De publieke opinie ten tijde van de Brabantse omwenteling (dec.1789- dec.1790) Een comparatief personderzoek tussen Brabant en Vlaanderen (Eric Mielants)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

3. De pronunciamento van het leger (maart-april 1790).

 

Het leger van de republiek maakte de enige intrinsiek nationale instelling uit van de Vereenigde Belgische Staaten.  De soldaten en officieren moesten dan ook een band hebben gevoeld die de soeverein geworden provincies kon overstijgen. Hun zinnebeeld en held was generaal Van der Meersch ; ze hadden meestal zonder scholing in het leger carrière gemaakt en stonden de Comités, de eerste revolutiekernen, zeer nabij. Ze voelden eveneens sympathie voor mensen als Vonck en Verlooy die in de Zuidelijke Nederlanden zelf de Omwenteling hadden voorbereid terwijl Van der Noot in het buitenland verbleef (1).

 

Het leger had een voortdurend gebrek aan middelen en voelde zich door het Congres onvoldoende gesteund. Het geklaag, de neerslachtigheid en de situatie waarin het leger zich bevond, zorgden ervoor dat de 'Nederlandse Washington' zoals Van der Meersch werd genoemd, door het Congres vrij snel ongeschikt werd geacht nog langer aan het hoofd van het leger te blijven. Van der Meersch was ook bijzonder ontevreden over de benoeming van Schoenfeldt en over de tijdelijke alliantie met Pruisen tegen Oostenrijk die daaruit voortvloeide. Hij maakte openlijk ruzie met Van Eupen en Van der Noot, die hij uitschold voor "un imposteur qui trompe et trahit la nation" (2). Het Congres daarentegen gaf kritiek omdat Van der Meersch niet verder oprukte en er maar niet in slaagde de vesting Luxemburg te veroveren (3). Veel officieren dreigden met ontslag omdat men hen niet wou bevorderen.

 

De soldaten waren reeds ongedisciplineerd, maar werden dit nog meer door de halvering van hun soldij en door de gebrekkige bevoorrading (4). Desertie en oproer namen toe, vooral nadat bekend raakte dat vele officieren zouden vervangen worden door staatsgezinden. Tegen deze plannen stelden enkele tientallen officieren een “adres” op, gericht aan de Staten van de Belgische provincies waarin zij het opnamen voor hun bevelhebber (5).

Op 30 maart richtten zij een Comité op en verklaarden zich voorstanders van de volkssoevereiniteit, ook in het leger, en sloten zich aan bij het "Adresse" dat de vonckisten op 15 maart aan de Staten overhandigd hadden. 168 militairen, onder wie vele officieren, ondertekenden het adres (6). Een soort Vlaamse Staten-organisatie werd als ideale volksvertegenwoordiging naar voren geschoven :

 

"Nul n'est Roi chez les Belges que le Peuple, nul n'est Chef de l'armée que celui que le Peuple s'est choisi lui-même ; ainsi nulle démission ne peut être donnée qu'au Peuple, ni acceptée que par lui" (7).

 

De gedeputeerden van het Congres die te Namen verbleven, werden gevangen gezet en hun correspondentie in beslag genomen. Dit alles kwam bij de publieke opinie in Brabant uiteraard als een echte putsch over. Om zijn standpunten te verduidelijken, zond het Comité estafettes naar Vlaanderen, Henegouwen en Antwerpen. Tevens werd Voncks hulp ingeroepen (8). In Brussel verschenen vervolgens pamfletten die eisten dat Ursel en de graaf van la Marck weer naast Van der Meersch aan het hoofd van het leger zouden komen te staan (9).

