“Onder de toren”.Limburgs socialistisch personeel tijdens het interbellum. (Stef Telen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

 

DEEL I: INLEIDING

 

1. Probleemstelling

 

De motivatie om deze verhandeling te schrijven heeft te maken met mijn groeiende interesse in politieke persoonlijkheden, hun verwezenlijkingen en hun invloed op de achterban van kiezers.Aangezien ik zelf uit de provincie Limburg afkomstig ben ligt de geografische bepaling van mijn onderwerpskeuze voor de hand. Ten aanzien van de precisering van mijn onderwerp leek het me interessant om een periode te behandelen die ikzelf aanvoel als een bijzonder belangrijke en misschien zelfs beslissend in de evolutie van de Belgische parlementaire democratie. Het decor van deze periode is een amalgaam van wederopbouw, economische en politieke crisissen, met het opduiken van meer extremistische tendensen in diverse nationale politieke landschappen. Tegen deze achtergrond situeert zich de socialistische arbeidersbeweging in Limburg.

 

Als titel voor mijn thesis heb ik geopteerd voor “Onder de toren”. De inspiratie komt uit een Limburgs carnavalsliedje, dat dezelfde titel draagt. De keuze ervoor is niet toevallig. De hevigste strijd die de socialistische militanten en propagandisten gevoerd hebben vond namelijk plaats “onder de toren”, de kerktoren wel te verstaan. Socialistische straatmeetings vonden immers meestal plaats wanneer de bevolking van een dorp of stad de kerk verliet na de hoogmis. Niet zelden waren deze meetings aanleiding tot fysisch en mentaal geweld. Ook in overdrachtelijke betekenis is deze titel relevant. De kerktoren was namelijk het symbool bij uitstek van de almacht van de katholieke kerk in Limburg. Hiertegen diende het socialisme in Limburg op te boksen, met over het algemeen een beperkte mate van succes, zodat “onder” hier een bijkomende betekenis krijgt.

 

Eeuwenlang was Limburg dé provincie waar de katholieke Kerk en haar politieke, culturele en sociale organisaties het heft stevig in handen hadden [1]. In elk aspect van het maatschappelijk leven had de pastoor wel een hand. Deze alleenheerschappij van de Kerk had ook te maken met het hoge aantal geestelijken in de provincie, waardoor als het ware een aanwezigheidspolitiek gevoerd kon worden. De pastoor had weet van alles wat er zich in zijn parochie afspeelde en kon daarop anticiperen of preventief optreden. De huisbezoeken en de preken van op de kansel bleven tot diep in de 20ste eeuw machtige instrumenten in handen van de geestelijkheid. Dat andersdenkenden het bijzonder moeilijk hadden om vat te krijgen op de Limburgse bevolking, wordt aangetoond in deze verhandeling. Pas omstreeks het begin van de tweede helft van de vorige eeuw kwam er enige verandering in deze situatie. De gemiddelde inwoner van de provincie werd mondiger, hoger opgeleid en aanvaardde niet meer zomaar alles wat een hoge instantie als de kerk verkondigde. Het aantal roepingen nam af en het personeelsbestand van de kerkelijke instanties slonk. Bovendien werd Limburg meer en meer geïndustrialiseerd en werden de contacten met de rest van het land uitgebreid. Dit alles stelde andere politieke en socio-culturele instellingen in de mogelijkheid om het katholieke Limburg geleidelijk te veroveren. Voor het Limburgse socialisme werd in deze periode Willy Claes hét gezicht van de omwenteling.

Als men de huidige situatie van de politieke partijen in Limburg onder de loep houdt, ziet men dat de balans van de machtsverdeling nog steeds in het voordeel van de aloude kracht in de provincie overhelt. In het merendeel van de gemeenten is nog steeds een overheersing van de christelijk geïnspireerde partijen en organisaties te zien. De tijd dat in de Limburgse steden en dorpen sprake was van een permanente rekenschap tegenover de plaatselijke geestelijke machthebbers, ligt echter achter ons.

