Hoe een tanende wereldmacht moeizaam EU-lidstaat werd/wordt. Een analyse van de commentaren in drie voorname Britse kranten op de Europese integratie tussen 1950 en 1997. (Philip Maelfait)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

6. BELGISCHE PERS

6.1  BELGISCHE PERS: GESCHIEDENIS VAN DE TWEE GEKOZEN KRANTEN

 

  In tegenstelling tot de Britse, is de Belgische pers traditioneel sterk politiek verzuild. Maar, versneld tijdens de laatste tien jaar, is er een proces van ontzuiling aan de gang waardoor de politieke achtergrond van een blad alsmaar minder belangrijk wordt. Desalniettemin wordt nu nog steeds zowat elke krant geassocieerd met een politieke partij of vleugel.

 

6.1.1 De Standaard[722]

De Standaard is een van de voornaamste Vlaamse kwaliteitskranten. Ze staat bekend als Vlaamsgezind en katholiek.

De geschiedenis van deze krant gaat terug tot 1911. In dat jaar werd een coöperatievennootschap opgericht door, onder andere, Frans van Cauwelaert, Alfons van de Perre en Arnold Hendrix. De bedoeling was om te starten met een gezinsblad dat zou bijdragen tot de heropleving van de Vlaamse taal, de Vlaamse cultuur en het Vlaamse verleden. Ons Volk Ontwaakt verscheen voor het eerst op 7 september 1911.

In 1914 ging men nog een stap verder: de nv. De Standaard werd opgericht. Het doel was een ‘katholiek, Vlaams dagblad uit te geven te Brussel’. Het eerste nummer kwam er in december 1918. In het begin bezat de maatschappij nog geen eigen gebouwen, waardoor de administratie en de redactie verspreid waren over verschillende locaties. In juli 1919 werd echter een gebouw aangekocht aan de Jacqmainlaan, waardoor alle diensten samengebracht werden onder één dak.

De zaken gingen goed, er werd zelfs aan expansie gedaan door de oprichting van de Standaard Boekhandel.

In augustus 1929 kwam het merendeel van de aandelen in handen van Gustaaf Sap. Deze man stelde een nieuwe hoofdredacteur aan, de flamingantische Jan Boon. Vanaf dit moment werd het Vlaams-nationalisme bij De Standaard radicaler en meer uitgesproken en was er een algemene verrechtsing van de krant op te merken. De maatschappij begon in die periode ook met Het Nieuwsblad.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de krant verschijnen, waardoor ze na de oorlog een verschijningsverbod opgelegd kreeg.

Twee Vlaamse industriëlen, Léon Bekaert en Tony Herbert, nemen dan het initiatief tot het oprichten van De Nieuwe Standaard. De bedoeling was om terug te keren naar De Standaard uit de beginjaren en dus het radicale Vlaams-nationalisme af te zweren. Maar de krant wordt weer opgekocht door de familie Sap en vanaf mei 1947 verschijnt ze weer gewoon onder de naam De Standaard. Er breekt een nieuwe succesvolle periode aan en er worden ook andere kranten opgekocht.

Tegen het einde van de jaren 1950 telt De Standaardgroep al zes titels[723].

Dan gaat in 1976, eigenlijk totaal onverwacht, de Standaardgroep overkop. Dit faillissement blijft een unicum in de geschiedenis van de Belgische pers. Het krantenbedrijf had een zeer sterke machtspositie in Vlaanderen veroverd, maar door een roekeloze investeringspolitiek buiten de mediasector en door slecht beheer liep het mis.

Het failliete bedrijf wordt opgekocht door de Vlaamse Uitgevers Maatschappij (VUM). Na vroeger lang een familieonderneming te zijn geweest, wordt de krant vanaf dit moment gecontroleerd door een aantal belangrijke financiële groepen.

De Standaardgroep is duidelijk christelijk geïnspireerd maar dit wordt niet overdreven benadrukt in de artikels. De Standaard is steeds uitgesproken Vlaamsgezind geweest[724].

 

6.1.2 Le Peuple[725]

  Le Peuple werd opgericht als Waalse tegenhanger van de Vlaamse Vooruit en leunt dus sterk aan bij het socialisme.

Ze ontstond in 1885, door het samensmelten van de weekbladen La Voix des Ouvriers en La République. Aanvankelijk waren er maar weinig financiële middelen en er waren slechts drie journalisten voltijds bij de krant aangesloten. De krant was actief in de strijd voor het algemeen stemrecht en de ontvoogding van de arbeidersklasse.

In 1907 wordt L. de Brouckère directeur en daarna is er een periode van voorspoed. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zal Le Peuple echter niet verschijnen. Daarna komt ze terug en in de jaren dertig zal in een betere technische uitrusting geïnvesteerd worden, dankzij de financiële steun van de socialistische partij. Maar de oplage begint te dalen.

De krant zal verder, clandestien, verschijnen doorheen de Tweede Wereldoorlog.

Na de oorlog komt er een reorganisatie van de socialistische pers in Wallonië: La Wallonie wordt het vakbondsblad en Le Peuple het blad van de politieke partij.

In de jaren zeventig zijn er opnieuw financiële problemen en in 1974 wordt een samenwerkingsverbond gesloten tussen Le Peuple en een andere Waalse socialistische krant, Le Journal et Indépendence. De samenwerking is aanvankelijk niet erg verregaand, de twee titels blijven bestaan maar vanaf 1980 is Le Peuple een editie van Le Journal et Indépendence.

In 1985 gaan beide titels over de kop en ze worden overgenomen door de groep-Rossel.

6.2  VISIE VAN DE BELGISCHE KRANTEN OP DE BRITSE HOUDING TEN OVERSTAAN VAN DE EUROPESE INTEGRATIE

  Voor dit onderdeel bekijken we niet alle gebeurtenissen die door de Britse kranten werden behandeld opnieuw. We beperken ons tot de gebeurtenissen die een speciale betekenis hebben voor de band tussen Groot-Brittannië en Europa. Het verloop van de gebeurtenissen wordt niet uitgebreid weergegeven en we hebben ons voornamelijk beperkt tot de opiniestukken.

 

6.2.1 Groot-Brittannië stelt zich kandidaat voor Europees lidmaatschap (31 juli 1961)

 

  Het eerste artikel dat we in Le Peuple vonden, is er een van 18 juli. Er wordt gezegd dat de Belgische premier, Lefèvre en zijn Minister van Buitenlandse Zaken, Spaak die dag deelnemen aan de Europese top van Bonn[726] over de politieke organisatie van de Gemeenschap. Verder zal men het ook over de eventuele toetreding van Groot-Brittannië tot de Gemeenschap hebben[727]. De krant vraagt zich af wat de houding van de Belgische regering zal zijn en stelt dat, wat betreft de toetreding van Engeland (sic.), ze geen enkele reden heeft om zich te verzetten maar dat ze, samen met de partners, zal vragen dat Groot-Brittannië, als de toetreding er komt, ‘alle plichten zal aanvaarden’[728]. Met dit laatste wordt uiteraard op de bepalingen van het Verdrag van Rome gedoeld.

  Op 19 juli vinden we in De Standaard een artikel over de Europese top in Bad Godesberg. Er wordt gezegd dat de rijke landen getracht hebben om ‘een ruime overeenkomst te bereiken over de toekomstige ontwikkeling van de Westeuropese (sic.) samenwerking, rekening gehouden met de eventuele toetreding van Groot-Brittannië’. Even verder luidt het dat men het bij de opening van de conferentie er over eens was dat er eindelijk een kans bestond om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen ten opzichte van de eventuele toetreding van Groot-Brittannië tot de EEG. Tot slot wordt gezegd dat in de slotverklaring werd aangestipt dat ‘de Zes de toetreding van andere landen verlangen’[729].

Op 20 juli wordt duidelijk dat De Standaard de Gaulle als een apart geval beschouwt in de Europese familie. Dit blijkt uit de titel van een artikel op de frontpagina: “De Gaulle als vreemde eend in Europese bijt”. Het artikel gaat verder over de resultaten van de top van Bad Godesberg. Er wordt gezegd dat de Zes niet tot een ruime overeenstemming zijn gekomen en dat vooral de Belgische delegatie geen moeite had gedaan om de teleurstelling te onderdrukken ‘waartoe de houding van de Gaulle eens te meer aanleiding had gegeven’[730]. De krant zegt dus duidelijk dat de Gaulle ervoor heeft gezorgd dat er geen ruim akkoord werd bereikt. Iets verder in het artikel wordt dan de houding van de Duitse kanselier Adenauer, die de enige en opvallende passieve bondgenoot van de Gaulle wordt genoemd, besproken. De krant stelt dat de ‘Westduitse (sic.) kanselier meer dan ooit tevoren de gevangene van de Fransen leek te zijn’. Hij sloot zich aan bij de Gaulles standpunt dat gebaseerd is op het denkbeeld van een ‘Europa der (soevereine) vaderlanden’, ondanks zijn bekende voorkeur voor een verregaande vorm van Europese integratie, zowel op politiek als ekonomisch (sic.) vlak. De krant besluit dat de reden van ‘dit eerder paradoksale (sic.) bondgenootschap’ natuurlijk niet ver gezocht hoeft te worden. Zij ligt besloten in de onvoorwaardelijke steun die Adenauer inzake het Duitse vraagstuk krijgt van de Gaulle[731].