 

Er verschenen thans pamfletten die niet alleen de bestaande vertegenwoordiging in vraag stelden, maar de bevolking openlijk opriepen tegen de Staten te revolteren (10). De vervolgingen in Brabant hadden duidelijk voor gevolg dat het politieke discours van de vonckisten steeds radicaler werd :

 

"Peuple Belgique, voyez toute l'étendue de l'ambition de vos Aristo-Théocrates souverains, & voyez tous les malheurs dont elle vous menace (...) La marche de l'intrigue Aristocratique pour en venir à ses fins despotiques, est d'expulser tout ce qui est contraire à ses vues. C'est de calomnier la conduite des vrais soutiens des droits de la nation. C'est de soulever dans l'esprit du Peuple une opinion meurtriere contre eux. L'ambition aristo-théocratique voit le bonheur public dans le maintien de sa puissance ; elle fait tout pour le soutenir (11).

 

Op 30 maart probeerden gezanten van het Congres ervoor te zorgen dat Van der Meersch zich van de acties die zijn officieren ondernomen hadden zou distantiëren, maar hun pogingen waren tevergeefs : "Nous nous sommes attachés particulièrement ajourd'hui à lui faire perdre la mauvaise opinion qu'il nous témoignoit avoir de l'armée ; mais nous n'y avons pu réussir" (12).

 

Uit één van de verslagen die de afgevaardigden naar het Congres zonden, blijkt hoe diep het wantrouwen langs beide kanten moet geweest zijn :

 

"Il est difficile de bien connoitre cet homme-là ; les discours qu'il nous tient, n'ont le plus souvent ni suites ni liaisons ; il ne se découvre jamais à fond" (13).

 

Op 30 en 31 maart zetten de opstandige officieren hun eisen als volgt op papier :

 

"Après une mûre délibération sur des objets d'une aussi grande importance, le corps des Officiers a formé d'une voix unanime les voeux suivans :

1. Que S.E. Van der Mersch reste Généralissime de l'armée ;

2. Que Mgr. le duc D'Ursel soit remis incessament à la tête du département général de la guerre ;

3.Que Mgr. le Prince d'Aremberg, Comte de la Marck, dont les talents militaires sont généralement reconnus, & qui dès le principe de la révolution a donné des marques de son Patriotisme, en offrant ses services au Comité assemblé à Breda, soit nommé Commandant en second de l'armée, sous les ordres de S.E. le Général Van der Mersch ;

4. Qu'il soit envoyé des adresses de supplication à toutes les Provinces pour les inviter à coopérer conjointement avec l'armée pour la réforme des abus & au rétablissement de l'ordre" (14).

 

De Staten-Generaal zag zich daarop genoodzaakt in hun "Projet conçu et approuvé unanimement à l'Assemblée des Etats--généraux-Belgiques, et envoyé à l'agréation des Provinces respectives" van 31 maart een wel erg verzoenende taal aan te nemen :

 

"Les Etats des Provinces Belgiques unies estiment devoir informer leur concitoïens, que leur sentiment et leur intention ont été, sont, et seront toujours la représentation des trois ordres du peuple suivant que l'équité, la justice & le bien être de la chose publique peuvent l'exiger pour l'exercice du pouvoir souverain et (...) déclarent solemnellement que, dès que les circonstances du tems le permettront (époque que le Congrès

 

manifestera d'après ses connoissances des rapports politiques) les Etats de chaque Province procéderont à établir une représentation plus étendue, sur des principes puisés dans la justice et dans la convenance de chaque Province en particulier" (15).

 

Tot groot genoegen van het "Comité des Officiers" werd deze tekst door Van der Noot en Van Eupen ondertekend en unaniem door de provincies goedgekeurd. De Staten van Vlaanderen keurden de tekst al op 2 april goed (16). De Staten van Brabant zouden de verklaring echter nooit ratificeren. Op 2 april kwamen Vonck, Verlooy, d'Aubremé en Weemaels in Namen aan. Hun eerste daad was onder bescherming van Van der Meersch een apologetisch pamflet verspreiden, getiteld "Déclaration relative à l'Adresse présentée aux Etats de Brabant le 15 mars 1790" waarin zij op bijna onderdanige toon hun standpunten verdedigden en er nogmaals de nadruk op legden dat zij geenszins een "Assemblée Nationale" hadden gewenst (17). In Gent werd er opgeroepen om de acties van de vonckisten en Van der Meersch te ondersteunen (18). De houding van de Staten van Brabant werd daarentegen veroordeeld (19).