 

In het geschetste klimaat van katholieke hegemonie kwamen op het einde van de 19de eeuw de eerste oneffenheden. Eén van die bedreigingen was het opkomende socialisme, dat na de eerder geïndustrialiseerde gebieden van België, ook Limburg wilde veroveren. Van in het begin werd duidelijk dat dit niet van een leien dakje zou lopen. De macht van de Kerk bleek dermate groot dat de kleine, geïsoleerde kernen van de nieuwe doctrine al vlug het leven lieten of in de anonimiteit bleven voortbestaan. De Limburgse socialisten van het eerste uur waren zich ervan bewust dat enkel de geestdrift van enkele overtuigde militanten niet zou volstaan om na verloop van tijd de katholieke alleenheerschappij uit te dagen en eventueel te beëindigen. Vooral structuren waren noodzakelijk, al was dat niet voldoende. Men kon zoveel organisaties en structuren oprichten als men wilde, ook leden waren van het grootste belang. Precies daar wrong het schoentje. In tegenstelling met de collega-arbeiders in het naburige Luik en Maastricht was er van een ontkerstening van de Limburgse arbeider hoegenaamd geen sprake. Zeker in de eerste jaren en feitelijk tot voor de Tweede Wereldoorlog was het enthousiasme voor de nieuwbakken socialistische organisaties gering en voor vele van de socialistische instellingen was het dan ook eerder zaak om te overleven, dan wel om te denken aan uitbreiding. Men hoeft enkel de electorale cijfers van de periode 1919-1940 te bekijken om te zien dat politiek succes voor de socialisten in Limburg niet voor de hand lag. Ook op het punt van de organisatie liep het niet zoals gehoopt. Structuren die bestand waren tegen de onverbiddelijke tand des tijds werden slechts op een beperkt aantal locaties opgericht. Enkel in het zuiden van de provincie, in en rondom de steden Tongeren, Sint-Truiden en Borgloon, trof men duurzame economische, politieke en culturele organisaties aan. Van een echt socialistisch succes in Limburg kan men dus voor de Tweede Wereldoorlog niet spreken.

 

Het vaststellen van dit gegeven is één zaak, het verklaren is een andere. Waarom kende Limburg geen socialistische doorbraak, noch op het electorale vlak van, noch op het vlak van arbeidersorganisaties? Op deze vraag tracht ik in deze verhandeling een antwoord te geven.

 

Vooral na de Eerste Wereldoorlog kwam de typische Limburgse socialistische militant op de voorgrond. Mannen als Theodoor Cloosen, Julius Demarrez, Theophile Depuis, Pierre Diriken en Lambert Pletsers hadden een aantal enkele kenmerken gemeen. Allen waren ze in het bezit van een onbreekbaar vertrouwen in de socialistische doctrine, een niet-aflatende energie om in elke uithoek van de provincie (en ook daarbuiten indien nodig) het “Heilige” woord te brengen en de wil om in de socialistische organisatie een voortrekkersrol te vervullen. Tijdens het Interbellum maakte geen van deze militanten werkelijk aanspraak op de rol van leider van het Limburgse socialisme, zoals kanunnik P.J. Broekx dit wel deed bij de katholieke organisaties.

 

De kracht van de socialistische voormannen was gelegen in hun volharding en geestdrift. Velen zouden in de situatie waarin het socialisme in Limburg diende te gedijen al lang de handdoek in de ring geworpen hebben en het politieke of maatschappelijke leven afgezworen hebben of toenadering gezocht hebben tot een andere politieke groepering. Zo niet de heren Depuis, Diriken, Pletsers en de anderen. Men hoeft maar de cijfers te bekijken van het aantal manifestaties, meetings en oprichtingen van organisaties (al slaagden die lang niet allemaal) om een beeld te krijgen van de overgave van de socialistische leiders. Wat opvalt is dat telkens dezelfde namen terugkeren.

 

In dit verband stel ik me een tweede vraag. Wat is er de reden van dat in het Interbellum geen enkele van de militanten of voormannen werkelijk aanspraak maakten op het leidersschap van de Limburgse BWP, rollen die Anseele in Gent en Huysmans in Antwerpen vervulden?