Op 20 juli zegt Le Peuple dat de Belgische Eerste Minister de vergadering nutteloos noemde omdat één van de deelnemers blijk gaf van een tekort aan Europese geestdrift, zonder evenwel die lidstaat bij naam te noemen[732].

  De Standaard voorspelt op 28 juli dat de Britse premier Macmillan ‘maandag, in het Lagerhuis eindelijk een verklaring over de plannen van de Britse regering ten aanzien van de EEG’ zal afleggen. De krant zegt dat ‘men verwacht dat hij voorzichtig een teen in het water zal steken, om te zien of de Europese vijver niet te koud is’[733].

De volgende dag (29 juli) heeft De Standaard het over een debat in het Britse Lagerhuis over de eventuele aanvraag tot toetreding. Ze zegt dat ‘er wordt verwacht dat de regering aan het eind van het debat een meerderheid zal krijgen voor haar besluit om de onderhandelingen te openen’ maar ‘dat men, zolang niet bekend is hoe Macmillan het regeringsbesluit zal formuleren, niet kan voorzien hoe groot het aantal stemmen zal zijn dat zal worden uitgebracht tegen het besluit[734]. Iets verderop in het artikel heeft de krant het over het Britse Gemenebest. Ze erkent dat ‘dit tema (sic.) een belangrijk punt zal vormen’ en dat ‘diegenen die met Engeland (sic.) rond de groene tafel gaan zitten, zullen rekening moeten houden met de werkelijkheid van het Gemenebest’. Maar anderzijds stelt de krant dat ‘het dienstig is deze kwestie niet te overdrijven’, dat ‘het een naakt en hard feit is dat de handel van Brittannië (sic.) met het Gemenebest gedurende de laatste jaren is gedaald van 50% tot 44% en dat die handel nog steeds dalend is’[735].

Op 2 augustus vraagt E. Troch zich in een opiniestuk op de eerste pagina van De Standaard af of ‘Groot-Brittannië over zo of zoveel maanden werkelijk deel zal uitmaken van de Europese Gemeenschappen’. Hij zegt dat ‘alles afhangt van de onderhandelingen die met de Zes zullen worden gevoerd’ en dat ‘het duidelijk is dat de Britse regering als de zwakkere partner in die onderhandelingen treedt’. Iets verderop klinkt het dat ‘de echte, traditionele Brit vreest dat hij aan Europa zijn Britse ziel zal verliezen. Met weemoed ziet hij het klassieke patroon van de Britse evenwichtspolitiek in Europa teloorgaan. Hij staat argwanend tegenover de plannen ertoe strekkende de Europese Ekonomische (sic.) Gemeenschap te doen uitmonden in een politieke gemeenschap. Een dergelijke ontwikkeling perkt fataal het Britse diplomatiek initiatief in, met andere woorden zij veegt Groot-Brittannië, als zelfstandig centrum van een eigen Gemenebest, doodgewoon van de kaart’[736]. Maar, ‘wat heeft Macmillan er dan toe bewogen het roer om te gooien?’, vraagt Troch. Volgens hem ‘dient de meest dwingende reden voor de koersoriëntering zonder twijfel te worden gezocht in de groeiende ekonomische (sic.) macht van het Europese blok en in de achteruitgang van de Britse ekonomie (sic.)’[737].

  Opvallend in een artikel in Le Peuple van 2 augustus met als titel, “Réactions diverses dans le monde”, waarin de reacties op de Britse kandidatuur worden nagegaan in verschillende (Europese) landen, is dat er ook een reactie van de ‘travaillistes’, de arbeiders werd opgetekend. Het gaat om de leden van de Britse Labour-partij. De krant zegt dat de leden van de Britse Labour-partij zich hebben verenigd om een gezamenlijk standpunt te overleggen. De leider van de partij, Hugh Gaitskell, en zijn schaduwkabinet zouden hun ‘kameraden’ hebben gevraagd om zich te onthouden in de parlementaire stemming over de kandidatuur de volgende dag. Volgens Le Peuple zullen de Labour-politici, in de loop van het parlementaire debat, voorstellen dat Groot-Brittannië een vergadering samenroept met de regeringsleiders van de landen van het Gemenebest, voor het zich verder engageert[738].

De volgende dag wordt in Le Peuple dan verteld dat de ‘travaillistes’ zich inderdaad onthouden hebben bij de parlementaire stemming over de Britse toetreding tot de Europese Gemeenschap. Ze zouden ook reeds een herziening van het Verdrag van Rome vragen[739]. Volgens de krant zitten ze hier echter fout want ‘als men tot een vereniging wil toetreden, kan men niet om veranderingen vragen van een structuur die tot nu toe en ondanks alles goed werkt voor de Zes, waarvan niemand de economische kracht ontkent’[740].

Op 9 augustus is er een artikel in De Standaard van de hand van ‘onze korrespondent (sic.) in Bonn’. Hij meldt dat ‘men in Bonn niet verheelt dat de onderhandelingen moeilijk zullen worden en moeizaam zullen vorderen’. Er wordt aan toegevoegd dat ‘veel zal afhangen van Frankrijk, dat zich tegen Engelands (sic.) aansluiting bij de EEG wel het hardnekkigst heeft verzet uit vrees voor de begeerde leidersrol op het kontinent (sic.) te moeten prijsgeven’. Maar ‘van groot gewicht wordt verder de mate waarin Engeland (sic.) bereid is de rechten en plichten (dus de Romeinse verdragen) te accepteren of zal proberen met speciale regelingen uit te hollen’, volgt hier onmiddellijk op[741].

Een laatste artikel dat voor De Standaard werd geselecteerd, is er een van 25 augustus, geschreven door ‘E.S.’. Het gaat duidelijk om een opiniestuk. Het verzoek van Engeland (sic.) wordt ‘een belangrijk feit zowel in politiek als in ekonomisch (sic.) opzicht’, genoemd. Iets verderop wordt gezegd dat ‘er op te merken valt dat Engeland (sic.) alleen belangstelling toont voor de ekonomische (sic.) gemeenschap’ en dat er ‘geen redenen zijn om te denken dat de Engelsen (sic.) hun opinie hebben gewijzigd wat de politieke gemeenschap en de oprichting van een Europees supranationaal gezag betreft’[742]. De krant, in de persoon van E.S., verklaart zich dan wel een voorstander van Britse toetreding omdat ‘wij als Belgen principieel voorstander moeten zijn van het grote Europa zonder IJzeren scherm en met Engeland (sic.). Elke andere oplossing is een verminking en zou uiteindelijk ons nationaal karakter in gevaar brengen’. De toekomst wordt positief ingeschat want ‘de kloof tussen Engeland (sic.) en het vasteland evolueert in de goede richting’[743].

6.2.1.1 Samengevat

Er wordt, zowel door De Standaard als door Le Peuple, opvallend veel aandacht besteed aan de kwestie. Vooral De Standaard zal al snel de Gaulle aanwijzen als grote schuldige voor het moeizaam vorderen van de gesprekken.

 

6.2.2 Onderhandelingen afgebroken door Frans veto tegen Brits lidmaatschap (14 januari 1963)

 

Een eerste artikel dat we in De Standaard vinden, is er een van 5 december. De titel verraadt al waarover het gaat: “EEG besprekingen in koele sfeer – Frankrijk tegen elke toegeving aan Engeland (sic.)”. In het artikel zegt de krant onomwonden dat de ‘besprekingen niet zo vlot verlopen wegens de houding van Frankrijk’. De Fransen zouden niet geneigd zijn nog toegevingen te doen wat betreft de voorwaarden van toetreding tot de EEG. Er worden wel vorderingen gesignaleerd in de onderhandelingen over technische kwesties. En, sluit de krant het artikel met een positieve noot, ‘de onderhandelingen zijn trouwens nog niet ten einde’[744].

