Bethune & fils: linnenhandel Kortrijk, 1735-1856. Voorbereidend onderzoek ter ontsluiting van het handelsarchief, bewaard op het kasteel De Bethune te Marke. (Annik Adriaenssens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 2: “ BÉTHUNE & FILS ”: LINNENHANDEL KORTRIJK 1735 - 1856

 

III. STATISTISCHE INTERPRETATIE VAN DE INVENTARIS “ INKOMENDE CORRESPONDENTIE “.

 

De diverse overzichtslijsten lieten ons toe enkele bevindingen uit het brievenbestand te distilleren. In dit hoofdstuk gaan we daar dieper op in.

Vooreerst willen we opmerken dat we ons terdege bewust zijn van het feit dat het opstellen van “statistieken” met betrekking tot het aantal correspondenten géén sluitend zicht geeft op het aantal effectieve handelsverrichtingen, noch op een al dan niet stijgend zakencijfer en zeker niet op eventuele toenemende winsten in de firma “Bethune & Fils”. Méér over en weer geschrijf wijst wél op een toenemende dynamiek, zoals stijgende correspondenten wellicht toch een aanduiding zijn van een groeiende renommée. Op deze manier kunnen “cijfers” wél tendenzen aanwijzen: vandaar, ons inziens, het nut van deze rubriek.

 

OVERZICHT VAN HET AANTAL CORRESPONDENTEN PER REEKS

 

34

340

341

342

343

344

345

346

347

348

349

350

 

1724

1749

1750

1759

1760

1769

1770

1779

1780

1789

1790

1799

1800

1809

1810

1819

1820

1829

1830

1839

1840

1849

1850

1853

1

38

26

36

43

37

40

30

45

28

20

50

29

2

 

32

26

22

35

32

10

1

31

25

78

 

3

 

17

33

26

28

48

22

35

22

56

36

 

4

 

27

36

15

42

34

18

43

43

61

47

 

5

 

30

48

14

3

31

30

60

45

52

47

 

6

 

59

33

52

28

63

46

43

37

52

38

 

7

 

31

63

51

37

61

43

63

23

25

 

 

8

 

41

17

48

31

45

40

87

25

24

 

 

9

 

29

32

25

52

50

26

16

80

10

 

 

10

 

32

38

46

45

32

78

55

21

47

 

 

11

 

30

36

17

53

34

31

45

1

51

 

 

12

 

24

16

23

28

47

45

33

23

65

 

 

13

 

 

28

31

31

49

1

57

16

32

 

 

14

 

 

35

46

49

30

48

34

26

53

 

 

15

 

 

32

26

26

55

36

35

47

26

 

 

16

 

 

41

44

35

46

34

33

28

45

 

 

17

 

 

 

 

29

 

36

20

34

 

 

 

18

 

 

 

 

25

 

63

40

46

 

 

 

19

 

 

 

 

54

 

19

 

39

 

 

 

20

 

 

 

 

34

 

51

 

27

 

 

 

21

 

 

 

 

47

 

32

 

25

 

 

 

22

 

 

 

 

24

 

39

 

 

 

 

 

23

 

 

 

 

11

 

30

 

 

 

 

 

24

 

 

 

 

 

 

33

 

 

 

 

 

25

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

TOT.

38

378

550

529

784

697

853

745

667

644

296

29

 

OVERZICHT VAN HET AANTAL CORRESPONDENTEN PER REEKS

 

Het totaal aantal records, - dat evenwel slechts het aantal verschillende correspondenten per periode aangeeft en niet het juiste aantal brieven omdat die niet exact telbaar waren - , geeft reeds een duidelijk beeld van de stijgende dynamiek in de firma. Zo zien we dat de briefwisseling een plotse vlucht nam, wanneer Jean-Baptiste Béthune, na een opleidingsperiode onder de vleugels van Joseph Van Dale, de zaken daadwerkelijk in eigen handen nam vanaf 1753. Wellicht speelden ook de “gouden tijden” onder Maria Theresia een niet onaanzienlijke rol. Een recente studie van K. DECONINCK bracht aan het licht dat de Gentse Lijnwaadhandelaars eveneens hun omzetten behoorlijk zagen stijgen tussen 1758-1761 en 1764-1765. [759] Wat het gewicht van de ene factor t.o.v. de andere betreft, hopen we méér gegevens ter staving te vinden bij verder onderzoek.

