De Bogomilen. De grootste puriteinen uit de Middeleeuwen. (Bart Rosseels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk V: Bogomilen en katharen

 

1. Is er een band tussen bogomilen en katharen?

 

a. Ketterijen in het westen na het jaar Duizend

 

In de historiografie over het katharisme kunnen we twee tendensen onderscheiden, die verband houden met de wijze waarop men de relatie tussen bogomilen en katharen ziet. Sommige onderzoekers beschouwen het katharisme als een spontaan geëvolueerde, antiklerikale beweging, die de voortzetting is van de ketterse bewegingen van het jaar Duizend. Andere auteurs menen dat het kathaarse geloof een artificiële doctrine is, die in het westen werd ingevoerd door de bogomilen vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw, en vreemd was aan de spontane ketterse oprispingen van de elfde eeuw. Tegen deze tweede groep onderzoekers heeft Duvernoy ingebracht dat de sleutelthema’s van het katharisme, hoewel minder uitgesproken, reeds aanwezig waren bij de ketterse bewegingen in de elfde eeuw.[288] Wanneer we aannemen dat de oorsprong van het katharisme in de ketterijen van het jaar Duizend lag, moeten we eerst de relatie van deze ketters met de bogomilen onderzoeken.

 

Ademar van Chabannes verwijst in zijn kroniek naar de activiteiten van “manicheeërs” in Aquitanië van 1018 tot 1028. Ze hadden een monastiek voorkomen, mochten bepaald voedsel niet eten en verwierpen het doopsel, het kruisteken, de heiligen, het huwelijk, de katholieke Kerk. De monnik Heribert van Perigord schreef in een brief dat de ketters niet deelnamen aan missen, het kruis weigerden te vereren of te communie te gaan, geen vlees aten, weinig wijn dronken en honderden kniebuigingen per dag maakten. In 1025 werden in Arras ketters veroordeeld omdat ze de waarde van kerkelijke sacramenten en de transsubstantiatie ontkenden. Ze volgden de geboden van Christus en de apostelen en sloten andere boeken uit. Dit betekent ongetwijfeld dat ze van de bijbel enkel de evangelies, de Handelingen van de apostelen en de Paulusbrieven aanvaardden. Andere kenmerken van de ketterse bewegingen uit de elfde eeuw waren het iconoclasme, het docetisme en het doopsel door handoplegging.[289]

Deze opsomming van de kenmerken van de ketters doet onmiddellijk denken aan de bogomilen, maar de bronnen vertellen ons niets over de origine van de ketters. Er is geen enkel duidelijk bewijs van een band tussen de vroegste westerse ketters en de bogomilen. Wat we niet terugvinden in de vroegste ketterijen in het westen, is het kosmologisch dualisme. We vinden wel een ethisch dualisme terug: het verbod op het huwelijk en de consumptie van vlees is een afwijzing van het materiële van deze wereld.[290] Dit zou kunnen pleiten vóór de invloed van de bogomilen in de ketterijen in het westen vanaf het jaar Duizend. De opkomst van de eerste ketterijen in het westen vond immers plaats tussen de getuigenissen van Cosmas en Euthymios van Peribleptos, toen de kosmologische mythe van de bogomilen nog volop in ontwikkeling was. We kunnen dus vaststellen dat in het westen vanaf het jaar Duizend allerlei ketterijen ontstonden, die alle kenmerken van de bogomilen overnamen, behalve het kosmologisch dualisme, dat bij de bogomilen nog niet volledig ontwikkeld was. De gegevens dat de leer van de bogomilen sterk geleek op het geloof van de westerse ketters in de elfde eeuw en dat er contact was tussen oosterse en westerse ketters in de twaalfde eeuw, suggereert een eerder contact in de elfde eeuw. In de bronnen over deze ketterijen wordt vaak geschreven over hun ketterleiders, die vaak magische krachten toegedicht krijgen. Misschien waren dit bogomilische missionarissen? De suggestie van Frassetto dat de westerse ketterijen van de elfde eeuw gemeenschappen van ontevreden christenen onder leiding van bogomilische missionarissen waren, kunnen we echter niet met zekerheid vaststellen.[291]

 

b. Contact tussen bogomilen en katharen

 

In het midden van de twaalfde eeuw ontstond (waarschijnlijk uit de vroegere westerse ketterijen van de elfde eeuw) een georganiseerde ketterij, het katharisme. De belangrijkste kenmerken van de katharen waren het dualisme, ascetisme en de afwijzing van de orthodoxe traditie. Ze hadden dus net dezelfde kenmerken en doctrines als de bogomilen. De benaming “katharen” was Grieks en was overgenomen uit het oosten. De ketterij werd in het westen ook de “Bulgaarse ketterij” genoemd.[292] Deze elementen wijzen op contact tussen bogomilen en katharen. In het Tractatus de hereticis van Anselmus van Alessandria wordt beweerd dat Mani de ketterij verkondigde in Bulgarije. Hoewel dit historisch onjuist is, bewijst het wel dat middeleeuwse schrijvers Bulgarije als de bakermat van alle dualistische ketterijen beschouwden (Mani werd gezien als de grondlegger van het dualisme).[293] Pas in het midden van de twaalfde eeuw vinden we duidelijke bewijzen voor de penetratie van het bogomilisme in West-Europa. De eerste katharen in Europa worden vaak gesitueerd in 1143. Op een proces tegen hen vertelde de kathaarse bisschop van Keulen dat ze hun geloof ontvangen hadden vanuit het Byzantijnse rijk. De enige ketters in het Byzantijnse rijk die de katharen konden beïnvloed hebben, waren de bogomilen. Dit is dus het eerste bewijs van contact tussen katharen en bogomilen.[294]

 

De vroegste geschiedenis van de ketterij wordt verhaald in het Tractatus de hereticis van Anselmus van Alessandria.[295] Hij was een dominicaanse inquisiteur, wiens loopbaan we in de tweede helft van de dertiende eeuw moeten situeren. Hij schreef zijn traktaat tussen 1266 en 1276: in de periode 1266-1267 schreef hij het verslag van de oorsprong van de katharen in Lombardije; daarna vulde hij in zijn traktaat de informatie in de Summa van Rainerius Sacconi aan. Rainerius was de overste van Anselmus geweest en zijn Summa was in diens bezit. Anselmus legt de oorsprong van de ketters in Lombardije bij Mani, de stichter van het manicheïsme. Dit was niet bijzonder: het was in de Middeleeuwen de gewoonte om alle dualistische ketters te identificeren met de manicheeërs. “Mani begon zichzelf als eerste af te vragen: als er een god is, waar komt het kwaad dan vandaan? En als er geen god is, waar komt het goede dan vandaan? Als resultaat postuleerde hij twee principes.”[296] Anselmus formuleert hier zeer raak het probleem waarmee de ketters worstelden en dat tot hun oplossing van het dualisme leidde.

Volgens Anselmus predikte Mani in Drugunthia, Bulgaria en Philadelphia, wat historisch onjuist is, en installeerde hij daar drie ketterse bisschoppen. Alle andere ketterse Kerken waren uit deze eerste gemeenschappen ontstaan, wat door de andere bronnen bevestigd wordt. Griekse handelaars brachten de ketterij naar Constantinopel, waar een nieuwe kettergemeenschap ontstond. Toen de Fransen naar Constantinopel kwamen om er land te veroveren (Anselmus doelt waarschijnlijk op de kruistocht van 1147-1148), bekeerden sommigen van hen zich tot ketters en kregen ze een eigen bisschop in Constantinopel. In Constantinopel waren er dus twee bisschoppen: de bisschop van de Grieken en de bisschop van de Latijnen. Bosnische handelaars kwamen in de hoofdstad van het Byzantijnse rijk in contact met de ketterij en brachten het mee naar hun thuisland, waar de bisschop van Sclavonia werd geïnstalleerd. De Franse kruisvaarders die bekeerd waren tot ketter, richtten ook in Frankrijk een kettergemeenschap op. De ketters werden er meestal “Bulgaren” genoemd. Via Frankrijk verspreidde de ketterij zich in de Provence, waar ze maar liefst vier bisschoppen kregen, in Carcassonne, Albi, Toulouse en Agen.[297] Het verhaal van Anselmus zou wel eens een heel waarheidsgetrouw beeld kunnen geven van de verspreiding van de ketterij. We weten dat het bogomilisme in Bulgarije is ontstaan, vervolgens in Constantinopel is terechtgekomen en in Bosnië werd ingevoerd. Daarna is het katharisme in Frankrijk ontstaan. Anselmus verbindt beide fenomenen door de oorsprong van het katharisme in Constantinopel te leggen. Het katharisme is dus gewoon de westerse variant van het bogomilisme; katharen en bogomilen zijn voor Anselmus dezelfde ketters.

Het katharisme werd in Italië ingevoerd vanuit Frankrijk. Dit blijkt uit het verslag van Anselmus betreffende de oorsprong van de ketterij in Lombardije. Vier vrienden uit Lombardije, Marcus, Johannes Judaeus, Jozef en Aldricus, werden bekeerd door een Franse ketter. Hij zond hen naar Napels, “waar katharen verbleven die van Frankrijk waren gekomen om er zich te vestigen.” Marcus werd er tot diaken gewijd door de bisschop van Napels. Daarna trok hij terug naar zijn geboortestreek, waar hij zelf begon te prediken en een kettergemeenschap stichtte, waarvan hij de eerste bisschop werd, met Concorezzo als centrum. Aanvankelijk was hij de leider van alle katharen in Lombardije, Toscane en Treviso.[298]

 

Het verloop van de daaropvolgende gebeurtenissen wordt weergegeven in twee bronnen, die elkaar echter soms tegenspreken. De ene bron is het Tractatus de hereticis, de andere bron De heresi Catharorum in Lombardia.[299] Het anonieme traktaat De heresi Catharorum in Lombardia werd geschreven tussen 1200 en 1214 en verhaalt de geschiedenis van het katharisme in Italië tussen 1150 en 1200. Daarna volgt nog een beschrijving van de doctrines van de verschillende kathaarse Kerken en een korte lijst van kathaarse prelaten. De auteur was een inwoner van Lombardije, die goed geïnformeerd was over de kathaarse gemeenschappen en hun leiders. Misschien was hij, zoals Rainerius Sacconi, vroeger zelf ketter geweest.

Papa Nicetas, “die bisschop was van de ketters in Constantinopel”, kwam naar Lombardije en wijdde Marcus tot bisschop in de ordo van Drugunthia. De ordo is de opeenvolging van bisschoppelijke wijdingen in een gemeenschap van ketters, die begonnen was bij de apostelen. Elke ordo vormt zo een aparte ketterse Kerk. Marcus werd als bisschop erkend in heel Lombardije, Treviso en Toscane. Volgens het Tractatus de hereticis werd Marcus door Nicetas voor de eerste maal tot bisschop gewijd; volgens De heresi Catharorum in Lombardia was Marcus aanvankelijk gewijd in de ordo van Bulgaria en wijdde Nicetas hem opnieuw ditmaal in de ordo van Drugunthia. Maar later “waren alle katharen in Lombardije ten prooi gevallen aan twijfel omdat papa Nicetas aan een slecht einde was gekomen, want van hem stamde het ambt van bisschop Marcus, die Johannes Judaeus bevestigd had.”[300] Het spiritueel doopsel van de katharen, en ook de wijding van de bisschop, was ongeldig indien het was toegediend door een onwaardige bisschop. Dit deed Marcus twijfelen en hij wou zich in Bulgaria opnieuw tot bisschop laten wijden. Hij werd echter onderweg gevangen genomen, werd ziek en stierf. Vóór zijn dood wijdde hij Johannes Judaeus tot nieuwe bisschop. De heresi Catharorum in Lombardia vertelt het verhaal opnieuw anders: een zekere Petracius kwam “van over zee” om de geldigheid van de wijding van Nicetas te verwerpen. Petracius was de vertegenwoordiger van de ordo van Bulgaria. Hij viel niet Nicetas aan, maar Simon, de bisschop van Drugunthia, van wie Nicetas zijn wijding ontvangen had. “Petracius zei dat Simon ontdekt was in een kamer met een vrouw en andere handelingen had verricht die tegen de doctrine waren.” Volgens deze bron was Marcus reeds gestorven en opgevolgd door Johannes Judaeus, toen Petracius ten tonele verscheen.[301]

Ook al vertellen beide bronnen het verhaal op een andere manier, met enkele duidelijke tegenstrijdigheden, toch zijn de grote lijnen dezelfde en kunnen we enkele belangrijke aspecten naar voren schuiven. Ten eerste valt het onmiddellijk op dat Marcus zijn wijding tot bisschop ontvangt van ketters uit het oosten, dus van bogomilen. Blijkbaar fungeerden de bogomilengemeenschappen in het oosten als een soort moederkerken voor de katharengemeenschappen in het westen. We leren ook dat de bogomilen verdeeld waren in verschillende gemeenschappen, die de katharen in hun ordo wilden opnemen. Dit element waren we in de oosterse bronnen niet tegengekomen. Het doel van de missie van Nicetas in het westen was alle katharen op te nemen in de ordo van Drugunthia. Hij verklaart daarbij de wijding van de ordo van Bulgaria ongeldig. Het spiritueel doopsel van de ketters en de wijding tot bisschop waren ongeldig indien zij werden toegediend door een onwaardige bisschop. Dit moet een permanente twijfel veroorzaakt hebben bij de ketters: ze konden er immers nooit zeker van zijn dat hun bisschop in het geheim niet zondigde. Na het vertrek van Nicetas keerde de vertegenwoordiger van de ordo Bulgaria de rollen om en verwierp hij de geldigheid van de wijdingen door Nicetas. De twijfels, die deze missies uit het oosten veroorzaakten, leidden tot schisma’s binnen de kathaarse Kerk in Lombardije, die verdeeld geraakte in zes groepen.

