Handel in moeilijke tijden. Een Gents handelshuis aan het einde van de zeventiende eeuw. (Sean De Windt)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

A. Doelstelling

 

Voor deze scriptie hebben we ons tot doel gesteld te achterhalen hoe een middelgroot handelshuis – zoals dit van Reynier de Buck – erin slaagde om in een, voor de Zuidelijke Nederlanden, vrij woelige periode te overleven. De periode die wij hier in beschouwing nemen strekte zich uit vanaf het midden van de jaren zestig van de zeventiende eeuw[1] tot 1707, het jaar van het bankroet van het handelshuis. De jaren die hier met name onze interesse wegdragen zijn deze van de Negenjarige Oorlog (1689-1697), het Franse bewind en de daaropvolgende vestiging van het Engels-Nederlands condominium (1706-1716). Gedurende deze periode was het handelshuis in hoofde actief in de textielhandel: hieronder kunnen we niet enkel stofsoorten, maar ook allerhande afgewerkte en halfafgewerkte kledingstukken verstaan, zijnde: mantels, hemden, broeken, hoeden, riemen, kousen, etcetera. Bij dit alles willen we in de eerste plaats achterhalen hoe de snel opeenvolgende regimewissels het handelswezen – en dan met name de stoffenhandel beïnvloedden. Verder letten we specifiek op de wijze waarop de Buck werd voorgetrokken, dan wel benadeeld door de diverse regeringen.

Belangrijk is het blootleggen van het handelsnetwerk dat in die tijd bestond – niet enkel in de Zuidelijke Nederlanden, maar ook daarbuiten – om zo de relaties tussen de diverse actoren te kunnen onderscheiden. Deze konden van velerlei aard zijn: de relatie tussen leverancier en afnemer, de relatie tussen leverancier en tussenpersoon, de relatie tussen koopman en cliënteel en de relatie tussen koopman en ambachtsman, om er een paar te noemen. In sommige gevallen waren ook combinaties van diverse vormen van interactie mogelijk: zo kon een koopman tegelijkertijd stoffen leveren aan een ambachtsman die deze laatste aanwendde voor eigen gebruik, terwijl diezelfde ambachtsman op grote(re) schaal (half)afgewerkte produkten leverde aan de koopman die dan weer werden vervaardigd uit stoffen die door bovengenoemde of een andere koopman hem werden bezorgd.

Ook de precieze aard van de verhandelde stoffen, de omvang van de orders en het cliënteel interesseren ons.

Met betrekking tot de meerseniers konden we in het verleden wel eens hetvolgende lezen: “Marchands de tout, faiseurs de rien.”[2] Weliswaar bezit deze zinsnede een grond van waarheid, het hoeft niet per definitie te impliceren dat meerseniers een marginale rol vervulden binnen het handelswezen. Sommigen onder hen slaagden erin om hoog op de sociale ladder te klimmen en konden een stevige marktpositie veroveren waardoor niet enkel collegakooplui, maar ook de autoriteiten terdege rekening met hen dienden te houden.

 

 

B. Vraagstelling

 

Zoals uit bovenstaande reeds deels afgeleid kan worden gaat het hier, in de eerste plaats, om een kwalitatieve benadering waarbij we peilen naar de aard van het netwerk dat door het handelshuis, in de loop van een viertal decennia, werd uitgebouwd.

Hierbij primeert de vraag naar de verhouding tussen handelshuis de Buck en zijn handelspartners. Was er hier sprake van samenwerking – bijvoorbeeld in de vorm van orderverdeling en de inschakeling van onderaannemers – of plooide men eerder op zichzelf terug in het kader van een bikkelharde concurrentiestrijd?

Aansluitend hierop kunnen we dan polsen naar het al dan niet bestaan van familiale banden tussen de diverse kooplui, hierbij denken we dan in de eerste plaats aan huwelijkssluitingen, en dit in het licht van de verdere uitbouw van het netwerk of de bestendiging van reeds bestaande handelsrelaties. Zodoende dient zich ook de vraag aan naar de continuïteit en duurzaamheid van de contacten met daaraan gekoppeld de geografische reikwijdte van het handelsnetwerk en de link tussen deze verschillende factoren. Vormde de nabijheid van een toeleverancier een belangrijke aanleiding om een langdurige(r) handelsrelatie met deze op te zetten?