Een spectaculaire stijging deed zich voor in de periode rond 1787: het moment dat Jean-Baptiste Junior de zaak alléén verder zette onder de naam “ Béthune & Fils “, maar nu mét twee eigen aangekochte blekerijen. Zonder twijfel heeft die ommezwaai naar eigen ondernemerschap de zaak géén windeieren gelegd.

Een daling in de jaren 1790-1799 moet grotendeels op rekening gebracht worden van de troebelen die de Franse overheersing met zich meebracht (supra), maar het plotse overlijden van Jean-Baptiste Junior in 1791, hierin gevolgd door zijn vader slechts enkele maanden nadien, zal de zaken niet bevorderd hebben. Toen de jonge weduwe van Jean-Baptiste Junior in 1796 hertrouwde met F.A. Van Ruymbeke, werden de zaken opnieuw stevig in handen genomen, wat blijkt uit het scoren van de hoogste bloeiperiode in het begin van de 19e eeuw. Dit was meteen ook de periode waarin Napoleon diverse maatregelen trof om de economie in het geheel van zijn veroverde rijk te stimuleren. Dat vooral het Kortrijkse hier de vruchten van plukte, hebben we uitvoerig behandeld in onze studie omtrent de Belgische Linnennijverheid. Na de Franse periode zetten de zonen Felix en François de zaak met succes verder, hoewel François stierf in 1822 en Felix veeleer met politiek begaan was. De zaken boerden wél achteruit vanaf 1810, zoals uit de grafiek van de correspondenten blijkt, maar van een débacle was nog niet écht sprake. Een en ander bewijst dat de Kortrijkse linnenhandel, met haar in de Golden River geroot kwaliteitsvlas, het vrij goed bleef doen in de twintiger jaren en in de jaren dertig, na het crisisjaar van 1830, mee wist te profiteren van de heropflakkering tot 1839. [760] Vanaf 1840 ging de huislinnennijverheid in Vlaanderen totaal ten onder, terwijl de opkomende gemechaniseerde linnenindustrie nauwelijks baat vond bij de “vlasakkoorden” die Leopold I met Frankrijk en het “Zollverein” sloot [761]: de handel bij Béthune stortte in mekaar. Na de grote crisis van 1845-1848 koos Felix definitief voor de politiek en werden nog slechts wat lopende zaken afgehandeld.

 

De herwerkte overzichtslijst van de inkomende correspondentie per land en stad van herkomst, leverde ons een totaal bestand van 6.700 records op, waarvan er tien waren met onbekende lokatie. De 6.690 overblijvende records hebben we opnieuw in tabelvorm samengevat: enerzijds in reële aantallen correspondenten per land (zie p. 310), anderzijds dezelfde gegevens procentueel ten overstaan van het totaal aantal records in die periode (zie p. 311). Hierbij is een duidelijke evolutie zichtbaar naar een toenemende internationalisering door het stijgend aantal landen van herkomst tot in de periode 1830-1839, zij het met terugvallen in de jaren 1800-1809, in 1820-1829 en uiteraard vanaf 1840-1849.