De details van de schisma’s vinden we in De heresi Catharorum in Lombardia. Er werd hulp gevraagd aan de Franse bisschop om het probleem op te lossen. Men ging waarschijnlijk bij de Franse bisschop te rade omdat het Italiaanse katharisme was ontstaan door missionering vanuit Frankrijk. Na nog enkele verwikkelingen werd Garattus verkozen als bisschop van allen. Maar terwijl hij een reis naar Bulgarije voorbereidde om er tot bisschop gewijd te worden, “werd Garattus volgens het de getuigenis van twee ooggetuigen beschuldigd van relaties met een vrouw.” De eenheid onder de katharen in Noord-Italië ging definitief teloor: “Op deze manier, zoals we verhaald hebben, werd de hele gemeenschap van katharen, die eens in eenheid leefden, gesplitst in twee en later nog eens in zes delen.” Alle leiders lieten zich tot bisschop wijden in de Balkan, dus bij de bogomilen, in de Kerken van Drugunthia, Bulgaria en Sclavonia.[302] Dit is een duidelijk bewijs van de band tussen bogomilisme en katharisme. De katharen zagen de bogomilen als hun spirituele leermeesters, die de directe schakel vormden tussen hen en de apostelen.

 

De missie van Nicetas in het westen beperkte zich niet tot Noord-Italië. Nadat hij Marcus tot bisschop van Lombardije had gewijd, trok hij naar Zuid-Frankrijk, waar hij op een kathaars concilie te Saint-Félix alle aanwezigen opnieuw doopte. “De Kerk van Toulouse bracht papa Niquinta naar het kasteel van Saint-Félix, en een grote menigte van mannen en vrouwen van de Kerk van Toulouse en van de andere naburige Kerken verzamelden daar om het consolamentum te ontvangen dat de heer papa Niquinta begon te verlenen.”[303] Daarna wijdde hij vijf mannen tot bisschop. Niquinta was de vertegenwoordiger van de ordo van Drugunthia en zijn missie had tot doel alle katharen in deze gemeenschap op te nemen. Niquinta is dus ongetwijfeld dezelfde persoon als Nicetas uit de vorige twee bronnen. Het verslag van het concilie geeft 1167 als datum voor deze gebeurtenissen. Dit wordt echter tegengesproken door Anselmus, die beweert dat Marcus en zijn vrienden de ketterij van Napels naar Lombardije brachten in ongeveer het jaar 1174.[304] De missie van Nicetas moet dus na 1174 hebben plaatsgevonden, tenzij Anselmus zich van datum heeft vergist. Misschien hadden kopiisten het oorspronkelijke document verkeerd gelezen en stond er niet 1167, maar 1176.[305]

Het verslag van dit concilie werd gepubliceerd door Guillaume Besse in 1660. Hij publiceerde slechts delen uit een langer document, maar het oorspronkelijke manuscript is verloren gegaan, zodat we ons enkel op de tekst van Besse kunnen baseren. De tekst bevat het verslag van het concilie, een sermoen van Nicetas, en een officieel document dat de grenzen tussen de kathaarse Kerken moest vastleggen. De tekst van Besse was een kopie van een document, dat in 1223 door Peter Pollan voor Peter Isarn gemaakt was. Peter Isarn was de kathaarse bisschop van Carcassonne; hij werd opgevolgd door Peter Pollan. De drie delen waren oorspronkelijk drie verschillende documenten, die door Peter Pollan in 1223 tot één document werden samengevoegd. Peter Isarn had hiermee een specifiek politiek doel voor ogen. De gemeenschap van ketters in Bosnië probeerde de Franse katharen, die sedert het concilie van Saint-Félix tot de gemeenschap van Drugunthia behoorden, te bekeren. De vertegenwoordiger van de ordo van Sclavonia, Bartholomeus van Carcassonne, begon in het zuiden van Frankrijk nieuwe bisschoppen te wijden. Dit was een poging om een alternatieve ketterse Kerk op te richten. Dit bracht hem uiteraard in conflict met Peter Isarn, de bisschop van Carcassonne, wiens wijding in de ordo van Drugunthia lag. Hij ging op zoek naar officiële teksten, die zijn autoriteit konden bevestigen. Hij vroeg aan de Kerk van Toulouse een kopie van de rapportering van de oorsprong van de ordo van Drugunthia in Zuid-Frankrijk. Hij kreeg vanuit Toulouse het verslag van het concilie van Saint-Félix en het sermoen van Nicetas, waarin hij de kathaarse Kerken opdroeg in vrede met elkaar te leven. Dit bevestigde de positie van Peter als wettelijke opvolger in de ordo van Drugunthia. De kruistocht tegen de katharen in Zuid-Frankrijk had problemen in verband met jurisdictie gecreëerd. Vele mensen waren tijdens de oorlog gevlucht: welke bisschop moesten zij gehoorzamen? Daarom vroeg Peter nog een kopie van een document dat de grenzen tussen de verschillende kathaarse Kerken vastlegde en op die manier de limieten van de bisschoppelijke jurisdictie bepaalde. De drie documenten werden door Peter Pollan samengevoegd tot één document.[306]

 

Wat was het resultaat van de missie van Nicetas in het westen? Zijn missionering was aanvankelijk een groot succes: alle kathaarse bisschoppen lieten zich opnieuw door hem wijden in de ordo van Drugunthia. Nadat Nicetas was teruggekeerd naar Constantinopel, probeerde de ordo van Bulgaria de schade te herstellen. In Noord-Italië kenden ze gedeeltelijk succes en wisten ze vele ketters te recupereren. Het gevolg was echter verdeeldheid in de gemeenschap van katharen in Noord-Italië. In Zuid-Frankrijk probeerde de ordo van Sclavonia een alternatieve Kerk op te richten, maar dit mislukte: de Zuid-Franse katharen bleven trouw aan Drugunthia (tot in het midden van de dertiende eeuw).[307] Al deze gebeurtenissen bewijzen opnieuw de directe banden tussen de bogomilen en de katharen, die we als één grote ketterij mogen beschouwen.

 

 

2. Bogomilische literatuur

 

De slavisten van de negentiende eeuw kenden aan de bogomilen een grote rol toe in de creatie, vertaling en verspreiding van apocriefe werken. Deze opvatting wordt echter niet bevestigd door de beschikbare bronnen. Turdeanu heeft de werken, die traditioneel aan de bogomilen toegeschreven werden, kritisch bestudeerd en kwam tot de conclusie dat slechts twee bekende apocriefe werken het predikaat “bogomilisch” verdienen: Interrogatio Iohannis en Visio Isaiah. Van deze beide werken was enkel Interrogatio Iohannis integraal het product van de bogomilen. Visio Isaiah bestond al lang vóór de tijd van de bogomilen, maar werd door hen bijgewerkt, zodat het een bogomilisch karakter kreeg. Waarschijnlijk werden, naast dit werk, nog andere bestaande apocriefe werken door hen overgenomen, bijgewerkt en verspreid, maar Turdeanu heeft geen andere werken gevonden, waarin hij met zekerheid de invloed van de bogomilen kan bespeuren.[308]

 

a. Interrogatio Iohannis

 

Van het werk Interrogatio Iohannis[309] is enkel een Latijnse versie bewaard gebleven, maar deze is zeker niet het origineel. De originele tekst was in het Slavisch of het Grieks geschreven. Het werk werd door bisschop Nazarius van Concorezzo op het einde van de twaalfde eeuw meegebracht vanuit Bulgarije. Deze informatie vinden we aan het einde van de tekst en werd er waarschijnlijk aan toegevoegd door inquisiteurs. De informatie wordt bevestigd door Anselmus van Alessandria, de Summa van Rainerius Sacconi en het anonieme De heresi Catharorum in Lombardia. Nazarius wou de kathaarse Kerken van Italië opnieuw verenigen via Interrogatio Iohannis, dat het geheim boek van de bogomilen was. Dit boek, dat de meest volledige uiteenzetting is van de bogomilische doctrines vanwege de bogomilen zelf, moest de doctrines van de katharen definitief vastleggen en een einde maken aan de discussies. Het is dus een rechtstreeks bewijs van de directe relatie tussen de bogomilen en de katharen. Het werd in verschillende manuscripten verspreid onder de katharen. Het werk vergrootte echter de verdeeldheid, doordat een deel van de katharen de autoriteit van het werk niet aanvaardde.[310]

 

Interrogatio Iohannis is de “ondervraging van Johannes, apostel en evangelist, op het geheime Laatste Avondmaal van het koninkrijk der hemelen met betrekking tot de organisatie van deze wereld en met betrekking tot de Vorst en tot Adam.”[311] Zo begint dit apocrief werk, dat soms ook de titel “Geheime Avondmaal” krijgt, omdat het een passage tijdens het Laatste Avondmaal beschrijft, die niet werd overgeleverd in de evangelies. De apostel Johannes rust op de borst van Christus en stelt hem vragen. De antwoorden van Christus vormen de geheime doctrines van de katharen. Het is geen toeval dat de vragen gesteld worden door Johannes, een personage dat een grote rol speelde in de apocriefe literatuur. Johannes is enerzijds de meest geliefde leerling van Christus, anderzijds de auteur van de Apocalyps, het meest mystieke werk van het Nieuwe Testament. Vele apocriefe teksten werden geschreven onder het pseudoniem van Johannes. Johannes speelde in de apocriefe literatuur de rol van bemiddelaar, die de goddelijke openbaringen doorgaf aan de gelovigen. Ook bij de bogomilen werd Johannes bijzonder vereerd, want tijdens de initiatieceremonie werd het evangelie van Johannes op het hoofd van de kandidaat gelegd, zoals Zigabenos ons leert.[312] De tekst kan in vier delen verdeeld worden: de val van de duivel; de schepping van mens en wereld; de missie van Christus op aarde; het einde van de wereld. Het meest bijzondere is het eschatologische gedeelte, omdat we in geen enkele andere bron iets vinden over de eschatologie van de bogomilen. Het geheel van de Interrogatio Iohannis is een uiting van gematigd dualisme: de slechte god is duidelijk inferieur aan de goede god, zoals uit de bespreking zal blijken.

 

“Sathanas was de rentmeester van de machten van de hemelen…en ik (Christus) troonde naast mijn Vader.”[313] We vinden hier meteen enkele opmerkelijke verschillen met de mythe, die door Zigabenos wordt verteld: Sathanas is hier niet de zoon van God, maar een engel, en Christus is reeds aanwezig vóór de schepping van mens en wereld. Het dualisme is hier dus niet absoluut, maar gematigd. Sathanas “vatte het plan op zijn troon boven de wolken op te stellen, omdat hij gelijk wou zijn aan de Vader.”[314] In de val van de belangrijkste engel ligt de oorsprong van al het kwaad. Sathanas daalde af van de bovenste hemel tot de hel. De wereld onder de hemelen bestond reeds uit de vier elementen aarde, water, vuur en lucht, maar ze bevonden zich nog in een chaotische toestand. Sathanas overtuigde de engel die het water beheerde en de engel die de lucht beheerde, ervan met hem samen te werken. Hij keerde terug naar de hemelen tot aan de derde hemel (er waren zeven hemelen) en zette de engelen aan tot revolte tegen God. “Hoeveel ben je je heer verschuldigd? En de eerste antwoordde hem: honderd kruiken olie. En hij zei hem: neem je briefje opnieuw, zet je neer en schrijf er vijftig op.”[315] De duivel verschijnt hier als de onrechtvaardige hofmeester, die de plichten van de engelen verlicht. God doorzag de revolte echter en strafte de engelen: hun kleren, kransen en tronen werden hen ontnomen. Sathanas werd het licht van zijn glorie ontnomen en hij kreeg een menselijk, maar zwartgeblakerd gelaat. Hij kreeg als straf ook zeven staarten, waarmee hij een derde van de engelen meesleepte in zijn val van de hemelen. De zeven staarten stonden symbool voor de zeven zonden, waarmee de duivel de mensen verleidde. De transformatie van de duivel vindt hier op een ander moment plaats dan bij Zigabenos, die de transformatie na de verleiding van Eva plaatst. De mythe van de verleiding en val van de engelen is de sleutelmythe van katharen en bogomilen: de mythe verklaart de oorsprong van zonde en kwaad.[316]

Sathanas smeekte God om medelijden en beloofde hem alles terug te geven, “…en de Vader had medelijden met hem en verleende hem uitstel om te doen wat hij wou doen tot aan de zevende dag.”[317] Zeven dagen betekenden zeven eeuwen. Dit is een uiting van gematigd dualisme: de goede god is superieur aan de slechte en laat hem toe een bepaalde periode te heersen over zijn eigen schepping. De engelen die het water en de lucht beheerden, herschikten beide elementen. Twee derde van het water werd in de lucht geplaatst; met het laatste derde werden de zeeën op aarde gevormd. Daarna begon het scheppingswerk van de duivel. Hij nam de kransen van de engelen van de lucht en het water, maakte er zijn troon, het licht van de zon, van de maan en van de dag mee. Hij maakte vuur, van het vuur sterren, en van de sterren engelen, zijn dienaars, naar het beeld van God. Hij gaf aarde en water opdracht levende wezens voort te brengen. Het scheppingswerk van de duivel wordt impliciet geïdentificeerd met het scheppingswerk van God in Genesis. Deze mythe van de schepping van de wereld is, zoals de mythe van Zigabenos, gematigd dualistisch. De vier elementen (dus de materie) waren reeds geschapen door God; de schepping van de duivel bestond uit het ordenen van deze elementen. Bij Cosmas en Euthymios van Peribleptos troffen we de absolute versie aan: de duivel had alle materie uit het niets geschapen.[318] De creatie van de wereld door de gevallen engel verklaarde de aanwezigheid van het kwaad in de wereld.

 

Dan kwam de kroon op het werk: de schepping van de mens. “Vervolgens maakte hij de mens opdat deze hem zou dienen. Hij nam slijk van de aarde en maakte de mens naar zijn gelijkenis.” Hier is geen sprake meer van een schepping van de mens naar het beeld van de duivel én God. “En hij droeg de engel van de tweede hemel op het lichaam van slijk binnen te gaan; en hij nam er een deel van en maakte een ander lichaam in de vorm van een vrouw, en hij droeg de engel van de eerste hemel op er in te treden.”[319] Het verhaal wijkt opnieuw af van de versie van Zigabenos. Bij Zigabenos was Satan niet in staat de mens tot leven te wekken en moest God de ziel in het lichaam blazen. Vervolgens droeg Sathanas de engelen op “het werk van het vlees” te doen, maar zij kenden nog geen zonde. Dus verzon Sathanas een list: hij creëerde voor hen het Paradijs, plantte in het midden een boom en vertelde de twee mensen dat ze van alle fruit mochten eten, behalve van het fruit van die ene boom. Het verboden fruit speelt verder echter geen rol in het verhaal van de verleiding van Eva. De katharen interpreteerden de consumptie van het fruit allegorisch als de geslachtsdaad. De duivel maakte van zijn speeksel een slang, trad binnen in de slang en wekte de zinnelijke begeerte in Eva op. Hij had geslachtsgemeenschap met haar via de staart van de slang. In een glosse op de tekst wordt gezegd dat het verhaal anders moet geïnterpreteerd worden. De slang was eigenlijk een man: de duivel had zich in een mooie jongeman veranderd om Eva te verleiden. Toen hij sliep, liep er speeksel uit zijn mond en zo werd de slang gevormd. In tegenstelling tot de tekst van Zigabenos, staat hier niet expliciet vermeld dat de duivel met Eva kinderen had. Na Eva “strooide hij de zinnelijke begeerte uit over het hoofd van de engel die in Adam was.” Adam en Eva deden “het werk van het vlees” en plantten zich voort. Ze brachten kinderen van de duivel voort, want via de voortplanting zetten ze het plan van de duivel voort.[320]

God had de engelen geschapen, maar door hun ongehoorzaamheid kwamen ze in sterfelijke lichamen terecht en waren ze overgeleverd aan de dood. Bij de geboorte traden de gevallen engelen binnen in het lichaam van een vrouw en ontvingen ze een vleselijk omhulsel. “De geest wordt geboren uit de geest, en het vlees uit het vlees.”[321] God stond Sathanas toe zeven dagen te heersen; dit betekende: gedurende zeven eeuwen. De duivel stuurde zijn dienaars naar de aarde om de mensen te tonen wie de heerser was. Hij liet Enoch halen en dicteerde hem 76 boeken. Enoch bracht de boeken naar de aarde en leerde de mensen de juiste offerrituelen. “En hij (de duivel) zei hen: zie nu dat ik God ben en dat er geen andere God buiten mij is.” Toen Sathanas vernam dat God van plan was Zijn Zoon naar de aarde te zenden, “zond hij zijn engel en nam stukken van drie bomen en gaf ze aan de profeet Mozes om mij (Christus) te kruisigen.” Sathanas gaf Mozes ook de Wet.[322] Zoals we van Zigabenos weten, zette de Wet de mensen enkel aan tot zondigen.

God zond Christus naar de aarde om de mensen de ware God te leren kennen. Vóór de missie van Christus kenden de mensen immers enkel de duivel. God zond eerst de engel Maria om Christus te ontvangen: “Ik (Christus) kwam binnen en ging weer buiten via het oor van Maria.” De mythe betuigt dus duidelijk de docetische doctrine van de bogomilen. Sathanas zond echter een engel, Elias, vóór de komst van Christus. Elias, die Johannes de Doper werd genoemd, leerde de mensheid te dopen met water. Christus doopte echter in de Heilige Geest: dit was het ware doopsel, dat als enige vergeving van de zonden kon bekomen. “Zonder mijn doopsel, via hetwelk ik doop voor de vergeving van zonden, kan niemand het heil van God hebben.”[323] Hoe moeten de mensen Christus navolgen? “Hij die mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, wordt zoon van God genoemd.”[324] Wanneer Johannes vraagt naar de betekenis van deze woorden, krijgt hij slechts een onrechtstreeks antwoord. Christus zegt dat de engelen God vereren door het gebed “Onze Vader” te bidden. Zigabenos kan ons helpen vraag en antwoord te verbinden. Volgens Zigabenos interpreteerden de bogomilen het brood van de eucharistie allegorisch als het gebed “Onze Vader”. De ware leerlingen van Christus nemen dus niet de eucharistie, maar bidden het “Onze Vader”. “De leerlingen van Johannes trouwen…, maar mijn leerlingen trouwen niet.”[325] Christus spreekt een verbod uit op het huwelijk via de woorden van de parabel van de eunuchen. “Er zijn eunuchen die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen; en er zijn eunuchen die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er eunuchen die zichzelf eunuch gemaakt hebben omwille van het koninkrijk der hemelen” (Matt.19.12). De laatste categorie zijn de ascetisch levende mensen, die zich vrijwillig onthouden van het huwelijk en die de ware leerlingen van Christus zijn: zij erven het koninkrijk der hemelen.[326]

 

Het eschatologisch gedeelte is, zoals gezegd, interessant, omdat Interrogatio Iohannis de enige versie van de mythe van de bogomilen is, die dit gedeelte bevat. Het is echter ook het minst originele gedeelte en wijkt niet zoveel af van de christelijke eschatologie. De aanwezigheid van dit deel staat diametraal op de bewering van Zigabenos dat de bogomilen het Laatste oordeel en de verrijzenis van de doden ontkenden. De katharen hadden hieromtrent verschillende opvattingen.[327] Misschien waren er bij sommige bogomilen reeds andere opvattingen aanwezig? Het is ook mogelijk dat ze dit eschatologisch deel allegorisch interpreteerden. Het Laatste Oordeel zal plaatsvinden “…wanneer het aantal rechtvaardigen voltallig zal zijn volgens het aantal kransen van de gevallen engelen.”[328] Wanneer het aantal rechtvaardigen even groot zal zijn als het aantal gevallen engelen, zal de Dag des Oordeels aanbreken. Sathanas zal dan vrijgelaten worden uit zijn gevangenis en de oorlog verklaren aan de rechtvaardigen. De tekst heeft dus een deel van de missie van Christus op aarde niet verteld, namelijk zijn overwinning op de duivel, waarna hij hem gevangen nam. De rechtvaardigen zullen dan roepen om God en God zal hieraan gehoor geven. De aartsengel zal de trompet blazen en dit zal overal gehoord worden. De zon zal uitdoven, de sterren vallen van de hemel en de aarde zal beven. Dan zal de Zoon van God komen met alle engelen en heiligen en oordelen over de mensen. Hier vinden we opnieuw een aanwijzing, zoals bij Zigabenos, van een soort heiligenverering, die zich ontwikkeld had bij de bogomilen. De rechtvaardigen mochten naar de hemel; de zondaars bleven op de aarde, die voor eeuwig verteerd werd door een groot vuur. De uitverkorenen kregen de “onvergankelijke kleren, onverwelkbare kransen en onwrikbare stoelen” van de gevallen engelen, wier plaats ze innamen.[329] Dit is het “einde van het geheim, vol dwalingen, van de ketters van Concorezzo, meegebracht van Bulgarije door hun bisschop Nazarius.”[330]

 

We hebben al verschillende malen gewezen op de verschillen tussen de Interrogatio Iohannis en de mythe, die verteld wordt door Zigabenos. De meest essentiële verschillen zijn die met betrekking tot de Drievuldigheid en de animatie of bezieling van de levenloze lichamen. De ketterse variant van de Drievuldigheid, God en zijn twee zonen Satan en Christus, treffen we hier niet aan. Sathanas is hier een engel en niet de zoon van God. Het concept dat de Drievuldigheid van God, Christus en de Heilige Geest slechts drieëndertig jaar bestaat, wordt hier ook terzijde geschoven: Christus is aanwezig van bij het begin van de mythe. De animatie van de door de duivel geboetseerde lichamen, wordt ook heel anders verteld door Zigabenos. Bij Zigabenos is het God die de ziel in het lichaam blaast, terwijl in de Interrogatio de duivel zelf de engelen opsluit in de lichamen en hen zo tot leven wekt. Het komt enigszins vreemd over dat de duivel in de mythe van Zigabenos minder scheppingskracht heeft dan in de Interrogatio, hoewel hij bij Zigabenos de zoon van God is en nog niet door Hem gestraft werd op het moment van de schepping van de mensen. Hoe kunnen we deze verschillen verklaren? We kunnen slechts veronderstellen dat er een orale traditie bestond van de mythe en dat dit leidde tot verschillende versies, waarvan er sommige opgetekend werden.[331]

