft is dan ook zeer typerend, zij komt zeer geloofwaardig over. Ze geeft niet alleen advies, ze heeft ook haar eigen advies opgevolgd. Onderstaande citaten zijn bewijzen van haar ijver en ambitie die haar hebben gemaakt tot wie ze is geworden.

 

“…Gehuld in schitterende jurken overvalt ze je met haar charmante verschijning en haar zwoele stem. …Viktor Lazlo (26) is een dame die door haar uitgesproken talent alle aandacht naar zich toehaalt. Een wereldster in wording.

 

Het grote worden.

 

…Mengeling van totaal verschillende culturen maken haar enig…nog meer tegenstrijdigheden…Allereerst zaaide ze met haar jongensnaam verwarring….exclusieve jurkenIn het dagelijkse leven gedraagt V. L. zich heel anders. De schitterende kostuums hangen keurig in de klerenkast. Thuis draagt ze een doordeweeks katoenen jurkje.

 

V.L. bestaat uit tegenstrijdigheden: glamoureus worden en haar eigen eenvoudige zelf blijven. V.L. belichaamt de paradoxale boodschap die Joepie verkondigt.

 

Ik heb geleerd me aan te passen’, verklaart ze. ‘Ik weet perfect wat mensen van mij verlangen. Daarnaast kan ik rekenen op een uitstekende producer, Lou De Prijck. Zijn ervaringen in combinatie met mijn intuïtie zorgen ervoor dat mijn carrière nu de goede kant opgaat.’

 

V.L. heeft het offer gebracht iets aan zichzelf te veranderen toen zij zich kenbaar wou maken in de samenleving. Daarbij heeft ze echter haar eigenheid niet volledig verloochend want náást het podium wordt zij gewoon weer zichzelf.

 

…Als kind leerde ze viool spelen en volgde ze jarenlang balletlessen. Dingen die haar op het moment dat ze koos voor een zangcarrière goed van pas kwamen. ‘Weet je, ik wil niet zomaar een ‘middle-class’ zijn’, zegt ze ernstig. ‘Ik ben erg ambitieus, maar ben bereid te vechten om mijn wensen te vervullen. Je moet durven vechten om je ambities waar te maken. Wat helpt het als je bij de pakken gaat neerzitten. Wachten tot er ooit iemand op je afstapt.

 

V.L. wenst zich te distingeren. Ze wil worden, maar niet op een gemassificeerde wijze, doch wel als haar eigen unieke zelf. Ze wil iemand anders worden dan ze nú is- een wereldster namelijk – maar op haar eigen wijze.

 

Ook al ben je dan nog zo talentrijk, je komt geen stap verder. Ik heb hard gewerkt. …Maar V.L. wil meer. Veel meer. Zij wil wereldster worden. …’Het [Eurovisie] Songfestival was ongetwijfeld een mooie promotie’, geeft ze toe. ‘Maar ik heb het afgeleerd te rekenen op zo’n dingen. Sukses moet je zelf waarmaken. Daar moet je voor werken. Hard werken. Of je zingt, of je zit op school, je slagen heb je voor een groot gedeelte zelf in de hand. …Je mag in het leven nooit genoegen nemen met ‘goed’. Je moet het beste eisen. De beste zíjn. En dat is nu precies wat ik van plan ben.” (Joepie, 1987, 690: 46-47)

 

In de liberale maatschappij zijn de dingen NIET automatisch gegeven, zélfs al heb je talent, dan nog zal je zelf nog dingen moeten doen om een wereldster te kunnen worden. Je kan niet zomaar leven van dat talent, zoals de edelman zomaar kon teren op zijn naam en afstamming. Er wordt letterlijk gezegd dat je als mens je lot voor het grootste deel zelf in handen hebt. Je kan er zélf voor kiezen iets te doen om gelukkig te worden. Op die manier worden de maatschappelijke structuur en cultuur weer vrijgepleit: als je lukt heb je dat aan jezelf te danken, als je mislukt ook. Een hervorming van structuur en cultuur zijn dus niet aan de orde. Als je door een veld met distels loopt, trek dan hoge laarzen aan in plaats van te pogen alle distels te vernietigen.

 

In The story of Cher. Supervamp met doorzettingsvermogen” lezen we een beknopte biografie van een succesrijke zangeres die al 28 jaar meedraait in de “glamouridentiteit”. Deze tekst biedt ons weer een uitstekende kans om het Grote Worden van identiteit 1 (de “onafgewerkte”) tot identiteit 2 (de”glamoureuze”) op de korrel te nemen. Het artikel beslaat twee bladzijden en wordt geïllustreerd door zeven close-upfoto’s van Cher in uiterst glamoureuze toestand (zie BIJLAGE nr. 4).

 

 

De beginsituatie:

 

“20 mei 1946

…de kleine Cherilyn [wordt geboren] …Later zou diezelfde … onder de naam Cher een gigantische ster worden.

1964

Na op school akteer -en zangervaring te hebben opgedaanbesluit 16-jarige C. zich op het showbizz-pad te begeven. Het zal echter pas tot aan 1964 duren voordat zij sukses oogst. In dat jaar leert zij Sony Bono kennen en die is op dat moment werkzaam bij top-producer Phil Spector. Die is zeer te spreken over de stem van C. en laat haar achtergrondkoortjes zingen in zijn studio.” (Joepie, 1993, 1: s.p., onderlijning door mij)

 

Om te beginnen leren we dat ook deze succesrijke zangeres niet als ster geboren werd, maar wel als een klein meisje. Ook zij is een ster moeten worden. Dit is het dynamische verhaal van de “burgermens”: zij wordt gewoon als mens geboren, iedereen even klein en gelijk, maar zij kan iets WORDEN. Hier –zoals in vele gevallen in de glamourwereld en in andere situaties zoals bvb. Onder vrienden en geliefden- gaat dat worden tot een ander, hoger, mens ook gepaard met het aannemen van een nieuwe naam. De burgermens haalt haar prestige niet via de naam die zij door afstamming meekreeg, maar moet zélf en hoogstpersoonlijk NAAM MAKEN.

Er wordt duidelijk gemaakt dat de artieste wel degelijk iets GEDAAN heeft om te worden wie ze geworden is, ook zij heeft het niet voor niets gekregen. Zij begon op jeugdige leeftijd met het opdoen van ervaring en zij beslóót (wat ook duidt op een zeer actieve mentaliteit) in de showbizz te gaan. Maar dat ging allemaal nog niet zo snel als een mens zou verwachten. Neen, het zou duren tot zij een man ontmoette dat zij succes ging oogsten. Die man introduceerde haar in “het wereldje”, maar dat was geen voldoende voorwaarde. Ook haar stem, haar gave was een noodzakelijke component om door te breken. Ik kwam vaker tegen dat vrouwelijke artiestes pas doorbraken nadat een man hun talent opmerkte en dan meestal ook nog hun minnaar werd. We hebben hier dus alles op een rijtje: talent, ambitie, ijver.

 

“1965

Cher trouwt met Sony …nemen ze samen een single op…Het wordt een ongekende wereldhit. Sonny & Cher is in één klap het populairste duo van dat moment. …onder leiding van Phil Spector neemt cher haar eerste solo-album op…

1966

…een tweede monsterhit…ook weer goed als solo-zangeres…

1967

…met Sony haar eerste rol in een film…nog één gezamenlijke hit maar daarna gaat het bergafwaarts met hun populariteit.” (Joepie, 1993, 1: s.p., onderlijning door mij)

 

Vanaf het moment dat Cher in 1965 trouwt met Sony breekt ze ook door als artieste. Natuurlijk zijn dit de “feiten” maar het heeft wel als resultaat dat het discours er ook naar is: wanneer een vrouw overgaat tot een geïnstitutionaliseerde vorm van monogame heteroseksualiteit kan zij zichzelf ook verwezenlijken.

 

“1969

Cher speelt haar eerste echte hoofdrol in ‘Chastity’. …geschreven door manlief en vernoemd naar hun dochtertje.

1971

Cher kent veel sukses als solo-artieste …

1974

Wegens gebrek aan sukses gaan Sony en Cher uit elkaar. Ze besluiten ook maar meteen te scheiden. …Cher vervolgt in ’74 haar zege-reeks met de nummer 1-hit…

1975

Chers liefdesleven komt in de publiciteit doordat zij eerst trouwt met [een] rocker …om zich na negen dagen al van hem te laten scheiden. Daarna legt zij het aan met de ‘tong’ van Kiss,… . ‘Cher’, de amusement show op de Amerikaanse TV, …, wordt door de kritici genadeloos neergesabeld. Na enkele maanden verdwijnt de show alweer…

1979

Op de hoes van haar album ‘Prisoner’ staat Cher nagenoeg in haar blootje. Het mag niet helpen: haar zangcarrière heeft een absoluut dieptepunt bereikt.” (Joepie, 1993, 1: s.p., onderlijning door mij)

 

Na een eerste dipje in het succes in 1967 gaat het nog enkele jaartjes goed, maar in 1974 is het zowel professioneel als privé gedaan met Sony en Cher. Het jaar daarop stort Cher zich in dubieuze amoureuze omstandigheden. Moet het toeval heten dat vlak daarop een zin volgt over professioneel falen? Er wordt gezegd dat zij haar carrière poogt op te krikken door quasi naakt te poseren. Ook dat mislukt. Wij zien hier dus een vrouw die de heilige tempel van het huwelijk verlaten heeft, kortstondige relaties begint met “rockers” en haar lichaam “verkoopt” op haar eigen platenhoes. Het resultaat is er dan ook naar: haar loopbaan “heeft een absoluut dieptepunt bereikt”.

Het zou tot 1982 duren eer zij uit het slop geraakt. Zij wordt dan alweer “gered” door een man, deze keer wel louter professioneel, ze is dan al 36 jaar.

 

“1982

Chers reddende engel is regisseur Robert Altman, die haar een rol geeft in zijn Broadway-stuk…Cher blijkt een natuurtalent. …

1983

Cher de aktrice wordt door Hollywood met open armen ontvangen. …

1985

…in Cannes tot Beste Aktrice verkozen voor haar rol in ‘Mask’.

1987

Een glansrijk jaar voor Cher … De diva baart opzien door [haar Oscar] in een nagenoeg doorzichtige outfit in ontvangst te nemen. De eerste geruchten over Chers afspraakjes met de plastische chirurg beginnen de ronde te doen. Dat jaar maakt zij haar comeback als zangeres met het album ‘Cher’. Hierop is ook Bon Jovi te horen. Bon Jovi-gitarist Richie Sambora wordt Chers nieuwe liefdesvlam.

1989

Cher scoort…

1990

Cher heeft als allround-artieste de absolute superstatus bereikt….

1992

Cher is inmiddels een legende geworden, maar dan wel ééntje die nog jaren meekan…

 Wordt Vervolgd.” (Joepie, 1993, 1: s.p., onderlijning door mij)

 

En toen werd het definitief lente. Alweer “gered” door een man dus, wordt de aanzet gegeven tot haar (schijnbaar?) definitieve (want “absolute”) status van superster. Vanaf 1982 niets dan goede dingen, een éénparige rechtlijnige beweging. Daarvoor moet ze wel nog steeds dingen DOEN, acties ondernemen, ook de superster is nog constant in wording. Hoewel, bij 1982 staat dat zij een “natuurtalent” is. Dat is eigenlijk een woordgebruik dat tegengesteld is aan het “burgermensen-discours”. Immers, degene die door de natuur begiftigd werd met talent, heeft daar eigenlijk NIETS voor moeten DOEN. Neen, het is haar op NATUURLIJKE wijze, dus niet door de mens gemaakt, meegegeven, alsof god zelf ermee gemoeid is (maar dat wordt in Joepie natuurlijk niet meer gesuggereerd).

In het discours over 1987 staan weer een aantal termen die interessante associaties kunnen zijn. Een “glansrijk jaar”, een “diva die opzien baart” (een diva is een gevierde ster, dus iemand die toch al een tijdje meedraait), maar zelfs iemand met zoveel glans, iemand die gevierd is, moet uiteindelijk toch aan haar lichaam werken en op bezoek gaan bij de plastische chirurg. Níemand, zelfs diegene met een “glamouridentiteit” blijkt dus ooit AF, moet blijven WORDEN. Onmiddellijk na de mededeling over de plastische chirurgie volgen weer twee succesrijke gebeurtenissen: de ‘comeback’ als zangeres en een “nieuwe liefdesvlam”. Probeert men een verband te suggereren? Kan een 41-jarige vrouw nog een ‘comeback’ als zangeres maken en het liefdesvuur doen ontbranden bij een gitarist als zij haar “foute, uitzakkende” lichaam niet eerst laat “corrigeren”?

In 1992 moet men besluiten: Cher is een “legende” geworden. Dat is toch wel het toppunt van de “glamouridentiteit”. “Eéntje die nog jaren meekan”, want als de glans van haar huid begint te vervagen, dan is daar nog altijd de plastische chirurg die het “natuurlijke” (“door god gegeven”) aftakelingsproces kan tegenhouden. De burgermens kan zichzelf MAKEN en kan zelfs de wetten van de zwaartekracht manipuleren …

 

 

Hoofdstuk 5.: “WIE BEN IK?”:

 

sleutelen aan het beeld dat het individu van zichzelf heeft, dat de Ander van het individu heeft en dat het individu van de Ander heeft

 

In dit hoofdstuk behandel ik de punten “2”, “3” en “4” uit mijn schema. Dit zijn de volgende perspectieven van het “mens-zijn”: “beeld dat het individu van de Ander heeft”, “beeld en relatie van/tot zichzelf” en “beeld dat de Ander van het individu heeft”.

Hoe moet “mijn” beeld van de Ander zijn? Moet het veranderen? Of is het goed zoals het is? Hoe moet het beeld dat het “ik” van zichzelf heeft zijn? Moet het “worden”? Hoe moet het worden? Hoe moet het beeld dat “zij” van “mij” hebben, zijn? Moet het “worden”? Hoe moet het “worden”? Moet “ik” het manipuleren zodat het evolueert, moet “ik” het doen “worden”?

Ik behandel deze drie “verschillende” perspectieven in één zelfde hoofdstuk om volgende reden. Het beeld dat het individu van de Ander heeft, wordt medebepaald door het beeld dat de Ander van het individu heeft. Als de Ander ons sympathiek vindt, is het voor ons al veel makkelijker om de Ander ook aardig te vinden dan wanneer de Ander ons lijkt te verwerpen. Maar ook het beeld dat het individu van zichzelf heeft wordt in grote mate gevormd, of toch alleszins beïnvloed, door het beeld dat de Ander van het individu heeft. (VINCKE, 2000; 96-99) Omgekeerd kan het individu het beeld dat de ander van hem heeft ook voortdurend sturen. Er bestaat tussen deze drie perspectieven met andere woorden een constante wisselwerking. Men kan dan ook niet meer zeggen welk perspectief van welk perspectief de oorzaak is en welk het gevolg. Daarom behandel ik de drie perspectieven in één hoofdstuk: omdat ze in de “werkelijkheid” ook met elkaar verstrengeld zijn. Dat ziet men ook in de structuur van de artikels, van de gegevens dus: vragen over de relatie tot zichzelf en het beeld van zichzelf worden steeds gesteld in combinatie met de vraag hoe de Ander dat “zelf” evalueert.

De structuur van dit hoofdstuk is dezelfde als in het vorige. Het antwoord op de vraagstelling zal in deel a. hoofdzakelijk luiden: het individu moet zijn eigen unieke zelf integreren in de samenleving. Dat betekent dat men zichzelf moet blijven mits enige reformistische aanpassingen zodat men door de Ander aanvaard wordt. Dat laatste heeft men volgens Joepie quasi volledig zelf in de hand. Structuur en cultuur worden dus opnieuw vrijgepleit. Uit deel b. blijkt dan echter iets helemaal anders: de glamoureuzen zijn blijkbaar “geworden”, hun oude zelf in de vuilnisbak: “a star is born”. Hier spreekt dus een contradictie uit. Als men de “onafgewerkten” rechtstreeks aanspreekt, zegt men dat iedereen zijn eigen unieke zelf moet blijven (distinctie). Uit de successtories van de glamoureuzen blijkt echter steevast dat zij volledig geworden zijn naar de “gamournorm”. Men gaat daarbij soms bijzonder ver in het “maken van zichzelf”. Áls men dus glamoureus wil worden, dan moet men toch zeker iets aan zichzelf veranderen?…

 

a.: IDENTITEIT 1: DE ONAFGEWERKTE

 

Al van bij zijn oprichting krijgt Joepie brieven van jongeren die ongelukkig zijn omdat ze problemen hebben met sociale interacties tengevolge van hun “Zijn”. Zij menen dat hun uiterlijk of innerlijk zodanig “anders” is dan dat van de Anderen dat zij niet in staat kunnen zijn op een “normale” manier met die Anderen om te gaan. Meestal stelt men op het einde van de brief dan ook nog een vraag over een jongen of meisje waarmee men een relatie zou willen beginnen. Het zogenaamde “anders-zijn” vormt vooral daarvoor een onoverkomelijk probleem. Joepie stelt hen meestal gerust en voorspelt een glorierijke toekomst voor allen.

 

In 1975 klaagt een meisje van 15 dat ze te groot is, groter dan de andere meisjes en daardoor niet onder de mensen durft komen. Twee jaar geleden leerde ze aan zee een jongen kennen waarmee ze correspondeert, ze vraagt zich af of er liefde uit voort kan komen. Ik citeer uit Joepies antwoord.

 

“Je lengte zou je nu nog geen al te grote zorgen moeten baren. Sommige meisjes groeien nu eenmaal vlugger dan anderen. Een kompleks hoef je daar zeker niet om te hebben want in beroepen zoals modemannequin, hostess enz. verkiest men grote meisjes. …veel meisjes hebben met dit probleem te kampen. De enige oplossing is doorbijten: toch naar feestjes gaan …, en de onhandigheid zal op den duur verdwijnen. Door je korrespondentie kan een interesse voor je pennevriend ontstaan. Liefde ontstaat echter alleen door persoonlijk contact, het samen beleven van allerlei dingen.” (Joepie, 1975, 55: s.p., onderlijning door mij)

 

Het ligt natuurlijk in de aard van de adolescent dat het eindresultaat van het groeiproces van haar lichaam pas in een toekomst gekend zal zijn. In dat licht is het niet meer dan normaal dat Joepie aanraadt zich daar “nu nog geen al te grote zorgen over te maken”. Het resulteert hoe dan ook in een discours van “uitstellen”: de jongere is onaf, aan het worden. Frappant is ook dat er op wordt gewezen dat haar lengte eigenlijk geen probleem vormt maar haar integendeel een streepje voor geeft: ze kan er mannequin of hostess mee worden! Hier wordt dus weer een belofte gedaan, een glorierijke toekomst voorspeld, zonder dat Joepie eigenlijk weet hoe ze er voor de rest uitziet, of dat volgens de normen van de modewereld is. Joepie stelt dat soort beroepen hier ook voor als zijnde iets aantrekkelijks zonder er kritische vragen bij te stellen. Om van haar verlegenheid af te geraken worden een aantal gedragsregels voorgesteld: zich tóch in die situaties begeven die haar angst inboezemen en haar verlegenheid uitlokken. “Als je dít doet, zal je dát worden”.

Tenslotte wordt erop gewezen dat ook een liefdesrelatie een kwestie van “worden” is, het is iets waar je aan moet werken. Je moet samen een aantal dingen “doen” om tot een relatie te komen. Twee mensen storten zich blijkbaar niet zomaar zonder voorbereidend werk in mekaars armen, de vervulling van het verlangen wordt uitgesteld.

 

“Dromer

Ik ben een meisje van 16. Ik ben erg stil van aard. De hele dag zit ik te dromen en het gebeurt dat ik zelfs niet weet wat ik moet zeggen. Ik weet dat het vervelend is voor anderen en dat dit de reden is waarom ik zo weinig kameraden heb. Ik heb al geprobeerd te veranderen maar het lukt echt niet.

Christiane

(antwoord van Joepie):

 

…Je bent wie je bent. Alleen zou je af en toe moeten rekening houden met de mensen die zich om je heen bevinden.

…verward worden met onverschilligheid en slechte wil. En dat mag niet.

…verontschuldig je en vertel dat doen aanvaarden door anderen. …af en toe zelf eens een inspanning moet doen je een onverbeterlijke dromer bent. Vertel al eens iets over die dromen…Je moet jezelf leren aanvaarden zoals je bent en dan die persoonlijkheid gebruiken om je te profileren. En dat je je interesse voor anderen mag tonen is natuurlijk ook normaal. Doe nog eens flink je best. Probeer echter niet op andere meisjes te gelijken. Daar zal je toch niet in slagen.” (Joepie, 1978, 219: 5, onderlijning door mij)

 

“Christiane” vindt van zichzelf dat ze een problematische aard heeft. Ze heeft moeite met haar eigen “zijn” en dit vooral in het licht van de sociale interacties. Die zijn volgens haar beperkt tengevolge van haar karakter. Ze beweert al haar best gedaan te hebben daar iets aan te “doen” in de hoop iemand anders, of alleszins anders, te “worden”. Joepie volgt haar redenering gedeeltelijk. Enerzijds respecteert het blad het feit dat ieder zijn eigenheid heeft en dat het niet de bedoeling is dat iedereen genivelleerd wordt. Anderzijds mogen de anderen geen last ondervinden van je mogelijke sociale onaangepastheid. Als je anderen stoort met je verlegenheid, dan moet je dat pogen om te buigen door anderen toch toe te laten in je verlegen geest. Je mag met andere woorden je persoonlijkheid behouden, met al z’n tekortkomingen, maar je moet dit wél bínnen de sociale ruimte doen. Je mag je NIET BUITEN de maatschappij plaatsen, ook al zal je daar dan misschien een underdogpositie bekleden. Teneinde een werkelijk lid van de samenleving te “worden”, moet je wel enige moeite “doen”. En daar is echt geen ontkomen aan. Het meisje wordt werkelijk verzocht “nog eens flink haar best te doen”.

Natuurlijk vraagt het meisje echt om hulp, Joepie probeert haar individu eigenlijk te helpen. Maar toch heeft de samenleving –en dus ook Joepie- er belang bij dat de volwassenen van morgen zich integreren en zich binden aan die gemeenschap. Opdat zij er loyaal aan zouden zijn is het belangrijk dat zij er zich goed in voelen. Daartoe is het belangrijk dat het beeld dat die samenleving –de som van alle Anderen- van hen heeft positief is, want dan zullen ze door die samenleving ook positief bejegend worden. Hiertoe is het van belang dat de individuen een positief beeld hebben van zichzelf want, zoals boven gezegd, is er sprake van een constante wisselwerking tussen het beeld dat het individu van zichzelf heeft en het beeld dat de Anderen van haar hebben. Het was onwenselijk, want waarschijnlijk onmogelijk, om iedereen te nivelleren, daarom moet men ‘roeien met de riemen die men heeft’. Als je een stil persoon bent dan is dat misschien niet ideaal, doch ook de stille mensen zullen worden opgenomen in de kring. Die stille mensen moeten dan gewoon een inspanninkje doen om aanvaard te worden. Iedereen zal individueel aan zichzelf werken, zal “worden”. Het is niet de bedoeling dat de maatschappij veranderd wordt, dat de samenleving zich aanpast aan de “stillen”. Neen, de “stillen” zullen zich aanpassen aan de samenleving. Dit is een reformistische houding in plaats van een revolutionaire. Ook dat is kenmerkend voor de liberale –en voor de conservatieve- ideologie (LORENZ, 1998; 130) Het is typerend voor het “therapeutische ethos”: de samenleving is wat ze is, evolueert zoals “ze wil” (volgens het dictaat van het “kapitaal”?), de individuen moeten er zich maar hoogstpersoonlijk aan aanpassen. Via –al dan niet terugbetaalde- therapeutische sessies of via de brievenrubrieken van commerciële tijdschriften…

 

Een 17-jarig meisje stelt zich de vraag of ze “abnormaal is” omdat ze als enige in de klas nog “geen jongen heeft”. Ze heeft ook “nog nooit een jongen achter zich aan gehad”. En dit terwijl ze “niet knap maar ook niet lelijk is”. Als iemand bij haar informeert naar haar liefdesleven durft ze niet anders dan te zeggen dat ze een vriendje heeft. Nu is ze verliefd geworden op haar danspartner, maar hij doet niet speciaals ten opzichte van haar, hij is “gewoon vriendelijk” en dat terwijl ze “al alle moeite van de wereld heeft gedaan om zijn interesse op te wekken”. Ze maakt zich extra mooi, draait krullen in haar haar, …maar ze “heeft geen geluk”. Haar vriendin daarentegen “heeft altijd een jongen als ze ergens komt”.

Ik citeer uit Joepies antwoord.

 

“Waarom zou je liegen? …Het is immers best mogelijk dat de meeste jongens je nu gewoon links laten liggen omdat jij geen interesse hebt of dat je gelukkig bent met die mysterieuze vriend,… Wat ‘al die moeite van de wereld betreft’, daarin mag je niet overdrijven. Dat je er graag mooi uitziet is natuurlijk goed, maar dat je denkt dat je daarmee alleen je danspartner kan interesseren, dat is verkeerd. Praat je weleens met hem? …We weten niet hoe je vriendin het aan boord legt, maar het zou ons niet verbazen dat zij zonder teveel kompleksen gewoon plezier maakt, …, m.a.w. gewoon zichzelf is. Jij bent waarschijnlijk teveel gespannen …bijgevolg helemaal niet zo uitbundig en vrolijk. En zo’n houding spoort nu eenmaal minder aan tot avontuurtjes. Begin dus al met jezelf te zijn.” (Joepie, 1981, 357: 52, onderlijning door mij)

 

Het meisje is hopeloos omdat ze geen succes heeft bij het andere geslacht, hetwelk zij begeert. In Joepies ogen is het wel degelijk een intern probleem van haar persoon en moet het dus zeker NIET BUITEN haar gezocht worden. Als ze succesvol wil “worden”, moet ze een aantal dingen “doen”. Tonen dat ze interesse heeft, niet liegen over haar liefdesstaat, praten, over zichzelf vertellen, zonder complexen plezier maken maar bovenal moet zij zichzelf blijven. Al het omgekeerde van wat zij tot nog toe deed dus. Ze moet ook niet denken dat ze enkel door zich mooi te maken, als een “stomme” pop, interesse zal kunnen opwekken. Het uiterlijk is niet alles. Deze idee is tegengesteld aan wat men tegen het einde van de jaren tachtig begon te verkondigen, vanaf dan neemt het belang van de “look” alleen maar toe, zoals we zullen zien.

De boodschap is dus eigenlijk opnieuw dezelfde als die in het vorige fragment. Je moet altijd en overal “jezelf blijven” (wie of wat dat dan ook mag zijn). Maar je moet wel naar buiten treden met dat zelf, indien je succes wil oogsten. Je moet je kenbaar maken, tonen dat je interesse hebt, “bekennen” wie je bent.

Opnieuw, dit meisje vraagt natuurlijk om hulp, teneinde succesvol te kunnen “worden”, het antwoord van Joepie is echter navenant. “Succesvol worden” duidt op een verdere toekomst, een uitgesteld verlangen, waarvoor men wel degelijk enige “moeite zal moeten doen”.

 

Een jongen in een andere brief meldt dat hij altijd tegen iedereen onverschillig of humeurig is, dat hij boos wordt of tegenover meisjes erg verlegen of zoals hij het zelf zegt “belachelijke dingen zegt”. Hij heeft zelf reeds een analyse gemaakt van zijn gedrag en meent te weten dat hij aldus handelt vanuit een minderwaardigheidscomplex.

Ook voor deze hopeloos uitziende situatie is er echter hoop volgens Joepie. De jongen zal er echter wel weer iets voor moeten doen.