 

OVERZICHT VAN DE INKOMENDE CORRESPONDENTIE:

Reële aantallen per land van herkomst *

 

34

340

341

342

343

344

345

346

347

348

349

350

 

1724

1749

1750

1759

1760

1769

1770

1779

1780

1789

1790

1799

1800

1809

1810

1819

1820

1829

1830

1839

1840

1849

1850

1853

A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

2

 

B

22

172

251

181

280

179

225

206

213

169

112

5

BRA

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

CH

 

 

1

1

1

1

5

1

2

8

3

1

CUB

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

 

D

 

 

2

3

11

6

8

7

14

27

5

 

DZ

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

E

 

2

4

7

10

39

45

65

148

158

86

8

ET

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

F

15

198

264

381

525

481

616

502

301

188

69

9

GB

 

14

27

5

5

1

1

2

 

2

1

 

I

 

 

4

2

6

7

9

9

13

115

29

6

L

 

 

 

 

 

 

 

1

1

 

 

 

LV

 

 

 

 

 

2

 

1

 

1

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

MC

 

 

 

 

1

 

 

 

 

 

 

 

NL

1

13

26

11

20

18

10

9

14

1

6

 

P

 

2

4

2

1

 

 

 

1

3

 

 

PL

 

 

 

 

2

3

 

 

1

4

 

 

RH

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

 

 

S

 

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SU

 

 

 

 

 

 

 

1

 

10

 

 

TR

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

TOT

38

401

584

593

862

738

919

806

708

698

314

29

 

* De landen worden symbolisch voorgesteld met de autokentekens.

 

De wegvallende landen in deze terugvalperiodes hebben echter betrekking op het niet-meer-schrijven door hooguit één tot drie correspondenten, wat we eerder aan toeval wijten dan aan een daadwerkelijke terugplooiing van de handelszaak. Zo kan het maximum aantal landen van 16 in de periode van 1830-1839 eigenlijk ook teruggevoerd worden tot veelschrijver Blavoyer / Defoolz, die op zijn eentje reeds vanuit veertien verschillende landen schrijft, waardoor de spectaculaire stijging moet worden genuanceerd. Opvallend is wel dat Oostenrijk komt opzetten, terwijl Rusland reeds tien verschillende correspondenten telt en er nu ook geschreven wordt vanuit Turkije. We vinden het toenemend aantal landen vooral spectaculair tussen 1750 en 1799. Bij de drie basislanden België, Frankrijk en Nederland, worden aanvankelijk de beide Iberische landen (Spanje en Portugal) gevoegd, evenals Engeland. Daarna steken Duitsland, Zwitserland, Italië en Zweden de kop op, waarvan de eerste drie blijvers worden. Ook Polen en Letland komen erbij vanaf het einde van de 18e eeuw, echter zonder regelmaat.

Vooral het quasi wegvallen van Engelse contacten vanaf de jaren zeventig valt op, naast een spectaculaire toename van Spanje, vanaf 1790 maar vooral na 1820, en een plotse boom van Italië in 1830. De Duitse correspondenten groeien aan vanaf datzelfde jaar, evenals de Zwitsers, maar beide toch in mindere mate dan de Mediterrane landen. De opstootjes van Rusland en de Baltische regio blijven al bij al marginaal, evenals Turkije. Brieven uit buiten-Europese regio’s (= Brazilië, Cuba, Haïti, Algerije, Egypte) kunnen gerust buiten beschouwing gelaten worden, gezien het om eenmalige contacten gaat. Buiten Haïti dateren ze wel allemaal van ná 1810.

 

OVERZICHT VAN DE INKOMENDE CORRESPONDENTIE:

Aantallen per land van herkomst in percenten

 

34

340

341

342

343

344

345

346

347

348

349

350

 

1724

1749

1750

1759

1760

1769

1770

1779

1780

1789

1790

1799

1800

1809

1810

1819

1820

1829

1830

1839

1840

1849

1850

1853

A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,87

0,64

 

B

57,90

42,89

42,98

30,52

32,48

24,25

24,48

25,56

30,09

24,22

35,67

17,24

BRA

 

 

 

 

 

 

 

0,12

 

 

 

 

CH

 

 

0,17

0,17

0,12

0,14

0,54

0,12

0,28

1,15

0,96

3,45

CUB

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,32

 

D

 

 

0,34

0,51

1,28

0,81

0,87

0,87

1,98

3,87

1,59

 

DZ

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,16

 

 

E

 

0,50

0,68

1,18

1,16

5,28

4,90

8,07

20,90

22,64

27,39

27,59

ET

 

