Sluikpers. Antwerpen, 1940-1944. (Gert De Prins)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 4. De linkse sluikpers

 

4.1 De communistische sluikpers

 

1940: het ontstaan van de structuren

 

In het najaar van 1940 vonden verschillende vergaderingen plaats, die samen de structuren zouden bepalen van het communistische verzet. De ontmoetingen vonden plaats bij onder meer Leo Michielsen, bij David de Vries en bij Remy Gillis. Gevraagd naar de aanwezigen, gaven de getuigen steeds weer ongeveer dezelfde namen: John De Renty, Rik Lenaerts, Jef Van Extergem, Piet Jacobs, Rik Van Aarschot, Frans Morriëns en vanzelfsprekend ook Leo Michielsen, David de Vries en Remy Gillis zelf.[251]

 

Jef Van Extergem leefde ondergedoken sinds juli 1940. Tot de zomer van 1941 verbleef hij regelmatig bij René Coppee en Jeanne Vande Cruys en dat schijnt ook de basis te zijn van waaruit de eerste vlugschriften en sluikbladen werden uitgegeven.[252] Ze zouden daarbij regelmatig geholpen zijn geweest door Karel Van Belle en Maxim Engels.[253] De aanwezigheid van deze laatste is een interessant gegeven. Engels was vóór de bezetting verantwoordelijk voor de druk en het redactiesecretariaat van De Vrijdenker, het tijdschrift van het vrijzinnige ‘De Solidairen’.[254]

 

Eind 1940 werd gezocht naar een meer permanent georganiseerd secretariaat. Dat Jeanne Vande Cruys soms op zoek moest naar een plek waar ze een schrijfmachine kon gebruiken, was een situatie die men begrijpelijkerwijs wou vermijden.[255] John De Renty nodigde in die periode Vital Nahon uit op een vergadering, waar ook Remi Gillis, Piet Jacobs, Charlotte Vinnis en David de Vries met zijn echtgenote Frederica Stern aanwezig waren. De vraag werd dan gesteld of hij zijn appartement wou te beschikking stellen voor “dactylografie”. Nahon stemde toe en een schrijfmachine werd geleverd.[256] Waarschijnlijk werden wel meer spullen geleverd. Eén van de betrokkenen omschreef het als volgt:

 

“Wij kwamen destijds dikwijls bij hem aan huis om onze bladen op te stellen. Hij gaf zijn vertrekken aan de De Bosschaertstraat en later aan de Volhardingstraat geheel belangeloos ter onzer beschikking. Al het nodige om sluikbladen te kunnen laten verschijnen bevond zich bij hem.”[257]

 

Er moet daar een zekere drukte hebben geheerst: Jeanne Vande Cruys bezat een sleutel van het huis en, zo stelt Nahon “soms kwam zij op de onmogelijkste uren van de dag en de nacht.”[258] Geen wonder dus dat men zich zorgen maakt over de aandacht van de buren. Tot augustus 1941 bleef het appartement van Nahon in de Bosschaartsstraat in gebruik. Wanneer hij dan verhuisde naar de Volhardingsstraat, verhuisde de activiteit gewoon mee. Niet alleen De Roode Vaan werd op deze manier opgesteld, maar ook bladen als De Tribune en Het Vrije Woord.

 

Het centrale punt waar alle teksten werden verzameld, was boekhandel De Pioen in de Kerkstraat. In de winkel van Gert Vercammen had men een zogenaamde “postbus”, waarlangs alle teksten passeerden. Aanvankelijk bezorgden David de Vries en Jef Van Extergem de teksten zelf aan diegenen die ze uittypten op stencils, later waren dat Jeanne Vande Cruys zelf, of Charlotte Vinnis en Frans Willekens.[259]

 

Jan Suy, “technisch verantwoordelijke”

 

De betekenis van Jan Suy voor de communistische sluikpers in het Antwerpse kan nauwelijks onderschat worden. Zijn eigen taakomschrijving komt waarschijnlijk nog het dichtst in de buurt, namelijk dat hij “tekenaar, clicheur, stencilafdrukker, hoofdvervoerder, vervoerder, verspreider, kortom […] technisch verantwoordelijke” was.[260] Geen enkele getuigenis spreekt hem hierin tegen.

 

Op welk moment hij betrokken raakte bij de sluikpers is niet duidelijk. Zijn naam werd een eerste maal aangehaald in verband met De Tribune, waarvoor men een tekenaar zocht die een hoofding voor het blad wou opmaken. Vital Nahon contacteerde hem daarvoor eind 1940 in de drukkerij Ratinckx in de Blauwmoezelstraat.[261] Vanaf mei 1941 is hij alomtegenwoordig als koerier tussen opstellers, typistes, letterzetters, drukkers en verdelers. Wanneer later het Antwerpse Onafhankelijkheidsfront groeide, nam hij daar een vergelijkbare positie in.

 

Hij werd een eerste maal gearresteerd in november 1942 bij de Stedelijk Feestzaal, waar de rantsoenzegels verdeeld werden, maar kon ontkomen. Daarna leefde hij ondergedoken bij Angèle Westerlinck, een koerierster die op de Groenplaats het Café du Commerce uitbaatte. In maart 1943 verbleef hij kort in de Magdalenastraat, waar hij onderdook bij Frans Snoeckx, de letterzetter van het communistische verzet. Hij werd er gearresteerd in april 1943.[262]

 

Jan Suy bracht de uitgetypte teksten naar Jan en Frans Snoeckx. Zij zorgden ervoor dat de teksten gezet werden en drukklaar waren. Suy haalde dat zetwerk dan op en bracht het naar één van de drukkers. Meestal waren dat Jan en Frans Tyck, die een drukkerij hadden in de Lange Beeldekensstraat, of Julien Bouckaert in Hemiksem. Vanuit de drukkerij van Tyck kon men aan het nodige materiaal geraken, wat indien nodig ook naar Bouckaert werd gebracht.[263]

 

Bert Van Hoorick

 

Van Hoorick had zijn reputatie gemaakt in de straat gedurende de stakingen van de jaren dertig. Als opsteller van de plaatselijke partijpers had hij voor de oorlog al de nodige ervaring opgedaan, en naar eigen zeggen was hij tijdens de bezetting ook betrokken bij de Aalsterse sluikpers.[264] Sinds 1936, het jaar waarin de Vlaamse Kommunistische Partij (VKP) werd opgericht binnen de Kommunitische Partij van België (KPB), zetelde Van Hoorick in het Uitvoerend Bureau, samen met Georges Van den Boom, Jef Van Extergem, René Dillen en Ferdinand Minnaert. Dillen was afkomstig uit het Antwerpse, maar hij was de partij al vroeg ontvallen: hem viel de bedenkelijke eer te beurt als één van de eerste partijleden gearresteerd te worden.[265]

 

Pas op 31 januari 1941 was het krijgsgevangenschap voor Van Hoorick voorbij. Hij keerde terug naar Aalst, maar had slechts contact met de plaatselijke militanten. Het contact met de leiding van de VKP werd pas hersteld in maart 1941, op een vergadering in Brussel, waarbij ook Georges Van den Boom, Jef Van Extergem en Bob Dubois aanwezig waren. Vanaf mei 1941 leefde hij ondergedoken, en werd hij door de leiding van de VKP naar Gent gestuurd. Het helpen van de plaatselijke sluikpers was er één van zijn opdrachten.

 

Arrestaties

 

In 1943 werden belangrijke aanhoudingen uitgevoerd, waarbij door middel van slechts enkele acties de communistische sluikpers in het Antwerpse werd uitgeschakeld. Dat wil niet zeggen dat de groep tot dan toe van aanhoudingen gespaard was gebleven. Reeds in december 1941 werd Jozef Suy, broer van Jan Suy, gearresteerd. In maart 1942 werd Vital Nahon aangehouden, in april Remy Gillis en in november David de Vries. Tussen Kerstmis en nieuwjaar werd John De Renty gefusilleerd.

 

De eerste aanhouding in 1943 was die van Bert Van Hoorick op 11 februari. Hij werd in Brussel opgepakt. De acties die in Antwerpen werd uitgevoerd, waren mogelijk door de informatie die Elisa Hofkens doorgaf aan de politiediensten. Ze was de echtgenote van Vital Nahon en zelf gearresteerd in december 1942.[266]

 

In de eerste plaats leidde ze de agenten naar Charlotte Vinnis. Ze werd gearresteerd op 9 maart 1943, bij een door Hofkens geregelde ontmoeting op het Krugerplein in Borgerhout. Door vervolgens haar appartement in de Linnaeusstraat te bezetten, konden nog een aantal van haar contacten worden aangehouden, waaronder Marcel De Ghouy op 12 maart. Op 15 maart werd Jeanne Vande Cruys aangehouden. Hofkens wees de agenten ook de verblijfplaats van Marcel Vaerewijck, die werd aangehouden op 27 maart en die op zijn beurt de nodige informatie verschafte om op 29 maart Frans Willekens op te pakken. Dat bleek een uiterst belangrijke aanhouding, want de huiszoeking op zijn onderduikadres in de Lange Winkelhaakstraat leverde voldoende gegevens op om de volgende dag al over te gaan tot de aanhouding van Jan en Frans Tyck. Nog een dag later werden Jef Van Extergem, Jan en Frans Snoeckx en Julien Boeckaert opgepakt. Door het huis van Frans Snoeckx in de Magdalenastraat te bezetten, kon men op 3 april nog Jan Suy aanhouden.

 

Al deze aanhoudingen ontnamen de communistische pers haar belangrijkste contacten: zowel opstellers, koeriers, letterzetters als drukkers waren gearresteerd. De tol die de arrestanten betaalden was hoog. Bert Van Hoorick keerde na de bevrijding weer uit gevangenschap, maar Jef Van Extergem overleed in 1945 in het kamp van Ellrich. Jan Snoeckx en Julien Bouckaert werden op 3 juli 1943 gefusilleerd in Maria-ter-Heide. Jan Suy, Frans Willekens en Jan Tyck overleefden de concentratiekampen.