Uit de titel van een artikel in De Standaard van 7 december blijkt dat er geen verbeteringen te verwachten zijn in de onderhandelingen: “Onderhandelingen Engeland-EEG (sic.) draaien in cirkel – Brusselse konferentie (sic.) der Zes bracht geen oplossing”. Dit artikel handelt wel over besprekingen die alleen door de zes leden gevoerd worden, zonder Groot-Brittannië. Het is geschreven door Hektor de Bruyne en die zegt dat de vraag ‘of Groot-Brittannië al dan niet toetreedt tot de EEG en aan welke voorwaarden in de eerste plaats een politieke aangelegenheid is’. Hij zegt verder dat ‘de politieke achtergrond van de toetreding van Engeland (sic.) de overheersende faktor (sic.) is’. Hij erkent wel het belang van de ‘technisch-ekonomische (sic.) vraagstukken’ maar zegt dat, indien de onderhandelingspartners werkelijk een overeenkomst willen, ze over die technische hinderpalen kunnen heen geraken[745].

Het volgende, voor dit onderzoek interessante artikel uit De Standaard, vinden we pas op 11 januari. De correspondent in Parijs meldt dat daar verwacht wordt dan de Gaulle in zijn persconferentie ‘een afwijzende houding zal aannemen zowel inzake het Amerikaanse denkbeeld van een NATO-kernwapenmacht als ten aanzien van Engelands (sic.) toetreding tot de Euromarkt’. Er wordt aan toegevoegd dat er zelfs stemmen opgaan die voorspellen dat ‘het meningsverschil tussen Frankrijk en de Verenigde Staten en Engeland (sic.) zomede verschillende Westeuropese (sic.) landen, zou kunnen uitdraaien op het uiteenvallen van de EEG’. De krant relativeert deze visie en zegt dat ze ingegeven is door ‘de behoefte om de situatie te dramatiseren in de hoop dat de andere Europese landen hun bezwaren tegen de Europese denkbeelden van de Gaulle zouden laten varen’[746].

Op dezelfde dag verwondert Hektor de Bruyne zich op pagina 4 erover dat ‘de EEG als dusdanig geen rol vervult; de zes landen treden afzonderlijk op’. Hij vindt dat de bilaterale besprekingen die de Ministers van Buitenlandse Zaken voeren ‘onvermijdelijk afbreuk doen aan de homogeniteit van de EEG’. Er wordt aan toegevoegd dat ‘de feiten nu toch wel duidelijk aan tonen dat de EEG thans nog niet de drager kan zijn van de Europese politieke integratie’. Hij besluit dat ‘in dat opzicht de Gaulles verzet tegen een voorbarige overdracht van de volledige nationale soevereiniteit aan jonge en onvolgroeide Europese administraties niet zo verwerpelijk is als wel eens beweerd is’[747].

Uit Le Peuple werden niet zo veel artikels geselecteerd. Er verschijnen namelijk vooral artikels die het nieuws overnemen van persagentschappen, zonder enige duiding. Deze artikels zijn dan ook niet interessant voor dit onderzoek.

Op 14 januari zegt Le Peuple wel dat de Zes hun besprekingen met Groot-Brittannië hervat hebben. Dit blijkt al uit de titel: “Les Six reprennent leurs  négociations avec Londres”. De krant vraagt zich in het artikel af hoe men de Franse tegenstand tegen de Britse toetreding tot de Eenheidsmarkt kan overwinnen. Ze voorspelt dat ‘we’ het waarschijnlijk zullen weten na de verklaringen die de Gaulle nog die dag zal afleggen maar spreekt zich noch optimistisch noch pessimistisch uit in de voorspelling[748].

Een opiniestuk op de frontpagina van De Standaard van 14 januari is het volgende artikel dat we hier behandelen. Het is geschreven door E. Troch. Hij zegt dat ‘iedereen weet dat het niet de Gaulles belangstelling is voor de prijs van eieren of tomaten die de onderhandelingen over de toetreding van Groot-Brittannië tot de EEG zo bemoeilijkt’. De mening van Troch is dat ‘de Franse president zoekt de Britten er zolang buiten te houden tot hij erin geslaagd is een Europese konstruktie (sic.) onder dak te brengen, die onder zijn leiding een rol in de wereldpolitiek vervult welke veel zelfstandiger zou zijn tegenover de Verenigde Staten’. Groot-Brittannië zou voor de Gaulle een ‘Amerikaans Trojaans paard zijn’[749].

De volgende dag (15 januari) staat in een artikel in De Standaard over de onderhandelingen dat ‘vooralsnog de zes landen zowel als de Britten de indruk geven op hun standpunt te blijven en dat het dus voorbarig is thans reeds te gewagen van enige toenadering’[750].

Op 15 januari wordt dan verslag gedaan van de verklaringen van de Gaulle. In de titel van het artikel op de frontpagina zegt Le Peuple dat de Gaulle gesteld heeft dat het geen drama zou zijn, als de onderhandelingen niet slagen: “A propos du Marché commun: si les négociations de Bruxelles n’aboutissaient pas ce ne serait pas ‘dramatique’, estime le général…”.

Op 16 januari zegt Hektor de Bruyne op pagina 4 van De Standaard dat ‘ de sfeer waarin de zoveelste konferentie (sic.) tussen de zes EEG-landen en Groot-Brittannië begon, ongunstig is’. Dat zou niet te wijten zijn aan de werkzaamheden van de eerste dag, die zeer vlot zouden zijn verlopen. De reden van de ontgoocheling ligt volgens de Bruyne ‘buiten het raam van de Brusselse konferentie (sic.)’. President de Gaulle heeft namelijk in zijn persconferentie in Parijs duidelijk laten blijken dat hij ‘de intrede van de Engelsen (sic.) in de EEG niet wenselijk acht, tenware zij de voorwaarden aanvaarden waarop de regering-Macmillan tot nog toe niet wilde ingaan’. Volgens de Bruyne zou dit getuigen van ‘een uitzonderlijke toegeeflijkheid’ en allicht slecht onthaald worden door de Britse publieke opinie[751].

Die dag (16 januari) vinden we ook een opiniestuk (“A notre point de vue”) in Le Peuple. De krant zegt dat een sfeer van verstomming en diepe ontgoocheling overheerst in de reacties op de uitspraken van de Gaulle[752]. De Franse president heeft volgens de krant gezegd dat de Gemeenschap op geen enkel vlak moet wijken voor Groot-Brittannië dat zelf alle toegevingen moet doen[753]. De krant geeft toe dat de opname van Groot-Brittannië in de Gemeenschap een aantal toegevingen vereist. En ook dat een ondoordachte uitbreiding aanleiding kan geven tot een verandering van de aard en de geest van de Gemeenschap. Maar, zegt de krant anderzijds, is de geest van de Gemeenschap, zoals ze gedefinieerd werd in het Verdrag van Rome, niet precies om te streven naar een politiek Europa. Dat zou de Gaulle niet willen want hij verkiest een systeem van allianties, beheerst door de as Parijs-Bonn, besluit de krant[754].

Het opiniestuk krijgt een vervolg in de editie van 17 januari. Daarin stelt Le Peuple dat, als men de verklaringen van de Gaulle van naderbij bekijkt, twee doelstellingen van de president van Frankrijk kunnen onderscheiden worden. In de eerste plaats gaat het om het voorkomen dat Groot-Brittannië tot Europa toetreedt, door het elke mogelijkheid tot overgangsperiode te ontzeggen. De tweede doelstelling is om aan de zes lidstaten van de Gemeenschap, in tegenspraak met de bepalingen van het Verdrag van Rome, het leiderschap van Frankrijk op te leggen[755].

Le Peuple brengt slecht nieuws op 18 januari. In de kop van het hoofdartikel op de eerste pagina wordt gesproken over een dramatische dag voor de Gemeenschap, klinkt het dat een breuk onafwendbaar schijnt te zijn geworden en dat het Franse veto de onderhandelingen met Londen blokkeert: “Journée dramatique au Marché commun – Rupture quasi inévitable – Le véto français a bloqué les négociations avec Londres”. In het artikel zelf klinkt het dat de stopzettting van de onderhandelingen tussen de Zes en Groot-Brittannië zal zorgen voor een ware aardschok in politiek Europa. Men gaat nu op zoek naar de verantwoordelijken voor de breuk maar volgens de krant is het, na de toespraak van de Gaulle niet langer mogelijk voor de echte aanzetters van deze plotselinge stopzetting om zich te verbergen. Volgens Le Peuple zal de Europese machine zich, na deze plotse stilstand, slechts weer met moeite op gang kunnen brengen en zal er hiervoor veel goede wil nodig zijn[756].

Op 19 januari wordt in De Standaard gezegd dat ‘een spectaculaire breuk in de EEG tijdig werd vermeden, dankzij de hardnekkigheid waarmee vijf EEG-landen het standpunt handhaafden dat op 28 januari in elk geval de tweede zittijd van de huidige konferentie (sic.) dient gehouden te worden[757].