 

Dat de nationale BWP-overheden niet zomaar lieten gebeuren dat één of meerdere federaties ten onder gingen of zelfs helemaal nooit doorbraken in hun lokaliteit, lijkt me voor de hand te liggen. Maar wat was dan de te voeren tactiek? Nam men gewoon de recepten van een succesverhaal op een andere locatie over en paste men die dan toe op een meer noodlijdende federatie? Stelde men een onderzoekscommissie in die ter plaatse polshoogte ging nemen? Waren de nationale instanties ervan overtuigd dat ondanks de valse start het socialisme in het katholieke Limburg toch nog een toekomst had, of legde men zich neer bij de katholieke suprematie en probeerde men de verworvenheden zoveel mogelijk te consolideren? Als er hulp kwam, bestond die dan uit financiële en materiële middelen, of was de hulpverlening eerder van morele of structurele aard? Op al deze vragen hoop ik een antwoord te vinden in de loop van mijn discours.

 

Als men de uitslagen van de verschillende verkiezingen in Limburg in het Interbellum bekijkt, bemerkt men al vrij snel dat de hegemonie van de katholieken ook op het politieke vlak vrij solide was. Dit betekende dat niet alleen de socialistische partij, maar ook een andere belangrijke politieke groepering, de liberale partij, er niet echt aan te pas kwam in Limburg. Hierbij stel ik me de vraag of er in de loop van het Interbellum en eventueel ervoor reeds toenadering geweest is tussen beide partijen, of waren beiden te trots om gezamenlijk de katholieke overheersing te bestrijden? Hierbij denk ik niet alleen aan coalities op gemeentelijk vlak, maar ook aan het samen, met een gezamenlijke lijst, naar de kiezer trekken.

 

Men kan niet over Limburg spreken zonder de steenkoolindustrie daarbij te betrekken. Ik zal niet nalaten dit fenomeen in mijn discours te betrekken. Als men de aandacht vestigt op de basisvoorwaarden die een industriële omwenteling mogelijk maken [2], dan ziet men dat Limburg vóór de komst van de mijnindustrie aan vrijwel geen enkele voorwaarde voldeed. Demografisch stond de provincie niet erg sterk en van een concentratie van arbeidskrachten in bepaalde centra was al helemaal geen sprake. Kapitaal was vrijwel niet voorhanden, evenmin als transportwegen. Grondstoffen waren vooralsnog niet gedolven en een ondernemersmentaliteit was bij de Limburgse, hoofdzakelijk agrarische bevolking, was ver te zoeken. Met de opkomst van de mijnindustrie in de provincie veranderde dit grotendeels. Door de aanvoer van vele arbeiders over de nieuwe spoorwegen en aangelegde verharde wegen en een import van kapitaal en technologische knowhow uit andere delen van het land en uit het buitenland, werden de voorwaarden gecreëerd voor de uitbouw van het centrale gedeelte van de provincie tot één van de industriële harten van het land. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de provincie kwam er een ware concentratie van arbeiders in de nieuwe cités die in de buurt van de mijnzetels ontstonden. Voor de socialisten deed de kans zich voor om eindelijk een grote massa arbeiders te winnen voor hun gedachtegoed. Mijn verhandeling zal uitwijzen dat ook in de mijnsector geen sprake is geweest van een socialistische doorbraak [3]. Was dit een gemiste kans? Waren de katholieke organisaties ook hier te talrijk en te krachtdadig? Waren de mijnwerkers in het algemeen niet vatbaar voor de invloed van de vakbonden? Was het feit dat zovele mijnwerkers een vreemde nationaliteit hadden van invloed op de syndicale keuzes van diezelfde mijnwerkers of speelde dit helemaal geen rol?

 

 

2. Methode

 

Voor mijn studie ben ik uitgegaan van een reeds geschreven boek over de Limburgse BWP in het Interbellum; “De Belgische Werkliedenpartij in Limburg (1918-1940). Kroniek van een trage opgang” door Willy Massin. Dit boek vormde de basis van mijn verhandeling. Ik vulde de gegevens die ik hierin vergaarde aan met bijkomend archief- en literatuuronderzoek. Ik wilde de voorgeschiedenis van het Limburgse socialisme de revue laten passeren, om een beeld te schetsen van de situatie waarin de BWP in de provincie zich bevond. Om deze reden schenk ik veel aandacht aan de steenkoolindustrie en de periode voor het Interbellum. Ook de katholieke tegenhangers van de socialistische organisaties verdienen mijn aandacht. Een apart hoofdstuk wordt besteed aan Camille Huysmans, een markant figuur in de geschiedenis van het Limburgse socialisme én de nationale politiek.

 

Het archiefonderzoek leidde mij in eerste instantie terug naar mijn voornaamste bron. In het AMSAB te Gent bevindt zich het persoonsarchief van voornoemde Willy Massin. Dat bood me een aanvulling op de in zijn boek vergaarde informatie. Verder archiefonderzoek bracht me naar de plaats waar mijn relaas zich afspeelt, naar Limburg. De stadsarchieven van de Tongeren, Hasselt en Sint-Truiden, de drie voornaamste kernen van de socialistische beweging in de provincie, leverden me een inzicht in de activiteiten van enkele voorname socialistische voormannen uit het Interbellum. Een bezoek aan het provinciearchief in Hasselt verschafte me voornamelijk informatie over de grote stakingen die Limburg kende in de jaren dertig en de reactie van de bestuurlijke en repressieve instanties (politie en rijkswacht) daarop.

 

In mijn literatuuronderzoek spitste ik me toe op de algemene politieke situatie in België tijdens het Interbellum, op de ontwikkeling van het mijnwezen in Limburg, op de persoon van Camille Huysmans, op de ontplooiing van het katholieke organisatiewezen en uiteraard op de Limburgse BWP in de periode 1919-1940.

 

De structuur van deze verhandeling bestaat uit verschillende delen.

 

Het eerste deel geeft een voorstelling van de sociaal-economische situatie van de provincie Limburg vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In deze periode situeert zich de opkomst van de eerste socialistische deiningen in Limburg. Het leek me daarom aangewezen een schets te maken van het klimaat waarbinnen de prille socialistische beweging terechtkwam. Hiermee wilde ik aantonen dat in Limburg de omstandigheden ontbraken die in andere plaatsen het succes van het socialisme bepaalden. Ik doel op de aanwezigheid van een arbeidersproletariaat. De industriële samenleving was, in tegenstelling tot een groot gedeelte van België, niet in Limburg doorgebroken. De provincie leefde nog sterk in de agrarische sfeer en de weinige industrie was kleinschalig. Ook in het eerste gedeelte kondig ik de komst van de steenkoolindustrie aan, die voornamelijk na WOI een rol zal spelen in de verandering van de Limburgse samenleving.

 

In het tweede gedeelte worden de voornaamste protagonisten van deze verhandeling voorgesteld; de katholieke partij en haar socialistische uitdager. De katholieke partij zat vóór het Interbellum als het ware in een zetel in Limburg. Electoraal was de concurrentie niet-bestaande en op het vlak van organisaties had ze een monopoliepositie. Rond de eeuwwisseling kwam echter de ambitieuze BWP in Limburg op de voorgrond. De katholieke partij wierp onmiddellijk haar morele gewicht in de schaal, met succes, want vóór het Interbellum kwam de BWP er niet aan te pas in Limburg.

 

Een afzonderlijk hoofdstuk wordt besteed aan Camille Huysmans, een apart figuur in de geschiedenis van het Limburgse socialisme.

 

De volle ontplooiing van de steenkoolindustrie en de daarmee gepaard gaande omwenteling van de Limburgse samenleving komen vervolgens uitgebreid aan bod.

 

Het volgende deel stelt de politieke strijd die zich na WOI in het Limburgse ontspon op de voorgrond. De socialistische organisaties waren op volwassen leeftijd gekomen en leken klaar om de strijd met het oppermachtige katholieke front aan te gaan. De katholieken hadden tijdens de oorlog echter geen sabbat genomen en waren voorbereid om op het vlak van de organisaties een dijk op te werpen tegen de opkomende socialistische tendensen. Vooral de komst van het mijnwezen was zorgvuldig voorbereid. Kanunnik Pieter-Jan Broekx speelde in dit proces een voorname rol. De niet-aflatende inzet van beide partijen op organisatorisch vlak kreeg geen gevolg in de verschillende verkiezingen tussen beide wereldoorlogen. Op lokaal vlak konden de socialisten enige successen bereiken, maar de verhoopte doorbraak kwam er voor WOII niet.

 

 

3. Bronnen

 

1. Archiefbronnen

 

Provinciearchief Hasselt

 

Doos nr. 232

 

map stakingen.

verslagen van de rijkswacht en van de politie.

brieven aan/van de gouverneur.

nota’s van de gouverneur.

 

Stadsarchief Tongeren

 

Gemeenteraadsverslagen 1921-1938.

 

Stadsarchief Sint-Truiden

 

Gemeenteraadsverslagen 1927-1930.

 

Stadsarchief Hasselt

 

Gemeenteraadsverslagen 1927-1936.

 

AMSAB Gent

 

Fonds Willy Massin

 

Doos 1

 

1.2 Stukken betreffende provincieraadsverkiezingen 1925: arr. Hasselt-Tongeren-Maaseik.

1.3 Stukken betreffende provincieraadsverkiezingen 1929: arr. Hasselt-Tongeren-Maaseik.

1.4 Stukken betreffende provincieraadsverkiezingen 1932: arr. Hasselt-Tongeren-Maaseik.

1.5 Stukken betreffende provincieraadsverkiezingen 1936: arr. Hasselt-Tongeren-Maaseik.

1.6 Stukken betreffende gemeenteraadsverkiezingen 1926: arrondissementen Hasselt, Tongeren en Maaseik.

1.7 Stukken betreffende BWP Limburg, federaties van socialistische vakverenigingen in het arrondissement Tongeren-Maaseik, Gewestelijke syndicale vakbondscentrale mijnwerkers in Limburg, Gewestelijke Centrale van arbeidersopvoeding. Periode 1924-1952.

1.8 Stukken betreffende socialisme in Limburg, gegevens uit “Volkswil” en de “Voor Allen” verzameld door D. Schoels voor W. Massin. Periode 1925-1928 en 1932-1934.

1.9 Stukken betreffende Vlaamse kwestie in 1919, personen uit politieke leven in Limburg, onder meer Diriken, Thijs, Pletsers, Demarrez, Claeys in verband met publicatie van “De Belgische Werkliedenpartij in Limburg (1918-1940). Kroniek van een trage opgang”. S.D.

 

Doos 2

 

1.2 Stukken betreffende Tongeren: rechtsvervolging van R. Rubens op klacht van P. Diriken. Periode 1936.

1.5 Stukken betreffende socialistische strijd in Limburg (1930-1940): brieven, vragenlijsten, interviews met enkele militanten van toen. Periode 1973-1975.

1.6 Stukken betreffende politieke beeld van Limburg (1919-1940) aan de hand van uitslagen van wetgevende en gemeenteraadsverkiezingen. S.D.

1.8 Stukken betreffende notities uit de Limburgse pers (1907-1937) door Willy Massin in verband met zijn studie over het socialisme in het Interbellum. S.D.

 

Fonds Centrale der Metaalbewerkers in België (CMB)

 

CMB-afdeling Noord-Limburg

 

1604 Kasstukken, knipsels, briefwisseling (met socialistische arrondissementsfederatie afdelingen van Turnhout en Hasselt) in verband met werkloosheid, socialistische vakbonden). Periode 1938-1941.

 

1605 Formulieren, kasstukken.

Boekjaren 1938-1941: ontvangsten en uitgaven, werkloosheid, ledenbijdrage, en andere.

 

2. Werkinstrumenten

 

Bibliografie Limburg, Hasselt, vanaf 1972.

 

ART, J. en andere, Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? Deel I, 19de en 20ste eeuw, Stichting Mens en Cultuur, Gent, 1998.

 

BALTHAZAR, H., Samenvattende bibliografie van de geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, in: DHONDT, J., Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, Antwerpen, 1968, pp. 622-626.

 

CUPPENS, F., Het Kempens kolenbellen. Proeve van bibliografie, Brussel, 1963.

 

DE WAELE, M., GAUS, H. en VAN EENOO, R., Beknopte bibliografie van de politieke en sociaal-economische evolutie van België, 1918-1988, Gent, 1988.

 

DE WEERDT, D., Socialisme en socialistische arbeidersbewegingen in België. Bibliografie van werken en tijdschriftartikels verschenen sedert 1944, Brussel, 1979.

 

VAN DEN EECKHOUT, P. en VANTEMSCHE, G., Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-20ste eeuw, Brussel, 1999.

 

VINTS, L., Inventaris van de papieren van Mgr. Pieter-Jan Broekx 1881-1968, Leuven, 1987.