 

b. Visio Isaiah

 

Visio Isaiah dateert van het einde van de eerste eeuw en werd rond het jaar 300 met twee andere werken samengevoegd onder de titel Ascensio Isaiah. Het is waarschijnlijk het product van de christelijke literatuur uit de eerste eeuwen na Christus. Het origineel van dit werk is niet meer bekend, maar we beschikken wel nog over een Ethiopische versie, twee Latijnse teksten, een Oud-Slavische vertaling en fragmenten van een Griekse tekst. Visio Isaiah circuleerde in de twaalfde eeuw als apart werk bij de bogomilen, zoals vermeld staat in het Synodicon van de Orthodoxie, meer bepaald in het deel dat vroeger het onafhankelijke Synodicon van Hellas vormde. Het werd door hen vertaald, verspreid en doorgegeven aan de katharen. Het kwam in het begin van de dertiende eeuw in een Latijnse vertaling in West-Europa terecht. De Slavische vertaling bevat enkele opmerkelijke verschillen, die door de bogomilen aangebracht werden.[332]

Vaillant gaat echter niet akkoord met deze visie, die door Turdeanu werd ontwikkeld. Hij vindt in de Latijnse en Slavische teksten geen enkel bewijs voor de aanpassing van het apocrief werk door de bogomilen. Vaillant merkt op dat Visio Isaiah een aantal doctrines bevat, die veroordeeld werden op de grote concilies van de vierde eeuw. De veroordeelde doctrines zijn de volgende: de Zoon en de Heilige Geest zijn ondergeschikt aan God en vereren Hem; de Heilige Geest is de meest glorieuze van de engelen; de Zoon nam de vorm aan van de engelen wanneer Hij afdaalde naar de aarde. Behalve de evangelies, de Handelingen van de apostelen en de brieven, verwierpen de bogomilen het merendeel van de orthodoxe canon, maar ze hadden wel belangstelling voor de apocriefe literatuur, die door de orthodoxe Kerk verworpen werd. Daarom sprak waarschijnlijk ook Visio Isaiah hen aan , dat doctrines bevatte, die door de Kerk veroordeeld waren, maar aansloten bij hun eigen doctrines. Het werk begon te circuleren in bogomilische gemeenschappen, waardoor theologen zich geroepen voelden Visio Isaiah te veroordelen als bogomilisch.[333]

Toen de Griekse tekst vertaald werd in het Slavisch en het Latijn, werden er aanpassingen aan de tekst aangebracht. Volgens Turdeanu komen we in deze passages de typische kenmerken van de bogomilen op het spoor. Hij bespreekt nauwgezet een viertal passages waarin we de ingreep van de bogomilen bespeuren. Vaillant meent echter dat deze aanpassingen door orthodoxe christenen zijn aangebracht. In hoofdstuk IX, vers 28, luidt de Ethiopische vertaling bijvoorbeeld: “…en toen ik (Jesajah) Hem (Christus) zag, kwamen alle rechtvaardigen en engelen bij Hem, en Adam en Abel en Seth en alle rechtvaardigen kwamen naar voren, en vereerden Hem.” Dit wordt als volgt vertaald in het Slavisch: “…en alle rechtvaardigen kwamen dichter bij Hem en vereerden Hem.”[334] Turdeanu ziet hierin een bogomilische ingreep omdat de bogomilen de traditie van het Oude Testament verwierpen en de personages in die boeken niet als rechtvaardigen beschouwden.[335] Vaillant interpreteert deze aanpassing anders. Volgens de oosterse Kerk had Christus Adam bevrijd uit de hel en naar de hemel gebracht en kon hij dus niet bij God verblijven, zoals in Visio Isaiah staat. Daarom lieten de christelijke vertalers voorzichtigheidshalve de namen van de rechtvaardigen vallen. Er waren zeker reeds rechtvaardigen in de hemel, want God had Enoch ten hemel laten stijgen.[336] In dit opzicht is het echter vreemd vast te stellen dat in een andere passage ook de naam van Enoch wordt weggelaten. Dit pleit dan weer in het voordeel van de interpretatie van Turdeanu, want de bogomilen beschouwden Enoch als de dienaar van de duivel.[337] Wat er ook van zij, de controverse rond Visio Isaiah is nog te groot en de bogomilische doctrines in het werk zijn te weinig uitgesproken, om hier in detail op in te gaan.

 

 

3. Absoluut en gematigd dualisme

 

De bronnen, die in het eerste punt aan bod zijn gekomen, zetten ook de geloofspunten van de verschillende kathaarse gemeenschappen uiteen. Al deze Kerken hanteerden een dualistische wereldvisie, maar de radicaliteit van het dualisme kon verschillen. Grosso modo kunnen we een onderscheid maken tussen gematigde en absolute dualisten, al namen sommige groepen een middenpositie in. We weten reeds dat de bisschoppen van Lombardije naar de bogomilen waren getrokken om er hun wijding te ontvangen van de bisschoppen van Bulgaria, Drugunthia en Sclavonia. De ordo van Drugunthia was de gemeenschap van absolute dualisten, Bulgaria was gematigd dualistisch en Sclavonia nam een tussenpositie in. De bronnen laten er dus geen twijfel over bestaan dat de oorsprong van het schisma in het oosten moet gezocht worden, bij de bogomilen, en dat de westerse ketters dit overgenomen hadden. De auteurs van de traktaten schijnen echter te twijfelen of de hoofdverdeling in de kathaarse Kerken een tweedeling (gematigde versus absolute dualisten) of een driedeling was (gematigde en absolute dualisten en een groep die een middenpositie innam). Naast dit (deze) grote schisma(‘s) waren er nog kleinere splitsingen binnen de gemeenschappen, met kleinere doctrinaire verschillen, die niet van dualistische aard waren. De meeste informatie vinden we in Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno van Rainerius Sacconi.[338] Sacconi was aanvankelijk zelf een ketter, maar bekeerde zich rond 1245 en trad in de dominicanenorde in. Hij was inquisiteur in Lombardije van 1254 tot 1259. In 1250 schreef hij zijn Summa, dat het meest verspreide traktaat over katharen in de dertiende eeuw werd.

 

a. Doctrines

 

Rainerius Sacconi schetst eerst de doctrines waarmee alle katharen akkoord gaan. “Want alle katharen hebben algemene geloofspunten waar ze het mee eens zijn en particuliere geloofspunten, waarin ze verschillen.” Alle katharen waren dualisten: niet God, maar de duivel had de wereld geschapen. De traditie van de orthodoxe Kerk werd verworpen. De sacramenten van de orthodoxe Kerk waren niet de echte sacramenten van Christus en dus waardeloos. Het ascetisme van de katharen was nog rigoureuzer dan van de bogomilen. Een geconsumeerd huwelijk was doodzonde, even erg als overspel of incest. Vlees, eieren en kaas mochten ze niet eten, want dit voedsel werd voortgebracht door de geslachtsdaad. Ze mochten geen levende wezens doden. Buiten de ketterij kon niemand de verlossing bereiken, zelfs pasgedoopte kinderen (gedoopt volgens de orthodoxe traditie) niet: hun straf was niet lichter dan de straf van dieven en moordenaars. Dit is dezelfde vijandige houding ten opzichte van kinderen die we reeds bij Cosmas ontmoet hadden. Ze geloofden niet in de verrijzenis van het lichaam of het vagevuur. Tenslotte mochten ze niet zweren: deze doctrine kwamen we bij de bogomilen pas voor het eerst tegen in de tweede helft van de twaalfde eeuw, toen het katharisme reeds ontstaan was.[339] Al deze geloofspunten hebben we reeds eerder besproken als doctrines van de bogomilen.

 

Vervolgens bespreekt Rainerius Sacconi het geloof van de absolute dualisten, het geloof van de ordo van Drugunthia. Deze ketters geloofden dat er een goed en een kwaad principe in eeuwigheid naast elkaar bestonden. Zij “geloven en verkondigen dat er twee goden of heren zonder begin en zonder einde zijn, de ene goed, de andere volledig slecht. En ze zeggen dat elk engelen creëerde,…en dat de goede God almachtig is in het hemelse huis, terwijl de slechte over deze hele wereldse structuur heerst.”[340] Lucifer was de zoon van de slechte god. Hij had de vorm aangenomen van een engel van het licht en was naar de hemel gegaan. Met zijn handlangers viel hij de hemel binnen, maar werd er verslagen door de aartsengel Michaël. Ze voerden echter een derde van Gods’ schepselen mee. De schepselen van God hadden een ziel, een lichaam en een geest. “De zielen werden door Lucifer gegrepen en in deze wereld in lichamen gestopt. Ze zeggen dat Christus, de Zoon van God, (naar de aarde) kwam om enkel deze zielen te redden.”[341] Met het derde deel van de engelen werd dus volgens de absolute dualisten het derde deel (de ziel) van élke engel bedoeld. Deze schepselen van God worden in de bijbel “zielen”, “schapen van Israël” of “volk van God” genoemd. De zielen moeten in de aardse lichamen boete doen voor hun zonde. Wanneer ze er in één leven niet in slagen boete te doen, worden ze gereïncarneerd in een ander lichaam. Verlossing hield in dat de zielen terugkeerden naar de hemel, waar ze dan opnieuw verenigd werden met lichaam en geest, die in de hemel waren achtergebleven. Het Oordeel was reeds gemaakt en zou niet opnieuw plaatsvinden: enkel de schepselen van God, opgesloten in aardse lichamen, zouden gered worden. De aardse wereld zou nooit ten einde komen, want dit was de wereld van de duivel, die even machtig was als God.[342]

 

De auteur van De heresi Catharorum in Lombardia bespreekt de doctrines van de gemeenschappen van Bulgaria (gematigd dualisme) en Sclavonia (middenpositie) samen. De gematigde dualisten “belijden dat God de engelen en de vier elementen uit het niets schiep; maar ze dwalen door te geloven dat de duivel, met Gods toestemming, alle zichtbare dingen, of deze wereld, maakte.”[343] Lucifer, de belangrijkste engel, geschapen door God, zondigde in de hemel en zette andere engelen aan tot revolte tegen God. Sommige ketters vonden dit echter geen afdoend antwoord op de vraag naar de oorsprong van het kwaad. Zij hadden de geheime doctrine “dat er een zekere slechte geest met vier gezichten (van een man, vogel, vis en beest) was. Het had geen begin en bleef in deze chaos, omdat het geen scheppingskracht had.”[344] Een kwade geest, die onafhankelijk van God bestond, maar minder machtig dan God was (hij had geen scheppingsmacht): hiermee namen deze ketters een positie in tussen de gematigde en absolute dualisten. Deze kwade geest zette Lucifer tot zonde aan. Na de mislukte revolte probeerde Lucifer met de kwade geest de elementen te scheiden, maar dit mislukte. God zond vervolgens een goede engel om hen te helpen, die de vier elementen scheidde. Daarna schiep Lucifer in zes dagen hemel en aarde, zoals beschreven staat in Genesis. Lucifer kneedde een lichaam uit aarde en stopte er de goede engel in: zo werd Adam geschapen. Na Adam maakte hij Eva om Adam te doen zondigen. Eten van de vruchten van de verboden boom was een metafoor voor de voortplanting.[345]

Er was een belangrijke controverse onder deze ketters in verband met de verlossing. Sommige ketters hingen de doctrine van “de geest wordt geboren uit de geest” aan. Dit betekent dat alle zielen voortkwamen uit de eerste twee engelen: “Alle zielen bestaan door voortplanting uit die engel.”[346] De hele wereld was dus bevolkt door zielen en slechts een deel ervan zou gered worden. De zielen van de gevallen engelen zijn niet voorbestemd voor verlossing. Op het Laatste Oordeel zullen de goede zielen van de slechte gescheiden worden. De ketters die deze doctrine verwierpen, stelden dat God alle zielen die voorbestemd waren voor de verlossing op hetzelfde moment geschapen had en in de menselijke lichamen gestopt had. “God stond dit toe opdat hij uit deze wereld door boetedoening de vrucht van degenen die voorbestemd zijn om verlost te worden, zou kunnen opnemen.”[347] Wat deze doctrines betreft, is de auteur van De heresi Catharorum in Lombardia niet duidelijk of het hier om controverses tussen de ordo van Sclavonia en die van Bulgaria gaat, of om een controverse binnen deze Kerken. Hij bespreekt wel enkele andere geloofsverschillen tussen beide gemeenschappen, die echter niet van dualistische aard zijn.

