Negentig jaar hamerslaggedreun te Baasrode. Scheepsbouwnijverheid te Baasrode 1894-1986. (Cédric Van Lancker)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen besluit.

 

Het einde van onze tocht doorheen de geschiedenis van de Baasroodse Scheepswerven is in zicht. De scheepvaart en scheepsbouw zijn heel boeiende onderzoeksdomeinen. Bij de invulling van de thema’s kan men allerlei wegen uitgaan. In het kader van de licentiaatverhandeling is de keuze gevallen op een algemene geschiedenis van de Baasroodse scheepswerven voor de periode 1894-1986.

 

Een specifiek onderdeel dieper analyseren zoals bijvoorbeeld een lonenstudie lijkt voor een stuk merkwaardig als er niet eerst een onderzoek naar de algemene geschiedenis van deze bedrijven gemaakt is.

 

In de loop van de bestudeerde periode zien we in Baasrode en omgeving twee nieuwe werven ontstaan naast de werven Van Damme en Van Praet-Dansaert. Het gaat hier om de werf De Toekomst, van Edmond Van Praet. En de scheepswerf Engelen-Van Landeghem op de Ouden-Briel in Buggenhout, op een boogscheut van Baasrode. De twee oudste werven blijven in onze periode verder bestaan.

 

Net zoals in de periode voor 1894 zien we dat de werven in Baasrode zich in het centrum, Sectie C, concentreren. De werfopbouw van de werf Van Praet-Dansaert en de oude werf Van Damme is geleidelijk aan gegroeid door hun evolutie doorheen de tijd. De werf De Toekomst Van Edmond Van Praet, opgericht in 1912, concentreert zich op de kleinste oppervlakte. Maar toch slaagt deze werf erin zich te ontwikkelen ondanks de ruimtebeperkingen. De nieuwe werf Van Damme en de werf Engelen-Van Landeghem zijn nieuwe firma’s en dit blijkt ook uit hun opbouw. De ervaring van op vroegere werven zorgt nu voor een duidelijk gestructureerde aanleg van de bedrijfsoppervlakte.

 

Alle aan bod gekomen werven kenmerken zich door het familiaal karakter van de firma. Wel is het zo dat ook de aangetrouwde familieleden mee in de bedrijfsvoering stappen. We zien dus duidelijk opnieuw dat er een opvolging is door de kinderen. De stiel en de interesse voor het verderzetten van de familiefirma wordt overduidelijk meegegeven, generatie op generatie.

 

Nog merkwaardiger is het feit dat het de echtgenotes zijn, die in bepaalde periodes het heft in handen nemen. Zo is er Joanna Henrica Dansaert, weduwe van Petrus Joannes Van Praet die de werf bestuurt en tevens de overgang van hout- naar metalbouw realiseert, 1885-1901.

 

Op de werf Van Damme is het Maria Constantia Van Praet die na het overlijden van haar echtgenoot Cesar Van damme het bedrijf gedurende verschillende jaren zal runnen. Ook op de scheepswerf Engelen-Van Landeghem zijn de dochters actief in de bedrijfsleiding.

 

De werven zijn onderling goed te vergelijken met elkaar. Wanneer we de gebruikte machines en drijfkracht analyseren kunnen we duidelijk constateren dat de werf Van Damme en Van Praet-Dansaert aan elkaar gewaagd zijn. De scheepswerf De Toekomst is kleiner en moeten we op een ander niveau bekijken. De scheepswerf Engelen –Van Landeghem kan als structuur ook meer wedijveren met de twee grote Baasroodse werven.

 

Op de werven zien we twee gebruikte werkplaatsinrichtingen. Er is de werf Van Damme die gebuik maakt van een smalspoor of Decauvillespoor. Dit staat tegenover het systeem van een centrale plafondtakelbaan op de scheepswerf Van Praet-Dansaert. Ook Edmond Van Praet kiest voor het tweede principe. Op de Scheepswerf Engelen-Van Landeghem zijn er in het atelier ook takels aanwezig maar als enige werf beschikt zij ook over een grote werfkraan.

