Oorlog zonder einde.  De herdenking van de Eerste Wereldoorlog te Ieper. (Menno Claes)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

1  IEPER

 

Wie vandaag door Ieper loopt, kan niet ontsnappen aan het oorlogsverleden van de stad. Twee van haar bekendste bouwwerken, de Lakenhallen en de Menenpoort, zijn de spil van wat vandaag een heus oorlogstoerisme geworden is. Iedere dag wordt aan de Menenpoort de Last Post gespeeld, ter ere van de vele – voornamelijk Britse - slachtoffers die tijdens de Eerste Wereldoorlog in de streek rond Ieper hun leven lieten. Ieper wordt frequent bezocht door binnen- en buitenlandse toeristen, en elk jaar is de stad op 11 november de ontmoetingplaats voor verscheidene militaire en vaderlandslievende verenigingen en verenigingen van oud-strijders van allerhande overtuiging en ideologie. In dit werk is het de bedoeling na te gaan op welke manier men in Ieper omging en omgaat met de verwerking van de Eerste Wereldoorlog. Men denkt hierbij onmiddellijk aan het In Flanders Fields Museum (=IFFM) dat is ondergebracht in de Lakenhallen, pal in het centrum van de stad, op de Grote Markt. Dit museum is een lokaal, en zelfs nationaal uithangbord geworden; en sinds de opening in 1998 brengen elk jaar duizenden mensen het een bezoek. Daarnaast zijn er de duizenden mensen uit binnen- en buitenland die elk jaar de 11-novemberherdenking bijwonen. Een belangrijk nevenaspect van dit florerende oorlogstoerisme is het profijt dat de lokale middenstand en de horeca eraan hebben.

Toch zijn er ook heel andere aspecten verbonden aan de herdenking. De stad Ieper zit met betrekking tot de herdenkingen met een drieledigheid tussen het lokale, stedelijke niveau, het nationale niveau en het internationale, Britse niveau. Alle drie hebben ze hun ideeën over hoe deze herdenkingen eruit zouden moeten zien. Begrijpelijkerwijze verschillen deze zienswijzen nogal eens van elkaar. Het zou echter onjuist zijn om a priori te stellen dat tussen deze drie niveaus steeds een duidelijk onderscheid te maken valt. Veel waarschijnlijker is het dat een symbiose ontstond tussen deze drie ‘herdenkingsniveaus’. Hierin ligt ook het unieke van de herdenkingen te Ieper. Elk land en elke stad heeft haar eigen herdenkingen, maar slechts zeer zelden zal men er een situatie aantreffen zoals in Ieper. De herdenkingen te Ieper hebben een sterk internationaal aspect, denkt men maar even aan de jaarlijkse Poppy Parade, die een centraal onderdeel vormt van de jaarlijkse herdenkingen. De Last Post die er iedere avond gespeeld wordt door leden van het plaatselijke brandweerkorps werd hun aanvankelijkheid aangeleerd door een lid van het Brits leger.

Ook is er, en niet enkel te Ieper, de strijd om de hegemonie over de herdenkingen tussen patriottische, vaderlandslievende Belgisch-nationalisten en Vlaams–nationalisten. Deze strijd ging zeer ver, tot en met de discussie over de symbolen die op plechtigheden aanwezig zouden zijn. Heden ten dage is een Vlaamse-Leeuwenvlag bijvoorbeeld een symbool als een ander, ze is de vlag van de Vlaamse Gemeenschap in het gefederaliseerde België; maar nog niet eens zo lang geleden werd ze door velen beschouwd als een symbool van landverraders, collaborateurs en separatisten.

Bij de herdenkingen van 11 november te Ieper kan verwacht worden dat de klemtoon, in tegenstelling tot de Belgische en internationale casus, sterk op de Eerste Wereldoorlog gelegd werd en gelegd wordt. De stad is immers de geschiedenis in gegaan als één van de gevaarlijkste plaatsen in het geallieerde front (De Ypres Salient) en gaf – ongewild –haar naam aan het gas (Ieperiet) dat er als wapen werd ingezet. De Engelsen, die mee hun stempel drukken op de Ieperse 11-november-herdenkingen, beschouwen de stad dan ook als een heus bedevaartsoord. Hierin ligt de symboolwaarde van de stad. Ieper is daardoor, zoals gezegd, zowel op lokaal, nationaal als internationaal vlak een eeuwige herdenking van de waanzin van de moderne oorlog.