0p diezelfde 2de april vertrokken de hertog van Ursel en de graaf van la Marck uit Brussel naar Namen, als zelfaangestelde bemiddelaars tussen het revolterende leger enerzijds en het Congres anderzijds (20). Dit maakte ook hen in de ogen van de Staten uitermate verdacht aangezien zij door Van der Meersch met bijzonder veel warmte ontvangen werden (21).

Op 3 april drukten het Comité van officieren en de leden van de Société Patriotique al gezamenlijk pamfletten (22). Dit alles verhardde uiteraard het standpunt van de Staten in Brabant die nu met de oppositie definitief komaf wenste te maken.

 

Van Eupen schreef nog diezelfde dag :

 

"Le débordement des Officiers à Namur est à son comble & Mr. le général Vander Mersch a écrit aux Etats de cette Province que les démarches des Officiers n'ont pas seulement été faites de sa connoissance, mais avec son approbation même ; tout cela néanmoins ne doit pas vous intimider ; à des grands maux il faut des grands rémèdes" (23).

 

Dit was inderdaad het geval. Er werden van overheidswege richtlijnen uitgegeven over de manier waarop men het best maatregelen tegen de vonckisten kon treffen (24). De statisten lieten inmiddels niet na het rebellerende leger bij de bevolking zo zwart mogelijk af te schilderen (25). Er werden pamfletten verspreid waarin de soldaten werden aangemaand hun rebellerende officieren te wantrouwen :

 

"Messieurs les vrais Volontaires, les vrais Patriotes, méfiez-vous d'une partie de vos Officiers ; vous leurs devez obéissance pour le service : mais prenez garde que sous le prétexte du même service, ils ne vous fassent entregorger, pour soutenir leur faux principe..." (26).

 

De publieke opinie in Brabant keerde zich dan ook vrij snel tegen deze putsch. In de grootste Brabantse én Vlaamse steden werden pamfletten gedrukt die Van der Meersch' gedrag en dat van zijn officieren streng afkeurden (27). De estafettes die door het Comité van officieren waren uitgezonden, werden gevangen genomen, en ook de Staten van Vlaanderen veroordeelde de actie der rebellerende officieren (28).

 

Schoenfeldt kreeg het commando over een legermacht van 5000 soldaten en aanvaardde de opdracht Van der Meersch te vervangen. Met deze troepen trok hij op naar het rebellerende leger in Namen. Uiteraard was het vooruitzicht op een andere (en Pruisische) bevelhebber, opgelegd door het Congres, zowel voor de rebellerende officieren als voor de vonckisten onaanvaardbaar (29). Ook de hervormingsgezinden konden vanzelfsprekend niet instemmen met de vervanging van Van der Meersch door Schoenfeldt (30). Als reactie op Schoenfeldts orders bleek nu dat Van der Meersch niet langer zinnens was het Congres te erkennen, en dat zijn bevel over het leger bijgevolg niet langer van de Staten afhing, maar van de Natie : het leger hoefde dus niet meer de bevelen van de Staten op te volgen (31).

De kans op een echte burgeroorlog nam dan ook met de dag toe (32). Van der Meersch liet overal in de stad pamfletten ophangen waarin hij waarschuwde voor maneuvers van pro-Staatse oproerkraaiers omdat hij een herhaling van de gebeurtenissen in Brussel kost wat kost wilde vermijden:

 

"De la part de son Excellence M. Vander Mersch Général en chef de l'Armée Belgique est déclaré, que des bruits lui étant parvenus, que des gens mal-intentionnés, & qui sont hautement suspects d'avoir fomenté l'exécrable pillage & les proscriptions, qui ont eu lieu à Bruxelles, sont venus ici pour soulever le peuple, & pour calomnier les loyales intentions du Général Vander Mersch" (33).

