De evolutie in de Belgische publieke opinie ten aanzien van Israël (1945-1973). (Roel Slegers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 3: DE ZESDAAGSE OORLOG

 

3.1. Het kader

 

3.1.1. De situatie in de wereld

 

Amerikaanse achterstand in de wapenwedloop?

 

Na de Sovjettussenkomst in Polen en Hongarije zette Chroetsjov de destalinisatie gewoon verder. Hij begon steeds meer te steunen op de “jongeren” binnen het partijkader, wat vanzelfsprekend nefast was voor de relatie met de oude garde, die vreesde voor haar privileges. Bovendien begon Chroetsjov zich steeds sterker te voelen en ondanks zijn ronkende verklaringen over coëxistentie, stelde hij geregeld daden die de wereld de adem zou doen inhouden. In 1956 en 1957 deed de Sovjetunie een hele reeks voorstellen aan de NAVO om de opslag en de productie van kernwapens te beperken. Door de gebeurtenissen in Suez en in Hongarije weigerde het Westen echter. De Verenigde Staten waren intussen bang geworden voor de - vermeende - Sovjetmacht. Reeds enkele jaren geloofde men in de Verenigde Staten dat er een “bomber gap” was. De Sovjetunie zou een overwicht inzake strategische bommenwerpers hebben gecreëerd, maar in militaire kringen redeneerde men dat men, zelfs bij een verrassingsaanval, nog steeds drie tot vijf uur tijd zou hebben om te reageren dankzij het uitgebreidde net van radars en spionagevliegtuigen dat de Verenigde Staten bezat. Dankzij de steeds accuratere waarnemingen van de U2 spionagevliegtuigen, nam de angst voor de “bomber gap” stilaan af, maar ze zou plaats maken voor de vrees voor een “missile gap”. Indien de Sovjetunie een voorsprong zou hebben inzake raketbewapening, zou het in staat zijn de Amerikaanse strategische bommenwerpers op de grond te vernietigen. De waarschuwingstijd bij een eventuele verrassingsaanval bedroeg immers slechts 20 tot 30 minuten.[302]

Toen de Sovjets in oktober 1957 hun eerste satelliet, de Sputnik, lanceerden, nam de angst bij de publieke opinie nog toe. De Amerikaanse bevolking eiste dat men in het Witte Huis alles op alles zou zetten om de Sovjetunie bij te benen. Er werd dan ook zwaar geïnvesteerd in het Amerikaanse ruimtevaartprogramma, dat vrij snel spectaculaire resultaten zou kunnen voorleggen. Ook op militair gebied namen de Verenigde Staten maatregelen. Er werden kernraketten geplaatst in Turkije, Italië en Groot-Brittannië, terwijl Amerikaanse strategische bommenwerpers, geladen met kernwapens, permanent in de lucht waren. De “second strike capability” was verzekerd.

Cuba

 

De mythe van de “missile gap” werd handig uitgespeeld door de democratische kandidaat Kennedy in de verkiezingsstrijd van 1960, door de republikeinen ervan te beschuldigen niet genoeg aandacht te besteden aan defensie. Bovendien riepen de democraten dat de zachte houding van de republikeinen er ook voor gezorgd had dat er een communist aan de macht was kunnen komen in de achtertuin van de Verenigde Staten, namelijk Fidel Castro in Cuba. De democraten wonnen de verkiezingen dan ook. Onmiddellijk na zijn verkiezing vernam Kennedy dat er inderdaad een “missile gap” bestond, maar dan in het voordeel van de Verenigde Staten. U2 spionagevliegtuigen hadden immers aangetoond dat de Sovjetunie slechts over enkele operationele intercontinentale raketten beschikte.

Kennedy zou een totaal andere buitenlandse politiek gaan voeren dan Eisenhouwer. Hij meende immers dat de confrontatie tussen Sovjetunie en Verenigde Staten zou plaatsvinden in de Derde Wereld, aangezien het communisme in zijn ogen vooral opgang maakte in arme gebieden. Die landen zouden dus economische, politieke en militaire steun krijgen van de Verenigde Staten, maar al snel verschoof het accent naar militaire steun.[303]

Ondertussen werden de Amerikaanse belangen in Cuba geschaad door het aantreden van Castro. Hij had zich de woede van de Amerikaanse investeerders op de hals gehaald door na zijn staatsgreep heel wat bedrijven te nationaliseren en de Verenigde Staten kondigden dan ook een handelsembargo af tegen Cuba, wat het land in de armen van de Sovjetunie dreef. Cubaanse vluchtelingen, die massaal in Florida aanspoelden, werden opgevangen door de CIA en met de financiële hulp van enkele grote Amerikaanse firma’s kregen zij een militaire opleiding met als doel de bevrijding van Cuba. Op 15 april 1961 voerden de rebellen, gesteund door zes Amerikaanse B-26 bommenwerpers een landingsoperatie uit in de Varkensbaai. Hoewel het scenario voor de aanval er veelbelovend uitzag, bleek al snel dat de Amerikaanse militaire experts de situatie iets te optimistisch hadden ingeschat. Bovendien waren er heel wat communicatieproblemen tussen de Amerikaanse legerleiding en “La Brigada”, waardoor de aanval op Cuba een grote flop werd.[304]

Enkele maanden later brak Chroetsjov onder druk van zijn legerleiding met het drie jaar oude moratorium op kernproeven, waarop ook de Verenigde Staten hun kernonderzoek opnieuw opstarten. Chroetsjov werd dus verplicht om nog een stap verder te gaan, vooral omdat men in de Sovjetunie besefte dat hun achterstand in rakettentechnologie de eerste jaren niet goed te maken viel. Ondertussen was Castro bang geworden omwille van de landing in de Varkensbaai, de opname van Cubaanse ballingen in het Amerikaanse leger, de Alliance for Progres en de verwijdering van Cuba uit de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).[305] Castro wendde zich tot Moskou met de vraag tot militaire steun. Chroetsjov zag de oplossing voor zijn probleem en besloot 72 middellange afstandsraketten op Cuba te plaatsen, die praktisch de hele Verenigde Staten konden bestrijken. Al snel kwam men in de Verenigde Staten achter de Sovjetplannen dankzij de luchtfoto’s die de U2 vliegtuigen bijna permanent binnenbrachten. Men had het raden naar de Sovjetbedoelingen en het leger werd dan ook in paraatheid gebracht. Uiteindelijk besloot Kennedy om Cuba niet aan te vallen, maar om een ring rond het eiland te leggen waardoor nieuwe aanvoer van Sovjetmateriaal onmogelijk zou worden. Na onderhandelingen tussen de Sovjetambassadeur Dobrinin en de broer van de Amerikaanse president Robert Kennedy trokken de Sovjets hun raketten terug in ruil voor de Amerikaanse belofte om Cuba nooit binnen te vallen. Ook lieten de Verenigde Staten doorschemeren dat zij hun verouderde raketten uit Turkije zouden terugtrekken. Chroetsjov probeerde de Amerikaanse beloftes nog als een overwinning voor te stellen, maar binnen de partij waren slechts enkelen die mening toegedaan en wanneer hij twee jaar later werd afgezet, werd het Cuba-avontuur als grote reden aangewezen.

Toch had men blijkbaar iets geleerd uit deze nucleaire dreiging. Kennedy zou voortaan een voorzichtiger taalgebruik hanteren, terwijl er ook een “Hotline”, een rechtstreekse telefoonverbinding tussen het Witte Huis en het Kremlin, zou geïnstalleerd worden. De relaties tussen de Sovjetunie en China zouden echter achteruitgaan door de Sovjethouding inzake Cuba. In China beschouwde men dit opnieuw als het bewijs dat de Sovjetunie in noodgevallen enkel aan zichzelf zou denken en zijn bondgenoten zou laten vallen. De Sovjethouding ten opzichte van Israël in de Zesdaagse Oorlog zou deze relaties nog verder ondergraven.[306]

 

Vietnam

 

Cuba was echter lang niet het enige conflict tussen Oost en West in deze fase van de Koude Oorlog. In Vietnam raakten de Verenigde Staten hoe langer hoe meer verwikkeld in een strijd die ze nooit konden winnen. De officiële houding van Kennedy was dat de oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam een Vietnamese oorlog was. De Verenigde Staten zouden enkel materiële hulp leveren en via militaire adviseurs het Zuid-Vietnamese leger ondersteunen. Binnen de korste keren waren er echter meer dan 18.000 Amerikaanse adviseurs ter plaatse. Onder Johnson zou de Amerikaanse houding ten opzichte van Vietnam radicaal wijzigen. De nieuwe president had aanvankelijk niet veel belangstelling voor de Vietnamese burgeroorlog, maar onder invloed van de domino-theorie en de (vermeende) Vietnamese aanvallen tegen Amerikaanse schepen in de Golf van Tonkin, zou hij het Amerikaanse engagement in Vietnam steeds verder opvoeren. Johnson gebruikte hiervoor de Tonkin-resolutie die hem de macht gaf onafhankelijk van het Congres de oorlogsinspanningen van de Verenigde Staten op te voeren. Hij engageerde zich verder in de oorlog door Amerikaanse bommenwerpers te sturen die de bevoorradingswegen van de Vietcong zouden bombarderen, maar om die toestellen te beschermen, moesten er eveneens meer Amerikaanse grondtroepen naar Vietnam gestuurd worden.

Die troepen werden steeds meer het doelwit van Vietcong-acties en tijdens het Tet-offensief in februari 1968 werden de Amerikaanse troepen aanvankelijk verrast. Uiteindelijk zou het Tet-offensief voor de Verenigde Staten een militair succes worden aangzien ze er in slaagden praktisch de gehele Vietcong te vernietigen. Het psychologische effect was echter desastreus. De Amerikaanse publieke opinie begon in te zien dat het einde van de Vietnamoorlog nog niet in zicht was, terwijl de legerleiding de inzet van nog eens 206.000 nieuwe troepen eiste. Het verzet tegen de Vietnamoorlog nam dan ook enorm toe in de Verenigde Staten, al snel gevolgd door protestacties in de rest van de wereld.

 

Europese eenmaking

 

Europa bleef evenmin stilzitten in de jaren na de Suezcrisis. Na de eerste aarzelende stapjes richting economische samenwerking via de EGKS, kwam de integratie in een stroomversnelling door de vraag van de drie Beneluxlanden aan de andere partners van de EGKS om Europa op economisch vlak volledig te integreren. De lidstaten kwamen bijeen in Messina, waar besloten werd over te gaan tot economische integratie via de EEG en tot onderzoek naar het vreedzaam aanwenden van kernenergie om het dreigende energiegebrek te compenseren via EURATOM. Die overeenkomsten zouden uiteindelijk in Rome bekrachtigd worden op 25 maart 1957. Ook Groot-Brittannië, dat aanvankelijk een isolationistische politiek voerde en vooral rekende op haar kolonies, begon in te zien dat toetreding tot een Europese handelsunie wel voordelen kon opleveren. De Britten richtten daarom een Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) op die voorzag in vrijhandel met de Scandinavische landen, Zwitserland, Oostenrijk en Portugal, een concurrent voor de EEG dus.

De Europese integratie zou echter niet alleen door de houding van Groot-Brittannië afgeremd worden. Ook de nieuwe Franse president De Gaulle was niet geneigd Frankrijk te integreren in een supranationaal orgaan. Toch zag hij heil in de EEG, maar dan in een EEG gedomineerd door Frankrijk en Duitsland. Het verlangen van Groot-Brittannië om eveneens toe te treden tot een verenigd Europa, werd dan ook dadelijk gecounterd door een Frans veto. De Europese gedachte had nog een lange weg af te leggen.[307]

 

Praagse Lente

 

In augustus 1966 had Mao de Sovjetunie uitgeroepen tot grootste vijand van China, waardoor de Oostbloklanden de mogelijkheid zagen om een meer onafhankelijke koers te volgen. Deze verwijdering van Moskou zou nog versterkt worden door de Ostpolitik van de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Willy Brandt. In tegenstelling tot de buitenlandse politieke doctrine onder Adenauer en Erhard, geloofde Brandt dat de enige weg naar een Duitse hereniging de detente was. De Ostpolitik zou echter te lijden hebben onder de gebeurtenissen in Praag. Toen Antonio Novotny de machtsstrijd binnen de Tsjechoslowaakse communistische partij verloor, liet de Sovjetunie hem immers vallen ten voordele van de Slowaak Alexander Dubcek. Deze vertegenwoordigde de hervormingsgezinde vleugel van de communistische partij en voerde dadelijk een paar vernieuwingen door, zoals persvrijheid en tendensrecht binnen de communistische partij. Maar vooral zijn plannen om het eenzijdig op Moskou gerichte handelsverkeer om te gooien om op die manier Westerse consumptiegoederen te kunnen invoeren, stootte op heel wat weerstand in de Sovjetunie. Dubcek paste er wel voor op niet dezelfde fouten te maken als de Hongaren in 1956 en benadrukte dus zijn trouw aan Moskou. Brezjnev, de opvolger van Chroetsjov sinds 1964, raakte steeds meer geïrriteerd door de bijval die Dubcek kreeg vanuit andere Oostbloklanden en zelfs vanuit de Sovjetunie. Wanneer ook de leiders van de DDR bij Brezjnev begonnen aan te dringen op een militair ingrijpen, gaf deze uiteindelijk toe. Hij stelde de Brezjnev-doctrine voor die inhield dat het communisme een onomkeerbare beweging was en in de nacht van 20 op 21 augustus 1968 vielen 500.000 soldaten van het Warschaupact Tsjechoslowakije binnen. Dubcek werd verwijderd, de partij gezuiverd en Gustav Husak kwam aan het hoofd te staan. Opnieuw kreeg het internationaal prestige van de Sovjetunie een grote klap. De toenadering tussen Oost en West werd afgeremd.[308]

 

3.1.2. De situatie in België

 

De verkiezingen van 1958

 

In 1958, terwijl het land leed onder een economische crisis, organiseerde België de Wereldtentoonstelling. Ze werd nog geopend onder de regering Van Acker, maar reeds na een week werden beide Kamers ontbonden. Nieuwe verkiezingen, die volledig in het teken van de schoolstrijd stonden, werden uitgeschreven en de CVP pakte uit met verkieziningsbeloftes als het verlagen van de dienstplicht tot twaalf maanden, terwijl aan de arbeiders een pensioenverhoging werd beloofd. De CVP won dan ook de verkiezingen zodat België in 1958 met een moeilijke politieke situatie te kampen had. De socialistisch-liberale schoolpolitiek was door de kiezer verworpen, maar noch de klerikalen noch de anti-klerikalen hadden een volstrekte meerderheid in beide Kamers. Er zou dus een compromis uit de bus moeten komen om een coalitieregering te kunnen vormen, maar zowel de BSP als de liberalen verkozen een oppositiekuur. De CVP-minderheidsregering verkreeg echter verrassend de steun van de Kamer, door de stemmen van twee liberalen en de enige Volksunie-verkozene. Toen ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van datzelfde jaar bleek dat de CVP opnieuw een grote overwinning zou boeken, verklaarden de liberalen opeens wel deel te willen uitmaken van een coalitieregering. De regering Eyskens-Lilar kwam tot stand op zes november 1958, de dag van de ondertekening van het Schoolpact door de drie grote nationale partijen.[309]

 

De onafhankelijkheid van Kongo

 

Het eerste probleem waar de regering mee te maken kreeg, was het onafhankelijkheidsstreven van Kongo. Ondanks het bezoek van koning Boudewijn aan de kolonie in 1955, waardoor de banden met België opnieuw aangehaald werden, klonk de Kongolese roep om onafhankelijkheid steeds luider, hierbij aangemoedigd door de Kerk. In juli 1958 was de Belgische regering begonnen met de voorbereiding van een ontvoogdingspolitiek, maar begin januari 1959 braken er rellen uit in Leopoldstad waarbij verscheidene doden vielen. Zowel de regering als de koning beloofden onafhankelijkheid, echter zonder een precies tijdstip aan te duiden. Die belofte was voor de Kongolese nationalisten niet genoeg en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid en bloedige rellen volgden elkaar op. België vreesde een tweede Algerije en besloot zich versneld terug te trekken. Op 30 juni 1960 verkreeg Kongo zijn onafhankelijkheid en de verkiezingen draaiden uit op een overwinning voor de radicale nationalisten. Het land was echter slecht voorbereid op de onafhankelijkheid en reeds na één week had het af te rekenen met een opstand in het leger. België besliste om militair tussenbeide te komen om de blanken te beschermen en een luchtbrug op te zetten om de Belgische kolonialen te evacueren. De Belgische actie werd echter veroordeeld door de Verenigde Naties en zelfs de Verenigde Arabische Republiek verbrak enige tijd haar betrekkingen met België. In Kongo profiteerde Tsjombe van de Belgische interventie door de onafhankelijkheid van het economisch enorm belangrijke Katanga uit te roepen. Tsjombe vroeg dadelijk Belgische steun om de opstand in zijn gebied neer te slaan en 1800 Belgische soldaten herstelden de rust in de provincie, die instond voor de helft van de Kongolese produktie en maar liefst 75 procent van de hydro-elektrische energie. De Kongolese regering verbrak dadelijk alle diplomatieke betrekkingen met België en vroeg de Verenigde Naties om hulp. Deze stuurden onmiddellijk een vredesmacht, maar Lumumba verbood hen de rebellen te ontwapenen. Prompt startte de Kongolese eerste minister een offensief tegen de opstandelingen, met steun van de Sovjetunie. Al snel kwam het tot een breuk tussen Lumumba en president Kasavubu, en deze laatste ontzette Lumumba uit zijn functie. Mobutu werd benoemd tot stafchef van het leger en nam dadelijk de macht over, terwijl hij hoopte op Amerikaanse steun vanwege zijn anticommunistische opstelling. De Amerikaanse regering had daar wel oren naar en de CIA maakte plannen om Lumumba te vermoorden. Uiteindelijk gebeurde dat ook, zij het enigszins anders dan gepland. De moord zorgde voor heel wat opschudding in de wereld en de strijd om de controle van Katanga ging gewoon door. Gedurende jaren bleef Kongo het toneel van een burgeroorlog, waarvan het vuur gevoed werd door de inmenging van de grootmachten. Uiteindelijk zou de toestand zich pas in 1965 stabiliseren door de tweede staatsgreep van Mobutu, die zichzelf benoemde tot president van de Democratische Republiek Congo, al snel erkend door de Verenigde Staten.[310]