 

De verschillende werven hun productiviteit onderzoeken kan op twee onderzoeksmanieren gebeuren. De twee resulataten zijn gelijklopend. Door middel van de loonboeken is het mogelijk het aantal arbeiders per week weer te geven. Anderzijds kunnen we via de bestekken en loonkostboekjes de eigenlijke productie voor een groot deel weergeven. De scheepswerven Van Damme en Van Praet-Dansaert beleven hun grootse bloeiperiode tuussen 1900 en 1914. Na werldoorlog I zien we een moeizaam herstel. Toch is er nog een hoge produktie in de loop van de jaren 1920-1930. De scheepswerf De Toekomst heeft overduidelijk een kleinere capacteit, exacte gegevens zijn echter niet voorhanden. De crisis van de jaren 1930-1940 laat zich voelen op de werven. Vele arbeiders verliezen hun job en de scheepswerven kennen een uiterst moeilijke periode. Een korte opleving in 1935-1936 kan geen licht werpen op de donkere economische recessie die de werven ondergaan. Hierop volgt dan wereldoorlog II. Merkwaardig genoeg een heropbloei tijdens de eerste oorlogsjaren voor de scheepswerf Van Praet-Dansaert. De na-oorlogse periode betekent het stil uitdoven van de scheepswerf De Toekomst die alle activteiten stopt in 1950 en uiteindelijk ook het uitdoven van de werf Van Damme. De optimistische realisatie van de Nieuwe Werf in 1927 heeft nooit optimaal kunnen renderen op de werf Van Damme.

 

De geproduceerde goederen laten heel veel gelijkenissen zien in Baasrode. Vanaf 1904 tot het einde van de nieuwbouwperiode overheerst één type schip, namelijk de spits . Dit is een typische Belgisch binnenscheepvaarttype. Maar ook andere binnenschepen zoals Baquets de Charleroi, Walenschepen, Samberschepen, Kempenaars en Rijnschepen worden gebouwd. De scheepswerf van Damme bouwt in de periode 1900-1914 ook andere types van schepen. Hun vakkennis en technische knowhow is duidelijk uitgebreider.

 

Door de merkbare evolutie in de Belgische binnenscheepvaart en scheepsbouwproductie naar steeds grotere scheepstypes kennen de Baasroodse werven hun grenzen. De beperkingen van hun ligging en financiële investeringen zorgen er uiteindelijk voor dat de concurrentie hen verdringt. De Baasroodse werven sterven alle drie een stille dood. Enkel de Scheepswerf Engelen-Van Landeghem kent een faling.

 

De organisatie van een scheepswerf vraagt heel wat infrastructuur en vooral arbeidskrachten. Na een analyse van de scheepsbouwconstructie methode van een binnenschip blijkt overduidelijk het belang van goed geschoolde arbeiders die de nodige vakkennis en samenwerking aan de dag kunnen leggen. Maar de tewerkstelling in de metaalsector is zwaar en vaak worden er lange dagen gewerkt. De werkomstandigheden zijn niet ideaal gezien de zware machines en grondstoffen, het oorverdovende lawaai en de de niet optimale werkuitrusting op de werf Van Praet-Dansaert. Werkongevallen zijn geen uitzondering toch mag men de onveiligheidsfactor op de werf zeker niet overroepen.

 

De plaatselijke industriële sector is tot voor 1900 voor een stuk afhankelijk van de tewerkstelling op de werven. Hier komt echter snel verandering in door de komst van een aantal grote bedrijven die actief zijn in de voedings- en constructienijverheid. De kleinere zelfstandigen die aan de werven leveren zijn vaak niet volledig afhankelijk van de afzet aan de scheepswerven. Bedrijven met een volledige afhankelijkheid van de scheepsbouw situeren zich vooral rond de grotere havens en in regio’s met veel scheepsbouwnijverheid zoals rond Boom en de Rupel.

 

Naast nieuwbouw kenmerken de Baasroodse werven zich ook door de aanwezigheid van de noodzakelijk infrastructuur om herstellingen uit te voeren. De Scheepswerf Van damme en Van Praet-Dansaert beschikken elk over een droogdok. Ook beschikken alle besproken werven over één of meerdere hellingen. De Scheepswerf Engelen-Van Landeghem is de enige werf die gebruik maakt van een vaste dwarshelling. De uitgevoerde werkzaamheden op het vlak van herstellingen zijn van uiteenlopende aard. Het gaat van averij tot het ombouwen van een schip. Ook zijn er de typische herstellingen van oorlogschade die de binnenscheepvaart na wereldoorlog II kenmerken.

 

De klanten van de werven zijn vaak individuele schippers. Dit is een typisch kenmerk van de Belgische Binnenscheepvaart waar de meeste schepen het bezit zijn van een individuele schipper en niet van een bedrijf of rederij. De scheepswerf Van Praet-Dansaert zorgt ook voor kredietverstrekking aan de schippers bij aankoop van een nieuw schip.

 

Zoals meer dan eens blijkt dat de Baasroodse scheepsbouwnijverheid een uiterst boeiende industrie is. Hopelijk maakt toekomstig historisch onderzoek het mogelijk om deze werven in een ruimer en uitgebreider geografisch perspectief te plaatsen. Op die manier krijgen we ooit dan toch nog een totaalbeeld van de Belgische binnenscheepvaart en de scheepsbouw.

 

Mei 2002

 

Cédric Van Lancker

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende