Een blik op de buskruitindustrie in de Lage Landen: het buskruit-bedrijf van Maximiliaan en Jacques Blommaert (1738-1798). (Johan Verachtert)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I: HET ABC VAN BUSKRUIT

 

 1. Tekening van een handkanon (ca. 1405).

 

Hoofdstuk 1: De ontwikkeling en verspreiding van brandbare en explosieve mengsels

 

1.1. De ontwikkeling van brandbaar materiaal en de uitvinding van het Griekse vuur

 

Al in de oudheid werden brandbaar materiaal gebruikt. Zo gebruikten de Assyriers, Perzen en Grieken in de 5de eeuw v. Chr. brandende pijlen om de vijand uit te schakelen. Sindsdien werd vuur courant gebruikt om de vijand te bestrijden en waren er vele brandbare mengsels in omloop[1].

 

 Brandbaar materiaal gebruikt voor de oorlog bevatte in de oudheid:

 

2. Chronologische lijst van brandbaar materiaal gebruikt in de oudheid.

 

Brandbaar materiaal gebruikt voor de oorlog bevatte in de oudheid:

In de 7de eeuw werd een nieuw middel gebruikt: het Griekse vuur. Griekse vuur was een ontvlambaar mengsel dat vooral bestond uit petroleum, nafta en pek. Het ontbrandbare mengsel werd in vuurpotten verwerkt. Griekse vuur werd heel vaak tijdens zeeslagen gebruikt. Het werd dan met een pomp naar de vijand gespoten.

 

 3. Het Griekse vuur gebruikt in een zeeslag, afkomstig van een 10de eeuwse  Byzantijnse manuscript.

 

Griekse vuur werd voor het eerst gebruikt door de Byzantijnen tegen de Arabieren die het snel overnamen en het doeltreffend gebruikten tegen de Europeanen tijdens de 3de en 4de kruistocht (1189-92/1202-04). Na de 3de kruistocht hebben de Venetianen de samenstelling van het Griekse vuur geleerd in Constantinopel[2].

 

Waren de Europeanen in de mogelijkheid een stap verder te gaan dan het Griekse vuur om zelfstandig het buskruit uit te vinden? Die denkpiste kan men uitsluiten. Het feit dat de Europeanen geen of heel weinig salpeter gebruikten in hun pyrotechnische strijdmiddelen wijst er op dat ze onvoldoende op de hoogte waren van de kwaliteiten van salpeter.

 

1.2. De uitvinding van buskruit

 

De uitvinding van buskruit wordt toegeschreven aan de Chinezen. Ze konden al voor onze jaartelling brandstichtende en explosieve kruitmengsels bereiden. Deze pyrotechnische stoffen werden door het ontbreken van de juiste ingrediënten echter niet als buskruit beschouwd[3].

De kennis werd grotendeels doorgegeven door Taoïstische monniken. Zo beschrijft de Taoïstische monnik Ko Hung (265-317 n. Chr.) een mengsel, bestaande uit zoutsteen, zwavel en azijn. Het is waarschijnlijk één van de 1ste experimenten met salpeterachtige zouten[4]. De eerste vermelding van salpeter vindt men in de Ji Ni Zi in de 4de eeuw. Op het einde van de 5de eeuw werd salpeter (kaliumnitraat) geïdentificeerd. In zijn Ben Cao Jing Ji Zhu (492 n. Chr.) schreef Tao Hongjing dat er een blauw purperen vlam ontstond als men salpeter in brand stak. Salpeter moest echter gezuiverd worden want anders was het onbruikbaar in buskruit-mengsels. Het salpeter werd verzameld en opgelost in waterpotten. Daarna werd het water gekookt en na de verdamping ervan werden de onzuivere elementen weggenomen. Het salpeter dat overbleef werd van de andere zouten gescheiden door het in andere potten te laten uitkoken. Daarna volgde een er een kristallisatieproces. De methode van verzameling en zuivering van salpeter ontwikkelde zich vanaf de 6de eeuw n. Chr.[5].