Hierbij mogen we ook niet vergeten dat de relatie met de autoriteiten – zowel centraal als stedelijk gezag – in deze woelige periode, een punt van aandacht hoort te zijn. In de eerste plaats denken we dan aan het bestaan van handelscontacten tussen handelshuis en overheid waarbij we de omvang ervan nagaan en de mate waarin deze contracten een weerslag hadden op de totale omzet van huis de Buck. In een bredere context kijken we naar de weerslag die het bestuur had op de handel in het algemeen en de stoffenhandel in het bijzonder, waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verschillende regimes. Wat was de houding tegenover de nieuwe bewindhebbers: terughoudend of ondernam men een poging tot toenadering? En, anderzijds, hoe kon hun politiek naar het handelshuis toe omschreven worden: was dit er één van tegenkanting, begunstiging of was deze, zonder meer, neutraal?

Tenslotte zullen we ook een poging ondernemen om een kwantitatief luik aan deze thesis te hechten dat ons inzicht moet verschaffen in het belang van de diverse afnemers en leveranciers. Zo willen we onderzoeken of overheidsbestellingen wezenlijk verschilden van particuliere, zowel qua omvang en waarde als op het gebied van aangekochte stofsoorten.

 

 

C. Werkwijze

 

Het hart van ons bronnenmateriaal wordt gevormd door het archieffonds FP 940[3] dat zich in het Stadsarchief van Gent bevindt. Dit bevat een amalgaam aan correspondentie, schuldbekentenissen, rekeningen, processtukken, betalingsbewijzen, vrijgeleiden, enzovoort – helaas ongeïnventariseerd en ongeordend, hetzij op thematisch, hetzij op chronologisch vlak. Eén van onze eerste, voornaamste en tijdrovende zorgen was dan ook de samenstelling van een bruikbare inventaris die ons een inzicht zou verschaffen in de inhoud van het archieffonds. Het resultaat daarvan vond zijn neerslag in de – in de bijlage bijgevoegde – inventaris. Een ander minpunt was het ontbreken van de brievenkopijboeken van de pater familias, Reynier de Buck, waardoor we ons gedwongen zagen het reilen en zeilen van het handelshuis hoofdzakelijk op basis van de correspondentie van handelspartners, te reconstrueren. Hooguit konden we een niet verzonden brief van Reynier de Buck, zijn echtgenote, Adriane Mortier of één van hun kinderen terugvinden. Daar staat wel tegenover dat enige brieven zijn overgeleverd van de kinderen – en dan met name de zonen van Reynier en Adriane – die werden verzonden terwijl zij, bijvoorbeeld, op handelsmissie waren of in het leger dienden.

Naast de familiepapieren, konden we tevens een beroep doen op het familiefonds handboeken. Ook dit bevat echter enkele hiaten. Zo beschikken we enkel over de handelsrekeningen voor de perioden 1684-1689, 1696-1708. Bovendien gaat het hier om verkochte goederen en niet om ingekochte waar. Interessant is echter wel dat naast deze handboeken er ook nog een handboek is overgeleverd waarin uitsluitend de legerleveringen voor de periode 1695-1696 staan opgetekend.

Bij de reconstructie van het handelsnetwerk hebben we de voornaamste handelspartners gerangschikt op basis van afkomst en vervolgens op alfabetische volgorde. Daarbij hebben we nagegaan tijdens welke periode ze contact onderhielden met de Buck en van welke aard dit contact was, bijvoorbeeld: contactpersoon, leverancier, kleermaker, enzovoort. Daarnaast hebben we die personen die ons op één of andere manier kenmerkend leken voor het handelsmilieu uit die tijd van wat meer uitleg voorzien om zodoende een doorsnede te bekomen van de opbouw van een middelgroot handelsnetwerk uit het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[1] Reynier de Buck was zelf zoon van een meersenier, Abraham de Buck. We namen hier 1666 als aanvangsjaar: dit was het jaar dat Reynier huwde met Adriane Mortier en zijn handelspraktijk een aanvang nam; zie hiervoor: S.A.G., FP 940, 67.

[2] A. FRANKLIN, Dictionnaire historique des arts, métiers et professions excercés dans Paris depuis le 13e siècle, Paris-Leipzig, 1906, p. 949.

[3] H. COPPEJANS-DESMEDT, Gids van de bedrijfsarchieven bewaard in de openbare depots van België, Brussel, Vereniging van archivarissen en bibliothecarissen van België, 1975, p. 258. “De Buck; mersenier en lakenhandel; 113 pakken + 1 register; 1671-1738; correspondentie, facturen, betalingsbewijzen, inventarissen, balansen, processtukken, handboeken, registers van leveringen aan het leger; zonder beperking; inventaris van het Familiearchief (in handschrift); De Buck– 940.” In tegenstelling tot voorgaande konden wij geen inventaris terugvinden.