 

De Volksstem

 

Het krantje De Volksstem, dat in 1941 verscheen in Wilrijk, kan aangehaald worden als een typevoorbeeld van een kleinschalig sluikblad dat nagenoeg verloren ging voor de herinnering. Enerzijds is er het feit dat geen exemplaar van het krantje bewaard bleef. Anderzijds was het van belang dat nauwelijks nog betrokkenen in leven waren na afloop van de oorlog. Het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ van Hector Boffejon toont duidelijk hoe zijn verklaringen, goed vijf jaren na de oorlog neergeschreven, amper nog te bewijzen waren:

 

“Overwegende dat de verzoeker in zijn verhoor voor de politie van Wilrijk bevestigde hoofdopsteller te zijn geweest van het sluikblad De Volksstem dat om de 14 dagen in een oplage van een duizendtal exemplaren telkens zou verschenen zijn;

Overwegende dat verzoeker in ditzelfde verhoor beweert de aldus gestencilde sluikbladen verspreid te hebben met de heren Broeckhove Robert, Rosseels Ferdinand en Van den Berghe Eugeen, die echter allen in concentratiekampen overleden zijn.”[267]

 

Voldoende verklaringen bevestigen nochtans dat het blad werkelijk heeft bestaan.[268] Algemeen schetsen ze een beeld van een eerder lokaal blaadje, waarbij Robert Broeckhove de centrale figuur was. Het werd bij hem thuis - in de huidige Broeckhovestraat -gestencild, waarschijnlijk ongeveer om de twee weken. Of de oplage daarbij telkens “een duizendtal” bedroeg, is zeer de vraag. Het verscheen in 1941 en hield op te bestaan wanneer Robert Broeckhove en Hector Boffejon gearresteerd werden op 22 januari 1942.[269]

 

Het groepje had goede contacten met het Onafhankelijkheidsfront, onder meer omdat Broeckhove al vroeg werd aangeworven door Remi Gillis.[270] Het verklaart waarom naast Broeckhove en Boffejon zelf ook personen als David de Vries en Hendrik Van Aerschot meeschreven aan het blad.[271] Boffejon geeft daarnaast nog als contacten Jos Lenaerts, John De Renty, een zekere ‘J. De Bie’ uit Wilrijk en een ‘Verbruggen’. Het zou deze laatste zijn geweest die aanleiding gaf tot de arrestatie van de groep.[272]

 

De Volksgazet

 

Het eerste nummer van De Volksgazet verscheen in oktober 1941. Volgens Jean Crahay werd de groep al in augustus samengesteld.[273] Behalve Crahay bestond die uit David de Vries, Jo Migom en Jan Bielen. Het blad kon gedrukt worden bij Pierre Pilaet, die huisbewaarder was van de Harmonie aan de Mechelsesteenweg.[274]

 

Het project lijkt nooit echt van de grond te zijn gekomen: de eerste twee uitgaven werd gedrukt op ongeveer vijfhonderd exemplaren, en de groep schijnt constant in geldnood te hebben verkeerd. Jo Migom stopte haar medewerking in december 1941, na slechts een drietal nummers.[275] David de Vries leefde ondertussen ondergedoken bij Felix Van den Bergh, op de Jan Davidlei.[276] De motivatie van de medewerkers bleek te verslappen: “Van den Bergh […] had de leiding overgenomen. Van de oorspronkelijke mede-redacteuren werkte niemand nog effectief aan het blad mede voor politieke redenen.”[277]

 

Op 23 april 1942 werd Pierre Pilaet gearresteerd, volgens Migom eerder omwille van het bezit van wapens dan door de sluikpers.[278] Hij werd veroordeeld samen met onder meer Elie Koperberg en in het kamp van Beverloo gefusilleerd op 17 juli 1942.[279]

 

De Klauwaard

 

De historiek van De Klauwaard is nog korter. Het eerste nummer ervan werd gedrukt in februari 1942. Volgens Bert Van Hoorick was het blad de “directe verantwoordelijkheid” van Remy Gillis.[280] Een tweede uitgave ervan verscheen in april 1942. Nog voor het derde nummer kon verschijnen, werd Gillis gearresteerd (24 april 1942). Naar verluid had hij op dat moment de teksten voor een derde nummer van De Klauwaard op zak.[281] Er volgden geen pogingen het later opnieuw uit te geven.

 

De Klauwaard was bedoeld als een poging de democratisch gezinde Vlaams-nationalisten te recupereren voor het Onafhankelijkheidsfront. Het opzet kwam waarschijnlijk te laat om nog enig effect te kunnen hebben. Bovendien leek niet iedereen zonder meer overtuigd van de goede bedoeling van opstellers van het blad:

 

“Weet ge dat er VNVers een geheim blaadje uitgeven ‘De Klauwaert’ alleen maar omdat ze beschaamd zijn ooit lid te zijn geweest van die partij of er ooit hun ‘stem’ te hebben aan toevertrouwd?”[282]

 

Het krantje werd gedrukt via Jan Suy, maar informatie over de oplage van De Klauwaard bleef niet bewaard.[283] Het aantal vermelding van het blad is in ieder geval laag te noemen. De vraag stelt zich dan ook welke de waarde was die de partij en het Onafhankelijkheidsfront toen aan het blad hechten.

 

 

4.2 Een syndicale sluikpers

 

In ‘Du rouge au tricolore’ wijst José Gotovitch Aalst en Antwerpen aan als de twee belangrijkste kernen van syndicaal verzet in Vlaanderen. Dit mag nochtans niet overschat worden. Waar hij vaststelt dat Antwerpen potentieel de rijkste basis is voor deze vorm van verzet, relativeert hij deze vaststelling door eraan toe te voegen dat daarbij steeds weer dezelfde bedrijven naar voren komen - de scheepswerven van Mercantile en Beliard-Crighton, de electriciteitsfabriek Inter Escaut, de telefoonfabriek Bell Telephone en de machinefabriek Erla - en dat deze bedrijven samen slechts achttien KPB-leden tellen. De Mercantile had wat dat betreft de sterkste vertegenwoordiging, met negen of tien partijleden op een totaal van tweeduizend arbeiders. Los van de wel erg beperkt omvang van deze laatste groep besluit Gotovitch, na een kort overzicht van haar activiteiten, dat “Mercantile représente la structuration la plus accomplie et la plus efficace de la politique syndicale du Parti en Flandre!”[284]

 

‘Waarheen?’: de verzetskern op de Mercantile

 

Met Waarheen? beschikte de verzetskern op de Mercantile over een eigen blad. Het verscheen slechts gedurende korte tijd: einde 1941 werd een eerste nummer uitgebracht, en al in maart 1942 verdween het opnieuw, door de aanhouding van Maurits Vermaesen. Het is één van de weinige syndicale bladen waarvoor een min of meer sluitende historiek kon worden opgesteld.

 

Maurits Vermaesen was de centrale figuur in de geschiedenis van het blad. Al in het najaar van 1940 had hij contacten met Jozef Vanthienen, op dat moment nog voorzitter van de Algemene Centrale van de Openbare Diensten (ACOD), die hem vlugschriften bezorgde. Vanthienen drukte zelf een eigen krantje, De Werkerseenheid, en pamfletten van syndicale aard, gericht tegen onder meer de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, de eenheidsvakbond van Henri De Man. Hij drukte dat alles op de ACOD-burelen in de Ommeganckstraat, of in de Hofstraat op het Stedelijk Bureel van het Onderwijs. Zijn activiteiten brachten hem later overigens in moeilijkheden met de Duitse politie.[285]

Vanthienen bezorgde Vermaesen ook bladen die hij niet zelf drukte. Via tussenpersonen gaf hij hem De Roode Vaan en het Het Vrije Woord, en later ook de bladen van het Onafhankelijkheidsfront. Daaronder bevond zich ook De Volksgazet.

 

Eerder opmerkelijk is ook dat Vermaesen langs dezelfde weg aanzienlijke hoeveelheden van De Werker kreeg. Opmerkelijk, niet alleen omdat een samengaan van communistische en socialistische bladen weinig vanzelfsprekend was - en Vanthienen was daarenboven ook nog medewerker van de communistische De Volksgazet - maar vooral omdat noch Vermaesen noch de andere betrokkenen ergens melding maken van contacten met Georges De Crom, die toch de ‘officiële’ verdeler was van De Werker op de scheepswerven. Evenmin maakt De Crom ergens melding van bladen die hij aan Vermaesen zou hebben gegeven.[286] Ook na de arrestatie van Vermaesen, wanneer Hendrik Hazen en later Henri Nijs de bladen verdelen, bleef Vanthienen de leverancier.

 

De verzetsgroep die ontstond op de scheepswerf, de basis voor het latere Syndicale Strijdkomiteit (SSK), groeide rond Maurits Vermaesen en Frans en Albert Adriaenssens. De bladen werden door Vermaesen doorgegeven aan Jaak Pluym en aan Hendrik Hazen, die ze op zijn beurt doorgaf aan Edmond Moonen, Jozef De Bolle, Petrus Wellekens en Henri Nijs. Frans Totté kreeg ook bladen, al is het niet echt duidelijk van wie hij ze kreeg. Frans Thielemans kreeg de bladen waarschijnlijk direct van Frans of Albert Adriaenssens.[287]

 

Eind 1941 verscheen het eerste nummer van Waarheen?. Het was voornamelijk opgesteld door Vermaesen en werd gedrukt op tweehonderd tot driehonderdvijftig exemplaren. De oplage was afhankelijk van het papier - een constante in de kleinschalige sluikpers - dat afkomstig was van de burelen van de Mercantile. Waarheen? bestond telkens uit één vel, dat dubbelzijdig bedrukt werd. Het is niet duidelijk of er gestencild werd bij Vermaesen thuis of bij Frans Adriaenssens op de Laarsebaan in Merksem. In ieder geval was het op de Laarsebaan dat het apparaat gevonden werd bij de aanhouding van de groep.[288] Van het blad werden slechts drie nummers opgesteld: het verscheen niet meer na de aanhouding van Vermaesen en Frans Adriaenssens.

 

Op de scheepswerf werd Waarheen? verdeeld langs de contacten die reeds bestonden. Dat het blad ook buiten de Mercantile gelezen werd, is weinig waarschijnlijk, al valt niet uit te sluiten dat via Jaak Pluym een aantal bladen bij Inter Escaut terecht kwamen.

 

In het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’, opgemaakt op naam van Vermaesen, werd een naoorlogs afschrift gevonden van een exemplaar van Waarheen?.[289] Het is niet gedateerd, maar de aanhef maakt duidelijk dat het uitgegeven werd rond de jaarwisseling van 1941-1942. Het blad was duidelijk bedoeld voor intern gebruik binnen de Mercantile. Er wordt doorlopend verwezen naar werknemers en patroons met een kwalijke reputatie, naar plaatselijke mistoestanden, woekerprijzen enz. Mededelingen van dergelijke aard beslaan nagenoeg driekwart van de totale inhoud.

 

De aandacht die besteed wordt aan de coördinatie van het verzet is beperkt en geeft weinig concrete doelstellingen:

 

“Onze gezamentlijke wensch is toch nog steeds het betrachten van den eindzegen in dezen oorlog. Om dit einde zoo vlug mogelijk te maken, hoeven wij hier allemaal zij het patroon, technieker, chargeman of arbeider, op het 3 Front te strijden. De eindzege is ons aller eindzegen, daarom [moeten] allen het zoo machtige aller wapens nog meer uitgebreider maken: het leidelijk [sic] verzet.

Werk steeds trager. Dit moet onze leuze zijn, voeg daarbij meer loon - betaling van achterstel - betere bevoorrading [en] trek u de djob niet aan.”

 

Dat het krantje afsluit met de nogal wazige oproep “Sta op en handel als bewuste arbeiders” is dan ook tekenend voor de stijl van het hele blad.

 

Arrestaties en einde van de groep

 

In 1942 hield de verzetskern van de Mercantile op te bestaan, als gevolg van één van de eerste acties die de Sipo uitvoerde tegen het communistische verzet. De aanhoudingen op 23 januari 1942, waarbij ook Hector Boffejon en Robert Broeckhoven van De Volksstem werden opgepakt, verschafte de Sipo informatie over het verzet op de Mercantile. Die informatie had men bekomen van een dubbelagent, die doorgaf aan de agenten wat hij in de cel van zijn medegevangenen hoorde. Op basis van deze kennis arresteerde men op 19 maart 1942 zeven personen. Onder hen bevonden zich ook Maurits Vermaesen en Frans Adriaenssens. Bij aanhouding ontdekte men de machine waarop onder meer Waarheen? gedrukt werd. Blijkbaar had de sluikpers geen prioriteit bij het onderzoek, want het leidde niet tot nieuwe acties.

 

De volgende actie kwam er pas als gevolg van een brief die in de gevangenis werd onderschept. Men kon eruit afleiden dat Henri Hazen de plaats van Vermaesen had ingenomen. Hazen werd op zijn beurt aangehouden, en de onderzoekers kwamen opnieuw een stap dichter. Men had nu kennis van de verzetsgroep op de Mercantile, en van een verwante groep op de electriciteitsfabriek Inter Escaut, die onder leiding zou staan van een zekere Verlinden. Op 13 en 14 juli werden dan alle betrokkenen op de beide bedrijven gearresteerd.[290]

 

Afbeelding 10: afschrift van ‘Waarheen?’ [december 1941][291]

 

‘Ford-Spirit’: een onbestaand blad?

 

Van het krantje Ford-Spirit is nauwelijks meer bekend dan dat het heeft bestaan. Slechts twee oorspronkelijke verwijzingen naar het blaadje zijn bekend, alle andere lijken hiervan te zijn afgeleid.

 

De eerste vermelding is terug te vinden in het krantje België Vrij. De derde uitgave ervan, die dateert van december 1941, gaf een overzicht van de verschillende sluikkranten die in het bezette België uitgegeven werden.[292] In deze lijst werd ook Ford-Spirit opgenomen. Een tweede maal werd Ford-Spirit vermeld in de lijst die de staatsveiligheid opmaakte in maart 1944.[293] Het blad werd er aangehaald, samen met andere titels als Waarheen? en Wat te Doen? - Bell Telephone. De enige toelichting erbij was “factory publication - no copy received”, weinig meer dus dan een bevestiging van het bestaan van het blaadje. Na de bevrijding voegde Leo Lejeune de titel toe aan de lijst van sluikbladen die hij opnam in zijn magnum opus, het ‘Guldenboek van de Belgische Weerstand’. Behalve dat het blaadje van Antwerpse oorsprong was, wist hij evenmin veel te vertellen.[294]

 

Heeft Ford-Spirit dan wel bestaan? Allicht wel, al is het maar omdat het eerder aangehaalde lijstje van België Vrij voor wat betreft de andere titels die het bevatte erg correct bleek. Misschien was Ford-Spirit niet veel meer dan een pamflet met een hoofding? Bij de bespreking van Steeds Vereenigd werd reeds opgemerkt dat voor de betrokkenen het verschil tussen een pamflet en een sluikblad van weinig belang was. De titel sugereert dat het om een syndicale publicatie ging die niet bedoeld was voor verspreiding buiten de fabriek, vergelijkbaar met Waarheen?, het blaadje van de scheepswerven van de Mercantile. Waarschijnlijk was ook de inhoud vrij gelijklopend.

 

Omdat geen exemplaar ervan bewaard is gebleven, kan niets met zekerheid gezegd worden. De weinige gegevens wijzen in de richting van een kleine syndicale uitgave, die eind 1941 verscheen gedurende een beperkte tijd.

 

Een aantal mogelijkheden

 

Dat er van het blad geen exemplaren of afschriften bewaard bleven, betekent niet dat niet een aantal sporen gevolgd werd. Ze worden hier kort weergegeven. Geen ervan leverde echter duidelijke aanwijzingen op.

 

‘Wat te doen? - Bell Telephone’

 

Van het krantje van de Bell Telephone-fabriek werden zo mogelijk nog minder sporen teruggevonden. Eerder al werd aangehaald dat de naam voorkwam op de lijst van de staatsveiligheid in Londen. Meer nog dan bij Ford-Spirit kan men zich dus de vraag stellen of het hier ging om een vlugschrift, eerder dan dat het een sluikkrantje zou zijn geweest.

 

De enige meer concrete aanwijzing is, net als bij Ford-Spirit, de vermelding op het inlichtingenformulier dat zich in het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ bevindt van Jozef Suy.[303] Opmerkelijk is wel dat daaraan toegevoegd werd dat hij in de groep zat van Jos Lenaerts en John De Renty - en deze laatste werkte bij Bell Telephone.[304]

 

Behalve John De Renty werkten nog een aantal personen die actief waren in de sluikpers bij Bell Telephone. In de eerste plaats Joannes Slagmolen, Hippoliet Van Nuffel en Adolf D’Hollander, verdelers van onder meer Het Roode Hoekje; Hyppoliet Van der Vaet, opsteller van Het Roode Hoekje; en Alex Christiaens, betrokken bij Het Vrije Woord - Brabo. Geen van hen maakte echter melding van een eigen krantje van de fabriek.[305]

 

Een conclusie?

 

Mag hieruit besloten worden dat de syndicale sluikpers, de “factory publications” zoals de staatsveiligheid ze noemde, minder sterk aanwezig was dan gedacht? De onzichtbaarheid van Ford-Spirit en Bell Telephone in de bronnen lijkt in die richting te wijzen. Het afschrift van Waarheen? dat werd teruggevonden, toont bovendien dat het blad maar moeilijk als echte basis voor de organisatie van het verzet kan worden beschouwd.

 

Toch werd Waarheen? gedrukt en verdeeld op enkele honderden exemplaren, tot drie maal toe, en dat op slechts enkele maanden tijd. Daarmee moet het blad voor de tweeduizend werknemers van de Mercantile veel minder ‘onzichtbaar’ zijn geweest dan de bronnen nu lijken te sugereren. Misschien lag de overtuigende kracht van een dergelijk blad niet zozeer in de inhoud ervan. Is het mogelijk dat de wervende kracht erin bestond dat diegene die het blaadje kreeg van een bekende of van een onbekende, of die het vond in een kleerkastje, gedwongen werd kleur te bekennen? Dat men gedwongen werd de keuze te maken tussen het aannemen of het weigeren van het blad, tussen het doorgeven, het bewaren of het vernietigen ervan?

 

4.3 Het Onafhankelijkheidsfront te Brasschaat: Ambtelijke Berichten

    “Strijdblad voor het Onafhankelijkheidsfront afdeling Brasschaat”

 

“Nieuwe Orde is Wanorde”

 

Vanaf september 1942 tot oktober 1943 verscheen in Brasschaat een uitgave onder de titel “Ambtelijke Berichten”.[306] Het was, in tegenstelling tot wat de titel aangaf, niet slechts bedoeld voor de ambtenaren van de gemeente: het was vooral gericht aan de Brasschaatse bevolking. Directe aanleiding tot de verschijning ervan was een toespraak van de Brasschaatse oorlogsburgemeester Hippoliet Paelinckx.[307] Op 29 juli 1942 hield deze een meeting in het gemeentepark onder het motto “Orde! Nieuwe Orde!”.

 

Louis Reintjens, Henri Van den Broeck en Leon Lommaert reageerden in september 1943 met een pamflet onder de hoofding “Nieuwe orde is wanorde”. De tekst werd volgens Reintjens opgesteld door hemzelf en Van den Broeck. Het vlugschrift zou op ongeveer vijfhonderd exemplaren gedrukt zijn geweest, al is over de productie ervan maar weinig met zekerheid vast te stellen.[308]

 

De nodige kanalen voor de verdeling van het pamflet bestonden al lang voor de bewuste rede van Paelinckx.[309] Al in september 1940 zijn er contacten tussen Louis Reintjens, toen nog vakbondssecretaris van de Liberale Transportarbeidersbond, en Henri Van den Broeck, inkasseerder bij de socialistische mutualiteit Emiel Moyson. Reintjens had ook contact met de Brasschaatse politiecommissaris Alfons Andries. Het is de kern van een verzetsgroepering waar ook nog de agenten Fernand Doms en Edgard Bonhomme aan toe gevoegd werden. Wanneer later Doms belast werd met het opstellen van zwarte lijsten kon hij Petrus Franken, Alfons Wuyts en Jan Meyvis aantrekken, allen agenten van het zelfde korps. Van den Broeck bracht Leon Lommaert in de groep, die na de arrestatie van Reintjens in december 1942 de leiding zou overnemen. Inzake burgerlijk verzet opereerde de groep volledig binnen het kader van het Onafhankelijkheidsfront. Voor wat betreft het gewapend verzet was de groep verbonden met het Geheim Leger.

 

Van den Broeck gaf al sinds medio 1941 artikels door aan Reintjens, van wie geweten was dat hij in contact stond met de groep rond Wim Luyten. De artikels werden dan via hem gepubliceerd in België Vrij. Langs Reintjens om kwamen de afgewerkte bladen opnieuw bij Van den Broeck terecht, maar ook bij de andere leden van de groep, zoals Lommaert, Doms en Bonhomme. Reintjens en Van den Broeck zouden overigens al samen pamfletten hebben uitgebracht sinds eind 1940.

 

De reactie op Paelinckx’ rede werd ’s avonds verspreid over de brievenbussen van Brasschaat. Reintjens suggereert dat de politie hierbij in zekere mate betrokken was. Of deze betrokkenheid bij de eerste uitgave passief was dan wel actief, is niet af te leiden uit de geziene dossiers. Zeker is wel dat zich onder de latere veroordeelden verscheidene politieagenten bevonden, zoals Doms en politiecommissaris Andries. Een andere betrokken agent, Joseph Van Wallendael, werd niet gearresteerd.

 

Ambtelijke Berichten, nrs. 2-11

 

De eerste uitgave van de Ambtelijke Berichten werd niet erg snel gevolgd door een tweede. In alle geval was een volgende uitgave nog niet verschenen wanneer Reintjens op 4 december 1942 gearresteerd werd bij een grote actie gericht tegen het Antwerpse Onafhankelijkheidsfront. Er is zelfs geen enkele aanwijzing dat het tweede nummer op dat moment reeds opgesteld werd. Een regelmatige uitgave leek nochtans gepland van bij het begin. Het eerste nummer opende met de uitspraak dat men besloten had “[…] in de mate van het mogelijke, een reeks Ambtelijke Berichten uit te geven. […] Binnenkort verschijnt de zwarte lijst waarop al de verraders van Land en Volk voorkomen.”[310] Toch geeft in het najaar van 1942 het blad niet de indruk meer te zijn dan een eenmalig pamflet, zoals Reintjens en Van den Broeck er waarschijnlijk al meerdere opstelden, en dat verspreid werd via vertrouwde kanalen.[311]

 

De groep die na de arrestatie van Louis Reintjens de Ambtelijke Berichten uitbracht, bezat geen duidelijk afgelijnde structuur.[312] Leon Lommaert was een centrale figuur, en het initiatief tot het heropstarten van de Ambtelijke Berichten lijkt van hem te zijn gekomen, maar hem als leider van de groepering zien, is overdreven.[313] In ieder geval was Henri Van den Broeck minder prominent aanwezig dan zijn betrokkenheid bij het verschijnen van het eerste nummer zou doen verwachten.

