Met de moedermelk ingezogen of met de paplepel ingegeven. Een onderzoek naar de houding tegenover borstvoeding in België tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. (Anneleen Jachowicz)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I: EEN KORTE HISTORISCHE SCHETS

BORSTVOEDING IN HET VERLEDEN: NIET ZO VANZELFSPREKEND ALS HET LIJKT [9]

 

Bij wijze van inleiding wordt in het kort, internationaal, de geschiedenis van de borstvoeding geschetst aan de hand van iconografisch materiaal. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat de gebruikte afbeeldingen misschien niet altijd een weergave van de werkelijkheid zijn. Beeldende kunst is niet altijd een spiegel van de maatschappij. Daarenboven heersen binnen de maatschappij verschillende gewoonten afhankelijk van afkomst, klasse… Deze verschillen kunnen uiteraard niet altijd in één beeld vervat worden, waardoor beelden soms een verkeerde indruk kunnen wekken. De kunstenaar bepaalt het beeld dat we krijgen van de behandelde periode, in hoeverre deze werkelijk overeenstemt met de realiteit is niet altijd te achterhalen. In combinatie met bestaande literatuur en bronnen kunnen deze afbeeldingen wel tot op een zeker niveau aan hun geloofwaardigheid getoetst worden. Uiteraard kunnen de voorgestelde beelden afwijken van regionale verschillen. Voor de afbeeldingen verwijzen we naar bijlage I.

 

Gedurende nagenoeg de hele geschiedenis van de mensheid bestond er niets dat moedermelk kon vervangen. Zolang het pasteurisatieproces niet op punt stond, was de moederborst vrijwel de enige goede kans op overleven voor de zuigeling.

 

 

1. Egypte & Babylonië

 

In de matriarchale samenlevingen van Egypte en Babylonië waren kinderen meestal welkom en geliefd. De familiestructuur van de Sumeriërs en de Semieten, waar men zelden gezinnen aantrof met meer dan vier kinderen, kan verkeerdelijk leiden tot het besluit dat kindermoord er een gewoonte was. In samenlevingen waar kindermoord veel voorkwam, waren het steeds de meisjes die gedood werden. Met dit gegeven in het achterhoofd lijkt het onwaarschijnlijk dat men kinderen doodde daar er veel meisjes voorkwamen in deze gezinnen. Deze gezinsstructuur zou een gevolg zijn van geboortebeperking door toepassen van de coïtus interruptus en het lang zogen van de kinderen.[10] Uit de vele afbeeldingen van moedergodinnen die een kind de borst geven, blijkt duidelijk dat borstvoeding geven  erg gewaardeerd werd. (fig. 1.a en b)

In het oude Egypte kwam de afbeelding van Isis die haar kind Horus zoogt vaak voor. (fig.2) Door haar kind te zogen beschermde zij het tegen de vele gevaren van het jonge leven. Op de meeste van deze afbeeldingen houdt de moeder haar kind op de linkerarm terwijl zij het voedt aan de linkerborst die zich het dichtst bij het moederhart bevindt. Dit kan verwijzen naar de moederliefde die uitgaat van een zogende moeder. Deze houding zal later terugkeren bij de “Maria Lactans”. Voor de Egyptenaren was de koe een heilig dier. Isis werd zeer vaak in verband gebracht met de melkgevende koe en was zo het symbool voor moederschap en de continuïteit van het leven. Vandaar de koehorens die Isis draagt boven op haar kroon.[11]

Wanneer een moeder stierf in het kraambed of om andere redenen geen borstvoeding kon geven, werd een min gezocht omdat de moedermelk te belangrijk was voor het kind. De minnen werden erg gewaardeerd. “The status of the Egyptian wet-nurses was such that they appear in guest-lists of funeral feasts of royalty. In addition, the child of a royal wet-nurse was allowed to call himself ‘milk-sister’ of the king.”[12]