Op 21 januari wordt naar aanleiding van het aangekondigde bezoek van Adenauer aan de Gaulle gezegd in De Standaard dat ‘alle politieke partijen en vele organisaties in West-Duitsland hem hebben aangespoord al zijn invloed aan te wenden om de Gaulle tot andere gedachten te brengen’. De krant zegt echter dat de kansen op slagen heel gering zijn[758].

Op dezelfde pagina schreef E. Troch een opiniestuk. Hij zegt dat ‘President de Gaulle en Couve de Murville het net der illusies, waarin sommigen nog gevangen bleven, hebben verscheurd’. Maar Troch erkent dat het wel al duidelijk was dat het Europa waarvan de Gaulle droomt ‘geen uitstaans heeft met het Europa waarvan men in Washington, Londen, Brussel of Rome droomt’. De Gaulle wil, volgens Troch, met de medewerking van Adenauer, ‘een ekonomisch (sic.) en militair blok tot stand brengen dat zonder Amerikaanse inmenging zijn betrekkingen met de Sovjet-Unie regelt’. De krant vraagt zich wel af of ‘dit concept nog past in het huidige tijdsgewricht en of het met de belangen van de bondgenoten van Frankrijk overeenstemt’. Ze beantwoordt zelf deze vraag en zegt dat het vooral voor de kleinere bondgenoten  zeker geen goede zaak zou zijn. Die zouden ‘nog minder in de pap te brokken hebben onder een Frans-Duitse hegemonie dan in een ruimere Atlantische Unie’[759].

  Op 21 januari vinden we in Le Peuple een opiniestuk op de eerste pagina waarin duidelijk gemaakt wordt dat de krant van mening is dat de Gaulle het Britse lidmaatschap niet om economische maar om politieke redenen afwijst. De Gaulle heeft namelijk gezegd dat de aard, de structuur en de conjunctuur in Groot-Brittannië diepgaande verschillen vertonen ten opzichte van continentaal Europa. Volgens de krant bewijst deze uitspraak dat de Gaulle ervoor zorgt dat Groot-Brittannië in haar insulariteit wordt bevestigd. Dit wordt versterkt door de Britse banden met de Commonwealth en het resultaat is dat het Verenigd Koninkrijk volledig de rug naar Europa keert[760].

De houding van de Gaulle wordt nog eens afgekeurd door Le Peuple op 22 januari. Groot-Brittannië heeft volgens de krant Europa gered door de felle gedrevenheid waarmee het land besloot in 1940 om de strijd verder te zetten. De Gaulle wordt een man genoemd die de Britten mee hebben helpen creëren. De houding van de Gaulle wordt dan tenslotte gezegd in volledige tegenspraak te zijn met de bepalingen van het Verdrag van Rome[761].

In een opinie-artikel in Le Peuple van 24 januari heeft men het over de as Parijs-Bonn en men zegt dat die speciale, hechte relatie in het kader van het Verdrag van Rome het hele evenwicht kan verstoren en de hele machine kan doen vastlopen[762].

Er verschenen nog heel wat artikels in Le Peuple maar geen enkel vertelde echt iets over de opinie van de krant. Ze werden hier dan ook niet weerhouden.

Een interessant artikel vinden we in De Standaard van 26 januari. Het is geschreven door Daan Van Der Vat, de correspondent in Londen. Hij vertelt dat ‘de Britse verontwaardiging over de houding van de Gaulle ten aanzien van het Brits lidmaatschap van de EEG en over de taktloze (sic.) wijze waarop de Franse president zijn houding uiteenzette tijdens de beruchte perskonferentie (sic.), samengaat met een versnelling van een proces dat al lange tijd aan de gang is, namelijk de bezinning op Brittannië’s (sic.) huidige positie in de wereld’. Volgens Van Der Vat heeft het ‘sedert de laatste wereldoorlog lang geduurd voordat het tot de Britten begon door te dringen dat het land niet langer behoorde tot de grote mogendheden’. Maar ze zouden nu begrepen hebben dat ‘er iets veranderd is, dat Groot-Brittannië niet langer op eigen benen kan staan en dat het aansluiting moet zoeken bij anderen’. Daarom is volgens Van Der Vat een bittere tegenslag dat ‘de Gaulle roet in het eten heeft gegooid’[763].

Op 28 januari gaat E. Troch dan in een opiniestuk voor De Standaard op zoek naar “De kern van de zaak”, zoals de titel stelt. Hij begint het artikel door te zeggen dat ‘de vraag waar het vandaag in Brussel op de Euro-konferentie (sic.) om gaat minder die van de toetreding van Groot-Brittannië tot de Euromarkt, dan die van de toekomstige verhoudingen Europa-Amerika is’. De Gaulle wijst een Brits lidmaatschap af wegens, in zijn ogen, te nauwe banden met de Verenigde Staten. In plaats daarvan wil de Gaulle volgens Troch een ‘Europa dat militair over voldoende kernwapenmacht beschikt om een sterkere tegenstander af te dreigen en dat ook een sterk autarkische geheel zou vormen, in staat op voet van gelijkheid met de andere blokken voordelige akkoorden af te sluiten’. Troch gaat verder met te zeggen dat ‘er op het eerste gezicht iets aantrekkelijks zit voor de Europeanen in de Gaulles konceptie (sic.)’ omdat ze zich zouden bevrijden van ‘het trauma door de Amerikanen te worden gekoloniseerd’. ‘Maar op het tweede gezicht’, vervolgt Troch zijn betoog, ‘stelt men echter vast dat de Gaulle de vazalverhouding tegenover Washington wil vervangen door een vazalverhouding tegenover Parijs’. ‘Bovendien’, vult Troch aan, ‘kan men de vraag stellen of de realizering (sic.) van de Gaulles plannen niet op beslissende wijze de kohesie (sic.) en dus de kracht van de Westerse wereld zou aantasten’[764].

Op 30 januari brengt De Standaard dan het nieuws van het afbreken van de onderhandelingen die er is gekomen door de ‘onverzettelijke obstruktie (sic.)’ van de Fransen[765].

Een laatste artikel dat uit De Standaard werd weerhouden, is weer een opiniestuk van E. Troch. Het verschijnt op de eerste pagina van de editie van 31 januari. In het artikel wordt gezegd dat de ‘Franse president een politiek veto heeft uitgesproken tegen het toetreden van Groot-Brittannië tot Europa onder niet steekhoudende ekonomische (sic.) voorwendsels’. Troch stelt dat men ‘vanouds dit Gaullistische politiek verzet kende en dat men zich dan ook alleen kon verbazen en ergeren over de ongelikte en ondemokratische (sic.) wijze waarop de Gaulle de Britse leeuw de woestijn injoeg’. Troch gaat verder met zijn dierenbeeldspraak als hij dan zegt dat ‘het niet in de eerste plaats tegen de Britse leeuw gaat, maar tegen de Amerikaanse arend’. ‘De Gaulles Euromarkt-operatie vormt het onderdeel van een politiek losmakingsproces ten opzichte van de Verenigde Staten’, verklaart Troch zijn stelling. De Franse president zou in de Britten de ‘handlangers van de Amerikanen zien, die willen beletten dat Europa een zelfstandige koers vaart’. Troch vervolgt het artikel met de Gaulle verder aan te vallen. Hij stelt dat ‘wanneer de Gaulle Europa zegt, hij Frankrijk denkt’. Hierin ziet Troch een eerste reden om zijn denkbeelden te bestrijden; ‘aan een Europa onder Franse (of onder Frans-Duitse) hegemonie hebben wij geen behoefte’. Ten tweede verklaart Troch zich tegen de hegemoniale aanspraken van de Gaulle, omdat ‘er in zijn hypernationalistisch denken geen toekomstmuziek zit’. Troch ziet tot slot een derde reden om de Gaulles Europa af te wijzen in het feit dat het ‘kunstmatig de in de schoot van de Atlantische alliantie bestaande tegenstellingen verhoogt’. Op het eind nuanceert Troch wel zijn betoog door te stellen dat ‘dit niet wil zeggen dat wij de Amerikaanse bazigheid verkiezen’[766].

6.2.2.1 Samengevat

De Standaard zegt al vroeg dat de onderhandelingen heel stroef verlopen en bericht vrij uitgebreid over de kwestie.

In Le Peuple werden veel minder artikels gevonden. Meestal gaat het dan nog louter om korte berichtjes die gewoon de gebeurtenissen zakelijk beschrijven.

Na de speech wijzen beide kranten de Gaulle aan als de grote schuldige voor het mislukken van de onderhandelingen. Ze brengen allebei ook reacties op de speech vanuit de verschillende lidstaten.