 

“…Eigenlijk heb je maar één probleem: dat je erg onzeker bent. …Het is dom te denken dat je je anders moet voordoen dan je in werkelijkheid bent. …De enige manier om aanvaard te worden zoals je bent, is de anderen te laten kennismaken met je echte ‘ik’. … Je zal het waarschijnlijk moeilijk hebben om nu zo opeens je hele houding te gaan veranderen. Je hebt [echter] tijd genoeg, dus kan je stilletjes aan je eigen karakter beginnen sleutelen. …Elke minuut die je met een slecht humeur verspeelt is onherroepelijk verloren en kan niet meer goedgemaakt worden. Bovendien zijn je ouders daar ook niet mee gediend… Kortom denk eraan dat men het geluk krijgt dat men verdient. …Overtuig jezelf van het feit dat je minstens evenveel waard bent dan al je vrienden en kennissen en dat je aan niemand iets hoeft te bewijzen behalve misschien aan jezelf. …” (Joepie, 1981, 357: 53, onderlijning door mij)

 

Ook deze lezer krijgt de raad mee “zichzelf” te blijven en dat “zelf” naar de buitenwereld toe kenbaar te maken. “Zichzelf blijven”, maar toch moet er gesleuteld worden aan dat karakter, moet hij zijn hele houding gaan veranderen. Het verlangen om gelukkig en succesvol te worden zal bovendien nog lang niet vervuld worden want hij “heeft nog tijd genoeg om zijn hele houding te veranderen”. Het wordt dus alweer een wordingsproces van lange adem. Aangezien “men het geluk krijgt dat men verdient”, ligt de verantwoordelijkheid voor het succesvol en gelukkig worden dus alweer binnenin het individu en worden er geen vragen gesteld bij de context waarin dat individu zich bevindt. Het zoeken van oplossingen binnenin elk individu afzonderlijk door middel van introspectie en ‘werken aan zichzelf’ is, zoals gezegd, kenmerkend voor een liberale ideologie.

 

Vanaf 1983 start Joepie met een speciale rubriek “Een dokter, een advocaat en een psycholoog als vriend”. De motivatie voor het houden van dit schriftelijke “Spreekuur” is de volgende. “[Omdat] we ze niet altijd durven raadplegen en dus met onze zorgen blijven zitten. [Dit is ] vaak de oorzaak van zeer ernstige moeilijkheden…, maar…zet ook een domper op het dagelijkse leven. ‘Spreekuur’ wil die kontaktstoornis tussen jou, die met problemen zit, en de specialist ter zake overbruggen. ….’als vrienden’… (Joepie, 1983, 469: 68)

 

De rollen zijn meteen verdeeld: degene die dit leest heeft vast problemen, onvolkomenheden, dingen die (nog) niet duidelijk zijn, zaken waar nog aan gewerkt moet worden. De specialisten zijn degenen die het antwoord weten, die zullen zeggen wat de “onafgewerkte” moet doen om “beter” te worden. De specialisten zijn het ‘medium’ tussen “onaf” zijn en een “verbeterde versie” worden. Dit verleent de specialisten een speciale status en een zekere macht en aanzien (DE BRUIN , 1999, 40-42) doch dat wordt –woordelijk althans- opnieuw geneutraliseerd doordat de specialisten suggereren dat ze “ ‘als vrienden’ “ zijn met de problematische. Dit is het probleem met een liberaal blad als Joepie: iedereen is zogenaamd gelijkwaardig, er is geen autoritaire kracht, ‘leerling’ en ‘meester’ zijn bevriend met elkaar, er is geen sprake van uitgesproken ondergeschiktheid. Tóch blijft dat machtsonevenwicht bestaan, want de specialist weet dingen die de briefschrijver niet weet maar wel wil weten om beter te worden. De briefschrijver zal dus met grote waarschijnlijkheid “gehoorzamen” aan de opdracht van de specialist. “Macht berust op de waarschijnlijkheid dat een actor binnen een sociale relatie in staat is haar/zijn wil op te leggen niettegenstaande weerstand van de medeactor” (de definitie van “macht” volgens Max WEBER, cf. VINCKE J., 2000: 81). Hun relatie valt dus echt niet te omschrijven als “vriendschappelijk”, gezien dit machtsonevenwicht. Gelukkig plaatste men deze woorden toch tussen aanhalingstekens, wat er misschien op wijst dat de auteur zich toch enigszins bewust was van de leugenachtigheid van de uitspraak. Dit opvallende element in de socialisatie van Joepie besprak ik reeds in het eerste hoofdstuk.

Ik vermeld hier ook nog dat de rubriek “Hart tegen hart” geenszins verdwijnt met het verschijnen van “Spreekuur”. Deze laatste wordt gewoon gereserveerd voor specifieke vragen van psychologische, medische of gerechtelijke aard. Joepie professionaliseert zijn hulprubrieken-aanbod dus. Naar de toekomst toe zal deze “deskundigheid” echter afnemen. De specialisten verdwijnen uit Joepie, het zullen meer en meer de artiesten en andere leken zijn die advies zullen gaan verschaffen, zoals in het eerste hoofdstuk reeds gezegd werd.

 

Ik citeer uit een antwoord van Joepie op de zorgen van een meisje dat zeer onregelmatige maandstonden heeft en traag ontwikkeld. Ze vraagt zich vooral af of ze “abnormaal” is omdat ze zoveel lijkt te verschillen met haar vriendinnen. Ze heeft een negatief beeld van zichzelf, omdat het in vergelijking met dat van de Ander zo anders en zelfs minderwaardig lijkt. De Anderen hebben ook een “negatief beeld” van haar omdat ze verschilt van hen. Iemand zei haar immers zelfs dat ze “misschien nooit kinderen zou kunnen krijgen”. Deze uitspraak werd als pejoratief ervaren. De angst onvruchtbaar te zijn is meestal de grootste aanleiding voor het bezorgd stellen van vragen aan Joepies medische deskundigen. De angst om geen relatie te zullen kunnen aanknopen (quasi altijd met iemand van hetzelfde geslacht) is uiteindelijk haast altijd een reden om een brief naar de psychologisch deskundigen te schrijven.

Joepies dokter ontkracht de woorden van de Anderen door te stellen dat het meisje “niet abnormaal is, wel uniek”. Dit is de kern van de dokter zijn boodschap en past in het kraam van de andere raadgevingen die we in Joepie dit hoofdstuk al tegenkwamen. Jazeker, je bént anders dan de anderen, misschien heb je zelfs tekortkomingen, maar dat verhindert niet dat je je kan integreren. Die integratie zal je wel moeten doen als “jezelf”. Ondanks het feit dat je “jezelf” moet blijven, worden er toch steeds een aantal opdrachtjes meegegeven om te veranderen, Joepies paradox. We zullen hieronder zien hoe de dokter de uniciteit van het meisje uitlegt en aanvaardbaar maakt.

 

“…dat elk individu uniek is. …Vergelijken is verkeerd en een nutteloze bron van ergernis. …Zelf kan je de start van je lichaamsontwikkeling niet beïnvloeden. …” (Joepie, 1983, 469: 68)

Verder volgt er een deskundige maar goed te begrijpen uitleg over wat menstruatie is en wat er fout kan lopen.

 

In dezelfde aflevering is een jongen ongerust omdat hij veel tengerder gebouwd is dan zijn vrienden. Via body building kan hij dit toch een beetje verhelpen, maar de grootste bron van zijn schaamte is zijn kleine penis. Hij wordt hierom bespot door zijn vrienden en vraagt zich af of hij wel een normaal intiem leven zal kunnen leiden en kinderen zal kunnen krijgen. Hij durft ook niet met meisjes te vrijen uit angst dat ook zij hem zouden uitlachen.

Het antwoord van de dokter beperkt zich tot de problematiek van de penis, hij zegt niets over de tengere lichaamsbouw. Dat kan misschien niet anders, aangezien in hetzelfde nummer en meerdere malen in deze jaargang, een advertentie stond voor een body builders programma. (cf. Joepie, 1983, 469: 78; zie BIJLAGE nr. 5)

 

Vergelijken is ook in jouw geval een nutteloze bron van ergernis. …verschillende formaten van penis. De grootte bepaalt geenszins de mogelijkheden ervan. …Bovendien zijn intieme betrekkingen geen ‘sportieve prestatie’ …strelingen én gevoelens, zaken die een meisje heel erg op prijs stelt. En zelfs belangrijker vindt dan formaat of volume! … De penis is eigenlijk niets anders dan een instrument …De produktie van je zaadcellen wordt ook bepaald door hormonen … Als dat allemaal goed funktioneert, kan je kinderen verwekken, ongeacht de grootte van je penis.

En tot slot nog even dit: het is een onhebbelijke gewoonte van jongelui om met dergelijke zaken te lachen. Vergeet echter niet dat iemand, die een grote mond opzet, vaak zelf een boel kompleksen te verbergen heeft.” (Joepie, 1983, 469: 69, onderlijning door mij)

 

Ook hier wordt de briefschrijver duidelijk gemaakt dat zijn “anders zijn” een teken is van zijn uniciteit, zoals elke mens uniek is, waardoor vergelijken niet aan de orde is. Hij wordt ook gerustgesteld in verband met de verwachtingen van “het andere geslacht”. Met het probleem dat hij beschrijft is zijn toekomst nog niet noodzakelijk tot kinderloosheid gedoemd. De jongen wordt dus op een individueel niveau gerustgesteld: met hem is er niets mis, hij is gewoon anders zoals iederéén anders is en daar is niets verkeerd mee. Meisjes zullen hem ook niet “abnormaal” vinden. Tot hier blijft de dokter op het subjectieve niveau steken. Tot slot klaagt hij toch de leefwereld van de jongen even aan: het feit dat er daarin door zijn leeftijdsgenoten met dit soort zaken gelachen wordt. Maar eigenlijk blíjft de dokter hier op een redelijk individueel niveau hangen. Het is een bepáálde subgroep van de maatschappij waar het “kwaad” zich bevindt en niet in de hele maatschappij. Neen, het is zelfs vanuit een eerder “ondergeschikte” groep dat de ellende voortkomt: de jongeren. Door de jeugd in deze te culpabiliseren ontkent de dokter dat “afmetingen”, “prestaties”, “scoren”, … juist stokpaardjes zijn van onze post-industriële Westerse cultuur en dat de nieuwe mensen (de jongeren) in die cultuur vaak alleen nazeggen wat ze via “hogere regionen” (lees: voornamelijk de media) te horen krijgen. Hiermee is “het systeem” weer eens vrijgepleit en niet vatbaar voor kritiek. Bovendien blijft de dokter toch hangen in een discours van “normaal zijn”, “aangepast zijn”. Het abnormale wordt nog altijd niet geduld of alleszins als zijnde niet verkiesbaar voorgesteld, want er wordt op gehamerd dat de jongeren niet “abnormaal” zijn maar wel “anders”, zoals iederéén anders en uniek is, waardoor het “anders-zijn” dus eigenlijk de norm wordt, maar waardoor het “normaal” zijn nog steeds wordt nagestreefd: normaal zijn omdat je anders bent zoals alle anderen. Het distinctiestreven dat eigenlijk geen distinctiestreven meer is omdat het toch is zoals iedereen is.

Zo wordt een cultuur in stand gehouden die de norm nastreeft en NIET één die afwijkingen duldt. De norm is dan dat iedereen anders is en zichzelf moet blijven en dat zelf moet integreren in de samenleving.

In hetzelfde “Spreekuur” heeft men ook een handleiding “waar je al zo lang op wacht”: “Intiem van A tot Z”. Wekelijks verschijnt er een aflevering waarin een drietal begrippen uit het eerder intieme leven worden uitgelegd. In n° 469 worden “abortus”, “aerofagie” en “akné” besproken. Het is interessant om, in het kader van het belang van het uiterlijk ten opzichte van jezelf en ten opzichte van anderen, te bekijken wat de dokter van akné zegt. Wordt het als zijnde iets problematisch beschouwd of als iets wat er gewoon IS en wat niet moet worden veranderd?

 

Eigenlijk moet het gezegd worden dat Joepie zeer goed aan de vragen van de jongeren tegemoet probeert te komen: zij stellen tenslotte vragen over acne etc. … Joepie speelt daar op in in verschillende rubrieken. Ze gaan dus vooral thema’s aansnijden waarvan ze denken dat de jongeren het willen weten en dus het blad graag zullen kopen. ECHTER ook hier moet er opnieuw op gewezen worden dat het een kip of ei kwestie is: zijn jongeren geïnteresseerd in acnébestrijding omdat dat vanuit henzelf - of vanuit hun subcultuur komt - óf omdat farmaceutische bedrijven anti-acnéproducten maken en die dan pogen te verkopen via advertenties in onder andere Joepie. Maar ook dan nog: waarom maken die bedrijven zulk een product? Omdat ze vraag kregen naar zo’n product of omdat ze vermoeden dat daar een afzetmarkt voor is, eens het product er zal ZIJN?

 

- “Akné is een zeer mysterieuze aandoening die zowel meisjes als jongens treft, vooral in de tienerjaren, maar ook later. Er bestaan heel wat theorieën over de oorzaak maar een doeltreffende remedie werd nog niet gevonden. De hevige hormonenproduktie bij het begin van de puberteit …de talgklieren zouden harder werken …overtollig zweet en vet …ontsteking onder de vorm van een puistje… Bij een slechte hygiëne laat men de huid toe nog meer overtollig vuil op te stapelen en werkt men automatisch verdere infekties in de hand. Puistjes uitknijpen … verergert de zaak. Ook een slechte voeding (chocola, frisdrank, chips, … het favoriete menu van heel wat jonge mensen) …Een dermatoloog (huidspecialist) kan je helpen de schade te beperken door je zalfjes of lotions voor te schrijven, een speciale sulferzeep en je een dieet te suggereren. Meestal verdwijnt de akné weer rond de meerderjarigheid….” (Joepie, 1983, 469: 71, onderlijning door mij)

 

We kunnen de tekst onderverdelen in verschillende fasen die gekenmerkt worden door een stijgende graad van optimisme en goede vooruitzichten wegens de mogelijkheid tot actief ingrijpen door de mens.

Om te beginnen wordt het vreemde, ietwat duistere karakter van acné onderstreept: het is “een zeer mysterieuze aandoening” waarover “veel theorieën bestaan omtrent de oorzaak” maar waarvoor nog geen doeltreffende remedie bestaat. Tevens treft het de beide geslachten, vooral in de puberteit, maar het kan ook later blijven voorkomen. Opgepast dus! Met acné wordt niet gelachen! Door te zeggen dat het een mysterieuze aard heeft, vooral wat betreft het bestrijden ervan, suggereert men de ongrijpbaarheid van het fenomeen. Álle mensen kunnen erdoor getroffen worden, vooral jonge maar eigenlijk kán het zijn dat je vanaf de puberteit reddeloos verloren bent. Maar doordat het vooral jongeren treft, is het problematische karakter en daardoor de afhankelijkheid voor een oplossing van deze subgroep weer eens onderstreept. Lees dus vooral verder, want “Spreekuur” zal je redden! Nu je het probleem hebt onderkend–doordat je dit artikel wil lezen – kan je niet meer terug en moet je ook een oplossing aanvaarden.

Men kent de oorzaken dus. Die zijn in de eerste plaats van “natuurlijke” aard, namelijk gevolg van de hevige hormonenproductie, vooral bij jongeren. Hieraan heeft men dus geen schuld.

Maar triomfeer niet te snel, want door slechte hygiëne, puistjes uitknijpen en slechte voeding stimuleert men de acné. Dit is de volgende fase in de tekst: na de natuurlijke oorzaak wordt de oorzaak door mensen in de hand gewerkt, vernoemd. Maar hiermee suggereert men ook, zonder het expliciet te zeggen, dat men deze slechte gewoonten ook kan vermijden en daardoor de acné ook kan voorkomen.

In het volgende stadium wordt een nóg actievere oplossing naar voren geschoven: hulp gaan vragen aan de deskundige. Die zal je producten voorschrijven en je suggereren andere voedingsgewoonten te kweken. Er zal dus moeten overgegaan worden tot de aankoop van producten, als je je huid een beetje serieus neemt! Voor concrete producten wordt in dit en in andere nummers trouwens geadverteerd.

Tot slot wordt echter weer gerefereerd aan het natuurlijke verloop van het menselijke lichaam: “Meestal verdwijnt akné weer rond de meerderjarigheid. Waarom weet men niet maar men neemt aan dat de hormonenproduktie dan regelmatig verloopt…” (Joepie, idem). Maar Joepie weet waarschijnlijk ook wel dat deze woorden de jongere niet zullen tegenhouden om actief, en met behulp van door de deskundige voorgeschreven producten, de puistjes te lijf te gaan. Immers, in het begin van het artikel werd gezegd dat acné “vooral in de tienerjaren, maar ook later [voorkomt]”. De natuur kan ons geen natuurlijke oplossing (verdwijnen van de acné) garanderen. De verkoop kan beginnen… ‘Als de jongere dit doet, zal zij/hij dat worden’: als zij/hij de producten KOOPT, zal hij/zij een acné-vrij persoon WORDEN!

 

In deze jaargang trof ik nog meer teksten die richtlijnen bevatten voor het actief ingrijpen in het fysieke beeld dat het individu van zichzelf te zien krijgt en dat de Anderen zien. Al dit actief ingrijpen is dus ook tegengesteld aan de boodschap “zichzelf te blijven”.

Via “Joepies nieuwe kapselactie” kan je een kappersbeurt winnen op de kosten van het blad. De wedstrijd beslaat één pagina waarop de kapseltransformatie van een eerdere winnares wordt besproken. Een kleine foto “voor” en een groter portret “na” sieren de pagina (zie BIJLAGE nr. 6). “Voor” is eigenlijk “tijdens”: het meisje zit met natte haren en een lompe kappersschort, met gebogen hoofd op de stoel terwijl de kapper haar haar bewerkt. Op de foto “na” is de lezeres te zien met een “perfect” kapsel, make-up en een –in die tijd - modieus bloesje. Ze lacht. Het beeld ná de kappersbeurt is duidelijk te verkiezen boven het beeld vóór het kappen. De glamour en de pret stralen immers van de “na foto” af. (Hoewel dit natuurlijk een zeer subjectieve interpretatie is)

 

“Een nieuwe ‘look’ hoort natuurlijk ook bij de vele kado’s die Joepie dit jaar wegschenkt. En met nieuwe ‘look’ bedoelen we dan een modern, vlot kapsel dat uitstekend bij jouw gelaatsvormen past. …stuur dan onderstaande bon meteen in, samen met een recente pasfoto van jezelf waarop je huidige kapsel duidelijk te zien is. Om je nog wat meer te doen watertanden … vorige Kapsel-winnaars

Toen Yo bij kapper M.P. binnenstapte was ze de wanhoop nabij. Ze had een permanent in haar haar laten zetten, en die bleek veel te sterk te zijn. Ze vond zichzelf dus helemaal niet mooi en had spijt dat ze die krulletjes had laten zetten. …drie mogelijkheden: …het haar zeer kort knippen maar dat zag Yo niet zitten, …je leert ermee leven, wat ze blijkbaar ook niet kon; of je gaat defriseren. We kozen voor de laatste oplossing. Yo geloofde niet erg in het resultaat maar aangezien ze met haar krulletjes ook niet gelukkig was, stemde ze toe. Vroeger …bijtende producten …schadelijk voor het haar… Vandaag is er een product op de markt dat erg zacht is en dat zonder problemen op gelijk welk haartype mag gebruikt worden. Eén van de meisjes die hier werkt, heeft dit produkt zelfs uitgetest…Ook bij Yo was het resultaat verbluffend. Weg met de krullen, een nieuwe snit en ze kon weer glimlachen.” (Joepie, 1983, 469: 73, onderlijning door mij)

 

Volgens Joepie moet je zogezegd te allen tijde jezelf blijven maar een nieuwe ‘look’ is blijkbaar toch geen overbodige luxe. Een nieuwe ‘look’, dat is modern en vlot. Toch blijft ook dat “veranderen” van “jezelf” binnen de perken van dat “zelf”: het kapsel wordt aangepast aan je eigen gelaatsvormen. Integreer je “zelf” binnen de heersende maatschappelijke wijze (mode), zonder jezelf volledig weg te cijferen.

Als de lezer nog niet helemaal overtuigd is van de noodzaak tot deelname aan de wedstrijd, dan kan zij/hij zich nog altijd identificeren met het ongetwijfeld herkenbare relaas van een leeftijdsgenoot. Ze had zich al eens eerder naar de mode geplooid, maar de invulling van dat verlangen was toch op een teleurstelling uitgedraaid: de krullen bleken veel te uitgesproken. Resultaat: het beeld dat zij daarna van zichzelf had was pejoratief. Haar onvervulde verlangen wanhopig achterna hollend waren daar Joepie en kapper Marc geweest die haar terug konden doen glimlachen. Op deskundig advies van de kapper had zij zich, niet helemaal zeker van de slaaggarantie maar het was alleszins beter dan archaïsche methoden zoals gewoon afknippen of vrede nemen met het onvermijdelijke, laten overtuigen om over te gaan tot “defriseren”. Dat klinkt alleszins professioneel en het was de best denkbare oplossing onder de mogelijkheden. Vroeger zou “defriseren” een soort van doodsteek voor je weelderige haardos betekend hebben. Maar vandaag, in 1983! De technologie staat voor niets! In 1983 bestaan er haast miraculeuze producten die zó zacht zijn dat ze op de meest gevoelige haartypes gebruikt mogen worden. Als klap op de vuurpijl kon een werkneemster van het kapsalon bewijzen dat het product wonderbaarlijk is. En inderdaad, Yo kon weer glimlachen…

 

Nog meer disciplinerende teksten om het beeld van dat “zelf” bij te schaven: “Aerobic dance: de turndans die fit en slank maakt”, een 16 bladzijden tellende aerobic special volgens het aerobic programma van een op dat moment befaamde Noord-Amerikaanse aerobic lerares. De inleidende tekst op de voorpagina is opvallend. Ze wordt geflankeerd door een volledige foto van de fitte lerares die gezwind en breed lachend haar slanke been in de lucht zwiert (zie BIJLAGE nr. 7).

 

“ ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’ De oude Grieken wisten het alWij, moderne Westerlingen, zijn die wijsheid een beetje uit het oog verloren. De technische revolutie heeft ons lui gemaakt:de auto …’instant’-voeding …hebben onze spieren verzwakt en onze vet-en cellulitislaagjes vermenigvuldigd.

Amerika, kampioen in het uitdenken van allerlei spektakulaire vermageringsdiëten, heeft zich als eerste over dit tekort aan lichaamsbeweging gebogen. …de sport in het algemeen aangewakkerd …met behulp van idolen zoals … Pientere zakenlui zagen echter ook vlug brood in de heropleving van de sport en de vernieuwde belangstelling van allerlei fitheidsprogramma’s. De rolschaats-en skate-boardrage sprak vooral de allerjongsten aan. Joggen daarentegen werd een nieuwe ‘religie’jong én oud, ook in onze streken. Maar ook de looprage is alweer voorbijgestreefd.” (J., 1983, 473: s.p., onderlijning door mij)

 

Verwijzen naar verre voorouders geeft altijd enige autoriteit. Het feit dat de “wijsheid” al zó lang meegaat lijkt op zich al aan te tonen dat ze “waar” is. “Wij”, achteloze erfgenamen, zijn blijkbaar al te nonchalant met onze geestelijke erfenis omgegaan, en zijn de Boodschap van het Gezond Worden en Blijven uit het oog verloren. Maar vreest niet! Want vanaf heden kunnen we de draad weer opnemen. En dat het nodig is, dat zullen we geweten hebben. Immers, spieren verzwakken en vet en cellulitis stapelen zich als een walgelijke smurrie op in de tempels van god die onze lichamen per slot van rekening zijn… Het is uiterst bedrieglijk om een gebruik –lichaamsbeweging- uit het verleden zomaar te transformeren naar het heden en te suggereren dat het in beide periodes dezelfde functie heeft. Tot vóór de jaren ’70 werd cellulitis immers niet beschouwd als een bedreiging voor de gezondheid. Het is pas wanneer het “gemedicaliseerd” werd in het Noord-Amerikaanse tijdschrift “Vogue” dat mensen (lees: vrouwen) moord en brand begonnen te schreeuwen bij de ontdekking van de eerste tekenen van een zogenaamde “sinaasappelhuid”. (WOLF, 1991)

“Amerika, kampioen ...“ is in deze sportieve context natuurlijk niet uit de lucht gegrepen.

De jongeren die Joepie lezen worden niet meer aangesproken met de titel van “allerjongsten”, maar gelukkig bestaat er een sport waar iederéén, en masse, aan kan deelnemen: joggen. In tijden van secularisatie blijkt dat mensen toch nog steeds een doel en zingeving voor ogen moeten hebben, hetwelk zij pogen te bereiken d.m.v. gereguleerde en herhaalde handelingen.

De neomanie beheerst onze cultuur. Zo zien we dat in geen tijd een nieuwe “religie” vervangen wordt door alweer een ander devoot gevolgd voorschrift.

 

Ook in “Hart tegen hart” begint men de lichaamscultus te promoten. Daar waar ik in het jaar 1981 nog vaststelde dat men de jongeren de boodschap meegaf dat uiterlijk niet het belangrijkste is, neemt men het “work that body”-discours, overgewaaid uit de V.S.A. waar het al in de jaren ’70 opkwam, ook in Joepie over.(VINCKE, 1983; 265-283)

Een meisje van 16 zegt in haar brief dat ze geen zin heeft om nog IETS te doen. Ze vindt zichzelf lelijk en dik. Op school gaat het niet goed meer en ze zit heel de tijd op haar kamer te huilen. Ze heeft al eens geprobeerd zelfmoord te plegen door een overdosis medicatie. Ze is heimelijk verliefd op iemand en leeft nog slechts in die “droomwereld”.

Ik citeer uit J.’s antwoord.

 

Het is verkeerd te denken dat anderen een zin aan je leven moeten geven. Dat moet jij doen, voor jezelf. …we beweren zeker niet dat je geen reden hebt om een klein beetje verdrietig te zijn. Maar je hebt ook geen reden om alles zo verschrikkelijk somber in te zien. Je bent jong, je zou nog zoveel kunnen beleven als je jezelf maar een eerlijke kans gaf. Als je jezelf blijft herhalen dat je lelijk bent en niks kan, dan ga je het uiteindelijk zelf nog geloven en doe je nergens nog een inspanning voor. Begin met je zelfvertrouwen op te bouwen. Zoek activiteiten waarin je je kan uitleven en waarin je op jouw manier kunt uitmunten. Plaats je doel niet meteen té hoog want dat werkt ontmoedigend; maar leg jezelf wel bepaalde taken op die je dan zo goed mogelijk probeert uit te voeren. We denken dan aan een verstandig dieet, aan wat turnoefeningen in een gezellige klub, een verzamelhobby die je aanspreekt en het behalen van goede cijfers in vakken die je interesseren. Wil je het niet voor jezelf doen, doe het dan voor je droomprins. Stel je voor dat je hem toch terug kan ontmoeten! Wat krijgt hij dan te zien? Een treurig hoopje mens, waarvoor hij alleen medelijden en geen genegenheid of liefde kan opbrengen. Gun jezelf nog een kans! Vecht tegen die depressie, vecht ook tegen die lage dunk die je van jezelf hebt. Elke mens heeft foutjes, maar tegelijkertijd ook veel pluspunten, veel talenten en veel kwaliteiten. Maar je moet ze wel laten spreken en ze niet het zwijgen opleggen om je in je ‘lot’ te kunnen schikken. Kom je er alleen niet uit, durf dan de hulp in te roepen van een psychologe of psychiater. Je bent pas zestien en het leven heeft nog heel wat fijne verrassingen in petto. Verspeel je tijd niet met doemdenken, maar probeer iets van je leven te maken. Desnoods met de hulp van een deskundig iemand. Jij hebt evenveel recht om gelukkig te worden en in jezelf te gaan geloven, dan om het even wie. (J., 1983, 469: s.p.)

 

Elk individu is verantwoordelijk voor zijn eigen levensgeluk. Structuur en cultuur hebben daar niets mee te maken, de Ander staat daar buiten. Een mens máákt zichzelf. Joepie vindt dat ze iets moet gaan dóen om haar zelfvertrouwen op te krikken. Het eerste waar het blad dan aan denkt is: voedseldieet, dan sport (om te vermageren), dan een verzamelhobby (materialistisch) en dan pas: “intellectuele ontplooiing”. Het eerste waar ze iets aan moet doen is dus toch blijkbaar haar overgewicht. Men zegt niet: “big is beautifull” of zoiets. Misschien ís het meisje helemaal niet dik, misschien ís ze niet lelijk, maar beeldt ze zich dat allemaal in.

In de eerste plaats moet ze “worden” om zichzelf gelukkig te maken. Maar als dat haar niet kan motiveren, dan moet ze het maar voor een jongen doen, want stél dat die terugkomt!

Ze moet zichzélf nog een kans geven. Joepie zegt dus impliciet dat de verantwoordelijkheid volledig bij háár ligt, de structuur en cultuur worden niet in vraag gesteld.

De moderne burgermens mag niet in zijn lot beschikken, hij kan het zélf in handen nemen.

Als ze er alleen niet uit geraakt kan de deskundige haar nog altijd helpen.

Joepie gelooft in het feit dat elke mens met gelijke rechten geboren wordt: the right to pursue happiness. Liberale ideologie ten top. Maar natuurlijk, dit zijn wel positieve boodschappen en misschien raakte het meisje er wel mee geholpen. Misschien heeft Joepies antwoord wel bevrijdend en emanciperend gewerkt voor haar.

 

S.O.S. Intiem” is in 1985 een gelijkaardige rubriek als “Spreekuur” in 1983 was, doch nu wordt er niet langer expliciet vermeld wie –een deskundige of niet- de vragen beantwoordt.

Er wordt in de inleiding van deze rubriek meegedeeld dat de redactie zodanig overspoeld wordt met brieven, dat men ze onmogelijk allemáál kan behandelen. Wat in “S.O.S. Intiem” verschijnt is dan ook een selectie van de brieven. J. zegt dat zowel de typische, veel voorkomende vragen worden behandeld als de a-typische. Zo, hoopt J., kan iedereen, ook wiens letterlijke brief niet wordt afgedrukt en beantwoord, toch een antwoord op haar/zijn vragen krijgen.

 

In deze rubriek zegt een meisje bijvoorbeeld dat haar borsten nog steeds zo klein zijn als toen ze twaalf was. Ze wordt ermee gepest en uitgelachen en zelfs haar vriend wil het uitmaken omdat hij van grote borsten houdt en weigert daarom ook intiem contact. Een vriendin van haar heeft haar gezegd dat er een vloeistof bestaat die rechtstreeks in de borsten wordt ingespoten om ze te doen groeien. Ze vraagt of er iets anders of beters bestaat.

Ik citeer uit J.’s antwoord.

 

Als je vriend echt van jou zou houden, zou hij ook van je lichaam houden. Het is zeer erg dat hij je op zo’n kwetsende manier behandelt en in jouw plaats zouden we hem kordaat de bons geven. Hij zal ook wel geen Paul Young of Robert Redford zijn hé? We hebben onszelf nu eenmaal niet gemaakt en elk van ons heeft dan ook zijn schoonheidsfoutjes en frustraties. Maar als de liefde ook van formaat afhankelijk is dan is de romantiek en de genegenheid toch wel heel ver zoek//. Als jij iets aan het formaat van je borsten wil veranderen, zal je bij een esthetisch chirurg terecht moeten. …kunstmatig kan groter maken. Maar natuurlijk doen groeien dat kan niet. …Elke ingreep betekent toch altijd het inbrengen van een vreemde stof in het lichaam, wat vaak zichtbaar of voelbaar kan blijven.// Je opmerking over het niet in staat zijn kinderen de borst te geven is helemaal verkeerd. …Bovendien bereiken de borstklieren pas hun definitieve vorm tijdens de zwangerschap. Men zou haast kunnen zeggen dat de borsten van een vrouw die nog geen kinderen ter wereld heeft gebracht ‘onvolwassen’ zijn. … Natuurlijk mag dat geen reden zijn om een kind te verwekken, maar het moet je wel duidelijk maken dat het volume van je borsten toch nog niet helemaal definitief is en dat je, tenzij andere problemen zouden opduiken, best borstvoeding zal kunnen geven, hoe klein je boezem ook is.” (J. , 1985, 576: 64, onderlijning en cesuur door mij)

 

Het antwoord is opgedeeld in drie fasen.

De schrijver begint met een stukje “persoonlijke” verontwaardiging over de reactie van haar vriend op haar beeld en zegt wat zij/hij zou doen indien dat haar/zijn partner zou zijn. Men koppelt hieraan ook de relativiteit van het belang van het ideale lichaam in het dagelijkse leven, buiten de wereld van de “glamouridentiteit”, die maar weinigen volledig kunnen en zullen bereiken, tenzij dan blijkbaar “Paul Young” of “Robert Redford. Wij, gewone stervelingen en geen “sterren” zijnde, zullen moeten leren leven met die schoonheidsfoutjes. Deze uitspraken getuigen eerder van een geëmancipeerd denken over - en daaruit resulterend advies geven i.v.m. - “ideale maten”, “la guerre des sexes” en weerbaarheid binnen interacties.

Het inleidend stuk past ook binnen het mentale kader van J. dat ik al eerder beschreef: “blijf ‘jezelf’ en integreer dat ‘zelf’, in al zijn ‘uniciteit’, in de samenleving”.

Verschillend van vele andere adviezen die in J. worden gegeven, wordt hier een “onnatuurlijke” ingreep helemaal niet aangeraden, ja zelfs ontraden. Als ik het over “andere adviezen” heb, dan spreek ik over het aanraden van het gebruik van make-up, contactlenzen, ander kapsel… (cf. supra en infra). Hier gaat het natuurlijk om een zeer ingrijpende ingreep: esthetische chirurgie. Gezien het feit dat ze nog zo jong is, en zij en haar borsten dus waarschijnlijk nog zullen groeien, is het eigenlijk niet meer dan verantwoord dat men zo’n zware ingreep ontraadt. Esthetische chirurgie kwam daarentegen reeds, niet afkeurend aan bod, zie bvb. het artikel over “Cher”, en zal nog aan bod komen in de “glamouridentiteit”.

Maar uiteindelijk wordt er door J. toch tegemoet gekomen aan het verlangen om te “worden”. Het meisje is ontevreden met haar beeld. In haar ogen is het “wordingsproces” ongenadig onderbroken sinds haar twaalf jaar. De onvrede over de “onafgewerkte boezem” ontstaat in confrontatie met “de andere boezem”. Andere mensen, degenen die haar uitlachen, maar ook haar vriend en haar vriendin die haar de vloeistofspuit aanraadden, constateerden dat de borsten van dit meisje kleiner zijn dan de “gemiddelde” borsten, dan wat “normaal” is. De blik en het oordeel van de Ander, maar ook de Andere borsten, zijn voor haar als een spiegel of een venster (VINCKE, 2000; 100-101). De regel van de Ander vertelt haar wat de “norm” is en hoe zij daar niet aan voldoet, hierom vraagt zij aan J. een “beter middel” om aan haar “onafgewerktheid” te sleutelen. Dit meisje meent van zichzelf dat zij de “onafgewerkte identiteit” incarneert. Leeftijdsgenoten met schijnbaar “afgewerkte” boezems, maar misschien ook de idolen van de “glamouridentiteit”, “zijn geworden”, zijn “af”. Zij wil ook tot die “ideale wereld” van volgroeide boezems gaan behoren. Een leven zonder pesterijen en mét een volwaardig seksueel leven, maar ook een beter zelfbeeld en meer zelfvertrouwen zullen dan het hare zijn. Het meisje wil een ander leven, ze wil iemand anders worden, omdat het “zelf” dat ze nu is niet aanvaard lijkt te worden door de Ander. Misschien wil ze wel de Ander worden in de hoop dat die Ander zichzelf toch niet zal kunnen of willen verwerpen.

J. ’s antwoord op deze vraag is dat, als het meisje onvrede heeft met haar boezem van dit moment, zij moet beseffen dat haar lichaam nog een “natuurlijk worden “zal ondergaan. Zij moet dus niet tot een “onnatuurlijke” ingreep overgaan, want “moeder natuur” zelf heeft nog iets voor haar in petto. En het “natuurlijke groeimiddel” is wel het baren en zogen van een kind! Let vooral op de boude uitspraak over het nog “ ‘ onvolwassen’ zijn van de borsten van vrouwen die nog geen kinderen hebben gebaard. Volgende associaties worden dus gemaakt. Een lezeres – identificatiemiddel bij uitstek voor de andere lezeressen – klaagt over de geringe omvang van haar boezem. Om te beginnen drukt J. natuurlijk wel op de verwaarloosbare betekenis van “formaat” in de wereld van het liefhebben. De enigen die wel volledige voldoening vinden met hun “formaat” zijn leden van de “glamouridentiteit”: Robert Redford, Paul Young, … Maar wij, gewone stervelingen, moeten die maten niet ambiëren, maar daarentegen ons imperfecte “zelf” en de imperfecte “zelven” van andere aanvaarden. Dat neemt dus niet weg dat er “ergens” een wereld van volmaakte patronen, een “ideeënwereld”, bestaat (de “glamourwereld”). Aangezien we onze imperfectie moeten aanvaarden, zou het nogal onverstandig zijn om tot “onnatuurlijke” ingreep over te gaan, wat toch ook altijd “voelbaar of zichtbaar” zou kunnen blijven.

Maar waar het meisje zich al helemaal geen zorgen over hoeft te maken is de vraag of zij ooit borstvoeding zal kunnen geven. Ook hier heeft “formaat” niets mee te maken. “Bovendien bereiken de borstklieren pas hun definitieve vorm tijdens de zwangerschap.” Daar heb je dus dat “natuurlijke groeimiddel”: zich voortplanten. Misschien wel de uiteindelijke reden van ons – anatomische – bestaan. Als je jezelf als lichaam serieus neemt – lees: tot zijn volle wasdom wil laten komen – dan doe je er ook datgene mee waarvoor het is “voorbestemd”: nieuw leven verwekken. Vrouwen die hier niet aan meedoen, zullen de consequenties dragen: hun borsten blijven tot het einde van hun dagen “onvolwassen”. Laat dat nu net de grote frustratie van de briefschrijfster zijn, en laat door J. een “onnatuurlijke ingreep” afgeraden zijn, dan beseffen we dat er maar één weg verkieslijk is: zich voortplanten. Dit impliceert heteroseksuele activiteit en het meewerken aan het “in stand houden van de soort”. Is alles in de samenleving afgestemd op heteroseksualiteit die op voortplanting gericht is? (SEIDMAN, 1998; 284-285)

Maar er wordt tenslotte nog op gehamerd dat “dat geen reden mag zijn om nu al een kind te verwekken”. Dit discours – het uitstellen van het zich voortplanten, en bij voorkeur zelfs “wachten met intiem contact” – ten aanzien van de jonge lezers is eigen aan J., zoals we in het volgende perspectief (het volgende hoofdstuk) nog zullen zien. Déze samenleving verwacht van een “tiener” eerst andere zaken: het voltooien van studies, het zich werpen op de arbeidsmarkt, …

 

In 1989 wordt de lezeres op een bepaald moment aangesproken om effectief tot de “glamouridentiteit” te gaan behoren. “Cover Girl”, een cosmeticabedrijf dat exclusief gelinkt is aan de grootdistributeur “Delhaize De Leeuw”, organiseert een wedstrijd “Cover Girl Top Model ‘90”.

De paginagrote advertentie wordt gesierd door twee portretten van een opgemaakte “Cover Girl” en door afbeeldingen van make-upproducten (zie BIJLAGE nr. 8). Verder wordt de lezeres gelokt door volgende tekst:

 

“Je bent tussen 15 en 21

Je houdt van mode en opmaken…

Je wil mannequin worden!!!

Cover Girl geeft je nu de gelegenheid om je

droom te verwezenlijken.” (J., 1989, 811: s.p.)

 

Op het eerste gezicht lijkt het dus alsof er maar drie voorwaarden worden gesteld om te mogen deelnemen. Je moet een bepaalde leeftijd hebben (toevallig vallen de meeste mensen die deze advertentie lezen dus net binnen die leeftijdscategorie), je moet al een interesse hebben voor mode en opmaken (verwacht wordt dus misschien wel dat je een modieus en verzorgd voorkomen hebt) en tenslotte moet je de ambitie hebben om mannequin te worden (verwacht wordt dus dat je het nog NIET bent, dat je nog tot de “onafgewerkte identiteit” behoort, maar daar kan “Cover Girl” misschien verandering in brengen. Er kan aan je gesleuteld worden.)

Over “ijver” en “talent” (een “natuurlijke gave” waardoor je voldoet aan de wensen van de huidige modeproducenten en reclamemakers) wordt vooralsnog niet gesproken. Doch, wel in de iets kleinere lettertjes onder bovenstaand tekstje. Daarin staat dat je de onderstaande bon moet aanvullen met enkele persoonsgegevens: naam, voornaam, geboortedatum, gestalte, confectiemaat, adres en telefoonnummer en wat je later graag wilt doen. Je moet daarbij een foto van jezelf “ten voeten uit” geven en een portret foto.

Hieruit blijkt dus dat de eerste drie gestelde voorwaarden aan het begin van de tekst niet voldoen. Je moet immers nog een uiterlijk hebben dat aan bepaalde normen, maten voldoet en je moet ook getuigen van enige ijver en ambitie: je moet een toekomstplan voor ogen hebben (“wat wil je later graag gaan doen”). Niet iedereen kan dus zomaar, en zeker niet op gelijke voet, deelnemen. Naarmate de tekst vordert, blijkt dat men steeds meer dingen over JOU moet WETEN. Deze elementen zullen ongetwijfeld selectiecriteria zijn. Wat men echter NIET zegt, is welke criteria en normen dat dan precies zijn. Goedgelovige lezeressen kunnen dus nog altijd doorgaan tot het laatste stadium van het lezen en “behandelen” van de advertentie: namelijk, de bon invullen en opsturen mét foto’s. De foto’s van de reeds bestaande “Cover Girl” zouden echter moeten waarschuwen: men is wel degelijk naar een wel bepaald type op zoek. Het feit dat men dat niet letterlijk en uitgesproken bepaalt, suggereert echter dat in principe iederéén tussen 15 en 21 die interesse heeft, kan deelnemen. In een maatschappij van vrijheid en gelijkheid vertrekt iedereen met dezelfde kansen. Schijnbaar.

Om de lezeressen nog een extra zetje te geven, wordt nog vermeld wat er te winnen valt: veel “Cover Girl” producten, 1 Kookaï avond ensemble, 1 echt mannequin boek en 1 introductie bij modellenbureau “Dominique”. De verkiezing zelf zal trouwens doorgaan in de prestigieuze Louisagalerij in Brussel en opgeluisterd worden met moderne popmuziek en de aanwezigheid van mannequins, fotografen en vedetten.

 

Een brief in “Hart tegen hart” uit 1989 is getiteld “Ik haat mezelf”. Een meisje van 15 vindt zichzelf erg lelijk en dom. Ze is al maanden verliefd op een jongen, toen dit uitkwam, werd ze op school belachelijk gemaakt. Daarom is ze van school veranderd, maar daar wordt ze niet aanvaard. Iedereen vindt haar een trut, beweert ze. Ze voelt zich erg eenzaam omdat ze haar oude schoolvriendinnen mist. Ze wil graag alles uitpraten met de jongen op wie ze verliefd is, maar hij reageert niet op haar “50” brieven en telefoontjes. Ze is bang, houdt het niet lang meer uit en kan niet met haar ouders praten, beweert ze. Ze vraagt aan J. om haar te helpen. Ik citeer uit diens antwoord.

 

“…Je hebt een piekfijne brief geschreven zonder spelfouten, en je kan je gevoelens heel mooi onder woorden brengen. Jij kan niet dom zijn. En we weten zeker dat je al evenmin lelijk bent. Je bent erg gevoelig en onzeker, dat is alles.//…Ieder spoor van kritiek treft je diep, zelfs al is het niet zo bedoeld. …Het is niet makkelijk om jezelf te aanvaarden zoals je bent, eigenlijk heb je daar een heel leven voor nodig. Maar je mag de zaken niet groter en belangrijker maken dan ze zijn. Die ene jongen voelt niets voor je. Afgewezen worden is pijnlijk, maar het gebeurt wel vaker. En een afwijzing betekent niet dat je een waardeloos persoon bent. Het betekent gewoon dat jullie twee niet bij elkaar passen. Maar er lopen daarbuiten genoeg jongens rond die wel bij je passen, dat weten we zeker. Kijk naar je ooms en tantes. Zijn dat allemaal ongelooflijk intelligente en mooie mensen? Vast niet. En toch hebben ze iemand gevonden die van hen houdt.//Loop niet langer achter die jongen aan. …Je maakt de situatie alleen maar erger door er steeds op terug te komen. Verder moet je echt proberen iets aan je instelling te doen. Anders duw je jezelf in een diepe put waar je alleen niet meer uitkomt. Liefde en geluk versterken mekaar. Als je gelukkig bent, straal je dat uit en dan vallen andere mensen eerder op jou. …als je echt rond je kijkt, zal je best wel iets vinden [om gelukkig over te zijn]. Zeg iedere morgen vriendelijk goede dag tegen je spiegelbeeld en overtuig jezelf dat je de moeite waard bent. Want zo is het ook.” (J., 1989, 799: s.p., onderlijning en cesuren door mij)

 

Dit meisje is ten einde raad. Ze heeft een zeer negatief zelfbeeld omdat ze meent dat de anderen een zeer negatief beeld van haar hebben. Wat was er het eerst? Het zal wel een wisselwerking tussen subject en object zijn, dus in die zin heeft het blad wel gelijk als het erop hamert dat zo’n pejoratieve kijk op zichzelf ongegrond is. Dat ze de zaken teveel uitvergroot. Dat ze zich te snel door kritiek uit haar lood laat slaan. Anderzijds is het frappant te zien hoe J. hier opnieuw vertrekt vanuit het standpunt van de “gelijkheid van de ‘zelven’ in al hun uniciteit”. J. geeft de boodschap mee dat iederéén er een heel leven over doet om “zichzelf te aanvaarden zoals zij/hij is”. Elk individu lijkt vanuit bepaalde perspectieven radicaal te verschillen van de Ander. Daar moet het mee leren leven, er toch voor vechten dat “vreemde wezen”, dat het ‘ik’ voor de ‘Ander’ is, een plaats te geven in de objectieve wereld. Elk “zelf” stoot dus op tegenslagen en afwijzingen. Daarom kan je ze ook relativeren: ze horen gewoon bij het leven, voor iedereen, in de dood en het –tijdelijke- verval zijn we blijkbaar allemaal gelijk. DAAROM kan dit meisje door zetten, mag ze niet opgeven, moet ze vooruit, ernaar streven een gelukkig mens te worden, liefde en succes najagen. En dat zal haar uiteindelijk lukken, want bewijzen haar verwanten niet dat zij, met al hun gebreken, daar ook in geslaagd zijn? De jongere –het meisje – wordt hier geplaatst tegenover de volwassenen –haar ooms en tantes. De jongere behoort tot de “onafgewerkte identiteit”, de volwassenen tot de afgewerkte “glamouridentiteit”. Zij hebben het gemáákt, want iemand gevonden die van hen houdt. Er ís dus een licht aan het einde van de tunnel. De toekomst lacht iedereen toe. Iedereen kan succesvol worden, als je er maar in gelooft en er iets voor doet: hier: vriendelijk tegen je spiegelbeeld zijn, in jezelf geloven, dingen rondom je zien die je gelukkig maken, dat geluk stráál je dan uit, waardoor anderen automatisch naar je toe zullen stappen.

Dit is toch wel een erg simplistische voorstelling van zaken, niet in het minst omdat men twee dingen onbesproken laat.

Ten eerste het meisje zelf. J. heeft dan wel al de analyse gemaakt dat de reden waarom ze zo’n slecht zelfbeeld heeft, is omdat ze te gevoelig en te onzeker is. Maar waar komt die onzekerheid vandaan? Ergens zal het wel haar “karakter” zijn, de leeftijd ook en misschien zelfs haar sociologische status: een opgroeiend meisje in een “patriarchale” maatschappij die toch op zijn grondvesten davert omdat vrouwen –en andere ‘subgroepen’- bezig zijn aan een lange emancipatiemars. Jonge meisjes vielen en vallen in die eeuw van overgangen misschien tussen twee stoelen. Zichzelf moeten ontplooien, maar toch ook een romantische en hunkerend meisje moeten zijn, wachtend op een jongen, …. (DE BRUIN, 1999; 72-73). Anderzijds zijn er misschien écht dingen aan haar “zelf” die haar minder aantrekkelijk maken voor de Ander. Misschien is ze écht zo lelijk als ze zegt –of vinden anderen haar zo lelijk- misschien is ze dom, kan ze niet goed volgen in de studierichting waar ze in zit, misschien gedraagt ze zich écht truttig… Maar die argumenten van het meisje veegt J. geheel probleemloos van tafel. Je bent dan wel een uniek “zelf” –dat je zal moeten aanvaarden- tóch zit de wereld van sociale interacties zo aangenaam in mekaar dat liefde en geluk uitéindelijk voor iedereen zijn weggelegd. Sinds “1789” wordt “onze” maatschappij gekenmerkt door gelijkheid en vrijheid. Iedereen is vrij te worden wat zij/hij wil en kán dat ook, aangezien we allen zo gelijk zijn, in onze gedifferentieerdheid. De schaarse hulpbronnen zijn toch in grote mate voor iedereen toegankelijk. J. is er van overtuigd dat er nog genoeg jongens rondlopen die wél bij haar passen, maar daar moet ze dan wel iets voor dóen. Namelijk meer vertrouwen hebben in zichzelf, zichzelf vriendelijk toelachen zodat ze geluk en aantrekkingskracht uitstraalt.

Een tweede punt wat J.’s antwoord erg simplistisch en daardoor bedrieglijk en eerder leugenachtig maakt is het feit dat het blad, bij wijze van argumentatie dat iederéén gelukkig kan worden, verwijst naar de volwassenen, de “afgewerkten” die haar ooms en tantes zouden zijn. Hoogstwaarschijnlijk zijn de meeste van die mensen getrouwd, hebben zij dus inderdáád, na alle frustraties en onzekerheden die het opgroeien met zich meebrengen, iemand gevonden die eventueel zelfs voor “altijd” aan hun zijde zal blijven. Maar is dat gestructureerde leven dan een garantie voor “gelukkig zijn”? Zoals J. het voorstelt, moet het meisje door een pijnlijke fase van opgroeien en zichzelf leren aanvaarden. En, hoewel het blad dan wel toegeeft dat dat leren aanvaarden van zichzelf een heel leven duurt, wordt er toch een soort van einde in zicht, een rustplaats voorop gesteld in dít leven. Hoewel dat misschien helemaal niet klopt –voor de mens in het algemeen en/of voor de individuele gevallen die haar familieleden zijn. Misschien is het huwelijksleven een enorme sleur en/of een strijd. Misschien gaan de verlangens van de monogaam getrouwden uit naar nog een ontelbaar aantal andere Anderen. Misschien worden die volwassenen ook nog elke dag verteerd door twijfel en zelfhaat… Maar dat mag je niet zeggen tegen een opgroeiende jongere. Die moet nog overtuigd worden van het feit dat de miserabele identiteit waar zij zich nu in bevindt slechts van voorbijgaande aard is. Dat er andere tijden, een “afgewerkt zijn”, in het verschiet liggen, zolang de jongere zélf er, ongeacht het oordeel van de Ander, maar wat moeite voor zou willen DOEN. Zoals men in een religieuze maatschappij, waarin men een “hiernamaals” voorop stelt, de moed er bij de leden van de samenleving –hoe arm of ziek ze ook zijn – poogt in te houden door te stellen dat al hun lijden in een “volgend leven” zal worden gecompenseerd, zo moet ook J., een commercieel jeugdtijdschrift zijnde in een seculiere, liberale samenleving, de kleinen, de zwakken en de verstotenen ervan pogen te overtuigen dat er wel degelijk nog een hemel op aarde komt, ook voor hen. Maar ze moeten er wel, vanuit zichzélf, iets voor doen. Als we heel cynisch zouden zijn dan zouden we veronderstellen dat het belang dat zo’n commercieel jeugdtijdschrift heeft bij het in leven houden van zijn lezers en adverteerderpubliek, een commercieel belang is. En zo is het waarschijnlijk. Een maatschappij kan niets beginnen met dode leden. Die kunnen immers noch produceren, noch consumeren. En wie zal er dan ons broodje nog bakken?…

 

In datzelfde jaar treffen we een meisje dat geen antwoord kreeg op een liefdesbrief die ze verstuurde. Ze is ongelukkig omdat ze denkt dat ze nooit een jongen zal kunnen krijgen. Ze is jaloers op haar vriendin die wel een vriendje heeft. “Zou het kunnen dat meisjes met een bril minder kans hebben op verkering als meisjes zonder bril? Ik ben ten einde raad.” (J., 1989, 811:s.p.)

 

Citaten uit J.’s antwoord:

“Als J. je niet antwoordt dan wil dat waarschijnlijk zeggen dat hij niet verliefd is op jou. Het gebeurt dat gevoelens niet wederkerig zijn. …kan dat hij niet valt op meisjes met een bril. Dat is dan zijn individuele keuze.// De kans is echter groot dat je bril niets met zijn houding te maken heeft. Vroeger…Nu bestaan er echter zoveel knappe brilletjes, aangepast aan de vorm van je gelaat en je ogen. …Je kan het type bril kiezen dat past bij jouw stijl. Verder kan je zorgen voor een aangepaste oogmake-up.// Het zou onjuist zijn te zeggen dat iemands uiterlijk niet meetelt bij het leggen van kontakten. Maar nog belangrijker is de kleding, de houding, de uitstraling, de blik of de glimlach. Een stralend, verzorgd en aangenaam persoon zal de aandacht van anderen trekken, wees daar maar zeker van. Met of zonder bril.// Indien je je echter onmogelijk kan verzoenen met je bril doe dan eens navraag bij je oogarts voor kontaktlenzen.” (J., 1989, 811: s.p., onderlijning en cesuren door mij)

 

Om te beginnen wordt de briefschrijfster met de harde realiteit geconfronteerd: de jongen waarop ze verliefd is, valt waarschijnlijk niet op haar. Deze pijnlijke mededeling wordt echter al meteen gerelativeerd door te stellen dat het wel vaker voorkomt dat gevoelens niet wederkerig zijn. Denk aan wat men tegen het meisje uit de vorige brief zei over afgewezen worden. Áls haar bril er al iets mee te maken heeft, dan is dat de individuele keuze van de jongen. Ook het meisje geniet blijkbaar een individuele keuzevrijheid in deze moderne tijden: ze kan kiezen voor een briltype dat bij haar stijl past en passende make-up. Keuzevrijheid wat betreft een partner, wat betreft garderobe en accessoires. De moderne en liberale mens geeft zichzélf en zijn leven vorm. Ook al heeft nu net díe specifieke jongen misschien géén voorkeur voor meisjes met brillen, dat is niet de regel. Neen, met de júiste bril en de júiste make-up kan zelfs een “brillertje” aan een lief geraken. “Het zou onjuist zijn te zeggen dat iemands uiterlijk niet meetelt bij het leggen van kontakten.” Daarmee bedoelt men díe aspecten van het uiterlijk waar zelfs de mens in een liberale maatschappij moeilijker controle over heeft. Maar er is heel wat dat zij/hij wél kan sturen: je houding, een glimlach, kledij, … Áls het meisje maar dít zou dóen, dan zóu ze ook wel een vriendje krijgen. De verantwoordelijkheid voor het geluk ligt dus eens te meer in de handen van de individuen, waarmee de sociologische structuur en cultuur opnieuw worden vrijgepleit. Als ze er dan tenslotte écht niet mee kan leven – als ze écht zo volgzaam is – dan kan ze altijd nog contactlenzen nemen. Een ingreep die echter niet metéén wordt aangeraden aan een 16-jarige.

 

In 1991 staat de brief van een jongen, die klaagt over zijn sproeten, in een kadertje, getiteld “Veel gevraagd”. De 17-jarige jongen beweert dat zijn knappe uiterlijk wordt ontsierd door sproeten. Hij durft overdag niet meer buitenkomen, kruipt in de disco in donkere hoekjes en op zonnige dagen blijft hij zeker binnen om de sproeten niet te verergeren. Ook zíjn grootste zorg is het mogelijks niet kunnen behagen van het andere geslacht, vanwege de onvolkomenheid van zijn huid. Hij vraagt of er “echt geen middel bestaat om die lelijke dingen weg te krijgen”. Een fond-de-teint vindt hij ongepast voor een jongen.

 

Ik citeer uit J.’s antwoord.

 

“Er bestaan wel truukjes en produkten…maar verwacht er geen mirakels van…Waarom vind je die sproeten zo lelijk? Het kan toch niet dat die sproeten je anders zo knappe uiterlijk naar de vaantjes helpen. Er zijn vast een boel meisjes die die sproeten precies erg leuk en sympathiek vinden. Maar als jij je altijd gaat verstoppen dan kan je natuurlijk geen vaste vriendschap beginnen. …Wat moeten andere jongeren met een échte handicap dan zeggen?… Wrijf je tweemaal daags in met bietensap als dat je meer zelfvertrouwen kan geven, maar verberg je niet. Leer jezelf aanvaarden zoals je bent. Als je daarin slaagt, dan zal er een heel andere wereld voor je opengaan, zelfs mét je sproeten.” (J., 1991, 26: 33; onderlijning en cesuren door mij)

 

Het bestaan van dermatologische producten tegen sproeten wordt wel vermeld, maar hun effectiviteit wordt in twijfel getrokken. J. raadt hier dus geen “ingreep” aan om een “aantrekkelijker” mens te worden. Naast het feit dat J. ervan uitgaat dat die middeltjes geen wonderen kunnen verrichten, ziet het blad ook niet de noodzaak in van het gebruik ervan. Voor J. volstaat het te weten dat de jongen voor de rest een “knap uiterlijk” heeft, zoals hij zelf beweert. Die sproetjes kunnen hem enkel een sympathieke en leuke “touch” geven, naargelang van de voorkeur van de meisjes, maar er zijn er vast heel wat die die smaak hebben. Zijn sproeten bepalen zijn “eigenheid”. De jongen is een uniek lichaam, maar daarom niet minder aantrekkelijk. Integendeel, zijn uniciteit verleent hem een bepaalde aantrekkelijkheid. Hij moet zichzelf leren aanvaarden zoals hij is. Waar hebben we dat nog gehoord? Zichzelf aanvaarden zoals hij is, en dat unieke “ik” integreren onder de anderen. De toekomst zal ook hem toelachen. De reden waarom hij geen lief heeft, is dat híj te weinig moeite doet om, in al zijn eigenheid, naar buiten te treden. Met structuur of cultuur heeft dat schijnbaar weer niets te maken. J. haalt nergens aan dat mensen met een bepaald huidtype eventueel minder aantrekkelijk bevonden worden in déze cultuur. Door het doodzwijgen van dat soort zaken suggereert J. haast dat de jongen zich dingen inbeeldt. Dat het eventueel onaantrekkelijk zijn van zijn huid, een constructie is van zíjn geest. Echter, volgens George Herbert MEAD wordt het beeld dat het “ik” van zichzelf heeft mede gevormd door de respons die het van de ander krijgt (VINCKE, 2000; 99). Als die negatief is, dan gaat het “ik” zichzelf ook pejoratief evalueren. Een zelfbeeld is dus nooit een volledig subjectief, maar wel een intersubjectief gegeven. J. verzwijgt dit zeer belangrijke aspect, waardoor het de jongen in een waan laat leven. Maar misschien niet zo’n slechte waan. Hij wordt immers, ondánks zijn sproeten aangeraden te vechten voor zijn geluk. Hij moet iets dóen (naar buiten treden met zijn door zichzelf aanvaardde “zelf”) om iemand te worden (een lief). Maar nogmaals, door het verzwijgen van de macht van de objectieve wereld (buiten de controle van het subject om) is J. er mede verantwoordelijk voor dat die macht in stand gehouden wordt. Terwijl de individuen de “schuld” bij zichzelf blijven zoeken en, op individuele en niet georganiseerde en gestructureerde wijze, blijven “werken aan het aanvaarden en eventueel bijsturen van zichzelf”.

 

In datzelfde nummer treffen we een probleem dat heel wat “minder gevraagd” is dan het voorgaande. Een meisje van 15 beweert dat ze liever lelijker zou willen zijn omdat jongens haar, omwille van haar knappe uiterlijk, altijd nafluiten. Ze meent dat het nog erger geworden is sinds ze krullen in haar lange haar heeft laten leggen. Verder beschrijft ze alle aantrekkelijkheden van haar lichaam (een mooi gevormd lichaam, mooie tanden en ogen en ze is altijd vriendelijk). Ze kan er niet tegen dat jongens haar “met hun ogen uitkleden”.

 

J. is ontzet over zo’n klacht. Eens te meer wordt een lezer aangeraden “zichzelf te aanvaarden zoals zij is”.

 

“…Zij hebben het recht te kijken naar wie en naar wat ze willen en jij hebt het recht er mooi uit te zien, al was het maar voor jezelf. …Wees liever tevreden dat je door de natuur zo goed bedeeld bent. Denk nu niet dat je je gelukkiger zal voelen als die bewonderende blikken wegblijven. Want dan pas ga je jezelf beginnen afvragen wat er met jou aan de hand is. …Wees gewoon jezelf en laat de anderen ook toe hun persoonlijkheid op om het even welke manier te uiten. …Zolang je zelf niet op provokatie uit bent, is er niets aan de hand en hoef je helemaal niet beschaamd te zijn.” (J., 1991, 26: 33; onderlijning door mij)

 

Iemand die positief wordt geëvalueerd door de Ander doet daar hier haar beklag over. Meestal is het anders, zoals we reeds zagen. Maar ook in deze klaagzang wil J. niet meegaan! De Anderen zijn VRIJ om haar na te fluiten en het meisje is VRIJ om mooi te zijn. Ook hier wordt aangeraden om te leren omgaan met je eigen wezen en hoe daar door de wereld op wordt gereageerd. Het meisje mag blijven wie ze is, het enige waarop blijkbaar wel een restrictie bestaat, is op het bewust provoceren.

Hier wordt het bewonderde meisje verteld dat het ook niet zo leuk zou zijn als jongens haar NIET zouden nafluiten. Dán zou ze pas aan zichzelf beginnen twijfelen. Hieraan zien we dat J. de realiteit wel heel makkelijk weet uit te leggen. Tegen iemand die meent negatief te worden beoordeeld suggereert J. immers dat die zich dat min of meer inbeeldt, maar hier wordt de kracht van het positief beoordeeld worden (dus van de macht van de Ander) dan tóch erkend!

 

Een volgende tekst leert ons dat J. toch enige veranderingen bij zijn lezers wil bewerkstelligen. Het is een “test” met als vraag: “Hoe stijlvol ben jij?” (J. 1995, 1: 30) Na tien multiple choice vragen te hebben beantwoord en je score te hebben opgeteld, ken je hierop het antwoord. Er zijn blijkbaar drie categorieën van mensen. Degenen die in de middelste groep zitten, zijn goed zoals ze zijn.

De minst stijlvollen (met het minste punten) worden geprezen om het feit dat ze hun persoonlijkheid niet verloochenen. Anderzijds wordt hen gevraagd of het nodig is om mensen die wél stijlvol zijn agressief te benaderen. Want: “bewust provoceren, is nogal flauw.”

Degenen die het meeste aantal punten scoorden, worden geprezen omwille van hun “goede smaak”. Zij moeten echter wel oppassen dat ze “zichzelf blijven” en niet te geforceerd stijl achterna gaan jagen. Immers, “ als je teveel nadenkt over de manier waarop je bij anderen overkomt, loop je het gevaar dat je reacties nogal verkrampt zullen zijn.”

 

“Jezelf blijven” wordt dus ook hier weer op alle manieren geprezen. Het blijkt zelfs een kenmerk te zijn van mensen zonder stijl. Die mogen dat “zichzelf blijven” echter niet ten koste van anderen laten gebeuren. En een bepaalde levensstijl najagen (“worden”) mag dan weer niet ten koste gaan van het “jezelf blijven”. De spanning tussen “zijn” en “worden” komt hier weer mooi tot uiting.

 

 

In 1997 laat men het aan een ander soort “deskundigen” over om advies te geven aan de jongeren. Daar waar het vroeger psychologen, dokters of de redactieleden waren die vragen van jongeren beantwoorden, krijgen we vanaf de tweede helft van de jaren ’90 de tendens om idolen te interviewen met als specifieke vraag welke raad zij aan de lezers kunnen geven. Het onderwerp “een lief vinden” staat daarbij meestal centraal. Het is ook hét onderwerp waar het in “Hart tegen hart” uiteindelijk meestal toch om draaide, zoals we al gezien hebben.

In J. n° 11 van 1997 geven de “Spice Girls” 10 “gouden tips”. Wie deze opvolgt wordt “succes gegarandeerd”. Want de “Spice Girls” kunnen het weten! Zij behoorden vroeger immers ook tot die “onafgewerkte identiteit” (lees: ze hunkerden ook schijnbaar tevergeefs naar een lief). Nu hebben zij blijkbaar een “glamouridentiteit” gekregen (alles is met hen in orde gekomen, “afgeraakt”, althans in dít artikel) en dat hebben zij te danken aan het opvolgen van de gouden tips. DUS, eens te meer: “wie dít doet, zal dát worden”. Waarbij toch steeds wordt benadrukt dat je niet te véél aan jezelf mag sleutelen en niet té voortvarend mag zijn, maar ook enigszins “jezelf moet blijven” en wat moet “afwachten” eer je met vrijen en dergelijke begint. Hier citeer ik slechts 1 tip omdat vooral deze betrekking heeft op de perspectieven, behandeld in dít hoofdstuk, namelijk: hoe ziet de Ander mij. De overige tips komen nog ruimschoots aan bod in het volgende hoofdstuk (perspectieven 5 &6)

 

“Tip 3: KLEED JE OPVALLEND MAAR NOOIT GOEDKOOP

Niemand wil een non als lief. Maar: lichtekooien liggen ook slecht in de markt. Bega niet de fout over de schreef te gaan. Make-up màg, maar tut je niet op als een clown. Mini is mooi, maar zie dat een gedeelte van je benen bedekt blijft. Echt gruwelijk zijn té diep uitgesneden decolletés.// Ga, vooraleer je thuis de deur uitgaat, voor de spiegel staan en wees streng voor jezelf. Vraag indien mogelijk het advies van anderen. Ga pas op pad wanneer je zeker weet dat je voor honderd procent dressed for success bent.//Vergeet nooit dat een jongen graag uitpakt met zijn lief bij zijn vrienden. Zorg er dus voor dat hij zich niet om jou moet schamen.// Volg de mode, draag regelmatig iets nieuws, maar maak dat je kledij toch ook je persoonlijkheid weerspiegelt!” (J., 1997, 11: 8; onderlijning en cesuren door mij)

 

De tekst is een uitwerking van de boodschap die het titeltje al verraadt: bewandel de gulden middenweg. Je mag je “distingeren” (je opvallend kleden), maar je mag daarin niet zodanig overdrijven dat je er “goedkoop” gaat uitzien, lees: als een hoer. Want dat bén je niet als meisje. Je bént uiteindelijk geen vamp die alle jongens poogt te versieren. In wezen ben je nog altijd een tienermeisje dat naar haar éne prins op zoek gaat. Dát meisje moet je blijven, hoewel je jezelf dus wel mag ornamenteren. Het is een balanceren tussen wél en níet, tussen aantrekken en afstoten, tussen ja en nee, tussen “worden” en gewoon “jezelf blijven”. Net zoals het meisje in bovenstaande brief uit 1991 er mooi uit mocht zien, maar niet bewust mocht provoceren.

In het eerste stukje worden dan een aantal aspecten opgesomd waarop de centrale stelling van toepassing is.

In het tweede stukje komt de kritische zelfreflectie en het oordeel van de Ander. Eens je de raad hebt opgegeven, hoe zie je er dan uit? Wat zegt de Spiegel? Wat zegt de Ander? Jouw eigen subjectieve aanvoelen volstaan niet als waardemeter. Vooraleer je de straat op mag, moet je, binnen de beslotenheid van je meisjeskamer, zien hoe de Ander jouw beeld evalueert. Die evaluatie is een voorproefje van wat uiteindelijk degene voor wie je het allemaal doet ervan zal zeggen: de Jongen.

Dan wordt een motivatie gegeven waaróm het oordeel van de Ander (eerst je spiegel, een vriendin en finaal de Jongen) zo belangrijk is: omdat de Jongen zélf ook bekommerd is om het oordeel van de Ander, namelijk zíjn vrienden! Het meisje moet ervoor zorgen dat de jongen zich niet om haar moet schamen bij zijn vrienden. Ze moet zich bekommeren om de evaluatie van de Ander omdat díe zich fináál nog op een Derde baseert om het meisje te beoordelen, om haar waarde te bepalen.

Tot slot wordt het advies nog eens kernachtig samengevat: volg de mode,draag regelmatig iets nieuws maar maak dat je kledij toch ook je persoonlijkheid weerspiegelt. Het is dus een balanceren tussen massificatie (de mode volgen) en distinctie (je eigen persoonlijkheid).

 

Hoewel het artikel een groot “vrijheid-blijheids-gehalte” schijnt uit te stralen (een aantal foto’s van de “Spice Girls” die er vrijgevochten, stoer en hip uitzien (zie BIJLAGE nr.9), de centrale boodschap: “meisje: jij wil een lief: hier een paar tips om je wensen in vervulling te doen gaan: succes verzekerd: alles is mogelijk: de wereld zal aan je voeten liggen, …) mag men niet uit het oog verliezen dat de tekst eigenlijk eerder behoudsgezind is en overduidelijk wil socialiseren, disciplineren. De meisjes worden wel tips aan de hand gedaan om een lief te vinden, maar dat is uiteindelijk ook een niet zo wereldschokkend iets. In het kader van de “biomacht” is het zelfs noodzakelijk om de jongmensen te begeleiden op hun weg naar een “monogame heteroseksuele relatie”. (DE BRUIN, 1999; 45) Naast die mogelijkheid die hen wordt voorgespiegeld, worden ze toch ook strikt binnen het gareel gehouden: ze mogen letterlijk “niet over de schreef gaan”. Natuurlijk, alweer in hun eigen belang –anders zullen ze geen succes hebben. Dat neemt niet weg dat de totale vrijheid van de consument toch fictie blijkt te zijn. Er zíjn wel degelijk nog heel wat normen en samenlevingsregels in een liberale maatschappij waar elk individu zich, naargelang van zijn/haar rol, aan moet houden.

 

Tenslotte het advies dat in “Dialoog” (het vroegere “Hart tegen hart”) wordt gegeven aan een 16-jarige jongen die zichzelf een “sul” vindt. Hij durft niet deelnemen aan gesprekken uit angst om zich belachelijk te maken. Ook zijn grootste zorg is dat hij daarom geen meisje zal kunnen krijgen. Hij is er zeker van dat elk meisje hem zal afwijzen.

Ik citeer uit de respons.

 

“Waarom vind je jezelf een sul? Jij mag dan wel geen stoere verhalen kennen, je heb net als iedereen je kwaliteiten. Vergeet niet dat er heel wat meisjes zijn die helemaal niet houden van al dat stoere gedoe.// …Ongelukkig genoeg ben je in een vicieuze cirkel terechtgekomen. …En er zit maar één ding op: de cirkel doorbreken. En dat moet je zelf doen. Je moet nu niet meteen naar een meisje toestappen en haar om verkering vragen. Neen, probeer gewoon eens aan een gesprek deel te nemen. …Niemand verwacht van je dat je de uitspraak van het jaar maakt. Toon gewoon je oprechte belangstelling en blijf spontaan.// Er zijn heel wat meisjes die je zullen appreciëren omdat je een beetje verlegen bent. Koestert een meisje bepaalde gevoelens voor je, dan zal ze dat heus wel laten blijken. Je hebt hiervoor geen ervaring nodig, je zal al gauw merken dat alles ten gepaste tijde wel vanzelf komt.// Kom dus eens uit je isoleercel en wees niet bang om fouten te maken. Iedereen moet af en toe een risico durven nemen.” (J., 1999, 14: s.p.; onderlijning en cesuur door mij)

 

In het eerste deeltje wordt de eigenheid van de jongen onderstreept en wordt tevens weer benadrukt dat er niets mis is met die unieke persoonlijkheid. Die is gewoon anders dan de anderen, maar dat neemt niet weg dat er meisjes zijn die zijn verlegenheid juist aantrekkelijk kunnen vinden. Net zoals er dus verlegen en stoere mensen zijn, verschilt ook de partnerkeuze van verschillende mensen. Op ieder potje past een dekseltje, maar vanzelf gaat dat allemaal niet. De jongen mag zijn verlegen zelf blijven, maar toch zal hij ook een beetje moet “worden”. Niet overdreven, hij moet niet “de uitspraak van het jaar doen”, hij moet niet over de schreef gaan. Neen, hij moet “spontaan blijven” (bedoeld is weer: “zichzelf”, weze het nu net dát zelf waar hij problemen mee heeft) maar zijn oprechte interesse tonen (zijn eigen unieke zelf dus integreren bij de Anderen).

Het advies beperkt zich dus opnieuw tot het zeer individuele niveau van déze briefschrijver. Hij, de verlegen jongen, moet de moeite doen om door de Anderen aanvaard te worden zoals hij is (alle individuen veranderen tot één norm is blijkbaar niet wenselijk of onmogelijk). De samenleving wordt echter niet in vraag gesteld. Deze brief (noch andere brieven ) is geen aanleiding om een campagne op touw te zetten die een mentaliteitsverandering kan teweeg brengen ten aanzien van verlegen mensen. Het individu wordt gevraagd “in eigen hart te kijken” en, naargelang van wat mogelijk is, een aantal reformistische wijzigingen aan te brengen.

 

b.: IDENTITEIT 2: DE GLAMOUREUZE

 

En hoe zit het met de “afgewerkten”? Wat hebben zij precies GEDAAN om SUCCESVOL te WORDEN? Zijn zij ook zichzelf GEBLEVEN en hebben zij gewoon geprobeerd om hun unieke zelf te integreren onder de andere unieke zelven? Of hebben zij speciale acties ondernomen om te “slagen” in het leven?

We zullen in dit tweede deel van hoofdstuk drie zien dat de nadruk toch eerder ligt op “iets DOEN om iets anders te WORDEN” dan op “zichzelf blijven”, zoals in het eerste deel van dit hoofdstuk het geval was. Zo bestaat Joepie uit tegenstellingen: wanneer men concrete jongeren rechtstreeks aanspreekt, dan raadt men aan zijn unieke zelf te integreren onder de anderen, teneinde succesvol te worden. Wanneer de jongeren echter de succesverhalen van hun idolen lezen, merken ze dat die wél allerlei duur betaalde trucs gebruikten om succes te kunnen oogsten.

Ik zal hier dus opnieuw, zoals in deel twee van hoofdstuk twee, citeren uit de artikels met de idolen, uit de korte verhalen over (van) (fictieve?) leeftijdsgenoten en uit de advertenties. Ook in het tweede deel van dit hoofdstuk drie staan de perspectieven twee, drie en vier centraal. Dat zijn met name: (2) het beeld dat het individu van de Ander heeft, (3) het beeld dat het individu van zichzelf heeft en (4) het beeld dat de Ander van het individu heeft. In dit tweede deel zoem ik daarbij uiteraard in op de leden van de “glamouridentiteit”. Dé centrale vraag is ook hier weer HOE wordt dat beeld voorgesteld? Wat voor mens, in relatie tot andere mensen, komt erin tot uiting? Is die mens AF, mag/moet die zichzelf blijven of moet er nog aan gesleuteld worden?

 

Ik start met enkele relevante citaten uit een “Love Story” uit 1975. Het begin moet de lezer duidelijk maken dat dit verhaal is ingestuurd door een zeventienjarige mannelijke lezer. Hij meent dat zijn verhaal een illustratie is van de reeks die J. enkele nummers voordien publiceerde over de eenzaamheid van tienerjongens. Deze jongen was de benjamin van het gezin, het troetelkind. Hij werd, met zijn vragen over seksualiteit en vriendschap, niet erg serieus genomen door zijn broers en ouders. De jongens op school lachten hem uit omdat hij de enige leek die nog geen ervaring had met meisjes. Hij leek de enige te zijn die nog met zoveel vragen zat. Later besefte hij dat zijn klasgenoten ook maar wat pochten. De verklaring voor het feit dat hij geen succes had bij de meisjes, en om zijn onervarenheid werd uitgelachen door de jongens, zocht hij in het feit dat hij “een dikkerdje” was. Zijn leven veranderde wanneer hij op een dag een leraar tegenkwam in de stad. Voor de jongen het zelf besefte had hij zijn problemen aan de lesgever uitgelegd. De leraar beloofde er wat aan te doen, hem raad te geven. Met permissie van zijn ouders ging de jongen vanaf dan regelmatig op bezoek bij zijn leerkracht, die de jongen “bijstuurde”.

 

“Mijn eerste gesprek met hem kwam hard aan. Hij stelde me een bende vragen en op de meeste wist ik geen antwoord. Ik voelde me beschaamd en ellendig. Ik als jongen van 15 wist haast niets over sexualiteit, vriendschap, … Toen hij zag dat ik stilaan wanhopig werd, lachte hij. Ik moest niet wanhopen, zei hij. Nu wist hij wat ik nog allemaal te leren had. //

Eerst en vooral raadde hij me aan wat te vermageren. Hij zegde dat hij me alleen maar kon helpen als ik er zelf ook wat aan deed. Ik begreep niet goed wat vermageren met mijn domheid te maken had. Toen legde hij me uit dat mijn uiterlijk me kompleksen bezorgde, en dat ik aan zelfzekerheid zou winnen als ik aan mijn uiterlijk wat zou gaan doen.

Vol goede moed begon ik aan een dieet. Mijn ouders maakten het me niet gemakkelijk. …toen ik moeder uitlegde dat ik me nog nooit zo fit had gevoeld, liet ze me met rust. Mijn leraar bleef me aanmoedigen. Toen mijn klederen begonnen te flodderen, stelde hij me voor dat ik een paar kleine jobjes zou doen om wat zakgeld te verdienen en daarmee nieuwe jeans te kopen. //…Opeens werd er niet meer met me gelachen. Meisjes bleken opeens wel interesse voor me te koesteren. Dankzij de gesprekken met mijn leraar kon ik nu over een heleboel dingen meepraten. Stilaan werd ik door mijn klasgenoten aanvaard.

 

…Hij beweerde dat ik nu ook zelf beslissingen moest leren nemen. …Ik kan jullie niet genoeg zeggen hoezeer ik de hulp van die man waardeer. …met zijn vriendelijke hulp, zijn kostbare raad.

 

Hij had in ieder geval gelijk gekregen: ik voelde me veel beter in mijn nieuwe gedaante. Ik ben nog steeds geen Roger Moore, maar ik mag nu gezien worden. Ik kan me nu naar de mode kleden.// Dan zou het onvermijdelijke gebeuren: ik werd verliefd! Een nieuw meisje kwam onze klas binnen. Onmiddellijk draaiden alle jongens om haar heen: ze was knap, zag er vriendelijk uit, en voor iedereen was ze iets “nieuws”. Iemand die ze moesten veroveren. … ze zou nooit iemand van haar veroveraars gekwetst hebben. Ik, zoals gewoonlijk, durfde niet naar haar toe te gaan. …dacht dat ze luidruchtige jongens veel leuker vond…

Op een dag echter kwam ze naar me toe…was ik even sprakeloos. Toen ze me lachend aankeek, vriendelijke en oprecht, dacht ik: “waarom niet?” Ik maakte een afspraak met haar. … Misschien zou ze niet komen? Maar ze was er, met de glimlach, frisser en mooier dan ooit. In het begin was ik nog wat verlegen. Ik luisterde naar haar gebabbel en stilaan begon ik ook losser te komen. …Ik besefte dat ik verliefd was, maar ik verplichtte mezelf daarover nog te zwijgen tot ik wist wat zij voor mij voelde.

Dagen gingen voorbij. Rita [het meisje] en ik waren vaak samen. …Nog altijd durfde ik mijn liefde voor haar niet te bekennen. //Dat was misschien mijn grootste fout. …Na zes maanden vertelde ze me dat ze verliefd geworden was op een jongen. …Het was alsof mijn hele wereldje instortte. Ik, die zo vaak de kans had gehad om haar in te palmen en van haar mijn echte trouwe vriendin te maken, had gefaald. …Misschien zou ze me nu nooit meer in vertrouwen nemen. …//Toen kwam ik op het idee er met mijn leraar over te praten. Hij zou me misschien de juiste houding kunnen aantonen.

 

…Ik luisterde aandachtig naar zijn raadgevingen. …ik moest met Rita praten! …Gesterkt door haar entoesiasme, begon ik te praten. Ik vertelde haar hoeveel ik van haar hield, hoeveel ze voor mij betekende. Ik zegde haar hoezeer ik was geschrokken toen ze me vertelde dat ze een andere jongen boven mij verkoos. …Ik vroeg haar dan ook om dit voorval te vergeten en toch goede vrienden te blijven. …Ik was zeer bang voor haar reaktie, opeens voelde ik echter haar hand op mijn arm. Ze zegde dat ze hier nu al zo lang op gewacht had, dat haar hele verhaal verzonnen was, …Ze had gewoon een bekentenis van mij willen uitlokken! Ik nam haar in mijn armen. We hadden mekaar eindelijk gevonden! …Op dit ogenblik zijn Rita en ik nog altijd even gelukkig.

Zoals je ziet is mijn verhaal een samenvatting van de reeks “Jongens kunnen ook eenzaam zijn”. Dankzij een leraar ben ik van mijn kompleksen afgeraakt, heb ik eindelijk wat zelfzekerheid gekregen, en heb ik mij van de overbescherming van mijn ouders kunnen vrijmaken. Dankzij hem ook heb ik leren vrienden maken, en heb ik eindelijk de moed gehad om het meisje van mijn leven van mijn liefde te overtuigen.” (J., 1975, 67:s.p.; onderlijning en cesuur door mij)

 

De aanhef is nog een typisch voorbeeld van de klassieke “meester-leerling” verhouding (COMMERS, 2000; 78). De jongen ging natuurlijk als eerste naar de leraar toe om raad te vragen. Hoewel, de leraar heeft misschien toch wel een “bekentenis ontlokt” aan de jongen. In een tweede fase peilt de leraar naar de kennis omtrent seksualiteit bij de jongen. Dit is een frappante illustratie van wat FOUCAULT de “wil tot weten” heeft genoemd. De machthebbende biedt niet langer antwoorden op vragen, maar stélt de vragen, wil bekentenissen bij de leerling ontlokken. (DE BRUIN, 1999; 169) Het vragenuurtje was volgens de leraar echter enkel bedoeld om de jongen “beter te kunnen helpen”.