 

Dit was nu precies wat er wèl gebeurde : toen Van der Meersch op 6 april samen met zijn troepen voor een eventuele veldslag uit Namen trok, steeg de spanning tot een hoogtepunt.

 

Te Flawinne stonden beide legers tegenover elkaar. Van der Meersch' leger bevond zich met 2500 soldaten in de minderheid. Bovendien was er een - weliswaar kleine - groep officieren die hem niet in een regelrechte opstand tegen het Congres wenste te volgen (34). Maar ook in het leger van Schoenfeldt weigerden verschillende Vlaamse vrijwilligers tegen Van der Meersch, die eveneens van Vlaamse origine was, te vechten (35). Terwijl er een hevige discussie plaatsvond tussen afgevaardigden van het Congres enerzijds en Van der Meersch anderzijds, en er onderhandelingen plaatsvonden om alsnog een bloedige confrontatie tussen beide legers te vermijden, werd de bevolking van Namen door aanhangers van de Staten (waaronder de broer van Van der Noot) tegen de vonckisten opgehitst (36).

Wederom konden de statisten de bevolking wijsmaken dat de vonckisten een Assemblée Nationale eisten zoals in Frankrijk ; Van der Meersch zou de bevolking zelfs willen uitleveren aan de Oostenrijkers, en zelf naar de vijand overlopen (37). In de stad werden Brabantse pamfletten verspreid die de bevolking opriepen de vonckisten uit te schakelen (38). Uiteraard wendden ook de ambachten en de magistratuur zich van de democraten af. De Naamse burgers sloten de stadspoorten, en richtten de kanonnen in de rug van het opstandige leger. Het achtergebleven garnizoen werd vervolgens in de citadel opgesloten.

Van der Meersch zag tenslotte het hopeloze van zijn situatie in, en gaf zich over op voorwaarde dat hij zich zou mogen verantwoorden, en dat er geen doodstraffen zouden worden uitgesproken. Daarop sloegen de vonckisten ijlings naar Frankrijk op de vlucht. Wat later zou er te Rijsel nog een poging ondernomen worden om hen in een geheime organisatie Pro Patria te hergroeperen (39). Deze vereniging werd opgericht in navolging van Pro Aris et Focis en was bedoeld om

 

"zoo menige van onze ongelukkige broeders, die zonder eenige de minste reden, jae zelfs om hunne goede inzigten en vaderlandsliefde, gekerkert, gebonden en vreedelyk mishandelt zyn, te verlossen" (40).

 

De graaf van la Marck werd tijdelijk gevangen gezet. Van der Meersch zelf werd op 8 april ter verantwoording naar Brussel gevoerd, en voorlopig in de citadel van Antwerpen opgesloten tot wanneer zijn proces zou plaatsvinden. Van medio april tot medio november zou hij daar in hechtenis blijven (41). Het Congres maande ondertussen de bevolking tot kalmte aan (42). Van der Meersch werd in staatse pamfletten voortaan de rol van verrader toebedacht (43). De Brabantse statisten verklaarden dadelijk dat hij omwille van zijn insubordinatie, in Brabant zou moeten terecht staan (44). Schoenfeldt daarentegen werd bejubeld want hij had weer orde op zaken weten te stellen en aldus het land van de ondergang gered (45). Van der Meersch bleef echter populair in het leger (46). De democratisch gezinde leiders dienden er dan ook uit verwijderd te worden ; het gevolg hiervan was dat er in het patriottenleger adequate zuiveringen werden doorgevoerd. Het Congres en de Staten van Brabant hadden deze politieke crisis met glans overleefd (47).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Voetnoten bij het hoofdstuk

3. De pronunciamiento van het leger.

 

(1) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel VII (3) , p. 522 ;

(2) P. Rogghé "De omwenteling..." ibid., pp. 169 ;

(3) S. Tassier "les démocrates..." ibid., p. 343-349 ;