 

Socio-economische problemen

 

Op binnenlands vlak liep het evenmin op wieltjes voor de regering Eyskens-Lilar. Door de steeds toenemende mechanisatie kreeg België af te rekenen met een hoge technologische werkloosheid die vooral in Vlaanderen hard aankwam. Daarenboven maakten de Waalse steenkoolmijnen een crisis door en de niet-rendabele mijnen werden gesloten. De regering zou dus snel werk moeten maken van de creatie van arbeidsplaatsen. Er werd een Bureau voor Economische Progammatie opgericht dat als adviesorgaan moest optreden inzake openbare investeringen en dat een expansieprogramma voor de Belgische economie zou ontwerpen. Hierbij werd vooral gefocust op de regionale ontwikkeling van “achtergestelde gebieden”. Ondanks deze maatregelen had men toch af te rekenen met een groot aantal stakingen, die natuurlijk aangemoedigd werden door de socialistische oppositie. Vooral in Wallonië werden harde acties gevoerd. In de Borinage brak een algemene werkstaking uit naar aanleiding van de sluiting van de niet-rendabele mijnen, die pas opgeheven werd nadat de EGKS beloofde in te staan voor de omscholing van de mijnwerkers, terwijl de regering hen verzekerde dat er nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd zouden worden in de regio. Na de eerste maanden van 1960 leek het alsof de rust opnieuw zou terugkeren, ondermeer door het Sociaal Pact tussen werkgevers en vakbonden, waardoor de eersten beloofden om meer werkgelegenheid te creëren en de arbeidsomstandigheden te zullen verbeteren, terwijl de vakbonden zouden afzien van nieuwe sociale eisen tot eind 1962. Enkele maanden later had België echter opnieuw af te rekenen met een massale stakingsgolf naar aanleiding van de Eenheidswet. Deze wet was een compromis tussen de liberalen en de CVP in de regering waarbij de liberalen zich neerlegden bij een belastingsverhoging indien die gepaard zou gaan met bezuinigingen op defensie en in de sociale sector. Gedurende vier weken werd de Waalse steenkool- en ijzerindustrie lamgelegd, terwijl ook de haven van Antwerpen niet vlot meer functioneerde. Het kwam zelfs tot botsingen tussen stakers en de rijkswacht waarbij vier doden vielen. De regering voerde de Eenheidswet echter toch door en de stakingen werden opgeheven.[311]

Voor André Renard, Waals-socialistisch vakbondsvoorman, was de mislukking van de staking toe te schrijven aan het reactionaire Vlaanderen en in maart 1961 richtte hij de “Mouvement populaire Wallon” op, een Waalse drukkingsgroep die zou ijveren voor anti-kapitalistische structuurhervormingen en de federalisering van de Belgische staat.[312]

 

Sociale onvrede in de jaren ’60.

 

De stakingspartijen deden het verrassend goed bij de vervroegde verkiezingen zodat er een rooms-rode coalitie gevormd werd, ondanks het zware verlies van de CVP. Op socio-economisch vlak voerde de regering Lefèvre-Spaak een progressistisch beleid waardoor het ontsnapte aan de arbeidersstakingen die de vorige regering had gekend. Die had immers al haar energie in de Schoolstrijd en de koningskwestie gestoken, waardoor de economische en sociale problemen vrijwel genegeerd werden.[313] De politiek van de nieuwe coalitie kostte wel handenvol geld. Men hoopte dat geld te vinden door een fiscale hervorming door te voeren die vooral bij de klassieke PVV-achterban, industriëlen, eigenaars en zelfstandigen, zwaar zou aankomen. Bovendien slaagde België erin tot een overeenkomst te komen met Nederland inzake de Schelde-Rijnverbinding, waardoor men zou kunnen overgaan tot afschaffing van de Rijnpremies, betaald om de Rijnvaart op Antwerpen aantrekkelijker te maken, maar die de schatkist enorm veel geld kostten.[314]

De volgende regering moest dan ook dadelijk besparingsmaatregelen doorvoeren en keek daarbij opnieuw naar de niet rendabele mijnen. Er werd besloten dat er zes mijnen gesloten zouden worden, vijf in Wallonië en één in Vlaanderen, namelijk de mijn van Zwartberg. Als compensatie zou men 300 miljoen aan Wallonië en 18 miljoen voor Limburg beschikbaar stellen, terwijl men ook beloofde werk te zullen maken van de creatie van nieuwe arbeidsplaatsen in de getroffen regio’s. Deze beslissing had een onmiddellijke reactie van heel wat Vlaamse belangenbewegingen tot gevolg, de katholieke vakbeweging en de Volksunie op kop. Men vermoedde immers dat de sluiting van Zwartberg niet het gevolg was van een economische noodzaak, maar dat het ging om een poging om de nieuwe sluiting van Waalse mijnen aanvaardbaar te maken in Wallonië. De Limburgse mijnwerkers legden het werk neer en hun stakingspiketten kregen de steun van de Leuvense studenten, die op datzelfde moment streden voor een Vlaamse universiteit. Bij de daaropvolgende botsingen met de rijkswacht vielen er twee doden en verscheidene gewonden.[315]

 

Communautaire spanningen in de jaren ’60.

 

In tegenstelling tot de sociale onvrede, die opflakkerde en weer uitdoofde, waren de communautaire spanningen een constante in de Belgische politiek tijdens de jaren ‘60. De regering Lefèvre-Spaak had dadelijk af te rekenen met een zwaar discussiepunt. De taalgrens zou immers definitief afgebakend worden. Het eerste ontwerp zou in de Kamercommissie grondig hertekend worden, zodat men uiteindelijk kwam tot de overheveling van Moeskroen en Komen bij de provincie Henegouwen, terwijl de Voerstreek voortaan Limburgs zou zijn in plaats van Luiks. Het aantal taalgrensgemeenten met taalfaciliteiten zou opgetrokken worden van 18 naar 25. Hiertegen rees natuurlijk protest vanuit Vlaanderen en na het succes van de eerste Mars op Brussel werd er een tweede gepland die de Senaat zou moeten overhalen om het voorstel te verwerpen. Vooraleer die mars kon doorgaan, hechtte de Senaat echter reeds haar goedkeuring aan het ontwerp, wat ei zo na tot een regeringscrisis leidde, aangezien heel wat Waalse en Brusselse politici wel te vinden waren voor de overheveling van Moeskroen en Komen, maar niet bereid waren om daar Voeren voor op te geven.[316] Het tweede taalontwerp had Brussel met de randgemeenten als onderwerp. Na harde onderhandelingen, waarbij de regering zelfs haar ontslag aanbood, kwam men uiteindelijk toch tot een compromis. Er werd een Vlaams arrondissement Halle-Vilvoorde opgericht en een tweetalig arrondissement Brussel-Hoofdstad, terwijl België ingedeeld zou worden in vier taalgebieden, namelijk een Nederlandstalig, een Franstalig, een Duitstalig en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Tenslotte moest de regering ook nog het zetelaantal in het parlement aanpassen aan de nieuwe demografische situatie. In de wet die de nieuwe situatie zou vastleggen, kreeg Vlaanderen drie extra zetels, waardoor het twee vertegenwoordigers meer telde dan Brussel en Wallonië samen. De Waalse vertegenwoordigers eisten natuurlijk compensaties en waarborgen.[317]

De daaropvolgende verkiezingen waren dan ook een beproeving voor de regeringspartijen aangezien de Vlaams-Waalse tegenstellingen dé inzet van de verkiezingsstrijd werden. Men kreeg bovendien concurrentie van de Volksunie, terwijl zowel CVP als BSP af te rekenen hadden met scheurlijsten. De coalitie zou zich toch kunnen handhaven, maar de Waalse vleugel van de BSP gedroeg zich steeds meer als een oppositiepartij. Na zes maanden ging men dan ook over tot nieuwe verkiezingen, waardoor er een CVP-PVV-regering gevormd werd. Op binnenlands gebied laaiden de communautaire spanningen opnieuw hoog op. Zo was er de klacht van een aantal Franstaligen uit Vlaanderen voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens over de onmogelijkheid van Franstalig onderwijs in Vlaanderen, maar vooral de kwestie Leuven zou tot enorme beroering leiden. De bisschop had immers besloten dat de Leuvense universiteit unitair zou blijven en gevestigd in Leuven. De eis tot splitsing in een Nederlandstalige en een Franstalige universiteit werd dus verworpen. Deze beslissing lokte dadelijk scherpe reacties uit, vooral bij de Vlaamse katholieken. Verroken, voorzitter van de Vlaamse CVP-kamerfractie, legde zelfs een wetsvoorstel neer dat het principe dat werd toegepast in het lager en middelbaar onderwijs, namelijk “streektaal is onderwijstaal”, zou doortrekken in het hoger onderwijs. Het voorstel werd echter noch in de Kamer noch in de Senaat in overweging genomen. Begin 1968 kwam het probleem in een stroomversnelling terecht naar aanleiding van de bekendmaking van een plan om de Franstalige vleugel van de universiteit nog uit te breiden. Dat expansieplan gaf aanleiding tot stakingen, niet enkel aan de Leuvense universiteit, maar ook aan andere Vlaamse universiteiten en zelfs in verschillende middelbare scholen.[318]

 

Ideologische verschuivingen

 

Tegen de achtergrond van de sociale en communautaire spanning vonden er ook belangrijke ideologische verschuivingen plaats binnen de Belgische maatschappij en het Belgische tijdschriftenwereldje in het bijzonder, namelijk een opvallende ruk naar links. Het katholieke weekblad De Linie, opgericht en gefinancierd door de jezuïetenorde, werd opgedoekt na een conflict tussen geestelijken en leken binnen de redactie. De leken uit de redactie zouden echter al snel een nieuw tijdschrift lanceren, De Nieuwe, dat algemeen beschouwd werd als de opvolger van het katholieke blad, hoewel de redactie voorhield dat het om een nieuw tijdschrift ging. Het conservatieve karakter van het blad werd vervangen door een linkse ideologie, terwijl het zijn militant Vlaams standpunt behield. De Nieuwe werd dan ook al snel de spreekbuis van het linkse flamingantisme.[319] De linkervleugel werd bovendien nog versterkt door de oprichting van twee militante socialistische tijdschriften, namelijk Links en La Gauche, respectievelijk in Vlaanderen en Wallonië. Deze twee bladen stonden kritisch tegenover de BSP en de traditionele conservatieve krachten in de wereld en vulden zo het gat op dat de steeds meer gemarginaliseerde communistische pers in België had laten vallen.[320]

 

3.1.3. De situatie in het Midden-Oosten

 

Onrust na de Suezcrisis

 

De Suezcrisis had de kaarten in het Midden-Oosten radicaal door elkaar geschud. De Europese invloed was bijna volledig verdwenen, zeker nadat Irak in 1958 besloot om uit het Pact van Bagdad te stappen. Ze werd vervangen door Sovjetinvloed in de progressieve Arabische landen zoals Egypte en Syrië, en Amerikaanse invloed in Israël en de conservatieve Arabische landen zoals Saoudi-Arabië en Jordanië. De door de Verenigde Staten uitgevaardigde Eisenhowerdoctrine was voor Nasser dan ook een hinderpaal in zijn streven naar een Verenigde Arabische Republiek met Egypte als leider. Toch bleef het onrustig in het Midden-Oosten, met 1958 als hoogtepunt. Dat jaar pleegde kolonel Kassem in Irak een bloedige staatsgreep waarbij de hele koninklijke familie om het leven gebracht werd. Hoewel zijn medestanders de toetreding tot de Verenigde Arabische Republiek eisten, verkoos Kassem tot Nassers verbazing een eigen politiek te voeren, gekenmerkt door een radicaal Iraaks nationalisme. Ook in Libanon dreigde een burgeroorlog. De moslims stonden eveneens een aansluiting bij de Verenigde Arabische Republiek voor, maar de christelijke president Chamoun zag dat niet zitten en riep in het kader van de Eisenhowerdoctrine Amerikaanse mariniers te hulp. Hetzelfde scenario in Jordanië, waar koning Hussein zijn troon voelde wankelen en Britse steun vroeg om de nasseristische opstand neer te slaan. Uiteindelijk traden er slechts twee landen toe tot Nassers Verenigde Arabische Republiek, namelijk Syrië, geleid door de Baath-partij, en Jemen.

Na 1958 zou het enkele jaren relatief rustig blijven in het Midden-Oosten, maar drie jaar later zou de regio opgeschrikt worden door het uiteenvallen van de Verenigde Arabische Republiek, al zou Egypte die term nog wel enkele jaren gebruiken. Ondanks de grote populariteit van Nasser in Syrië, groeide toch de weerstand tegen de Egyptische overheersing. Vooral de grootgrondbezitters en de handelaars hadden het niet begrepen op de socialistische initiatieven van Nasser.[321] Syrië werd omgevormd tot een echte politiestaat om opstanden tegen te gaan, maar in september 1961 voerde het Syrische leger toch een staatsgreep uit en werd het land losgemaakt van de band met Egypte. Nasser raakte geïsoleerd en trad verbaal steeds harder op tegen de “reactionaire en imperialistische” Arabische staten met hun feodale structuren en hun westerse sympathieën. Nasser wou de Arabieren tonen dat hij nog steeds een revolutionaire leider was en besloot militair tussenbeide te komen in Jemen, waar een groep nasseristische officieren in opstand waren gekomen tegen de imam, één van de meest reactionaire leiders van het Midden-Oosten, die echter wel op de steun kon rekenen van de Jemenitische plattelandsbevolking en bovendien gesponsord werd door koning Feisal van Saoudi-Arabië. Die zag het vanzelfsprekend niet zitten dat het revolutionaire Egypte een voet aan de grond zou krijgen op het Arabische schiereiland. Ondanks de massale inzet van Egyptische troepen werd de hele operatie een fiasco, dat bovendien zwaar woog op de Egyptische economie. De terugtrekking van de Egyptische troepen zonder resultaat was echter geen optie, gezien het prestigeverlies dat zo’n beslissing zou meebrengen voor Nasser.

 

Naar een nieuwe confrontatie

 

Vanaf 1959 waren de Palestijnen zich beginnen te organiseren, ondermeer door de oprichting van Al Fatah, geleid door Yasser Arafat. Deze groepering wou opkomen voor de Palestijnse belangen, aanvankelijk geweldloos, maar na verloop van tijd zou de organisatie haar doctrine herzien. In de nadagen van de Suezcrisis hadden de Arabische leiders weinig aandacht voor de Palestijnse eisen, aangezien ze eerst hun binnenlandse problemen moesten oplossen. Vanaf december 1963 veranderde dat echter. Nasser riep op tot een Arabische topconferentie in Caïro die de kloof tussen de progressieve en de conservatieve landen enigszins dichtte. De reden voor de conferentie was het Israëlische voornemen om 75 procent van het water van de Jordaan te gaan gebruiken voor de ontwikkeling van de Israëlische landbouw en industrie.[322] De dertien aanwezige Arabische landen besloten om het Palestijnse verzet nieuw leven in te blazen door de Palestine Liberation Organisation (PLO) op te richten. Men hoopte in die organisatie het Palestijnse verzet te kunnen bundelen onder toezicht van Egypte, maar al snel zochten de Palestijnen steun bij Syrië omdat Nasser als te passief werd beschouwd. De meeste aanvallen van de fedayeen vertrokken nog wel vanuit Jordanië, maar Syrië bood hen bescherming en stilaan vertrokken de fedayeen ook vanop Syrisch grondgebied.[323] Vanaf februari 1966 hadden de Jong-Baathisten immers de macht overgenomen in Syrië. Door hun uitgesproken seculariserende standpunten en hun grootschalige nationalisaties verloren ze dadelijk een groot deel van de sympathie van het volk en de militaristische groepering greep dan ook snel terug naar het beproefde concept om de gelederen te sluiten, namelijk de confrontatie met Israël. Geregeld waren er grensincidenten tussen Syrische en Israëlische troepen en vanop de Golanhoogte werden Israëlische nederzettingen bestookt.[324]

Op 4 november 1966 sloot Nasser een defensief verbond met Syrië ondanks de slechte relaties met dat land. Nasser had echter weinig keus. Het verdrag verwerpen zou zijn geloofwaardigheid als Arabisch leider nog verder ondergraven.[325] Bovendien drong ook de Sovjetunie aan op een verbetering van de relaties tussen Egypte en Syrië. Door dit verdrag stelde Israël zich aanvankelijk iets minder hard op tegen Syrië, maar sloeg des te harder toe in Jordanië. Vanop de Westelijke Jordaanoever vertrokken immers nog steeds heel wat Palestijnse commando’s om sabotagedaden uit te voeren. Wanneer drie Israëlische soldaten gedood werden door een mijn nabij de Jordaanse grens, was voor de joodse staat de maat vol. Het Israëlische leger viel Samu aan, een dorp net over de grens en vernielde daarbij 125 huizen terwijl achttien Jordaanse soldaten gedood werden. De Palestijnen in Jordanië kwamen in opstand tegen koning Hussein en heel wat Arabische staten verweten de koning niet tussenbeide te zijn gekomen.[326] Hussein reageerde door alle Palestijnse commando’s uit te wijzen en ook het hoofdkwartier van de PLO in Jeruzalem werd gesloten en verplaatst naar Caïro. De meeste fedayeen trokken naar Syrië, waaruit ze hun acties verderzetten.

