Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914). (Joachim Derwael)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel II: Wat betekent de term "sport"?

 

Ik vind het noodzakelijk om vooraf een definitie te geven van het begrip "sport". Aan de hand van enkele encyclopedieën, die uitgegeven werden op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, probeer ik ook een beeld te schetsen van de toenmalige betekenis van en visie op sport.

 

 

1. Definitie.

 

De term sport werd afgeleid van het Latijnse woord "deportare", wat meevoeren of wegvoeren betekende. In de dertiende eeuw dook het woord voor de eerste maal op in Frankrijk onder de vorm "desport". Alle mogelijke middelen waarmee men de tijd aangenaam kon doorbrengen werden erdoor omvat, namelijk conversatie, afleiding, scherts en spel. In de veertiende eeuw werd de term in Engeland overgenomen. De betekenis bleef dezelfde. Geleidelijk zou het woord een specifiek Britse historisch-culturele inhoud verwerven. De moderne sport kreeg in de achttiende en negentiende eeuw haar eigen gelaat in de Britse "Public Schools". Men beschouwde sport als die fysieke activiteitsvormen met een recreatief en competitief karakter, waarbij getracht wordt de eigen lichamelijke beperkingen ofwel een uitwendige hindernis (een tegenstrever of een natuurlijk obstakel) te overwinnen, volgens een vooraf aanvaarde gedragscode.[25]

 

Volgens professor Renson moet er wel een onderscheid gemaakt worden tussen de termen lichaamscultuur, lichaamsoefeningen, lichamelijke opvoeding, spel en sport. Deze begrippen worden vaak door elkaar gehanteerd, maar hebben elk hun eigen inhoud en kunnen niet als synoniemen gehanteerd worden. De term lichaamscultuur heeft een zeer brede inhoud en slaat op de specifieke vormgeving van de diverse fysieke uitingen van een bepaalde samenleving. Uiteenlopende gebieden zoals lichaamstaal (gebaren,…), lichaamsoefeningen, lichaamshouding, sport- en spelvormen,… worden door deze beschrijving omvat. Systematisch aangewende oefenvormen die tot doel hebben de fysieke eigenschappen te ontwikkelen of op te drijven, te onderhouden of te herstellen worden aangeduid met de term lichaamsoefeningen.[26]

Het begrip spel is wellicht het moeilijkst te omvatten. De beste beschrijving vond ik bij Huizinga:

 

"Naar de vorm beschouwd kan men dus, samenvattend, het spel noemen een vrije handeling, die los 'niet gemeend' en buiten het gewone leven staande bewust is, die niettemin de speler geheel in beslag kan nemen, waaraan geen direct materieel belang verbonden is, of nut verworven wordt, die zich binnen een opzettelijk bepaalde tijd en ruimte voltrekt, die naar bepaalde regels ordelijk verloopt, en gemeenschapsverbanden in het leven roept, die zich gaarne met geheim omringen of door vermomming als anders dan de gewone wereld accentueren."[27]

 

Wedstrijdspelen vormen een onderdeel van het spel. Het zijn recreatieve activiteiten die gekarakteriseerd worden door georganiseerd spel, twee of meer tegenspelers, criteria om overwinnaars te bepalen en algemeen aanvaarde regels. Die regels hebben een meer negatief karakter, in deze zin, dat hiermee niet wordt voorgeschreven hoe het wel moet. Men is binnen de grenzen ervan vrij in zijn doen en laten. Bij sport echter heeft de reglementering een meer dwingend karakter. Van immanent, bij het spel, zijn de regels tot voorschriften of normen geworden bij sport.[28]

 

We kunnen dus besluiten dat sport een sleutelpositie inneemt binnen de domeinen van de lichaamscultuur enerzijds en van het spel anderzijds. Bovendien integreert de sport eveneens het aspect van de lichaamsoefeningen en dat van de wedstrijdspelen in zich. Verder is sport een zelfgekozen activiteit, net zoals het spel, waarbij, in tegenstelling tot lichamelijke opvoeding, een duidelijk vormend aspect niet primair is.