 

WILLEMS, M., Bibliografie van de Belgische politieke partijen, Deel I, Leuven, 1978.

 

3. Selectieve Bibliografie

 

a. Algemeen

 

BAL, N., Zij droegen de Rode Vlag. De legendarische leiders van de socialistische strijd, Antwerpen, 1988.

 

BAUDHUIN, F., Histoire économique de la Belgique, 1914-1939. Tome second: évocation des principaux facteurs, Bruxelles, 1984.

 

BONDAS, J., en RENS, J., De staking van juni 1936. Uitgave van de Syndikale Kommissie van België, 1936.

 

BREYRE, A., La situation des industries en Belgique, en février 1919, après la dévastations allemandes, in: A.M.B., pp.695-711.

 

CARPAY, H., Le problème du socialisme belge tel qu’il se pose dans les milieux catholiques, 1885-1935, Arlon, 1935.

 

CAESTECKER, F., Het vreemdelingenbeleid in de tussenoorlogse periode 1922-1939 in België, In: BTNG, 1984, pp.461-486.

 

CLAEYS-VAN HAEGENDOREN,, M. 25 jaar Belgisch socialisme. Evolutie van de verhouding van de Belgische Werkliedenpartij tot de parlementaire democratie in België van 1914 tot 1940, Antwerpen, 1967.

 

CLEMENT, P., Zoeken naar crisisoplossingen. De christelijke arbeidersbeweging tegenover de economische depressie en tegenover het socialistische ‘Plan van de arbeid’, 1931-1935. De kansen van een gemeenschappelijke actie. Licentiaatsverhandeling, KUL, 1988.

 

DENECKERE, G., Sire, het volk mort. Sociaal protest in België (1931-1918), Antwerpen, 1997.

 

DENECKERE, G., De algemene staking van 1936. Wetten en praktische bezwaren tegen een volksfront. In: Navorsings-en studiecentrum van de Tweede Wereldoorlog, XVII, 1995, pp. 103-117.

 

DHONDT, J., Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, Antwerpen, 1960.

 

DHONDT, J., Le socialisme en Belgique depuis la fin du XVIIIe siècle jusqu’à la veille de la seconde guerre mondiale, S.L., S.D.

 

DE SMET, W., en andere, Atlas des élections belges, 1919-1954, Brussel, 1958.

 

DE WASEIGE, Y., La grève phénomène économique et sociologique. Etude inductive des conflits du travail en Belgique de 1920 à 1940. In: Bulletin de l’Institut de reserches économique et sociales, 1952, XVIII, 7, pp. 663-724.

 

DE WEERDT, D., Bread & Roses: Pragmatic women in the Belgium Worker’s Party, In: Women and Socialism. Socialism and women. Europe between the two World Wars, XVI, 1998, pp. 238-265.

 

De Weerdt, D. en Geldolf, W., C. Huysmans in Brussel. Antwerpen-Amsterdam, 1974.

 

GAUS, H., Politieke en sociale evolutie van België, boek I, Leuven-Appeldoorn, 2001.

 

GERARD, E., De katholieke Partij in crisis. Het partijpolitieke leven in België (1918-1940), Leuven, 1985.

 

LUYTEN, D., Sociaal-economische overleg in België sedert 1918, Brussel, 1995.

 

MASSIN, W., De geschiedschrijving van de Socialistische Beweging. In: Amsab Tijdingen, III, 1-2, pp.57-60.

 

MUSIN-FLAGOTHIER, L., Le Partie Ouvrière Belge et la Guerre d’Espagne, In: Revue belge d’histoire contemporaine, XVIII, 1987, 1-2, pp. 315-341.

 

PEIREN, L. en MESSIAEN, J.J., Een eeuw solidariteit (1898-1998). Geschiedenis van de socialistische vakbeweging, Gent, 1997.

 

PICARD, L., Tussen de twee oorlogen, In: Geschiedenis van de Socialistische Arbeidersbeweging in België, Antwerpen, 1960.

 

PIERSON, M.A. en SPAAK, P.H., Histoire du socialisme en Belgique, Bruxelles, 1953.

 

SCHOLLIERS, P., Lonen in de Belgische nijverheid, 1913-1940: de enquête Davin, Brussel, 1979.