In het voorjaar van 1967 kwam het opnieuw tot confrontaties tussen Syrië en Israël. Op zeven april haalde Israël in een luchtgevecht zes Syrische Migs neer, maar Egypte reageerde niet. Koning Hussein van Jordanië zag zijn kans en beschuldigde Nasser van passiviteit en het verraden van de Arabische zaak. De Israëlische premier Eshkol gooide nog wat olie op het vuur door te stellen dat geen enkel land in het Midden-Oosten veilig zou zijn zolang de Baathpartij in Syrië aan de macht bleef. In Damascus werden de Israëlische uitspraken geïnterpreteerd als een bedreiging en men vroeg Egypte om hulp. Nasser mobiliseerde zijn strijdkrachten en eiste op negentien mei het vertrek van de VN-vredesmacht uit Egypte, wat door U Thant, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, dadelijk toegestaan werd. Zo werd het voor Egypte terug mogelijk om de haven van Eilath te blokkeren, wat op 22 mei dan ook gebeurde, ondanks de verklaring van Israël dat het een nieuwe blokkade zou beschouwen als een rechtstreekse oorlogsdaad. Tot verrassing van de buitenlandse waarnemers sloot Jordanië zich aan bij het bondgenootschap tussen Syrië en Egypte. Wellicht wilde het land hiermee een signaal geven aan Israël dat een eventuele oorlog uitgevochten zou moeten worden tegen een uitgebreidde Arabische coalitie. Hierdoor werd het Israëlische onveiligheidsgevoel echter nog versterkt, waardoor Moshe Dayan, de overwinnaar in de Suezcrisis, de portefeuille van Defensie in handen kreeg, terwijl ook de havik Begin werd opgenomen in de Israëlische regering van nationale eenheid. De spanning in het Midden-Oosten bereikte een hoogtepunt. [327]

 

De Zesdaagse oorlog

 

Op vijf juni 1967 begon Israël de oorlog met bombardementen op de Egyptische luchthavens zodat de gevreesde Russische vliegtuigen op de grond vernietigd werden. De Israëli’s waren er immers in geslaagd de Egyptische radar te ontwijken door over de Middellandse Zee te vliegen. De aanval van overzee en de aanwezigheid van de Amerikaanse Zesde Vloot in de regio zetten Egypte ertoe aan de Verenigde Staten te beschuldigen van luchtsteun aan Israël, net zoals de Fransen en de Britten in 1956 hadden gedaan. Door de controle over het luchtruim konden de Israëlische tanks vrij Egypte binnenvallen. Nadat de tanks door de Egyptische grensverdediging waren gebroken, ondervonden de Israëli’s praktisch geen weerstand meer. De Egyptische troepen werden door de snelle opmars ingesloten op het Sinaï-schiereiland en moesten zich na enkele dagen overgeven. Daarop concentreerde Israël zich op de Westelijke Jordaanoever die het ook snel veroverde, waarna het Arabisch Legioen zich uit Jeruzalem moest terugtrekken. Ook de Syrische verdedigingslinie op de Golanhoogte werd vlug doorbroken. Israël controleerde nu de Gazastrook, de hele Sinaï-woestijn, de Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever met Jeruzalem. Op tien juni aanvaarde de joodse staat een staakt-het-vuren, waarop de Egyptische stafchef Amer zelfmoord pleegde en Nasser zijn ontslag aanbood, maar op vraag van het volk toch zijn functie behield. Opnieuw was Israël erin geslaagd een Arabische coalitie in een korte tijdspanne op de knieën te dwingen zonder zelf noemenswaardige verliezen te lijden.[328]

 

De gevolgen van de Zesdaagse oorlog

 

Israël had zijn grondgebied aanzienlijk uitgebreid en droomde openlijk van “veilige grenzen” door het veroverde gebied te consolideren. De Verenigde Naties namen daarop Resolutie 242 aan die vrede beloofde in het Midden-Oosten op voorwaarde dat Israël zich terugtrok achter de grenzen van vijf juni 1967. Voor het eerst werd het concept “land voor vrede” gebruikt in de Midden-Oostenproblematiek, wat de deur opende voor de erkenning van Israël. Israël weigerde zich echter terug te trekken ondanks de uitbreiding van het vluchtelingenprobleem. Het grootste deel van de Palestijnen die hun land in 1948 ontvlucht waren, verbleven immers in de nu veroverde gebieden en zouden door Israël als een ware vijfde kolonne beschouwd worden. Aangezien terugtrekking verworpen werd en men een uniraciale joodse staat wenste, bleven er slechts twee mogelijkheden over. Of men verdreef de vluchtelingen opnieuw, of men voerde een soort van segregatie in waardoor de Palestijnen als tweederangsburgers beschouwd zouden worden. Uiteindelijk kozen de Israëli’s voor deze optie, ondanks zware druk van de VN om zich terug te trekken.

De Arabische landen waren niet te spreken over het gebrek aan steun vanwege hun mecenas de Sovjetunie en dreigden ermee zich naar China te richten. De Sovjetunie bood de Arabische landen, in het bijzonder Egypte, daarom massaal economische en militaire hulp, zodat het Egyptische leger na enkele maanden opnieuw over 80 procent van zijn oorspronkelijke capaciteit kon beschikken. Dat nam echter niet weg dat de Sovjetunie bijzonder ontstemd was doordat Egypte moderne Sovjetapparatuur zoals de nieuwe SAM II raketten onbeschadigd in Israëlische, en daarmee in Amerikaanse, handen had laten vallen. Het derde conflict leek evenmin iets wezenlijks opgelost te hebben inzake de joodse en Arabische aanspraken.

 

 

3.2. Het conflict in de pers

 

3.2.1. De Israëlische strafexpedities en de Egyptische blokkade

 

Grensconflicten tussen Israël en de Arabische staten

 

Opvallend weinig tijdschriften maakten melding van de voortdurende schermutselingen tussen Israëlische en Arabische grenstroepen, terwijl de Israëlische raids op de fedayeenkampen evenmin vermeld werden. Slechts drie pro-joodse tijdschriften hadden aandacht voor de strafexpedities die volgens hen natuurlijk volkomen terecht waren. Vooral Streven verdedigde de Israëlische acties door erop te drukken dat het de “terroristen-organisatie Al Fateh” was die de aanvallen was begonnen en dat Israël wel moest reageren, al was het maar als afschrikking. Men gaf wel toe dat de actie tegen Jordanië eigenlijk tegen Syrië gericht had moeten zijn omdat het merendeel van de fedayeen daar vertrok, maar “vermoedelijk heeft men in Tel Aviv geen directe actie tegen dit land willen ondernemen, omdat een aanval op Syrië automatisch Egypte gedwongen zou hebben zijn bondgenoot te hulp te komen”. Men was dan ook helemaal niet te spreken over de Verenigde Naties die het Israëlische initiatief veroordeeld hadden. Het blad wees er op “dat het natuurlijk gemakkelijker is de officiële Israëlische actie te veroordelen dan de niet-officiële acties die daaraan zijn voorafgegaan”.[329] Bovendien oordeelde het blad dat Syrië Israël al langer aan het provoceren was omdat het van Arabische kant graag een radicalere houding zou zien. Door de Israëlische represailles was het land nu geslaagd in zijn opzet, aangezien Nasser had geëist dat de VN-vredesmacht zou vertrekken uit Gaza en de Sinaï-woestijn.[330]

Ook Socialisme kon zich vinden in dat scenario. Palestijnse commando’s hadden terroristische raids uitgevoerd op Israël, waardoor de joodse staat had teruggeslagen in Jordanië en Syrië. Door de harde taal van Israël waren de Syriërs bang geworden en hadden Egypte om steun gevraagd, waarop Nasser en de andere Arabische staten een mobilisatie afkondigden.[331] Het tijdschrift wees Syrië nog meer met de vinger door te stellen dat alle Arabische landen er blijkbaar in slaagden om de fedayeen in toom te houden en zo terroristische acties verhinderden, maar “un seul Etat, la Syrie, tolérait ces activités”.[332]

Tenslotte was er Pourquoi Pas? dat eveneens van mening was dat Israël enkel reageerde omdat de onophoudelijke aanslagen van “des bandes syriennes” het land danig op de zenuwen begonnen te werken. Het liberale blad gaf eveneens toe dat men eigenlijk Syrië had moeten aanvallen. Israël zou daar niet van af gezien hebben uit vrees voor Egypte, maar wel uit vrees voor de Sovjetunie, dat zowel Egypte als Syrië een hand boven het hoofd hield.[333]

 

De blokkade van de Golf van Akaba[334]

 

Er waren echter heel wat meer tijdschriften die een mening hadden over de blokkade van de Golf van Akaba en of die blokkade al dan niet volstond om de Israëlische aanval te rechtvaardigen. De ideologieën bekenden dadelijk kleur, waarbij opviel dat zowel de extreem-linkse als de extreem-rechtse bladen meenden dat de blokkade geen “casus belli” was, terwijl de meer gematigde ideologieën zich achter Israël schaarden en de militaire campagne gerechtvaardigd vonden. Enkel De Nieuwe paste niet in dat beeld. Het blad sloot zich aan bij de extreme bladen en meende eveneens dat de blokkade geen oorlog waard was.

’t Pallieterke oordeelde dat de blokkade geen reden was om de Israëlische actie te rechtvaardigen en argumenteerde dat door te stellen dat “men toch niet mag vergeten dat tot in 1956 de golf van Akaba niet toegankelijk was voor Joodse schepen. En toch heeft Israel zich ook voor 1956 behoorlijk kunnen ontwikkelen. Met andere woorden, de vrije doorvaart door de golf van Akaba is geen vitale kwestie voor Israel”. Maar het juridisch aspect beschouwden zij als nog belangrijker. Israël had de havenstad Eilath immers met wapengeweld veroverd, zelfs tegen de wil van de Verenigde Naties aangezien het VN-delingsplan de stad aan de Palestijnen had toegewezen. De vrije doorvaart langs de Straat van Tiran hadden ze pas in 1956 afgedwongen, opnieuw door middel van wapengeweld. Bovendien lag de Straat van Tiran wel degelijk in de territoriale wateren van Egypte, wat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië ook mochten beweren. De beslissing van beide Angelsaksische landen om de Straat van Tiran voortaan als Internationale Waterweg te beschouwen, werd dus verworpen, omdat zo’n eenzijdige verklaring volgens ’t Pallieterke geen bindende waarde had. [335]

Europe Magazine gebruikte exact dezelfde argumenten. “En fait, le libre passage des navires en provenance ou en direction du port israélien d’Oum-Rash-Rash, rebaptisé Eilath, ne date que de 1956.” En het blad ging nog verder door te stellen dat zeeëngte rond Tiran nog geen kilometer breed was, zodat het dus onweerlegbaar was dat “les navires israéliens doivent passer par les eaux territoriales égyptiennes”. Ook het belang van de haven werd geminimaliseerd. Slechts vijf procent van de Israëlische zeehandel passeerde via Eilath. De rest kwam binnen via de havens aan de kust van de Middellandse Zee. De blokkade was misschien wel een onvriendelijke of zelfs vijandelijke daad, maar het was zeker geen reden om een oorlog te ontketenen, aldus Europe Magazine.[336] De vermeende Britse plannen om de Golf van Akaba met geweld terug te openen “au mépris du droit élémentaire” vond dan ook geen genade in de ogen van het extreem-rechtse blad.[337]

Maar ook De Nieuwe, dat zich opvallend militant opstelde in deze problematiek, erkende dat de Golf van Akaba geen erkend internationaal statuut bezat. “Egypte beschouwde de vaarweg als zijn gebied, terwijl Engeland en Amerika steeds hebben voorgehouden dat het hier een internationale doorgang betreft die open moet staan voor de vrije scheepvaart.”[338] Egypte had dus het recht om de Golf af te sluiten, maar men betwijfelde of dat wel zo’n goed idee was. De haven van Eilath vormde voor Israël immers de enige toegang tot de Rode Zee en in 1956 was een soortgelijke blokkade aanleiding geweest tot de vernietigende nederlaag van de Arabische legers. De Nieuwe verwachtte dan ook dat “Israël zich klaarmaakt om opnieuw, zoals in 1956, een soort preventieve oorlog tegen Egypte te riskeren.”[339]

La Gauche was eveneens van oordeel dat “Nasser a commis une erreur en proclamant le blocus du golfe d’Akaba”. Het blad gaf echter een andere reden. Nasser had de imperialisten door de blokkade de kans gegeven om militaire bases te vestigen in een regio waar ze er nog geen hadden. Bovendien zou zijn progressistische strijd tegen de feodale Arabische regimes hierdoor vertraging oplopen.[340] De verwerping van de Israëlische reden voor de aanval door Links, kwam er pas na het openen van de vijandelijkheden. Men verdedigde de hypothese dat Israël in het offensief was gegaan om zijn militaire machtsbasis verder uit te bouwen, en niet uit noodzaak zoals het zelf beweerde. “De sluiting is economisch nauwelijks van belang: ze geldt immers alleen voor Israëlische schepen, en die gebruiken deze waterweg niet, en voor strategisch materiaal (petroleum werd niet vermeld).”[341] Men meende dan ook dat de economische blokkade van bijvoorbeeld Cuba veel ernstiger was.

De meer gematigde ideologieën namen het dan weer voor Israël op, al maakten ze er minder woorden aan vuil dan de bladen die de Israëlische campagne afkeurden. De Revue Générale Belge kwam evenwel vrij radicaal uit de hoek door te stellen dat “Israël ne peut pas tolérer que le détroit de Tiran soit désormais interdit aux navires desservant le port d’Eilath qu’elle considère comme vital pour son économie”.[342] En ook Pourquoi Pas? steunde de Israëlische oorlogsverklaring. Het blokkeren van een internationale waterweg moest immers gestraft worden. Bovendien hadden de Israëli’s vaak genoeg verklaard dat een blokkade van de haven van Eilath “serait synonyme d’une déclaration de guerre”.[343]

Tenslotte was er nog Socialisme, dat zich enigszins gematigder uitdrukte. Men gaf wel toe dat de haven van Eilath economisch niet zo veel betekenis had voor de joodse staat, maar de blokkade gecombineerd met het militaire machtsvertoon van Egypte richting de Sinaï-woestijn en de Syrische uitspraken in verband met de verhoopte vernietiging van Israël hadden de spanning in de regio wel heel sterk opgedreven. Bovendien kwam de agressie steeds opnieuw uit dezelfde richting. “Avant les hostilités, pendant les hostilités et après les hostilités, les paroles belliqueuses et incendiaires sont restées dans le même camp.”[344] Dat het Israëlische geduld nu opgeraakt was, was volgens Socialisme dan ook niet meer dan logisch.

 

3.2.2. De Zesdaagse oorlog

 

Israël en de Arabieren

 

Opnieuw viel in de verschillende ideologieën dezelfde breuklijn vast te stellen: de gematigde ideologieën die meer pro-Israël waren langs de ene kant en daar tegenover de meer extreme ideologieën die partij kozen tegen Israël. Maar de anti-joodse houding werd lang niet altijd omgezet in steun aan de Arabische zaak.