 

Wat ook de impact van de arrestaties van 4 december 1942 in het Antwerpse was, voor de groepering van de Ambtelijke Berichten veranderde er weinig. Niemand werd aangehouden en van een breuk in de werking, zoals dat voor andere netwerken wel het geval was, is niets merkbaar. Slechts Louis Reintjens verdween als contactpersoon, maar via andere kanalen konden dezelfde krantentitels opnieuw verkregen worden. Niets wijst erop dat bepaalde ondernemingen opgeschort werden door het wegvallen van Reintjens.

 

Eind 1941 nam Lommaert contact op met Aimé Francart:

 

“Daar ik wist dat Francart Aimé in het bezit was van een schrijfmachine, een Roneo en de nodige stencils, ben ik er samen met Heyrman Louis, lid van het OF, in zijn woning een bezoek gaan brengen en hem voorgesteld lid te worden van onze groep en zijn materiaal ter beschikking te stellen voor het opstellen en drukken van het sluikblad Ambtelijke Berichten. Francart stemde hierin onmiddellijk toe.”[314]

 

Francart was een van de weinigen binnen de groep die niet al vóór het verschijnen van de Ambtelijke Berichten actief was in het verzet. Van den Broeck kende de man van voor de bezetting, maar wanneer Lommaert contact met hem opnam, lijkt het drukkersmateriaal dat Francart bezat de enige beweegreden te zijn geweest.

 

De teksten van het blad werden aangebracht door ongeveer al wie betrokken was bij de groep, maar namen als die van Leon Lommaert en Frans Hermans komen steeds terug. Louis Heyrman schreef mee vanaf midden 1942. Opstellers die meer buiten de groep stonden waren Jozef Verhelle en Theodore Mengal. Deze laatste werkte op het Gemeentehuis van Brasschaat en was er verantwoordelijk voor de inkwartiering van de soldaten, zodat hij regelmatig militaire gegevens kon doorgeven. Verhelle en Mengal bezorgden hun kopij aan Lommaert, anderen werkten bij Francart thuis waar de vergaderingen georganiseerd werden. Ook Van den Broeck leverde nog teksten.

 

Wie voor materialen zoals papier, drukinkt en stencils zorgde, is niet bekend. Francart zelf zegt dat ze gehaald werden waar het maar gevonden kon worden, mogelijk deels bij dokter Fernand Claesen. De productie zelf schijnt een aantal keren te zijn verplaatst. Aanvankelijk werd bij Francart thuis gewerkt, maar om onduidelijke redenen verhuisde men vrij snel naar de villa “Farwest” in de Veldstraat, een eigendom van Jozef Verhelle. In het voorjaar van 1943 vreesde men dat het pand bekend was bij de Gestapo: de drukkerij verhuisde daarom naar Van den Broeck (Hoge Kaart), terwijl Lommaert en Hermans onderdoken op het adres van Francart. Bij Van den Broeck zal men verder werken tot de laatste dagen voor de arrestaties.

 

Dat de organisatie weinig gestructureerd was, is ook zichtbaar in de oplagen: schattingen lopen uiteen van tweehondervijftig tot driehonderd exemplaren (volgens Lommaert en Heylen), vijfhonderd exemplaren (Heyrman) tot zeshonderd, achthonderd en zelfs duizend exemplaren (Francart). Deze laatste schattingen zijn allicht te hoog, maar gezien de steeds wisselende beschikbaarheid van het papier hoeven de eerste cijfers elkaar niet uit te sluiten.

 

Net als de andere taken was de verspreiding van de geschriften een opdracht die gedeeld werd door allen. De belangrijkste manier van verspreiden was via de brievenbussen. Volgens Yvonne Heylen, de weduwe van Henri Van den Broeck, verdeelde haar man enkel via de brievenbussen van personen “die gekend vaderlands gezind waren.”[315]

 

De arrestaties van 30 oktober 1943

 

Het aanhouden van de groep werd mogelijk gemaakt door Eugeen Dirckx, die als lid van de zogenaamde “groep Heymans” aangehouden werd in mei 1943, maar vervolgens als informant voor de geheime politie ging werken.[316] Nog begin 1943 vond hij gedurende korte tijd een schuiladres in de villa waar de Ambtelijke Berichten gedrukt werden.[317] Een gevolg van de aanhouding van Dirckx was de arrestatie op 18 juni 1943 van Maria Hermans, echtgenote van Frans Hermans, die hij op straat herkende als één van de personen die hem onderdak verleend had.[318] De rol van Dirckx bij deze arrestatie moet de groep ter ore zijn gekomen, want een ontmoeting met Lommaert en Hermans, zoals Dirckx die enkele dagen later vroeg, ging niet door. Opmerkelijk genoeg leek de Sipo zich hierna niet langer te interesseren voor de zaak.[319] Lommaert en Hermans vonden voor de volgende weken een schuiladres bij Francart.

 

Slechts door een toeval kreeg men opnieuw aandacht voor de zaak: Dirckx herkende Lommaert en Hermans tussen enkele personen die de Feldgendarmerie van Mechelen had aangehouden op 2 oktober 1943. De gevangenen werden ter beschikking gesteld van de Sipo en vervolgens “verscherpt verhoord” in Breendonk.

 

Het was de directe aanleiding tot een grote actie tegen het Onafhankelijkheidsfront te Brasschaat. Volgens latere verklaringen zou ongeveer de volledige Dienststelle van de Gestapo te Antwerpen er bij betrokken zijn geweest, met daarbij nog de versterking van een veertigtal Feldgendarmen. In de nacht van 29 op 30 oktober 1943 werden minstens dertig personen thuis gearresteerd. In de volgende dagen werden nog acht anderen aangehouden, waaronder Frans Morriens en Emiel Van Acker. Zes andere personen - die evenmin belangrijke banden hadden met de Ambtelijke Berichten - werden overgedragen aan de Gestapo afdeling IV.D3 van Frankenstein.[320] Slechts twee directe betrokkenen ontkwamen aan de actie: Louis Heyrman, die zich op dat moment te Deurne bevond, en Jozef Verhelle, de eigenaar van het pand waar de Ambtelijke Berichten gedurende zekere tijd gedrukt werden, die kon ontsnappen.[321]

 

De huiszoeking bij Van den Broeck, de laatste drukker, bracht blijkbaar niet alle materiaal aan het licht. In de gevangenis van de Begijnenstraat kwam Louis Reintjens te weten dat:

 

“[…] verborgen onder een houtmijt achter [het huis van Van den Broeck] zich nog verschillende zaken bevonden die zeer gevaarlijk voor ons allen konden zijn indien zij ontdekt werden, onder meer; een duplicateur, valse eenzelvigheidskaarten, verschillende clandestiene bladen (van alle schakeringen) en wapens.”[322]

 

Via Julia Van Santvliet, de echtgenote van Reintjens, kon contact worden opgenomen met de vader van Henri Van den Broeck, die al de volgende dag deed “wat moest gedaan worden.”[323]

 

De gevangenen werden in Einzelhaft van elkaar gescheiden gehouden tot 18 januari 1944. Vierentwintig personen werden daarna veroordeeld. Twaalf personen keerden niet terug uit de concentratiekampen terug.

 

Louis Reintjens werd vrijgelaten op 18 december 1942. Petrus Franken en een zekere De Beule namen opnieuw contact met hem op, met de bedoeling de Ambtelijke Berichten opnieuw te laten verschijnen. Het plan werd echter losgelaten om de gevangenen niet verder in gevaar te brengen.

 

Andere sluikbladen die binnen de groep verdeeld werden

 

Al voor het verschijnen van de Ambtelijke Berichten waren de leden van de groep actief in het verdelen van sluikkranten. De titels tonen een groep die, zoals eerder reeds vermeld, werkte binnen het Onafhankelijkheidsfront. Titels als België Vrij, De Roode Vaan, Het Vrije Woord komen terug in vrijwel alle dossiers. De belangrijkste leverancier hiervoor was waarschijnlijk Louis Reintjens, die in contact stond met Wim Luyten en de kranten doorgaf aan Henri Van den Broeck en Leon Lommaert. Reintjens was ook diegene die De Volksgazet in de groep bracht, die hem geleverd werd door Jean Crahay. La Libre Belgique (Peter Pan) kon verdeeld worden via Edmond Crahay.[324] De Roode Vaan werd mogelijk in de groep gebracht door Frans Morriens.

 

Daarnaast werd ook De Werker verdeeld. Volgens Heyrman werd er geen onderscheid gemaakt: alle kranten werd “op dezelfde manier en tezelfdertijd” verdeeld.[325]

 

 

4.4. “…Enkele individueele Trotskysten…”

 

De revolutionnaire trotskisten vormden een kleine maar actieve kern in het Antwerpse die, ondanks de omstandigheden van de bezetting, een vinnige discussie gaande hield met de stalinistische meerderheid. De titel van dit stuk, “…enkele individueele Trotskysten…”, is afkomstig uit De Tribune van de rivaliserende communisten, en was duidelijk geringschattend bedoeld.[326]

 

Jef Van der Helst

 

Of de vlugschriften van Van der Helst moeten gezien worden als een deel van de clandestiene pers in het Antwerpse, kan betwist worden.[327] Van hem zijn slechts twee pamfletten bekend, maar zijn syndicalisme en zijn radicale opvattingen rechtvaardigen toch enige aandacht.