In een tweede fase geeft de leraar concrete raad aan de jongen om zijn lot te verbeteren. Frappant is het om te zien hoe de leraar prioriteit geeft aan de uiterlijke verschijning van de jongen, aan zijn beeld. Als de jongen vraagt wat dat met zijn “domheid” (lees: zijn onwetendheid i.v.m. seksualiteit) te maken heeft, met andere woorden met een innerlijk iets, iets geestelijks, dan legt de leraar hem eenvoudigweg uit dat hij onwetend is, omdat hij geen ervaring heeft en dat hij geen ervaring heeft omdat hij geen zelfvertrouwen heeft en dat hij geen zelfvertrouwen heeft omdat hij te dik is omdat dik zijn negatief wordt geëvalueerd door de anderen. De “schuld” wordt dus ook hier (net zoals in het eerste deel van dit hoofdstuk bleek) bij het individu gelegd en niet bij de maatschappelijke structuur en cultuur. De jóngen is te dik en dik zijn is niet modieus (lees: volgens de huidige wijze). De anderen sluiten dikke mensen uit, dus moeten dikke mensen zich maar aanpassen (vermageren) of anders moeten ze met hun isolement leren leven. Op geen enkele manier heeft de leraar een poging ondernomen om aan de jongen duidelijk te maken dat de maatschappelijke structuur en cultuur zouden moeten worden omgegooid, teneinde iedereen in harmonie en geluk te laten samen leven. Neen, de leraar acht deze mogelijkheid blijkbaar al bij voorbaat “out of the question”.

De leraar maakte de jongen ook duidelijk dat hij hem alleen kon helpen “als de jongen er ook iets aan wilde doen”. Opnieuw die typische “ niet-autoritaire overlegcultuur” zoals men die bvb. bij toxicomanen toepast. Vraag is natuurlijk in welke mate we over vrijheid (want niet-autoritair) kunnen spreken, als de jongen zo graag aanváárd wil worden. De leraar stelt hem niet bepaald een keuze: neen, het is vermageren, of verdere isolatie. Een andere mogelijkheid –zoals dus bvb. het opstellen van een actiegroepje “big is beautifull” – wordt door de leraar niet voorgesteld. Maar het stopt niet bij het vermageren. Er moet ook geconsumeerd worden, wil de jongen aanvaard worden en succes krijgen. Hij moet zich gaan kleden naar de mode. Daartoe moet hij zelf eerst wat zakgeld verdienen. Produceren en consumeren dus. Zichzelf maken naar het beeld van uw gelijken. Meedraaien in het liberale systeem dus.

Wanneer hij zijn beeld actief en zelf heeft herschapen naar de “norm”, volgt de magische zin: “Opeens werd er niet meer met me gelachen.” Hij krijgt succes bij de meisjes, wordt aanvaard en kan meepraten met de jongens (dankzij de “intellectuele” input van zijn leraar).

Hij is zijn leermeester erg dankbaar.

Hij is nog steeds “geen Roger Moore”, maar hij mag gezien worden, kan zich naar de mode kleden. Met andere woorden, hij kan eruit zien volgens de heersende wijze, de mode. Ook onze figuren uit de “love stories” moeten blijkbaar niet vollédig tot de “glamouridentiteit” behoren (ze zijn geen Roger Moore), er goed uitzien volstaat.

 

Dan wordt hij verliefd, ook dit lijkt weer “natuurlijk” voort te vloeien uit het feit dat hij er nu modieus uitziet. De zin volgt immers op die opmerking over zijn uiterlijk.

Maar er is alweer een kink in de kabel: hij durft haar niet aan te spreken. Algauw wordt de spanning weer verbroken: zij stapt op hém af. Ze maken een afspraak, en even is de jongen weer onzeker: zal ze wel komen opdagen?! Maar zijn vrees was ongegrond: daar is ze “mooier en frisser dan ooit”. Dan volgt er nog wat spanning: hij is verlegen, maar dat wordt weer opgeheven omdat zij spontaan is. En dan komt er een echte wolkbreuk: het meisje komt hem vertellen dat ze een lief heeft. De jongen is radeloos, maar beseft dan dat zijn leermeester hem opnieuw zal kunnen helpen. Die geeft hem de raad eerlijk te zijn tegen het meisje en voor zijn gevoelens uit te komen. En ja hoor, die truc werkt, want wat blijkt? Het meisje heeft helemaal geen ander lief, het was een manier om aan de jongen een bekentenis te ontlokken.

“Op dit ogenblik zijn Rita en ik nog altijd even gelukkig!”

Eind goed al goed. Dankzij het feit dat hij de raad van de leermeester heeft opgevolgd, is hij GEWORDEN: succesvol, aanvaard en met een meisje aan zijn zijde. Hij heeft het negatieve beeld dat de anderen van hem hadden geconverteerd tot een positief beeld door het stellen van normerende handelingen: vermageren, modieuze kledij kopen, … Hierdoor heeft hij ook een beter beeld van zichzelf gekregen, waardoor hij meer zelfvertrouwen kreeg en alzo vrienden en een lief heeft gekregen. Met dat lief is hij nu nog steeds even gelukkig! Eind goed al goed.

 

In een artikel uit 1978 interviewt men een vrouw die samen met twee andere actrices in een T.V.-serie speelt. Zij is de “minst populaire” van de drie. Hoewel dus succesvol geworden, want volgens J. onmiskenbaar de talentrijkste actrice van de drie, behoort zij onder de “geslaagden” dus toch tot de minst geliefden. J. suggereert dit in het inleidende stukje en de vragen die het blad stelt lijken ook op die thematiek aan te sturen. Heel de tekst lijkt een zoektocht naar een antwoord op de vraag: “waarom is Kate Jackson de minst populaire?”. De conclusie lijkt te zijn dat men haar voorstelt als een chagrijnige vrouw omdat ze nooit een blad voor de mond neemt als er haar iets dwarszit. Het artikel bestaat uit drie bladzijden, waarvan één die volledig wordt ingenomen door een portret van de actrice, met op dezelfde pagina nog een klein fotootje van haar. Verder zijn er nog vier foto’s van haar. (zie BIJLAGE nr. 10) Eén in zeer glamoureuze toestand, twee waarbij zij wordt geflankeerd door mannelijke collega’s, en één gewoner portretje. Bij de foto’s staan volgende zinnetjes: “ ‘Ik een chagrijnig wijf, Waar halen de roddeltantes dat vandaan?’; Kate met Nick Nolte: ‘een heerlijke jongen!’; David Carradine: méér vriend dan minnaar”; en bij de meest glamoureuze foto staat er : “Kate houdt nooit een blad voor de mond: vandaar de naijver?” Uit de foto’s spreekt haar succesvolheid als glamoureuze actrice, als zachtogende vrouw, als knappe vrouw, als sociale vrouw die échte vrienden heeft en als vrouw die met knappe, geslaagde mannen uitgaat. En tóch is deze ster de mínst populaire van de vier “Charlie’s Angels”. Blijkbaar zijn alle voorwaarden (succes op het werk en privé, knap en rijk zijn) tóch geen voldoende voorwaarden om bij de Ander “goed” over te komen, want populair te zijn. Wat doet deze dame verkeerd? Daar gaat men in dit artikel naar op zoek. Bij de meest glamoureuze foto wordt een verklaring gesuggereerd: “Kate houdt nooit een blad voor de mond, vandaar de naijver?” Mensen (vrouwen) die zeggen wat ze denken liggen blijkbaar niet goed in de markt. Maar uit de teneur van het artikel blijkt eerder dat J. “de kant” van deze “vranke” vrouw kiest. J. lijkt haar en haar onverbloemdheid te appreciëren, eerder dan negatief te beoordelen. Dat is toch wel een emanciperende houding die J. aanneemt. Het past ook binnen de lijfspreuk van het blad “blijf jezelf”, wat niet wegneemt dat “werken aan dat zelf”, “worden”, ook als verkieslijk wordt voorgesteld. Want ook Kate is succesvol GEWORDEN, heeft daar allerlei dingen voor GEDAAN.

Deze tekst interesseert mij in het licht van het perspectief “beeld dat de Ander van het individu heeft” omdat ze er dus over gaat wat anderen van deze actrice denken en hoe zij daarmee omgaat. Het is iemand uit de “glamouridentiteit” die hier negatief beoordeeld wordt door de anderen. Dat maakt van deze tekst nog geen “contrasterend geval”. Integendeel, de grondtoon lijkt er opnieuw één te zijn van “blijf jezelf en integreer dat zelf onder de anderen, zelfs al ondervind je daar moeilijkheden mee”, de boodschap die we ook in deel één van dit hoofdstuk tegenkwamen.

 

“Achter de schermen van Charlie’s Angels

Kate geen kat om zonder handschoenen aan te pakken

 

Kate is van alle Angels het minst in het nieuws gekomen. In de populariteitsrangorde komt zij zelfs pas op de vierde plaatsMaar van de vier is zij als aktrice onmiskenbaar de talentrijkste

 

(J.) Laatste vraag maar een pikante: ben je een chagrijnig wijf zoals men je soms voorstelt?

(K.) Weet je, toen men begon met ‘Charlie’s Angels’ voorspelde men nauwelijks een dozijn afleveringen: die vrouwen vreten mekaar binnen de kortst mogelijke tijd op- zo dacht men. En wat zie je nu, nooit ging het beter op een filmset. Ik weet dat men mij verantwoordelijk houdt voor al wat misloopt, omdat ik mijn mond niet kan houden, omdat ik de waarheid durf zeggen. De anderen zwijgen en gaan het achter de rug wat achterbaks vertellen. Voor mij hoeft dat niet. Ik lach de frustraties van me af. Ik maak al eens een bitter grapje. En dat noemt men dan chagrijnig doen. Kom nou, zie ik er zo uit? Trouwens, Farrah is uit de serie gestapt omdat zij het zelf wilde en met de moeilijkheden die er nu met Cheryl zijn, heb ik ook niets te maken.” (J., 1978, 219: 55-57; onderlijning door mij)

 

Het onderbroekenmerk “SCHIESSER” suggereert dat de lezeressen van J. als volgt zijn, of veronderstellen alleszins dat ze zich door volgende tekst aangesproken zullen voelen:

 

“Je bent mooi, jong en je houdt van swingend leven

 

Daarom koos je natuurlijk al lang Schiesser voor je onder-en nachtkleding. …

En dank zij het komfort van Schiesser geniet je ein-de-loos van het dolle leven.

…als je naar de nieuwste Rolling Stones of Roxy Music in je nieuwe onderbroek luistert of

als je je weer helemaal losgooit in de discotheek, let er dan eens op hoe geruststellend en diskreet Schiesser op z’n plaats zit!” (J., 1979, 276: s.p.; onderlijning door mij)

 

Naast de tekst staat een mooi, vlot en jong meisje, rechtop en met gespreide benen, in het geroemde ondergoed (zie BIJLAGE nr. 11)

 

Omdát je mooi, jong en swingend bent, koos je al lang voor dát onderbroekenmerk. Er wordt een direct verband gesuggereerd tussen het product en enkele zeer gewaardeerde eigenschappen van de “jeugdigheid”. Het product koloniseert als het ware een aantal immateriële – alleszins niet productgebonden – kwaliteiten, laat uitschijnen dat er een natuurlijke oorzaakgevolgrelatie bestaat. Het is ook wel grappig om te lezen dat muziek beluisteren plots zoveel comfortabeler zal verlopen met een Schiesser aan je achterwerk!

Merken we ook op dat de tijden veranderd zijn op twintig jaar. In de advertentie van Tampax in 1999 (infra) speelde men net in op de complexen van tienermeisjes omtrent hun uiterlijk. Alles zouden ze verkeerd vinden aan zichzelf, gelukkig is daar Tampax het enige wat goed zit aan hun lijf. In 1979 sprak men de tieners nog aan met: “je bent mooi, jong en houdt van een swingend leven.”

 

In 1983 verschijnt er een zeer frappant “WORDINGSBERICHT” van een lid van de “glamouridentiteit”. Michael Jackson, de zeer befaamde zwarte zanger, heeft in het geheim esthetische chirurgie ondergaan. Het artikel over deze ster past uitstekend binnen de perspectieven 2, 3 en 4. Immers uit de tekst blijkt dat de ster de operaties heeft laten uitvoeren omdat hij fundamenteel ontevreden was over zijn eigen beeld (perspectief 3) en dat hij hierdoor op sommige dagen zelfs niet onder de mensen durfde te komen (perspectief 4). Wat zegt dat over het beeld dat hij van de Ander had (perspectief 2)? Was dat in zijn ogen beter? Wou hij zichzelf naar dat beeld herscheppen?

 

Als iemand uit de “glamouridentiteit” (iemand die op een bepaald vlak, zijn carrière, succes bij meisjes, …méér dan “GEWORDEN” is) al zodanig met de perspectieven 2, 3 en 4 worstelt dat hij er zo’n drastische ingreep voor over heeft, wat moet iemand uit de “onafgewerkte identiteit” die ook problemen heeft met die perspectieven dan wel beginnen? Moet die het voorbeeld van de artiest volgen, teneinde ook enigszins succesvol te WORDEN? Moet die ook zódanig aan zichzelf werken? Maar hoe zat dat dan met de boodschap “jezelf te blijven”? Hoe moet de jonge lezer omgaan met de tegenstrijdige discours die in J. weerklinken. Enerzijds de brievenrubriek die je aanraadt jezelf te blijven en anderzijds het bericht over je favoriete zanger die allesbehálve zijn eigen fysieke zelf bleef, maar integendeel zijn gehele beeld “heruitvond”, of kneedde naar het beeld van zijn “gelijken”. Hoe zit dat dan met dat “eigen unieke zelf” dat je moet integreren onder de Anderen?

Distinctie of massificatie? Of schijnbare distinctie door massificatie? Of massificatie door (schijnbare) distinctie? Als iedereen een ingreep bij de plastische chirurg zou consumeren (massificatie) teneinde succesvol te zijn via “uitzonderlijke schoonheid” (distinctie), dan zal níemand zich nog distingeren want dan ziet iedereen er op dezelfde manier “gedistingeerd” uit en is iedereen dus uiteindelijk toch “genivelleerd”.

Eén van de drijvende krachten om de mensen tot consumptie te overhalen is “distinctie” (cf. BOURDIEU, 1979). Echter hoe meer consumptiepotentieel een groep mensen heeft, hoe moeilijker het wordt nog dingen uit te vinden via dewelke zij zich zouden kunnen onderscheiden, dus hoe meer –en daardoor steeds minder levensnoodzakelijke, want de basisbehoeften zijn dan al vervuld- “nieuwe” goederen er moeten ontworpen worden.

Individualisering heeft, naast de psychologische consumptiemotivatie (waar zij dus schijnbaar is, zoals boven beschreven), ook nog een functie die structurele, werkelijke, maatschappelijke gevolgen heeft: versplintering omdat mensen zijn niet meer georganiseerd zijn ( elk individu zíjn ombudsmannen, ontzuiling, …..). Hierdoor vermindert de slagkracht en bestaat er geen structureel verzet.

 

Het artikel over de getransformeerde Michael Jackson beslaat twee pagina’s. Hierop staat een redelijk kort tekstje over het gebeuren, een groot portret over zijn toenmalige eindstadium in zijn “verbouwingswerken”, twee kleine portretjes, ééntje “voor” en ééntje “na” en een grote titel (zie BIJLAGE nr. 12). Ik citeer uit het artikel ter illustratie van bovenstaande gedachtegangen.

 

“Geheime schoonheidsoperatie

 Michael Jackson

Nieuw gezicht!”

 

“M.J. heeft een opmerkelijke gedaanteverandering ondergaan. In niets herinnert de zwarte superster nog aan het talentvolle jongetje dat dertien jaar geleden met zijn broers The Jackson Five oprichtte. Maar dit komt niet alleen omdat Michael is opgegroeid tot een knappe kerel. In het diepste geheim onderging hij schoonheidsoperaties die zijn gelaatstrekken wezenlijk hebben veranderd.

 

BOKSERSNEUS

Tot vorig jaar leek de neus van Michael een beetje op die van een bokser. Maar door één van Hollywoods bekendste plastische chirurgen werd die kunstig ‘herkneed’. Een operatie die Michael zelfs voor zijn beste vrienden angstvallig geheim hield.

“Toen het nieuws uitlekte, was Michael dan ook vreselijk verlegen”, onthult één van zijn broers. “Nochtans verbaasde het me helemaal niet dat Michael drastische maatregelen genomen had om er knapper uit te zien. Hij is vreselijk ijdel. Urenlang kan hij druk bezig zijn met huidverzorgende producten en hij kan zich vreselijk opwinden over ieder puistje. Weet je dat hij weigert om zijn kamer te verlaten als hij die dag niet tevreden is over zijn uiterlijk?!”

Michael’s gezicht is ook opmerkelijk scherper geworden. Zelf schrijft hij dit toe aan een streng dieet dat hij nu al bijna zes jaar volgt. Maar volgens vrienden werden zijn bolle wangen ook door een schoonheidsoperatie verfijnd.

Wat Michael niet in de laatste plaats een heel nieuw en modieus uiterlijk heeft gegeven, is zijn nieuw kapsel. Zijn afro-kapsel moest plaats maken voor een uitgekiende haartooi, die met een wet-look (nat) permanent voor een heel apart effekt zorgt.

Michael Jackson, die duizenden meisjesharten sneller doet slaan, lijkt ook zelf tevreden met zijn ‘nieuwe’ knappe uiterlijk. Voor het eerst in maanden gaat de excentrieke superster weer eens een avondje uit. En op ieder Hollywoodfeestje geniet hij er nu mateloos van het stralende middelpunt te zijn.” (J., 1983, 478: s.p.; onderlijning en cesuur door mij)

 

Ondanks het feit dat de operaties gepaard gingen met zoveel gène en schroom van Michaels kant, mag het eindresultaat er blijkbaar toch zijn. Zowel fysiek – iedereen lijkt het erover eens te zijn dat er sprake is van een opmerkelijke verbetering – als mentaal: hij durft nu weer buiten komen en geniet van de goedkeuring dat de Ander uit omtrent zijn beeld!

 

En dan was er Madonna. Een tekst uit 1985 over deze toen nieuwe superster is zeer interessant voor de perspectieven die in dit hoofdstuk behandeld worden. Er wordt hier immers bericht over het feit dat heel wat van haar vrouwelijke fans haar “beeld” pogen te imiteren. Madonna, op haar beurt, bekent in dit artikel dat het uiterlijk van de oudere sterren wijlen Marilyn Monroe en Nancy Sinatra háár inspireren. Wat we hier dus zien gebeuren is het volgende. De jonge vrouw Madonna wil succesvol en beroemd worden als zangeres. Hiertoe poogt zij met een bepaald imago naar buiten te treden: de sexy meid met een enigszins religieus tintje (cf. haar kruisjes en het feit dat ze altijd verkondigde als kind non te willen worden): tussen Madonna de “hoer” en “piëta ‘madonna met kind’”. Zij haalt de mosterd dus enigszins in een christelijke traditie én bij iconen van het Noord-Amerikaanse kapitalisme waarin “vrijheid en overvloed” centraal staan (Marilyn Monroe straalt seks uit)

De jonge Madonna heeft dus vast en zeker een poosje voor “de spiegel” gestaan en zichzelf door de ogen van de Ander (hier de spiegel) gezien vooraleer zij zich aanbood bij een platenmaatschappij of manager. Zij heeft zich afgevraagd: hoe zie ik eruit, welk is mijn beeld? Hoe zien anderen mij? Hoe zien anderen eruit? Wil ik ook zo worden? Naar welk beeld wil ik mezelf herscheppen zodanig dat anderen een positief beeld van mij hebben, zó positief dat ze mijn platen gaan kopen en naar mijn optredens gaan komen. Zó positief dat ik beroemd en eventueel geliefd zal worden. Zij koos ervoor zichzelf te kneden naar reeds bewezen succesformules: Marilyn Monroe, Nancy Sinatra, Maria, … Met andere woorden, de jonge Madonna evalueerde zichzelf (perspectief 3), wilde succesvol worden via roem en dus geliefdheid bij de Ander (perspectief 4) en baseerde zich hiervoor op een evaluatie van de Ander (M.M, N.S., M., …) (perspectief 2). Of hoe een lid van de “glamouridentiteit” omgaat met de perspectieven van dit hoofdstuk. Ook onze glamoureuze leden zijn “MOETEN WORDEN”. Zij hebben IETS GEDAAN teneinde SUCCESVOL TE WORDEN. Zij zijn NIET als ster geboren, maar hebben daarentegen GEKOZEN om een ster te worden. Ooit waren ook zij “onafgewerkten”. En het meest frappante van dit artikel is dat Madonna, nu glamoureus maar ooit zélf onafgewerkt, nu óók wordt geïmiteerd door nieuwe “onafgewerkten”. Háár vrouwelijke fans –levende bewijs van Madonna’s “succesvol geworden zijn” – zien nu in háár beeld een imago dat ze willen navolgen. Zij zagen haar en evalueerden haar positief (perpspectief 2), zagen vervolgens (en ook reeds daarvoor) zichzélf in de spiegel en door de ogen van de Ander (perspectieven 3 en 4) en evalueerden zichzelf minder positief en/of werden minder positief geëvalueerd dan Madonna. Althans, dat mogen we aannemen want ze gingen ertoe over hun beeld te herscheppen naar dat van Madonna en wij verwachten redelijkerwijs dat ze uit waren op “verbetering” en niet op “verslechtering”

 

Het artikel beslaat twee bladzijden maar bestaat voor twee derden uit fotomateriaal van optredens van Madonna: twee zeer grote foto’s van de ster ten voeten uit, één kleintje waarop ook haar volledige lichaam te zien is en één kleine foto van het publiek dat enkel lijkt te bestaan uit klonen van Madonna (zie BIJLAGE nr. 13). De titel van het interview is dan ook:

 

“Madonna ook live een sensatie. ‘Die bruidsjapon zit me als gegoten.’ (wijst op het feit dat ze sommige van haar nummers in bruidskledij bracht; zie ook haar videoclip “Like a virgin”).

 

Ik citeer uit de tekst.

 

“…’In de States duiken steeds meer namaak-Madonna’s op en daar ben ik eigenlijk apetrots op.’ Na het spetterende konsert in …praatten we met de zangeres over haar overrompelende live-toernee en de Madonna-mania die intussen de Verenigde Staten heeft overspoeld.

 

(J.) “Hoe loopt de toernee Madonna?”

(M.) “Fantastisch. We spelen zelden voor minder dan 20.000 mensen…Een ongelooflijke belevenis.”

 

(J.) Is het ook zwaar werk?”

(M.) “Het valt echt niet mee om alles op de tijd in de volgende stad te krijgen. Liefst dertig mensen reizen voortdurend met me mee…”

 

Bewijzen van haar ijver en ambitie om haar vooropgestelde doel te bereiken. Als je iets wil, moet je er ook iets voor doen. Zelfs Madonna komt het allemaal niet in de schoot gevallen.

 

(J.) “Hoe blijf je dan in hemelsnaam zo fit?”

 

Op deze vraag volgt een uiteenzetting van hoe de vrouw, wiens beeld de fans bewonderen, dat beeld zo beeldig houdt.

 

(M.) “In ieder hotel wordt een heuse fitness-studio voor me gebouwd… Daarnaast waak ik over mijn voeding. Ik ben dol op toast met asperges. Lekker én gezond. Ik koop ook altijd kauwgom zonder suiker. Enkel aan popcorn durf ik me af en toe eens bezondigen. Liefst met kaassmaak.”

 

Fans kunnen een voorbeeld aan haar nemen, er wordt nauwkeurig uit de doeken gedaan hoe je glamoureus kunt worden.

 

(J.) Wat vind je zelf de hoogtepunten van je optreden?”

 

Het interview is eigenlijk een publiciteitsmiddel om fans te lokken naar het optreden.

 

(M.) “Het begin waarbij ik vanachter een lila papieren wand te voorschijn kom is wel leuk. …honderden balonnen…zing ik op mijn rug. Het absolute hoogtepunt is echter ‘Like a virgin’ waarvoor ik een sneeuwwitte bruidsjurk aantrek. Hoewel mijn vriend Sean en ik nog lang niet aan trouwen denken, zit die bruidsjapon me als gegoten.”

 

Madonna heeft een monogame heteroseksuele relatie, maar het huwelijk, daar is het toch nog wat te vroeg voor. En tóch zit die bruidsjurk haar als gegoten: hoewel het dus misschien allemaal lichtelijk ironisch is, de act met de bruidsjurk – want voor het overige is Madonna’s imago allesbehalve dat van een maagdelijke witte bruid – zitten we toch weer een beetje in een romantisch discours verstrengeld. Meisjes houden van witte bruidsjurken, zelfs al is het maar om te lachen, want ze linkt die toch meteen aan haar vriend Sean.

 

(J.) Wie zijn wat kleren betreft je grote voorbeelden?”

(M.) “In de eerste plaats Marilyn Monroe. Daarnaast koesterde ik destijds een grote bewondering voor Frank Sinatra’s dochter Nancy. Ik vond dat ze er met haar discolaarsjes, mini-rokje, blond kapsel en valse wimpers beeldig uitzag.”

 

Madonna is eigenlijk een kopie van het beeld van Nancy Sinatra dat ze hier beschrijft. Nu zijn Madonna’s fans een kopie van Madonna en dus onrechtstreeks ook van Madonna’s idool.

 

(J.) Waarom draag je altijd kruisjes als halsketting?”

(M.) Niet alleen omdat het ‘in’ is. Als kind werd ik overal in huis met kruisbeelden geconfronteerd. …Als tiener speelde ik met de gedachte om kloosterzuster te worden. Het is wel eventjes anders uitgedraaid. Die kruisjes vind ik echter nog altijd erg leuk.”

 

Madonna’s “maagdelijke Maria-zijde”.

 

(J.) “Wat doe je met het geld dat je verdient?”

(M.) “Geen idee. Ik spring heel slordig met geld om. Ik heb altijd alleen beroemd willen zijn, rijkdom interesseert me niet. Wist je dat ik pas heel onlangs een kleurentelevisie en sportfiets heb gekocht? Gelukkig is Sean wat dat betreft héél nauwgezet.”

(J., 1985, 590: 38-39; onderlijning door mij)

 

Gelukkig is daar nog altijd haar vriend die haar zaakjes regelt.

 

Eigenlijk wordt hier een eerder conservatief discours gevoerd over relaties en de positie van een vrouw daarin door de ster die anderzijds een zeer vrijgevochten imago lijkt te hebben en die het voorbeeld was voor ontelbare meisjes. Heel de figuur ‘Madonna’ is min of meer een paradox: vrijgevochten en toch slaaf van het adapteren van haar beeld aan de voorkeur van de Ander (teneinde succesvol te worden), geëmancipeerd en toch verlangend naar een monogame heteroseksuele relatie waarbinnen haar geldzaken worden geregeld, … .

 

In het interview met Samantha Fox uit 1987 komen de perspectieven 2, 3 en 4 zeer duidelijk naar voor. De overkoepelende gedachte in de tekst is eens te meer “regenereren en evolueren (worden)”. Je moet dingen DOEN om iemand te WORDEN die JIJ KIEST. Als je unieke zelf daarbij niet aan de normen van de tijdsgeest voldoet, dan moet JIJ ervoor zorgen (desnoods met behulp van een mirakel) dat daar verandering in komt. Immers, je geluk maak je ZELF. En toenmalig tieneridool Fox is daar het levende bewijs van.