Ouders die het financieel niet aankonden om een min in te schakelen, mochten hun kind verkopen opdat het toch nog van borstvoeding zou kunnen genieten. Normaal plaatste men een kind voor twee à drie jaar, de gemiddelde zoogperiode, bij een min. Bij een verkoop zou de min voor het kind een prijs geven die hoger lag dan deze die de moeder haar verschuldigd was voor het voeden van de baby, opdat de moeder er financieel iets aan over zou houden.[13]

Uiteraard zal deze laatste praktijk vaak niet doorgaan en zal men het kind artificieel gaan voeden. Dit hield in dat men de kinderen voedde met dierenmelk, vooral schapen- en geitenmelk.

 

 

2. De Griekse beschaving

 

De Griekse beschaving liet tal van zaken na die verwijzen naar de zuigelingenvoeding: muurschilderingen, beeldjes van moedergodinnen, geschriften van filosofen en dramaturgen (fig. 3). In de aloude Griekse mythes werd aan borstvoeding al een bijzondere betekenis gegeven.[14]

Het schilderij van Jacopo Tintoretto, “Het ontstaan van de melkweg”, eind zeventiende eeuw, (fig. 4), is de uitbeelding van een oud Griekse mythe. Volgens deze mythe zou degene die borstvoeding kreeg van de godin Hera onsterfelijk worden. Op de afbeelding zien we hoe de god Zeus zijn sterfelijk kind Hercules aan de borst brengt van de nietsvermoedende godin Hera. Wanneer ze ontdekt dat het kind aan haar borst niet haar eigen kind is, trekt ze verontwaardigd haar borst weg. Hierdoor spuit haar melk in het rond. Deze rondspuitende melk zou de melkweg vormen.[15]

Het bronnenmateriaal spitst zich toe op de gewoonten van de gegoede klassen en heeft vaak aandacht voor borstvoeding. Zo wordt in de Odyssea beschreven hoe Penelope als jonge bruid haar zoontje aan haar borst had.

Aristoteles heeft het in zijn ‘Historia Animalium’ over de eigenschappen van verschillende melksoorten en het zogen van het kind. Hij maakte reeds het onderscheid tussen de melk geproduceerd de eerste dagen na de bevalling (het colostrum) en de latere meer op melk lijkende afscheiding. In tegenstelling tot wat medici tot op het eind van de 17e eeuw verklaarden, wees Aristoteles het zogen vanaf de eerste dag niet af. Het misverstand dat moedermelk omgezet menstruatiebloed was uit de baarmoeder en dat onder medici tot de 18e eeuw leefde werd reeds door Aristoteles beschreven.[16] 

In deze periode zou de ‘wet-nursing’ praktijk meer verspreid geraakt zijn vooral onder de gegoeden. Geleidelijk aan werd het beschikken over een min voor zijn baby een statussymbool voor deze klasse zoals in de latere Europese beschavingen.[17] 

Eén van de oudste afbeeldingen (fig. 5) dateert uit de zesde eeuw vóór Christus en is afkomstig uit de necropool van Megara. Heilige beelden van moeders met kinderen aan de borst verschenen in de archaïsche periode en hielden waarschijnlijk verband met de kourotrophosriten. Kourotrophos duidt op het moederbeginsel dat in het zogen tot uiting komt. Beeldjes van zogende moeders werden in graven en heiligdommen geplaatst als offergaven aan één van de verschillende kourotrophosgodinnen zoals Hera, Aphrodite, Artemis… Zo’n beeld stelt een godin voor die op een troon zit en twee kinderen die kruiselings op haar schoot liggen, zoogt. Dat ze twee kinderen tegelijk kan zogen, weerspiegelt de uitzonderlijke vermogens van deze godin.[18]

 

 

3. Het oude Rome

 

In het oude Rome raakte de idee verspreid dat het colostrum, de eerste melk, te dik was en niet aangepast aan de noden van de pasgeborene. Dit misverstand  zal pas in  de 20e eeuw volledig uit de wereld geholpen worden. De moeder moest haar eerste melk met de hand verwijderen en haar kind gedurende de eerste dagen voeden met honing of geitenmelk gemengd met honing.

Romeinse filosofen en moralisten waren tegen het gebruik van minnen, die zeer vaak slavinnen waren. The mother was to be excused breastfeeding only if she were ill or if she wanted to have more children.”[19] Moeders uit alle klassen moesten hun kind borstvoeding geven niet alleen omdat het de gezondste en meest gepaste voeding voor zuigelingen was, maar ook omdat bij een min de band van liefde en affectie tussen moeder en kind afwezig blijft. ( fig. 6)

Vreemd genoeg waren de medische schrijvers minder dwingend in hun uitspraken rond het zelf zogen van je kind.[20]

Zowel in de Griekse als Romeinse wereld werden minnen of zogende moeders geëerd als godinnen van moederliefde en vruchtbaarheid. In het dagdagelijkse leven was het uiteraard zo dat de armere moeders hun kind zelf zoogden terwijl de gegoeden een min inhuurden. Net zoals in de latere beschavingen werden de min en haar melk eerst doorgelicht. Allerlei vooroordelen gaande van haarkleur tot grootte van de borst bepaalden de kwaliteit van een vrouw als min. Net zoals in de vorige beschavingen kregen de meeste baby’s borstvoeding hetzij van een min, hetzij van de moeder zelf omdat het voeden met dierlijke melk weinig overlevingskansen bood. Toch gebeurde het. Dat zij die zich geen min konden permitteren soms toch overschakelden op kunstmatige voeding blijkt uit de zuigdopjes die men vond in de kindergrafjes in armere buurten.[21]

 

 

4. De Middeleeuwen

 

De kennis van de voedingspraktijken in het Middeleeuwse Europa is vooral afgeleid uit medische teksten en beeltenissen en geschriften uit de godsdienstige wereld.

In medische teksten wordt moedermelk beschouwd als het beste voedsel voor de zuigeling. Er wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteiten waarover een min moest beschikken.

Het was in Europa, zeker in de late middeleeuwen, de trend dat rijke en adellijke families een min aannamen, terwijl de armere moeders hun kind zelf zoogden. Nochtans werden de adellijke vrouwen op dat moment nog niet gehinderd door een mode van aansluitende kleding en korsetten, welke het de moeders pas vanaf de 16e eeuw in de praktijk onmogelijk maakten om hun kind vlot te zogen.

Er werden ook geen medische redenen aangehaald die borstvoeding afraadden, evenmin als restricties uit de godsdienstige wereld, integendeel.    

Vaak vindt men godsdienstige afbeeldingen waarop een zogende moeder of Madonna te zien is, die verwijzen naar één of ander religieus aspect. Wanneer het “goede aspect” van de borst overheerst, ligt het accent op haar vermogen kinderen, of allegorisch, een hele religieuze gemeenschap te voeden.

Zowel in de joodse als in de christelijke traditie werden borsten geëerd als ‘melkproducerende vaten’ die noodzakelijk waren voor de overleving van het Hebreeuwse volk en later voor Jezus’ volgelingen. Het voorbeeld van het kindje Jezus dat aan de borst van Maria drinkt, werd een metafoor voor de geestelijke voeding van alle christelijke zielen. Just as the words of God conveyed by ministers in the sermon was more powerfull than the word of God conveyed by the written word (including the bible) so a breastfed baby received nourishment and comfort for superior to that of the hand – fed baby[22]  De borst van Maria bood de gelovigen het symbool van vrouwelijkheid waarmee alle christenen, man of vrouw, zich konden identificeren, omdat ze allen wel aan één of andere moederborst gezoogd werden.

