De door de politierechter geregistreerde criminaliteit tijdens het crisisdecennium in Lokeren, 1840-1850 (Annelies Coppieters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

1 Probleemstelling

 

Ik heb er voor gekozen om een onderzoek te voeren naar het criminaliteitsverloop tijdens de jaren 1840-1850. Het sociaal-economisch aspect van de geschiedenis, meer bepaald de gevolgen van de economie op het dagelijkse leven, lijkt me interessant om te onderzoeken. Het conjunctuurverloop beïnvloedt de dagelijkse beslommeringen, daar kunnen we niet omheen. Bovendien vindt er in de loop van de 19e eeuw een verschuiving in de productieorganisatie plaats. De impact van de industrialisatie dringt door tot in alle facetten van de maatschappij.

Criminaliteit en afwijkend gedrag intrigeerden me altijd al. De aandacht die besteed wordt aan zware misdaden is vandaag de dag overdonderend. Roofmoorden, gezinsdrama's en aanrandingen worden breed uitgesmeerd in de pers maar de 'kleine criminaliteit' lijkt me boeiender omdat ze het dichtst bij de 'gewone' mensen staat en omdat deze volksmensen, waarover we normaal gezien bijster weinig te weten komen, getypeerd worden in deze bronnen. Dat vind ik een interessante en voldoende meerwaarde om de lichtere misdrijven en overtredingen te bestuderen.

Hiermee sluit ik aan bij de sociaal-economische oriëntatie waarvoor de geschiedwetenschap resoluut opteert in de jaren 1970. De historicus concentreert zich meer en meer op 'de kleine man', in zijn alledaagsheid zonder evenwel de ruimere maatschappelijke context uit het oog te verliezen: 'Alltaggeschichte' en 'history from below'.

Danny Anné schrijft dat het historische criminaliteitsonderzoek het best lijkt te beantwoorden aan de eis om 'Geschichte von unten' te schrijven omdat men zich hier bezighoudt met het alledaagse leven van de criminele populatie[1]. Deze studie bevindt zich echter op een breukvlak. Doordat er bronnenmateriaal van de politierechtbank onderzocht wordt, krijgen we een zicht op de instelling van de politierechtbank en wordt dit aspect van de geschiedenis vooral 'van boven uit' bestudeerd.

 

Ik neem voor mijn onderzoek de lokale invalshoek als uitgangspunt.

Nadat ik een bronnenprospectie gedaan had, heb ik er voor gekozen om de stad Lokeren onder de loep te nemen omdat ik het belangrijk vind om een stad te bestuderen die ik goed ken en die me oprecht interesseert.

De onderzoeksresultaten van deze lokale studie kunnen de algemene trends niet enkel aanvullen maar ook nuanceren. Volgens mij ligt hierin de kracht van een microstudie. De globale geschiedschrijving heeft nood aan lokaal onderzoek om vanuit een veelheid aan plaatselijke studies tot veralgemeningen te kunnen komen. Daarnaast is een licentiestudent uiteraard gebonden aan het tijdbestek van twee jaar: een haalbare geografische en chronologische afbakening is dus noodzakelijk. Chronologisch baken ik mijn onderzoek af van 1840 tot 1850. De keuze om slechts een decennium te onderzoeken, wordt gestimuleerd door de vraagstelling (Hoe reageert de Lokerse bevolking op de crisis van de jaren 1840?) en door het bestaan van een onderzoek naar de kleine criminaliteit in Lokeren tijdens het einde van de 19e eeuw (zie verder, S. Meersman).

Ik heb deze studie opgevat als een contextuele benadering waarbij sociale, economische, politieke en eventueel andere factoren mee in beschouwing genomen worden. Ik ben er van overtuigd dat er geen enkel historisch fenomeen 'an sich' kan verklaard worden. Er moet altijd rekening gehouden worden met een veelheid aan onderlinge relaties. Een deel ervan kan vrij makkelijk waargenomen worden omdat ze aan de oppervlakte liggen maar een ander deel vereist een grondige analyse en ligt helemaal niet voor de hand.

Ik pleit hier niet voor een 'totaalgeschiedenis', dat is anno 2002 niet meer mogelijk, maar ik wil gewoon duidelijk stellen dat criminaliteit en meer bepaald de veranderingen in criminaliteitspatronen, niet los van de eigentijdse samenleving kunnen bestudeerd, laat staan verklaard worden. Kennis van de politieke, sociaal-economische toestand van het midden 19e-eeuwse Lokeren is dus cruciaal[2].

 

De twee hoofdtoetsen in deze scriptie zijn de drievoudige crisis waarmee de midden 19e-eeuwse samenleving geconfronteerd wordt en de 'kleine' criminaliteit die toen in Lokeren gepleegd is. Er is geen consensus over de definiëring van criminaliteit. De criminologische wetenschap biedt ons een aantal definities aan[3].

Ik gebruik de term 'kleine criminaliteit' in de betekenis van al de wetsovertredingen die voor de politierechter of, zoals men het vroeger zegde, voor de rechtbank van enkele politie gebracht worden[4]. Veel criminologen zullen een beetje meewarig het hoofd schudden als ze lezen dat criminaliteit in deze studie enkel de gerechtelijk geregistreerde misdrijven omvat maar een historicus kan enkel de middelen gebruiken die voorhanden zijn en de beperkingen van het bronnenmateriaal duidelijk stellen. In de jaren 1840 raakt de traditionele linnennijverheid in verval. Bovendien wordt Vlaanderen geteisterd door twee opeenvolgende misoogsten en breekt de aardappelziekte uit.