De Revue Générale Belge ging er van uit dat Israël vroeg of laat een aanval zou riskeren. De joodse staat kon dan echter toch niet beschouwd worden als agressor, aangezien Nasser door zijn agressief taalgebruik en door de blokkade van Eilath er zelf voor gezorgd had dat “Israël se sentirait à la merci d’une menace d’encerclement”. Men gaf wel toe dat Nasser het mooi had uitgespeeld door Israël te dwingen tot “une défense anticipée”, waardoor hij de Israëlische aanval kon veroordelen als een daad van agressie.[345] Maar dat tactische spelletje nam niet weg dat het eigenlijk de Arabieren waren die de weg naar een confrontatie ingeslagen waren. De Arabieren verstonden immers enkel de taal van het geweld aangezien hun uitgesproken mannelijke cultuur meer respect opbracht voor “le courage et la puissance que pour la faiblesse et la crainte”.[346] Israël moest zich dan ook krachtig laten gelden als het niet onder de voet gelopen wilde worden door de Arabieren. Alle Arabische landen, Egypte op kop, wilden de joodse staat immers van de kaart vegen omdat ze dat land beschouwden als een vernederend overblijfsel uit het koloniale tijdperk. Daarbij kwam nog dat Nasser een nieuw avontuur nodig had om stevig in het zadel te blijven, want “confrontée avec de sérieuses difficultés internes, il voit en outre son prestige et son autorité battus en brèche au sein de la Ligue Arabe dont il voulait être le guide et l’inspirateur”. Nassers aanspraken op het leiderschap in de Arabische wereld werden immers zwaar gecontesteerd door de andere landen. Syrië droeg zowat het hele gewicht van de guerilla-oorlog tegen Israël, terwijl Jordanië en Saoudi-Arabië het niet zo op Nasser begrepen hadden en eerder heil zagen in de bescherming van de Verenigde Naties. Bovendien stonden zij een Islamitische Alliantie voor.[347] Nasser trad dus terug op het voorplan en eiste, “sans trop y croire”, dat de VN-troepen uit Egypte zouden vertrekken. Volgens de Revue Générale Belge was Nasser dan ook verbaasd dat men zijn verzoek onmiddellijk opgevolgde en dat de hele onderneming een groot succes werd: “assuré entretemps de l’appui de l’URSS, Nasser refait en un tournemain l’unanimité des pays arabes à ses côtés”. Daarop groef Nasser zijn oude stelling terug op en verkondigde dat het zijn doel was om Israël te verwijderen uit het Midden-Oosten. Maar, zo ging het blad verder, “il est clair pour chacun que le Président égyptien n’entend pas être pris au mot”. Wanneer Nasser riep dat hij de terugkeer naar de situatie voor 1948 wou, bedoelde hij volgens de Revue Générale Belge eigenlijk de terugkeer naar de situatie voor 1956. Hij wist immers goed genoeg dat “si l’Etat d’Israël devait réellement disparaître, ce serait l’écroulement immédiat de l’unité arabe et, pour Nasser, la fin d’une grande épopée”.[348]

Socialisme zag echter geen verschil tussen Nassers verbale agressie en zijn eigenlijke plannen. Was de blokkade van Eilath immers niet de eerste poging om de joodse staat te verstikken?[349] En dat terwijl de Arabieren heel wat aan Israël te danken hadden. De joodse staat was, zeker in het kader van 1948, een element van vooruitgang in de regio. Israël werd dan ook met alle mogelijke argumenten verdedigd door het socialistische blad. Tegenover de kritiek dat Israël een religieuze staat was, plaatste men de situatie van Italië en heel wat Arabische en Europese staten die volgens Socialisme ook niet volledig gelaïciseerd waren. Men gaf eveneens toe dat de joden heel wat misdaden op hun geweten hadden, zoals de tragedie van Deir Yassin, maar ook de Arabische landen waren in de oorlog geregeld uit de bocht gegaan en bovendien mocht men niet vergeten dat het Israël was “qui fut le seul Etat qui, sans changement de régime, déféra ses propres militaires devant une Haute Cour et les condamna”. Ook de kritiek uit de meer radicale socialistische hoek, namelijk de stelling dat Israël een handlanger was van het imperialisme, werd gepareerd door te stellen dat de joodse staat wel economisch afhankelijk was van de Verenigde Staten, maar dat het één van de weinige landen uit de regio was die nooit deel hadden uitgemaakt van een westerse militaire alliantie en dat men nooit vreemde militaire bases op Israëlisch grondgebied getolereerd had. Bovendien steunde Israël nog steeds het regime van Castro door landbouwspecialisten uit de kibboetsen naar Cuba te sturen, ondanks de Amerikaanse blokkade van dat eiland.[350] De grootste vergissing van Israël was waarschijnlijk het irrationele vasthouden aan “la référence à la terre promise”. Daarom droeg de jonge joodse staat de zware last van een religieus conflict met zich mee, waardoor een unieke gelegenheid tot integratie gemist werd.[351] Tot op de huidige dag had Israël echter wel geprobeerd om zich te integreren in het Midden-Oosten, volgens Socialisme. Het was immers Israël dat wou samenwerken met de VN-commissie, terwijl de Arabische landen niet enkel samenwerking met de commissie weigerden, maar bovendien ook de resoluties van de Algemene Vergadering verwierpen. “Depuis près de vingt ans, on assiste au spectacle d’un pays qui ne demande qu’à vivre en paix et d’une série d’autres qui se refusent à reconnaître le droit à l’existence du premier.”[352] Dat bewees volgens het socialistische blad voldoende de goede wil van Israël en werd eveneens beschouwd als een rechtvaardiging van de Israëlische aanval. Men gaf wel toe dat het niet bewezen was dat Israël zonder de vijandelijkheden te openen niet in staat zou zijn geweest om te overleven, maar “il est bien certain que les pays arabes avaient, au cours des dernières semaines, tout fait pour qu’Israël se sentît menacé”.[353] Net als de Revue Générale Belge gaf Socialisme dus toe dat Israël de aanval begonnen was, maar net als het katholieke blad meende het ook dat de joodse staat niet als de agressor beschouwd mocht worden gezien de voortdurende oorlogszuchtige taal langs Arabische kant.[354] Dat typeerde de houding van het socialistische blad ten opzichte van de Arabische wereld. Voor hen was het duidelijk dat de Arabieren schuldig waren aan de problemen in het Midden-Oosten want “les appels à la guerre sainte ne se comptaient plus et dans certaines bouches, la solution préconisée n'était rien moins que le génocide".[355]

Pourquoi Pas? nam de Israëli’s eveneens in bescherming. Ook het liberale blad stelde dat het niet hun bedoeling was geweest om een oorlog te ontketenen, al was het inderdaad Israël dat als eerste had aangevallen. Het argument van het tijdschrift moest in de economische sfeer gezocht worden. “Tel-Aviv ne souhaite pas un tel conflit, pour mille et une raisons, dont la moindre n’est pas, sans doute, une situation économique assez difficile qu’une guerre pareille n’améliorait certes pas.”[356] De agressor zou dan ook niet bij de joden gevonden worden, maar wel in het andere kamp. De Egyptische mobilisatie en de blokkade van de Golf van Akaba waren daden die geïnterpreteerd konden worden als een oorlogsverklaring en dat had Israël dan ook gedaan.[357] Met succes bovendien. De oorlog werd zo snel en zo overtuigend gewonnen dat de Israëli’s er zelf verbaasd over waren. En dat terwijl generaal Dayan de religieuze en historische gebouwen voorrang had gegeven op militaire prioriteiten, zoals in Jeruzalem, waar “Dayan a choisi d’attaquer sans couverture d’artillerie au d’aviation, au corps à corps, dans les pires conditions, plutôt que d’effleurer un des lieux saints juifs, arabes ou chrétien, d’une balle sacrilège. Et, partant, très peu de civils jordaniens ont été tués ou blessés”.[358] Pourquoi Pas? moest wel toegeven dat Israël in de fout was gegaan bij de omsingeling van het Egyptische leger in de woestijn waarbij heel wat Egyptische soldaten van dorst waren omgekomen. Maar dat rechtvaardigde toch niet dat er nu heel wat stemmen opgingen om de joden hun land terug af te nemen. Bovendien was die houding vrij hypocriet wanneer men besefte dat het voor het Israëlische leger nogal moeilijk was om de soldaten van een land waarmee men in oorlog was te gaan bevoorraden, terwijl zowel de Amerikaanse als de Russische vloot patrouilleerden in dat deel van de Middellandse Zee. Voor hen zou het kinderspel geweest zijn om de Egyptenaren te bevoorraden of zelfs te ontzetten. Eigenlijk was de schuld van Israël in deze zaak dus toch niet zo groot.[359] En de Israëli’s waren evenmin de enigen die in de fout gegaan waren. Ook Syrië had niet steeds correct gehandeld. “Retranchés sur des collines, dans des casemates bétonnées, les Syriens pilonnent tout la Galilée orientale, malgré le cessez-le-feu.”[360] Daarom was de verovering van de Golanhoogte voor het Israëlische leger zo’n topprioriteit geweest. Maar dat waren niet de enige misdaden van de Arabieren. Hoewel iedereen het er over eens was dat de staat Israël bestaansrecht had aangezien de staat juridisch erkend was door alle grootmachten en de meeste andere staten, bleven de Arabieren roepen dat ze die staat wilden vernietigen.[361]

Maar niet iedereen zag het zo. Opnieuw was het De Nieuwe dat een heel agressief standpunt innam. “Sinds de eerste dagen van het zionisme, tot en met het jongste militair avontuur, is de stichting van de ‘staat’ Israël een onvervalst koloniale onderneming geweest.”[362] Men meende dat alle argumenten om tot die conclusie te komen aanwezig waren. De joden hadden Palestina, dat al bewoond was, gewoon bezet waarbij het zwakkere ras verdrukt en uitgeperst werd door joodse terreur en ontginningen. Israël was dan ook een racistisch-religieuze staat die bovendien gepatroneerd werd door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. En ook nu stelde Israël zich weer uiterst agressief op, maar wat kon je anders verwachten van een militaristische staat aldus De Nieuwe. “Het was immers Israël dat sinds zijn oprichting het hele volk als een paraat leger beschouwde en opleidde, en het was Israël dat als eerste staat de idee van een politiek van vergelding ontwikkelde.”[363] Niet te verwonderen dus dat de spanningen in de regio geregeld hoog opliepen. Er werd dan ook onomwonden gesteld dat het wel degelijk Israël was dat de verantwoordelijkheid droeg voor de nieuwe crisis. De joodse staat had de onrust opnieuw doen toenemen vanaf 1963, toen “het Israëlische project om, tegen alle beschikkingen in, water uit de Jordaanrivier af te tappen, de voltooiing van het eerste stadium naderde”.[364] Het blad hield dan ook voor dat de Palestijnse guerilla’s pas vanaf dat moment in de grensstreek tussen Israël en Syrië gingen opereren. Ook de eigenlijke oorlog was door de joodse staat begonnen aangezien “er geen Arabische troepen over de grens gekomen zijn, terwijl Israël wel van bij de aanvang van de krijgsverrichtingen doorstootte op het grondgebied van zijn buren”.[365] Bovendien bleef Israël de internationale afspraken aan zijn laars lappen. Nadat het land zijn voornaamste oorlogsdoelstellingen verwezenlijkt had, wilde men wel een staakt-het-vuren, opgelegd door de Verenigde Naties, aanvaarden. En hoewel de Arabische landen er zich nauwgezet aan hielden, vond Israël het blijkbaar toch nodig de Syriërs, die volgens De Nieuwe ver waren doorgedrongen in Israël, te blijven aanvallen totdat zij zich moesten terugtrekken tot een eind in Syrië.[366] Bovendien weigerde de joodse regering om de veroverde gebieden prijs te geven. Men had reeds een aantal bestuursmaatregelen getroffen die in feite neerkwamen op de annexatie van het Arabische deel van Jeruzalem, aldus het tijdschrift.[367]  En ook inzake de vluchtelingenproblematiek op de Westelijke Jordaanoever nam Israël een weinig morele houding aan. Het lag immers in de bedoeling van de joodse staat om de vluchtelingen zo snel mogelijk uit Groot-Israël te verwijderen, meende De Nieuwe. “Uit de vele verhalen kan worden afgeleid dat de Israëli’s de vlucht sterk hebben aangemoedigd, maar dat zij daarbij vooral psychologische wapenen hebben gebruikt. Het heeft dagen en op sommige plaatsen weken geduurd voordat Israël iets aan de bevoorrading deed, zodat velen naar Jordanië trokken om eten te bekomen.”[368]

Die stelling ging radicaal in tegen de visie van Pourquoi Pas? dat meende dat “Israël voudrait les réunir dans un nouvel Etat, une confédération cisjordanienne qui serait considérablement aidée financièrement et techniquement par Tel-Aviv, sans compter des accords, culturels notamment, très étroits”.[369] Maar ondanks al die negatieve kriktiek op de joodse staat, gaf De Nieuwe toch toe dat de joden iets moois hadden opgebouwd in het voormalige Palestina. “De industrialisatie van Japan voor de Tweede Wereldoorlog werd al een wonder genoemd. De ontwikkeling van Israël is minstens zo indrukwekkend. Niet alleen zijn moerassen drooggelegd en woestijnen vruchtbaar gemaakt en heerst welvaart waar niets was, maar ook is een hoogst wonderlijk samenraapsel van mensen tot één volk geworden.”[370] Al was het vrij waarschijnlijk dat dit eerder de visie was van deze individuele reporter die onder de indruk was gekomen van de joodse verwezenlijkingen tijdens zijn rondreis in Israël. In geen enkel ander artikel werd er immers ook maar iets positiefs gemeld over Israëls houding of over joden in het algemeen. Maar de Arabieren konden evenmin op de onvoorwaardelijke steun van De Nieuwe rekenen, ook al stelde het blad dat de Arabische landen vaak als agressor werden aangewezen omdat zij, met uitzondering van Tunesië, nog steeds riepen dat de joodse staat moest verdwijnen.[371] Het tijdschrift twijfelde er echter niet aan dat “als de Arabieren de zesdagenoorlog hadden gewonnen, de afslachting niet eens met de diskrete hypokrisie van Hitlers volkenmoord zou bedekt geweest zijn”.[372] De haat bij de Palestijnen zat immers te diep en de joodse bezetting van Jeruzalem, de stad die zowel voor joden, christenen als moslims heilig was, zou er zeker niet toe bijdragen dat die haat enigszins zou milderen. Het tijdschrift beschouwde Jeruzalem echter als een Arabische stad. De stad stond immers al dertien eeuwen lang onder Arabisch bewind en in het centrum woonden dan ook enkel Arabieren. “De taal is Arabisch, alles wat er staat is door Arabieren gebouwd, betaald of onderhouden.”[373] Indien men Jeruzalem in joodse handen zou laten, kon men dat beschouwen als een triomf van het brutale geweld, meende De Nieuwe. Het blad sprak hier waarschijnlijk vooral vanuit een flamingantistische achtergrond, aangezien zij de vergelijking maakten met Antwerpen. De Vlamingen zouden het ook niet pikken als die stad opeens onder internationaal of Waals beheer zou komen te staan.

La Gauche had het evenmin in Israël gezien, maar dan eerder vanuit het standpunt van de revolutie. De joodse staat was immers opgericht door de imperialisten om het status quo in de regio te bewaren, maar “toute révolution au Moyen-Orient risque de troubler la stabilité. Dès lors les dirigéants de Tel-Aviv s’emploient à arrêter par tous les moyens le cours de l’émancipation des peuples arabes”.[374] Israël werd beschouwd als een artificiële creatie die in leven gehouden werd met westerse hulp. Maar niet enkel de Palestijnen waren het slachtoffer van het imperialisme, de joden waren eveneens “victimes d’une propagande et de calculs impérialistes”, ook al wilden zij een uniraciale staat oprichten waardoor de Palestijnse vluchtelingen zouden moeten vertrekken. Men was er bij La Gauche dan ook van overtuigd dat er vooreerst nog geen oplossing zou komen in het Midden-Oosten, tenzij “Israël rompt avec l’impérialisme et s’oriente dans la voie de la construction du socialisme”.[375] Bovendien was het aanslepende conflict in het Midden-Oosten niet bevorderlijk voor de verderzetting van de revolutie in de Arabische wereld. De dreiging van een oorlog was immers een substituut voor de dreiging van de revolutie, waardoor enkel de grote oliemaatschappijen voordeel haalden uit de situatie.[376] Reeds voor het begin van de vijandelijkheden had het linkse blad gesteld dat de grootste bedreiging voor de vrede in het Midden-Oosten momenteel het imperialisme was. De imperialistische landen zouden er immers alles aan doen om hun economische en strategische posities in de regio te behouden, want “c’est evidemment du pétrol qu’il s’agit avant tout, de ce pétrole qui est une source d’énergie de plus en plus importante pour toute l’économie de l’Europe occidentale, ainsi qu’une source de devises pour la Grande-Bretagne et de superbénéfices pour les trusts américains et britanniques”.[377] Het waren dan ook de regimes van Nasser en van Syrië die door de imperialisten als vijand nummer één beschouwd werden.