Het fenomeen van het verbinden van borstvoeding met religie kent vele aspecten en een lange traditie. Het heilige aspect van het zogen werd echter niet altijd via de Mariafiguur veruitwendigd: zo werd in de twaalfde eeuw de kerk vergeleken met een moeder die de gelovigen voedde met de melk van het geloof.[23]

Een ander aspect dat aan het onderwerp ‘borstvoeding en geloof ’ kan worden gekoppeld is het caritas–motief.[24]. In de zeventiende-eeuwse schilderkunst vinden we de personificatie van het caritassymbool doorgaans voorgesteld als een vrouw, al dan niet als zoogster, met enkele kinderen.  Een voorbeeld daarvan is het werk van Paulus Moreelse: “Sophia Hedwig, gravin van Nassau Dietz, als caritas met haar kinderen.”,1621, (fig. 7)

Sophia Hedwig, gravin van Nassau Dietz, is afgebeeld als de verpersoonlijking van de caritas. Op de voorgrond zien we de gravin omringd door drie kinderen. Op de achtergrond ontwaren we een vierde kind in de armen van een min. De ontblote borst van de moederfiguur en de daarop drukkende vingers, accentueren de voedsterfunctie van het moederschap. Deze pose doet denken aan de zogende Madonna. Uit het portret blijkt een sfeer van aanhankelijkheid tussen moeder en kinderen. De moeder toont zich demonstratief bereid tot zogen. Dit lijkt enigszins vreemd in combinatie met de min op de achtergrond. Gezien de tijdsgeest is het bovendien opmerkelijk dat het afbeelden van borsten niet wordt gezien als taboe, maar even normaal lijkt als de iets lager afgebeelde fruitmand.[25]

Merkwaardig genoeg ontdekten we een bijna identiek portret waarop de min op de achtergrond is verdwenen (fig. 8). We gaan ervan uit dat dit schilderij een latere versie is dan datgene met de afgebeelde min. We kunnen deze opmerkelijke wijziging als volgt trachten te verklaren: in de zeventiende-eeuwse Republiek der Nederlanden ontstond het idee van de burgerlijke verantwoordelijkheid. Men beschouwde een moeder die haar kind zelf zoogde als iemand die een belangrijke bijdrage leverde aan het welzijn van het kind zelf, haar gezin en de hele gemeenschap. Uitgaande van dit heersende maatschappijbeeld kunnen we het verdwijnen van de min op de achtergrond enigszins begrijpen.

In deze periode waren Hollandse medische, godsdienstige en morele autoriteiten pleitbezorgers van borstvoeding door de moeder. Bij de protestanten kwam dit duidelijk tot uiting, want zij geloofden dat een zogende moeder God behaagde, en dat een vrouw die weigerde haar kind te voeden een gruwel was in de ogen van de Heer.

 

 

5. De Renaissance

 

Tijdens de Renaissance was de heersende mening onder artsen, humanisten en priesters dat het de plicht was van de moeder haar kind de borst te geven. De praktijk van het wegsturen van baby’s naar een min op het platteland werd in heel Europa onomwonden veroordeeld.

De vrouwen van deze tijd werden verscheurd door twee tegengestelde visies. Enerzijds werd haar door de artsen opgedragen borstvoeding te geven, anderzijds verkoos haar echtgenoot dat zij haar kinderen niet zelf zou zogen.

In de samenleving bestond op dat ogenblik een tweeledige beeldvorming van borsten. Enerzijds kende men de stevige, deftige borsten van vrouwen van hoge stand, die uitsluitend voor het plezier van de man bedoeld waren, en anderzijds waren er de volle, melkgevende borsten van de vrouwen die hun eigen kinderen en die van welgestelde burgervrouwen zoogden. Deze heersende dualiteit wordt mooi uitgebeeld in het werk “Gabrielle d’ Estrées in haar bad” (fig. 9). Hierop toont Gabrielle d’ Estreés, de maîtresse van Hendrik IV, haar “ongebruikte borsten”. Op de achtergrond geeft een min haar grote, volle borst aan een ingebakerde zuigeling.[26]