 

“Samantha Fox verklapt haar schoonheidsgeheim ‘Ik lachte die kilo’s weg’ ” (J., 1987, 701: 12-13)

 

luidt immers de titel van het twee bladzijden tellende artikel. Naast de tekst zijn er ook drie foto’s afgebeeld (zie BIJLAGE nr. 14). Eén grote waarop de zangeres volledig te zien is in relatief glamoureuze toestand, één kleintje waarop ze met haar ouders, zusje en familiehond staat (hier lijkt ze wel een lid van “onafgewerkte identiteit”: een braaf jong meisje in meisjeskledij) en één waarop ze dan weer iets glamoureuzer en alleszins “volwassener” staat, samen met haar lief.

Wat deze artieste te vertellen heeft is het ultieme “wordingsverhaal”: van “onafgewerkt” naar “glamoureus”. De perspectieven 2, 3 en 4 komen daarbij zoals gezegd zeer sterk tot uiting: het beeld dat zij van zichzelf had, dat de anderen van haar hadden en dat zij van de anderen had tijdens dat wordingsproces. En hoe die beelden haar vaak verhinderden om te doen wat ze wou en om te worden wie ze zijn wou, maar hoe zij er dan uiteindelijk toch zélf voor heeft gezorgd dat haar dromen alsnog in vervulling kwamen. Jonge lezers kunnen zich identificeren met Fox en kunnen er een voorbeeld aan nemen. Alleen is ook hier weer de prangende vraag: hoe realistisch is haar verhaal? Hoe representatief is het? Het lijkt het doodgewone verslag van het succesverhaal van je buurmeisje, maar wij moeten ons er bewust van zijn dat dat NIET zo is. Uiteindelijk is dit artikel een bepááld discours. Binnen maar ook buiten de realiteit. Het kwam wel tot stand in een werkelijkheid, waardoor het in zekere zin bepaalde waarden en opvattingen reflecteert, maar uiteindelijk ís deze tekst de werkelijkheid NIET. De tekst is een constructie, achteráf vertellen van “wat er gebeurd is”. De vertelling verloopt ook volgens de lijn der verwachtingen van hoe verhalen moeten verteld worden: van negatief naar positief. Zoals de “wordingsstructuur” van alle sprookjes en mythen (cf. mijn eerste hoofdstuk) is. Maar het verhaal wordt zeer realistisch opgevoerd: de privéfoto’s uit het familiealbum en van haar liefdesleven, de onthullingen die ze doet over haar jeugd en over haar relatie. De lezer waant zich als het ware op de misschien wel roze-witte tienerkamer van Samantha alwaar laatstgenoemde op vertrouwelijke toon haar geschiedenis met haar/hem deelt. Samantha moedigt haar gast daarbij aan om het zeker niet te laten “het ook eens te proberen” want, “je geluk maak je zelf”. Structuur en cultuur kunnen daarbij hinderpalen zijn, maar uiteindelijk ben je wel zélf verantwoordelijk voor je geluk en jouw gastvrouw is daar het “levende en realistische” bewijs van.

Door middel van een sprookjesachtig verhaal wordt de consument hier dus opnieuw aangemaand vertrouwen te hebben in de “iedereen -kan -gelukkig -worden -als -zij/hij -maar -zélf-dit -en -dat -doet-mythe”. Kritiek op structuur en cultuur worden onder de mat geveegd als zijnde niet relevant, de consument wordt vriendelijk doch dringend verzocht gezellig voort te gaan met leven en vertrouwen te hebben in de goede afloop der dingen.

Om bovenstaande beweringen over het artikel aan te tonen, citeer ik uit de tekst.

 

“Een wereldster die ondanks roem en rijkdom zichzelf is gebleven. ‘Ik respecteer mijn fans omdat ik mij als tienermeisje ook erg slecht gevoeld heb. Ik was mollig en droomde stiekem van een zangcarrière. Maar iedereen lachte me uit.’, zegt ze.

 

Tieners met complexen kunnen zich al meteen identificeren met Samantha, wat hen zal stimuleren om verder te lezen.

 

…Ik begrijp dat mijn tienerfans het erg moeilijk hebben als ze de bons krijgen, maar ik zet hen ertoe aan steeds opnieuw te beginnen

Mijn leuze was altijd: geluk maak je zelf.

 

Exact dezelfde boodschap als men in “Hart tegen hart” en dergelijke ook altijd meegeeft.

 

Momenteel gaat het echter prima met me. Peter en ik zijn al acht maanden samen, ik kan me niet inbeelden dat aan onze relatie een einde zou komen.

 

De romantische mythe.

Ik verborg mijn complexen als tiener door altijd overal grapjes over te maken. Naarmate ik ouder werd, verdwenen die overtollige kilo’s gewoon vanzelf. Ik lachte ze gewoon weg.

Samantha is slank (=succesvol) geworden en wat heeft zij daarvoor gedaan? Gelachen. Mollige tienermeisjes moeten dus niet klagen, maar gewoon wat meer lachen en dan lost alles zich vanzelf wel op.

 

Plots besefte mijn moeder dat jongens naar me omkeken.

…mijn moeder schreef me zonder mijn medeweten in in een modellenbureau. Ik werd overstelpt met aanbiedingen. …Ik vond het fijn om in de belangstelling te staan. Alle meisjes – jongens trouwens ook – vinden het plezierig als iemand naar ze kijkt omdat ze mooi zijn. …

 

Daar waar men anders steeds het belang van het oordeel van de Ander minimaliseert (geluk maak je zelf etc. …) geeft men hier toe dat het beeld dat de Ander van je heeft toch bijdraagt tot een groter gevoel van welbehagen.

 

mijn vader beheert mijn geld

 

Zoals Madonna’s geld werd beheerd door haar vriendje (supra), zo wordt dat van Samantha beheert door haar vader!

 

…Weet je dat ik nu al denk aan stoppen met werken? Ik wil gelukkig zijn met Peter.

…” (J., 1987, 701; 12-13)

 

Eigenlijk boeit haar carrière haar niet eens meer zo erg. Ze zou liever op haar monogame heteroseksuele relatie concentreren.

 

In de bespreking van een film met Patrick Swayze (“Road House”) staat het charmeren van vrouwen door mannen centraal. Een filmbespreking in een commercieel tijdschrift is natuurlijk niet meer dan verdoken reclame voor de prent. (BILTEREYST, 2002) Die romantische invalshoek is dan ook bijzonder goed gekozen voor het warm maken van tieners voor een bioscoopbezoekje. De idee van de verleiding van vrouwen wordt hier eigenlijk toegepast op de consument die moet worden verleid tot het gaan bekijken van de film. Iemand pogen te charmeren is een vorm van sociale interactie. Het is “ik” tegenover “de Ander”. Het “beeld” dat beide partijen daarbij van mekaar en van zichzelf hebben speelt op dit terrein natuurlijk als op geen ander een rol. Zoals we in deel één van dit hoofdstuk zagen is de moeizame romantische in contact-treding met het (meestal) andere geslacht de grootste frustratie van de briefschrijvers van de “onafgewerkte identiteit”. In Swayze – lid van de “glamouridentiteit” – kunnen zij een “voorbeeld” zien van hoe je een vrouw moet versieren. Het verhaal van deze man is een typische successtory. Hoe het van negatief naar positief kan gaan. Naast het romantische thema komen in deze tekst echter ook nog de volgende zaken aan bod: heteroseksuele monogamiteit, gender, ijver, ambitie en zelfverwezenlijking en de idee van de “Americain Dream”. In al deze thema’s vinden we de perspectieven 2, 3 en 4 terug.

Het artikel beslaat twee bladzijden en telt vier foto’s. Één portretfoto van de acteur en drie foto’s uit de film waarvoor hier reclame wordt gemaakt (zie BIJLAGE nr. 15).

“…Is het niet de droom van iedereen om zo populair te zijn? …

…Persoonlijk streef ik al die heisa rond mijn persoon niet na. Ik ben gelukkig getrouwd en heb niemand anders nodig dan mijn Liza.”

 

Patrick spreekt zichzelf nogal tegen: eerst geeft hij toe dat het voor iedereen – dus ook voor hem – een droom is die uitkomt om zo populair te zijn (belang van het oordeel van de Ander), kort daarop zegt hij dat het hem allemaal nogal koud laat, dat hij genoeg zou hebben aan de exclusieve aandacht die hij krijgt binnen zijn monogame heteroseksuele relatie. Hier spreekt een beetje dezelfde paradox als in Joepies adviesrubrieken: daar ontkracht men enerzijds ook het belang van het oordeel van de Ander, anderzijds wordt er dan ook soms toegegeven dat dat een rol speelt en dat men zich eraan moet aanpassen.

“Joepie: wat maakt je zo aantrekkelijk voor vrouwen?

Swayze: Ik denk niet dat mijn uiterlijk een grote rol speelt. … Ik blijf mezelf, een echte man. Dat is wat de vrouwen willen. En ik praat met mijn ogen. …”

 

Het belang van het uiterlijk wordt gerelativeerd, maar wel wanneer het over een man zijn verleidingskracht gaat. Deze acteur schijnt blijkbaar perfect te weten wat vrouwen willen en tevens wie zijn “zelf” is: een echte man.

“Door hard te werken heb ik mijn levensstandaard aanzienlijk kunnen verbeteren. …Ik ben de gelukkigste cowboy van Amerika. …” (J., 1989, 799; s.p.)

 

Patrick heeft er heel wat voor over gehad om de ster te worden die hij nu is. Hij heeft er zeer hard voor gewerkt, heeft the American Dream letterlijk waargemaakt want hij is nu de “gelukkigste cowboy van Amerika”. De boodschap is dus eens te meer: iets DOEN om SUCCESVOL te WORDEN.

 

In 1991 verschijnt er een fictief “Kort Verhaal” (J., 1991, 26: 60-61) over een meisje – Desiree - dat last heeft van acné en in het midden van het schooljaar van school moet veranderen omdat het gezin verhuisde. De teleologische structuur is zeer opvallend in dit verhaal. Het begint allemaal zeer deprimerend maar eindigt in crescendo met het verworven hebben van een glamoureuze identiteit. De hoop treedt aan vanaf het moment dat mensen van het mannelijke geslacht haar ter hulp snellen en haar anti-acnéproducten voorstellen. We zien hier dus elementen terugkomen zoals bij de andere “glamoureuzen” die werden gered door mansmensen en technisch-wetenschappelijke ingrepen (cf. “Cher” supra).

 

“Desiree is mooi en heeft een lijntje waar menig fotomodel jaloers op zou zijn. Toch voelt ze zich diep ongelukkig. …Nachtenlang had Desiree wakker gelegen en zich afgevraagd hoe erg het was om als meisje met acné halverwege het schooljaar in een bestaande klas te komen. Volgens haar was dat het ergste wat er bestond. …het was logisch dat een nieuwe leerling werd bekeken, maar een nieuwe leerling met acné werd ronduit aangegaapt. …”

 

De kaarten zijn gelegd: als méisje met acné op een nieuwe school terechtkomen, is volgens Desiree het ergste wat iemand kan overkomen. Het lijkt zowaar een reden om helemaal niet meer het recht te hebben nog naar school te gaan! De schrijver van het verhaal spreekt dit niet tegen [maar neemt het wél op voor het meisje: (nadat ze verwijten te horen had gekregen van klasgenoten) “Dergelijke gemene onzin was hard aangekomen”.] Integendeel, men stuurt aan op het actief zoeken van een individuele oplossing d.m.v. het gebruik van huidproducten. Er wordt géén revolutionair voorstel gedaan voor het structureel veranderen van mentaliteiten.

 

(een vaderlijke leraar spreekt haar aan nadat ze huilend de klas uit rende omdat ze zich moest voorstellen) “’Ben je al naar de huisarts geweest voor je acné?’ ‘Ja, die zei dat het vanzelf wel zou weggaan. Hij was een oudere man en we woonden in een klein dorp. … Ik weet het niet, ik lees vrij veel tijdschriften voor meisjes en vrouwen. Daarin staat dat er wel middeltjes en behandelingen schijnen te bestaan waardoor het zo verdwijnt.”

 

Zeer herkenbaar voor de Joepie-lezers: het meisje leest veel vrouwen-en jeugdtijdschriften waarin met beweert dat je acné kan behandelen. Via de immateriële lectuur onderstreept Joepie nog eens de “geloofwaardigheid” van de advertenties voor materiële consumptiegoederen (hier anti-acnéproducten). Het tijdschrift propageert een levensstijl die de verkoopcijfers van hun adverteerders ten goede komen.

 

(Eddie, de stoerste en stoutste jongen van de klas, had vroeger blijkbaar ook zoveel acné en spreekt haar er in vertrouwen over aan) “…’Je bent trouwens heel mooi. …Je staart jezelf blind op je acné’. …D. voelde dat ze Eddie écht kon vertrouwen. ‘Hoe ben jij er dan vanaf geraakt? …’Mijn vader is huisarts en mijn zus schoonheidsspecialiste. Zij hebben allebei zo hun methoden om acné grotendeels te laten verdwijnen.’ …’Je doet net alsof ik je iets nieuws vertel’, zei hij. …’Mijn huisarts in ons dorp zei dat het vanzelf wel over zou gaan’, zei ze. ‘Wat een eikel. Die moet zijn vak eens wat beter bijhouden. Kom vanavond naar mijn huis, mijn zus en vader zullen je advies geven. …En kom in de les maar naast mij zitten, als er dan nog iemand een opmerking durft te maken, heeft ie met mij te doen.’ D. smolt weg van binnen omdat E. zo lief voor haar was. Toen ze naast hem het leslokaal in liep, was ze vergeten dat ze last had van acné.”

 

De stedeling leert de dorpelinge dat de wetenschap voor niets staat, dat de mens actief kan ingrijpen om de grillen der natuur te beteugelen.

Het verhaal is zeer subjectief verteld. Het gaat over de beleving van een tienermeisje dat als nieuwe en zogezegd niet zo appetijtelijke eend in de bijt in een klas terechtkomt. Vermoedelijk biedt het veel plezier aan jonge lezers om zo’n fictieve maar herkenbare verhalen te lezen. (cf. ANG “Watching Dallas”) Mijn kritiek op deze mooie verhalen, die verteld worden vanuit het individuele subject, is echter dat men hierdoor geen bredere kijk krijgt op de problematiek die naar voren wordt geschoven. Hierdoor lijkt de toestand inderdaad zo hopeloos als het noodlijdende meisje meent te voelen en lijkt het aanschaffen van dermatologische producten inderdaad de enige zinnige oplossing. Ter illustratie:

 

(Desiree stond helemaal alleen in de aula tijdens de pauze op haar eerste schooldag, tot Eddie dus op haar af kwam) “Wat wilde Eddie van haar? Hij was toch niet van plan om haar in de volle aula voor schut te zetten? Desiree hoorde het geroezemoes in de aula gedeeltelijk verstommen. Haar hart sloeg over. Veel leerlingen hadden in de gaten dat Eddie iets van haar wilde.”

 

Dit is natuurlijk nogal een gedurfde subjectieve interpretatie van mijnentwege, maar volgens mij is het vooral de individuele benadering van een angstige tiener dat de mensen in de aula opmerken dat Eddie naar haar toekomt en dat ze daarop ophouden met praten. Zoiets lijkt mij nogal onwaarschijnlijk. Natuurlijk is dit verhaal fictief, maar waar het om gaat, is dat de schrijver op deze manier enkel spreekt vanuit de enge benadering van het individu tegenover de wereld. Deze enkeling haar interpretatie is gekleurd door haar pijn waardoor alles absoluut en fataal lijkt. Geen wonder dat de belofte van “wonderzalfjes” haar als muziek in de oren klinkt.

 

In 1997 verschijnt er een mini-fotoreportage over actrice Brooke Shields en haar talloze gedaanteverwisselingen doorheen de jaren. (J., 1997, 11:38) Acht foto’s, elk begeleid door een regeltje tekst, tonen haar met verschillende kapsels (zie BIJLAGE nr. 16). Elk voorgaande wordt afgeschreven. Het korte jongenskopje was supergemakkelijk maar haar lief zag liever lang haar. Daarom liet ze het opnieuw groeien, maar die “halflange dégradé” gaf altijd de indruk dat haar haar ongekamd was. Een permanent dan maar, maar dat is zo moeilijk om te onderhouden! Oh! Wat wenste Brooke dat ze natuurlijke krullen had! Zoveel verlangens… De laatste foto is er één uit 1997 “Zoals we haar nu kennen. ‘Ik ben nooit 100% tevreden met mijn look!’, moet Brooke gekraaid hebben.

Of hoe eigenlijk ook de glamoureuzen van deze aarde steeds “in wording” zijn. Als zelfs zíj nooit tevreden zijn, wat zouden onze nog weinig glanzende Joepielezers dan op hun lauweren kunnen rusten? Die haren moeten nog eindeloos gefriseerd, gedfriseerd, gédégradeerd en geornamenteerd worden. Die huid moeten worden ingesmeerd en die garderobe vernieuwd…

 

Die onvrede wordt ook door de reclamemakers erkend! Een pagina beslaande advertentie uit 1999 (J., 1999, 14: s.p.) ziet er als volgt uit (zie BIJLAGE nr. 17). Links staat een beetje een grappige cartoontekening van een beduusd kijkend jong meisje. Verwacht wordt dat de consument zich onmiddellijk met haar identificeert. Tal van haar lichaamsdelen zijn verbonden met een pijltje waarbij het meisje haar desbetreffende lichaamsdelen negatief becommentarieert. Daaronder staat foto van het product: “Tampax” tampons met de begeleidende slogan: “Tampax is vertrouwen. Dat is toch al één onderdeel waar je niet onzeker over bent.” Op de rechterkant staat een grappig maar tegelijk schrijnend tekstje. Ik kan het u echt niet onthouden.

 

Zelfkritiek.

Het begint op je vijfde en, het spijt me meisjes, het eindigt nooit.

Zelfs als ze je opmeten voor je doodkist zul je nog uitroepen “o nee, mijn billen zijn te dik”.

Zo zitten wij meisjes nu eenmaal in elkaar.

Hoe we ook gebouwd zijn, het is nooit goed in je eigen te kleine/uitpuilende/varkensoogjes.

In deze vreselijke wolk van depressie zijn echter twee kleine lichtpuntjes.

Het eerste – zonder ons nu weer te veel op de te kleine/te grote borst te slaan – is de Tampax tampon.

Eens een tampon aangebracht is, voel je er niets meer van. Je hoeft er enkel aan te denken om de 4 tot 8 uur maximum te verversen.

Je kan rennen, zwemmen, trampoline springen en bungeejumpen (mocht dit ooit door een afgrijselijke samenloop van omstandigheden nodig zijn) zonder dat je ook maar iets zal merken.

Bij Tampax tampons met applicator krijg je bovendien een inbrenghuls om de tampon op een aangename en eenvoudige manier in te brengen, wat vooral handig is als je er weinig ervaring mee hebt. Hij zorgt er voor dat de tampon op de juiste plek terechtkomt.

 

En wat is het tweede lichtpuntje? Nou gewoon dat er op een dag iemand zal komen die alles aan jou fantastisch vindt en je dat ook vertelt.

Natuurlijk geloof je hem niet…

 

Deze advertentie moet het summum zijn van het uitbuiten door de commerciële wereld van de twijfels en verlangens tot succesvol worden van het individu. De tekst zit vol ironie en relativering t.o.v. de consument, maar óók t.o.v. de producent! Die ironie is zeer kenmerkend voor de postmoderne tijden, vooral de jaren 1990 zijn er door getypeerd. (STOREY, 1997; 192)

Men benadert de consument zéér individueel en persoonlijk. Dat toont het geheel al aan: de lezeressen worden zonder scrupules op hun angsten aangesproken, men betrekt er zelfs de dood bij. Dit rechtstreeks en individueel aanspreken van de consument is eigen aan marketingtechnieken (cf. BILTEREYST, 2002). Ook de producent stelt zich als een individu op (“het spijt me meisjes”), waant zich zelfs één van hen door te zeggen “zo zitten wij meisjes nu eenmaal in elkaar. Hier wordt weer eens een beroep gedaan op het discours van het “natuurlijke” om een cultureel (want betekenissen door mensen geschapen) gegeven te naturaliseren en legitimeren. Alles is dus deprimerend (wat ook weer een herkenbaar element is voor adolescenten), maar daarin zijn er toch twee lichtpuntjes. En jawel! Het zijn dezelfde twee als degene die we tegenkwamen in het “Kort verhaal” van Joepie n° 26 uit 1991: een te consumeren product en een jongen die alle twijfel en ellende zal diminueren. Wat het product betreft: dat dient hier vooral om ervoor te zorgen dat je niets meer merkt van de maandstonden. Deze laatste worden nog steeds – of misschien meer dan ooit? – als iets “onreins”, iets dat men moet verdoezelen, voorgesteld in onze cultuur.

Over het bungeejumpen suggereert men dat “je” dat enkel zal doen indien je door “overmacht” overmand wordt. Dat is bedoeld als humor, maar toch is het frappant. Laat nu immers bungeejumpen één van die uitwassen van het consumentisme zijn: het najagen van de “ultieme” kick. Het is een groteske illustratie van de idee van het “succesvol worden”, van het trachten te vervullen van het verlangen. Kenmerkend aan sporten zoals bungeejumpen is net dat je steeds vérder wil gaan. Bungeejumpen en de onvrede over het eigen lichaam: het zijn er twee van hetzelfde laken een broek! “Tampax” suggereert echter dat haar meisjes niet bijster warm lopen voor het consumeren van een bungeesprong (want springen kost hier echt wel géld). Dat kan nog kloppen ook, tenminste als ze op eenzelfde wijze neurotisch zijn als het meisje op de cartoon. Meisjes hebben andere katten te geselen dan een sprong in de diepte. Meisjes koteren in zichzelf, constateren gedeprimeerd wat er allemaal “mis” is met hen. Dat is de bodemloze put die zij trachten te dichten. En laat “Tampax” nu net daarin een klein beetje kunnen helpen: “Tampax is vertrouwen. Dat is toch al één onderdeel waar je niet onzeker over bent”.

Naast de producent zal het dus een man zijn die, d.m.v. een heteroseksuele relatie met het meisje, haar verlangen naar zelfbevestiging zal kunnen stillen. Maar zelfs dan is het einde nog niet in zicht want “Tampax” voorspelt nu al monter dat ze hem niet zal geloven!

 

 

Hoofdstuk 6.: Sociale interacties: niet expliciet seksueel en expliciet seksueel

 

De laatste twee perspectieven waar “onze mens” mee wordt geconfronteerd zijn de niet expliciet seksuele interacties (perspectief 5) en de expliciet seksuele interacties (perspectief 6).

Zoals in de inleiding van dit corpus reeds werd gezegd, moet men de verschillende perspectieven holistisch en geïntegreerd bekijken, als een circulair geheel. Immers, “zelfverwezenlijking” (perspectief 1) kan ook betekenen dat men moet leren sociale interacties aan te gaan, of dat men zijn “zelf” (en hoe de anderen daarover denken) moet leren integreren in de samenleving. En het beeld dat de individuen van elkaar en van zichzelf hebben (perspectieven 2, 3 en 4) speelt een grote rol in de interacties. Toch was ik –zoals gezegd – verplicht om op de gehanteerde segmenterende wijze te werk te gaan, teneinde enige structuur aan te brengen in de analyse -en in de verslaggeving van die ontleding- van het commerciële jeugdtijdschrift.

 

Ook in dit kapittel zal ik op dezelfde manier te werk gaan als in de twee voorgaande. In het eerste deel leg ik de rubrieken van de “onafgewerkte identiteit” (identiteit 1) onder de loep en in het tweede gedeelte komt de “glamouridentiteit” (identiteit 2) aan bod. Ook hier weer versta ik onder rubrieken voor identiteit 1 de adviesrubrieken en de brievenrubrieken. Voor identiteit 2 gebruik ik opnieuw artikels over idolen, kortverhalen en advertenties.

Onder “niet expliciet seksuele sociale interacties” (perspectief 5) versta ik alle contacten die er tussen een individu en (een) Ander(en) kunnen zijn. Dat kunnen zowel de relaties met vrienden als met ouders en leerkrachten zijn, maar de meest voorkomende zijn natuurlijk de dyaden (en géén triaden of meer!) tussen geliefden, of –wat uiteraard ook vaak voorkomt – de “niet reëel” bestaande dyaden tussen een verliefde en een niet verliefde.

De “expliciet seksuele sociale interacties” zijn zoals ze klinken: seksualiteit tussen mensen. Ik wil hier reeds meteen opmerken dat het in J. in nagenoeg álle gevallen gaat over monogame heteroseksualiteit, zowel vanuit de vragen van de jongeren als vanuit de teksten van de redactie.

De vragen die ik mij bij de perspectieven 5 en 6, stel, zijn: hoe stelt Joepie de mens die sociaal interageert voor? Hoe moet men volgens J. sociale interacties aangaan? Hoe moet men zich hierbinnen gedragen? Moet men “wachten en worden”, of is alles goed zoals het IS? Moet men “zichzelf blijven” of moet men zich aanpassen aan de Ander? Moet men zijn “zelf” “verbeteren”?

 

Vanzelfsprekend komt het thema “consumeren” hier minder aan bod dan in het vorige hoofdstuk. Het gaat immers in de eerste plaats over “immateriële” zaken: jongere tegenover oudere, leerling tegenover meester, vriendschap, liefde, seksualiteit, … Toch zitten ook hier in de adviezen van J. en in de precedenten van idolen normerende gedragsregels vervat die de jongeren moeten binden aan de cultuur en structuur van onze liberale, kapitalistische, seculiere en op monogame heteroseksualiteit –met voortplanting als finaliteit - gerichte samenleving. Dit zal ik zo goed en zo kwaad mogelijk proberen aan te tonen in wat volgt.

 

a: IDENTITEIT 1: DE ONAFGEWERKTE

 

Doorheen de drie decennia van Joepies bestaan, worstelen jongeren met de vraag hoe ze iemand van het andere geslacht moeten benaderen.[8] Ook in 1977 vraagt een jongen hoe dat moet. Hij weet niet waarover hij met meisjes kan spreken, en tot nog toe was er niemand die hem een passend antwoord kon geven op die vraag. “Els legt het probleem voor aan en ploeg van deskundigen”. Ik citeer uit het antwoord.

 

“ Er bestaan geen vaste middeltjes … Je moet je onderwerp voor een gesprek aanpassen aan de situatie waarin je je bevindt… In een dancing praat je over het meisje zelf, je vraagt haar wie ze is, wat ze doet, welke hobbies ze heeft. … in een park kan je altijd over het weer beginnen praten om dan ook weer vragen over haarzelf te gaan stellen. Het beste onderwerp is nog altijd het meisje zelf. Wie praat immers niet graag over zichzelf?” (J., 1977, 158: 30; onderlijning door mij)

 

Kunnen we hier spreken van een “cultivatie van het ‘zelf’ ”? De slotsom van J. (en dat is eigenlijk het enige wat er in het advies wordt gezegd) is immers dat, wanneer je iemand op succesvolle wijze wil tonen dat je interesse hebt –en dus hopelijk ervoor zorgt dat die ander ook interesse krijgt voor jou – je die persoon dan de kans moet geven “over zichzelf” te praten. Net zoals J. aan zijn lezers suggereert immer zichzelf te blijven (cf. hoofdstuk 3) en daarmee aanneemt dat de individuen een “zelf” hebben , gaat men ervan uit dat ook “de Andere mens” een “zelf” is.Bovendien is het liefste wat elk “ik” doet, over dat “zelf” praten, of althans, zo meent J. . Dit advies past ongetwijfeld binnen een liberaal, individualistisch wereldbeeld.

Maar, er zijn ook heel wat mensen die het onderwerp “mezelf” juist schuwen.