 

Van der Helst is van onversneden trotskistische signatuur. Nadia De Beule ziet voor haar bespreking van de trotskistische oppositie in het Antwerpen van 1927 Van der Helst als de vertegenwoordiger van de oppositie onder de scheepsherstellers.[328] De biografische nota met betrekking tot Van der Helst, zoals die bewaard wordt op het Amsab-ISG, vertelt dat hij met pensioen ging in 1964, maar “hij bleef echter steeds de trotskist genoemd worden.”[329]

 

Zijn overtuiging spreekt ook uit de bewaarde opstellen. De vlugschriften zijn ongedateerd, al vulde Van der Helst na de oorlog zelf de data aan. Dergelijke gegevens zijn niet meer te controleren, al lijkt de inhoud van de pamfletten de datering van Van der Helst te bevestigen. Het eerste vlugschrift, met de titel “Wij zwijgen niet”, werd opgesteld in 1942. In 1943 verscheen “Van de slavengalei van de Beliard”.[330] In beide opstellen gold zijn aandacht hoofdzakelijk de syndicale strijd. Voor de communisten, die sinds de Duitse aanval op de Sovjet-Unie de syndicale strijd geruild hadden voor de strijd tegen de bezetter, had hij geen goed woord over:

 

“Zoo diep zijn de beschermers der Russische tsaristische kerkvorsten gevallen dat die val hen heeft doen duizelen, en dat zij niet meer kunnen of willen beseffen dat men alleen kan strijden tegen het Duitsch imperialistisch nazisme op basis van den strijd tegen nationaal en internationaal kapitalisme, dat het fascisme en nazisme geschapen heeft. […] De eenige weg om dat te bereiken is de weg van Lenin en Trotsky, de weg der socialistische revolutie. Wij moeten den kapitalistischen dollen kop met de nazistische pet mee afslaan.”[331]

Afbeelding 11: het vlugschrift ‘Wij zwijgen niet’, van Jef Van der Helst.[332]

 

Het Antwerpse trotskisme

 

Hoe het groepje van Antwerpse trotskisten, waarbinnen Jef Van der Helst zich bewoog, was samengesteld, werd recent nog beschreven door Jan-Willem Stutje.[333] Wie daarbij een centrale plaats innam inzake de sluikpers, is minder eenvoudig vast te stellen.

 

De conclusie van Stutje is duidelijk: “Toen de trotskisten zich in augustus 1940 wederom oprichtten, namen de jongere militanten die na 1932 en vooral na 1937-38 toetraden, het voortouw.”[334] Het was dus niet rond Lode Polk, de oudgediende van de Antwerpse oppositie, dat de beweging zich herpakte.[335] In ieder geval voor wat betreft zijn rol in de sluikpers kan dit bevestigd worden: Henri Mandel en Camille Loots omschrijven hem als een bescheiden verdeler van Het Vrije Woord.[336] In de historiek die Leo Lejeune - met wie Henri Mandel overigens goed bevriend was - van de groep maakte, komt Polk al helemaal niet voor.[337] Polk zelf overleefde zijn arrestatie en gevangenschap niet, een directe getuigenis van hem is dus niet beschikbaar.

 

Als iemand een spilfiguur was binnen het groepje, dan was het waarschijnlijk Henri Mandel. Zijn huis op de Cruyslei geeft de indruk de ontmoetingsplaats van de verschillende betrokkenen te zijn: wanneer het nieuws van de moord op Trotski zich verspreidde, op 21 augustus 1940, kwam iedereen spontaan naar het huis van Mandel.[338] Onder hen bevond zich ook steeds Jef Van der Helst. Dat Mandel een zeker aanzien genoot binnen het groepje, toont zich ook in wat Van der Helst noteerde bovenaan zijn eerste vlugschrift: “Opstel en uitgave met voorkennis van Mandel.”

 

Publicaties

Dat de omvang van de groep erg beperkt moet zijn geweest, verhinderde niet dat er een levendige polemiek met de (stalinistische) communisten werd gevoerd. Eerder al werd het standpunt van Jef Van der Helst aangehaald. Het was een meer syndicale interpretatie van het ordewoord dat, eveneens in 1942, verscheen in een vlugschrift met de titel “Een jaar heldenstrijd van het Roode Leger: de weg van Stalin voert naar den ondergang, de weg van Lenin naar de overwinning”:

 

“Saboteert de Duitsche oorlogsmachine: werkt trager en slechter, verspilt de grondstoffen, beschadigt het materiaal! Vormt bedrijfs- en strijdkommitees ter voorbereiding van de algemeene staking! Bevecht uw eigen bourgeoisie waar ge ook kunt! Sluit u aaneen tot een machtig klassenfront, voor vrede, brood en socialisme.”[339]

 

Het was ondertekend door “de Antwerpsche Federatie der Revolutionnair Kommunistische Partij, Belgische Sectie der IVe Internationale”. Het uitgangspunt van haar strategie was daarmee hetzelfde als dat van de communistische (stalinistische) partij voor het einde van het Duits-Russische niet-aanvalspact. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de laatste zin sterk gelijkt op de strijdkreet van de stakingen van mei 1941: “luttez pour le pain, la paix, la liberté!”.[340]

 

De ‘Antwerpsche Federatie’ beschikte tot april 1942 over een eigen orgaan, De Eenige Weg. Het bestond sinds de tweede helft van 1941, en verscheen negen maal. Eén maand voor het stopzetten van De Eenige Weg werd Klassenstrijd voor het eerst uitgebracht. Klassenstrijd werd niet ondertekend door een locale federatie, maar door de ‘Belgische Federatie’ als geheel. Het is dan ook niet duidelijk welke de plaats was die de Antwerpse trotskisten hier innamen.

 

 

4.5 De Werker

 

De socialistische partij was onvoorbereid de oorlog ingegaan. Slechts in de laatste dagen voor de bezetting werden concrete vluchtplannen gemaakt, met in het achterhoofd een oorlog die zich zou stabiliseren, ongeveer zoals in 1914. Men plande achter het front het werk te kunnen voortzetten. De Belgische en vervolgens ook de Franse capitulatie sloegen dergelijke ideeën in de grond. Een aantal partijfunctionarissen koos ervoor de regering te volgen naar Londen, anderen keerden naar het bezette België terug.

 

Maar de grootste slag moest nog komen: op 28 juni 1940 ontbond Henri de Man de partij. De ontreddering was totaal.

 

De Antwerpse socialisten

 

In Antwerpen was de situatie niet anders. De partijkaders waren in mei 1940 naar Frankrijk gevlucht. Een aantal leidende figuren keerden niet naar het bezette België terug. Diegenen die dat wel deden, stonden voor de immense taak de organisatie van de grond af op te bouwen:

 

“[…] Edward Van Eyndonck, senator en secretaris van arrondissementsfederatie der BWP, [deed] onmiddellijk na zijn terugkeer uit Frankrijk een eerste poging […] om de aanwezige leden van het Uitvoerende Bestuur der partij bijeen te brengen. We denken aan Herman Vos en Molter, die in de woning van de laatste enkele vrienden van de beide generaties samen riepen. Dit waren slechts contactnamen, men tastte en zocht er nog. Het eenige positieve resultaat was, dat eenige jongeren uit het Antwerpsche, naar het voorbeeld van Brussel, Leuven en Luik, elkaar vonden en, zooals Louis Major het altijd zou noemen een ploeg of een équipe gingen vormen. Dat moet in October 1940 geweest zijn. Te Antwerpen kwam men de eerste maal bijeen in de woning van Jan Van Overloop (eerste reporter bij het NIR) en daar waren, behalve de gastheer, Ward Cassiers, onze betreurde vriend Ward Coens, secretarissen van den transportarbeidersbond, Louis Major, algemeen secretaris van het Belgisch Vakverbond, Jos Van Eynde, hoofdredacteur van de Volksgazet en Bert Van Kerkhoven (hoofd der nieuwsberichten van het NIR). Enkele maanden later, nadat Jan Van Overloop naar Morgenrood van Brussel was overgegaan, zou daar nog Maurice Dequeecker, leeraar, sociale werker en op het ogenblik schepen te Deurne, bijkomen. Dat was dan de ploeg van De Werker […].”[341]

 

De “ploeg” die samenkwam in de flat van Jan Van Overloop op de Britse Lei, bestond niet uit leden van “de beide generaties”. Op Van Eyndonck na, die 52 was, waren het allen dertigers. Ward Cassiers was slechts 28. Ze kenden elkaar reeds van voor de bezetting. Het feit dat de sommigen in dezelfde buurt woonden, moet het contact vereenvoudigd hebben:

 

“[…] à part Bert Van Kerkhove et Dequeecker, nous étions des copains qui habitions tous presque dans la même rue. […] On se voyait régulièrement à cause de cela.”[342]

 

Dat De Werker op dat moment ontstond, is weinig waarschijnlijk, al was er al snel een kleinschalige activiteit in de sluikpers.[343]

 

“Het huis van Herzl”

 

Pas later werd besloten een eigen blad uit te geven: volgens Major gebeurde dit nog in december 1940, volgens Cassiers in december of januari, en volgens Jos Van Eynde in februari 1941.[344] Vanaf februari of maart 1941 werd het centrale ontmoetingspunt van de groep het huis dat Bert Van Kerkhoven huurde van Jan Van Overloop, en dat gelegen was in de Haantjeslei 28. In dat huis woonde ook - voorlopig nog - Oskar Herzl, zoon van de zionist Theodore Herzl. Hij kon later naar New York vluchten.

 

De vergaderingen verliepen in een gemoedelijke sfeer: om geen achterdocht te wekken, werden alle echtgenotes telkens mee uitgenodigd, zodat de bijeenkomsten het uitzicht van een kaartavondje hadden. Het maakte de discussies er niet minder pittig om: “[Louis Major] était l’aîné et il occupait un peu la fonction la plus importante, déjà secrétaire national. Evidemment il avait sa personalité, omniprésent…”[345] Die “persoonlijkheid” van Major maakte ook dat men regelmatig op straat moest gaan luisteren of hij niet al te duidelijk hoorbaar was.[346]

 

Een socialistisch sluikblad

 

Het eerste nummer van De Werker verscheen in mei 1941, en was daarmee het derde grote socialistische blad in Vlaanderen. Sinds januari 1941 verscheen in Vilvoorde Morgenrood van Nic Bal, en sinds maart 1941 drukten Franz Tielemans, Leo Magits en Raoul Vandengenachte in Leuven Bevrijding. Over de titel schijnt geen discussie te hebben bestaan. Met De Werker greep men terug naar de socialistische partij van vóór 1914, al ontkende Jos Van Eynde dat men op dat moment al bewust wou breken met het socialisme van de jaren dertig.[347]

 

Voor de druk van het blad was Maurice Dequeecker verantwoordelijk.[348] Mogelijk deed hij enige ervaring op met de vlugschriften die de groep al eerder uitgaf, maar voor De Werker moesten nieuwe methoden worden gezocht.[349] Samen met Major nam Dequeecker contact op met Jeanne De Meulder, die hij kende van voor de bezetting, en vroeg haar of zij typewerk voor de groep wilde uitvoeren.[350] De eerste zes uitgaven van De Werker, die verschenen tussen mei en oktober 1941, werden door haar met de schrijfmachine opgesteld. Aanvankelijk werden de bladen ook bij haar thuis gestencild.[351] Eén keer werd er ook gewerkt bij Alfons Swolfs en op het gemeentehuis te Deurne.[352] De meeste van deze uitgaven werden echter afgedrukt op de stencilmachines van de Openluchtschool in de Constitutiestraat, waarvan Dequeecker beheerder was. Het was ook meestal daar dat de bladen bewaard en verdeeld werden.

 

Over de oplagen bestaat weinig eensgezindheid, al is duidelijk dat De Werker klein begon: Jos Van Eynde sprak van “enkele honderden” nummers, Bert Van Kerkhoven over vijfhonderd, Jeanne De Meulder zelf schatte het aantal op “minstens vijfhonderd exemplaren”.[353]

 

klik om te vergroten

Afbeelding 12: uitgave van De Werker, nr. 2 (juni 1942).[354]

 

Al vlug werd een meer professionele manier van drukken gezocht. Dequeecker sprak andermaal zijn vroegere contacten aan:

 

“In de eerste helft van 1941 is Dequeecker, samen met de Heer Major […] mij in mijn drukkerij komen vragen of ik bereid was sluikbladen voor hen te drukken. Ik heb hen gezegd dat zij over mijn drukkerij konden beschikken, doch dat zij alles met mijn chef d’atelier, Peeters [Jan], moesten regelen. Zij hebben zich daarmee akkoord verklaard en mij bedankt. Peeters [Jan] heeft van dan af alles geregeld. […] Ikzelf ben nadien niet meer met hen in contact geweest, […]. Wel weet ik dat het zetten van de tekst regelmatig in mijn werkhuis gebeurde.”[355]

 

Drukkerij Guillaume was gelegen in de Lamorinièrestraat 68, en Jan Peeters werkte er al sinds 1930 als letterzetter. Voor wat betreft zijn activiteit in de sluikpers, was De Werker slechts een bijkomende opdracht: hij had eerder al werk uitgevoerd voor de groepen rond Steeds Vereenigd en Wim Luyten. Dequeecker kwam bij hem terecht omdat hij voor de bezetting al drukwerk bij hem had besteld. Waarschijnlijk wist hij niet dat Peeters tegelijk nog voor andere groepen werkte.

 

Dat Major ook hier aanwezig was bij de eerste gesprekken, was mogelijk een gevolg van het feit dat vooral hij de financiële toestand van de groep beheerde.[356] De datering van de ontmoeting lijkt nogal vroeg, aangezien het eerste gedrukte nummer van De Werker pas verscheen in december 1941.

 

Bij het drukken waren ook nog andere personen betrokken: Theofiel Murat (Van Heetveldelei, Deurne) zou nog enkele keren als letterzetter voor de groep werken en Pieter Gamblin van de drukkerij Gamblin (Gallifortlei, Deurne) zou de meeste uitgaven drukken. Geen van beiden vroeg na de bevrijding een erkenning aan als “Weerstander door de Sluikpers”, waardoor slechts weinig over hen geweten is.

 

Na 4 december 1942, de dag waarop de razzia tegen het Antwerpse Onafhankelijkheidsfront werd uitgevoerd, legde men de productie van De Werker gedurende korte tijd stil: in de drukkerij in de Lamorinièrestraat werd Jos Guillaume aangehouden. Jan Peeters hervatte al snel het werk, “[…] omdat het clandestien werk grotendeels gemaakt werd zonder medeweten van de patroon.”[357]

 

Het opstellen van ‘De Werker’

 

Alle teksten werden verzameld bij Bert Van Kerkhoven. De meeste waren ondertekend met een schuilnaam, zoals “Nicodemus” (Louis Major), “Homonovus” (Jos Van Eynde) of “Herman de Geus” (Bert Van Kerkhoven). Andere artikels waren anoniem, zoals bijvoorbeeld de artikels van Ward Cassiers. Ook Dequeecker plaatste geen naam onder zijn artikel over “VNV Winterhulp Antwerpen”.

 

De politieke redactie van het blad was in handen van Van Eynde, al was hij niet de enige die zijn invloed kon laten gelden: de opstellen werden besproken in de groep, waarvan Van Eynde zei dat hij hen bijna dagelijks zag.[358] Daarnaast mag het gewicht van Louis Major niet vergeten worden - Dequeecker verwees er herhaaldelijk naar.[359] Zolang het nieuwe nummer van De Werker nog niet gereed was, werden de teksten bewaard door Bert Van Kerkhoven. Hij stopte de teksten in een blikken doos die, gewikkeld in een waterdicht tafellaken, begraven werd in de tuin.[360] Eens voltooid, bracht Dequeecker de teksten naar Jan Peeters, die het zetsel gereedmaakte. Désiré “Dis” Voorbraeck bracht dan het zetsel naar de drukker, en haalde later ook het drukwerk weer op. Volgens Van Kerkhoven deed hij dat “per fiets […] met tuingereedschap, als iemand die zich naar zijn volkstuintje begaf.”[361] De uitgaven van De Werker die zo werden opgesteld, werden niet langer bewaard in de Constitutiestraat, maar bij Voorbraeck thuis in de Hoornstraat. Later nam Leon Van der Aa een deel van zijn vervoerstaken over.[362]

 

Verdeling

 

De verspreiding van De Werker kan vrij nauwkeurig gereconstrueerd worden op basis van de lijsten van verdelers, zoals die na de bevrijding werden aangelegd.[363] Van deze lijsten bestaan verschillende versies, die slechts weinig van elkaar verschillen. Enig probleem is dat dergelijke lijsten het netwerk in zijn maximale grootte weergeven, en de groei ervan onderbelicht lieten: het is daardoor niet altijd duidelijk vanaf welk moment een verdeler in het netwerk werd opgenomen.

 

Algemeen kan men zeggen dat de verspreiding van De Werker in het Antwerpse gebeurde volgens drie sectoren: de stad Antwerpen zelf werd bevoorraad door Bert Van Kerkhoven, de syndicale sectoren door Dis Voorbraeck, en de grotere omgeving van de stad (het “arrondissement”) door Edward Van Eyndonck. Het spreekt voor zich dat een dergelijke verdeling in de praktijk niet altijd even absoluut was.

 

1) Antwerpen: stad.

- Jos Reussens (omgeving Borgerhout, Stuyvenberg)

Aanvankelijk kreeg Reussens de bladen van Van Eyndonck, die ze hem gaf op de Kooperatieve. Van juli 1941 tot december 1941 bracht Van Kerkhove ze bij hem aan huis (Huybrechtsstraat). In 1942 werd hij hoofdverdeler voor Antwerpen-Noord en werden de verschillende uitgaven hem gebracht door Theo Bergers. De laatste oplage, van augustus 1944, werd hem gebracht door Louis Van Cauwenbergh.[364] Reussens verdeelde op die manier per keer drie- tot vierhonderd exemplaren.

Opmerkelijk is trouwens dat de leden van deze groep bijna allen leden zijn van de Socrates-groep onder leiding van Adolf Molter.[365]

- Theo Bergers (stadscentrum?)

Hij zou een tijdlang het centrale depot hebben beheerd, al is niet duidelijk in welke periode dit te situeren is. Zelf verspreidde hij een honderdtal exemplaren van De Werker per uitgave.

- Bert Van Kerkhoven (omgeving Antwerpen Zuid, Berchem, Wilrijk)

Hij verdeelde onder meer aan Frans Cloos en Charles Bocksteins, die elk ongeveer honderd nummers kregen. Cloos verzond een groot deel van wat hij kreeg per post - naar eigen zeggen zond hij bladen aan een tachtigtal verschillende adressen. Wegens de hoge kosten die een dergelijke verspreiding met zich meebracht, stopte men de actie al gouw.[366]

Daarnaast bedeelde Van Kerkhoven ook Joris Oosterwijck en Lode Zielens. In Deurne voorzag hij zijn broer Jos Van Kerkhoven van De Werker.

Ook Achiel Reijntjens werd door hem bedeeld. Reijntjens was betrokken bij Socrates, in de groep van Willem Wuyts.[367]

- Karl Van Cauwenbergh

Hij verdeelde drie- tot vierhonderd exemplaren onder de socialistische jeugdbeweging. Onder hen bevond zich ook Bert Hoorebeke, waarvan Van Kerkhoven zei dat hij “honderden nummers” op de Mercantile verkocht.

 

2) Antwerpen: omgeving.

De omgeving van de stad werd bedeeld door Edward Van Eyndonck - tenminste daar waar niet kon bevoorraad worden door meer directe contacten, zoals Bert Van Kerkhove die het blad aan zijn broer in Deurne leverde. Eén van dergelijke contacten was Alfons Van Mol in Berchem, die hij per uitgave vijfhonderd exemplaren ervan bracht.[368]

 

3) De syndicale sectoren.

In principe bedeelde Voorbraeck de syndicaten, maar in de praktijk bleek dit niet altijd het geval te zijn. Eerder al werd het voorbeeld aangehaald van Bert Hoorebeke, die De Werker verdeelde op de Mercantile, net als Georges De Crom.[369]

Louis Major verwees naar Karel Peleman, die verantwoordelijk was voor de verspreiding op Cockerill.[370]

Ward Cassiers verkreeg de nummers van De Werker direct op de vergaderingen.[371]

Georges De Crom werd bedeeld door Leon Van der Aa, die zelf De Werker kreeg van Pierre Van den Bergh. Eén van de meer opmerkelijke afnemers van Van der Aa was zeekapitein Eugène ‘Harry’ Colson, die later met de NKB een belangrijke rol zou spelen bij de bevrijding van de haven van Antwerpen. Colson zou zo sinds het midden van 1941 telkens een veertigtal exemplaren van De Werker gekregen hebben. Enigszins verwonderlijk, gezien het koningsgezinde en zelfs autoritaristische karakter van de latere NKB. Colson zelf vroeg nooit een erkenning aan als “Weerstander door de Sluikpers”, al bevestigde hij van Van der Aa “un nombre” van de krantjes te hebben ontvangen.[372]

 

Onafhankelijkheidsfront

 

De Werker werd ook verdeeld binnen het Onafhankelijkheidsfront, zoals bijvoorbeeld in Brasschaat, maar de filières zijn niet erg duidelijk. Waarschijnlijk werden via de drukkerij in de Lamorinièrestraat de nodige exemplaren doorgegeven aan Wim Luyten. Vooral Rik Lenaerts werd in dit verband genoemd.[373]

 

Het Onafhankelijkheidsfront was overigens nooit een werkelijke gesprekspartner voor de groep rond De Werker.[374]

 

September 1944: de bevrijding

 

De verdelers van De Werker leden minimale verliezen. Slechts enkele dagen na de bevrijding van Antwerpen werd Ward Coens aan het hoofd gewond door een V-wapen. Hij overleed nog dezelfde maand, en was daarmee een van de weinige slachtoffers van de clandestiene partij.

 

Het laatste wapenfeit in de clandestiniteit was het drukken van nog één uitgave van De Werker, waarbij een klein vlugschrift gevoegd was met een verkleinde weergave van de Parijse kranten die de bevrijding van de stad verkondigden. Door de factuur die Gamblin enige dagen na de bevrijding aan de “équipe” van De Werker zond, weten we dat deze laatste uitgave werd gedrukt op vierduizend exemplaren. Het werd nog op 4 september, de dag van de bevrijding, gezet door Jan Peeters.[375] Het zegt veel over de onverwachte snelheid waarmee de bevrijding kwam.