 

 

 

 

 

 

0,12

 

 

 

 

F

39,47

49,38

45,21

64,25

60,90

65,17

67,03

62,29

42,51

26,94

21,97

31,03

GB

 

3,49

4,62

0,84

0,58

0,14

0,11

0,25

 

0,30

0,32

 

I

 

 

0,69

0,34

0,69

0,95

0,98

1,12

1,84

16,48

9,23

20,69

L

 

 

 

 

 

 

 

0,12

0,14

 

 

 

LV

 

 

 

 

 

0,27

 

0,12

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,30

 

 

MC

 

 

 

 

0,12

 

 

 

 

 

 

 

NL

2,63

3,24

4,45

1,85

2,32

2,44

1,09

1,12

1,98

0,16

1,91

 

P

 

0,50

0,69

0,34

0,12

 

 

 

0,14

0,44

 

 

PL

 

 

 

 

0,23

0,41

 

 

0,14

0,59

 

 

RH

 

 

 

 

 

0,14

 

 

 

 

 

 

S

 

 

0,17

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SU

 

 

 

 

 

 

 

0,12

 

1,44

 

 

TR

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,44

 

 

TOT

100

100

100

100

100

100

100

100

100

100

100

100

 

Waar het leeuwenaantal van de Belgische correspondenten zich situeert in de periode 1780-1789, vinden we dat van Engeland, Nederland en Portugal twintig jaar vroeger terug. De Franse correspondenten scoren het hoogst ná 1800 ; die van Zwitserland, Duitsland, Spanje, Italië, Polen en de Sovjet Unie pas ná 1830. Ook stellen we vast dat de briefwisseling uit Engeland definitief en gestaag terugloopt vanaf 1770, die uit Spanje en Italië enkel stijgt – Spanje wél vroeger dan Italië - , terwijl die uit heel wat andere landen eerder “schommelt”. Dit is het geval voor België, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Portugal en Polen. Overzichten in grafiekvorm voor de voornaamste landen geven die trends nog duidelijker weer. (Zie p. 313 - 314)

 

Cijfers blijven uiteindelijk slechts cijfers. Interessanter wordt het, wanneer we proberen uit te vissen waaraan we deze verschuivingen moeten toewijzen.

Een toenemend aantal correspondenten is niet meer dan logisch in een bedrijf in uitbreiding. We weten dat Jean-Baptiste Jr. regelmatig op prospectie ging in het buitenland en er “foires” bezocht. De belangrijkste hieronder lijkt ons BEAUCAIRE. Dit stadje in de Provence, rivierhaven van de regio Nîmes in de Rhône-vallei, zorgde voor de verbinding tussen de Mediterrane wereld en het Noorden van Europa, via een as Montpellier-Lyon, sedert het midden van de 15e eeuw. Aanvankelijk had de jaarlijkse goederenbeurs slechts regionaal belang en was ze geaxeerd op specerijen. Onder Colbert slaagde ze er evenwel in ook internationaal opgang te maken en het aanbod werd aangevuld met allerlei producten: aan het eind van de 17e eeuw stond ze bekend als “la plus grande et la plus renommée du royaume”. Rond 1750 troffen zo’n honderdduizend handelaars, afkomstig uit gans Noord-Westeuropa mekaar jaarlijks op de beurs: grote negocianten waren in de minderheid maar de bestellingen die er werden genoteerd waren vaak van een enorme omvang. De Foire deed vooral dienst als “immense vitrine”, inclusief 50 % textiel ; daarnaast was het de uitgelezen plek om filosofische gesprekken rond handelskwesties te voeren en contacten te leggen. In de grote bloeiperiode, te situeren tussen 1730 en 1788, stegen de omzetten er met de factor 3,5. Vanaf 1830 begon de decadentie en de terugval tot regionale handelsbeurs. [762]

 

 

OVERZICHT VAN DE INKOMENDE CORRESPONDENTIE.

 

Reële aantallen: voornaamste landen van herkomst.