Bovendien is het nog maar de vraag of er werkelijk een consistent en gecentraliseerd “zelf” bestaat binnen elk individu. Zou het niet eerder kunnen dat elke “ik” gewoon een chaotisch verzameling van elementen is, wisselvallig als het weer? (LORENZ, 1998; 201-203) En als er dan toch een “zelf” is, is het dan wel geschikt als brandstof, en zeker als ontbrander, voor sociale interacties. Rekening houdend met de mogelijkheid van solipsisme, is het onderwerp “mezelf” misschien net veel te risicovol, want bron van menig misverstand en onbegrip. En tenslotte hoe leeg en individualistisch is het thema niet? Kan men niet beter adviseren om het te hebben over de wereldproblematiek of kunst, enz. … Het feit dat men aanraadt naar het “zelf” te informeren, wijst dus op een liberale, individualistische moraal, die onze samenleving mee vorm gegeven heeft (geeft).

 

Een meisje van 14 is zes maanden samen met een achttienjarige jongen. Haar ouders weten daar niks van. Nu wil hij seksueel contact met haar, hij wil dat ze naar de dokter gaat voor een voorschrift voor een anticonceptie-pil. Als zij dit niet doet (de pil nemen) dan dreigt hij het uit te maken. Het meisje durft echter niet naar haar dokter want die is de broer van haar moeder. Ze ziet haar vriendje “dolgraag” en denkt eraan thuis weg te lopen. Ze benadrukt stellig dat hij een “lieve, toffe jongen” is. Maar daar is J. het niet mee eens.

 

“Voortgaande op wat jij ons schrijft, vinden wij die jongen echt niet zo tof en lief! Hij denkt immers alleen aan zichzelf. …orders, …dreigementen…ten eerste…ook al zie je die jongen graag, 14 jaar is toch veel te jong om met intiem kontakt te beginnen. Door met uitmaken te dreigen, verplicht hij je tegen je eigen overtuiging in te handelen. Was je er immers overtuigd van dat je dat intiem kontakt ook wenste, dan had je ons zeker niet geschreven. Zolang jij nog twijfels … mag je aan die eis niet toegeven. …later ontzettend veel spijt van kunnen hebben! Als je nu wel ouder zou geweest zijn, en die eis intieme betrekkingen minder misplaatst was, dan nog mag het niet alleen jouw verantwoordelijkheid zijn voor een voorbehoedsmiddel te zorgen. …

Al weten we dat je dit antwoord liever niet had gelezen, toch raden we je aan heel voorzichtig te zijn. … Weglopen helpt helemaal niet…men vindt je toch …dan nog minder vrijheid krijgen. …zou je relatie toch in duigen vallen. Of dacht jij dat je vriend zin heeft beschuldigd te worden van ‘ontvoering van een minderjarige’?Neen, het beste wat je kan doen is eerlijk voor je mening uitkomen, zelfs al betekent dat dat je je ‘lieve, toffe jongen’ verliest. Als jullie relatie alleen van dat intiem kontakt afhangt, dan kan je toch moeilijk beweren dat je met een begrijpend iemand te maken hebt die, in welke omstandigheden ook, veel van je houdt!” (J., 1979, 276: 12; onderlijning door mij)

 

Om te beginnen spreekt J. een gemotiveerd moreel oordeel uit over de jongen. Hij is laakbaar omdat hij enkel aan zichzelf denkt. Hiermee geeft het blad te kennen dat men in sociale interacties ook rekening dient te houden met de Ander. Alle “zelven” mogen dus ook volgens het liberale blad niet zomaar ten koste van de anderen, hun allerindividueelste behoeften trachten te verwezenlijken; ook dat ligt in de lijn van de liberale ideologie. Men zou ook kunnen stellen dat J. hier getuigt van geëmancipeerdheid: meisjes hebben het recht “neen” te zeggen, baas over eigen lichaam. Doch, eigenlijk is het nog niet zo zeker dat J. hier spreekt vanuit feministische overwegingen, zelfs niet vanuit het geloof in het belang van “zelfbeschikkingsrecht” tout court. Immers, J. stelt in het meisje haar plaats vast dat ze zich nog niet klaar voelt voor seks, “aangezien ze J. een brief schreef”. J. interpreteert haar woorden en besluit daaruit dat ze nog geen seks mag hebben, als ze zogezegd zichzelf trouw wil blijven. J.’s motivatie om “te zeggen wat zij denkt”, is vooral dat J. zelf vindt dat 14 jaar te jong is voor intiem contact.

Dat J. niet vanuit een feministisch standpunt vertrekt, kan men aflezen uit het feit dat het blad het minder problematisch had gevonden indien het meisje wat ouder zou geweest zijn. In dat geval zou de jongen haar blijkbaar toch eerder onder druk mogen zetten om met hem naar bed te gaan. Een vrouw (een partner) is blijkbaar toch eerder verschuldigd aan haar man (partner) om zijn seksuele behoeften te vervullen. Dat is J.’s visie op (seksuele/liefdesrelaties). Al te jonge mensen mogen nog geen seks hebben, vanaf een bepaalde leeftijd moet je seks hebben, als je “met één iemand bent”.

Maar dan nog zou de jongen toch het fatsoen moeten hebben met haar mee te gaan naar de dokter.

J. heeft zijn antwoord NIET afgestemd op wat het meisje wil horen, want het blad beseft dat ze zijn repliek niet graag zal horen! De hulprubriek voor J. is er dus echt wel om de jongeren te helpen “voor hun eigen bestwil” en niet om hen naar de mond te praten. Een andere reden van het bestaan van de rubriek - en heel het tijdschrift – kan natuurlijk ook socialisatie zijn !

Om het meisje duidelijk te maken dat ze eigenlijk geen schijn van kans zou maken als ze als minderjarige haar gang zou willen gaan, stelt J. dat weglopen alleen maar tot gevolg zou hebben dat er nog meer repressie van de volwassenen zou volgen. Op legale wijze kan de éne mens de andere dingen opleggen of verbieden, omdat wettelijk bepaald is dat men pas vanaf een bepaalde leeftijd “meerderjarig” is. Degenen die aan “gene” zijde van de “meerderjarigheidsmarkatie” staan hebben macht over zij die aan “deze” zijde staan. Om dat gegeven krachtig te benadrukken stelt J. nog een retorische vraag: “Of dacht jij dat je vriend zin heeft beschuldigd te worden van …?”

Dan vat J. zijn boodschap nog eens kernachtig samen. Het meisje moet “eerlijk voor haar eigen mening uitkomen”, ook al is dat dan een mening die J. haar min of meer in de mond gelegd heeft. En het blad legt nog eens uit waarom haar lief géén “lieve, toffe jongen” is.

 

Éne “A.M.” had waarschijnlijk gevraagd haar brief niet af te drukken, maar enkel J.’s antwoord te publiceren. Haar probleem is het volgende. Ze is verliefd op een jongen die al een lief heeft. Op een fuif had hij haar gevraagd met hem te slowen. Zij weigerde en hij had haar geantwoord dat ze zo “de kans van haar leven miste”. Haar wanhoop bestaat er nu uit dat ze dat gelooft. J. relativeert dit echter. Ze wil nu graag als nog in contact met hem blijven, maar ze is daar te verlegen voor. J. is hierover verbaasd, want meende uit haar brief te kunnen opmaken dat ze dat allerminst lijkt.

Ik citeer uit de raadgeving.

 

Het is duidelijk dat die jongen op dit ogenblik niet razend verliefd op je is. Hij heeft een vriendin, die hij ondanks zijn vele avondjes uit toch trouw schijnt te zijn. … Als hij om jou zou geven, zou die éné slow niet je enige kans zijn! …misschien een unieke kans om eens drie minuten te flirten, om daarna weer alleen achter te blijven. Veel heb je dus niet gemist! …

Jij kan hem zelf groeten, je mag zelfs naar hem toegaan om een praatje te maken. Als het zo is dat de jongen liever het initiatief neemt bij het begin van een relatie, dan telt dit niet voor kameraadschap e.d. … maak je echter nog niet teveel illusies. …hij… niet … voor een vaste relatie met jou voelt. Ondertussen kan je echter wel aan een andere vorm van vriendschap werken. Verlegenheid speelt daarbij geen rol. Het enige wat je moet doen is te jezelf overtuigen dat je niks te verliezen hebt.” (J., 1981, 357: 52; onderlijning door mij)

 

Om te beginnen brengt J. het meisje met beide voeten op de grond door te stellen dat de jongen waarschijnlijk niet “écht” verliefd is op haar. Het pleit misschien voor het blad dat het de lezeres geen valse hoop wil geven, maar de redenering die J. hier maakt is er wel weer één die past binnen het discours van de monogamie Het is natuurlijk een beschrijving van de jongen zijn gedrag: hij heeft een vaste monogame relatie, ondánks avondjes uit, waar wat “onschuldig” geflirt met andere meisjes bij hoort. Maar J. schijnt zélf ook vaste en trouwe relaties meer waard te vinden dan geflirt (“…flirten om daarna weer alleen achter te blijven. Veel heb je dus niet gemist!”).

En dan is er nog de grappige visie op interacties tussen meisjes en jongens (mannen en vrouwen). Het tijdschrift zegt maar na wat er algemeen aan opvattingen heerst, en maakt ook duidelijk dat het die opinies zelf niet uitgevonden heeft (“Als het zo is dat de jongen liever het initiatief neemt …”). Hoe dan ook, daarmee heeft J., het vertoog tóch maar gereproduceerd: een jongen neemt het initiatief als het over “seksuele” relaties gaat, een meisje wacht af. Dit is toch wel een bijzonder ouderwets discours, in tijden waar we de “dolle mina’s” al gehad hebben! Op andere vlakken omtrent seksualiteit toonde J. zich vaak toch geëmancipeerder en progressiever (zie infra en supra). Tenslotte is er ook hier weer “hoop voor de meest hopelozen”: ook verlegen mensen maken een kans (“…Verlegenheid speelt daarbij geen rol. …”). Ze moeten er wel iets voor DOEN: de ander tóch durven aanspreken. Dit druist in tegen hun verlegen aard, daarom moeten ze die aard toch onder handen nemen: “…jezelf overtuigen dat je niets te verliezen hebt.” Zo kan ze misschien toch vrienden WORDEN met de jongen. Doch, op het “allerhoogste” (een vaste liefdesrelatie) moet ze misschien op dit ogenblik niet meer hopen. Een ál te “glamoureuze, afgewerkte identiteit” wordt haar dus toch niet beloofd. Geen sprookjes, wel desillusies, tot op zekere hoogte. Dat is misschien een contrasterende boodschap ten opzichte van J.’s courante discours, doch het past wel in het “monogamiteitsvertoog”. De jongen hééft reeds een vaste relatie, daar moet de lezeres nu niet tussenkomen.

 

Een meisje van 17 is haar vertrouwen in de masculiene bevolking al kwijt omdat alle jongens waar ze tot nog toe mee samen was, haar slechts kozen voor hun plezier en om van haar te profiteren. Nu is ze met D. die heel lief en vriendelijk is en altijd met haar wil vrijen. Toch heeft ze hem al herhaaldelijk gevraagd of “hij met haar voeten speelt”, wat hij ontkent. Ze is bang dat ook deze relatie weer snel zal uitgeraken. Ze wil “de waarheid” te weten komen, maar weet niet wanneer en hoe ze dat kan. Ze zegt zielsveel van D. te houden.

J. geeft haar een les in intermenselijke verhoudingen (waarbij men niet meer gelooft in magische zaken zoals gedachten lezen).

 

Zou je die kostbare tijd die je nu met wantrouwen en angst vult, niet beter spenderen aan het gezellig maken van je relatie. …al dat gezeur is puur tijdverlies…Als D. het ernstig met je meent, zal hij je wantrouwen zelfs vervelend vinden…Zoekt hij een makkelijk avontuur dan zal hij je dat in ieder geval niet vertellen. De waarheid weet je dus nooit echt helemaal. Je kan dan ook beter proberen die vriendschap zelf wat te verstevigen, hem het voordeel van de twijfel te geven en ervoor zorgen dat hij helemaal geen zin meer heeft in een kort avontuur, maar de voorkeur geeft aan een lange hechte relatie.” (J., 1983, 469: s.p.; onderlijning door mij)

 

J. geeft het meisje een snelle, kernachtige psychologie -en epistemologieles: het subject kan nooit 100% zeker zijn van het verlangen van de “Ander”. Een zeker solipsisme hangt altijd als een schim tussen de interagerende mensen. De liberale maatschappij heeft daar, met de “cultus van het zelf”, zijn conclusies uit getrokken en stelt voor dat alle individuen voortaan vanuit “zichzelf” vertrekken, zonder daarbij evenwel de Ander te schaden (cf. supra). De hulprubriek “Hart tegen hart” van J. is daar ook een symptoom van. Elk probleem wordt afzonderlijk en individueel behandeld. Op macroschaal (de maatschappij) bekeken is dit eigenlijk een lapmiddeltje. Want wat met de structuur en de cultuur van de samenleving? Die gaan niet zo fundamenteel veranderen doordat enkele willekeurige individuen op niet systematische wijze de “verlichte” boodschappen van de hulpverleners te horen krijgen. Bovendien richten de deskundigen uit “Hart tegen hart” zich ook expliciet op het individu, zonder enige moeite te doen op structurele, nefaste dynamieken te wijzen. Immers, het meisje moest maar eens ophouden met zeuren. Ze heeft nu toch een lieve jongen? Dat jongens in het verleden van haar profiteerden, kan nu niet meer van belang zijn. Men suggereert misschien zelfs dat het haar onzekere aard is die maakte dat men haar steeds verliet. Hiermee gaat men voorbij aan een mogelijks structurele mentaliteit die permitteert om “zijn eigen gang te gaan”, het éne subject voor het andere in te ruilen, …. Zoals men ook een nieuwe jas koopt als men de oude niet langer mooi vindt. Als we deze boodschap van J. zouden veralgemenen, dan lezen we dat (als) meisjes verlangen naar een hechte relatie, ze moeten zien dat ze een gezellige thuishaven zijn voor hun vriendjes, waar er niet wordt gezeurd om de eventuele wisselvalligheden of bruuskheden van de jongens.

 

In 1987 schrijft “Een eenzame” volgende brief naar “Hart tegen hart”:

 

Jullie schreven in een vorige Joepie onder “voor Isolde” dat het gemakkelijk is om een vriendenkring op te bouwen. Ik ben een jongen van bijna zestien. Een paar vrienden en kameraden heb ik wel, maar echt zo’n vrienden waar je kan mee praten en die je steun bieden, neen… Soms vraag ik me af hoe je moet handelen en hoe je moet zijn om goede vrienden en vriendinnen te hebben. Eventuele reacties mogen me worden doorgestuurd.” (J., 1987; 690: 22; onderlijning door mij)

 

Deze lezer reageert op het advies dat J. onlangs aan een andere lezer gaf. Hij is het er niet mee eens, omdat hij ondervindt dat het helemaal niet zo “gemakkelijk” is om échte vrienden te maken. De consument reageert actief op de ideeën die de producent verspreidt, trekt ze in twijfel.(LAERMANS, 1993; 155) Maar zelf kent hij ook geen toverformule. Integendeel, hij poneert de letterlijke vraag HOE hij moet ZIJN en WAT hij moet DOEN om “succesvol” te WORDEN op het sociale vlak. Met andere woorden, deze lezer verlangt zeer expliciet dat J. hem , of dat men hem eerder via J., kan vertellen wat voor een mens hij moet zijn. Welk mensbeeld stelt men voor? De centrale vraag binnen deze thesis. Hij richt zijn vraag dus enerzijds aan J. – aangezien hij naar diens brievenrubriek schrijft – maar anderzijds hoopt hij toch ook op reacties van buitenaf. Dit moeten we waarschijnlijk lezen in het licht van het begin van zijn epistel.

Wat was nu J.’s antwoord?

 

Kameraden hebben is echt niet zo moeilijk als je een stukje verlegenheid overwint en bij één van de mensen om je heen een klein beetje steun en begrip kan vinden. Vrienden maken is iets moeilijker, en echt goede, intieme vrienden hebben, is dat nog meer. Een vriendenkring …bouw je inderdaad op…door te luisteren en te pratenAutomatisch voel je zelf aan dat het met de éne beter klikt dan met de andere en op die vriendschappen ga je dan wat harder werken. Vanzelf gaat dat allemaal niet. Een vriend of vriendin moet je verdienen en omgekeerd moet die persoon ook jouw vriendschap verdienen. …Wie bij een tweetal mensen met alles terecht kan, helemaal zichzelf durft te zijn, die is “rijk”. Daarnaast zijn er dan allerlei mensen die je graag mag, maar die niet zo’n belangrijke rol spelen in je persoonlijke leven. Suggesties van andere lezers zullen je worden doorgestuurd.” (J., 1987; 690: 22; onderlijning door mij)

 

J. blijft bij zijn standpunten, maar verfijnt het toch. Er is een onderscheid tussen “kameraden”, “vrienden” en “intieme vrienden”. Vooral dat eerste kan iedereen redelijk makkelijk worden. Men richt zich echter wel weer tot alle individuen afzonderlijk: elkéén die verlegen is, moet dat een beetje zien te overwinnen. Er wordt dus weer geen massale oproep gedaan tot het voeren van een actie “spreek eens een verlegene aan”. Zo voorgesteld lijkt het natuurlijk een beetje belachelijk en absurd, maar waar het alweer om draait is gewoon dat deze liberale maatschappij elk individu afzonderlijk aanspreekt. Er zijn geen stevige coöperaties of gemeenschappen waarbinnen de sociale relaties gereguleerd zijn. Er is alleen de individuele consument die uit zijn isolement wil breken door, op anonieme wijze, een commercieel jeugdtijdschrift aanspreekt. Honderd lezers kunnen dezelfde vraag stellen, zij zullen alleen afzonderlijk worden aangesproken, er specifiek op worden gewezen dat hij/zij die verlegenheid zal moeten overwinnen. Elk individu moet zich een beetje aanpassen, een beetje Anders Worden, wil het succesvol worden. Van een structurele aanpak is hier dus geen sprake. Men moddert maar wat aan. Gelukkig geeft J. toch toe dat de Ander toch niet geheel buiten beschouwing gelaten moet worden, wil het individu vrienden maken. Neen, minstens één van de Anderen moet toch op het (verlegen) individu reageren, wil het “succes boeken”. Je krijgt echt niks voor niks. Je moet luisteren naar de Ander en jezelf ook een beetje laten kennen, anders geen interacties. Vrienden moet je verdienen.

J. geeft toe dat échte vriendschappen dun gezaaid zijn, en dat alle andere mensen in je leven eenvoudigweg niet zo’n belangrijke rol kunnen vervullen dan je paar ware vrienden. Daarin is J. wel erg eerlijk en wil het de lezer niet met illusies wandelen sturen.

 

Een vertwijfeld meisje van 15 vraagt zich af waarom ze nog steeds geen lief heeft. Ze vindt zichzelf nochtans geen lelijk eendje en ze loopt al maanden achter een 19-jarige jongen aan die echter niet reageert. De enige reactie die ze tot nog toe kreeg waren van zijn vrienden. Die pesten haar en vernielen haar fiets omdat ze achter hem aanloopt. Ze is ook bang dat haar eigen vriendinnen haar zullen uitlachen omdat ze nog geen lief heeft.

J. denkt dat ze met déze jongen haar tijd verspilt. Hij is duidelijk niet geïnteresseerd in haar en bovendien vindt J. hem, ondanks zijn misschien leuke uiterlijk, weinig moedig en fijngevoelig! Moed en fijnbesnaardheid worden dus beschouwd als belangrijke persoonlijkheidskenmerken waarzonder ook een knap uiterlijk niet kan, volgens J.. Aangezien het meisje zei bang te zijn voor zijn vrienden, raadt J. zeker aan déze jongen uit haar hoofd te zetten want: “je moet nooit een relatie aanknopen met een jongen voor wie je bang bent.” Ook hier weer spreekt toch een zekere emancipatorische kracht van J..

Na de 19-jarige te hebben afgeschreven, volgt de klap op de vuurpijl:

 

“Je mag echter niet denken dat hij de enige jongen is die er bestaat. Het is niet omdat hij niet verliefd is op jou dat er geen andere jongens zijn die jou wel leuk vinden. Waarschijnlijk maak jij meer kans bij iemand van jouw leeftijd. En trek je niets aan van wat je vriendinnen zeggen of doen. Blijf jezelf.” (J., 1989, 798: s.p.; onderlijning door mij)

 

Natuurlijk is er niets mis met het meisje, noch ligt het aan een maatschappelijke norm van wie al dan niet goed in de liefdesmarkt ligt. Neen, J. verwijst alweer eens naar de individuele keuze van één mens: de 19-jarige jongen. Hij is iets aparts, iets geïsoleerds, met een subjectieve keuze die wordt bepaald door iets waar niemand wat aan kan veranderen: het leeftijdsverschil. Maar buiten dat subject zijn er hoogstwaarschijnlijk wel jongens die haar leuk vinden, maar ze moet wel in eigen leeftijdsvijver vissen. Op die manier wordt deze lezeres aangespoord om vooral de hoop niet op te geven en van de (consumptie-)carrousel af te stappen. Als ze maar dit doet (leeftijdsgenoten opzoeken én alweer zichzelf blijven!) zal ook zij succesvol worden. Er is dus geen reden om op te houden met meespelen ondanks de tegenslagen.

 

Een testje uit 1991 moet de lezer er doen achterkomen of zij/hij al dan niet bazig is. Op de pagina prijkt het portret van een donkerharige pakweg 20-jarige vrouw met donkere, dwingend kijkende ogen. Ze draagt lange opvallende oorhangers en redelijk zware make-up. (BIJLAGE nr. 18) Is dit de ver-beeld-ing van de bazigheid?

De lezer moet negen meerkeuzevragen beantwoorden. Op basis hiervan behaalt men een bepaalde score. Het aantal punten is onderverdeeld in drie categorieën. Bij elkeen hoort een evaluatie. Ik gebruik deze om na te gaan welk gedrag J. prefereert.

Ook hier verkiest J. weer de gulden middenweg, wat ons niet geheel mag verbazen, gezien de analyses van voorgaande testjes die ik reeds maakte. De lezer moet voor haar/zijn mening uitkomen, zonder anderen daarbij hun vrijheid te ontnemen. M.a.w.: blijf jezelf bínnen de groep, integreer jezelf zonder je eigenheid daarbij te verliezen, autonomie in intimiteit. Het is ook weer de weg die naar de grootste succesvolheid leidt: je zal meer vrienden maken op deze wijze.

De puntenscores gaan van laag naar hoog, van héél onderdanig naar héél bazig.

 

“0-30 punten

Jij vindt het moeilijk om voor je eigen mening uit te komen…achteraf zit je dan te balen. Daar kun je wat aan doen door eens het heft in eigen handen te nemen! …zet door waar je zin in hebt, je zult zien dat je op die manier veel meer vrienden zal maken, want iemand die altijd alles best vindt is reuze saai.

35-60 punten

Je doet waar je zin in hebt zonder op andermans tenen te trappen. Dat is de manier! Je weet hoe je met mensen op moet trekken …en bent redelijk, dat zijn goede eigenschappen waarmee je het ver zal schoppen!

65-90 punten

…Jij beslist niet alleen voor jezelf maar ook voor andere mensen …daardoor beginnen ze al snel van je te balen. …vaker op een akkoordje en doe niet zo bazig. Je zult merken dat mensen je dan steeds aardiger zullen vinden.” (J., 1991, 14: s.p.; onderlijning door mij)

 

In 1993 had de seksuologe – en vooral om andere activiteiten befaamde – Goedele Liekens een vaste rubriek in Joepie: “Intiem met Goedele Liekens”. Elke week behandelde ze een psycho-sociaal thema waar vooral jongeren veel vragen over hebben: intimiteit, vriendschap, zelfbeeld, … . In nummer 15 staat de bijdrage “Op zoek naar de ideale partner. Een echte hersenkronkel.”.

Eigenlijk richt ze zich enkel tot heteroseksuele meisjes – en wie weet ook tot homoseksuele jongens, maar dat is waarschijnlijk eerder wishfull thinking.

 

“Het kan je overal overkomen, je slentert lui door een winkelstraat, kijkt plots op van een boek…en daar heb je hem. De Man van je Dromen, je Prins op zijn Witte Paard.”

Volgens Liekens worden we meestal verliefd op onbekenden die ons hart dan van het éne ogenblik op het andere in vuur en vlam kunnen zetten. Deze bewering impliceert twee tegenstrijdige dingen in het licht van de overkoepelende gedachte van deze thesis. Wat we willen woont niet naast onze deur, maar is een vreemdeling, tot op heden nog niet gesignaleerd. We kunnen dus blíjven verlangen. Anderzijds beweert ze dat áls je die prins dan tegenkomt, je ook op slag verliefd wordt. Die idee heeft dan weer een hoog “right here right now”-gehalte, een zogezégde onmiddellijke vervulling van het verlangen om je ideale partner in het echt te zien. De manier waarop Liekens het liefdesthema behandelt, vertoont op die manier veel overeenkomsten met de reclameboodschappen voor consumptieartikelen. Ook een product is iets wat je nog niet hebt, het is wel érgens en je weet wel ongeveer waar, maar je kent het voorlopig hoogstens uit de media, écht gezien en gevoeld heb je het tot een bepaald moment nog niet. Maar de reclameboodschap suggereert echter steeds dat het een “hic&nunc”-geval is (dat doet Liekens dus ook ongeveer, maar bij haar is het wel wachten geblazen totdat je “hem” hebt ontmoet, de reclame toont het product en doet alsóf het maar op een steenworp van je verwijderd is, wat niet helemaal het geval is zoals ik eerder in deze thesis al besprak). Het hele artikel is als een advertentie voor – vooral heteroseksuele en dus misschien op voortplanting en in stand houding van de soort gerichte - verliefdheid en liefde.

 

“Liefde en verliefdheid. Kunstenaars houden er zich al eeuwen mee bezig. …Psychologen en seksuologen hebben er allemaal wel iets over te zeggen. …Het kan je overal overkomen…Het zit hem in onze hersenen. …Onze hersenen liggen voortdurend op de loer naar al wie met dat ideale portret zou kunnen overeenkomen. … En op een dag is het zover. …niet bewust… je bent verliefd en halsoverkop. …Naarmate je opgroeit wordt het ideaalbeeld in je hoofd steeds duidelijker en scherper… Nooit worden we zo vaak verliefd als in onze puberteit. … Zo krijgen we de kans ons ideaalbeeld te verfijnen en aan te vullen om later een goede keuze te maken. Je hoeft echt geen Mister Universe of Claudia Schiffer te zijn voor iemand jou wel ziet zitten. Niemand vindt trouwens een partner die voor 100% met zijn ideaalbeeld overeenkomt. …Ieder van ons groeit op tussen andere mensen en stelt een ander Ideaalbeeld samen. Nog altijd bang om eenzaam achter te blijven? Er lopen honderden misschien wel duizenden mensen rond op deze wereld die bij jouw hersenfoto passen. …Arrnold Schwarzenegger is misschien al getrouwd maar er lopen nog genoeg spierbundels rond met even weinig verstand. …

Niet alle liefdes op het eerste gezicht lopen goed af, maar evenmin hebben alle traag opbloeiende liefdes een happy ending. Waarom wordt je trouwens nu eens op slag verliefd en de andere keer pas na een hele tijd? … De liefde is geen natuurwet. Ze laat zich niet voorspellen. …Voor velen is de liefde op het eerste zicht het toppunt van romantiek. Ze blijven er soms jaren naar zoeken. …Of ze ooit hun liefste weerzien en of het iets wordt, zullen wij nooit weten. Maar verliefd zijn is zalig en we wensen hen veel geluk.” (J., 1993, 15: 72-73; onderlijning door mij)

 

Liekens belooft dat er genoeg liefde is voor iedereen. Er bestaan wel Idealtypische mensen, maar die wonen in Hollywood en dat is ver van hier. De minder glamoureuzen, de gewone stervelingen kunnen, mét al hun tekortkomingen ook een partner vinden. Het is weer dezelfde boodschap zoals we die al vaker tegenkwamen in Joepie: integreer jezelf als jezelf in de samenleving, ook mét fouten, maar op een aanvaardbare wijze.