 

Het buskruit werd onbewust door alchemisten uitgevonden. Dankzij hun vele experimenten en hun drang naar kennis op zoek naar het onsterfelijkheidelixir en de formule om goud en zilver na te bootsen, ontdekten zij veel nieuwe chemische elementen. Waarschijnlijk gebruikten ze chemicaliën die analoog waren met de bestanddelen van buskruit om een bepaalde chemische substantie te veranderen. In de Chinese alchemie bestonden vele methoden om een chemische substantie te veranderen. Een bepaalde methode noemde men de “fuhuofa” ( methode van het onderwerpen, temperen van een substantie door vuur). Een bepaalde chemische substantie, vooral van metalen of mineralen aard, werd verhit. Als de verhitting een bepaalde graad heeft bereikt, dan is de chemische substantie door het vuur “getemperd”. De oorspronkelijke kenmerken van de chemische substantie zijn verdwenen zodanig dat er als het ware een nieuwe substantie is ontstaan.

Zwavel werd door de alchemisten als giftig beschouwd. Als men zwavel door vuur liet “temperen”, dan verloor het zijn zwarte, bruine kleur en kreeg het in de plaats een goudgele kleur. De methode van het temperen door vuur wordt aan Sun Simiao (581-672 n.C.) toegeschreven. In de Zhu Jia Shen Pin Dan Fa citeert Sun Simiao het volgende: “Neem 2 liang (37,3 gram) zwavel en 2 liang salpeter. Maal het tot een fijn poeder. Leg dit dan in een smeltkroes. Graaf een put in de grond en plaats er de smeltkroes in. Neem 3 peulen van de “zeepbeenboom” en verkool ze zodanig dat ze hun vorm blijven bewaren. Leg ze daarna in de pot. Wanneer de vlammen in de pot verdwenen zijn, wordt de pot door het deksel gesloten. Plaats 3 jin (596,8 gram) gloeiende houtskool op het deksel. Wanneer 1/3de van de houtskool verdwenen (verteerd) is, wordt de rest van de houtskool weggenomen. De substantie moet niet meer afkoelen voor men het uit de pot neemt. Het is immers door “het vuur getemperd”.

Sun Simiao wou kaliumsulfaat produceren maar hij stootte daarbij op het eerste ontvlambare mengsel uit de geschiedenis.

 

Bij het experiment van Sun Simiao ontstond alleen maar een ontbranding en kwam er geen explosie. Dit is te verklaren doordat de chemische producten (zwavel, salpeter en houtskool) die Sun gebruikte niet voldoende gezuiverd waren. De kracht van dit zg. protobuskruit was dan ook zwak. Als men zwavel met salpeter combineerden, kreeg men telkens een uitwerking die geleek op de uitwerking van buskruit. Als men echter zwavel, salpeter en houtskool combineerde, dan verkreeg men de juiste samenstelling van buskruit[6].

Sun Simiao had met “zijn methode om zwavel door vuur te temperen” een soort chemische substantie verkregen die dicht bij de samenstelling van het buskruit stond, maar hij wist slechts dat men met deze methode de eigenschappen van zwavel kon veranderen. Wanneer later een alchemist deze methode toepaste, dan besefte die ook niet dat hij buskruit ontwikkelde. Na vele experimenten ervoeren de alchemisten dat als men bepaalde chemische stoffen combineerde, er een ontvlambare chemische substantie ontstond. De uitvinding van buskruit was een feit. De alchemisten moesten alleen door verder te experimenteren de juiste verhouding van salpeter, zwavel en houtskool weten te achterhalen[7].

 

Algemeen wordt aangenomen dat buskruit rond het einde van de Tang-dynastie (618-907 n. Chr.) werd ontdekt. Tijdens de Song-dynastie (960-1279) was het buskruit tot een bepaald niveau ontwikkeld. De eerste geschreven formule voor buskruit is afkomstig uit die periode. In de Wu Jing Zong Yao (collectie van de belangrijkste militaire technieken) van 1044 n. Chr. worden verschillende samenstellingen van buskruit weergegeven[8]. De recepten van dit buskruit tonen aan dat het buskruit een laag salpetergehalte had en dat er nog andere brandbare elementen naast salpeter, zwavel en houtskool in het buskruit werd gevoegd. Zo bevatte de “ji li huo qiu” 50 % salpeter, 25 % zwavel, 6,25 % houtskool en 18,75 andere bestanddelen zoals hars, bijenwas, bamboevezels, olie, hennep en lak. De ji li huo qiu was een vuurbal voorzien van weerhaken en werd met een katapult naar de vijand geslingerd[9].