 

6.2.3 Groot-Brittannië stelt zich opnieuw kandidaat voor Europees lidmaatschap (11 mei 1967)

 

  Op 3 mei voorspelt Le Peuple dat Groot-Brittannië meer dan waarschijnlijk geen enkele aanpassing zal vragen aan het Verdrag van Rome omdat zo de aanvraag van weinig overtuiging zou getuigen. Geen van de zes lidstaten zou trouwens bereid zijn om toe te laten dat er iets verandert aan het Verdrag[767].

Op dezelfde dag wordt nagegaan wat de kritieke punten zijn die Wilson toch wil onderhandeld zien. De Britse premier zou de hoop uitgedrukt hebben dat de onderhandelingen zich zouden kunnen richten op ‘een klein aantal heel belangrijke problemen’. Het zou gaan om de Europese landbouwpolitiek, de belangen van de landen van de Commonwealth en het vrije verkeer van kapitaal binnen de Gemeenschap[768]

Een eerste artikel uit De Standaard dat we hier vermelden is een opiniestuk van E. Troch van 4 mei[769]. Troch zegt dat de Britse regering zich voor de tweede maal officieel tot het Europa der Zes richt met het verzoek: ‘Doe open de poort’. De eerste maal gooide president de Gaulle die poort dicht, zegt Troch. Maar, voegt hij er aan toe, Wilson stelt veel minder aanspraken dan Macmillan. De journalist stelt ook dat het niet om een grootscheepse politieke operatie gaat waarin Groot-Brittannië komt aandraven met aanspraken op leiderschap. Integendeel, hoezeer de Britse premier de kern van de zaak om redenen van binnenlandse politiek ook zou zoeken te camoufleren, het wordt duidelijk geacht dat hij het toetreden tot Europa beschouwt als een zaak die ‘voor Groot-Brittannië van vitaal ekonomisch (sic.) belang is’. Troch zegt dat het Britse imperium in de naoorlogse periode ‘stuk voor stuk is afgetakeld en dat die aftakeling zich in haar laatste stadium bevindt’. Maar, desondanks zouden de Britten ‘gedurende vele jaren vastgehouden hebben aan hun imperiale politiek’. Troch voorspelt iets verderop dat ‘de onderhandelingen waarschijnlijk niet voor de herfst op gang zullen komen’ en dat ‘jaren zal duren vooraleer men de konkrete (sic.) resultaten kan beoordelen. Als belangrijkste knelpunten worden ‘Europees landbouwbeleid, de leveranties van grondstoffen door Gemenebestlanden en het vrije kapitaalverkeer in de Euromarkt’ genoemd. Er wordt dan ook nog dieper ingegaan op de verwachtingen rond de mening van de Gaulle. Toen hij het Britse verzoek om toetreding in 1963 afwees, maakte de Gaulle volgens Troch ‘geen gewag van wat eigenlijk zijn belangrijkste politiek bezwaar is tegen Groot-Brittannië, namelijk de politieke en financiële afhankelijkheid van Londen ten opzichte van Washington’. Er wordt in het artikel aan toegevoegd dat ‘die afhankelijkheid vandaag de dag nog bijna even groot is als is 1963’. Troch acht het mogelijk dat ‘de Gaulle geen tweede veto uitspreekt maar dat hij de zaak zoveel mogelijk laat aanslepen om de Britten tot meer toegevingen en vooral tot een politieke koerswijziging te brengen’.

  Het effect van de persconferentie van de Gaulle wordt op 17 mei een koude douche voor Groot-Brittannië genoemd door Le Peuple[770].

De bezwaren die de Gaulle op de persconferentie heeft opgeworpen tegen een Britse toetreding worden niet geïnterpreteerd als een veto. Hij zou alleen het voorbehoud en de aarzeling versterkt hebben[771].

  Op 17 mei zegt De Standaard dat ‘de Gaulle tot het laatste de spanning heeft weten houden in perskonferentie (sic.) maar dat op het einde het grote woord toch uitkwam: Engeland (sic.) is nog niet rijp om lid te zijn van de Europese Gemeenschappen’[772]. In hetzelfde artikel wordt ook nog de opmerking gemaakt dat ‘de Gaulle verklaard heeft dat er geen sprake is en nooit geweest is van een veto’. Volgens de krant betekent dit dat ‘ er de vorige keer in 1963, ook geen veto is geweest’. Ze voegt eraan toe dat ‘het maar goed is dat hij het erbij gezegd heeft’. Het is overduidelijk dat de krant vindt dat het duidelijk om veto ging in 1963.

De volgende dag (18 mei) zegt De Standaard dat de Gaulle in zijn persconferentie ‘geen veto, maar ook geen welkom’ heeft uitgesproken en dat er dus nog geen duidelijkheid is[773]. Maar, voegt ze er aan toe, ‘de nadruk die hij legde op de moeilijkheden waarmee een eventuele Britse toetreding zou zijn verbonden, laat de regering-Wilson niet toe veel illusies te koesteren; de onderhandelingen zullen moeizaam en van lange duur zijn’. H.V.M., die als auteur van het artikel vermeld staat, zegt dat ‘de moeilijkheden die door de Gaulle zo uitvoerig werden toegelicht, toch wel zeer reëel zijn’.

6.2.3.1 Samengevat

  Beide kranten voorspellen al ruim op voorhand het stellen van de Britse kandidatuur.

De Standaard acht de kans op slagen heel klein in na een eerste reactie van de Gaulle.

 

6.2.4 Frans veto tegen Britse toetreding (19 december 1967)

 

Op 18 december zegt De Standaard in de titel van een artikel op de vijfde pagina dat er ‘weinig kans is dat de Vijf hun visie aan Frankrijk kunnen opdringen’[774]. In het artikel staat er dat ‘de Vijf niet om het even welke verruiming willen’ maar dat ‘ze niet goed inzien welk risico het oplevert met onderhandelingen te beginnen’. De krant zegt dat ‘er weinig kansen bestaan dat de Zes het zullen eens worden over het beginnen van onderhandelingen’. Dit zou dan ‘niet de reden maar wel het voorwendsel van een krisis (sic.) zijn.

Diezelfde dag (18 december) is er ook in Le Peuple een interessant artikel. Het gaat om een opiniestuk van Victor Larock op de eerste pagina. Larock zegt dat heel wat argumenten ter ondersteuning van de Britse kandidatuur, die op het continent zijn opgedoken, in de eerste plaats tegen de Gaulle of tegen Frankrijk zijn gericht. Daarom zegt hij zich te zullen beperken tot de socialistische redenen[775]. We pikken er hier twee uit. Een eerste socialistisch argument om de Britse kandidatuur te steunen, ziet Larock in de plicht van solidariteit met de Labour-partij. Deze wordt een grote klassenpartij genoemd waartoe zowel de arbeiders als de intellectuele jeugd behoren[776]. Een tweede reden leunt dicht bij de eerste aan. De krant zegt dat de Europese Gemeenschap nog ver verwijderd is van een volledige democratie en dat een sociaal Europa nog niet onmiddellijk te realiseren valt. Maar de krant stelt dat de taak sterk verlicht zou worden door de Britse deelname, die zou kunnen zorgen voor de introductie van een progressief en vernieuwend element in de organisatie[777]. Larock besluit zijn artikel door te zeggen dat dit voldoende redenen zijn voor ‘ons’, de socialisten, om te wensen dat het verwachte antwoord niet opnieuw negatief is of vertragend zal werken[778].

Een dag later (19 december) klink het in De Standaard dat ‘de redenen die de generaal (de Gaulle) in 1963 nee deden zeggen, in zijn ogen hun geldigheid niet hebben verloren vier jaar later’[779]. Volgens de krant is ‘het grote Franse bezwaar tegen Engeland (sic.) ook in 1967 dat een Britse toetreding een Europees Europa in de weg zou staan’. ‘De toelating van Engeland (sic.)’, gaat de krant verder, ‘betekent voor de Gaulle het openzetten van de deur naar de door Parijs verfoeide Atlantische Gemeenschap, waarbinnen de Verenigde Staten en niet een Europese mogendheid de grote machtsfaktor (sic.) zouden vormen’.

Op 21 december is er in De Standaard een artikel waarvan de titel zegt dat ‘Londen koel reageert op afwijzing’[780]. In het artikel geeft de krant dan wel toe dat ‘het natuurlijk zo is dat de Britten in feite na de jongste perskonferentie (sic.) van president de Gaulle al wisten waar zij aan toe waren’.