De Vlaamse tegenhanger van La Gauche, Links, was iets vriendelijker voor de Israëli’s, ook al volgden zij hun zusterblad in verband met de negatieve invloed van de imperialisten. Enkele dagen voor het begin van de oorlog beschouwden zij “het terugdringen van de westerse (semi)koloniale invloed in de Arabische landen, een Israëlische politiek die afstand neemt van de westerse belangen in het Midden-Oosten, in plaats van daarmee samen te spelen en de bereidheid van de Arabische landen het bestaan van Israël te erkennen op voorwaarde dat regelingen worden getroffen inzake de Palestijnse vluchtelingen en de positie van de Arabieren in Israël” als de oplossingen om de steeds oplopende spanningen te bezweren.[378] Toen de oorlog dan toch uitbrak, meenden zij dat de schuldvraag moeilijk op te lossen was. Men begreep de Israëlische reactie wel. Door de steeds toenemende bedreigingen was de joodse staat immers genoodzaakt de eerste klap uit te delen, zeker omdat “Israël op de wat langere duur in een steeds zwakkere positie komt te staan”. Daarom had Israël na de oorlog dan ook slechts één optie, die overigens weer nauw aansloot bij de oplossing die La Gauche voorstelde, namelijk “een neutralistische buitenlandse politiek, dat is zich stellen achter de progressieve vleugels van het Arabische nationalisme (d.w.z. zich anti-kolonialistisch opstellen)”.[379] Maar hoe langer een definitieve oplossing voor het conflict uitbleef, hoe harder de houding van Links ten opzichte van Israël werd. De militaire overwinning van Israël leek er enkel toe te leiden dat de “nationalistische en chauvinistische krachten” in de joodse staat zich steeds meer op de voorgrond plaatsten. Het blad was er dan ook niet over te spreken dat Israël niet alleen weigerde om de veroverde gebieden te ontruimen, maar dat er eveneens openlijk geëist werd dat die gebieden bij Israël aangehecht zouden worden. Bovendien betreurde het socialistische blad dat de Israëli’s de Arabische bevolking uit hun land had verdreven en dat degenen die toch gebleven waren, beschouwd en behandeld werden als tweederangsburgers, net als het feit dat “Israël, om zich te handhaven, steeds gerekend heeft op militaire, ekonomische en politieke steun van het Westers kapitalisme, en aldus een rol is gaan spelen die het steeds meer in tegenstelling bracht met de progressieve, antikolonialistische krachten in de Arabische landen”.[380] Uiteindelijk ging men zelfs zo ver dat men Israël omschreef als een “op racistische grondslag gebouwde klassemaatschappij”.[381] Ook het aanvankelijke begrip voor de Israëlische aanval verdween geleidelijk. Men vond het nu moeilijk te geloven dat de joodse staat ooit in levensgevaar verkeerd had, zeker omdat “de verklaringen van Israëlische militaire woordvoerders op 4 juni, en het feit dat Israël het initiatief nam om de grenzen over te trekken en de buitenlandse vliegvelden te bombarderen” voldoende bewees dat er in Tel-Aviv nooit voor een nederlaag gevreesd werd. Israël was dan ook enkel in de aanval gegaan om zijn machtsbasis te versterken. De doelstellingen waren volgens Links immers niet langer het voortbestaan van de joodse natie, maar wel de val van de Syrische regering en de territoriale aanspraken op Jeruzalem, Cisjordanië en Sharm El Sheik. [382]

Europe Magazine koos ook hier weer voor de afkeuring van de Israëlische politiek, maar niet te radicaal want de Arabieren waren al niet veel beter. Men gaf toe niet goed te weten wie de aanvallen nu eigenlijk begonnen was, maar men vermoedde dat het Israël was. De Israëlische zenuwen stonden door de voortdurende Arabische dreiging immers zo gespannen, dat er niet veel nodig was om het conflict te laten uitbarsten.[383] Maar dat was niet de enige reden waarop de veronderstelling gebaseerd was. “Certains Juifs, et non des moindres, ont donc pensé qu’il serait fort astucieux, et très profitable, d’aller le leur prendre, de manière à procurer à Israël le précieux or noir qui restera longtemps encore, l’une des marchandises les plus appréciées des Etats industriels.”[384] Bovendien was het eveneens Israël dat al sinds 1948 de internationale gemeenschap uitdaagde door de resoluties van de Verenigde Naties gewoon naast zich neer te leggen en daardoor de haat van honderduizenden Palestijnse vluchtelingen, die nu al negentien jaar in mensonwaardige omstandigheden leefden, liet groeien. Maar “a la longue, on doute fort que la méconnaissance absolue des résolutions de l’ONU se révèle payante pour Israël. Elle affaiblit, de toute évidence, considérablement sa position morale”.[385] Het land had er daarenboven door zijn harde optreden voor gezorgd dat de vluchtelingen ook nu weer hun kampen hadden verlaten en naar Jordanië waren gevlucht. Het joodse regime in de bezette gebieden had volgens Europe Magazine dan ook veel weg van “les actions de représailles allemandes pendant la dernière guerre mondiale contre les populations des pays occupés”, en eigenlijk waren de joodse maatregelen nog strenger aangezien de Duitsers het huis van een betrapt verzetslid toch overeind lieten staan.[386] De Arabieren maakten echter evenmin een goede beurt. Het waren immers de terroristische aanslagen van de fedayeen die aan de basis lagen van dit conflict, terwijl Nasser al langer zat te wachten op “l’occasion pour intervenir et tenter de faire disparaître en même temps les séquelles de l’humiliante défaite de 1956”.[387] Bovendien had Nasser het bijna voor elkaar gekregen een nieuwe wereldoorlog uit te lokken door zijn onverantwoorde beschuldigingen ten opzichte van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.[388] En ook na deze nederlaag had Nasser zijn lesje blijkbaar nog niet geleerd. Hij bleef immers het Egyptische volk opzwepen tegen Israël, ook al wist hij heel goed dat een nieuw conflict met Israël zou betekenen dat de joden binnen de 48 uren in Caïro zouden staan.[389]

Tenslotte was er nog Streven, dat niet echt veel te melden had over het conflict. Men gaf nooit een duidelijke mening over de Israëlische politiek en ook de Arabieren kregen maar weinig aandacht, ook al was men er bij het katholieke tijdschrift van overtuigd dat zeker voor de derde Israëlo-Arabische oorlog Egypte als agressor beschouwd kon worden. Nasser had immers de Straat van Tiran geblokkeerd, wat volgens Streven de directe aanleiding voor de oorlog was. Maar wanneer men dieper inging op het conflict, was de houding van het Westen ook niet altijd even bevorderlijk geweest voor de gespannen verhoudingen in de regio. Immers, “terwijl de nieuwe staat Israël alle denkbare steun kreeg vanuit het Westen, werd deze vaak onthouden aan de Arabische landen”. Maar ook de rijke Arabische olielanden hadden te weinig gedaan voor de ontwikkeling van hun volk, waardoor de tegenstelling tussen “het bloeiende Israël en de onderontwikkelde Arabische landen” steeds groter werd.[390] Het Midden-Oosten kwam dus in een explosieve situatie terecht, waarbij zowel de steeds groeiende tegenstelling tussen de Arabische wereld en Israël enerzijds en de meningsverschillen tussen de Arabische landen onderling anderzijds, vaak leidden tot een verhevigd optreden tegen Israël.[391] Het katholieke blad hoopte dan ook dat Feisal van Saoudi-Arabië en Bourguiba van Tunesië in staat zouden zijn om de driestheid van Nasser enigszins af te remmen aangezien Jordanië “in het Arabische haat-tegen-Israël-koor geen tegenwicht kon vormen tegen Egypte”.[392]

 

De grootmachten

 

De grootmachten waren zeker niet populair in de Belgische publieke opinie. De Europese landen waren hun status van grootmacht nu wel volledig kwijt, dat moest zelfs het grootste eurofiele tijdschrift toegeven. De Sovjetunie was al langer persona non grata, zodat zelfs de bladen van de socialistische linkervleugel evenmin de Sovjethouding verdedigden en de Verenigde Staten werden tijdens de vorige conflicten enkel opgehemeld omdat ze als de natuurlijke tegenstander van het communisme beschouwd werden.

Socialisme zat zowel kapitalisten als communisten op de huid. Bij de VN-resolutie van 1947 die de verdeling van Palestina zou reguleren, hadden zowel de Verenigde Staten als de Sovjetunie enkel aandacht voor hun belangen. “Les deux super-Grands, heureux de prendre la relève des Britanniques, y voyaient l’occasion d’assurer leur influence au Moyen-Orient.” En begin jaren ’50 was het weer van dat, hoewel het toen eerder de fout van de drie westerse landen was. “Certains pays arabes étant gagnés par la révolution, les Trois Grands occidentaux s’occupèrent surtout de préserver leurs intérêts pétroliers.” De westerse grootmachten oordeelden bovendien dat het Midden-Oosten behoefte had aan wapens “pour assurer leur sécurité extérieure et leur légitime auto-défense”. Daardoor moest Moskou natuurlijk zijn beschermelingen eveneens overspoelen met wapens en door de Frans-Britse campagne na de nationalisatie van het Suezkanaal stond het Midden-Oosten opnieuw in vuur en vlam. Maar ook tijdens de Zesdaagse Oorlog leken de twee overblijvende grootmachten de andere kant op te kijken en hun bondgenoten volledig te negeren. Vooral de Sovjetunie kreeg daarom veel kritiek van Socialisme. “Aux yeux du Tiers-Monde tout entier, Moscou a abandonné ses alliés du Moyen-Orient. C’est un échec grave pour le Kremlin au moment où la Chine populaire et l’URSS se disputent les faveurs des peuples déshérités.”[393]

Socialisme was echter niet het enige blad dat inzag dat China wel eens zou kunnen profiteren van het prestigeverlies van de Sovjetunie. Ook Europe Magazine stelde dat de Sovjetunie wel heel wat beloftes had gedaan aan de Arabieren, die de beloftes bovendien keer op keer geloofden, maar China stelde daar daden tegenover en “pour court-circuiter la manoevre soviétique, ils annoncent l’envoi de 150.000 tonnes de blé et de 10 millions de dollars à la République arabe-unie ‘sans contrepartie’”.[394] De Sovjetunie had dan ook liever geen oorlog gezien, net als de Verenigde Staten trouwens. Deze laatsten hadden hun handen vol met de oorlog in Vietnam, terwijl de Sovjets sinds de Cuba-crisis elk conflict met de Verenigde Staten angstvallig meden.[395] De Sovjetunie keek immers enkel naar de eigen belangen, maar aangezien zij zich niet beperkt hadden tot het zenden van materieel naar Egypte en ook militaire raadgevers hadden gestuurd, was de Egyptische nederlaag ook hun nederlaag.[396] Het magazine schreef dan ook dat “on imagine facilement la colère qu’on dû éprouver les militaires soviétiques en apprenant que leurs fusées SAM II notamment sont tombées intactes aux mains des Israéliens”. Europe Magazine spotte dan ook met het Egyptische leger dat blijkbaar geen enkele officier bezat die voldoende kalm kon blijven om deze hoogtechnologische wapens te vernietigen voor ze in handen van het Israëlische leger vielen. [397]

De Revue Générale Belge was er eveneens van overtuigd dat de Sovjetunie nog niet te vinden was voor een nieuw conflict, ook al hadden zij Egypte heel wat wapens geleverd. De Verenigde Staten beschuldigden de Sovjets er immers van betrokken te zijn in de Vietnamoorlog, terwijl er vanuit communistische hoek kritiek kwam op de passieve houding bij de militaire staatsgreep in Griekenland en de tekenen van zwakte tijdens de Suezcrisis. Zich openlijk engageren in Vietnam was geen optie aangezien dat het risico op een wereldoorlog met zich meebracht, maar “l’ouverture d’un second front au Moyen-Orient permet à la Russie de reprendre l’avantage sans risquer un affrontement direct avec les Etats-Unis”. Hierdoor bleek nog maar eens dat noch Sovjetbescherming, noch Amerikaanse bescherming een garantie waren voor het ingrijpen van de grootmachten. De Sovjetunie was er echter wel in geslaagd de harten van de Arabieren te winnen door de Verenigde Staten af te schilderen als de grote beschermer van de Israëli’s. “Tout en se donnant le beau rôle, l’URSS contribue, sans coup férir, à la réalisation de trois de ses objectifs majeurs.” De Revue Générale Belge meende immers dat het de bedoeling van de Sovjets was om Europa te omsingelen, om de westerse landen af te snijden van hun overzeese gebieden en dus van hun grondstoffen en energiebronnen en om toegang te krijgen tot de Middellandse Zee.[398]

Streven was er eveneens van overtuigd dat de Sovjetunie geen confrontatie wilde met de Verenigde Staten, maar “daardoor verloor zij veel goodwill in de Arabische wereld en zij kon verwachten, dat Peking-China hiervan zou willen profiteren”.[399] Pourquoi Pas? stelde daar echter tegenover dat de Sovjets hun prestige opnieuw hadden herwonnen in de Arabische wereld door hun wapenleveringen waarmee ze het Egyptische leger opnieuw hadden opgebouwd.[400] De Sovjets waren voorlopig dan ook van één ding zeker, aldus Pourquoi Pas?, “ils sont irremplaçable, au moment où tous ces pays meurtris ont besoin d’une aide accrue pour panser leurs plaies et d’un soutien diplomatique pour ne pas perdre la paix aussi lamentablement qu’ils ont perdu la guerre”. Bovendien hadden de Verenigde Staten zich evenmin een goede bondgenoot getoond ten opzichte van Israël, zodat het weinig waarschijnlijk zou zijn dat de Arabische landen zich tot Washington zouden wenden.[401]

Tenslotte was er nog ’t Pallieterke, dat traditioneel al niet zo hoog opliep met de supermachten. De Verenigde Staten steunden Israël volgens het extreem-rechtse blad enkel uit eigenbelang. “Israël is een bastion van het Westen, een bastion tegen de Arabische wereld, als het nodig is. Of denkt ge dat Washington alleen wegens mytisch-bijbelse redenen of omwille van joodse propaganda de Israëlische staat in het leven heeft helpen roepen? Denk dan maar rap wat anders. Trouwens, de Zionisten zelf maken zich daarover ook geen illusies.” Men was er dan ook van overtuigd dat de beide grootmachten voor het eerst nog niet in actie zouden komen. Ze zouden eerst “de kleintjes elkaar de schedel laten inslaan” en pas tussenbeide komen wanneer hun belangen in het gedrang zouden komen.[402]

 

Morele en materiële steun

 

Bij de vorige conflicten kon er aan de hand van de vermelde materiële steun duidelijk afgelezen worden naar welke partij de sympathie van een tijdschrift uitging, maar voor deze laatste periode werd er steeds meer toegegeven dat beide partijen zo hun eigen wapenleveranciers hadden. Ook het Midden-Oosten was niet resistent gebleken tegen de snel om zich heen grijpende Koude Oorlog, dat was nu wel duidelijk geworden. Maar meteen kwam er een ander aspect bij, namelijk de morele steun. De verschillende ideologieën waren het er lang niet altijd over eens welke partij de Belgische publieke opinie nu achter zich had.

Links meende dat “er bijna eenstemmigheid is in het westen: Israël moet beschermd worden tegen Arabische agressie, speciaal die van het Egypte van Nasser. Men hoort het in rechtse en in de meest linkse kringen in de Westerse wereld. In de communistische wereld en in de zogenaamde derde wereld hoort men, eveneens vrij unaniem, het tegengestelde geluid”.[403] Het blad ging dan ook op zoek naar de reden voor die westers unanimiteit. Hoe kon het dat de linkse en rechtse ideologie, die elkaar normaal naar het leven stonden, in deze kwestie hetzelfde standpunt verdedigden? Volgens het socialistische blad had de westerse rechterzijde “Nasser nooit zijn geslaagde nationalisatie van het Suezkanaal, en vele latere nationalisaties, vergeven. Diefstal van winstgevende Westerse eigendommen mag niet ongestraft blijven, en bovendien was Nasser ongeveer de eerste regeringsleider in de Derde Wereld die het einde van het klassieke kolonialisme krachtdadig bevestigde”. Maar dat verklaarde natuurlijk de houding van de linkerzijde niet, aangezien die ontwikkelingen juist toegejuicht werden door hen. Men was dan ook van oordeel dat het “het slechte geweten van de oudere generatie” moest zijn dat de onvoorwaardelijke steun aan de joodse staat verklaarde. Links stelde daar echter tegenover dat het juist niet Nasser was die verantwoordelijk geacht kon worden voor het passief toekijken tijdens de nazistische massamoord, maar eerder “een aantal NATO-generaals, die, vergrijsd door de vele jaren dienst aan de Vrije Wereld, in bed zullen sterven”. Het was dan ook onrechtvaardig om de Egyptische progressieve leider daarvoor te laten boeten.[404] Het blad maakte er dan ook geen geheim van dat de Arabische landen a priori haar morele steun konden verwachten, aangezien de sympathie voor Israël in de Belgische pers ontmaskerd moest worden “als kunstmatig opgewekt door de broodschrijvers, die als het maar even kan het Vietnamese drama van de voorpagina’s willen dringen”.[405]

Maar ook Europe Magazine, dat toch beschouwd kon worden als de natuurlijke tegenstander van het radicaal-socialistische Links, betreurde dat de Westerse publieke opinie steeds opnieuw blind de Israëlische these verdedigde. Ook zij hadden het raden naar een verklaring voor deze houding, maar ze wezen de zionistische propaganda en het schuldgevoel na de jodenvervolging met de vinger.[406] Het magazine gaf wel toe dat de situatie tegenwoordig ook niet meer zo duidelijk was. “Par tradition, les gens de droite auraient plutôt pris parti pour les Arabes, mais, derrière eux, se profilait la silhouette honnie des Soviétiques. Par définition, la gauche devait se ranger dans le camp juif, mais l’Amérique impérialiste et abhorrée soutenait Israël!” De vroegere opstelling kon dus niet langer verdedigd worden zodat er nieuwe ideologische kampen gevormd moesten worden, en vanzelfsprekend meende Europe Magazine dat vooral “la gauche” daar problemen mee had.[407] Hieruit bleek nog maar eens hoe gevoelig de ideologieën waren voor de Koude Oorlog. Het blad was dan ook blij dat Europa zo verstandig was geweest zich niet te mengen in het conflict, hoewel “certains politiciens” hun regering wel hadden proberen om te praten. Enkel neutraliteit zou de Europese belangen in het Midden-Oosten dienen, zowel in Israël als ten opzichte van de Arabische wereld.[408]

En ook De Nieuwe vroeg zich vertwijfeld af hoe het toch kwam dat de Westerse publieke opinie zich zo geestdriftig achter de Israëlische zaak schaarde. Het blad stelde zich de vraag of het “het humanitair meeleven met een volk dat inderdaad onnoemelijk veel geleden heeft, ook door ons, of sportieve bewondering voor de prestaties van de kleine David die het alleen tegen zoveel brullende Goliaths opneemt” was dat de houding van het Westen kon verklaren. Al meende men dat een flinke dosis zionistische propaganda er ook niet vreemd aan was.[409]

Zoals reeds gezegd begon men steeds meer nadruk te leggen op de morele steun, hoewel het nut van materiële steun zeker niet onderschat werd. Links kon zowat model staan voor de nieuwe stroming die benadrukte dat beide partijen materiële hulp kregen. Het Midden-Oosten was voor de Zesdaagse oorlog volgestopt met wapens, waarvan de helft afkomstig was uit het Westen en de andere helft uit de communistische wereld. “De westerse landen leverden behalve aan Israël aan een reeks Arabische landen, en wel aan de meest reaktionaire regimes. Olie heeft daarmee alles te maken.” Daartegenover stonden enkel Egypte en Syrië die hun moderne wapens via de Sovjetunie hadden verkregen terwijl Irak wapentuig had gekocht van beide blokken. Links concludeerde dan ook dat de Westerse wapenindustrieën heel veel verdiend hadden aan Israël en de reactionaire vorsten uit de regio.[410]