 

Het buskruit werd dus enigszins toevallig ontdekt door Chinese alchemisten die door experimenten chemische veranderingen wilden teweegbrengen.. Eens de kennis van de explosieve uitwerking van salpeter, zwavel en houtskool was vergaard, moest er nog een lange weg worden afgelegd eer men de juiste samenstelling ervan kende. Bij deze langdurige zoektocht werden vaak in buskruitmengsels andere chemische en brandbare elementen aan toegevoegd, waardoor het explosief karakter wegbleef. Daarenboven bevatte het Chinese buskruit een laag salpetergehalte. In deze embryonale fase kunnen we de buskruitmengsels bestempelen als protobuskruit. De ideale verhouding in de buskruitsamenstelling is 75 % salpeter, 10 % zwavel en 15 houtskool. Volgens het Chinese standaardwerk over explosieven, het uit 1628 daterende Wu Pei Chih zouden in China de juiste samenstelling en mengverhouding van het buskruit pas halverwege de 13de eeuw bekend zijn[10].

 

1.3. De verspreiding van buskruit naar het Westen

 

De kennis om buskruit te vervaardigen werd door de Mongolen van de Chinezen overgeno-men wanneer ze onder leiding van Djengis Khan (1206-1229) Noord-China veroverden. Onder Choebilai Khan (1260-1294) werd heel China onderworpen. Voortaan heerste de Yuan-dynastie (1279-1368) over China. De Mongolen bouwde een gigantisch rijk uit dat zich uitstrekte van de Donaubekken over Centraal-Azië tot China. Zowel Oost-Europa als de Arabische landen werden geconfronteerd met de Mongoolse veroveringstochten.

In 1237 werd de Volga overgestoken en lag Rusland open voor de Mongolen. De Mongolen stootte door naar Oost-Europa en behaalde in 1241 bij Liegnitz (Polen) een overwinning tegen de Silezische en Boheemse legers. Tijdens deze slag gebruikten de Mongolen giftige rookballen die buskruit bevatten. Tijdens de slag van Sajo (Hongarije) werden de Hongaarse troepen door de Mongolen met stenen en buskruitprojectielen bestookt. De Europeanen leerden echter het gebruik van buskruit en vuurwapens niet kennen via deze veldslagen. De Mongolen hielden hun vuurwapens strikt geheim en de vluchtende Hongaarse en Poolse soldaten konden er niets over te weten komen.

 

Ook tijdens hun expedities in West-Azië brachten de Mongolen vuurwapens mee. Zo gebruikten ze tijdens de belegering van Bagdad (1258) buskruit. Door contacten met de Mongoolse strijdmacht en door de overdracht van wapens door Mongoolse krijgsgevangenen en deserteurs, leerden de moslims de nieuwe vuurwapens kennen. De moslims hadden waarschijnlijk al de kennis om buskruit te vervaardigen. De overdracht van de kennis van China naar de Islamitische landen was mogelijk gemaakt door de verschillende handelscontacten tussen Chinezen en Moslims. Vele Arabische handelaars bevonden zich in het rijk van de Zuidelijke Song en vaak integreerden ze zich in de Chinese maatschappij. Op deze wijze leerden ze buskruit, vooral toegepast in vuurwerk, kennen[11].

 

Buskruit werd door de Arabische landen naar Europa gebracht. In een eerste fase werd de kennis van buskruit overgenomen via Latijnse vertalingen van Arabische werken door Europeanen en in de tweede fase door oorlogen in Europa.