 

TUYTTENS, B., De evolutie van het staatsconcept in het Belgische socialisme, Licentiaatsverhandeling, KUL, 1978.

 

VAN HAEGENDOREN, M., Van werken krijg je vuile handen. De Belgische werkliedenpartij, 1914-1940. Leuven, 1988.

 

VAN HAEGENDOREN, M., De politieke houding van de Belgische Werkliedenpartij en vooral van de Vlaamse socialisten tegenover de Vlaamse Beweging (1919-1929). In: Politica, XIV (1964), pp. 101-113 en 293-310; XV (1965), pp. 17-28 en 134-157.

 

VANTHEMSCHE, G., De werkloosheid in België. 1929-1940. Berchem, 1989.

 

VANTHEMSCHE, G., De Belgische arbeidersbeweging tijdens de crisis van de jaren dertig. In: België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog. Brussel, 1993, pp. 203-225 en 212-216.

 

WITTE, E. en CRAEYBECKX, J., Politieke geschiedenis van België sinds 1830, Antwerpen, 1985.

 

 

b. Limburg

 

De Gouverneurs in de beide Limburgen 1818-1989, Maastricht, 1989.

 

Geschiedenis van de socialistische partij in Sint-Truiden, Een uitgave van de federatie Hasselt-Sint-Truiden, 1982.

 

CONINCKX, D., De politieke elite in Limburg (1939-1946), In: Het Oude Land van Loon, L, (1995), pp. 71-133.

 

CONININX, T., De politieke opiniepers in Limburg tussen de twee wereldoorlogen, Gent, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1971.

 

CRAEYBECKX, L., Het Zwarte Limburg, Brussel, 1931.

 

DE MAEYER, J. en VAN MOLLE, L., Joris Helleputte (1852-1925), architect en politicus. Deel I. Biografie, Leuven, 1998.

 

DE NAUW, E., De sigarenmakers: historische evocatie van honderd jaar strijd, s.l., s.d.

 

DE RIJCK, T. en VAN MEULDER, G., De ereburgers, een sociale geschiedenis van de Limburgse mijnwerkers, Berchem, 2000.

 

DUSAR, G., De Limburgse Pers van 1830 tot aan Wereldoorlog II, In: De Tijdspiegel, cultureel blad voor Limburg, XXXII, 1 en 2 (1977), 47p.

 

HOEGARS, G., Zestig jaar socialisme te Tongeren, 1894-1954, Tongeren, 1954.

 

HUNIN, J., Het enfant terrible, Camille Huysmans, 1871-1968, Amsterdam, 1999.

 

JAPPE-ALBERTS, W., Geschiedenis van de beide Limburgen, Deel II, Assen, 1974.

 

KONINGS, J., De geschiedenis der Tongerse arbeidersbeweging, s.l., 1937.

 

LAMBERTS, E. en andere, De invloed van het katholicisme op het maatschappelijk leven in de beide Limburgen (1839-1989), In: Eenheid en scheiding van de beide Limburgen, 1988, pp.125-163.

 

LYNA, J., Oud minister Dr. C. Huysmans. Zijn jeugdjaren te Bilzen. In: De tijdspiegel, VI-VII (1951), pp.135-137

 

MASSIN, W., De opkomst van het socialisme in Limburg, 1890-1914, In: De Tijdspiegel, cultureel blad voor Limburg, XXXIII, 2, (1978), 31p.

 

MASSIN, W., De opkomst van het socialisme in Limburg,. De moeilijke doorbraak in een sterk verzuilde katholieke maatschappij, s.l., 1975.

 

MASSIN, W., De Belgische Werkliedenpartij in Limburg (1918-1940). Kroniek van een trage opgang, s.l., 1980.

 

OLYFF, F., La situation de l’enseignement dans le Limbourg: rapport présenté au Conseil Général, Bruxelles, 1932.

 

PLETSERS, L., Herinneringen aan de socialistische strijd in Limburg, s.l., 1953.

 

RASKIN, E., Gerard Romsée, een ongewone man, een ongewoon leven, Antwerpen, 1995.

 

SCHOELS, D., De ontwikkeling van de parlementaire vertegenwoordiging van de socialistische partij in Limburg (1919-1971). Licentiaatsverhandeling, RUG, 1973.