 

 

2  11 NOVEMBER

 

De Belgische situatie met betrekking tot de herdenkingen van de beide wereldoorlogen bevat een aantal ambiguïteiten. Vooral het gegeven dat de wapenstilstand van de beide oorlogen op dezelfde datum, 11 november, herdacht wordt, is lang niet evident. Tussen beide oorlogen kan men immers, met betrekking tot België, een aantal significante verschillen vaststellen. De Eerste Wereldoorlog was, strikt voor België gesproken, zwaarder dan de Tweede Wereldoorlog. Na de Tiendaagse Veldtocht in mei 1940 zat de oorlog er voor het Belgisch leger op, en was België een bezet land. In een ruimer kader is het uiteraard zo dat de Belgische bevolking niet gespaard bleef van de verschrikkingen en gruwelijkheden van het nazi-regime, maar de casus van de Eerste Wereldoorlog was toch beduidend anders. De soldaten die vier jaar vast zaten in het onbezette gedeelte van het land, liepen iedere dag het gevaar het slachtoffer te worden van kogels of obussen. Daar bovenop waren er de zeer slechte en onhygiënische omstandigheden waarin de frontsoldaten zich bevonden: vervuild water, ratten, ziektes,… ze maakten deel uit van het dagelijkse leven van de frontsoldaat. Dit had dan ook zware psychologische gevolgen, niet het minst bij de familieleden van de soldaten die zich in het bezette deel van België bevonden. Daarnaast moet men rekening houden met het Duits bewind tijdens de twee wereldoorlogen. In de Eerste Wereldoorlog had de regering zich onverzoenlijk opgesteld tegen de Duitse bezetter. Deze stugge houding vormde voor de Duitsers de aanleiding tot het ontmantelen van de hele industrie, waardoor de ravitaillering van levensnoodzakelijke goederen problematisch werd. In de Tweede Wereldoorlog werd gekozen voor de “politiek van het minste kwaad”, gesymboliseerd door de houding van Leopold III. Door de bezetter alleszins niet tegen te werken, was deze geneigd zich soepeler op te stellen, waardoor de bevolking het niet zo zwaar te verduren kreeg als tijdens de Eerste Wereldoorlog. Allerminst wordt geïnsinueerd dat de vier jaren van bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog rozengeur en maneschijn waren. Maar de agressie bij de geleidelijke verovering tegenover de

 

burgerbevolking[1], de ontmanteling van de industrie, het harde beleid van de bezetter, de tweedracht tussen beide landsdelen die de bezetter met haar Flamenpolitik in de hand trachtte te werken en de angst en bezorgdheid voor een familielid die in de IJzervlakte “voor vorst en vaderland” streed maakten dat de Eerste Wereldoorlog op materieel en psychologisch vlak voor het overgrote deel van de Belgen een zware dagelijkse beproeving was.

Toch lag bij de herdenking jarenlang de nadruk op de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor bestaan evenwel een aantal evidente redenen. Er is het voor de hand liggende gegeven dat het aantal overlevenden van de Eerste Wereldoorlog letterlijk een uitstervend segment van de bevolking vormt, in tegenstelling tot de overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Aldus verschuift de klemtoon bijna automatisch in de richting van de Tweede Wereldoorlog, aangezien deze overlevenden mee hun stempel (trachten te) drukken op de herdenkingsplechtigheden. Verder kan men niet naast het feit kijken dat de Tweede Wereldoorlog, in vergelijking met de Eerste -, sterker in het “collectieve geheugen” ligt. In het onderwijs, in de literatuur, in Hollywood,…heeft men jarenlang het thema van de Tweede Wereldoorlog in zijn verschillende facetten belicht, nog meer en nog breder dan hét uitgesponnen facet van de Eerste Wereldoorlog bij uitstek, de loopgravenoorlog. De sterk tot de verbeelding sprekende Holocaust heeft hier zeker toe bijgedragen, alsook het feit dat uit de Tweede Wereldoorlog een wereldwijd schisma is voortgekomen dat ruim 50 jaar tot grote internationale spanningen heeft geleid. Daarnaast heeft de collaboratie, de repressie en de amnestiekwestie de communautaire en ideologische tegenstellingen in België zeer duidelijk aangetoond (hoewel de kiemen hiervan al in of zelfs vóór de Eerste Wereldoorlog liggen, werden ze tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog zeer goed zichtbaar). Verder (en deels uit het voorgaande volgend, deels ten gevolge van de enorme cultus die rond de Führer gevoerd werd) is er het sterke iconografische aspect van de Tweede Wereldoorlog: iedereen weet hoe Adolf Hitler eruitzag, maar vraag de meeste mensen om Wilhelm II te beschrijven en ze zullen de schouders ophalen.