Tot slot vonden we in De Standaard een opiniestuk op 21 december. Het is geschreven door een zekere ‘H.V.M.’. De journalist zegt vergelijkt de situatie met pokeren en zegt dat ‘hij die bereid is risico’s te nemen het sterkst staat’[781]. ‘Bovendien’, gaat het verder, ‘valt het risico het lichtst voor degene die aan de inzet het minst gehecht is’. De gedachtengang wordt vervolledigd door te zeggen dat ‘de Gaulle niet uit is op een krisis (sic.) binnen de EEG en nog minder op het uiteenspatten van de Gemeenschap, maar hij is minder gehecht aan de EEG dan wie van zijn vijf partners ook en zal dus eerder bereid zijn haar op te offeren indien zulks noodzakelijk is om zijn doel te bereiken’. Er wordt in het artikel dan ook nagedacht over hoe het nu verder moet. Volgens H.V.M. ligt het voor de hand dat ‘deze jongste botsing tussen Frankrijk en de Vijf de samenwerking binnen de Gemeenschap niet bepaald bevordert’ en is het niet uitgesloten dat ‘de andermaal dik in de verf gezette tegenstellingen inzake de uitbreidingen van de Gemeenschap tot een min of meer langdurige stagnatie leiden’. Toch zal ‘het Brusselse raderwerk wel blijven draaien’, besluit de journalist. Over de gevolgen voor de Britse regering zegt hij het volgende: ‘Het onvermogen van de Zes om tot een akkoord te komen over hun antwoord aan Londen moge dan wel geen afwijzing zonder meer van de Britse kandidatuur zijn, veel illuzies (sic.) kunnen de Britten toch niet koesteren, althans voor wat betreft hun toetredingskansen op korte termijn. En naar het zich laat aanzien beschikken zij over geen echt alternatief. De verantwoordelijkheid voor deze sombere situatie berust in niet geringe mate bij premier Wilson zelf, die zich van het ogenblik van zijn plotse bekering tot de Europese integratie af heeft vastgelegd op een politiek van alles of niets. Het is niet de eerste gok die hij heeft verloren sedert hij 2 jaar geleden aan het bewind is gekomen. in de komende weken zal moeten blijken of hij in staat is ook deze klap te overleven’. Deze commentaar behoeft weinig uitleg. Het is wel opvallende hoe ver de krant gaat; het voortbestaan van de regering-Wilson zou ernstig bedreigd zijn.

6.2.4.1 Samengevat

De Standaard voorspelt de afwijzing van de Britse toetreding door de Gaulle op voorhand  en reageert achteraf dan ook weinig verrast.

Le Peuple roept op om de Britse (socialistische) regering te steunen in haar poging om tot Europa toe te treden.

 

6.2.5 Succesvolle afronding van de onderhandelingen voor Brits lidmaatschap (22 januari 1972)

 

  Rond deze gebeurtenis verschijnt niet zo veel in de Belgische pers en nog minder dat een beeld zou kunnen schetsen van de opinie van een krant. De selectie van artikels is hier dus ook zeer beperkt.

In De Standaard vonden we alleen een artikel op 22 januari zelf dat interessant genoeg was om hier te vermelden[782]. Het artikel is geschreven door G. Boodts en die zegt dat ‘de handtekeningen die regeringsleiders van Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken en Noorwegen deze namiddag in het Egmontpaleis plaatsen ongetwijfeld een hoogtepunt uit de naoorlogse geschiedenis van Europa vormen’. Hij gaat verder, ‘niet alleen voor elk land afzonderlijk maar ook voor het geheel’. Groot-Brittannië zou door de toetreding een einde maken aan ‘haar specifieke positie als maritieme wereldmacht’, die ze sinds eeuwen bekleedt.

Op dezelfde dag (22 januari) haalden we ook een artikel uit Le Peuple. Het is een opinie-artikel dat geschreven is door Robert Falony. Hij zegt dat de kaart van het Europa van de Zes mag weggeveegd worden en vervangen door een nieuwe geografische voorstelling die veel groter is. Het gaat nu echt om West-Europa, van Sicilië tot de Noordkaap. Hij ziet de uitbreiding van de Gemeenschap als het einde van een tijdperk en het begin van een ander[783]. De toetreding van Groot-Brittannië betekent volgens hem het begin van het einde van de Commonwealth, die toch al een geest van haar verleden was, en het verbrokkelen van de EFTA[784]. Verder in het artikel wordt gezegd dat ‘de intrede van de Engelsen in Brussel’ zal zorgen voor een radicale aanpassing van de instellingen van de Gemeenschap[785]. De krant vergelijkt de situatie met een club van zes mensen. Als daar vier nieuwe leden bijkomen, is het normaal dat de gewoontes verstoord worden, nieuwe banden gesmeed worden en nieuwe evenwichten zich installeren. Maar de krant vreest wel dat dergelijke overgangsperiode voor de Gemeenschap een lange periode van stilstand kan betekenen[786].

 

6.2.6 Groot-Brittannië wordt officieel lid (1 januari 1973)

 

  De Standaard pakt uit met dit nieuws in haar hoofdartikel op de frontpagina van de editie van 2 januari[787]. De krant brengt eerst gewoon de feiten: ‘Sinds gisteren zijn Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken lid van de EG. De drie nieuwe landen hebben onmiddellijk alle rechten die aan het lidmaatschap zijn verbonden, zetelen in alle beslissende en adviserende instellingen. Ze zijn verplicht de regels van de EG-verdrag na te leven en ze zijn gebonden door alle beslissingen die van nu af worden getroffen. Om hun ekonomie (sic.) aan te passen, te ‘integreren’, krijgen ze echter ruim vijf jaar de tijd’. Iets verderop maakt de krant wel de opmerking dat ‘de Britse toetreding onvermijdelijk het subtiele machtsevenwicht binnen de EG overhoop zal gooien’.

In een artikel op de derde pagina van dezelfde editie (2 januari) wordt een soort van karakterschets gemaakt van de ‘gemiddelde Brit’[788]. Dit wordt in het artikel gezegd: ‘Een Engelsman tracht en probleem pas op te lossen wanneer hij er aan den lijve mee wordt gekonfronteerd (sic.). De Engelsen wensen amateurs te blijven. De Europeanen moeten daarom niet boos zijn als Engelsen alle theorieën over een federaal Europa of een Europa van de vaderlanden flauwekul vinden… Deze houding heeft tot gevolg dat Engeland (sic.) een trage indruk maakt. Want de Britten zijn te skeptisch (sic.) om met zijn allen te zeggen: ‘wij staan achter Europa’. De Engelsen hebben een ingebouwde dwarsliggersmechaniek. Over de kleinste beslissing wordt gevochten als(of) de demokratie (sic.) zelf in het gedrag is. De Engelsen hebben een volledig afwijkend rechtssysteem, een eigenwijze moeder der parlementen en ze rijden uit balorigheid aan de verkeerde kant van de weg, wat vooral zo lachwekkend is, omdat iedereen het doet en er zo geen ongelukken gebeuren. Het is een zeer gedisciplineerd volk.’ Op het einde van het artikel wordt gezegd dat ‘het onmogelijk te voorspellen is of Engelands (sic.) toetreden vruchten zal afwerpen en de pragmatische aanpak kan werken. Ook pessimisten denken dat na een zware beginperiode, waarbij de Engelsen (sic.) het vuur aan de schenen zal worden gelegd, Engeland (sic.) en Europa baat zullen hebben bij hun verzoening, want het is een verzoening na al die eeuwen van neus ophalen voor het kontinent (sic.)’.

Ook Le Peuple bericht over de Britse toetreding in de editie van 2 januari. De lidstaten die met zes waren op 31 december, zijn nu met negen; dat is volgens de krant de belangrijkste gebeurtenis van 1 januari 1973[789]. Groot-Brittannië, gaat het verder, heeft, door toe te treden tot de Europese Gemeenschap, een van de belangrijkste stappen van haar geschiedenis gezet. Deze historische gebeurtenis maakt een einde aan een millennium van hautaine onafhankelijkheid en toch gebeurde alles vrijwel onopgemerkt[790].

De volgende dag (3 januari) vonden we in Le Peuple een grappig opiniestukje van de hand van J. d’O. Hij gaat na wat er typisch Brits is. Eerst noemt hij een aantal positieve eigenschappen op. Hij heeft het over gemoedsrust en kalmte, de Britse humor, fair play en burgerzin en zegt dat dit eigenschappen zijn die ‘truly British’ zijn en waar ‘we’ een grote behoefte aan hebben. De journalist voegt er echter onmiddellijk aan toe dat ze waarschijnlijk moeilijk te exporteren zijn[791]. Verderop haalt hij whisky en gin aan zegt dat ‘we’ op dat vlak reeds voldoende voorzien zijn. Hij gaat verder met te zeggen dat ‘we’ niet op de Britse toetreding gewacht hebben om verslaafd te raken aan deze mondaine en snobistische alcoholische dranken die de eerlijke Belgische dranken onttroond hebben[792]. Tenslotte zegt J. d’O. dat er nog een Engels product is waar ‘we’ genoeg van hebben. Hij doelt ermee op de muziek die hij omschrijft met de termen ‘hot, pop, bop, rock, crot, shot, chochotte, falote, ostrogotte et idiote’[793].