 

 

 

 

 

OVERZICHT VAN DE INKOMENDE CORRESPONDENTIE.

 

Voornaamste landen van herkomst: procentueel.

(klik om te vergroten)

 

Het wegvallen van de Franse tolgrenzen bevorderde de contacten met Frankrijk: dit blijkt uit het recordcijfer van 853 correspondenten in de periode 1800-1809. Deze stijging moet evenwel worden genuanceerd, want mag niet worden afgezet tegenover het aantal van 697 van 1790-1799. Tijdens deze crisisjaren was er immers een aanzienlijke daling opgetreden t.o.v. het cijfer 784 (1780-1789). Een deel van de weggevallen vroegere contacten werd nadien heropgevist (- cfr. Fourgassié Jean Frères uit Castres is zo’n voorbeeld -), zij het meestal onder de vorm van gewijzigde compagnieën of vanuit nieuwe locaties (- cfr. De Boislandry -). Dit doet evenwel niets af aan de verdiensten van F. Van Ruymbeke: het valt immers ook op dat heel wat nieuwe namen hun intrede doen wanneer hij de zaak in handen neemt.

Het ineenkrimpend aantal correspondenten in 1840-49 toont aan dat de firma toen reeds volop aan het afbouwen was. In het overzicht per reeks zien we dat de meeste brieven dateren uit de eerste helft van de periode, wat meteen doet vermoeden dat de crisis 1845-48 ook voor de Béthune een genadeslag heeft betekend.

De toenemende internationalisering ligt in de lijn van de verwachtingen. We zagen dat het Engels linnen vanaf 1770 aan een wereldwijde opmars begon, ten nadele van het continentale. (zie p. 222) Bij “Béthune & Fils” zakten de Engelse contacten op dat moment in mekaar, wat de geciteerde trend bevestigt. De Franse prohibitieve tarieven in de 18e eeuw konden het uitbreiden van contacten niet verhinderen. Uit het procentueel overzicht van de correspondenten blijkt echter dat de gerichtheid op Frankrijk bij Béthune maximaal 67,03 % bedroeg (periode 1800-1809). Spreekt dit de tendenzen die we zagen in ons overzicht betreffende de Belgische Linnennijverheid tegen? Nee, want dit cijfer is laag door het percentage Belgische correspondenten, waarvan we vermoeden dat het merendeel slechts kleine bestellingen inhield en veelal betrekking had op verkoop áán Béthune. Nader onderzoek zal dit moeten uitwijzen. Daarom denken we dat het percentage Fransen moet afgezet worden tegenover de percentages van de andere buitenlandse correspondenten. Wanneer we dit doen blijkt inderdaad dat de gerichtheid op Frankrijk verpletterend groot was bij Béthune, vooral tussen 1770 en 1809. Nadien boette Frankrijk aan belang in, ten voordele van Spanje vanaf 1800 en ten voordele van Italië vanaf 1830.

De toenemende interesse voor Spanje bij Béthune volgt de algemene tendenzen, geconstateerd voor de algemene Belgische lijnwaadhandel: vanaf 1795 opnieuw gunstig, maar moeilijk (zie p. 221). De grote ommezwaai richting Spanje werd geschetst vanaf 1815 en vanaf 1821 stelden we dat gemiddeld zo’n 25 % van onze productie naar dat land uitgevoerd werd. (p. 222) Vergelijking met de Spaanse contacten van Béthune bevestigt opnieuw deze trends, al blijkt de Kortrijkse firma aanvankelijk nog wat terughoudend: pas vanaf 1820 richtte Béthune zich ook volop op Spanje, al bleef hij voorlopig hangen beneden die genoemde 25 %. Vanaf 1840 voorzag Spanje in het gros van zijn buitenlandse contacten: Frankrijk werd nu overtroffen, hoewel de uitvoer naar Spanje ernstig bemoeilijkt werd. (p. 222).