 

Tot slot is er de lichamelijke opvoeding. Deze behelst het doelbewust, georganiseerd en methodisch aanwenden van allerlei fysieke activiteiten zoals lichaamsoefeningen (gymnastiek), sport, spel en dans om de ganse persoonlijkheid te ontwikkelen op zowel fysiek (motorisch,…) als psychisch vlak (psychosociaal, ethisch-moreel,…). Men kan dus stellen dat de lichamelijke opvoeding een geïnstitutionaliseerde opvoeding van de totale mens behelst, maar met het motorische als aangrijpingspunt.[29]

 

 

2. Visie op sport op het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw.

 

De verschillende encyclopedieën en woordenboeken die geraadpleegd werden, komen hier in chronologische volgorde aan bod. Zo kan achteraf gemakkelijker nagegaan worden of er zich in die periode een verandering in de beschrijving van het begrip "sport" voordeed.

 

"La grande encyclopedie" van Berthelot was het oudste werk dat ik bekeek. Men omschreef het begrip sport als volgt:

 

" On désigne sous ce nom tout exercice de plein air, tels que courses de chevaux, canotage, chasse à courre, tir, pêche, gymnastique, escrime, etc. On trouvera à chacun de ces mots les explications et les détails qu'ils comportent. On confond fréquemment, en France, le sport et les courses, qui ne sont cependant qu'une des variétés de sport".[30]

 

Bij de "Grand dictionnaire universel du dix-neuvième siècle" van Larousse worden eerst twee door anderen geformuleerde definities aangehaald, om vervolgens tot een eigen beschrijving te komen. De eerste definitie is van A. Desvaulx en de tweede van Eug. Chapus.

 

"Ensemble d'amusements comprenant surtout les excercices qui ont pour but de développer la force musculaire, l'adresse et le courage: la chasse, la pêche, les courses, la natation, la navigation de plaisance sont du domaine du sport." (A. Desvaulx)

 

"Le sport implique trois choses, soit simultanées, soit séparées: le plein air, le pari et l'application d'une ou de plusieurs aptitudes du corps." (Eug. Chapus)

 

"Par le mot sport, dont l'équivalent n'existe pas dans notre langue et dont la signification en anglais n'est pas bien précise, on désigne une nombreuse série d'amusements, d'exercices et de simples plaisirs qui absorbent une portion assez notable du temps des hommes riches ou oisifs. Le sport comprend les courses de chevaux, le canotage, la chasse à courre, à tir, la pêche, le tir à l'arc, la gymnastique, l'escrime, le tir au pistolet et à la carabine, la boxe, le bâton, la canne, la lutte, le jeu de paume, le cricket, l'équitation, le patinage, la natation, en un mot tous les divertissements qui mettent à l'épreuve les aptitudes diverses de l'homme, le courage, l'agilité, l'adresse, la souplesse. En France, on fait trop souvent de ce mot un synonyme de turf; c'est prendre la partie pour le tout. Un sportsman n'est pas toujours un turfiste, et un turfiste pas toujours un sportsman.

Le sport, dans sa vaste et moderne acception, se divise en sport en plein air, sport clos, sport d'hiver, sport d'été, sport permanent, sport périodique ou accidentel…"

 

Verder vermeldt Larousse dat elke sporttak zijn eigen regels, statuten,… kent, alsook dat sport haar aantrekkelijkheid ook ten dele te danken heeft aan de vele gokkers die zich in haar onmiddellijke omgeving begeven.[31]

 

De omschrijving die Winkler Prins in 1887 gaf, is zeer beknopt:

 

"Sport is een Engelsch woord, hetwelk vermaak of spel beteekent, inzonderheid een zoodanig, waaraan de aanzienlijken des lands zich wijden tot versterking des lichaams, zoals harddraverij, jacht, roeien, boksen, het cricketspel, schaatsrijden, enz."[32]

 

In het woordenboek van Sythoff uit 1895 en in "the new volumes of the Encyclopaedia Britannica" uit 1902 werd er geen beschrijving van de term "sport" teruggevonden.[33]

 

Wanneer ik deze eerste reeks encyclopedieën en woordenboeken, uit de tweede helft van de negentiende en het prille begin van de twintigste eeuw, naast elkaar leg, kan ik al enkele kenmerken noteren. Ten eerste werd sport gezien als een geheel aan oefeningen (bezigheden) die voorbehouden waren aan de rijken. Ten tweede bedreef men het in de openlucht (enkel Larousse spreekt over "sport clos"). Tot slot wilden de sportbeoefenaars via deze weg hun spierstelsel, hun lenigheid en moed verder ontwikkelen.

 

Bij Meyers Kleines Konversations-Lexikon uit 1909 komt voor het eerst de tegenstelling amateur-professioneel sporter naar voor.