Het leek er een beetje op alsof de Eerste Wereldoorlog een vergeten oorlog was geworden. Dit ondanks het feit dat door de afloop van de Eerste Wereldoorlog (het Verdrag van Versailles) mee de voorwaarden geschapen werden om 20 jaar later een nieuwe wereldbrand te ontketenen. Op Belgisch niveau kelderde men, onder het mom van terechtwijzing van de activisten, de Vlaamse eisen. Het lijkt zeer plausibel te stellen dat aldus veel Vlaamsgezinden die tijdens de Eerste Wereldoorlog nog op de vlakte bleven, in de Tweede Wereldoorlog sneller geneigd waren de kaart van de collaboratie te trekken. Om maar te zeggen, veel van de als zo typerend voor de Tweede Wereldoorlog beschouwde aspecten, vonden hun precedent in de Eerste Wereldoorlog. De laatste jaren is de Eerste Wereldoorlog echter aan een inhaalmanœuvre bezig. Vooral dankzij de aandacht die hij krijgt van enkele nationaal en internationaal vermaarde historici als De Schaepdrijver of Winter begint meer en meer het besef te groeien dat de Eerste Wereldoorlog de moedercatastrofe van de twintigste eeuw is geweest.

In België is 11 november steeds een nationaal feest geweest. Het ging, zeker te Brussel, vaak gepaard met uitingen van patriottisme, en, in de eerste jaren na de oorlog, met militaristisch triomfalisme. De vraag is dan of de  Ieperse bevolking, die sterk Vlaams‑katholiek geënt is, vrede kon/kan nemen met deze uitingen van België boven. Deze problematiek komt zeer duidelijk naar de oppervlakte in de zogeheten Ieperse Furie, de uit de hand gelopen onthulling van het Iepers oorlogsmonument in 1926. Toch kan ook verwacht worden dat de herdenkingen te Ieper een Belgisch getinte inslag kregen. Zo is er het feit dat men te Ieper, altijd en overal rekening moet houden met het internationale aspect van de stad. Ook is er bij de herdenkingen een centrale rol weggelegd voor het in 1930 opgerichte Last Post Comittee, dat uitgesproken Belgisch-royalistisch was en is.

Deze materie wordt uitgebreid behandeld in het eerste deel over het Interbellum. Ook mede om de Ieperse Furie in een breder kader te kunnen plaatsen, zal aandacht geschonken worden aan de rol die oudstrijdersverenigingen hebben kunnen spelen tijdens het Interbellum.

Dit werk wil al deze sociaal-economische, culturele en politieke aspecten rond de Ieperse herdenkingen verwerken in een chronologisch overzicht vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog tot heden. Niet elk jaar zal daarbij aan bod kunnen komen, wel zullen systematisch de belangrijke verjaardagen (1928, 1938, 1948, en zo verder) van de wapenstilstand als uitgangspunt van dit chronologisch overzicht behandeld worden. Zo kan een evolutie geschetst worden van het uitzicht en de impact van de herdenkingen, en van de bredere maatschappelijke context in het Ieperse doorheen de twintigste eeuw. Omdat het gevaar bestaat dat deze verjaardagen niet de relevantie van de Ieperse en Belgische maatschappelijke casus weergeven, wordt ook aandacht besteed aan andere data, die in het oog springen doordat er op nationaal of lokaal vlak belangrijke gebeurtenissen plaatsgrepen (andere belangrijke herdenkingsplechtigheden, verkiezingen, rellen, verzoeningen tussen elkaar bestrijdende kampen, …). Zo is het mogelijk om een duidelijk overzicht te bieden van de wordingsgeschiedenis, de genese van de herdenking, en tevens de verwerking van de Eerste Wereldoorlog. Tegelijkertijd wordt dan ook, grotendeels steunend op enkele basiswerken, de nodige aandacht besteed aan de bredere maatschappelijke context van België en Ieper, aangezien een herdenking nooit als een geïsoleerde gebeurtenis mag beschouwd worden, die als het ware uit de lucht komt vallen, maar steeds teruggrijpt naar één of meer actuele thema’s. Een herdenking is immers zeer vaak de aanleiding tot bezinning. Bezinning over wat gebeurd is, maar ook over hoe het gebeurde doorleeft of doorleefde en over wat op het moment zelf gaande is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Ieperse 11-november-herdenking van 2000, die het toneel vormde van een formele verzoening tussen Vlaamsgezinde oud-strijders en Belgische oud-strijders.