Een andere afbeelding uit de Renaissance is van de hand van Luca Cambiaso en is getiteld “Heilige Familie” (fig. 10). Moeder, kind en de omringende figuren, alsook het decor hadden zo weggeplukt kunnen zijn uit het dagelijks leven. Enkel de engel in de rechterbenedenhoek verraadt het heilige aspect van het werk. Het werk had als doel zuivere gevoelens van devotie op te wekken, maar waarschijnlijk is er nog een bijkomende verklaring mogelijk voor de eenvoud van het werk. Door Maria voor te stellen als gewone volksvrouw die haar mollige baby zoogt, kan het een oproep geweest zijn voor alle vrouwen  het voorbeeld van Maria te volgen en hun kind zelf te voeden in plaats van het onder te brengen bij een min.

Veel pompeuzer dan het vorige schilderij is het werk “Het onweer” van Giorgione ( fig. 11). Er wordt een bijna volledig naakte vrouw afgebeeld die haar kind de borst geeft in het decor van een prachtig landschap. De moeder en het vredig zuigende kind doen een beetje vreemd aan tegenover de achtergrond waar een zwaar onweer op komst is. De rust en het idyllische van het tafereel contrasteren dus fel met het nakend natuurgeweld op de achtergrond. De zogende moeder biedt haar kind de nodige geborgenheid en bescherming tegenover de ‘dreigende’ wereld.

 

In de zeventiende-eeuwse Nederlanden spitste de beeldvorming zich toe op het eenvoudig huiselijk geluk. De ware moeder was de vrouw die haar kind zoogde. Dit wordt uitgebeeld door Pieter de Hooghs “Vrouw die een zuigeling zoogt, met een kind” (fig. 12). Dit tafereel toont ons een burgerlijke moeder die haar kind liefdevol aankijkt en de borst geeft. Het accent ligt niet op de borst zelf maar op de harmonieuze huiselijke sfeer: moeder met kinderen in een rustige omgeving, het hondje op de grond …

Deze beeldvorming ontstond gelijktijdig met de pleidooien voor borstvoeding van medische en morele autoriteiten. Of deze pleidooien een effect hadden op het gedrag van de moeders en deze beelden de werkelijkheid benaderden, is een andere vraag. In de gegoede kringen namen moeders een min omdat het de mode was, net zoals vandaag vele moeders flesvoeding geven zonder na te denken over de eventuele nadelen voor het kind.

Vooral in het protestantse noorden, waar de katholieke Madonna niet langer een gepast onderwerp was, zochten de schilders inspiratie in realistische taferelen van moeders en kinderen in hun natuurlijke omgeving, onder andere tijdens het zogen. Er is hier een duidelijke overgang te merken van de heilige naar de seculiere moeder.

In een aantal Hollandse kunstwerken uit deze periode, werd het zogen als symbool van de liefde voorgesteld. Zo werd Sophia Hedwig samen met haar zoontjes afgebeeld als symbool  van de caritas, de naastenliefde (ut supra). Dit was niet alledaags daar het gewoonlijk anonieme, zogende moeders waren die op afbeeldingen de theologische deugd van de naastenliefde symboliseerden.

Tijdens deze eeuw ontwikkelde zich echter ook een andere tendens. Dit blijkt uit het hartstochtelijke pleidooi voor zogen van de Franse schrijver–arts, Jean–Emmanuel Gilibert. Hij uitte zijn afkeer voor de toentertijd wijdverspreide gewoonte een min te huren, een melkproducerende, arme vrouw.