Socialisme keek ongerust toe hoe de grootmachten hun belangen verdedigden in de olierijke regio. De Sovjetunie had een bocht van 180° gemaakt en steunde nu de Arabische aspiraties als wapenleverancier voor Egypte, Syrië en Irak terwijl de Verenigde Staten, onder druk van de joodse lobby, Israël steunden, daarin gevolgd door Groot-Brittannië. Enkel Frankrijk was er in geslaagd een neutraliteitspolitiek te voeren waardoor het kon fungeren als bemiddelaar tussen beide partijen. En dat was nodig aangezien Socialisme stelde dat “on a craint, au début du mois de juin, d’être à la veille d’un nouveau conflit mondial: cette crainte était assurément fondée”.[411]

Europe Magazine volgde Socialisme in de stelling dat Frankrijk er in geslaagd was neutraal te blijven door zijn wapenleveringen aan Israël stop te zetten, maar het blad was van oordeel dat dat uiteindelijk niets aan de situatie veranderd had, aangezien de Verenigde Staten Skyhawks had geleverd als surrogaat voor de Franse Mystères nu de Fransen ook een embargo hadden ingesteld op de wisselstukken voor de vliegtuigen.[412] Aanvankelijk benadrukte het magazine vooral de steun die de Israëli’s ontvingen, maar na de oorlog verschoof die focus richting Arabische landen. Europe Magazine wees erop dat de joodse staat nog steeds niet in haar eigen behoeften kon voorzien en de enorme financiële put van het land kon enkel gecompenseerd worden dankzij “les collectes opérées parmi les Juifs de la diaspora et l’argent de l’Allemagne fédérale, chargée d’expier les crimes commis contre les Juifs par les nazis voici plus de vingt ans”. Men liet dus duidelijk merken dat men niet gediend was met deze herstelbetalingen die nu al twintig jaar aansleepten en waardoor Duitsland al ruim één miljard dollar had afgedragen terwijl het elk jaar ook nog eens tientallen miljoenen aan de joodse staat schonk. Het werd tijd dat de relaties tussen Duitsland en de joodse staat genormaliseerd werden, maar “les sionistes font naturellement tout pour retarder ce jour, et tentent en conséquence d’entretenir chez les Allemands un sentiment de culpabilité perpétuel si profitable à leur Etat”.[413] Die herstelbetalingen zullen zeker niet bijgedragen hebben tot een positievere houding van Europe Magazine tegenover de joden aangezien het blad de facistische ideologie nog steeds hoog in het vaandel droeg. Na het einde van de oorlog kwam er echter hoe langer hoe meer kritiek op Moskou. “C’est, sans conteste, l’URSS qui est responsable, pour une bonne part, de la course aux armements qui s’instaura dans le Levant!”[414] Bovendien was de Sovjetunie reeds begonnen met de heropbouw van het Egyptische leger dat heel wat materiaal verloren had in de voorbije oorlog. Een groot deel van de Egyptische militaire infrastructuur was vernietigd door de Israëli’s, maar er was eveneens een niet onaanzienlijk deel in Israëlische handen gevallen waardoor Europe Magazine spottend opmerkte dat men op de Egyptische vraag naar nieuwe wapens in het Kremlin had geantwoord: “D’accord, mais le générale Moshe Dayan vous a-t-il déjà fait savoir ce dont il avait besoin?”[415]

Streven en Pourquoi Pas? waren zowat de enige tijdschriften die meenden dat de Arabische landen meer steun kregen van hun bondgenoot. Het katholieke blad stelde dat de Sovjetunie dadelijk begonnen was met de heropbouw van de Egyptische militaire macht terwijl Frankrijk door zijn neutraliteit en bijhorend wapenembargo vooral Israël trof aangezien de Israëlische luchtmacht was opgebouwd uit Franse Mystères terwijl de Arabische landen toch vooral Russisch materiaal gebruikten.[416] Pourquoi Pas? volgde bijna dezelfde redenering, maar was dan weer teleurgesteld in de houding van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De Sovjetunie had het Egyptische leger voor 80 procent opnieuw opgebouwd, maar de Amerikanen en de Britten weigerden voor Israël hetzelfde te doen.[417]

De overige tijdschriften hadden niet echt veel aandacht voor eventuele materiële steun aan het Midden-Oosten. De Nieuwe vermeldde wel terloops dat Jordanië Amerikaanse Starfighters zou krijgen om een dreigende opstand, aangemoedigd door de Sovjetunie, de kop in te drukken en dat Egypte ook na de oorlog kon blijven rekenen op Russische steun, maar het blad kreeg pas belangstelling voor het onderwerp toen de Verenigde Staten Israël opnieuw begonnen te steunen. “De in allerlei berichten geweldig overdreven Russische presentie in Egypte is de laatste tijd voor Israël aanleiding om in het Westen op de anti-Russische gevoeligheid te spekuleren.” De joodse staat hoopte op die manier immers meer wapens los te krijgen van het Westen. [418] 

 

3.2.3. De Egyptische aanval op de Eilath

 

Toen Egypte op 21 oktober 1967 het Israëlische oorlogsschip de Eilath tot zinken bracht, schrok de wereld op. De Zesdaagse oorlog was misschien toch nog niet ten einde en een nieuw conflict in het Midden-Oosten zou wel eens kunnen leiden tot een wereldoorlog. Bovendien waren de Verenigde Staten ook bezorgd over de methode waarop de Eilath tot zinken was gebracht. Dat gebeurde immers door middel van een Russische raket waardoor de ongenaakbaar geachte positie van de Amerikaanse Zesde Vloot in de Middellandse Zee opeens in gevaar kwam.

Europe Magazine beschouwde de Egyptische aanval op de Eilath en de daaropvolgende Israëlische represailles als gevaarlijker voor de wereldvrede dan de oorlog in Vietnam. Het magazine meende immers dat het de Sovjets waren die de raketten hadden afgeschoten. “Il est vain de se demander si des spécialistes russes se trouvaient ou non à bord des deux vedettes lance-torpilles égyptiennes qui lui décochèrent leurs fusées à tête chercheuse, comme il est superflu de savoir si le destroyer israélien avait, ou non, pénétré dans les eaux territoriales égyptiennes.”[419] De Sovjetunie wou immers een nieuw conflict waardoor het een stevigere machtsbasis in het Midden-Oosten zou kunnen vestigen.

Streven had het evenmin begrepen op de Egyptische actie die bovendien plaatsvond op een moment waarop er nog onderhandeld werd. Het blad gaf wel toe dat de schuldvraag moeilijk te beantwoorden viel, maar het was er van overtuigd dat het niet echt een tactische zet geweest was van Nasser. “Hij had kunnen verwachten, dat Tel-Aviv dit niet zonder meer zou laten passeren, en het antwoord kwam dan ook enkele dagen later, toen de Israëliërs olieraffinaderijen en opslagplaatsen in Suez in brand schoten, waardoor Egypte ernstige economische schade leed.” Het enige resultaat van deze agressie was volgens Streven dan ook dat de grootmachten in de regio nog meer tegenover elkaar geplaatst werden aangezien er dadelijk een Sovjetdelegatie naar Caïro was afgereisd terwijl de Verenigde Staten hun wapenleveranties aan Israël opnieuw hervatten.[420]

Ook Links meende dat de schuldvraag niet zo gemakkelijk te beantwoorden viel aangezien er drie mogelijke hypothesen waren. “Er is sprake geweest van een provocatieve actie van Israël (de Eilath zou dus wel de territoriale wateren van Egypte zijn binnengevaren), om door opvoering van de spanning de verbetering van de betrekkingen tussen Egypte en Engeland en de geheime onderhandelingen tussen Egypte en de Verenigde Staten te doorkruisen.” Het socialistische blad vond die verklaring best aannemelijk aangezien het niet de eerste keer zou zijn dat Israël gebruik maakte van die politiek. “Een tweede mogelijkheid is, dat de Israëlische provocatie een argument moest scheppen, om de andere zijde van het kanaal, eventueel Cairo te bezetten.” Ook dit leek aanneembaar volgens Links aangezien de Israëlische pers beweerde dat dit geen vergeldingsactie was voor de vernietiging van de Eilath, maar dat de actie reeds langer gepland was. “Een derde veronderstelling is dat Nasser de Eilath tot zinken heeft willen brengen (en dus eventueel geraakt zou hebben buiten zijn territoriale wateren), om de kritiek vanuit de Arabische wereld te ondervangen, als zou hij een vernederend politiek compromis met Israël willen sluiten.” Dit was volgens Links de minst waarschijnlijke hypothese, aangezien Egypte dadelijk had laten weten dat men het staakt-het-vuren zou blijven nakomen waardoor men onomwonden de weg naar een compromis openhield. Het enige vaststaande feit was volgens het socialistische blad dan ook dat dit het eerste Arabische militaire succes sinds twintig jaar was en zowel binnen de Israëlische regering als in de Verenigde Staten, die opeens hun vloot bedreigd zagen, was grote ongerustheid ontstaan.[421]

Pourquoi Pas? gaf eveneens toe niet goed te weten wie nu eigenlijk de schuldige was, al wees men hier eerder in de richting van Egypte. Men schoof zelfs de hypothese naar voor dat het een autonome actie geweest zou kunnen zijn van een aantal Egyptische soldaten zonder dat Nasser er weet van had. Wat wel vaststond was dat “le chef d’état-major de l’armée soviétique, le général Sokolov, s’est immédiattement rendu dans la capitale égyptienne, et il est douteux que ce soit pour féliciter les auteurs du dernier exploit militaire égyptien. Les commentaires de Moscou sont d’ailleurs très prudents en ce qui concerne la destruction de l’Eilath”.[422]

Tenslotte waren er nog enkele tijdschriften die de gebeurtenissen zonder enige aarzeling op de rekening van Israël schreven. ’t Pallieterke beschouwde, net als Europe Magazine, de gebeurtenissen in het Midden-Oosten als gevaarlijker voor de wereldvrede dan de oorlog in Vietnam. Maar toch meende men dat het Egyptische initiatief gerechtvaardigd was aangezien het niet de eerste keer was dat de Eilath in het nieuws kwam. “Het had  de gewoonte te patrouilleren in Egyptische wateren. Het observeerde wat er te Port-Saïd gebeurde. Het opende geregeld het vuur op kleine Egyptische schepen, meestal vissersvaartuigen. Zo waren er ettelijke Egyptische vissers om het leven gekomen.” Het blad vond het dan ook onrechtvaardig dat de Belgische pers zo zwaar tilde aan dit geval, terwijl er niets aan de hand geweest zou zijn wanneer een Egyptisch schip dat op joodse vissers had geschoten door een Israëlische raket tot zinken zou zijn gebracht. De Israëlische represailles waren dan ook totaal onaanvaardbaar.[423]

De Nieuwe verdedigde de Egyptische actie vanuit dezelfde optiek. De Eilath had enkele maanden geleden enkele Egyptische schepen gekelderd en werd er bovendien van verdacht de Egyptische territoriale wateren te zijn binnengedrongen. Men was evenmin te spreken over eventuele Israëlische represaillemaatregelen, juist omwille van het feit dat Israël reeds heel wat Egyptische schepen tot zinken had gebracht.[424]

 

3.2.4. De houding ten opzichte van de Verenigde Naties

 

De rol van de Verenigde Naties in de Zesdaagse oorlog was voor velen cruciaal geweest aangezien er enkele weken na het vertrek van de vredesmacht opnieuw een oorlog losbarstte in het Midden-Oosten. Die terugtrekking werd dan ook niet door iedereen als positief ervaren. Pourquoi Pas? was niet te spreken over de beslissing van Secretaris-Generaal U Thant. De terugtrekking van de blauwhelmen was net hetzelfde als Egypte en Israël met getrokken messen tegenover elkaar te plaatsen. Bovendien was het Nasser die het hardste profiteerde van de nieuwe situatie want “les fedayins passent à nouveau régulièrement la frontière du côté de Gaza. Enfin et surtout, M. Nasser vient, à nouveau, d’interdire le passage de la Mer Rouge aux bateaux israéliens”.[425] Daarom besloot het blad ook met te stellen dat M. Thant de wereld had opgezadeld met een enorm moeilijk probleem, dat de vrede in gevaar zou brengen in de meest onstabiele regio van de wereld. En ook na de oorlog bleef men richting Verenigde Naties wijzen als grote verantwoordelijke en men probeerde een antwoord te vinden op de vraag waarom Thant deze op het eerste gezicht vrij onverantwoorde beslissing had genomen. Thant zelf beweerde dat hij de beslissing had genomen omdat hij niet het recht had VN-troepen te  handhaven op een grondgebied tegen de wil van de regering. Het liberale tijdschrift vermoedde echter dat er meer achter zat. “Mais ce qu’il n’a pas dit et ce qui est patent pour les habitués des Nations unies est qu’il était fatigué de faire face au nom de nations qui ne lui donnent pas les moyens d’une politique. Qu’il est fatigué de vouloir, tout seul, sauver la paix alors que dans l’Organisation dont il est le sécrétaire général la paix semble le souci mineur d’un certain nombre d’Etats membres et non des moindres.”[426] Thant zou vooral de situatie in Vietnam beu zijn geweest waardoor hij de beslissing had genomen om de grootmachten kennis te laten maken met de gevolgen van hun intriges die door moesten gaan als wereldpolitiek.

De Revue Générale Belge had het evenmin op de Verenigde Naties begrepen, zeker niet toen zij in maart 1968 een Israëlische campagne tegen het terrorisme in de grensstreek veroordeelden. Die veroordeling zou immers door de Arabieren geïnterpreteerd worden als “un encouragement aux actes agressifs”, die er de volgende dagen dan ook gekomen waren.[427]

Ook Socialisme en Streven hadden gelijkaardige bezwaren tegen de terugtrekking. Socialisme was niet gewonnen voor het juridische argument van Thant en stelde dan ook dat “lorsque la paix est en danger, le juridisme peut nuire”, terwijl Streven schreef dat de Egyptische troepen dadelijk de plaats innamen van de blauwhelmen en de Straat van Tiran afsloten, wat het katholieke blad dan ook beschouwde als een tekortkoming van de VN-politiek.[428]

De Nieuwe was eveneens gekant tegen de Verenigde Naties, maar dan vanuit een totaal ander standpunt. Terwijl de reeds behandelde tijdschriften, die trouwens allemaal een gematigde ideologie voorstonden, allen meenden dat Israël benadeeld werd door de beslissing van de Verenigde Naties, trok De Nieuwe een besluit dat radicaal inging tegen het vorige. De Verenigde Naties hadden de joodse staat bevoordeeld tijdens de Zesdaagse Oorlog door pas een staakt-het-vuren af te kondigen nadat Israël zijn voornaamste oorlogsobjectieven verwezenlijkt had.[429]

Maar er waren ook tijdschriften die de houding van de Verenigde Naties correct vonden. Links argumenteerde dat men U Thant niets kwalijk kon nemen want “de VN-troepen lagen er om Egypte tegen Israël te beschermen en niet omgekeerd. Ze lagen er op Egyptisch verzoek en op Egyptisch gebied; Israël heeft altijd geweigerd die troepen toe te laten”.[430] En ook ’t Pallieterke meende dat de pro-Israëlische pers nu niet moest gaan klagen. Toen de Israëli’s zich terugtrokken uit de Sinaï om te worden vervangen door blauwhelmen, had de toenmalige Secretaris-Generaal Hammarskjold volgens het extreem-rechtse tijdschrift “uitdrukkelijk bedongen” dat die terugtrekking onvoorwaardelijk zou zijn. Daarenboven had hij eveneens voorgesteld om ook VN-troepen aan de Israëlische kant van de grens te plaatsen, maar dat had de joodse staat steeds geweigerd. De Verenigde Naties trof hier dus geen schuld. Maar dat betekende nog niet dat ’t Pallieterke meende dat de internationale organisatie ook een oplossing konden vinden voor het probleem. Het blad vroeg zich af of de Verenigde Naties een staakt-het-vuren konden opleggen dat gerespecteerd zou worden door beide partijen. “Misschien wel, maar dan is de kans groot dat de UNO aan de joden zal vragen zich terug te trekken achter de grenzen van 1948, waarover ze thans op sommige plaatsen zeer ver doorgedrongen zijn. En verder zal de UNO wel verplicht zijn bij de Joden aan te dringen opdat de 2 miljoen Arabieren, die de joden in 1948 verdreven hebben uit Palestina, naar hun haardsteden kunnen terugkeren. Dat zou betekenen dat Israel een gemengd Arabisch-Joodse staat wordt, zoals oorspronkelijk in veler bedoeling heeft gelegen. Niet iedereen was het ermee eens dat de Joden twee miljoen Arabieren simpelweg uit hun vaderland verdreven. Met andere woorden, Israël vreest een UNO-bemiddeling. Om die reden trachten de joden met militaire middelen hun onderhandelingspositie te versterken. Hoe meer vuistpanden de joden in handen hebben, des te sterker zij bij de onderhandelingen staan, denken de bij uitstek machtspolitiek en militaristisch redenerende Joden.”[431] Hieruit blijkt dus dat men bij het extreem-rechtse blad niet echt geloofde in de goede wil van de joden om tot een oplossing te komen. Over Arabische verplichtingen werd trouwens niet gesproken.

 

3.2.5. Resultaten

 

Voor de derde keer in amper twintig jaar tijd was er een oorlog uitgebroken tussen Israël en de Arabische wereld die het omringde. Bijna alle tijdschriften vonden dan ook dat het tijd was om eens te evalueren wat er nu uiteindelijk bereikt was en hoe mogelijke conflicten in de toekomst vermeden konden worden. Lang niet iedereen bekeek de situatie positief.