Voor de spectaculaire belangstelling vanuit Italië vanaf 1830 vonden we voorlopig géén aanwijzingen. Hopelijk brengt het doornemen van de brieven verheldering. We vermoeden dat de stijgende gerichtheid op Spanje, dus op de Mediterrane wereld, de contacten in Italië bevorderde en dat het fenomeen op zich moet worden gelinkt aan het zoeken naar spreiding van risico bij Béthune.

De inzinking in de Belgische correspondentie tussen 1790 en 1819 wijten we aan het opstarten van eigen blekerijen, waardoor de correspondentie met blekers uiteraard afnam. De andere cijfers van de overzichten vinden we té gevaarlijk om er verklaringen aan vast te knopen. Het doornemen van de brieven is vereist om op een ernstige manier deze cijfers te interpreteren. Waarom stijgt plots het aantal contacten met Belgen ná 1840? Aan welke causaliteiten moeten de Duitse of Nederlandse schommelingen worden verbonden?

 

Een laatste onderzoek ondernamen we op basis van de geografische situering. Om de quasi totaliteit van correspondenten overzichtelijk te kunnen weergeven, opteerden we voor bundeling: per provincie of per regio / departement, telkens benoemd naar de belangrijkste plaats van herkomst in die regio. De brieven uit Henegouwen bijvoorbeeld kregen de vermelding Tournai/Ath, zijnde de twee belangrijkste plaatsen van verzending uit een reeks van 26. Over het algemeen hebben we, zowel wat landen als regio’s of departementen betreft, gekozen voor de huidige staatkundige grenzen omdat deze in de loop van de onderzochte periode soms wijzigden. Vertrekkende van de overzichtslijsten (Bijlage II) hebben we ter illustratie drie kaartjes opgemaakt. De periode vóór 1760 en die ná 1850 lieten we buiten beschouwing ; de overige 90 jaar verdeelden we in drie groepen: 1760-1789, 1790-1819, 1820-1849, zodat de quasi voltallige inkomende correspondentie op kaart terug te vinden is. Brazilië, Cuba, Egypte en Haïti komen op deze Europese overzichten uiteraard niet voor: het betreft in totaal slechts 4 brieven.

 

(klik om te vergroten)

 

(klik om te vergroten)

 

(klik om te vergroten)

 

Wanneer we de eerste periode bekijken, blijkt dat het leeuwenaandeel van de locaties betrekking heeft op hooguit vijf records in een tijdspanne van dertig jaar. Op zich zijn die correspondenten dus te verwaarlozen, maar ze zijn wél interessant. Ze tonen immers aan dat Béthune bekend was in gans Frankrijk, maar ook in Engeland, Nederland, Duitsland, Spanje, Portugal, Italië, Polen én Zweden. In Engeland, Nederland en Spanje vinden we de belangrijkste concentraties terug in respectievelijk London en Leeds, Hulst en Amsterdam, Barcelona en Cadiz. Grote contacten-centra vinden we slechts terug in België en Frankrijk. Wat België betreft valt op dat gans het land bestreken wordt, met uitzondering van Limburg. West-Vlaanderen, met hierin vooral het Kortrijkse, spant veruit de kroon, gevolgd door Oost-Vlaanderen (= Gent!), Brussel, Antwerpen en Henegouwen. In de regio Luik neemt het belang van Hodimont af gedurende de periode, dat van Liège-stad neemt toe. In Frankrijk speelt het commerciële centrum Lyon een rol van belang. Daarbuiten situeren de contacten zich vooral in havensteden of hun expeditiesteden: Montpellier (= verschepingshaven in relatie met Beaucaire!) en Marseille in mindere mate op de Middellandse Zeekust, Bordeaux, Bayonne, Rochefort, Nantes, Niort, Rouen op de Atlantische kusten. Het gros van de correspondenten bevindt zich evenwel in het Noorden: de regio Parijs, met brede uitstraling tot Orleans en Troyes, en die van Reims (= jaarbeurs!). De som van Lille, Amiens, St. Quentin, Compiègne / Noyon en Arras / St.Omer (= Grosso modo Frans-Vlaanderen en Artesië: m.a.w. les Pays Conquis!) tenslotte, verplettert alles met een totaal van 511 correspondenten op 2035 in de ganse periode. Speculeren in het luchtledige heeft voorlopig weinig zin ; toch kunnen we ons niet ontdoen van een hardnekkige “indruk” of vermoeden dat het fameuze smokkelsysteem, uitvoerig beschreven, hiertoe in meerdere of mindere mate bijdroeg…