 

Eind jaren dertig drukte men op de drukkerij Excelsior in de Somersstraat niet alleen de Volksgazet, de eigen socialistische partijkrant, maar ook de krant van de Duitse socialistische partij in ballingschap, Freies Deutschland.[376] Op 4 september 1944, de dag waarop Antwerpen werd bevrijd, bewogen de clandestiene en legale socialistische pers opnieuw langs elkaar heen: terwijl Gamblin in Deurne het laatste sluikschrift drukte, stelde de groep in de Haantjeslei de eerste nieuwe Volksgazet op. Ze werd nog die dag gedrukt in de heroverde drukkerij in de Somersstraat.[377] De cirkel was op een merkwaardige manier gesloten.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[251] Zie onder meer de verklaringen in DOS, dossiers van de Vries David, Suy Jan, Nahon Vital.

[252] Verklaring Coppee René in DOS, dossier van Van Extergem Jef.

[253] “Mijn vrouw is samen met Van Extergem naar Maxim Engels gegaan, aan de Smedenstraat te Wilrijk, […]. Daar werd door ons hetzelfde gedaan als bij ons thuis in zake het samenstellen van De Roode Vaan. Van Belle Karel was eveneens een medewerker van Van Extergem Jef. Hij hielp ook aan De Roode Vaan bij ons thuis.” Verklaring Coppee Rene in DOS, dossier Van Extergem Jef.

[254] De Vrijdenker. Orgaan van “De Solidairen”. Weekblad voor alle lieden. De Stadsbibliotheek Antwerpen bewaart de nummers van 12 maart 1939 (326) tot 12 mei 1940 (387). Het werd gedrukt in drukkerij Excelsior, waar ook de socialistische Volksgazet gedrukt werd.

Maxim Engels werd gearresteerd op 19 maart 1942, in dezelfde actie waarbij ook Hector Boffejon en Robert Broeckhove werden aangehouden. Bij deze actie werd ook een zeker “J. De Bie” aangehouden. Of dit de “Jos. De Bie” was die ook bij “De Solidairen” aanleunde, is niet duidelijk. Bij de solidairen Zie SOMA, AA 310, Uiteenzetting der feiten

[255] Eind 1940 vroeg ze aan Jozef Van den Bergh, die ze nauwelijks kende, of ze enige malen zijn schrijfmachine kon gebruiken. Verklaringen Van den Bergh Jozef en Vande Cruys in DOS, dossier Vande Cruys Jeanne.

[256] Verklaring Nahon Vital in DOS, dossiers Nahon Vital en Vande Cruys Jeanne.

[257] Verklaring Deheyder Mathieu in DOS, dossier Nahon Vital.

[258] Verklaring Nahon Vital in DOS, dossier Vande Cruys Jeanne.

[259] Verklaring Vande Cruys Jeanne in DOS, dossier Vande Cruys Jeanne.

[260] DOS, dossier Luyten Wim.

[261] DOS, dossier Nahon Vital.

[262] DOS, dossier ‘Politieke Gevangene’ van Suy Jan.

[263] DOS, dossier Bouckaert Julien, Suy Jan, Tyck Frans en Tyck Jan.

[264] “Bij Jantje Van Campenhout, de schilder, richten we een geheime drukkerij in met een oud stencilapparaat en een schrijfmachine. We drukten de eerste pamfletten. Later zal er ook het partijblad van de streek Recht en Vrijheid samengesteld worden.” B. Van Hoorick, In Tegenstroom. Herinneringen 1919-1956, Brussel, 1982, p. 84.

[265] Hij werd in augustus 1940 aangehouden aan de Nederlandse grens. Zie R. Van Doorslaer, De K.P.B. en het Sovjet-Duits niet-aanvalspakt, Brussel, 1975, pp. 133-134.

[266] Ze was de echtgenote van Vital Nahon, die al in maart 1942 opgepakt werd.

[267] Bewaard in DOS, dossier Boffejon Hector.

[268] Verklaringen van Boffejon Hector, De Groof Edward, Lensclaes Carolus, Nahon Vital en Wyninckx Maria in DOS, dossiers Boffejon Hector, Broeckhove Robert, de Vries David en Van Aerschot Henri.

[269] Het werd “verspreid gedurende verscheidene maanden van het jaar 1941 en eindigde eveneens bij mijn aanhouding”, verklaring Boffejon Hector in DOS, dossier Boffejon Hector.

[270] Verklaring Lensclaes Carolus in DOS, dossier Broeckhove Robert.

[271] Over de verhouding tussen Broeckhove en Remi Gillis, zie verklaring Wyninckx Maria in DOS, dossier Gillis Remi. Over medeopstellers: zie verklaringen van Nahon Vital en Van Aerschot Hendrik in DOS, dossiers de Vries David en Van Aerschot Hendrik.

[272] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak…

[273] Verklaring Crahay Jean in DOS, dossier Crahay Jean. Hij sloot zich later aan bij de NKB.

[274] DOS, dossier Pilaet Pierre.

[275] Verklaring Migom Jo in DOS, dossier Crahay Jean.

[276] DOS, dossier de Vries David.

[277] Verklaring Crahay Jean in DOS, Chrahay Jean.

[278] Verklaring Migom Jo in DOS, Pilaet Pierre.

[279] DOS, dossier Pilaet Pierre. Koperberg verdeelde België Vrij en La Libre Belgique. Hij werd op dezelfde dag als Pilaet aangehouden, maar werd terechtgesteld in de Berlijnse Tegel-gevangenis op 26 maart 1943.

[280] Verklaring Van Hoorick Bert in DOS, dossier Gillis Remy.

[281] DOS, dossier Gillis Remy.

[282] SBA, K 118855, Steeds Vereenigd, nr. 17 [juli 1942].

[283] Verklaring Suy Jan in DOS, dossier Luyten Wim.

[284] J. Gotovitch, Du rouge au tricolore, Bruxelles, 1992, p. 257.

[285] Verklaringen van Vanthienen Jozef, bewaard in DOS, dossiers Vermaesen Maurits en Vanthienen Jozef. Hij werd aangehouden in augustus 1941, ontslagen als voorzitter van het ACOD en veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. Bij de werking van Vanthienen waren ook nog Albert Van Rensenberg en Henri Ernst betrokken.

[286] Verklaringen van onder meer De Crom Georges en Vermaesen Maurits, bewaard in DOS, dossiers De Crom Georges en Vermaesen Maurits.

[287] Verklaringen van De Bolle Jozef, Focquier Louis, Hazen Henri, Moonen Edmond, Nijs Henri, Pir Jozef, Pluym Jaak, Thielemans Frans, Totté Frans, Vanregenmortel Jules, Vanthienen Jozef, Vermaesen Maurits en Wellekens Petrus, bewaard in DOS, dossiers Hazen Henri, Vanthienen Jozef, Vermaesen Maurits en Wellekens Petrus.

[288] Verklaring Nijs Henri, bewaard in DOS, dossier van Vermaesen Maurits.

[289] DOS, dossier Vermaesen Maurits.

[290] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der Zaak. Von Hören Wilhelm, Pitz Johan, Van Thielen Emiel, p. 4-5.

[291] Bewaard in DOS, dossier Vermaesen Maurits.

[292] SOMA, BG 39, België Vrij, nr. 3, december 1941.

[293] SOMA, AA 408, Nota’s over de evaluatie van de sluikpers door de Staatsveiligheid te Londen, 1943.

[294] Guldenboek van de Belgische Weerstand, Brussel, 1948, p. 82.

[295] DOS, dossier Suy Jozef. Hij werd gearresteerd op 18 december 1941, en op 28 november 1942 samen met zeven anderen te Breendonk gefusilleerd, als vergelding voor de moord op de rexistische burgemeester Teughels van Charleroi.

[296] DOS, dossier Van Echelpoel Jan. De dossiers van de overige arrestanten bevatten evenmin aanwijzingen.

[297] Verklaring Gillis Remy, bewaard in DOS, dossier ‘Politieke Gevangene’ van Gillis Remy.

[298] DOS, dossier van Gillis Remy.

[299] DOS, dossier van Jacobs Pieter.

[300] DOS, dossier van Malfaison Alberic.

[301] DOS, dossiers Denbroeder Guillaume, Crutzen Victor.

[302] DOS, archieven Marburg, Wirtschaftsabteilung III, Gruppe 7 (map 2493).

[303] DOS, dossier Suy Jozef.

[304] Bert Van Hoorick zei overigens dat John De Renty er “[…] een grote invloed [had] op het personeel.” B. Van Hoorick, In Tegenstroom. Herinneringen 1919-1956, Brussel, 1982, p. 89.

[305] DOS, dossiers Christiaens Alexander, D’Hollander Adolf, Slagmolen Joannes, Van der Vaet Hyppoliet, en Van Nuffel Hyppoliet.

[306] De historiek van de Ambtelijke Berichten werd, tenzij anders vermeld, samengesteld op basis van DOS, dossiers “Weerstander door de Sluikpers” van Claesen Fernand, Doms Fernand, Francart Aimé, Hermans Fransiscus, Heyrman Lodewijk, Lommaert Leon, Mengal Theodore, Reintjens Louis, Van den Broeck Henricus en Verhelle Jozef.

[307] Meer over Paelinckx kan gevonden worden in F. Bellens, De burgemeesters van Brasschaat in de XXste eeuw, Brasschaat, 1994, 99 p.

[308] De reden hiervan is dat slechts Louis Reintjens en Henri Van den Broeck een dossier bezitten waarin de eerste uitgave van de Ambtelijke Berichten uitgebreid ter sprake komt. In beide dossiers overheerst het relaas van Reintjens. Leon Lommaert bezit jammer genoeg geen dossier.

[309] L. Reintjens, Historiek van den Weerstand tegen den bezetter vanaf 18 Mei 1940 tot bij de demobilisatie van den weerstand, 1946, pp. 1-7. Hierna: Historiek.

[310] Ambtelijke Berichten, nr. 1, ongedateerd [september 1942].

[311] Reintjens stelt in zijn verslag van het verzet te Brasschaat dat een tweede nummer gepland werd, en wel omwille van het succes van het eerste pamflet, waardoor de vraag naar een vervolg ontstond. Een verklaring voor het uitblijven van dat tweede nummer geeft hij niet. Zie L. Reintjens, Historiek , p. 7.

[312] Dit gebrek aan bevelsstructuur kostte Louis Heyrman later zijn toelating tot het statuut van de Burgerlijke Weerstand. De controlecommissie noemde de groep een “zeer los en accidenteel verband”, dat “geen hiërarchie” bezat. DOS, Louis Heyrman, dossier Burgerlijke Weerstand.