De Revue Générale Belge oordeelde dat het de Arabische landen waren die een oplossing tegenhielden. Eerst en vooral waarschuwde het katholieke tijdschrift dat het misbruik van het oliewapen hen wel eens zuur zou kunnen opbreken want “ils étouffent petit à petit une poule dont les oeufs d’or sont indispensables à la santé de leur économie”.[432] Men begreep bovendien niet waarom de Arabische wereld het bestaan van Israël bleef ontkennen ondanks drie opeenvolgende nederlagen. De Arabieren leken niet te begrijpen “qu’aucune puissance non arabe, même l’Union soviétique et certainement la France, ne permettrait l’élimination de cet Etat, et qu’il faudra bien arriver tôt au tard à un règlement”. Daarmee werd vooral de Egyptische houding bekritiseerd aangezien Nasser geweigerd had deel te nemen aan de Conferentie van Khartoum waar er onderhandeld zou worden over de toekomst van het Midden-Oosten. Bovendien gaf Egypte met die houding Jordanië heel weinig ruimte om positie te kiezen, wat volgens de Revue Générale Belge impliceerde dat Israël daarom het recht had om op te treden tegen terroristen op Jordaans grondgebied. Het Jordaanse regime van koning Hussein was daar immers niet meer toe in staat. Het katholieke blad meende dan ook dat een oplossing in het voordeel van de Arabische landen was aangezien zij dan een minder groot deel van hun budget aan wapens moesten uitgeven zodat er meer geld vrijkwam om een einde te maken aan het lijden van de Palestijnse vluchtelingen in wiens naam de Arabische leiders beweerden te spreken.[433] De Revue Générale Belge verdedigde hiermee dus impliciet de stelling dat de Arabische staten maar een oplossing moesten zoeken voor de vluchtelingen en dat het dus geen Israëlisch probleem meer was.

Pourquoi Pas? was dan weer heel opgetogen over de Israëlische overwinning in de Zesdaagse Oorlog. “Ils ont sauvé leur patrie, ils l’ont sauvée seuls, contre des dizaines de millions d’Arabes qui, s’ils avaient gagné, auraient sans doute recommencé Auschwitz.” Het Israëlische leger had nog maar eens bewezen dat het superieur was aan de Arabische.[434] Het was bovendien nog maar eens duidelijk geworden dat het niet volstond om goede wapens te hebben, maar dat men ook over de nodige competentie moest beschikken om er mee om te gaan, en daar leek het de Egyptische officieren nu juist aan te ontbreken.[435] Men moest nu echter werk gaan maken van een oplossing, want het liberale blad was ervan overtuigd dat de oorlog op elk moment opnieuw kon uitbreken, zeker na de gebeurtenissen met de Eilath. Maar het was ook een goed moment om tot een oplossing te komen omdat het  er naar uitzag dat “certains pays arabes sont prêts à reconnaître le droit à l’existence d’Israël, pour autant qu’on leur accorde des compensations”. Men zag echter zelf ook wel in dat Israël daar niet zomaar op zou ingaan aangezien de joodse staat er niet echt op zat te wachten dat Nasser de Straat van Tiran opnieuw zou kunnen sluiten of dat de Syriërs opnieuw vanuit de Golanhoogte joodse kibboutzim onder vuur zouden kunnen nemen.[436] Het blad verdedigde dus het principe van de Israëlische bezetting, maar oordeelde anderzijds dat een mogelijke oplossing er enkel één kon zijn waarin wederzijdse toegevingen werden gedaan.[437] Het blad had immers niet veel vertrouwen in de houding van de beide grootmachten, zeker niet in de Verenigde Staten aangezien zij ervan overtuigd waren dat de Amerikanen de Israëlische eisen nogal sterk afremden omdat het hun bedoeling was om zelf de positie van de Sovjetunie in het Midden-Oosten over te nemen en daar had men zeker geen Groot-Israël voor nodig. De rol van de Sovjetunie in het Midden-Oosten leek voor Pourquoi Pas? uitgespeeld aangezien de Sovjets in de ogen van de Arabieren verraders waren. Ze hadden de resolutie van de Verenigde Naties die een wapenstilstand eiste immers gesteund. Vooral Egypte was helemaal niet te vinden voor een wapenstilstand op het moment dat Israël zijn oorlogsdoelstellingen verwezenlijkt had.[438]

Socialisme was het derde tijdschrift dat de Arabische wereld van slechte wil beschuldigde. Het socialistische blad was ervan overtuigd dat er slechts twee voorwaarden vervuld moesten worden om in de toekomst problemen in de regio te vermijden, namelijk “la reconnaissance par les pays arabes du droit à l’existence de l’Etat d’Israël et la solution du tragique problème des réfugiés”. Men argumenteerde verder dat het vluchtelingenprobleem eigenlijk geen Israëlische fout was aangezien het de Arabieren waren geweest die in 1948 het VN-delingsplan hadden geweigerd waardoor het tot een oorlog was gekomen. Bovendien waren er nog heel wat andere initiatieven geweest om het vluchtelingenprobleem op te lossen waarbij “Israël manifesta chaque fois son volonté de participer à cette solution. Il n’en fut hélas pas de même du côté arabe”. Men ging zelfs nog een stap verder door te beweren dat de Israëlische bezetting van de veroverde gebieden gunstig zou zijn voor de vluchtelingen, ook al hadden ze dat nog niet allemaal begrepen aangezien er ongeveer 150.000 naar Amman gevlucht waren. De Israëlische regering had immers verklaard dat “Israël veut faire rapidement ce que les Etats arabes n’ont pas fait en dix-neuf ans: créer des postes de travail, promouvoir le niveau éducatif et sanitaire”.[439] De Arabieren hadden daarentegen niets gedaan om de vluchtelingen te helpen. Ze wezen enkel Israël met de vinger terwijl Israël in dezelfde periode er wel in geslaagd was een staat op te bouwen en daarin 600.000 joodse vluchtelingen uit de islamitische wereld te integreren.[440] Het socialistische blad betreurde verder dat het conflict religieus bepaald was, waardoor het nog moeilijker zou zijn om tot een oplossing te komen. Immers, “Aucun arabe n’oserait prendre sur lui de négocier avec Israël, car il se verrait accusé de renier son appartenance à l’Islam. Mais de l’autre côté, le gouvernement de Tel Aviv ne peut plus, à présent, renoncer à la partie jordanienne de Jérusalem qui vient d’être ‘reconquise’, car cette conquête se rattache aux espérances messianiques du peuple juif”.[441]

Naarmate de tijd verstreek en er nog steeds geen akkoord was tussen Arabieren en joden, ging Socialisme steeds meer zelf oplossingen aanbieden. Iedereen had immers baat bij vrede. Israël zou niet meer moeten vechten om te overleven terwijl de Arabische landen werk konden maken van de heropbouw van hun economie, want hun economische situatie was dramatisch. Jordanië had een derde van zijn bebouwbare land verloren en ontving geen inkomsten meer van de toeristische aantrekkingspool Jeruzalem, terwijl ook Egypte de inkomsten van het Suezkanaal verloren had. Bovendien steunde het blad steeds minder de Israëlische aanspraken op de veroverde gebieden aangezien “la guerre de défense ou de survie serait ainsi transformée en une guerre de conquête, ce qui est inadmissible”. De overwinnaars mochten wel iets krijgen voor hun overwinning, zoals de vrije doorvaart door de Straat van Tiran en het Suezkanaal of de erkenning “de facto” en “de jure” van de joodse staat door de buurlanden, maar “garder des territoires enlevés par la force des armes, n’est pas une solution acceptable: le problème doit être résolu par la négociation”. Daarop herhaalde het socialistische tijdschrift nog eens zijn oplossing, zij het ditmaal iets gematigder: de erkenning van de staat Israël door de Arabische wereld in ruil voor Israëlische medewerking aan de oplossing van het Palestijnse vluchtelingenprobleem. Het blad bleef echter vrij pessimistisch over een mogelijke goede afloop en zag enkel heil in een bemiddelingspoging van de ongebonden landen, zoals het Joegoslavië van Tito.[442]

La Gauche, het Franstalige radicaal-socialistische blad, volgde de redenering van Socialisme in verband met het positieve effect van de Israëlische bezetting op de situatie van de vluchtelingen niet. Zij meenden zelfs dat een Israëlische bezetting nefast zou zijn voor de Palestijnen aangezien Moshe Dayan reeds had laten horen dat Israël een joodse staat moest blijven. Israël kreeg dus dadelijk het label “racistisch” opgeplakt en had daardoor volgens het linkse blad slechts twee opties, die allebei negatief waren voor de Palestijnse vluchtelingen. “Ou bien on organise un nouvel exode vers les pays arabes encore affaiblis par cette guerre, ou bien on organise la ségrégation à la manière de l’Afrique du Sud”.[443] De bezetting kon dus enkel tot meer haat leiden waardoor het gevaar voor een nieuwe oorlog opnieuw om de hoek kwam kijken. Maar ook een oorlog zou volkomen nutteloos zijn aangezien “on n’image pas la défaite d’Israël, armé et soutenu par les puissances occidentales, mais on ne peut imaginer non plus qu’Israël puisse vaincre définitivement l’ensemble de la coalition arabe qui, d’ailleurs, dispose d’une arme de poids: la menace sur les installations pétrolières”.[444]

Ook het Nederlandstalige zusterblad Links had het niet zo begrepen op de “racistische klassenstaat Israël”. Het was onwaarschijnlijk dat de oorlog opnieuw tien jaar zou stilliggen aldus Links, aangezien de Arabische verbittering vergroot werd door een nieuwe stroom vluchtelingen en door het Israëlische voornemen om de bezette gebieden ook bezet te houden. Een oplossing, die er enkel kon komen door de integratie van de joodse staat in de Arabische wereld, leek verder weg dan ooit, zeker nu het er naar uitzag dat het “zelfs voor koning Hoessein van Jordanië, hoewel altijd pro-westers, vrijwel onmogelijk lijkt zich bij de toestand die geschapen is en die Israël wil bestendigen, neer te leggen zonder zijn troon te verliezen”.[445] Het blad betreurde dat de conservatieve Arabische regimes het hardste profiteerden van de situatie aangezien de aandacht van de bevolking afgeleid werd van de “binnenlandse feodale wantoestanden”. Diezelfde argumentatie werd enkele maanden eerder trouwens ook al eens gegeven door La Gauche, maar dan met de oliemaatschappijen in plaats van de conservatieve Arabische regimes. De oplossing waarin Links geloofde, hield dan ook vooral Israëlische toegevingen in. Er werd geëist dat Israël een revolutie moest ondergaan die “de zionistische machtsstructuur en alle elementen van joodse suprematie” moest afschaffen en deze niet-zionistische staat moest “de Palestijnse vluchtelingen die willen terugkeren repatriëren en degenen die liever niet terugkeren volledig schadeloos stellen voor het verlies van hun land, hun bezit en voor hun lijden”. Bovendien was het nieuwe Israël verplicht de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat te steunen indien de Palestijnen dat wensten en wanneer dat niet het geval was moest het “getransformeerde niet-zionistische Israël een politiek blijven voeren van een vermenging van Israëli’s en Palestijnen in een federale, niet-nationalistische socialistische staat”.[446]

Europe Magazine was helemaal niet tevreden met de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog, de Sovjetunie had immers zijn positie in de regio versterkt, terwijl ook Israël enkel gewonnen leek te hebben. De Arabische staten voelden zich misschien wel verraden door de Sovjethouding inzake de oorlog en de daaropvolgende onderhandelingen, maar daar stond tegenover dat de Sovjets bezig waren met “reconquérir l’amitié arabe en recommençant à livrer, aux forces égyptiennes, syriennes et, pourquoi pas, jordaniennes, les sous-marins, avions et chars qu’elles ont perdus au cours de ‘la semaine la plus longue’”.[447] Het extreem-rechtse blad was ervan overtuigd dat Egypte volledig gecontroleerd werd door de Sovjetunie, wat ook past in hun latere beschuldiging aan het adres van de Sovjets. Europe Magazine wees hen immers aan als de auteurs van de Egyptische raketaanval op de Eilath.[448] Egypte werd dus beschouwd als een Sovjetprovincie en ook de andere Arabische landen leken in de invloedssfeer van de Sovjets gekomen te zijn, maar ideologisch leek de Arabische wereld steeds meer gewonnen te zijn voor China. De Arabieren leken er echter niet zo goed aan toe te zijn, vooral Jordanië had te lijden gehad onder de Israëlische aanvallen aangezien dat land op 48 uur twee derde van zijn economisch bruikbaar grondgebied had verloren terwijl de revolutionaire Syriërs al langer op een gelegenheid wachtten om de anti-communistische koning Hussein af te zetten.[449] Europa Magazine meende dan ook dat de dagen van koning Hussein geteld waren. “Malgré l’aide anglo-saxonne, il ne peut survivre qu’en entreprenant avec les Israéliens des conversations directes pour la récupération des territoires fertiles qu’ils lui ont enlevés.” Maar men voegde er dadelijk aan toe dat praten met Israël in de Arabische landen gelijkgesteld werd met het tekenen van je doodsvonnis. Bovendien leek Israël niet van plan te zijn om zich snel terug te trekken uit de veroverde gebieden.[450] De Israëlische nationalisten hoopten immers op een Groot-Israël en ook Dayan had al laten horen dat Israël niet van plan was om te vertrekken uit Jeruzalem. Hoewel iedereen ervan uitging dat de verklaringen van Moshe Dayan voor eigen rekening waren, meende het magazine dat “il lançait des ballons d’essai et l’expérience a mainte fois prouvé qu’il traduisait la pensée secrète et réelle du gouvernement”.[451] Zowel joden als Arabieren baseerden zich echter op historische aanspraken inzake Jeruzalem, maar het extreem-rechtse blad vond dat “Jérusalem est non seulement une ancienne ville juive, elle est aussi une ville du monde, riche de souvenirs et entourée d’une ‘aura’ divine. A ce titre, tous les hommes doivent pouvoir y accéder librement”.[452] Hiermee verdedigde het blad opvallend genoeg het standpunt van de Verenigde Naties, dat Jeruzalem onder internationaal bestuur wou plaatsen. Men was dan ook helemaal niet te spreken over de Israëlische beslissing om van Jeruzalem de hoofdstad van Israël te maken. Ondanks alles oordeelde het blad dat de uitkomst van de Zesdaagse oorlog positief was voor Israël aangezien men veronderstelde dat de Arabische landen in de nabije toekomst wel zouden overgaan tot de erkenning van de joodse staat. Dat zou voor de regering in Tel-Aviv een grote overwinning zijn, zelfs indien men de veroverde gebieden terug zou moeten geven. “Mais n’est-il pas trop chèrement payé par l’installation en force des Soviétiques en RAU, et sans doute aussi en Syrie?”. De balans was dus positief voor zowel Israël als voor de Sovjetunie, wat Europe Magazine allerminst toejuichte.[453]

Tenslotte was er nog De Nieuwe, dat ook al niet pro-Israël was. Het blad geloofde nooit dat Israël de veroverde gebieden zou teruggeven. Israël was immers al begonnen de “tijdens de agressie-oorlog tegen de omliggende Arabische landen” veroverde gebieden te koloniseren. Dat maakte meteen een einde aan de speculaties over de Israëlische bereidheid om zich terug te trekken of de veroverde gebieden terug te geven in ruil voor de erkenning van Israël. Bovendien werd ook Jeruzalem systematisch met joden bevolkt. Daarbij kwam nog dat de Israëli’s het bestand niet leken te respecteren en reeds drie maal de Egyptische stad Ismailia beschoten hadden, wat bevestigd zou zijn door de VN-waarnemers.[454] Vrede leek dan ook nog heel ver weg aangezien “de vele tekenen die schijnen te wijzen op een concilianter Egyptische houding door Israël niet met een soortgelijke de-escalatie beantwoord worden”.[455]

 

3.3. Besluit

 

Tussen de Suezcrisis en de Zesdaagse Oorlog hadden er in het Belgische tijdschriftwereldje wel enkele verschuivingen plaatsgevonden. De Linie veranderde zijn naam niet alleen in De Nieuwe, maar nam ook een ander profiel aan. Het tijdschrift verschoof van een conservatief katholiek standpunt naar de linkerzijde van het ideologische spectrum terwijl er opnieuw  radicaal-linkse tijdschriften opdoken, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, respectievelijk Links en La Gauche. Zij vulden het gat op dat de steeds meer gemarginaliseerde communistische pers in België had laten vallen.

De Belgische katholieke pers aan beide kanten van de taalgrens verdedigde de Israëlische standpunten, al moet toegegeven worden dat de Revue Générale Belge zich heel wat militanter opstelt dan het Nederlandstalige Streven. Dit laatste was dan ook minder conservatief en katholiek dan de Waalse vertegenwoordiger aangezien het in de eerste plaats wilde informeren. Het had dus geen nood aan de verdediging van de christelijke waarden tegen het communisme, al stond het blad zeker niet positief tegenover de Sovjetunie. Ook Streven had dus zijn neutrale masker laten vallen en steunde voluit de Israëlische politiek, al ging dat niet gepaard met veel verwijten aan het adres van de Arabieren, iets dat de conservatieve Revue Générale Belge veel meer deed.