Het schilderij van Pierre Daret “Allégorie de la charité” ( fig. 13) uit 1636 alludeert op deze verderfelijk beschouwde minnenpraktijk. Op het schilderij wordt een vermoeid uitziende min afgebeeld, omringd door vijf kinderen die ze verondersteld wordt te zogen. Dit is misschien wel een uiting van haar “charité”, maar men mag niet vergeten dat ze per kind betaald wordt. Voor haar is het zogen misschien een ‘routine’ die zeer sterk contrasteert met het hoger beschreven huiselijk geluk en de moeder die haar kind liefdevol aan de borst legt. We kunnen ons dus afvragen of de kinderen, die dan wel op een gezonde wijze door de min worden gevoed, op deze manier geen moederliefde tekort komen. Bovendien is het nog wel de vraag of de min genoeg melk heeft om al de kinderen van voedsel te voorzien, en of het belang van haar beurs niet primeert boven de gezondheid van de kinderen.[27]

 

Tijdens de achttiende eeuw was borstvoeding maatschappelijk omstreden. Niettegenstaande de medici en de moralisten, waaronder Jean-Jacques Rousseau, de zogende moeder nog steeds zagen als een vrouw die enkel haar plicht vervulde en het in dienst nemen van een min als een frivool statussymbool beschouwden, waren de cijfers van kinderen die ondergebracht waren bij een min nog nooit zo hoog geweest. Halverwege de achttiende eeuw was de borstvoeding door de moeder hierdoor een leerstuk van de egalitaristische politiek geworden.[28] Een afbeelding uit die periode is dan ook de belichaming van de eigentijdse problematiek. Het werk van Auguste Claude Legrand met als titel “J.J. Rousseau ou l’homme de la nature” (fig. 14) toont de Zwitserse filosoof Rousseau die ijvert voor het zelf zogen van de kinderen door de moeder. Dit werk kaderde in Rousseaus poging om de vrouw bewust te maken van haar plicht kinderen de voordelen van de borstvoeding te bieden. Deze principes werkte hij uit in  zijn werk “Emile ou l’éducation”.

Dit alles kadert in de achttiende-eeuwse theorieën[29] die verspreid werden door moralisten, waarin zij het thema “terug naar de natuur” centraal stelden. Hierin werd de moeder steeds opnieuw herinnerd aan de wil van de natuur. De natuur heeft de vrouw haar borsten niet gegeven om met hun welgevormdheid te pronken of er een sensuele echtgenoot mee te behagen. Neen, haar wezenlijke taak is het voeden van kinderen. Daarom werd de moeder nu aangeraden een voorbeeld te nemen aan de wijze houding van allerlei wijfjesdieren, waarvan het moederinstinct niet misvormd was door egoïsme. De thematiek “terug naar de natuur” zal verder doorgetrokken worden in de negentiende eeuw. De Franse regering besloot via decreet dat de moeder die haar kind niet zoogde niet in aanmerking kwam voor staatssteun.[30]

Het schilderij van James Gillroy “The fashional mama” (fig 15) is een ironische uitbeelding van elite–vrouwen die zich door de mode lieten dwingen hun baby de borst te geven. Het borstvoeden wordt hierin afgebeeld als een kunstmatig iets, waarbij de dienstmeid het kind in een nogal ongelukkige houding vasthoudt en uitsteekt naar de moederborst. De elegant geklede moeder ondergaat het gebeuren terwijl er aan het venster een rijtuig wacht dat haar naar haar sociale verplichtingen zal brengen.

Het borstvoeden kende dus tijdens de achttiende eeuw wel een verspreiding, maar daar het bij de elite–vrouwen eerder als een tijdsgebonden en modieuze plicht werd gezien, zal het gebruik waarschijnlijk niet bestendigd worden. Er was een modeverschijnsel onder de elite om het kind zelf te zogen, maar er was niet echt sprake van een gedragswijziging.[31]

Tegen het einde van de achttiende eeuw kwamen in Frankrijk allerlei revolutionaire bewegingen op gang. Propaganda voor borstvoeding werd een essentieel deel van de Franse Revolutie. Sinds Rousseau geloofden veel Fransen dat er een algemene sociale hervorming zou komen als moeders hun eigen baby’s zoogden, in tegenstelling tot de toen gebruikelijke uitbesteding bij een min. De verplichting van de individuele vrouw haar kind de borst te geven, viel samen met de collectieve verantwoordelijkheid van de natie “haar burgers te zogen”, een idee die werd omgezet in tal van afbeeldingen van de republiek als een vrouw die haar ontblote borsten aanbiedt.