 

6.2.7 Speech van Margaret Thatcher te Brugge (20 september 1988)

 

  In De Standaard vinden we een artikel op de eerste pagina op 21 september[794]. De titel is: “Thatcher houdt vast aan gaullistische credo: Europa van onafhankelijke staten”. Uit deze titel kunnen we belangrijkste punt dat de krant wil maken al afleiden; Thatcher gedraagt zich volledig hetzelfde als de Gaulle. In het artikel wordt Thatcher geciteerd als er staat dat ‘betere samenwerking niet betekent dat de macht moet gecentraliseerd worden in Brussel, of dat beslissingen moeten worden genomen door een benoemde bureaukratie (sic.)’. Deze uitspraak vat volgens deze krant ‘één van de basisprincipes van de Europese visie van de Britse premier Margaret Thatcher’ perfect samen. De krant noemt de uitspraak overigens opnieuw ‘zéér gaullistisch klinkend’.

De volgende dag is er in De Standaard een opiniestuk dat geschreven werd door Manu Ruys[795]. Hij zegt dat Thatcher in haar toespraak ‘gewaarschuwd heeft voor, wat zij noemde, de Europese utopie’ en voegt er aan toe dat ‘ze wel niemand zal verbaasd of geschokt hebben’. Het zou namelijk niet de eerste maal zijn dat ‘een Britse regeringsleider afstand neemt van de Europese eenwording’. Manu Ruys vervolgt dan met een vernietigende analyse van de geschiedenis van Groot-Brittannië in Europa: ‘Engeland (sic.) heeft een eeuwenoude traditie van afzondering. Het is een overbekende geschiedenis. Groot-Brittannië denkt niet Europees, maar – Margaret Thatcher heeft het nog eens met ijzige verbetenheid beklemtoond – uitsluitend Brits. Sedert de Tweede Wereldoorlog is de Europese eenwording ook het verhaal van de Britse afstandelijkheid. Eerst was er de botte weigering om toe te treden tot de Gemeenschap. Later, toen het Britse bedrijfsleven inzag dat de nadelen van het isolement groter werden dan de voordelen, is Londen lid geworden, maar met het voornemen hardnekkig te zullen vechten voor elk bedreigd stuk soevereiniteit.’ Volgens Ruys past hetgeen Thatcher zei, ‘volkomen in de Britse gedachtengang’. Hij sluit het artikel toch hoopvol af. Hij zegt dat ‘de Europese eenwording een werk van lange adem is’, dat ‘de vaders van de eenwording, Monnet, Schuman, Spaak, geen utopisten waren’ en dat ze ‘behoedzaam en zakelijk werkten voor de lange termijn, met zin voor historisch perspektief (sic.).’ Ruys besluit dat ‘hun redenering geldig blijft’.

  Het enige artikel dat we uit Le Peuple selecteerden is er een van 24 september. In de kop zegt de krant al dat de kruistocht van Thatcher niemand overtuigd heeft: “Europe: la croisade de Mme. Thatcher n’a convaincu personne”. In het artikel staat er dat Thatcher de laatste dagen heeft gestreden tegen het idee van supranationalisme en tegen de ‘Eurocraten’ van Brussel maar dat haar liberale kruistocht haar Europese partners heeft koud gelaten[796].

 

6.3  BESLUIT

Aangezien voor dit deel slechts twee kranten bekeken werden (één Waalse en één Vlaamse), is het onmogelijk om algemene uitspraken te doen over de visie van de Belgische pers op Europese integratie.

We bestudeerden de visie van De Standaard en Le Peuple op mijlpalen in de Europese integratie die ook een speciale band hebben met Groot-Brittannië.

Een algemeen beeld van de visie van de kranten is moeilijk vast te leggen maar we kunnen wel enkele beschouwende opmerkingen maken.

Rond de eerste Britse poging om tot Europa toe te treden, verschijnen zowel in De Standaard als in Le Peuple heel wat artikels. Het merendeel ervan geven gewoon de gebeurtenissen weer maar De Standaard zal ook al snel laten uitschijnen dat ze de Gaulle verantwoordelijk acht voor het trage verloop van de gesprekken.

Als de Gaulle ervoor zorgt dat de onderhandelingen vruchteloos worden beëindigd, wijzen beide kranten hem aan als grote schuldige.

Bij de tweede kandidatuur reageren ze geen van beide verrast als blijkt dat het weer niet zal lukken. Le Peuple roept in die periode wel op om de socialistische Britse regering te steunen.

Als Groot-Brittannië dan uiteindelijk lid wordt, spreken zowel De Standaard als Le Peuple over het grote historische belang van deze gebeurtenis. Le Peuple waarschuwt het sterkst voor immobilisme in de Europese integratie tijdens de overgangsperiode.

Beide kranten gaan dan de typische eigenschappen na van de gemiddelde Brit en dit leidt tot een opsomming van vooroordelen die soms vrij grappig overkomen.

Na de speech van Thatcher reageren zowel De Standaard als Le Peuple vrij gelaten. Le Peuple zegt dat de Britse premier niemand overtuigd heeft met haar ‘liberale kruistocht’. De Standaard zegt weinig verrast te zijn door haar uitval en stelt dat de inhoud van haar boodschap overeenkomt met het traditionele Britse discours aangaande Europa. Deze Vlaamse krant vergelijkt het idee dat Thatcher van Europa heeft met het ‘Europe des Patries’ van de Gaulle.

            Algemeen kunnen we besluiten dat de beide bestudeerde kranten gewonnen zijn voor een Britse toetreding. Maar vanaf het moment dat die er komt, positioneren ze zich heel wat kritischer tegenover de Britten.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 


 


[722] E. DE BENS, De pers in België: het verhaal van de Belgische dagbaldpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Lannoo, 1997, p.257-281.

[723] Het Nieuwsblad, De Gentenaar, De Standaard, De Landwacht, Het Nieuws van den Dag en Het Handelsblad.

[724] Het logo op de eerste pagina, AVV/VVK werd pas heel onlangs afgeschaft.

[725] E. DE BENS, De pers in België…, p.409-412.

[726] De top vond plaats in Bad Godesberg, een dorp in de buurt van Bonn en zal dus ook soms de ‘top van Bad Godesberg’ genoemd worden.

[727] LP, 18.7.1961, p.3: “Le premier ministre M. Théo Lefèvre et le ministre des Affaires étrangères P.-H. Spaak participent aujourd’hui au ‘sommet de six’ à Bonn…concernant l’organisation politique entre les six pays du Marché commun.”

[728] LP, 18.7.1961, p.3: “Quelle sera l’attitude du gouvernement belge?… Ce qui concerne l’adhésion de l’Angleterre, le gouvernement n’a pas d’argument à opposer mais il demandera avec ses partenaires qu’en cas d’adhésion, la Grande-Bretagne accepte alors également ‘toutes les obligations’.”

[729] DS, 19.7.1961, p.1.

[730] DS, 20.7.1961, p.1.

[731] DS, 20.7.1961, p.1.

[732] LP, 20.7.1961, p.3, titel: “M. Lefèvre: une conférence inutile” en artikel: “Lefèvre: ‘Un des partenaires de la conférence manque décidément d’esprit européen’, sans identifier autrement ce partenaire.”

[733] DS, 28.7.1961, p.1.

[734] DS, 29.7.1961, p.1.

[735] DS, 29.7.1961, p.1.

[736] DS, 2.10.1961, p.1.

[737] DS, 2.10.1961, p.1.

 [738] LP, 2.10.1961, p.3: “Les membres travaillistes du Parlement britannique se sont réunis pour étudier l’attitude qu’ils adopteront… Le chef du parti Hugh Gaitskell et son cabinet fantôme auraient demandé à leurs camarades de s’abstenir de participer au vote qui aura lieu demain. On pense qu’au cours du débat à la Chambre des Communes, les travaillistes proposeraient que la Grande-Bretagne convoque une conférence des premiers ministres du Commonwealth avant de s’engager plus.”

[739] LP, 3.8.1961, p.3, titel: “Les travaillistes s’abstiendront au vote sur l’adhésion de la Grande-Bretagne au Marché commun – Ils demandent déjà la revision du Traité de Rome”.

[740] LP, 3.8.1961, p.3: “En effet, si on veut adhérer à un club, on ne demande pas au moment de son entrée un changement de status qui, jusqu’à nouvel ordre et tout compte fait, ont fort bien servi l’Association des Six, don’t personne ne conteste plus la vigueur économique.”

[741] DS, 9.10.1961, p.4.

[742] DS, 25.10.1961, p.7.

[743] DS, 25.10.1961, p.7.

[744] DS, 5.12.1962, p.5.

[745] DS, 7.12.1962, p.4.

[746] DS, 11.1.1963, p.1.