De tweede kaart, met betrekking tot de periode 1790-1819, toont enkele belangrijke verschuivingen. Zo vallen de Zuid-Italiaanse, de Portugese en de Engelse steden volledig weg, het marginale London niet te nauw gesproken. Genua daarentegen wint aan belang. In Spanje worden Bilbao, Madrid en Cartagena belangrijker, maar Valencia overtreft nu alle andere Iberische locaties. In het kielzog van toenemende Spaanse dynamiek moeten we wellicht ook de sterke opgang van Bayonne situeren. In Nederland speelt enkel Amsterdam nog een rol van betekenis. Duitsland concentreert de contacten ; Stockholm valt weg als havenstad, maar de correspondenten verleggen zich naar Riga, aan de overzijde van de Oostzee. Met één sporadische brief uit Archangelsk wordt Rusland aan het aantal betrokken landen toegevoegd. In België vallen de Luxemburgse contacten weg maar de stad Luxembourg neemt die plaats in ; Henegouwen houdt stand, Vlaams-Brabant wint aan belang terwijl de contacten met Brussel, Luik en Antwerpen afnemen. Het Gentse wordt echter quasi even belangrijk als West-Vlaanderen. We vermoeden dat dit laatste verband houdt met de buitenlandse afzetmoeilijkheden van Gent, waardoor uitwegen via Kortrijkse firma’s aantrekkelijk werden. Verder onderzoek zal dit evenwel moeten uitwijzen. Het Franse plaatje wordt duchtig dooreengeschud. Het aantal locaties neemt toe ; midden en Zuid-Frankrijk winnen aan belang. Toch zien we Montpellier correspondenten verliezen, zij het ten voordele van de naburige havensteden en commerciële centra. Bij de Atlantische havens verliest Béthune contacten in Bordeaux maar wint er bij in Rouen en de Noord-Westelijke steden. Volledig in de lijn van de stijgende contacten in gans Frankrijk, krijgt Parijs als centrum nu topprioriteit, enigszins ten koste van les Pays Conquis. In deze laatste regio tellen we immers 509 records op een totaal van 2.460, zijnde 20,7 % t.o.v. 25,1 % in de vorige periode.

Vanaf 1820 valt de toenemende internationalisering op. De Duitse contacten verspreiden zich nu over het hele land en ook uit Wenen komen brieven toe. De Oostzeehavens houden stand, maar uit Polen worden nu ook berichten verstuurd uit Warschau. Met Rusland en Oekraïne worden nieuwe banden gesmeed, evenals met Turkije, Algerije en Malta. Spanje wordt steeds belangrijker: vooral in Valencia, Barcelona, Madrid en Bilbao groeien de contacten. Spectaculair is het toenemend belang van Italië: de Noordelijke steden winnen aan belang, in het Zuiden komen er steden bij. Globaliserend valt vooral de Italiaanse regelmaat op in deze periode: de contacten liggen met een quasi gelijke mate van belang verspreid over het land. Frankrijk krijgt zware klappen: enkel in Lille en aanverwanten, Parijs en Marseille kan men nog spreken van aanzienlijke correspondentie. Ook Bordeaux en Bayonne handhaven zich. In België blijven West- en Oost-Vlaanderen de belangrijkste regio’s. De Henegouwse contacten nemen af in het voordeel van Brussel en Antwerpen. De Nederlandse steden verliezen verder terrein.