 

"Aus Liebhaberei (von Amateuren) oder gegen Bezahlung (von Professionals) betriebene Tätigkeit zur Entwickelung körperlicher oder geistiger Zähigkeiten.

 

Der Sport erfordert Gewandtheit, Kraft, Mut, Enthaltsamkeit oder Mässigkeit und ist gesundheitlich und erzieherlich Wertvoll: zu bekäpfen sind uberanstrengungen. Zu Erzielung guter Leistungen und, Vorbereitung auf Wettkämpfe gehört regelmässiges üben (Trainieren), vielfach durch berufsmässige Trainer übermacht. Körperliche Sporte sind Alpensport, Jagd-, Schiess-, Pferde-, Radfahr-, Automobiel-, Luft-, Wasser-, Wintersport, Bewegungsspiele, Turnen."[34]

 

Kramer gaf in zijn "Vivat's geïllustreerde encyclopedie" uit 1910 een uitgebreidere omschrijving dan de vorige auteurs.

 

"Oorspronkelijk is het begrip sport het eerzuchtig streven van den mensch om op het gebied van lichamelijke ontwikkeling boven anderen uit te blinken… In de laatste vijftig jaren heeft de sport echter een reusachtige uitbreiding genomen… Onder sport verstaat men dan ook tegenwoordig niet alleen meer verrichtingen op lichamelijk gebied, maar ook die verrichtingen waarbij lichaam en geest samenwerken en die ten doel hebben lichamelijke ontwikkeling ofwel lichamelijke uitspanning, die gewoonlijk dan echter ook met ontwikkeling gepaard gaat.

 

Duidelijk is derhalve dat het verzamelen van postzegels, prentbriefkaarten etc., benevens spelen als schaken, dammen, kaarten, die men wel eens onder de rubriek sport rangschikt, hieronder volstrekt niet thuishoren.

 

Uit hetgeen hierboven omtrent het begrip sport gezegd is, vloeit voort dat de sport niet beoefend wordt om geld te verdienen. Het publiek komt echter in grooten getale naar sommige sportwedstrijden kijken, bijvoorbeeld naar wielerwedstrijden, worstelwedstrijden etc., waardoor dergelijke sportfeesten, dikwijls ontaarden in publieke vermakelijkheden. Een gevolg hiervan is geweest dat langzamerhand een categorie van personen is ontstaan die sport niet meer voor uitspanning of lichamelijke ontwikkeling, maar als beroep beoefenen en vaak als een zeer winstgevend beroep ook, daar de directies van wielerbanen en café-chantants dikwijls hooge geldprijzen ter beschikking stellen waartoe zij door de belangstelling van het publiek in staat gesteld worden.

 

De beoefenaars van de sport kan men derhalve onderscheiden in amateurs en professionals, waarbij feitelijk het verschil is dat de amateur de sport beoefent voor eigen genoegen, terwijl de professional dit voor het genoegen van anderen doet."[35]

 

In de "Encyclopaedia Britannica", editie 1911, werd er wel een beschrijving van het begrip sport teruggevonden.

 

"Sport is a contracted or shortened form of 'disport', to amuse, divert oneself. The term was applied in early times to all forms of pastime. It was, however, particularly used of out-of-door or manly recreations, such as shooting with the bow, hunting and the like. Modern usage has given several meanings to 'sport' and 'sports'. Generally speaking 'sport' includes the out-of-door recreations, the 'fieldsports', such as fishing, shooting, fox-hunting, &c., connected with the killing or hunting of animals as opposed to organized 'games', which are contests or skill or strength played according to rules. It also includes the special class of horse-racing, the votaries of which, and also of the prize-ring, have arrogated to themselves sometimes the name of 'sportsman', applying that word even to those who follow racing simply as an occasion for betting. On the other hand, the plural 'sports' is generally confined to athletic contests such as running, jumping, &c."[36]

 

Tot slot bekeek ik "Oosthoek's geïllustreerde encyclopedie" uit 1922.