 

VINTS, L., Monseigneur P.J. Broekx en de christelijke arbeidersbeweging in Limburg, Leuven, 1991.

 

VAN DER HEIJDEN, R., De Kamerverkiezingen in het arrondissement Tongeren 1894-1900 en Tongeren-Maaseik 1900-1914, In: De Tijdspiegel, cultureel blad voor Limburg, XXXV, 4 (1980), 16p.

 

VERBRUGGEN, P., Beknopt historisch overzicht van de socialistische mutualiteit in België, Gent, 1998.

 

 

c. Mijnbouw

 

Werkgroep mijnwerkersgeschiedenis, In de mijn is iedereen zwart, Berchem, 1984.

 

Werkgroep mijnwerkersgeschiedenis, Limburgse koolputters spreken, Berchem, 1981.

DERUETTE, S., HANOTTE, M. en LEMAITRE, J., Mineurs en lutte! La grève générale de l’été ’32, Brussel, 1994.

 

DE RIJCK, T., De Limburgse mijngeschiedenis in het kort, In: Sporen van een mijnverleden. Sociaal Geografische studies in de Limburgse mijnstreek, Leuvense Geografische Papers, IX, 1998, pp.5-19.

 

GODDEERIS, G., Steenkool en petroleumboringen in Limburg en de Antwerpse Kempen 1898-1940, Beringen, 1982.

 

JANSEN, J., Industrie en Mijnbouw in beide Limburgen van 1839-1989. In: Scheiding en eenheid in beide Limburgen, 1989, pp.147-154.

 

MINTEN, L., De stakingen in de Limburgse steenkoolmijnen tijdens het interbellum, Leuven, Licentiaatsverhandeling, KUL, 1984.

 

MINTEN, L. en andere, Een eeuw steenkool in Limburg, Tielt, 1992.

 

MINTEN, M. en JACOBS, V., Gids voor de studie van de Limburgse steenkoolmijnen, Brussel, 1996.

 

PINXTEN, K., Het Kempense steenkoolbekken, een economische studie, Brussel, 1937.

 

RENDERS, J., Gastarbeiders en vakbondswerking in de Kempense steenkoolmijnen, Leuven, 1972.

 

THEUNIS, E., Koolputters in Limburg tussen beide wereldoorlogen: een bijdrage tot de studie van arbeid, levensomstandigheden, socialistische organisatie en beweging. Licentiaatsverhandeling, VUB, 1979.

 

VAN DOORSLAER, B., Steenkool in Limburg, St.-Truiden, 1983.

 

VAN DOORSLAER, A., Het Kempens steenkoolbekken: 1901-1940. Bijdrage tot haar geschiedenis en haar problematiek, onuitgegeven verhandeling, Gent, 1976.

 

VAN MEULDER, G., Sociale geschiedenis van de Limburgse mijnen, 1917-1985, Deel I: Arbeidsverhoudingen en syndicalisme, Brussel, 1999.

 

VAN MEULDER, G., Harde strijd om en van de “wilde” mijnwerker. Conflicten in Belgisch-Limburg omstreeks 1930. In: Tijdschrift voor Sociale geschiedenis, III, 1999, pp.305-331.

 

VANDEWEYER, L., Steenkoolmijnen, politiek en migratie in Limburg, een historische

bijdrage betreffende macht… en de vrees ze te verliezen, in: Limburg – Het Oude land van

Loon, LXXVII, pp.327-358

 

 

4. Lijst van grafieken

 

1. Verkiezingsuitslagen Senaat Hasselt-Tongeren-Maaseik 1919-1939 p. 113

2. Verkiezingsuitslagen Kamer Tongeren-Maaseik 1919-1939 p. 114

3. Verkiezingsuitslagen Kamer Hasselt-Sint-Truiden 1919-1939 p. 114

4. Verkiezingsuitslagen Provincieraad Limburg 1921-1936 p. 117

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

 

[1] LAMBERTS, E. en andere, D invloed van het katholicisme op het maatschappelijk leven in de beide Limburgen (1839-1989), In: Eenheid en scheiding van de beide Limburgen, 1988, pp. 125-163.

[2] GAUS, H., Politieke en sociale evolutie van België, boek I, Appeldoorn-Leuven, 2001, pp. 32-36.