(4) R. Boijen "De gewapende opstand tegen Oostenrijk" in H. de Kok (red.) "Turnhout..." ibid., p. 275 ;

(5) F. Vanhemelrijck (red.) "Revolutie in..." ibid., p. 55 ;

(6) KUL,B,A43979/VI

(7) "Les officiers de l'armée belgique aux états des provinces Belgiques-Unies" KUL,B,A43978/XXV

(8) "Déclaration du Corps de l'armée belgique"  Namur, 30.3.1790, KUL, BG, 180C6/13/7

(9) RUG 233 A 160 (15)

(10) ULB,dfp,LPB 1797/77 ; KUL,B,A43976/IV ; ULB,dfp,LPB 1805/5

(11) "le jour du peuple brabançon"  RUG 233 A 65 (4)

(12) KUL, BG, 180 C1/5/8

(13) RUG 233 A 160 (11)

(14) "Voeux de MM. les Officiers de l'Armée Belgique, sous les ordres de Son Ecx. le Général d'Artillerie Van der Mersch."     RUG 233 A 160 (12)

(15) KUL,BG,180C1/5/12 , RUG 233 A 209 (28)

(16) Avb, biblio 3386/12 ; KUL,BG,180C1/5/12 (2.4.1790)

(17) RUG bib. G. 17260

(18) Avb, biblio 811/12 (Gent, 2.4.1790)

(19) KUL,B,A43978/XII (Gent, 1790)

(20) KUL,BG,180C1/5/11

(21) "Relation fidèle de ce qui c'est passé à Namur" KUL, BA 43979/VII

(22) RUG 233 A 117 (50)

(23) Avb, biblio 3386/14 bis

(24) "Aux messieurs de la commission des Etats établie à Anvers" D.G. 26 (privéverzameling De Goeyse KUL) Bruxelles, 3.4.1790

(25) KUL,BG,180C6/6/14

(26) Avb,biblio 3388/47

(27) KUL,B,A43979/VI (3.4.1790) ; Avb, biblio 3386/33

cf. ook D. Destanberg "Gent onder Jozef II (1780-1792)" Gent, 1910, p. 220-221 ;

(28) KUL,BG,180C1/5/6 ; Avb, biblio 3386/14

(29) RA 1176 doc 3311352

(30) KUL,BG,180C1/5/15

(31) KUL,BG,180C1/5/14

(32) RUG 233 A 183 (9)

(33) RUG 233 A 160 (16)

(34) KUL,BG,C5/15/8 ; Avb, biblio 3386/33

(35) E.J. Dinne "Mémoire historique et piéces justificatives pour Vander Mersch où l'on donne des preuves de la loyauté de sa conduite durant la révolution belge" Lille, 1791, p. 245-280 ;

(36) A. Vermast "Generaal Vander Mersch, bevelhebber van het leger der Patriotten" , Gand, 1898, p. 66-67 ;

(37) J.C.A De Clerck, ibid., p. 114 ;

(38) Avb, biblio 812/45 ; "Au brave et valeureux peuple namurois" 6.4.1790 Avb, biblio 3386/48

(39) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel VII (3) p. 533 ;

(40) ULB,dfp,LPB 1804/16

(41) E. Discailles "Hommes et choses de la révolution brabançonne" in Revue de Belgique, LVII, 1887, pp. 10-16 ;

(42) RUG bib. G.17509 (9.4.1790)

(43) "L'anatomie de la cabale" KUL,BG,180 C5/14/3 ; "Le Vandermerschisme ou la nouvelle Autrichomanie" KUL,BG,1C8/26

(44) KUL,B,A43979/XXVIII (27.04.1790)

(45) Namur, 12.4.1790 KUL,B,A43979/XV

(46) KUL,BG,180C1/5/33 (Bruxelles, 17.4.1790) ; Avb, biblio 811/33 (6.4.1790)

(47) S. Tassier "les démocrates..." ibid., p. 356-364 ;