Bijvoorbeeld: La Française républicaine ouvrant son sein à tout ses citoyens (fig. 16).

In de politiek heiligt elk doel de middelen, vandaar dat ook op dit vlak dankbaar gebruik werd gemaakt van het beeld van de zogende moeder.

Ook tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in West–Indië die streefde naar de bevrijding van de slaven, gebruikte men een afbeelding van een moeder met aan de ene borst een blank kind en aan de ander borst een zwart kind (fig.17). Hiermee verwees de Franse natie naar de natuur die voor iedereen openstond, ongeacht huidskleur en geslacht. Op deze manier trachtte men de breeddenkendheid van de Franse natie tegenover de zwarte bevolking te verspreiden.[32]

 

De argumenten die in de achttiende eeuw ingang vonden bij humanisten, moralisten en medici raakten slechts traag verspreid in alle lagen van de bevolking. Het waren pas de eerste stappen in de goede richting, want de minnenpraktijk was nog lang niet uit het dagdagelijks leven verdwenen. Zelfs in Frankrijk waar de pleidooien voor borstvoeding het hevigst waren en ook het meeste invloed leken te hebben , bleven de cijfers van het aantal kinderen gevoed door een min  de hoogste van Europa.

 

 

6. De negentiende eeuw

 

In het grootste gedeelte van de negentiende eeuw stond in Nederland het thema van de moeder als voedster en verzorgster centraal in de opvattingen van de burgerij, schilderkunst en beeldende kunst.[33] Het schilderij ‘Moederliefde’ van David Bles (fig.18), toont een burgervrouw die haar kind zoogt in een huislijke omgeving. Haar oudere dochter bootst dit tafereel na met haar pop. Deze vrouw is duidelijk een van de burgervrouwen die zich kon vinden in de door de moralisten verspreide theorieën die vrouwen op hun moederplicht wezen.

Toch blijkt er in het midden van de negentiende eeuw geen uniform moederlijk gedrag te bestaan. De burgerij hield er in de praktijk vaak een andere levensstijl op na dan hun kunst en idealen voorschreven. Er bleven grote verschillen bestaan tussen de houding van de moeders afhankelijk van hun sociale achtergrond. Het gedrag van de moeder werd sterk bepaald door haar economische middelen maar ook door haar ambities als vrouw. De komst van een kind in een gezin werd door de vrouwen verschillend beleefd: als last of als vervulling van een behoefte, als onvermijdelijke gebeurtenis of als vrije keuze. Vele burgervrouwen gaven slechts bij wijze van modeverschijnsel borstvoeding. Al snel namen zij, vanuit hun traditie van minnenpraktijken, een min in huis zodat zij hun sociaal leven niet moesten laten vallen en hun figuur intact bleef. De sociale norm onder de opper- en middenklasse bleef tot in het begin van de twintigste eeuw: het aannemen van een inwonende min die haar kind moedermelk gaf want van de heilzame werking van moedermelk was men wel overtuigd.

Op het schilderij van Willem Bartel van der Kooi ‘ Boerin die een kind voedt’, 1826, (fig 19) zien we een boerin afgebeeld die een mooi geklede baby voedt. Hoewel de meeste vrouwen op het platteland inderdaad borstvoeding gaven, kunnen we ons afvragen of deze boerin haar eigen kind zoogt of dat ze als inwonende min bij een burgervrouw een centje bij verdient.  De afwezigheid van de windselen doet het vermoeden rijzen dat het eerder om een min gaat, daar het gebruik van het inbakeren pas midden negentiende eeuw verdween op het platteland.[34] Vast staat wel dat tegen het einde van de negentiende eeuw op het platteland voor het eerst  met de eeuwenoude traditie van het zogen van de kindjes gebroken werd.