 

Laten we de voornaamste verschillen tussen gematigde en absolute dualisten nog eens op een rijtje zetten. Alle dualisten geloven in twee goden, een goede en een slechte, maar voor de absolute dualisten zijn deze goden evenwaardig en leven ze in eeuwigheid naast elkaar, terwijl de gematigde dualisten beweren dat de slechte god inferieur is aan de goede god en dat zijn heerschappij eindig is. De mythe van de val van de engelen werd aangepast aan deze algemene ideeën: de absolute dualisten beschouwden Lucifer of Satan als de zoon van de slechte god; de gematigde dualisten zagen hem als een engel, geschapen door God. Beide groepen geloofden dat de duivel de schepper van Genesis was, maar voor de absolute dualisten was zijn scheppingskracht groter. De schepping van de wereld, met alle materie, schreven ze volledig aan de duivel toe. Volgens de gematigde dualisten had God de vier elementen (de materie) geschapen en bestond het scheppingswerk van de duivel uit de verdeling van deze elementen. De duivel was dus niet in staat om, zoals God, iets uit het niets te scheppen. God was de enige ware schepper, die zowel de onzichtbare geesten als de materiële elementen geschapen had, zodat de gematigde dualisten de tegenstelling tussen geest en materie niet zo radicaal zagen.[348] De duivel sleurde een derde van de engelen mee in zijn val uit de hemel. De absolute dualisten interpreteerden dit als een derde van elke engel, namelijk de zielen van alle engelen. Deze zielen werden door de duivel allen tegelijk in menselijke lichamen geplaatst en telkens gereïncarneerd in andere lichamen. In de stoffelijke lichamen moesten ze boete doen voor de zonde, beleden in de hemel. De mythe van de gematigde dualisten is op dit punt helemaal anders. De duivel sloot de twee engelen, gezonden door God om te helpen bij het scheppingswerk, op in twee lichamen: zo werden Adam en Eva geschapen. Alle menselijke zielen waren afkomstig door voortplanting van deze twee engelen.[349] Deze ideeën leidden tot een totaal verschillende eschatologische visie. Volgens de absolute dualisten moesten de gevallen engelen op aarde boete doen voor hun zonde en zouden ze uiteindelijk hun plaats aan de hemel terug innemen. De gematigde dualisten geloofden dat de gevallen engelen niét zouden terugkeren naar de hemel, maar dat de mensen geschapen waren om hun plaatsen in de hemel in te nemen.[350] In alle versies van de mythe moeten de menselijke zielen, wat hun verhouding tot de gevallen engelen ook is, steeds de plaats van de gevallen engelen innemen het Rijk Gods herstellen.

 

b. Chronologie van het dualisme

 

Wat was er nu het eerst, het absoluut of het gematigd dualisme? Aanvankelijk zagen de onderzoekers in het absolute dualisme de primitieve doctrine. Dit zou afkomstig zijn van het paulicianisme. Volgens Runciman is er een duidelijk verschil tussen de verslagen van Cosmas en Zigabenos over de bogomilen. Bij Cosmas komen de bogomilen naar voren als dualisten, bij Zigabenos als monarchianisten, de term die Runciman gebruikt voor de gematigde dualisten. Aanvankelijk namen de bogomilen het absolute dualisme van de paulicianen over. Het gematigd dualisme ontstond in de elfde eeuw, door contact met het Byzantijns messalianisme.[351] Wanneer we de brief van patriarch Theophylactos, die minder betrouwbaar is, even buiten beschouwing laten, is het traktaat van Cosmas de oudste bron over de bogomilen. Het dualisme, dat beschreven wordt door Cosmas, is echter niet absoluut, maar gematigd: hij noemt de duivel een gevallen engel. Toch beschouwt Racki het absolute dualisme als de primitieve vorm: de bron van Cosmas is reeds een getuigenis van de reactie tegen het absolute dualisme op het einde van de tiende eeuw. Volgens Soloviev ontwikkelden de twee gemeenschappen (van absolute en gematigde dualisten) zich naast elkaar. In Thracië ontstond de absolute tak van het bogomilisme, onder invloed van de paulicianen, in Bulgarije vond de gematigde tak haar oorsprong, zoals Cosmas getuigt.[352] In elk geval waren de meeste onderzoekers terughoudend om het gematigd dualisme vóór het absolute dualisme te plaatsen, hoewel onze oudste bron, het traktaat van Cosmas, gematigd dualistisch is.

Sommige auteurs wijzen erop dat alle bronnen over het bogomilisme getuigenis afleggen van het gematigd dualisme. Het absolute dualisme werd onder de bogomilen niet beleden. Deze auteurs beweren meestal dat het absolute dualisme van de katharen niet afkomstig was van de bogomilen, maar van de paulicianen.[353] De ordo van Drugunthia was de pauliciaanse Kerk, de ordo van Bulgaria de bogomilische Kerk. De scheiding tussen beide gemeenschappen was niet territoriaal van aard, maar doctrinair: alle ketters die rondliepen in Bulgarije, Macedonië en Thracië behoorden tot de ordo van Drugunthia als ze paulicianen waren en tot de ordo van Bulgarije als ze bogomilen waren. Beide gemeenschappen richtten dochterkerken op in het westen.[354] Deze visie kan echter niet gehandhaafd blijven. Ten eerste was de heerschappij van de slechte god volgens de paulicianen beperkt tot de duur van de zichtbare wereld. Het paulicianisme kan dus niet aan de basis liggen van de gedachte van de eeuwige heerschappij van de slechte god naast de goede god, waarin de absolute dualisten geloofden. Belangrijker nog is het besef dat de paulicianen te verschillend waren van de katharen: ze hechtten geen belang aan ascetisme, ze maakten geen onderscheid tussen volmaakte ketters en gewone gelovigen en de structuur van de pauliciaanse gemeenschappen was heel anders dan die van de kathaarse. De visie dat de absolute dualisten de paulicianen als hun leermeesters zagen en zich in hun traditie inschreven zoals de gematigde dualisten naar de bogomilen keken, moet dus verworpen worden.[355]

De katharen waren aanvankelijk, zoals de bogomilen, gematigd dualistisch. De eerste absolute dualisten in het westen vinden we pas terug in 1177, na de missie van Nicetas. De kathaarse bisschoppen in het westen waren aanvankelijk gewijd in de ordo van Bulgaria, de gemeenschap van gematigde dualisten. De missie van Nicetas had tot doel alle westerse ketters op te nemen in de ordo van Drugunthia en dus van hen absolute dualisten te maken. Zoals we eerder hebben gezien, kende zijn missie in Zuid-Frankrijk een blijvend succes: de Zuid-Franse katharen bleven absolute dualisten.[356] Absolute en gematigde dualisten hadden een gemeenschappelijke liturgie en organisatie, wat het relatief eenvoudig maakte om van de ene ordo naar de andere over te stappen. Dit veronderstelt een vroegere eenheid tussen alle dualisten. Dit wordt bevestigd door de vroege oosterse bronnen, die enkel het gematigd dualisme kenden. Dit gegeven spreekt de visie tegen dat de ordo van Drugunthia de gemeenschap van paulicianen was: zij hadden een heel andere liturgie en organisatie. De datum van het schisma tussen absolute en gematigde dualisten is onzeker, maar mogen we waarschijnlijk niet te lang vóór de missie van Nicetas in het westen plaatsen. Nicetas kwam immers uit Constantinopel, dat ten tijde van Euthymios Zigabenos (eerste helft twaalfde eeuw) nog gematigd dualistisch was.[357] Misschien waren de Byzantijnse bogomilen geëvolueerd naar het absolute dualisme onder invloed van de Byzantijnse demonologie.

 

Poupin heeft een heel andere visie op deze problematiek. Zijn uitgangspunt is het gegeven dat we in de oosterse bronnen enkel het gematigde dualisme aantreffen. Dus waren alle bogomilen gematigde dualisten. Bovendien merkt hij op dat sommige westerse bronnen het absolute dualisme als oudste vorm presenteren. Rainerius Sacconi stelt bijvoorbeeld duidelijk dat het geloof van de Albanenses, de absolute dualisten, het oudste is. Poupin concentreert zich op de missie van Nicetas en vraagt zich af waarom Nicetas als een vertegenwoordiger van het absolute dualisme wordt beschouwd. Er zijn immers elementen die dat lijken tegen te spreken. Hij was bijvoorbeeld afkomstig van Constantinopel, waar het bogomilisme was ingevoerd vanuit Bulgarije, de plaats van afkomst van de gematigde dualisten. Ten tweede werd Johannes Judaeus bekritiseerd als volgeling van Nicetas, hoewel hij later bisschop van Concorezzo, dus van de gematigde dualisten werd. Poupin stelt zich ook de vraag waarom Drugunthia als de gemeenschap van absolute dualisten wordt gezien. De westerse bronnen vermeldden Drugunthia en Bulgaria als de oorsprong van alle kathaarse gemeenschappen. Ze vermeldden ook dat Bulgaria gematigd dualistisch is, dus moet Drugunthia absoluut dualistisch zijn.[358]

Volgens Poupin ligt aan de basis van alle discussies de gedachte dat de westerse ketters dogmatisch afhankelijk zijn van de oosterse kerken, waarvan ze hun bisschoppelijke wijdingen ontvingen. Zijn hypothese is dat alle bogomilen en katharen de bisschoppelijke structuur van Bulgaria overnamen, maar dogmatisch konden verschillen.[359] Poupin schetst in het kort de geschiedenis van het katharisme. Rond het jaar Duizend ontstonden er in het westen verschillende ascetische bewegingen. Onder invloed van de bogomilen ontwikkelden zij naast dit ethisch dualisme een kosmologisch dualisme, maar in tegenstelling tot het dualisme van de bogomilen was dat van de katharen absoluut. Vanaf de twaalfde eeuw begonnen de katharen de bisschoppelijke structuur van de bogomilen over te nemen. De banden tussen de oosterse en de westerse ketters werden definitief vastgelegd door Nicetas. Het ware doel van de missie van Nicetas was het overplanten van de bisschoppelijke structuur van de bogomilen in het westen, onafhankelijk van dogmatische principes. Sommige katharen wilden echter naast de bisschoppelijke structuur ook het geloof van de bogomilen, het gematigde dualisme, overnemen. Dit leidde tot het schisma tussen absolute en gematigde dualisten, dat in het westen en niet in het oosten plaatsvond. Omdat de gematigde dualisten de bogomilische doctrines volledig wilden overnemen, ging Nazarius in Bulgarije het boek Interrogatio Iohannis halen. Daarom kon Sacconi terecht het gematigd dualisme als de vernieuwing in het westen beschouwen en het absolute dualisme als de oude traditie. De positie van de absolute dualisten verhardde zich en een deel van hen werd radicaal in hun dualisme. De meerderheid van de katharen bevond zich tussen absolute en gematigde dualisten in. De absolute dualisten waren de erfgenamen van de ordo van Drugunthia omdat zij trouw bleven aan de bisschoppelijke structuur die was ingevoerd door Nicetas, hoewel ze dogmatisch van de bogomilen van Drugunthia verschilden.[360]