[313] Reintjens zag Lommaert wel als leider van de groep. Zonder hiermee het belang van Lommaert te willen ontkennen, dient toch opgemerkt te worden dat dit beeld vooral op indrukken moet gebouwd zijn. Lommaert nam slechts het heft in handen na de aanhouding van Reintjens, die op zijn beurt pas vrijkwam na de arrestaties van oktober 1943 en Lommaert dus niet in die functie kan gekend hebben. L. Reintjens, Historiek , p. 5.

[314] Verklaring Lommaert Leon in DOS, dossier Francart Aimé.

[315] Verklaring Heylen Yvonne in DOS, dossier Van den Broeck Henri.

[316] Aanvankelijk was Eugeen Dirckx lid van de NKB te Lier, maar hij leefde ondergedoken sinds maart 1943. Waarschijnlijk kwam hij pas in april 1943 in het Antwerpse terecht, waar de groep rond Gustaaf Heymans hem een schuilplaats bezorgde. Mogelijk was dit de villa van Jozef Verhelle. Dirckx werd gearresteerd op 5 mei 1943, na een treffen met Gustaaf Heymans aan het Looibroekdok. In: Uiteenzetting der feiten lastens Dirckx Eugeen, Thonon Emiel Theofiel en Verhulsdonck Theodoor, p. 5. Hierna: Uiteenzetting.

[317] Dirckx zou daarbij zelfs ingeschakeld zijn bij de productie van de Ambtelijke Berichten: “…een kleine villa, waarvan de eigenaar hem eten bracht en voor wie hij tijdens zijn verblijf vlugschriften copieerde.” Uiteenzetting, p. 16.

[318] Gelijktijdig werden ook nog Jan Caluwaert en Walter De Broeck aangehouden.

[319] “Zij spraken samen af om zich een volgende dag terug te zien, maar moesten vaststellen dat op het overeengekomen rendez-vous noch Hermans noch Lommaert, die argwaan gekregen hadden, aanwezig waren en aan deze zaak werd dan voorlopig niet voortgewerkt.” Uiteenzetting, p. 16.

[320] Kriminal Oberst Assistent Frankenstein was belast met de bestrijding van de “Nationale Weerstand” (afdeling IV.D), meer bepaald de Witte Brigade (IV.D1) en de Koningsgezinde Beweging (IV.D2). Afdeling IV.D3 was bevoegd voor de bestrijding van de overige groepen. Denkelijk werden de zes overgedragen arrestanten er van verdacht lid te zijn van het Geheim Leger.

[321] Dirckx beweerde op zijn proces dat hij Verhelle bewust liet ontsnappen, “omdat hij het was, die hem eten gebracht had toen hij in Brasschaat ondergedoken leefde.” Van Verhelle is geen getuigenis over de actie bewaard gebleven. Uiteenzetting, p. 17.

[322] Verklaring Yvonne Heylen in DOS, dossier Louis Reintjens

[323] Verklaring Yvonne Heylen in DOS, dossier Louis Reintjens.

[324] Het is niet duidelijk of Edmond Crahay (la Libre Belgique) al of niet familie was van Jean Crahay (De Volksgazet).

[325] Verklaring Heyrman Lodewijk in DOS, dossier Heyrman Lodewijk.

[326] De Tribune, juni 1942, p. 1.

[327] Jef Van der Helst diende overigens nooit een aanvraag in tot erkenning als ‘Weerstander door de Sluikpers’.

[328] “In Antwerpen had de KP eind 1927 vier vakbondskernen: de metaalbewerkers, diamantbewerkers, de dokwerkers en de bedienden. De werking bleef verzekerd. De werkelijke aanhang [van de trotskistische oppositie] werd voornamelijk gesignaleerd bij de scheepsherstellers (Jef Van der Helst) en de markeerders (Frans Van Cronenborh).” N. De Beule, Het Belgisch Trotskisme 1925-1940, Gent, 1980, 276 p.

[329] Amsab-ISG: Archieven en documenten van personen. Klein archief - personen, archief nr. 000.5 / 8, Mertens Alice (echtgenote Jozef Van der Helst).

[330] Beide pamfletten worden als fotocopiën bewaard in het SOMA (AA 902, Documenten Jef Van der Helst betr. havenarbeiders Antwerpen). Het tweede wordt eveneens bewaard in het Amsab-ISG (Archieven en documenten van personen. Klein archief - personenarchief nr. 000/5.4 Mertens Alice). Het eerste pamflet beslaat vier gestencilde bladzijden, het tweede pamflet is twee bladzijden lang.

[331] Jef Van der Helst, Wij zwijgen niet, [1942], p. 1.

[332] SOMA, AA 902, Documenten Jef Van der Helst betr. havenarbeiders Antwerpen.

[333] J.-W. Stutje, Ernest Mandels kleine oorlog. Revolutionaire socialisten in bezettingstijd, 1940-1945, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2003, 12, pp. 7-49.

[334] J.-W. Stutje, Ernest Mandels kleine oorlog…, p. 17.

[335] Over de vroegere rol van Lode Polk zie N. De Beule, Belgisch Trotskisme 1925-1940, Gent, 1980, 276 p.

[336] Verklaringen van Mandel Henri en Loots Camille, bewaard in DOS, dossier Polk Lodewijk. Hij verkreeg in die procedure overigens geen erkenning. Leo Lejeune, zelf betrokken bij het belgiscistische verzet, schreef Polk zelfs het verdelen van de koningsgezinde La Libre Belgique toe! (Dossier postuum opgemaakt op naam van Lodewijk Polk, bewaard in SOMA, AA 1056 / 30)

[337] Historiek van de groep Vrank en Vrij, bewaard in SOMA, AA 756 / 16 / 203, fonds Leo Lejeune.

[338] J.-W. Stutje, Ernest Mandels kleine oorlog…, p. 19.

[339] Amsab - Centrum Antwerpen, vlugschrift A19.

[340] Zie J. Gotovitch, Du Rouge au Tricolore, Bruxelles, 1992, p. 110.

[341] Bert Van Kerkhoven, in SOMA, AA 894, “Vijfentwintig jaar socialistische arbeid in het arrondissement Antwerpen”.

[342] Jos Van Eynde, interview.

[343] “De eerste periode hebben wij anti-Duitse pamfletten en manifesten verspreid.” Verklaring Van Kerkhoven Bert in DOS, dossier Dequeecker Maurice.

[344] Verklaringen in DOS, resp. dossiers Dequeecker Maurice, Cassiers Ward en Van Eynde Jos.

[345] Jos Van Eynde, interview.

[346] Jeanne Brabants (wed. Bert Van Kerkhoven), interview 23 april 2004. Van haar was ook de uitdrukking “het huis van Herzl”.

[347] “Il doit y avoir eu un peu de romantisme aussi.” Jos Van Eynde, interview. Vanaf 1914 was de Volksgazet de krant van de partij, tevoren was het De Werker.

[348] “Zijn voornaamste activiteit in de sluikpers bestond in het opsporen van personen voor het zetten van de tekst en het drukken van de bladen.” Verklaring Van Kerkhoven Bert in DOS, dossier Dequeecker Maurice.

[349] Over vroegere activiteit: verklaring Dequeecker Maurice in DOS, dossier Cassiers Ward.

[350] Verklaringen van Dequeecker Maurice en De Meulder Jeanne in DOS, dossiers Major Louis respectievelijk Dequeecker Maurice.

[351] Tijdens de bezetting woonde Jeanne De Meulder in de Laar te Borgerhout. Verklaringen van De Meulder Jeanne en Dequeecker Maurice in DOS, dossiers De Meulder Jeanne, Dequeecker Maurice en Peeters Jan.

[352] Mogelijk het tweede nummer van De Werker. Verklaringen van Dequeecker Maurice in DOS, dossiers Major Louis en Peeters Jan.

[353] Jos Van Eynde, interview (“quelques centaines”). Verklaringen Van Kerkhoven Bert en De Meulder Jeanne in DOS, dossiers Dequeecker Maurice.

[354] Amsab-Centrum Antwerpen.

[355] Verklaring Guillaume Karel Jozef in DOS, dossier Peeters Jan.

[356] Verklaring Van Eynde Jos in DOS, dossier Dequeecker Frans.

[357] Verklaring Peeters Jan in DOS, dossier Peeters Jan.

[358] Jos Van Eynde, interview.

[359] Verklaringen Dequeecker Maurice in DOS, dossier Major Louis.

[360] Jeanne Brabants, interview 23 april 2004.

[361] Verklaring Van Kerkhoven in DOS, dossier Voorbraeck Dis.

[362] DOS, dossier Van der Aa Leon.

[363] De meest uitgebreide lijst is de “Lijst van clandestiene medewerkers uit het Antwerpsche”, gemaakt door Bert Van Kerkhoven, en gedateerd op 27 juni 1946. Deze lijst is vanzelfsprekend het meest uitgewerkt waar het de eigen contacten van Van Kerkhoven betreft. (Met dank aan Jeanne Brabants). Een iets minder uitgebreide lijst, maar duidelijk gebaseerd op de voorgaande, bevindt zich in SOMA, AA 894, “Vijfentwintig jaar socialistische arbeid in het arrondissement Antwerpen”.

[364] Verklaring Reussens Jos en Van Kerkhoven Bert in DOS, dossier Van Kerkhoven Bert.

[365] DOS, R 610 Tr 237367 / 26 (Werken van Patriottische Verbondenheid: Socrates).

[366] Verklaringen Cloos Frans en Van Kerkhoven Bert in DOS, dossier Van Kerkhoven Bert.

[367] DOS, R 610 Tr 237367 / 26 (Werken van Patriottische Verbondenheid: Socrates). Hij zat daarmee in hetzelfde groepje als Vogelina Lobe.

[368] Verklaring Van Mol Alfons in DOS, dossier Dequeecker Maurice.

[369] DOS, dossier De Crom Georges.

[370] Verklaring Major Louis in DOS, dossier Dequeecker Maurice.

[371] DOS, dossier Cassiers Ward.

[372] Verklaringen van Van der Aa Leon en Colson Eugène in DOS, dossier Van der Aa Leon. Zie ook de verklaring van Van der Aa Leon in DOS, dossier Cassiers Ward.

[373] Zie DOS, dossiers Gillis Remy, Lenaerts Rik, Luyten Wim en Peeters Jan.

[374] Jos Van Eynde, interview (p. 23). Dit werd bevestigd door Jeanne Brabants (pers. med.). Zie ook Louis Major, in J. Gotovitch, Du Rouge au Tricolore. Les communistes belges de 1939 à 1944. Un aspect de l’histoire de la Résistance en Belgique, Brussel, 1992, p. 456.

[375] Verklaring Peeters Jan in DOS, Peeters Jan.

[376] Zie DOS, R 522 Tr 249552. Jan Luys werd op de kranten vermeld als verantwoordelijke uitgever.

[377] Persoonlijk mededeling van Louis Roth, bevestigd door Jeanne Brabants. Gedurende de bezetting werd Volk en Staat er gedrukt.