 

"Sport omvat de verschillende spelen en oefeningen, waarin een gymnastisch goed ontwikkeld lichaam verdere ontspanning en oefening van lichaam en geest zoekt. De beoefening berust op lichamelijke kracht, behendigheid, routine, enz. Moeilijk is een grens te trekken tusschen sport en spel. Bij sportbeoefening komt naast de ontwikkeling van het lichaam het karakter van mededinging op den voorgrond. Dit prikkelt en het behalen van de overwinning geeft vooral voor jonge menschen een zeker doel aan de inspanning. Daardoor geeft de sport niet zoo goed als het spel de gelegenheid tot de volkomen vrije ontplooiing van de krachten en van de persoonlijkheid, maar daar staat tegenover, dat zij sterk de aandacht op een bepaald doel concentreert. Ten aanzien van het lichaam vuurt de sport dus hevig aan, wekt zij op tot groote krachtsinspanning, brengt zij de menschen naar buiten en in de open lucht, en geestelijk went zij aan samenspel, dat bijna samenwerking wordt, aan snelheid van opvatten en uitvoeren, aan onderwerpen, aan regels. Het karakter der mededinging doet echter gevaar ontstaan voor overdrijving en van eenzijdige lichaamsontwikkeling door te groote specialisatie. Voor de jeugd is leiding dan ook een hoofdzaak. In Nederland wordt deze verkregen door een doeltreffende organisatie van de Nederlandsche sportwereld."[37]

 

Uit deze tweede reeks beschrijvingen kan ik ook verschillende kenmerken van sport afleiden. Ten eerste is sport een geheel van oefeningen (bezigheden), waarbij lichaam en geest samenwerken om tot lichamelijke ontwikkeling of ontspanning te komen evenals om de geest te versterken. Ten tweede wordt het bedreven door amateurs (voor eigen plezier) en door professionals (om den brode en voor het plezier van anderen). De beschrijving uit de Britannica is enigszins afwijkend. Hier legt men de nadruk op het jagen. Meyers lexikon en Oosthoek's encyclopedie vermelden twee nieuwe elementen, respectievelijk de noodzaak van het trainen om tot prestaties te komen en het wedstrijdelement.

 

Wanneer ik de omschrijvingen voor het begrip sport op het einde van de negentiende en het prille begin van de twintigste eeuw vergelijk met deze laatste, dan vallen enkele verschillen op. Ten eerste is er geen sprake meer van "openlucht". Vervolgens wordt er benadrukt dat niet alleen het lichaam, maar ook de geest gebruikt en ontwikkeld wordt. Ten derde spreekt men niet meer van "aanzienlijken" die sport beoefenen, maar van amateurs en professionals. Tot slot wordt het element van de weddenschappen niet meer aangehaald als noodzakelijk om van sport te kunnen spreken. Weddenschappen worden gezien als een element dat gewoon bij sport hoort.

Daarenboven vind ik enkele nieuwe elementen terug bij Meyers Lexikon en Oosthoek's encyclopedie, namelijk training om tot prestaties te komen en het wedstrijdelement. Deze nieuwigheden doen de omschrijving van de term sport al sterker aanleunen bij de hedendaagse opvattingen over sport.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[25] Ulmann (J.), De la gymnastique aux sports modernes, pp. 321-329.

[26] Renson (R.), "Methodologische hulpmiddelen voor de afbakening van het begrip sportactiviteit", Sport,

 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, Sport & Openluchtleven, pp. 157-165.

[27] Huizinga (J.), Homo Ludens, proeve eener bepaling van het spelelement der cultuur, p. 13.

[28] Miermans (C.G.M.), Voetbal in Nederland, pp. 22-48.

[29] Renson (R.), "Methodologische hulpmiddelen"….

[30] Berthelot (M.) en Derenbourg (H.), La grande encyclopedie, inventaire raisoné des sciences, des lettres et des arts, 1865-1902, deel 30, p. 416.

[31] Larousse (Pierre) (ed.), Grand dictionnaire universel du dix-neuvième siècle, 1875, deel 14, p. 1031.

[32] Winkler Prins (A.), Geïllustreerde encyclopedie. Woordenboek voor wetenschap en kunst, beschaving en

 nijverheid, 1887, deel 13, pp. 688-689.

[33] Sythoff (A.W.), Woordenboek voor kennis en kunst, naar de nieuwste bronnen bewerkt, 1895, deel 9.

 The new volumes of the Encyclopaedia Britannica, 1902, deel 33.

[34] Meyers Kleines Konversations-Lexikon, 1909, deel 9, p. 248.

[35] Kramer (J.), Vivat's geïllustreerde encyclopedie. Verklarend en beschrijvend woordenboek, 1910, deel 9, p. 7142.

[36] The Encyclopaedia Britannica, a dictionary of arts, sciences, literature and general information, 1911, deel 11, p 735.

[37] Oosthoek's geïllustreerde encyclopedie, 1922, deel 2, p. 792.