De visie van Poupin probeert de exclusiviteit van het gematigd dualisme in de oosterse bronnen te verzoenen met de invloed van de bogomilen op de katharen, waarop in de westerse bronnen de aandacht gevestigd wordt. Zijn visie roept echter enkele vragen op. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk waarom de gematigde dualisten minder trouw zouden zijn aan de bisschoppelijke structuur van Nicetas dan de absolute dualisten, als het doctrinaire aspect een minder belangrijke rol speelde in de relatie tussen bogomilen en katharen. Het is evenmin duidelijk waarom het voor hen nodig was de banden met Drugunthia te verbreken en zich tot de ordo van Bulgaria te wenden. Doctrinair gezien was dit immers niet nodig, indien beide bogomilische gemeenschappen gematigd dualistisch waren, zoals Poupin beweert. Poupin blijft vaag wanneer hij de relaties tussen de absolute dualisten en de dualisten die een middenpositie aannamen, beschrijft. Eerst beweert hij dat de katharen aanvankelijk absoluut dualistisch waren, maar verder in het artikel schrijft hij dat de absolute dualisten hun standpunt verhardden toen de gematigde dualisten zich afscheurden en dat de meerderheid van de katharen dan tussen beide groepen een middenpositie innam.[361] Was het dualisme van de katharen dan aanvankelijk de middenpositie, het geloof in een kwade geest met vier gezichten? Of waren de absolute dualisten die hun standpunt verhardden, nog radicalere dualisten dan de dualisten van Drugunthia? In het tweede geval verdwijnen de katharen die een middenpositie innamen, plots uit beeld. Het voornaamste argument tegen Poupin is echter dat de westerse bronnen uitdrukkelijk stellen dat het geloof van de westerse gemeenschappen overeenkomt met het geloof van de oosterse gemeenschappen. De heresi Catharorum in Lombardia bespreekt eerst het geloof van Drugunthia, dat absoluut dualistisch blijkt te zijn, en dan het geloof van Bulgaria en Sclavonia, dat gematigd dualistisch is.[362]

 

Indien het gematigd dualisme de oudste vorm van bogomilisme is, zoals we van Cosmas vernemen, hoe is daaruit dan het absoluut dualisme ontstaan? In De heresi Catharorum in Lombardia vernemen we dat sommige gematigde dualisten (van de Kerken van Bulgaria en Sclavonia) begonnen te twijfelen: de val van de engelen kon de oorsprong van het kwaad niet afdoende verklaren. Wanneer alles voortkomt uit God, kan de aanwezigheid van het kwaad niet verklaard worden. Dus voegden ze aan de mythe een kwade geest met vier gezichten toe, die Lucifer aanzette tot zonde.[363] De kwade geest was niet geschapen door God, zodat de impuls voor het kwaad buiten de machtssfeer van God werd gelegd. De kwade geest had geen scheppingskracht, zodat hij inferieur was aan God. Van deze kwade geest naar een slechte god, die naast de goede god bestaat en wél scheppingskracht heeft, is slechts een kleine stap en dan komen we uit bij het absolute dualisme. De ketters die een middenpositie aanhingen, vormden waarschijnlijk de schakel tussen absolute en gematigde dualisten.[364]

Het is maar een kleine stap, maar ze wordt niet sluitend bevestigd door de bronnen, hoewel de aanwijzingen in die richting gaan. We merken dat in het oosten de oudste bron over de bogomilen gematigd dualistisch is, en dat ook in het westen de eerste ketters gematigd dualistisch waren. In het westen duikt het absolute dualisme voor het eerst op in de periode 1176-1190, met de missie van Nicetas, die het absolute dualisme invoerde in het westen. We stellen dit ook vast aan de hand van de evolutie van de parabool van de “onrechtvaardige hofmeester”. Deze parabool uit het Lucasevangelie, die reeds in kiem aanwezig was bij Cosmas en volledig geïntegreerd was in de bogomilische mythe bij Zigabenos en in Interrogatio Iohannis, werd ook een deel van de mythe van de absolute dualisten, die beschreven is in De heresi Catharorum in Lombardia. De parabool werd wel aangepast: de “onrechtvaardige hofmeester” Lucifer was de zoon van de slechte god. Ook hier stellen we dus vast dat dit aspect eerst ontwikkeld werd bij de gematigde dualisten en dan overgenomen werd door de absolute dualisten. Waarschijnlijk ontstond het absoluut dualistisch systeem niet onder invloed van andere ketterijen, maar ontwikkelde het zich uit het gematigd dualisme.[365]

 

 

4. Ketterse rituelen

 

De katharen en de bogomilen verwierpen de orthodoxe sacramenten, die niet tot de verlossing leidden. In de loop der tijd ontwikkelden ze hun eigen rituelen, die de orthodoxe sacramenten vervingen. “De katharen hebben inderdaad, zoals apen die de handelingen van de mens proberen te imiteren, vier sacramenten, hoewel vals en nutteloos, onwettelijk en heiligschennend. Dit zijn de handoplegging, zegening van brood, boetedoening en wijding.” Dit leert ons Rainerius Sacconi in zijn Summa.[366] In de bronnen over de bogomilen kwamen we geen systematische uiteenzettingen tegen over hun rituelen. Daarom is het nuttig eens naar de kathaarse rituelen te kijken. Hoewel de rituelen bij katharen en bogomilen misschien niet exact hetzelfde verliepen (er waren reeds verschillen tussen de verschillende kathaarse gemeenschappen), hadden de katharen hun rituelen toch ontleend aan de bogomilen en scholen er dezelfde ideeën achter.

 

a. Consolamentum

 

“De handoplegging wordt door hen consolamentum, spiritueel doopsel, of doopsel van de Heilige Geest genoemd.”[367] Het doopsel van de Heilige Geest was ook dat van de bogomilen, die zich hiermee afzetten tegen het orthodoxe doopsel met water. De hoofdelementen van het sacrament waren de handoplegging en het reciteren van het “Onze Vader”. Beide elementen zijn noodzakelijk voor de geldigheid van het sacrament. Alleen de Albanenses stelden dat enkel het “Onze Vader” het ritueel voltrekt. De handoplegging kan geen waarde hebben, want de hand was materieel en dus geschapen door de duivel.[368] Het consolamentum was het initiatieritueel van de katharen. Door dit sacrament werden de zonden vergeven, daalde de Heilige Geest over hen neer en werden ze volmaakte leden van de ketterij. Volgens de meest radicale dualisten werd de ziel van de ketter niet spiritueel verenigd met de Heilige Geest, maar met zijn eigen geest, die in de hemel was gebleven.[369] De volmaakte ketters, die het consolamentum hadden ontvangen, waren klaar om de verlossing te bereiken.

Het sacrament werd uitgevoerd door minstens twee personen. De persoon die het sacrament toediende mocht niet in een zondige toestand verkeren, want dan was het sacrament ongeldig. Dit leidde tot een permanente twijfel onder de katharen: “Alle katharen slepen zich voort onder zeer grote twijfel en gevaar voor de ziel. Als hun prelaat in het geheim een of andere doodzonde heeft begaan, dan zijn al degenen op wie hij zijn hand heeft gelegd, misleid en vergaan ze als ze in die toestand sterven.”[370] Het verhaal van Nicetas illustreert mooi deze twijfel. Nicetas had aan vele ketters het consolamentum toegediend. Toen de katharen van Lombardije echter hoorden dat Simon, die Nicetas gewijd had, gezondigd had, maakte dit meteen ook een consolamentum door Nicetas ongeldig. Pas vanaf de verrijzenis van Christus hadden de mensen de mogelijkheid de Heilige Geest te ontvangen en verlost te worden, toen Christus de apostelen de macht gaf om dit spiritueel doopsel toe te dienen.[371] Alle volmaakte ketters hadden de macht het consolamentum toe te dienen; in de praktijk gebeurde dit door de “oudste”, de aanwezige die al het langst tot de groep van volmaakte ketters behoorde.

De ceremonie van het consolamentum wordt beschreven door Anselmus van Alessandria in Tractatus de hereticis en in het Ritueel der katharen, dat in een Latijnse en een Provençaalse versie is bewaard gebleven.[372] Het consolamentum bestond eigenlijk uit twee ceremonies: tijdens de eerste ceremonie kende men aan de kandidaat het recht en de plicht toe om “Onze Vader” te bidden en trad hij toe tot de kathaarse gemeenschap; de tweede ceremonie was het eigenlijke doopsel, waardoor men een volmaakte ketter werd. De initiatierite van de bogomilen bestond ook uit twee ceremonies, dus gold bij hen waarschijnlijk dezelfde indeling in gewone gelovigen en volmaakte ketters, hoewel dit niet expliciet vermeld werd in de oosterse bronnen. Er zijn wel aanduidingen dat er binnen het bogomilisme een kleine groep van actieve predikers en een grote massa volgelingen bestonden. Het was in elk geval weinig waarschijnlijk dat alle aanhangers streng ascetisch moesten leven.[373] Beide ceremonies werden voorafgegaan door een voorbereidingsperiode, waarin men instructie kreeg in het geloof en ascetisch moest leven. Nadat men toegetreden was tot de kring van volmaakte ketters, moest men dit ascetisme zijn hele leven volhouden. Wanneer men dit kon volhouden, was men zeker dat bij de dood van het lichaam, de ziel zou bevrijd worden uit de materiële gevangenis, die het lichaam vormde, en de verlossing zou bereiken. De volmaakte ketters droegen een donker habijt, zodat zij het voorkomen van monniken hadden. Ook hun levensstijl was dezelfde als die van monniken. Het aantal katharen dat dit consolamentum ontving, was beperkt. Volgens Rainerius Sacconi telden alle kathaarse gemeenschappen samen in totaal maar 4000 ketters.[374] Dit geringe aantal kan enkel verklaard worden vanuit de veronderstelling dat Sacconi enkel de volmaakte ketters telde.

 

De katharen geloofden dat een deel van de missie van Christus op aarde lag in het openbaren van de waarheid (over God en de duivel), maar de katharen geloofden niet dat de verlossing bereikt kon worden door kennis, gnosis. Het katharisme was dus geen gnostische ketterij. De gnostici stelden dat sacramenten waardeloos waren voor de verlossing en dat men enkel kon verlost woorden door kennis. De katharen waren akkoord dat de christelijke sacramenten waardeloos waren, maar ze vervingen deze sacramenten door hun eigen sacramenten. Het katharisme (en het bogomilisme) was een sacramenteel geloof: verlossing werd bereikt door toediening van een sacrament, het consolamentum. Het belangrijkste doel van de missie van Christus lag erin dit sacrament aan de mensheid te schenken.[375]

De katharen meenden dat hun doopsel de apostolische traditie in ere hield. De handoplegging, het voornaamste element van het consolamentum, was een ritueel dat vaak werd toegepast in de bijbel. Ook Christus en de apostelen voerden dit ritueel uit om mensen te genezen of te zegenen. Johannes de Doper had gezegd dat het doopsel van de Heilige Geest, het doopsel van Christus, zijn eigen doopsel aanvulde. De apostelen dienden de Heilige Geest toe via handoplegging. De handoplegging was in de bijbel eveneens een wijdingsritueel. Via handoplegging kenden de apostelen (bisschoppelijke) jurisdictie toe. Via het ritueel van de handoplegging ging de kathaarse Kerk terug op de apostolische traditie. Het consolamentum geleek sterk op het doopsel in de vroege Kerk. De catechumenen in de eerste eeuwen van het christendom waren volwassen mensen, die eerst een proefperiode moesten ondergaan. Bij het christelijke doopsel werd doopwater gebruikt, maar het was de handoplegging die de verlossing van de ziel bewerkstelligde. De handoplegging had dezelfde betekenis als bij de katharen: de handoplegging zorgde voor de nederdaling van de Heilige Geest. De ceremonies van doopsel en wijding bij de eerste christenen werden afgesloten met de vredeskus, die sterk doet denken aan de Act van Vrede bij de katharen. Net zoals bij de katharen was de imitatie van de apostelen voor de rest van het leven het ideaal van de christenen. De katharen konden dus terecht claimen de oude christelijke traditie in ere te houden.[376]

 