Binnen de socialistische pers was er een duidelijke scheidslijn merkbaar tussen de meer centrumgerichte tijdschriften Socialisme en Socialistische Standpunten enerzijds en de meer combatieve bladen La Gauche en Links. Opvallend is dat Socialistische Standpunten geen enkel artikel bracht in verband met de crisis in het Midden-Oosten. Het blad had zelfs totaal geen aandacht voor het buitenland in het algemeen, buiten een occasioneel stuk over de Sovjetunie. Socialisme nam al evenmin gewaagde standpunten in en bleef de joodse staat verdedigen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat zij Israël bleven steunen omwille van de overtuiging dat het in wezen nog steeds een socialistische en progressieve staat was die zich moest verzetten tegen de reactionaire regimes uit de Arabische wereld, al lijkt dit laatste weinig waarschijnlijk aangezien het juist de progressieve Arabische regimes waren die het voortouw namen in de strijd tegen Israël. Daarom is het veel aannemelijker dat de opinie van dit blad heel sterk bepaald werd door de Belgische Socialistische Partij die tijdens de crisis in het Midden-Oosten niet in de regering zat, maar wel, samen met de meerderheid, een pro-Israëlische politiek voerde.[456] De houding van de linkervleugel van het Belgische socialisme was het daar niet mee eens en dat kwam dan ook tot uiting in hun persorgaan. Zowel Links als La Gauche klaagden de Israëlische agressie aan, al toonde het Nederlandstalige tijdschrift aanvankelijk nog enig begrip voor de Israëlische situatie. Later werd de houding van Links plots harder, misschien onder invloed van het Franstalige zusterblad of, zoals het blad zelf beweerde, uit teleurstelling over de imperialistische politiek van de joodse staat.

Het liberale Pourquoi Pas?, dat spijtig genoeg nog steeds geen Nederlandstalige tegenhanger bezat, koos nog steeds voluit voor de joodse staat. Het meende voor de oorlog dat de Israëlische represailles in Jordanië gerechtvaardigd waren, dat de blokkade van de Golf van Akaba voldoende reden was voor Israël om de oorlog te verklaren aan Egypte en tenslotte keurde het ook de Egyptische raketaanval op de Eilath scherp af. Het blad stelde zich dus opnieuw op als de enige onvoorwaardelijke bondgenoot van Israël in de Belgische perswereld.

Vanuit Belgische extreem-rechtse hoek kwam er een eensluidende veroordeling van de Israëlische initiatieven, al sprak Europe Magazine zich daar opnieuw niet heel negatief over uit aangezien het blad anders de Arabische these zou moeten gaan verdedigen en zo ver wilde het nu ook weer niet gaan. Het Franstalige magazine beschouwde immers zowel de Arabische volkeren als de joden als minderwaardig en verdedigde enkel de Europese volkeren, maar die hadden nog maar weinig te zeggen in het Midden-Oosten. ’t Pallieterke deed er daarentegen alles aan om de joden in diskrediet te brengen en het maakte hen dan ook niet uit achter wie ze zich moesten scharen om dat te bereiken. Het blad huldigde simpelweg het principe “de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden”, waardoor het blad ook zijn kritiek op Nasser moest opbergen, al was die tijdens de Suezcrisis ook al niet heel scherp geweest.

Tenslotte is er nog De Nieuwe dat er een beetje tussenuit viel. Het had zijn zuiver katholieke achtergrond afgezworen door de nieuwe lancering met een lekenredactie en ging een linkse koers varen. Maar het paste evenmin binnen de linkse ideologie aangezien het een sterke band ontwikkelde met de Vlaamse Beweging waardoor het blad meer en meer beschouwd ging worden als de spreekbuis van het linkse flamingantisme. In deze problematiek viel de verschuiving van het ideologisch karakter van De Nieuwe op het eerste gezicht niet zo hard op aangezien het blad in zijn oude stijl dezelfde standpunten had verdedigd. Het had immers steeds negatief over Israël bericht, al lagen de klemtonen nu wel enigszins anders. De beschrijvingen van de schendingen van christelijke plaatsen en het betreurenswaardige lot van de vluchtelingen werden vervangen door aanklachten tegen de kolonialistische buitenlandse politiek van de joodse staat. Wanneer men echter naar de houdingen van de andere ideologieën kijkt, viel de verschuiving enorm op omdat de vroegere geestesgenoot van De Nieuwe, namelijk de Revue Générale Belge, nu heel positief stond tegenover Israël, terwijl het Vlaamse blad zich juist afzette tegen de joodse staat en de Arabische standpunten verdedigde.

Hieruit kan dan ook besloten worden dat het enige communautaire verschil gelegen was in de militantere houding van de Franstalige tijdschriften ten opzichte van hun Nederlandstalige tegenhangers, wat zowel het geval was binnen de katholieke als binnen de socialistische zuil. De communautaire tegenhangers binnen de zuilen waren nog nooit zo eensgezind geweest en ook de traditionele links-rechts-tegenstelling was op het eerste gezicht verdwenen. Zowel de extreem-linkse als de extreem-rechtse pers, aangevuld met De Nieuwe, veroordeelde de politiek van Israël terwijl de gematigde tijdschriften allen voorstander waren van de Israëlische acties. Dit was eveneens één van de redenen waarom de ideologische verschuiving van De Nieuwe niet zo hard opviel. Het blad had zich vroeger immers steeds in conservatief vaarwater bevonden en was nu wel overgestapt naar de progressieve zijde, maar door de overlappende standpunten had het blad evenzeer een rechts standpunt kunnen verdedigen. Toch was er een verschil tussen de extreem-linkse en de extreem-rechtse pers. De rechterzijde verdedigde actiever de blokkade van de Golf van Akaba, terwijl de linkerzijde ook de bedenking maakte dat Nasser door die blokkade misschien wel eens in de problemen zou kunnen komen, wat het einde zou kunnen betekenen van het progressisme in de Arabische wereld. De linkse ideologie had dus heel wat te verliezen bij een mogelijk conflict terwijl het voor extreem-rechts een win-win-situatie was. Bovendien berichtte Europe Magazine ook niet bepaald positief over de Arabieren in tegenstelling tot de extreem-linkse pers waarin de meeste Arabische stellingen toch verdedigd werden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[302] VAN DEN WIJNGAERT, Van Koude Oorlog tot Nieuwe Wereldorde, 48-50.

[303] KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, 96.

[304] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 83-87.

[305] De Alliance for Progress moest ervoor zorgen dat de Zuid-Amerikaanse landen door Amerikaanse materiële hulp niet dezelfde weg opgingen als Cuba en Guatemala.

[306] KERREMANS, Internationale politiek sinds 1945, 201-204.

[307] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 206-210.

[308] VAN DEN WIJNGAERT, Van Koude Oorlog tot Nieuwe Wereldorde, 40-41.

[309] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 486-489.

[310] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 170-183.

[311] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 494-503.

[312] LAMBERTS, Geschiedenis van de Nederlanden, 302.

[313] WITTE, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 447.

[314] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 513-516.

[315] KOSSMANN, De lage landen, 354-355.

[316] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 519-521.

[317] WITTE, Politieke geschiedenis van België sinds 1830, 450-451.

[318] LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 540-556.

[319] WOUTERS, “Nieuwe”, 2203-2204.

324 BOONE, “Links”.

 

[321] HOFF, Het Midden-Oosten, 91.

[322] OVENDALE, The Middle East since 1917, 92.

[323] WRIGHT, Israel and the Palestinians, 27.

[324] HOFF, Het Midden-Oosten, 93-94.

[325] KERREMANS, Internationale betrekkingen sinds 1945, 134.

[326] OVENDALE, The Middle East since 1917, 93.

[327] HOFF, Het Midden-Oosten, 94-95.

[328] DE VOS, Internationale tegenstellingen na 1945, 152-154.

[329] Streven, “Midden-Oosten”, jan. 1967, 389-390.

[330] Streven, “Midden-Oosten”, juli 1967, 1025-1028.

[331] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[332] SOC, “Israël au Proche-Orient”, juli 1967, 522-530.

[333] PP?, “Krach et pétrole”, 15-12-1966, 14-15.

[334] Aan deze blokkade werden verschillende benamingen gegeven. Sommige tijdschriften spreken over de “Blokkade van de Golf van Akaba” anderen over de “Blokkade van de Straat van Tiran” of de “Blokkade van de haven van Eilath”. Het gaat echter drie maal over dezelfde blokkade, steeds bekeken vanuit een ander perspectief. De haven van Eilath bevindt zich immers in de Golf van Akaba die via de Straat van Tiran uitmondt in de Rode Zee.

[335] PAL, “De kleine vechten, de groten wachten af”, 08-06-1967, 5.

[336] EM, “Israël danger”, 06-06-1967, 4-8.

[337] EM, “Israël”, 13-06-1967, 4-10.

[338] DN, “Kruitvat Midden-Oosten”, 02-06-1967, 1.

[339] DN, “Kruitvat Midden-Oosten”, 02-06-1967, 1.

[340] LG, “Menaces de guerre au Moyen-Orient?”, 27-05-1967, 4.

[341] Links, “De solidariteit met Israël”, 17-06-1967, 3.

[342] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[343] PP?, “De l’antisionisme à l’antinasserisme”, 25-05-1967, 28-32.

[344] SOC, “Israël au Proche-Orient”, juli 1967, 522-530.

[345] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[346] RGB, “Le Moyen-Orient entre la guerre et la paix”, april 1968, 93-98.

[347] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[348] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[349] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[350] SOC, “Israël au Proche-Orient”, juli 1967, 522-530.

[351] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[352] SOC, “Israël au Proche-Orient”, juli 1967, 522-530.

[353] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[354] SOC, “Une guerre pour rien?”, sept. 1967, 598-604.

[355] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[356] PP?, “De l’antisionisme à l’antinasserisme”, 25-05-1967, 28-32.

[357] PP?, “L’Europe et le Moyen-Orient”, 15-06-1967, 32-33.

[358] PP?, “Le prix de la victoire”, 15-06-1967, 6-15.

[359] PP?, “N’acculons pas Israël à préparer une nouvelle guerre!”, 22-06-1967, 22-25.

[360] PP?, “Syrie: la bataille des crêtes”, 15-06-1967, 31.

[361] PP?, “L’OTAN prudent”, 22-06-1967, 14-15.

[362] DN, “De hoogmoed van de heer der heerscharen spreekt uit hun gelaat”, 08-09-1967, 4-5.

[363] DN, “Kruitvat Midden-Oosten”, 02-06-1967, 1.

[364] DN, “Kruitvat Midden-Oosten”, 02-06-1967, 1.

[365] DN, “Midden-Oosten”, 09-06-1967, 3.

[366] DN, “Pat”, 16-06-1967, 8.

[367] DN, “Midden-Oosten”, 30-06-1967, 8.

[368] DN, “Internationale informatie”, 14-07-1967, 3.

[369] PP?, “Israël: les seuls chances de paix”, 29-06-1967, 12-15.

[370] DN, “Wij zijn Israëli’s en geen joden”, 03-11-1967, 3.

[371] DN, “Kruitvat in het Midden-Oosten”, 02-06-1967, 1.

[372] DN, “De hoogmoed van de heer der heerscharen spreekt uit hun gelaat”, 08-09-1967, 4-5.

[373] DN, “De hoogmoed van de heer der heerscharen spreekt uit hun gelaat”, 08-09-1967, 4-5.

[374] LG, “Le dossier israélo-arabe”, 10-06-1967, 5.

[375] LG, “Le conflit au Moyen-Orient”, 10-06-1967, 1.

[376] LG, “La crise au Moyen-Orient: une nouvelle escalade”, 03-06-1967, 5.

[377] LG, “Menaces de guerre au Moyen-Orient?”, 27-05-1967, 4.

[378] Links, “De krisis in het Midden-Oosten”, 03-06-1967, 3.

[379] Links, “De Palestijnse oorlog”, 10-06-1967, 1.

[380] Links, “De linkerzijde en Israël”, 17-06-1967, 1.

[381] Links, “Links en het Midden-Oosten”, 16-09-1967, 2.

[382] Links, “De solidariteit met Israël”, 17-06-1967, 3.

[383] EM, “Israël”, 13-06-1967, 4-10.

[384] EM, “Allemagne et diaspora”, 23-05-1967, 14-20.

[385] EM, “Israël danger”, 06-06-1967, 4-8.

[386] EM, “Régime d’occupation chez les Arabes”, 26-09-1967, 18-22.

[387] EM, “Israël danger”, 06-06-1967, 4-8.

[388] EM, “Le lâchage de Moscou”, 20-06-1967, 4-7.

[389] EM, “Le grang couillong de Port-Saïd”, 08-08-1967, 14-20.

[390] Streven, “Midden-Oosten”, aug. 1967, 1134-1138.

[391] Streven, “Midden-Oosten”, jan. 1967, 389-390.

[392] Streven, “Midden-Oosten”, juli 1967, 1025-1028.

[393] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[394] EM, “Les points chauds d’un conflit”, 20-06-1967, 8-15.

[395] EM, “Israël danger”, 06-06-1967, 4-8.

[396] EM, “Les points chauds d’un conflit”, 20-06-1967, 8-15.

[397] EM, “Ahlan wa sahlan”, 04-07-1967, 14-17.

[398] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[399] Streven, “Midden-Oosten”, aug. 1967, 1134-1138.

[400] PP?, “Khartoum… sur table?”, 10-08-1967, 12-13.

[401] PP?, “Les Etats-Unis et l’URSS, la main dans la main”, 15-06-1967, 16-20.

[402] PAL, “De kleinen vechten, de groten wachten af”, 08-06-1967, 5.

[403] Links, “De krisis in het Midden-Oosten”, 03-06-1967, 3.

[404] Links, “De solidariteit met Israël”, 17-06-1967, 3.

[405] Links, “Links en het Midden-Oosten”, 09-09-1967, 2.

[406] EM, “Israël danger”, 06-06-1967, 4-8.

[407] EM, “Israël”, 13-06-1967, 4-10.

[408] EM, “Les points chauds d’un conflit”, 20-06-1967.

[409] DN, “De hoogmoed van de heer der heerscharen spreekt uit hun gelaat”, 08-09-1967, 4-5.

[410] Links, “Achtergronden van het konflikt”, 17-06-1967, 2.

[411] SOC, “Une guerre pour rien?”, sept. 1967, 598-604.

[412] EM, “Mourir pour Tel-Aviv”, 07-11-1967, 4-8.

[413] EM, “Allemagne et diaspora”, 23-05-1967, 14-20.

[414] EM, “Le lâchage de Moscou”, 20-06-1967, 4-7.

[415] EM, “Ahlan wa sahlan”, 04-07-1967, 14-17.

[416] Streven, “Midden-Oosten”, aug. 1967, 1134-1138.

[417] PP?, “En terre sainte”, 19-10-1967, 14-15.

[418] DN, “Midden-Oosten”, 23-02-1968, 9-10.

[419] EM, “Mourir pour Tel-Aviv”, 07-11-1967, 4-8.

[420] Streven, “Midden-Oosten”, dec. 1967, 290-291.

[421] Links, “Israël’s harde lijn”, 11-11-1967, 2.

[422] PP?, “Vers une nouvelle guerre?”, 26-10-1967, 20.

[423] PAL, “De uitgesloten Arabische wereld”, 02-11-1967, 5.

[424] DN, “Egypte slaat toe”, 27-10-1967, 5.

[425] PP?, “De l’antisionisme à l’antinasserisme”, 25-05-1967, 28-32.

[426] PP?, “Les Etats-Unis et l’URSS, la main dans la main”, 15-06-1967, 16-20.

[427] RGB, “Le Moyen-Orient entre la guerre et la paix”, april 1968, 93-98.

[428] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541 en Streven, “Midden-Oosten”, juli 1967, 1025-1028.

[429] SOC, “Pat”, 16-06-1967, 8.

[430] Links, “De krisis in het Midden-Oosten”, 03-06-1967, 3.

[431] PAL, “De kleinen vechten, de groten wachten af”, 08-06-1967, 5.

[432] RGB, “La guerre des sables”, juni 1967, 93-99.

[433] RGB, “Le Moyen-Orient entre la guerre et la paix”, april 1968, 93-98.

[434] PP?, “Le prix de la victoire”, 15-06-1967, 6-15.

[435] PP?, “Israël: les seules chances de la paix”, 29-06-1967, 12-15.

[436] PP?, “Vers une nouvelle guerre?”, 26-10-1967, 20.

[437] PP?, “Israël: les seules chances de la paix”, 29-06-1967, 12-15.

[438] PP?, “Les Etats-Unis et l’URSS, la main dans la main”, 15-06-1967, 16-20.

[439] SOC, “Israël au Proche-Orient”, juli 1967, 522-530.

[440] SOC, “Une guerre pour rien?”, sept. 1967, 598-604.

[441] SOC, “Le drame du Moyen-Orient”, juli 1967, 532-541.

[442] SOC, “Une guerre pour rien?”, sept. 1967, 598-604.

[443] LG, “La guerre des Chancelleries et le Moyen-Orient”, 17-06-1967, 1.

[444] LG, “Le conflit au Moyen-Orient”, 10-06-1967, 1.

[445] Links, “Sombere vooruitzichten”, 08-07-1967, 2.

[446] Links, “Links en het Midden-Oosten”, 16-09-1967, 2.

[447] EM, “Le lâchage de Moscou”, 20-06-1967, 4-7.

[448] EM, “Ahlan wa sahlan”, 04-07-1967, 14-17.

[449] EM, “Le roitelet déconcerté”, 11-07-1967, 6-11.

[450] EM, “Le grang couillong de Port-Saïd”, 08-08-1967, 14-20.

[451] EM, “Régime d’occupation chez les arabes”, 26-09-1967, 18-22.

[452] EM, “Jérusalem international”, 04-07-1967, 18-25.

[453] EM, “Ahlan wa sahlan”, 04-07-1967, 14-17.

[454] DN, “Consolidatie”, 06-10-1967, 3.

[455] DN, “De heethoofden zitten niet in Kaïro”, 05-01-1968, 8.

[456] DE RAEYMAEKER, België en de Israëlisch-Arabische conflicten, 108-114.