Het voortdurende verlangen wordt hier ook weer iet of wat gecultiveerd. We hebben een ideaalbeeld in ons hoofd, maar de reïficatie daarvan woont niet om de hoek. En áls we hem dan vinden, dan blijkt hij toch niet vollédig met het idee overeen te komen. De mens en zijn immer tekort. Deze opvatting is natuurlijk bijzonder freudiaans/lacaniaans.(VERHAEGHE, 1998; 202-204) Seksuologe Goedele Liekens is een verstandige vrouw, haar bijdragen bevatten interessante ideeën. Toch blijft het een feit dat artikels over verliefdheid de aandacht niet bepaald richten op pakweg de idee van een wereldrevolutie, maar veeleer een cultus van het individu en de dyaden in stand houden. Liefde wordt enkel voorgesteld als iets tussen één mán en één vróuw. Anders geaarde jongeren worden doodgezwegen.

 

In 1995 alweer een beschaamd 15-jarig meisje dat rood wordt bij contact met het andere geslacht waardoor dat haar nu uitlacht. Ook haar vriendinnen zeggen dat ze niet zo flauw moet doen en net zo gewoon moet doen t.o.v. jongens als t.o.v. meisjes. Ze wil wel, maar ze weet niet hoe. J. adviseert haar na te gaan waar die angst voor jongens vandaan komt, hierdoor zal ze zich meer op haar gemak gaan voelen in hun gezelschap, zo meer zelfvertrouwen krijgen en al eens makkelijker met jongens kunnen spreken.

Ik acht dit advies opnieuw een voorbeeld van een zekere emancipatorische kracht van J.. Weliswaar de emancipatie van één individu en niet op structurele wijze, maar toch is het ook zo dat deze brief zo stereotiep is dat de raad ook nuttig is voor andere lezers.

J. spoort nooit aan tot revolutie en structurele veranderingen, blijft steeds op het niveau van het subject en stelt de kapitalistische wereldorde met al zijn negatieve uitwassen niet in vraag, maar dat betekent toch niet dat het blad geheel laakbaar en zinloos is. Het heeft zeker een therapeutische emancipatorische functie. Maar waarbij men “emancipatorisch” dan NIET mag verstaan in de klassiek-kritische zin. Het gaat louter over een zekere emancipatie van het subject.

 

Ook voor de perspectieven 5&6 is het artikel uit 1997 waarin de Spice girls verleidingstips aan de hand doen weer zeer representatief: de “succesvol worden-“boodschap die gebracht wordt door pseudo- of op z’n zachtst gezegd ervaringsdeskundigen (J., 1997, 11: 8-9). Tip 3 had ik al besproken in hoofdstuk 3. Daar heb ik tevens de algemene teneur en boodschap van de tekst ontleed. Dat zal ik hier dan ook niet opnieuw doen, ik vernoem de tips die betrekking hebben op de socia(a)l(e)(-seksuele) omgang tussen jongeren en bespreek ze.

 

“Tip 1: Begin nooit zelf een gesprek. Laat hem uit zijn schelp komen.”

De gedachte hierachter is dat jongens jagers zijn (en meisjes dus de prooi!). Het initiatief nemen wordt dus overgelaten aan jongens, meisjes wordt geboden passief af te wachten tot hun prins op het witte paard hen waardig acht om vóór hen te stoppen. Die rolverdeling van actief en passief drumt 130 jaar feministische strijd in een hoekje.

 

“Tip 2: Geef hem de indruk dat je ook nog andere jongens kan krijgen.”

Hier wordt aan meisjes aangeraden een loopje te nemen met de waarheid als de omstandigheden dat mochten vereisen (“Verzin als het moet een andere jongen …”). Hieraan merkt men het onderscheid met de adviesrubrieken die verzorgd worden door “deskundigen” in Joepie. Bij soortgelijke vragen van lezers zouden zij juist áfraden om te liegen tegen en spelletjes te spelen met iemand waar men verliefd op is!

 

“Tip 3: Kleed je opvallend maar nooit goedkoop”

Reeds uitvoerig besproken in hoofdstuk 3.

 

“Tip4: Laat hem de drankjes betalen”

Hier neemt men alweer een loopje met de emancipatie. De gedachte erachter is dat hoe meer moeite een jongen moet doen om een meisje te krijgen, hoe méér hij zich effectief zal uitsloven. Het feit dat hij haar financieel draagt tijdens het afspraakje betekent echter niet dat hij haar daarom voor zich kan opeisen (cf. tip 10).

 

“Tip 5: Zeg de eerste keer resoluut ‘nee!’ als hij vraagt: ‘wil je wat drinken?’, ‘zullen we slowen?’ of ‘zal ik je naar huis brengen?’”

Honger is de beste saus, moet men geredeneerd hebben. Hier zien we duidelijk de “wordingsgedachte” tot uiting komen. De uitgestelde vervulling van het verlangen.

 

“Tip 6: Wees niet te openhartig. Hou het mysterieus!”

Men verwijst hier naar vrouwen als “Madonna” en “Pamela Anderson”, als zouden zij “geen open boek zijn”. De naam en faam van leden van de glamouridentiteit volstaan blijkbaar als legitimatie van bepaalde gedragingen: “mysterieus zijn is goed. Waarom? Omdat Madonna&co. dat ook zijn en zíj zijn toch succesvol, dus als jij ook zo succesvol wil zijn, moet je ook zulk een gedrag vertonen.” Afgezien van het feit of deze dames écht zo zijn en of er dan een oorzakelijk verband zou bestaan tussen die eigenschap en hun succes, is het ook nog de vraag of die voorwaarde effectief een voldóende voorwaarde is voor succesvol worden of slechts een noodzakelijke voorwaarde.

 

“Tip 7: Laat nooit zien dat je jaloers bent”

Men vertrekt vanuit de idee dat meisjes wel jaloers zijn. Deze stevig in stand gehouden opvatting is een tactiek om vrouwen te verdelen en alzo een feminiene revolutie te verijdelen (verdeel en heers).

Die jaloezie mag hoe dan ook niet tot uiting worden gebracht. Hier vraagt men dus weer zich anders voor te doen dan men is, wat opnieuw in schril contrast staat met het “blijf-jezelf”-discours in de probleemrubrieken van “deskundigen”.

 

“Tip 8: Zet hem op zijn plaats indien hij begint op te scheppen”

Hier komt toch énig geëmancipeerdheid om het hoekje kijken: meisjes moeten zich niet laten inpakken door machopraatjes.

 

“Tip 9: Laat hem zelf terugbellen”

Ook hier weer wordt de vrouw echter tot een passief wezen gedoopt en wordt van de man verwacht dat hij het initiatief neemt.

 

“Tip 10: Breek als eerste het rendez-vous af”

Dit lijkt dan weer te getuigen van een actieve rol voor het meisje. Dé achterliggende gedachte achter deze tip is echter vooral dat het méisje een grote verantwoordelijkheid draagt in het temperen van de hormonen teneinde al te ingewikkelde fysieke experimenten op de lange baan te schuiven. De jongen is een hongerige jager, het meisje is een lekkere hap dat zich nog even uit de voeten moet zien te maken, totdat ze uiteindelijk uitgeput op de vlakte neerstort en zich laat overmeesteren door de mansmens.

 

“En tenslotte:

-Kom gevat uit de hoek, zo laat je duidelijk zien wie de broek draagt

Toch nog een snelle emancipatorische touch.

-Lach nooit om zijn vulgaire moppen

-Kies zelf de plaats van de afspraak

Teneinde zich niet meteen gewonnen te moeten geven omdat de jongen haar meetroont naar zijn slaapkamer. Het meisje als de behoedster van het onvervulde verlangen.

-Begin te geeuwen wanneer hij saai wordt

Jongens moeten geestig zijn, meisjes kunnen daar dan gezapig naar luisteren en zenuwachtig bij giechelen.

-Zet hem regelmatig op zijn plaats in het bijzijn van zijn kameraden”

De nadruk ligt op het hanteren van machtsinstrumenten teneinde de objectieve wereld te controleren i.p.v. er op harmonieuze wijze mee om trachten te gaan.

 

b.: IDENTITEIT 2: DE GLAMOUREUZE

 

In een “Love Story: ‘Echt gebeurde verhalen door de lezers zelf verteld’” uit 1977, onderkennen we duidelijk de teleologische structuur van het “SUCCESVOL WORDEN”. Een jongen doet verslag van de weg die hij aflegde van “onafgewerkte identiteit” naar “glamouridentiteit” op het vlak van de intermenselijke (liefdes-)relatie.

Ik citeer uit de tekst, waarna ik hem zal becommentariëren.

 

“OP EEN MOOIE ROTDAG

Die dag zou alles verkeerd gaan

…Kortom, het ongeluk bleef me achtervolgen.

//Diezelfde avond had ik er schoon genoeg van. Ik wou toch een paar uurtjes glimlachen! Ik belde mijn vriend op en sprak met hem af in een kroeg.

…in de kroeg …rustig te praten …//opeens een meisje huilend binnenliep.

…Ik had enorm veel zin om naar haar toe te gaan en haar te troosten, maar ik vreesde dat dit misplaatst zou zijn. …

…[de cafébaas] keerde geruststellend naar het meisje terug: ‘… je kan terug naar huis.’…

Het was een rotdag geweest en ik wou maar één ding: in bed kruipen en al die narigheden vergeten.

 

Het verhaal begint zeer negatief maar zal zeer positief eindigen: het hoofdpersonage heeft daar wel iets voor moeten doen, zoals zal blijken. Om te beginnen neemt hij zelf het initiatief om een einde te maken aan de misérie: hij belt een vriend en spreekt af om samen naar de kroeg te gaan. Dit soort raad had makkelijk in de hulprubrieken voor identiteit 1 kunnen staan: voel je slecht, dóe dan zélf iets om tevreden te worden.

De tweede cesuur is die van de komst van het meisje. Een iet of wat romantische ziel zal toch al hopen dat er iets zal gebeuren tussen jongen en meisje. En ja hoor, het hoofdpersonage kondigt aan dat hij haar wil gaan troosten: schroom houdt hem echter tegen. De jongeman is dus sociaal, actief en initiatiefnemend (gaat met kameraad naar de kroeg) maar heeft toch óók zijn beperkingen.

Deze eerste paragraaf eindigt nog pejoratief: het is een rotdag geweest, onze held wil nu alleen nog maar gaan slapen.

 

EEN PRETTIGER WEERZIEN

Een week later ging ik weer een glaasje drinken in diezelfde kroeg. //Tot mijn grote verbazing zag ik het meisje achter de tap staan. Ze zag er opgewekt uit. …’Je hoeft zo niet te staren’, zei ze plagend. ‘Ik huil niet vandaag en ik heb geen hulp nodig!’/ Ik schrok…’Drink je iets met mij?’, vroeg ik bedeesd. /Toen ze aanvaardde voelde ik me opeens weer beter. Ik had ze dus toch niet gekrenkt en ze scheen mijn aanwezigheid niet vervelend te vinden. …zo’n zin om haar beter te leren kennen,/ maar ik wist niet hoe ik haar kon vragen of ik haar naar huis mocht brengen./Maar ze was me weer voor! …Ik lachte wat verlegen en verliet samen met haar de kroeg.

Pas toen we rustig naast mekaar liepen, begon het gesprek te vlotten.

…Toen ze dat vertelde zag ik haar gelaat versomberen. ‘Ben je niet gelukkig thuis?’, vroeg ik aarzelend. …

…’Zie ik je binnenkort nog eens?’, probeerde ik voorzichtig. ‘Natuurlijk’, antwoordde ze. …

 

Het meisje blijkt minder op haar mondje gevallen dan hij.

De twee jongelui hebben eerst nog wat tijd nodig om zich bij elkaar op hun gemak te voelen. Dan stelt hij nogal direct een persoonlijke vraag, vanaf dan heeft hij het vertrouwen gevonden om haar te kunnen uitvragen.

 

WOORDEN WAREN OVERBODIG

Ik werd een trouwe klant in die kroeg. …bleef lang of niet al naargelang mijn werk voor school. …we waren goede vrienden geworden. Ze vertrouwde me al haar zorgen toe en samen beleefden we fijne momenten. /Pas na drie maanden durfde ik haar uitnodigen voor een avondje uit. Die avond zou alles veranderen tussen ons. Louisa zag er betoverend mooi uit, al was ze zeer sober gekleed. Haar make-up was diskreet en haar haar zag er prachtig glanzend uit. …We dansten, we lachten…voelden ons uitstekend en relaks. …nam ze af en toe mijn hand. Voorzichtig probeerde ik mijn arm om haar schouders te leggen. Had ze toen geweigerd, dan was ik waarschijnlijk huilend buiten gelopen. Ik was ontzettend verliefd…ze nestelde zich gezellig in mijn armen…Ik streelde zachtjes haar haar en drukte heel voorzichtig mijn lippen op de hare. Ze zag er gelukkig uit en dat maakte me eens zo blij. Woorden waren overbodig. …

/Een paar weken later maakte ik kennis met haar ouders. Een gul onthaal kreeg ik niet,/ maar ik werd ook niet aan de deur gezet en dat was het belangrijkste.

Bij ons thuis is Louisa altijd welkom. Mijn moeder …zegt me tien keer per dag hoe blij ik mag zijn, dat ik zo’n meisje heb en doktert al stiekem plannen uit voor een huwelijk.

Over huwelijk en kinderen praten Louisa en ik nog niet. …allebei onze studies…legerdienst

Ondertussen echter zijn we gelukkig met elkaar en kunnen we vaak samen zijn. (J., 1977, 158: 22; onderlijning en cesuur door mij)

 

Ze bouwden een vriendschapsrelatie op, wat betekent dat ze mekaar in vertrouwen namen en samen leuke dingen deden. Alweer boodschappen die zo uit “Hart tegen hart” kunnen komen. Het ging allemaal zeer traag want pas na drie maanden durft hij haar écht uit te vragen. Let op de beschrijving van het meisje: ze zag er betoverend mooi uit. Toch was haar make-up diskreet en haar kledij sober, haar haar glánsde. Ze integreerde zich in de wereld van de sociale (liefdes-)interacties, maar bleef toch grotendeels zichzelf. Hier zien we dus toch min of meer dezelfde boodschap als bij identiteit 1.

Ook de jongen is nog steeds min of meer beschroomd en geen superheld. Hij is zeer herkenbaar voor de Joepie-lezende tieners.

Zijn moeder spreekt al over voortplanting maar het jonge koppel wenst eerst nog een tijdje van elkaar en van het jong-zijn te genieten.

 

“Van wilde playboy tot brave huisvader!” Dat is de titel van een artikeltje over hoe zanger Rod Stewart evolueerde. De hoofdgedachte is dat hij vroeger een promiscue fuifnummer was, maar dat hij, sinds hij Alana kent een gezapige monogame minnaar geworden is. Directe aanleiding voor deze conclusie is dat hij en Alana al winkelend gesignaleerd werden in Londen. Twee dynamisch uitziende foto’s moeten als bewijsmateriaal fungeren (zie BIJLAGE nr. 19). We zien hoe Rod en Alana gezwind door de winkelstraten flaneren, omringd door bodyguards en een dye-hard-fan en lookalike van de zanger. Men suggereert dat Alana het voortouw neemt (“ze geeft de kadans aan”).

De tekst zegt enkele frappante dingen over dit koppel en geeft zo een visie mee op vaste relaties.

 

“Rod Stewart, de playboy der playboys … Maar toen kende hij Alana nog niet, de vrouw die hem voorgoed in haar netten zou strikken en van hem een heel ander man zou maken. De getemde playboy noemen zijn vrienden hem nu. … ‘Nee, ik mis dat swingende leven op parties en zo niet’ aldus Rod. … Als je echt van iemand houdt, speelt het geen rol wat je doet. Hoofdzaak is dan dat je het samen doet. …” (J., 1979, 276: 39; onderlijning door mij)

 

Mannen doorkruisen eerst een paar wilde jaren waarin ze hun jagersdriften kunnen exposeren. Maar dan stoten ze op een vrouw die hen weet te strikken en te temmen. Zij bepaalt dan hoe zijn leven van dan af geleefd wordt en hij vindt het best…omdat hij echt van haar houdt. Al die andere meisjes waren maar bloempjes die hij makkelijk kon plukken, maar déze vrouw is als een leeuwin die hem in haar greep uit houdt, in haar netten strikt. Maar hij vindt het dus niet erg, want hij houdt écht van haar. Een volwassen, monogame, heteroseksuele relatie is begonnen. Impliciet is dat ook de boodschap die men aan de lezers meegeeft. Je geniet tijdens je jonge jaren van het leven, doorploetert heel wat watertjes, tot een bepaald moment, want dan is de flirtpret afgelopen en ga je je settelen. Daar is niks mis mee, want kijk, Rod en Alana hebben dat ook gedaan. Als klap op de vuurpijl ga je dan als economische twee-eenheid natuurlijk geregeld shoppen om de tijd te verdrijven en om ‘s lands economie wat aan te zwengelen.

 

“Brooke Shields gevangen in wurgende greep. ‘Mijn moeder vergalt mijn leven’ is de titel van een artikel. (J., 1983, 469: s.p.) Naast de tekst zijn er ook drie bijzonder glamoureuze foto’s (zie BIJLAGE nr. 20) van Brooke Shields te zien: één van haar alleen, breed lachend, met lang dik golvend haar, één kleinere waarop ze met mode-ontwerper Calvin Klein staat en één waarop ze met een man en haar “boosaardige” moeder in het kielzog staat. Bij één van de foto’s staat: “De 17-jarige actrice vindt dat ze best op haar eigen benen kan staan.”. Zo’n uitspraak is natuurlijk bijzonder aantrekkelijk voor jonge lezers die tijdens hun adolescentiejaren een vrijheidsdrang ervaren maar daarbij nog steevast stoten op de betuttelende houding van ouders en opvoeders. De lezers kunnen zich identificeren met de “glamoureuze” voor wie het leven toch ook niet eenvoudig blijkt te zijn. Deze tekst kent trouwens géén goede afloop, zoals normaalgezien wél de regel is in het tijdschrift.

Het begint met:

“Dreigt Brooke Shields de gevangene van haar eigen sukses te worden?”

En het eindigt met:

“Ik voel me net een plant die alleen maar mooi mag zijn, maar verder helemaal niets kan. Ik weet best dat moeder het allemaal goed bedoelt, maar zo heb ik geen leven.”

Géén teleologisch verhaal dus waarbij “alles dan toch nog goed kwam. Dit heeft natuurlijk te, maken met het feit dat de ster zélf nog een jongere is. Zij staat dus met haar éne been in het land van de “onafgewerkten” en met het andere in dat van de “glamoureuzen”. Deze dubbelzinnige situatie is ook kenmerkend voor de situatie van de adolescent: “te oud om dit nog te doen, nog te jong om dat al te doen”.

Heel het artikel is eigenlijk bipolair. Het positioneert dochter tegenover moeder, jong tegenover oud, goed tegenover slecht, … Het is gemakkelijk stelling in te nemen voor de lezers: zij kiezen waarschijnlijk voor: dochter, jong en goed. Met de dochter identificeren ze zich, bovendien is deze specifieke dochter hun idool, zo trekken zij automatisch aan het “jonge” zeel en linken zij “jong” aan “goed”, want het is toch die oude moeder die de ster zo ongelukkig maakt, zeker? En zo wordt de celebratie van de jeugdigheid en de jeugd gecontinueerd en gereproduceerd door ons commercieel jeugdtijdschrift. Deze verering is kenmerkend voor het twintigste-eeuwse Westerse consumentisme (LAERMANS, 1999; 106-109) Vanuit de hele lay-out en het taalgebruik gaat een bijzondere dreiging uit in combinatie met de verzachtende werking van de stralende en jeugdige glimlach van de ster. De achtergrond is zwart, de titel bevat drie angstaanjagende woorden (“gevangen”,“wurgende greep”, “mijn moeder vergalt”). Op alle foto’s staat Brooke te schitteren, haar moeder staat op één van de kleinere foto’s schuin achter Brooke: een kop kleiner dan dochter, breed lachend maar met een beetje een “slinkse” blik doordat ze vanuit haar ooghoeken naar haar dochter “spiedt”, het spotlight valt letterlijk op haar dochter en níet op haar, ze neemt een beetje een verwrongen houding aan waardoor ze een extra onderkin lijkt te hebben… Sneeuwwitje en haar boze (stief-)moeder.

Ook de gehanteerde taal getuigt van een bloeddorstigheid en hebberigheid van de moeder.

Dreigt B.S. de gevangene van haar eigen succes te worden? …haar moeder Terri zich steeds bezitteriger gedraagt en haar in een staalharde greep houdt. …knappe Brooke…om de haverklap laaiende ruzie…De filmmakers dreigden er zelfs mee Terri van de set te verbannen, indien ze haar dochter niet met rust liet. Maar Terri sloeg keihard terug. Ze verbood haar dochter nog langer aan de film mee te werken en pas na weken onderhandelen verschenen Brooke en haar triomferende moeder opnieuw…

‘EEN HELSE KARWEI’

…een ware schande …behandelt haar dochter als een hersenloos wezen…geen wonder dat Brooke in opstand komt…Brooke schaamt zich duidelijk voor de manier waarop ze door haar diktatoriale moeder behandeld wordt. … Die vrouw verziekt de sfeer op de set. … Zelfs de zoon van de biljonair Adnan, die de knappe actrice mee uit wilde vragen, werd door Terri afgewimpeld. Dit was aanleiding voor hoogoplopende ruzies tussen moeder en dochter. …Het is duidelijk dat ze de kip met de gouden eieren niet uit handen wil geven…” (J., 1983, 469, s.p.; onderlijning door mij) Afgezien van het feit of dit verhaal helemaal klopt en of de feiten aantonen dat de moeder het bij het verkeerde eind heeft – misschien wil ze haar dochter gewoon beschermen in die harde filmwereld vol gehaaide zakenmensen; en is zíj niet de “haai” – heeft het relaas op een meer symbolisch niveau de betekenis van de viering van de schone jeugd en de verachting van al wat “oud” is. Daarnaast is zo’n sensationele tekst vol dreiging natuurlijk ook aantrekkelijk voor de lezers, zeker omdat zij zich kunnen identificeren met “de goeie”. En dat zwengelt de verkoopcijfers van het blad aan, wat toch het eerste opzet van de makers is.

 

De celebratie van de monogame, op procreatie gerichte heteroseksualiteit gebeurt aan de hand van een twee bladzijden tellend artikel dat echter voor drie vierden uit kleurenfoto’s bestaat. We zien één paginagrote foto van een pas getrouwd echtpaar – een glamoureuze acteur en een glamoureus fotomodel – verder nog drie kleinere foto’s (zie BIJLAGE nr. 21) van het stralende koppel. Ze zijn heel klassiek maritaal gekleed: hij draagt een zwarte smoking met wit hemd en witte corsage, zij een lange witte bruidsjurk mét sluier. Het wit vervult hier eerder een modieuze functie en niet bepaald één die de vrouw haar virginiteit moet uitdrukken. Die was ze immers halverwege de relatie met de acteur verloren want ze besloten te trouwen toen zij zwanger bleek te zijn.

 

“C.A. behoorde tot Hollywoods meest begeerde vrijgezellen maar is uiteindelijk toch gezwicht voor de charmes van het betoverend mooie Australische fotomodel L.B. … De twee verliefden vertellen wat hen bezielde om tenslotte toch in het huwelijksbootje te stappen. …

 

…Zij slaagt erin om me met de kleinste dingen zielsgelukkig te maken. ...

…Toen Lynne me vertelde dat ze zwanger was voelde ik me de gelukkigste man ter wereld. We legden onmiddellijk een trouwdatum vast want we willen ons kind een echte thuis geven.

Trouwen doe je maar één keer en dat moet uitbundig gevierd worden. We hebben geld noch moeite gespaard om alles in kannen en kruiken te krijgen.

… Een grandioze Hollywood-receptie …Lynne en ik hebben allebei erg veel vrienden. …

…We kijken nu echter al uit naar de dag dat we weer gezellig samen thuis zijn.

De inrichting van de kinderkamer zal dan onze eerste activiteit zijn natuurlijk.” (J., 1985, 590; s.p.; onderlijning door mij)

 

Hollywoods meest begeerde vrijgezel trouwt met het betoverend mooie fotomodel. De glamour druipt werkelijk van dit artikel af.

Je kind een échte thuis geven is een prioriteit en dat kan blijkbaar enkel door op officiële wijze een verbintenis aan te gaan.

Ze gaan ervan uit dat dit huwelijk hun eerste en laatste zal zijn. Een lofzang op de monogame heteroseksuele relatie mét eeuwigheidsgarantie! De romantische mythe ten top.

Het succesvol bezegelen van de liefde wordt rechtstreeks in verband gebracht met consumptie (“geld noch moeite gespaard”), alsof het enkel zó een geslaagd feest en misschien zelfs geslaagd huwelijk kan worden.

Het blijft niet bij hun succesvolheid op het werk en in de liefde, deze glamoureuzen hebben natuurlijk ook veel vrienden.

Maar bovenal willen ze toch gezellig met z’n tweetjes gaan cocoonen, waarbij ze de materiële zorg voor hun toekomstig nageslacht als hoofdactiviteit beschouwen.

 

In 1995 verkondigt acteur Jamie Walters een visie op liefdesrelaties die nogal tegengesteld is aan de raad die men in de adviesrubrieken steeds meegeeft. Daar stelt men altijd voor dat de jongeren “nog wat zouden wachten…eer ze…”. Jamie zou er het liefste meteen invliegen. Het is best een grappig maar waarschijnlijk ook nogal een ironisch tekstje. Dat is te wijten aan het feit dat Frank WILLEMSEN, de toenmalige -en slechts gedurende één jaar- hoofdredacteur, Joepie een andere richting wou uitsturen: een soort “Humo” voor tieners met veel cynisme en het door het slijk halen van de sterren. Deze formule sloeg echter absoluut niet aan. Het jaar daarop werkte WILLEMSEN dan ook niet langer op de redactie. (cf. interview dat ik afnam van huidig hoofdredactrice Isabelle Vandenberghe, maart 2001)

 

“J.W. volgt terug het afspraakjesparcours. Opnieuw vragen of ze van escargots houdt, opnieuw vertellen welke je lievelingsmuziek is, …

J.W.: ‘Ach, ik haat afspraakjes. Ik ben ook echt geen uitgaanstype. Ik heb het moeilijk om van die zogenaamd ‘vlotte’ babbels te slaan. Korte gesprekjes waarin je in vijf minuten duidelijk moet maken hoe lief, grappig en intelligent je bent. Ik zou het liefst dat hele afspraakjesgedoe overslaan en meteen trouwen. Ik voel dat ik ben voorbestemd om te trouwen en vader te worden.’” (J., 1995, 25; 11; onderlijning door mij)

 

Hij gaat hier dus lijnrecht in tegen het courante “uitstellen van het verlangen discours” van Joepie. Wat wel overeind blijft is de roep om monogame heteroseksualiteit die gericht is op voortplanting. Meer dan ooit trouwens.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[8] Dit probleem gaat waarschijnlijk niet alleen op voor jongeren, maar voor mensen in het algemeen. Dit onderzoek beperkt zich natuurlijk tot “de” jongeren. Ten tweede is het vast ook zo dat deze moeilijkheden ook bestaan in de gelijkslachtige liefdesomgang. Maar ook voor die vraag leent J. zich niet, aangezien het blad behoort tot het dominante discours over seksuele relaties en dat is (in onze samenleving) de monogame heteroseksualiteit.