Tijdens de eerste ceremonie werd dus het recht en de plicht toegekend om het “Onze Vader” te bidden: “…dat je waardig moge worden om dit Heilig Gebed dat de Heer Jezus Christus gaf aan zijn leerlingen, te ontvangen, zodat jouw smeekbeden en gebeden gehoord mogen worden door onze Zeer Heilige Vader.”[377] De kandidaat ontving aan het begin van de ceremonie het Boek uit de handen van de ceremoniemeester, de oudste. Dit was steeds een deel van het Nieuwe Testament of het volledige Nieuwe Testament. Vervolgens legde de oudste de betekenis van de woorden van het gebed uit. De naam van God (“Gezegend zij Uw naam”) en het brood (“Ons dagelijks brood”) verwijzen naar de Wet van Christus. In verband met het brood verzandt de tekst in een wirwar aan symbolische betekenissen. Eten van het brood betekende zowel de geboden van Christus navolgen als de geboden verkondigen aan anderen. Het koninkrijk van God (“Uw rijk kome”) is het volk van God, dat de verlossing zal bereiken. Zo werd het “Onze Vader” volledig symbolisch ontleed.[378] Op het einde van de ceremonie nam de oudste het Boek uit de handen van de kandidaat en vroeg hem of het zijn wil is het gebed te ontvangen. De kandidaat antwoordde positief, waarop de oudste zei: “Moge God je de genade schenken om het te ontvangen tot Zijn eer en jouw verlossing.” Samen bidden ze dan het “Onze Vader”. De oudste vertelde de kandidaat dat hij dit gebed zijn hele leven moet onderhouden “…en je mag nooit eten of drinken zonder dit gebed.” De ceremonie eindigde, zoals alle grote ceremonies, met de Dubbel: 16 keer het “Onze Vader” bidden.[379]

Aan het begin van de tweede ceremonie ontving de kandidaat opnieuw het Boek uit de handen van de oudste. De oudste vroeg of het de wil van de kandidaat is om het spiritueel doopsel te ontvangen; de kandidaat antwoordde positief; de oudste sprak de standaardformule uit: “Moge God je de genade schenken om het te ontvangen tot Zijn eer en tot jouw verlossing.” Daarna hield de oudste een sermoen, waarin hij de betekenis van het doopsel uitlegde en de plichten van de volmaakte ketters uiteenzette. De oudste maakte onder meer duidelijk dat de katharen “als erfgenamen van de leerlingen (de apostelen), in gepaste orde van de Kerk van God de macht ontvangen hebben om dit doopsel van de handoplegging uit te voeren en zonden te vergeven.”[380] Vervolgens zei één van de katharen: “Goede christenen, we bidden u voor de liefde van God om dit goed dat God jullie gegeven heeft, aan onze vriend te schenken.” Blijkbaar was deze persoon een soort van getuige.[381] Dan kwam het centrale gedeelte van de ceremonie: de kandidaat plaatste zijn handen op de tafel vóór de oudste; de oudste hield het Boek op zijn hoofd; de andere volmaakte ketters plaatsten hun rechterhand op hem. Het evangelie werd gereciteerd, het “Onze Vader” werd vele malen gebeden, het perdonum, de Zes, de Genade, de Act van Vrede en tenslotte de Dubbel werden uitgevoerd.[382]

Het consolamentum werd vaak uitgesteld tot vlak vóór de dood en werd dan in een verkort ritueel toegediend. Uiteraard vielen de voorbereidingsperiodes dan weg. Men vroeg wel aan de zieke of hij van plan was de onthouding, die voorgeschreven was door God, te verduren. De zieke moest het in acht nemen zolang hij nog leefde: “We leggen je deze onthouding op zodat je het in acht kan nemen zolang je leeft.” Vervolgens probeerde men zo goed mogelijk de normale ceremonie na te bootsen. Er werd een tafellaken op het ziekbed gelegd, waarop het Boek werd gelegd, dat dan aan de zieke werd gegeven. Beide ceremonies werden onmiddellijk na elkaar afgehaspeld. Als de zieke toch genas, moest hij het consolamentum opnieuw ontvangen, maar dan met de uitgebreide rituelen.[383]

 

b. Andere sacramenten

 

Aanvankelijk hadden de bogomilen zich afgezet tegen de orthodoxe clerus, maar gaandeweg hadden ze een eigen klerikale hiërarchie ontwikkeld, die pas bij de katharen duidelijk tot uiting kwam. De wijding van prelaten bij de katharen gebeurde ook door handoplegging. “Er zijn vier ambten van de katharen. Hij die aangesteld is in het eerste en hoogste ambt, wordt bisschop genoemd; in het tweede, filius maior (oudere zoon); in het derde filius minor (jongere zoon); en in het vierde en laatste, diaken.”[384] Volmaakte ketters zonder ambt zijn “christenen”. De bisschop nam in principe de leiding in alle ceremonies, maar de zonen en de diakens konden optreden als plaatsvervangers. De zonen moesten alle katharen die onder de jurisdictie van hun bisschop stonden, bezoeken. De specifieke taak van de diakens was het horen van de maandelijkse biecht en het opleggen van het servicium ter absolutie. Aanvankelijk wijdde de filius minor de filius maior tot bisschop, waarop die de filius minor tot filius maior wijdde. De gemeenschap koos dan een nieuwe filius minor. “Maar dat (de wijding) voor de bisschop werd veranderd door alle katharen die aan deze kant van de zee verblijven.”[385] De katharen van West-Europa veranderden dus het ritueel van de “katharen” van Oost-Europa: de bogomilen. De procedure die hierboven beschreven staat, is dus die van de bogomilen. De katharen vonden dit onnatuurlijk omdat de zoon (filius) de vader (de bisschop) wijdde. Bij hen wijdde de bisschop de filius maior vóór zijn dood reeds tot bisschop, zodat elke gemeenschap van katharen twee bisschoppen had. Bij de dood van één van beiden werd de filius minor op één dag tot filius maior én tot bisschop gewijd.[386]

 

Een zeer belangrijk sacrament bij de katharen was de boetedoening. Dit was immers de zin van het bestaan van de mens: de menselijke ziel moest boete doen in het aardse lichaam om dan te kunnen terugkeren naar de hemel. Rainerius Sacconi bespreekt vier opvattingen van de katharen, die volgens hem bewijzen dat hun boetedoening vals is. “Hun dwaling is viervoudig, namelijk, dat eeuwige glorie niet verminderd wordt voor een boeteling door eender welke zonde, dat de hellestraf niet verhoogd wordt voor de onboetvaardige, dat voor niemand het vagevuur wordt gereserveerd, en dat schuld en straf uitgewist zijn door God via handoplegging.”[387] De katharen verwierpen de doctrine van het vagevuur, waar de orthodoxe christenen boete moesten doen voor de op aarde beleden zonden. Voor de katharen was het net omgekeerd: op aarde moest men boete doen voor de in de hemel beleden zonden. Ze zagen geen gradaties in de straffen en beloningen door God: ofwel ging men naar de hemel, ofwel ging men naar de hel. Enkel na het consolamentum konden de zonden vergeven worden. Volgens de Albanenses, de absolute dualisten, zou iedereen hersteld worden in zijn vroegere status. De zielen van de gevallen engelen deden boete op aarde en zouden terugkeren naar de hemel.[388]

De duidelijkste uiteenzetting over de boetedoening vinden we bij Anselmus van Alessandria, die de gegevens van Rainerius Sacconi aanvult. Er zijn vier mogelijke zonden: openlijke doodzonde, geheime doodzonde, verlangen naar doodzonde en dagelijkse zonde. De doodzonden moest men privé opbiechten bij een prelaat en één getuige, waarna men het consolamentum opnieuw moest ontvangen. Wie een publieke doodzonde beleden had, mocht de handoplegging niet meer uitvoeren en moest zwaar boete doen. Hij moest zich gedurende drie dage terugtrekken en niets eten of drinken. Hij moest drie vastenperiodes van veertig dagen in acht nemen, waarin hij enkel water en brood tot zich mocht nemen. “Alle katharen nemen drie vastenperiodes van veertig dagen in acht, maar degene op wie de vermelde boetedoening voor doodzonde wordt opgelegd, moet het zo regelen dat zijn vastenperiodes niet samenvallen met de anderen die ze algemeen in acht nemen.”[389] Om boete te doen voor de geheime doodzonde, moest men zich zeventwintig dagen terugtrekken, maar niet opeenvolgend. Wanneer men verlangt naar een doodzonde, maar zijn verlangen niet uitvoert, moest men zich zeven, niet opeenvolgende dagen terugtrekken. Voor de dagelijkse zonden was er maandelijks een openlijke biecht, het servicium. Het servicium vond ook plaats tijdens belangrijke ceremonies en bestond dan uit een korte opeenvolging van formules voor de biecht en gebed. “We zijn gekomen vóór God en vóór u en vóór de orde van de Heilige Kerk om het servicium te ontvangen, vergiffenis en boetedoening voor al onze zonden die we gepleegd hebben in spraak of gedachte, of teweeggebracht hebben vanaf onze geboorte tot dit moment.”[390] Tijdens het servicium was er geen individuele biecht. Men deed boete voor de dagelijkse zonden tijdens “de dagen van het sevicium.” Dit hield in dat alle katharen samen drie dagen op water en brood leefden.[391] Een korte formulering voor boetedoening tijdens ceremonies, was het perdonum: “Zegen ons; wees genadig voor ons (drie maal). Moge de Vader, de Zoon en de heilige Geest ons alle zonden vergeven. Laat het voor ons gedaan worden volgens Uw woord.”[392]

Volgens Rainerius Sacconi is er geen sprake van echte boetedoening bij de katharen, omdat ze het concept van schuldkwijtschelding niet kennen. De katharen bidden wel veel en leven streng ascetisch, maar dit was voor hen geen vorm van boetedoening. Hun ascetische levensstijl was een gebod van God en zelfs noodzakelijk zonder dat men een zonde had beleden. Schuld en straf voor beleden zonden werden vereffend via handoplegging en gebed. Het consolamentum was noodzakelijk, maar ook voldoende voor de vergeving van de zonde. De katharen geloofden niet in schuldvereffening in het vagevuur of via tijdelijke straffen. Wanneer de mens op aarde werd gestraft, was dit niet het werk van God om de mens boete te laten doen, maar het werk van de duivel. De boetedoening voor God was het leven op aarde zelf. De boetedoening van de katharen was vals omdat ze niet bereid waren hun schuld te vereffenen.[393]

 

De zegening van het brood was een minder belangrijk sacrament. Dit gebeurde bij alle maaltijden. Het ritueel werd geleid door de belangrijkste aanwezige of de oudste onder de volmaakte ketters. Eerst spraken alle aanwezigen rechtstaande het “Onze Vader” uit. Daarna brak de oudste het brood en verdeelde het onder allen. De Albanenses beschouwden dit niet als een sacrament. Brood was materieel en dus een creatie van de duivel. Het kon niet gezegend worden. Alle katharen hielden evenwel vast aan de doctrine van de bogomilen: “Toch gelooft niemand van hen dat het brood verandert in het lichaam van Christus.”[394]

 

c. Rituelen en praktijken

 

Naast de grote ceremonies hadden de katharen nog enkele vaste rituelen. Waar de grote ceremonies duidelijk afgeleid zijn van de gebruiken bij de bogomilen, is dit voor de kleinere rituelen minder zeker. Voor de volledigheid zal ik ze hier toch vermelden. Het melioramentum was de formele begroeting tussen de ketters. Dit vond ook plaats aan het begin en het einde van grote ceremonies. De vaste formule voor volmaakte ketters die elkaar ontmoetten, was: “Zegen ons; heb medelijden met ons.” De gewone gelovigen zeiden: “Zegen ons, heb medelijden met ons. Goede christenen, bid tot God dat Hij mij naar een goed einde mag leiden en mij verlost van een slechte dood.”[395] De volmaakte ketter sprak dan een smeekbede uit dat goed zou gedaan worden voor de gelovige. Op het einde van de ceremonies werd de Act van Vrede uitgewisseld, dat een afscheidsritueel was. De mannelijke ketters omhelsden elkaar en gaven een kus op elke wang; de vrouwen kusten elkaar, het Evangelie, en soms de schouder of elleboog van een man. De omhelzing was de caron, waarbij men het hoofd een keer op de rechterschouder en een keer op de linkerschouder legde van de persoon waarvan men afscheid nam.[396] De Genade was de korte formule: “Moge de genade van de Heer Jezus Christus met u allen zijn.”[397] Daarnaast hadden ze nog enkele vaste formules, die tijdens de ceremonies voortdurend werden uitgesproken: “Zegen ons; wees genadig voor ons” en “laat ons de Vader, de Zoon en de heilige Geest aanbidden.”