 

Volledigheidshalve moeten we vermelden dat het aantal correspondenten in de verschillende perioden ongelijk is: in de eerste tijdspanne betreft het 2035 records, in de tweede 2.460, in de derde 1707. Om de drie perioden optimaal te kunnen vergelijken, zouden we, wiskundig gezien, de schalen moeten aanpassen, in plaats van te werken met absolute cijfers. Uit vrees de juiste tendenzen geweld aan te doen, hebben we de cijfers veiligheidshalve omgerekend. We kwamen tot de volgende bevindingen:

Voor de eerste periode 1760-1789, “gewogen” in vergelijking met de tweede periode – die we als maatstaf namen - winnen de volgende regio’s aan belang:

 

 

Grote gevolgen heeft deze berekening dus niet voor de kaart zoals we ze tekenden en beschreven. Kortrijk/Brugge wordt even belangrijk als de regio Lille, die op zich ook aan belang wint door de opwaardering van St. Quentin. Jonzac/Rochefort profileert zich nu duidelijker t.o.v. Nantes en Niort en accentueert dus Bordeaux. In Duitsland komt het overwicht van Wetzlar tot uiting in vergelijking met de andere Duitse steden. Gent distanciëert zich verder ten overstaan van Brussel, Antwerpen en Henegouwen. Alle andere uitgetekende aantallen veranderen niet.

 

Voor de derde periode 1820-1849, eveneens in vergelijking met de tweede periode, worden de volgende regio’s belangrijker:

 

 

 

Een lange lijst wijzigingen, maar evenmin écht belangrijk. Hier lijdt Tournai minder gezichtsverlies, Vlaams-Brabant rivaliseert met Luik. Gent/Lokeren en Kortrijk winnen aan belang, maar dat is ook het geval voor Lille, waardoor de verhouding tussen de drie centra gelijk blijft. In Duitsland treedt Köln nu op de voorgrond, in Spanje steekt Valencia opnieuw met kop en schouders uit boven Barcelona. De Franse havensteden Bordeaux, Narbonne, Bayonne, Nantes en Rouen blijken toch nog belangrijker te zijn dan aanvankelijk gedacht en Parijs recupereert wat pluimen. Orleans onderscheidt zich opnieuw t.o.v. van zijn buren en Beaune/Dijon klimt een trapje hoger – al kan dit te maken hebben met het aankopen van… wijn! Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen -. In Italië komt nu tot uiting dat vooral de regio’s Turijn en Napels belangrijke draaischijven geworden zijn. En Rusland en Oekraïne laten de Oostzeehavens achter zich.

 

Hoewel deze gewogen preciseringen het geschetste beeld nuanceren, vonden we het totale resultaat niet afwijkend genoeg om er nieuwe kaarten van te maken. Het zou wellicht eerder verwarring in de hand werken. Temeer daar deze geografische overzichten slechts een zuiver statistische trend aantonen, waaruit nauwelijks ernstige conclusies of verklaringen te distilleren vallen. Enkel doorgedreven onderzoek van de inkomende correspondentie, in samenhang met de uitgaande briefwisseling, en een studie van de boekhouding kunnen betrouwbare, staafbare gegevens opleveren.

We denken evenwel dat we met onze verhandeling het nut van een dergelijk systematisch en grondig onderzoek afdoende hebben aangetoond. Hoewel de meeste tendenzen wijzen in de richting van bevestiging van het tot nog toe gekende linnenverhaal, houdt dit archief duidelijk enkele details voor ons in petto die het totaalbeeld gevoelig zouden kunnen nuanceren en dus méér dan de moeite waard zijn om er een diepere studie aan te wijden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[759] DECONINCK K., Livinus en Jozef-Joannes De Potter. Gentse lijnwaadhandelaars in de 18e eeuw, Gent, R.U.G., o.l.v., 1998-1999.

[760] DEWILDE BERT, Twintig eeuwen vlas in Vlaanderen, Tielt, 1983, p. 22

[761] ib. p. 22

[762] CONTESTIN M., La Foire de Beaucaire, un grand marché européen, Montpellier, 1995, pp. 7-8, 11, 15-18, 20, 37-39, 54, 58, 65 en 68.