Volledigheid nastreven bij het bekijken van hoe te Ieper de Eerste Wereldoorlog doorleeft is echter quasi onmogelijk, zowel op technisch vlak als op inhoudelijk vlak. Op technisch vlak is het immers mogelijk de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog op verschillende manieren te benaderen. Men kan dit doen door de verschillende monumenten te onderzoeken, door boeken of films over de Eerste Wereldoorlog te analyseren, door te kijken op welke manier men in het onderwijs de Eerste Wereldoorlog behandelt en behandeld heeft. Een andere mogelijkheid, die hier gehanteerd werd, is door vooral de lokale pers te analyseren. Deze manier lijkt het beste in het kader van dit onderzoek, aangezien het de bedoeling is van dit onderzoek om na te gaan op welke manier de herinnering aan en de herdenking van de Eerste Wereldoorlog te Ieper vorm heeft gekregen. Men kan verwachten dat de lokale pers uitgebreid aandacht besteedde en besteedt aan dit onderwerp, en daarbij bijvoorbeeld speciaal lette op de rol die lokale instanties of overheden speelden bij herdenkingsplechtigheden, ook de groots opgezette zoals in 1998. Dit onderzoek wil dus geen personderzoek zijn; de betrachting is om, voornamelijk steunend op de lokale pers, een reconstructie te bieden van de evolutie van de oorlogsbeleving, -herdenking en -herinnering in de stad doorheen de twintigste eeuw.

Ook op inhoudelijk vlak kan volledigheid geen haalbare kaart zijn. Sinds de wapenstilstand van 1918 is de intensiteit waarmee te Ieper de Eerste Wereldoorlog herdacht, herinnerd of verwerkt wordt alleen maar toegenomen. Daarom moeten keuzes gemaakt worden en kunnen een aantal, soms belangrijke aspecten, niet voldoende belicht worden. Zo wordt in dit werk niet stilgestaan bij het grote herdenkingsjaar 1964, toen naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog, te Ieper een heel jaar lang allerlei evenementen werden georganiseerd. Indien hier voldoende tijd en aandacht besteed zou worden aan zulk een groots opgezet evenement, zou het ten koste gegaan zijn van de aandacht voor andere gebeurtenissen. Bovendien zou daarmee het doel van dit werk, een overzicht schetsen van de overlevering van de Eerste Wereldoorlog te Ieper doorheen de twintigste eeuw, in het gedrang komen. Ook werd geen tijd uitgetrokken om het pausbezoek aan de stad in 1985 nader te belichten. Op zich heeft dit bezoek geen uitstaans met het herdenken van de Eerste Wereldoorlog, maar de keuze van paus Johannes Paulus II voor de stad kaderde in zijn oproep tot wereldvrede, een boodschap die ook Ieper zelf, als oorlogsstad, de laatste jaren meer en meer is gaan uitdragen.

 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 [1] Deze kwam voort uit de angst voor de zogeheten franc-tireurs, veronderstelde civiele sluipschutters die de oprukkende Duitsers onder vuur zouden nemen. Hierover deden onder de Duitse soldaten vaak wilde verhalen de ronde, in feite was er zeer weinig of niets van aan. Het leidde er wel toe dat de Duitsers zich meenden alles te kunnen permitteren in hun houding ten opzichte van de Belgen. Heel wat burgers werden geplunderd, gedeporteerd of zelfs standrechterlijk geëxecuteerd. Ook de frustratie omwille van het onverwacht lange verzet dat de Belgen bij Luik hadden geboden, werd vaak op de burgerbevolking afgereageerd. Onder meer in Visé, Aarschot, Mortsel en Dinant hielden de Duitsers lelijk thuis. S. DE SCHAEPDRIJVER: De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1999, pp. 78-88.