Naar het einde van de negentiende eeuw trad mogelijk ook een daling op in het borstvoeding geven vooral bij de welgestelde klassen. De moderne industrie die opkwam vanaf 1870 leidde tot de productie van allerhande melkmengsels voor zuigelingen waarvan gezegd werd dat ze moedermelk volledig vervingen. Dit was dé oplossing voor de welgestelde burgervrouw die daardoor haar kind niet meer moest blootstellen aan een vreemde. 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[9] Dit deel is gebaseerd op de taak voor het vak ‘Geschiedenis van opvoeding en onderwijs’, Prof F. Simon, ‘Beeldvorming  rond borstvoeding’ door Buyck Saskia en Jachowicz Anneleen.

[10] V. FILDES, Breasts, bottles and babies. A history of infant feeding, Edinburgh, Edinburgh University Press, 1986, p.3.

[11] M. YALOM,  De geschiedenis van de borst, westerse beeldvorming door de eeuwen heen, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1997, p.20.

[12] V. FILDES,  op. cit., p.7.

[13] V. FILDES, op. cit., p.6.

[14] S. J. FOMON, Nutrition of normal infants, Missouri, Maple-Vail, 1993, p.6.

[15] M. YALOM, op. cit., p.28.

[16] V. FILDES, op. cit., pp.17-20.

[17] N. BAUMSLAG, Milk, money and madness. The culture and politics of breastfeeding, London, Bergin en Garvey, 1995, pp. 39-45.

[18] M. YALOM, op. cit., p.24.

[19] V. FILDES,  op.cit., p.28.

[20] IBIDEM.

[21] V. FILDES, op. cit. ,  pp. 32-35.

[22] M. SALMON, The cultural significance of breastfeeding and infant care in early modern England and America, Journal of social history, 1994, 28 (2), pp. 247-269.

[23] M. YALOM, op.cit., p.51.

[24] Caritas gold aanvankelijk als de belangrijkste van de drie goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. In theologische zin heeft het begrip vanaf de twaalfde eeuw een zekere evolutie doorlopen, waarbij de liefde in de beginfase als tweeledig werd opgevat, in verhouding evenzeer gericht op God als op de naasten.

In de loop van de zestiende eeuw zou er een zwaarder accent op de liefde voor de medemens komen te liggen, maar toch wordt de liefde tot God onderhuids nog steeds meegedragen.

Gaandeweg ontwikkelde het beeld van het moederschap zich tot het hoofdmotief van de caritasiconografie.

[25] E. DE JONGH, Portretten van echt en trouw, huwelijk en gezin in de Nederlandse kunst van de 17e eeuw, Haarlem, 1986, pp.314 –316.

[26] M. YALOM, op. cit., pp. 76-77.

[27] S. BLAFFER HRDY, Moederschap een natuurlijke geschiedenis, Utrecht, Spectrum, 2000, p.28.

[28] M. YALOM, op.cit., p. 115.

[29] E. BADINTER, De mythe van de moederliefde, Bijleveld, Utrecht, 1983, pp. 129-396.

[30] IBIDEM.

[31] V. FILDES, op. cit., pp.126-127.

[32] M. YALOM, op. cit., pp. 124-128.

[33] A. DE KNECHT –VAN EEKELEN, Zuigelingenvoeding in Nederland, Over de modernisering van een traditie 1870-1920, Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 99, voeden en opvoeden, Amsterdam, Stichting beheer IISG, 1999, p.27. 

[34] H.M. DUPUIS e.a., Een kind onder het hart. Verloskunde, volksgeloof, gezin, seksualiteit en moraal vroeger en nu, Amsterdam, Meulenhof Informatief, 1987, pp. 113-115.