[747] DS, 11.1.1963, p.4.

[748] LP, 14.1.1963, p.1: “Mais comment vaincre la résistance francaise à l’entrée rapprochée de la Grande-Bretagne dans le Marché commun. On le saura probablement après les déclarations que fera aujourd’hui encore le général de Gaulle. Pour notre part, nous ne sommes ni pessimistes, ni optimistes…”

[749] DS, 14.1.1963, p.1.

[750] DS, 15.1.1963, p.1.

[751] DS, 16.1.1963, p.4.

[752] LP, 16.1.1963, p.1: “Stupéfaction et déception profonde, tel est le double thème des commentaires du discours du général de Gaulle…”

[753] LP, 16.1.1963, p.1: “La Communauté des Six ce odit en rien déder à l’Angleterre qui doit, elle, faire touts les concessions…”

[754] LP, 16.1.1963, p.1: “Il est vrai que l’integration de la Grande-Bretagne dans le Marché commun demande un certain nombre de concessions… Il es vrai aussi qu’une extension inconsidérée du Marché commun pourrait en changer les termes, sinon l’esprit. Mais l’esprit de la Communauté défini par le Traité de Rome n’est-il pas, précisement, de tendre vers la constitution d’une Europe politique dant le général de Gaulle ne veut pas, puis-qu’il  préconise un système d’alliances commandé par l’axe Paris-Bonn?”

[755] LP, 17.1.1963, p.1: “Si l’on doit, en effet, pousser dans ses dernières conséquences le discours de lundi dernier, la double aspiration du président de la République francaise tend, d’une part, à interdire à la Grande-Bretagne l’entrée du Marché commun, en lui refusant toute facilité transitoire d’adaptation et, de l’autre, à restreindre aux Six de la Communauté, au mépris des termes mêmes du Traité de Rome, dans le but non dissimulé d’y imposer son leadership…”

[756] LP, 18.1.1963, p.1: “Faut-il dire que l’échec des négociations des Six du Marché commun avec la Grande-Bretagne produira une véritable secousse dans toute la politique européenne? Dès maintenant on commencera à établir des responsabilités. Après le discours du général de Gaulle, y a-t-il encore moyen de camoufler les véritables auteurs de ce coup d’arret? Après ce freinage brusque, la machine européenne grincera. Il faudra beaucoup de bonne volonté pour la remettre en marche normale.”

[757] DS, 19.1.1963, p.1.

[758] DS, 21.1.1963, p.1.

[759] DS, 21.1.1963, p.1.

[760] LP, 21.1.1963, p.1: “de Gaulle… ‘La nature, la structure, la conjuncture qui sont propres à l’Angleterre diffèrent profondement de celles des continentaux’. Voila donc la Grande-Bretagne rejetée et confinée dans son insularité, amplifiée par son extension naturelle qu’est le Commonwealth et tournant le dos par définition au continent!”

[761] LP, 22.1.1963, p.1: “…la Grande-Bretagne, qui avait sauvé l’Europe par sa farouche volonté de continuer le combat en 1940… (de Gaulle:) un homme qu’elle [Groot-Brittannië] avait contribué à créer… Cette attitude est en parfaite contradiction avec le Traité de Rome…”

[762] LP, 24.1.1963, p.1: “Dans le cadre du Traité de Rome, une telle entente peuvent déséquilibrer et distordre la machine toute entière.”

[763] DS, 26.1.1963, p.3.

[764] DS, 28.1.1963, p.1.

[765] DS, 30.1.1963, p.1, titel: “Zes breken overleg met Engeland (sic.) af – Ingevolge onverzettelijke obstruktie (sic.) van Fransen”.

[766] DS, 31.1.1963, p.1.

[767] LP, 3.5.1967, p.1: “Il est probable, si non certain, que Londres ne demandera aucun aménagement au traité de Rome, ce qui équivaudrait à couler sa candidature. Aucun des six pays du Marché commun n’est prêt en effet à admettre que le traité de Rome devienne ‘autre chose’.”

[768] LP, 3.5.1967, p.6: “Wilson a exprimé l’espoir que les négociations pourraient s’engager rapidement sur un ‘petit nombre de très importantes problèmes’… la politique agricole du Marché commun, les intérets des pays du Commonwealth, la libre capitulation des capitaux…”

[769] DS, 4.5.1967, p.3.

[770] LP, 17.5.1967, p.1, titel: “La conférence de presse a fait l’effet d’une douche froide à Londres”.

[771] LP, 17.5.1967, p.4, titel: “Pas de ‘veto’ gaulliste, mais le général a multiplié les réserves et les réticences”.

[772] DS, 17.5.1967, p.1.

[773] DS, 18.5.1967, p.3.

[774] DS, 18.12.1967, p.5.

[775] LP, 18.12.1967, p.1: “Bien des raisons sont invoquées, sur le continent, à l’appui de la candidature britannique. Certaines sont, avant tout, antigaulliste, ou simplement antifrançaise. Les raisons socialistes nous suffisent.”

[776] LP, 18.12.1967, p.1: “Raison, d’abord, de solidarité avec le Labour Party… Un grand parti de classe dans lequel fraternisent les masses ouvrières et la jeunesse intellectuelle.”

[777] LP, 18.12.1967, p.1: “L’Union européen est encore loin d’être un démocratie dans frontières. L’Europe sociale est toujours à l’état d’espoir… Mais combien la tâche serait plus facile , si la participation britannique introduisait dans l’organisation un élément résolument progressiste et novatuer.”

[778] LP, 18.12.1967, p.1: “Ce sont là autant de raisons pour nous, socialistes, de souhaiter que la réponse attendue ne soit pas de nouveau négative ou dilatoire.”

[779] DS, 19.12.1967, p.1.

[780] DS, 21.12.1967, p.1.

[781] DS, 21.12.1967, p.1.

[782] DS, 22.1.1972, p.1.

[783] LP, 22.1.1972, p.5: “La carte classique de l’Europe des Six doit être effacée pour faire place à une autre représentation géographique, beaucoup plus vaste. Cette fois, c’est bien de l’Europe occidentale qu’il s’agit, de la Sicile au Cap Nord… C’est la fin d’une époque, le début d’une autre.”

[784] LP, 22.1.1972, p.5: “L’entrée de la Grande-Bretagne signifie le déclin accentué du Commonwealth qui n’était déjà plus qu’un fantôme du passé. Elle signifie aussi la dislocation de l’Association européenne de libre échange.”

[785] LP, 22.1.1972, p.5: “Le ‘débarquement des Anglais à Bruxelles’ va entrainer le remaniement radical des institutions en place de la Communauté.”

[786] LP, 22.1.1972, p.5: “Lorsque quatre personnes viennent prendre place dans un club qui en comportait six, il est évident que les habitudes sont bousculées, que de nouveaux leins se créent, que de nouveaux équilibres s’établissent. Pour la Communauté, la longue période de transition risque d’être une période d’immobilisme.”

[787] DS, 2.1.1973, p.1.

[788] DS, 2.1.1973, p.3.

[789] LP, 2.1.1973, p.1: “Les Européens, de six qu’ils étaient le 31 décembre, sont passés à neuf: c’est là le fait le plus significatif de ce premier janvier 1973.”

[790] LP, 2.1.1973, p.1: “En devenant membre du Marché commun européen, la Grande-Bretagne a franchi une des étapes les plus importantes de son histoire. Et cependant, cet événement historique, qui met fin à un millier d’années d’indépendence hautaine, s’est passé dans une telle discrétion qu’il s’est à peine remarqué.”

[791] LP, 3.1.1973, p.1: “Mais qu’est-ce que est véritablement britannique? Le flegme britannique? L’humeur anglais? Le fair play? Le civisme? Voilà assurément d’excellentes articles truly british, dont nous avons grand besoin. Mais je crains qu’ils soient difficilement exportables.”

[792] LP, 3.1.1973, p.1: “Le whisky et le gin? A cet égard, nous sommes déjà amplement servis, me semble-t-il. Nous n’avons pas attendu l’adhésion de la Grande-Bretagne au Marché commun pour nous adonner à la consommation de ces alcools mondains et snobs, qui ont détroné les honnêtes spiriteux belges.”

[793] LP, 3.1.1973, p.1: Une autre production anglaise dont nous sommes déjà saturés, ce sont les disques de music hot, pop, bop, rock, crot, shot, chochotte, falote, ostrogotte et idiote…”

[794] DS, 21.9.1988, p.1.

[795] DS, 22.9.1988, p.1.

[796] LP, 24.9.1988, p.2: “Mme. Thatcher a pourfendu, ces derniers jours, l’idée de supranationalité et les ‘Eurocrates’ de Bruxelles, mais sa croisade libérale a laissé froid ses partenaires de la CEE…”