De Provençaalse tekst van het Ritueel der katharen schrijft een aantal gedragsregels voor voor verschillende gelegenheden. Zo waren er andere rituelen wanneer men per paard reed, in een boot stapte, een stad binnen ging, een stroom overstak of een maaltijd begon. Steeds nam het “Onze Vader”, het Gebed van de Heer, de centrale plaats in de rituelen in. Vaak lag het verschil tussen de rituelen in het aantal maal dat men het “Onze Vader” moest bidden. Voor reeksen van dit gebed had men speciale benamingen: de Zes betekende zes maal het “Onze Vader”; Enkel was acht maal dit gebed en Dubbel zestien maal. Met de Dubbel werden de grootste ceremonies steeds afgesloten. Wanneer er een man in het gezelschap was, moest hij steeds de gebeden leiden. Deze formuleringen en gebeden gingen meestal gepaard met buigingen.[398]

 

Zoals reeds aangegeven, nam het ascetisme een even belangrijke plaats in bij de katharen als bij de bogomilen. “De gewone praktijk van vasten onder hen is dat elke kathaar, welke zijn sekte ook is, drie dagen per week vast, op maandag, woensdag en vrijdag.”[399] Op die dagen mogen ze geen wijn, olie, vis en schaaldieren tot zich nemen. Daarnaast namen ze drie vastenperiodes van veertig dagen in acht. De eerste periode viel gelijk met de christelijke vastenperiode vóór Pasen; de tweede periode van de eerste maandag na Pinksteren tot het feest van Sint-Pieter (29 juni); de derde periode liep van de eerste maandag na Sint-Maarten (24 november) tot Kerstmis. In deze periodes mocht men geen vis of schaaldieren eten. De eerste weken van alle periodes en de laatste week van de eerste periode waren “strikt”: dit betekende dat het regime strenger was en men evenmin wijn, groenten of olie tot zich mocht nemen.[400] We mogen niet uit het oog verliezen dat het altijd een verbod gold op vlees, kaas en eieren. Over de ascetische levensstijl van de bogomilen zijn we goed ingelicht. We kunnen dus vaststellen dat de katharen deze levensstijl overnamen, maar ze ook nog verzwaarden.

De katharen hielden bij het vasten en bij andere praktijken geen rekening met zon-, feest- en heiligendagen, behalve om schandaal te vermijden, zoals Anselmus van Alessandria zegt. Hun ware geloof verbergen was een kenmerk dat de katharen blijkbaar hadden overgenomen van de bogomilen, hoewel er minder de nadruk wordt op gelegd dan in de bronnen over de bogomilen. Nadat Rainerius Sacconi de doctrines van de katharen uiteengezet had, schreef hij: “Als een kathaar de beschreven doctrines weigert toe te geven, dan uit hij leugens in hypocrisie, wat een kenmerk is van de katharen.” De katharen namen de voorzichtigheid van de bogomilen over en onthulden hun doctrines maar mondjesmaat aan nieuwe ketters: “Tenzij die persoon misschien een novice onder hen is, want aan veel zulke personen openbaren ze hun geheimen niet.”[401] Hun voorzichtigheid is zeer duidelijk wanneer ze andere katharen bezoeken. Ze hadden namelijk een truc om te achterhalen of er niet-katharen in huis waren. De bezoeker vroeg: “Is er hier een oneerlijk figuur?” of “Kunnen we iets doen ter onzer verbetering?” Wanneer de gastheer antwoordde met de woorden “Zet u”, dan was er een onbetrouwbaar persoon aanwezig. Wanneer hij de woorden “Doe zoals je wil” uitsprak, waren er enkel katharen aanwezig.[402]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[288] BRENON, “Les hérésies de l’an Mil. Nouvelles perspectives sur les origines du catharisme», in: Heresis 24 (1995), p. 21-23.

[289] BRENON, “Les hérésies de l’an Mil. Nouvelles perspectives sur les origines du catharisme», in: Heresis 24 (1995), p. 24-33.

[290] BRENON, “Les hérésies de l’an Mil. Nouvelles perspectives sur les origines du catharisme», in: Heresis 24 (1995), p. 31.

[291] FRASSETTO, “The sermons of Ademar of Chabannes and the letter of Heribert. New sources concerning the origins of medieval heresy.”, in: Revue bénédictine 109 (1999), p. 336-340.

[292] SEMKOV, “Der Einfluss der Bogomilen auf die Katharer”, in: Saeculum 32,4 (1981), p. 352.

[293] ANGELOV, «L’influence du Bogomilisme sur les Cathares d’Italie et de France», in: La Bulgarie des Bogomiles aux Turcs, V, p. 182.

[294] HAMILTON, “The cathars and the seven churches of Asia”, in: Byzantinische Forschungen 13 (1988), p. 273.

[295] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield, W.L. en Evans, A.P. Heresies of the High Middle Ages, p. 167-170 en 361-373.

[296] ibidem, p. 168.

[297] ibidem, p. 168.

[298] ibid., p. 169.

[299] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 159-167.

[300] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 170.

[301] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 161.

[302] ibidem, p. 162-164.

[303] Kathaars concilie van Saint-Félix, vert. Hamilton, Christian Dualist Heresies in the Byzantine world, c.650-c.1405, p. 251.

[304] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 371.

[305] HAMILTON, “The cathar council of Saint-Félix reconsidered”, in: Archivum Fratrum Praedicatorum 48 (1978), p. 50.

[306] HAMILTON, “The cathar council of Saint-Félix reconsidered”, in: Archivum Fratrum Praedicatorum 48 (1978), p. 23-53.

[307] HAMILTON, “The cathar council of Saint-Félix reconsidered”, in: Archivum Fratrum Praedicatorum 48 (1978), p. 51.

[308] Een volledige analyse van de belangrijkste werken is terug te vinden in het artikel van Turdeanu, “Apocryphes bogomiles et apocryphes pseudo-bogomiles”, in: Revue de l’histoire des religions 138 (1950), p. 22-52 en 176-218.

[309] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, E. Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 42-87.

[310] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 26-29.

[311] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 43.

[312] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 97-100.

[313] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 45.

[314] ibidem, p. 45.

[315] ibid., p. 51.

[316] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 89, 115-116 en 109.

[317] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 55.

[318] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 119-122.

[319] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 59.

[320] ibidem, p. 59-63.

[321] ibid., p. 65.

[322] ibid., p. 67-69.

[323] ibid., p. 71.

[324] ibid., p. 73.

[325] ibid., p. 75.

[326] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 166-168.

[327] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 169-170.

[328] Interrogatio Iohannis, vert. Bozoky, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 77.

[329] ibidem, p. 77-87.

[330] ibid., p. 87.

[331] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 194.

[332] TURDEANU, “Apocryphes bogomiles et apocryphes pseudo-bogomiles”, in: Revue de l’histoire des religions 138 (1950), p. 213-216.

[333] VAILLANT, “Un apocryphe pseudo-bogomile: la Vision d’Isaïe”, in: Revue des études slaves 42 (1963), p. 111-119.

[334] Visio Isaiah, vert. Tisserant, E. Ascension d’Isaïe, p. 185.

[335] TURDEANU, “Apocryphes bogomiles et apocryphes pseudo-bogomiles”, in: Revue de l’histoire des religions 138 (1950), p. 216.

[336] VAILLANT, “Un apocryphe pseudo-bogomile: la Vision d’Isaïe”, in: Revue des études slaves 42 (1963), p. 120-121.

[337] Zie de bespreking van Interrogatio Iohannis.

[338] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 329-346.

[339] ibidem, p. 330.

[340] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 164.

[341] ibidem, p. 164.

[342] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 337-339.

[343] ibidem, p. 343.

[344] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 165.

[345] ibidem, p. 165-166.

[346] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 344.

[347] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 166.

[348] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 102-108 en 187.

[349] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 138-139.

[350] BOZOKY, Le livre secret des cathares. Interrogatio Iohannis. Apocryphe d’origine bogomile, p. 174.

[351] RUNCIMAN, The Medieval Manichee, p. 59 en 79.

[352] SOLOVIEV, “Autour des Bogomiles”, in: Byzantion 22 (1952), p. 84 en 90.

[353] PRIMOV, “Medieval Bulgaria and the dualistic heresies in western Europe”, in: Etudes historiques á l’ocassion du Xie congrès international des sciences historiques-Stockholm aûot 1960, p. 88-92; OBOLENSKY, The Bogomils, p. 151-156 en 160-163.

[354] CANKOVA-PETKOVA, “Apparition et diffusion du bogomilisme et les rapports des Bulgares avec l’Europe occidentale au moyen âge», in: Etudes historiques 7 (1975), p. 77.

[355] HAMILTON, “The origins of the dualist church of Drugunthia”, in: Eastern churches review 5 (1973), p. 120-121.

[356] HAMILTON, “The cathar council of Saint-Félix reconsidered”, in: Archivum Fratrum Praedicatorum 48 (1978), p. 28-30.

[357] HAMILTON, “The origins of the dualist church of Drugunthia”, in: Eastern churches review 5 (1973), p. 121.

[358] POUPIN, “La spécificité occidentale du catharisme et les relations bogomilo-cathares”, in: Revue d’histoire et de philosophie religieuses 70:2 (1990), p. 151-159.

[359] POUPIN, “La spécificité occidentale du catharisme et les relations bogomilo-cathares”, in: Revue d’histoire et de philosophie religieuses 70:2 (1990), p. 160-161.

[360] POUPIN, “La spécificité occidentale du catharisme et les relations bogomilo-cathares”, in: Revue d’histoire et de philosophie religieuses 70:2 (1990), p. 161-164.

[361] POUPIN, “La spécificité occidentale du catharisme et les relations bogomilo-cathares”, in: Revue d’histoire et de philosophie religieuses 70:2 (1990), p. 161-162.

[362] De heresi Catharorum in Lombardia, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 164-167.

[363] ibidem, p. 165.

[364] LOOS, “Certains aspects du bogomilisme byzantin des 11e et 12e siècles”, in: Byzantinoslavica 28 (1967), p. 51-52.

[365] LOOS, “Certains aspects du bogomilisme byzantin des 11e et 12e siècles”, in: Byzantinoslavica 28 (1967), p. 51-52.

[366] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 330-331.

[367] ibidem, p. 331.

[368] ibid., p. 331.

[369] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 140-141.

[370] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 336.

[371] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 141.

[372] Ritueel der katharen, Latijn, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 468-483; Ritueel der katharen, Provençaals, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 483-494.

[373] SEMKOV, “Der Einfluss der Bogomilen auf die Katharer”, in: Saeculum 32,4 (1981), p. 364-367.

[374] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 337.

[375] DONDAINE, Un traité néo-manichéen du XIIIe siècle, le «Liber de duobus principiis», suivi d’un fragment de rituel cathare, p. 54-56.

[376] THOUZELLIER, Rituel cathare, p. 95-103.

[377] Ritueel der katharen, Latijn, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 468.

[378] ibidem, p. 469-472.

[379] ibid., p. 473.

[380] ibid., p. 474-477.

[381] De getuige komt alleen voor in het Provençaalse ritueel, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 190.

[382] ibidem, p. 491.

[383] ibid., p. 492-494.

[384] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 335.

[385] ibidem, p. 335.

[386] ibid., p. 335-336.

[387] ibid., p. 332.

[388] ibid., p. 331-332.

[389] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 367.

[390] Ritueel der katharen, Provençaals, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 484.

[391] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 367.

[392] Ritueel der katharen, Latijn, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 473.

[393] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 331-332.

[394] ibidem, p. 331.

[395] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 369.

[396] ibidem, p. 369.

[397] Ritueel der katharen, Latijn, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 473.

[398] Ritueel der katharen, Provençaals, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 491.

[399] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 367.

[400] ibidem, p. 367-368.

[401] RAINERIUS SACCONI, Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 345.

[402] ANSELMUS VAN ALESSANDRIA, Tractatus de hereticis, vert. Wakefield-Evans, Heresies of the High Middle Ages, p. 369.