Tijdens de middeleeuwen stond de Arabische wetenschap in tegenstelling tot de Europese, op een hoog niveau. Tussen de 7de en de 11de eeuw werden de vele Griekse teksten in het Arabisch vertaald. In de 12de eeuw vertaalde men Arabische werken in het Latijn. Het belangrijkste centrum was Toledo (in 1058 op de Islam heroverd). Rond de 2de helft van de 13de eeuw werden Arabische werken over buskruit in het Latijn vertaald. De Europese vorsers die voor het eerst melding maakten over buskruit, haalden hun informatie uit die Latijnse vertalingen van Arabische teksten. De eerste Europeaan die de kennis van buskruit te boek stelde was de Fransiscanermonnik Roger Bacon (1214-1293). Zijn Epistola de secretis operibus artiis et naturae (1267) beschrijft een formule van een laag nitraatmengsel van salpeter, zwavel en houtskool, respectievelijk 7,5,5 delen[12]. In zijn Opus Tertium (1266-1268) geeft hij te kennen dat buskruit al in verschillende delen van de wereld werd gebruikt[13]. Een andere grote Middeleeuwse wetenschapper is Albertus Magnus (1200-1280). Zijn Mirabilibus Mundi is een Latijnse vertaling van het Liber Ignium (boek van vuren) en bevatte buskruitrecepten[14]. Liber Ignium wordt toegeschreven aan Marcus Graecus. Die naam is puur fictief, net als Berthold Schwartz of Berthold Niger, waarvan men in de Middeleeuwen geloofde dat hij het buskruit had uitgevonden. De echte auteurs zijn joods of Spaans en hebben in de 12de-13de eeuw geleefd. De collectie bevatte 88 experimenten en 35 recepten en is niet van Griekse, maar van Arabische origine[15]. Dit ondersteunt de these dat de Europeanen het recept via de Arabieren in handen hebben gekregen. Ook het Griekse vuur werd uit het Arabisch vertaald (Michael Scot, 1180-1236)[16].

De invloed van de eerste werken die buskruit beschreven, was gering. Pas in de eerste helft van de 14de eeuw ontwikkelde men in Europa vuurwapens op basis van buskruit. In de strijd tegen de moslims kwamen de Europeanen in contact met vuurwapens en leerden ze buskruit voor militaire toepassingen kennen[17].

 

Er zijn genoeg aanwijzingen dat het recept voor de bereiding van buskruit in de 13de eeuw door de Mongolen en de Arabieren via handelsroutes en grensconflicten van China naar Europa werd overgedragen. Vooral de Arabieren speelden in deze overdracht een belangrijke rol. Er was in die periode een uitzonderlijke vrije uitwisseling van goederen, mensen en ideeën tussen het Christendom, Islam en het Verre Oosten. De kennis van buskruit werd dus doorgegeven op 3 verschillende wijzen: via de handel, via het intellectuele circuit en via de oorlogvoering. De overdracht van de kennis van buskruit was het meest effectief bij oorlogvoering omdat de tegenpartij veel interesse had voor het nieuwe vernietigende wapen en het kost wat kost in handen wilde krijgen om zo het militaire evenwicht te herstellen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] J.R. PARTINGTON, A history of Greek fire and gunpowder, Cambridge, W. Heffer, 1960, p. 1.

[2] J.R. PARTINGTON, op.cit., p. 21.

[3] J.R. VAN DER NEUT & P. MERX, Buskruit, roermaker en schutter, Deventer, Almfort, 1981, p. 4.

[4] J.R. PARTINGTON, op.cit., p. 267.

[5] K. VAN DINGENEN, De uitvinding van het buskruit en de ontwikkeling van vuurwapens in China, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1985, p. 106.

[6] K. VAN DINGENEN, op.cit., p. 10-14.

[7] K. VAN DINGENEN, op.cit., p. 17-18.

[8] J.R. PARTINGTON, op.cit., p. 261.

[9] K. VAN DINGENEN, op.cit., p. 36-38.

[10] J.R. VAN DER NEUT & P.MERX, op.cit., p. 4.

[11] K. VAN DINGENEN, op.cit., p. 99-102.

[12] B.S. HALL, Weapons and warfare in Renaissance Europe, Gunpowder, Technology and Tactics, London, The Johns Hopkins University Press, 1997, p. 41.

[13] J.R. PARTINGTON, op.cit., p. 76-78.

[14] ibid., p. 82-83.

[15] ibid., p. 42.

[16] ibid., p. 87.

[17] K. VAN DINGENEN, op.cit., p. 105.