De crisis van het midden van de 19e eeuw dringt door tot alle facetten van het maatschappelijke leven en kan dus ook niet enkel onder de noemer 'economie' geklasseerd worden. De gevolgen van deze economische crisis reikten veel verder dan dat[5]

Wat is de weerslag van deze crisis op de kleine criminaliteit in Lokeren? Stijgt deze criminaliteit zoals Jacquemyns en velen na hem beweren?

Worden er in een latere periode minder misdrijven gepleegd dan tijdens de crisisperiode? Of andere soorten misdrijven? Welke misdrijven nemen toe tijdens de crisisjaren?

 

Mijn probleemstelling valt uiteen in twee delen.

Ten eerste ga ik de invloed onderzoeken die de crisis op de kleine criminaliteit uitoefent in de stad Lokeren. Ik ga de verhoudingen tussen de verschillende soorten misdrijven analyseren en de sociale achtergrond van de daders en de slachtoffers doorlichten.

Ten tweede ga ik mijn onderzoeksresultaten kaderen in een ruimere context. Enerzijds ga ik het beeld dat in de literatuur opgehangen wordt van de criminaliteit tijdens de crisis toetsen aan een concreet geval, de stad Lokeren. Jacquemyns, Sabbe, Van Isacker en Vandenbroeke stellen dat de criminaliteit stijgt tijdens de crisisjaren. Ik ga de resultaten van mijn onderzoek hierin plaatsen en doordat ik de lokale context als invalshoek gekozen heb, kan ik dat beeld ook nuanceren. Anderzijds ga ik mijn resultaten vergelijken met de bevindingen van Sara Meersman. In haar licentiaatverhandeling 'Politioneel geregistreerde criminaliteit in Lokeren van 1868 tot 1914' heeft zij de kleine criminaliteit in Lokeren bestudeerd op basis van het politiearchief. Meersman heeft de misdrijven opgedeeld in zes categorieën: vermogensdelicten, gewelddelicten, seksuele delicten, verstoren van de openbare orde, verkeersovertredingen en varia. Ze geeft een duidelijke definitie van elk soort delict. Soms deelt ze deze categorieën nog verder op en voor elke indeling geeft ze een tussenbesluit.

In een tweede deel schetst ze een profiel van de daders. Ze belicht de leeftijd, het beroep, de woonplaats, het geslacht en het recidivisme.

 

Ik ben me er ten zeerste van bewust dat hetgeen ik verwacht, een stijging van de kleine criminaliteit in de crisisperiode, waarschijnlijk ook de conclusie zal zijn die ik op het einde van mijn onderzoek zal trekken. Maar ik ga de meerwaarde die een micro-onderzoek biedt, namelijk de lokale context als invalshoek, positief benutten.

Bovendien ga ik eventuele veranderingen in het criminaliteitspatroon tijdens de crisisperiode proberen opsporen en benoemen.

 

Het doel van dit onderzoek is dus enerzijds een gedetailleerde analyse van de kleine criminaliteit in Lokeren (misdrijven, daders en slachtoffers) en anderzijds de toetsing aan en de nuancering van de stelling dat de criminaliteit tijdens de crisis stijgt en een vergelijking met de onderzoeksresultaten van Sara Meersman. Naast een kwantitatieve benadering van de criminaliteit worden de verhoudingen tussen de misdrijven, de veranderingen tijdens de crisisjaren en verklaringen hiervoor, het sociaal profiel van de daders en de slachtoffers bestudeerd en doorgelicht

 

In een derde deel wordt gereflecteerd over armoede en criminaliteit en het verband tussen beide. Er wordt voornamelijk aandacht besteed aan diefstal. Op basis van de armenlijsten van 1844 en de verslagen van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en schepenen wordt, in de mate van het mogelijke, een verband gezocht tussen de 'kleine' criminelen van de periode 1840-1850 (minuten van vonnissen) en de personen die ingeschreven staan in de armenlijsten.

 

2 Stand van zaken

 

De archiefvorming van de rechterlijke macht verloopt niet van een leien dakje. Binnen de verschillende rechtbanken (bijvoorbeeld de politierechtbank) zijn afzonderlijke organisatie-eenheden (bijvoorbeeld de griffie bij de politierechtbank) werkzaam die elk  een groot aantal archiefbescheiden produceren.

Er rust een zware taak op de schouders van de Rijksarchiefdienst. Er moet niet alleen geklasseerd worden maar er moet ook op een verantwoorde manier geselecteerd worden[6].

Bovendien is er een toenemende belangstelling van de sociale wetenschapper voor wat men 'l'histoire de la justice' noemt. Deze interessegolf is pas echt op gang gekomen in de jaren 1980. De ondervertegenwoordiging van de 19e- en de 20e-eeuwse rechtsgeschiedenis is frappant in vergelijking met voorgaande periodes.

Xavier Rousseaux stelt dat de rechtsgeschiedenis als wetenschappelijke discipline pas laat ontstaan is in de jonge Belgische staat. In de wetenschappelijke vorming werd voorrang gegeven aan het Romeinse recht en het gewoonterecht die beide in zwang zijn tot het midden van de 19e eeuw[7].

Velle schrijft deze late ontdekking van de 19e- en 20e-eeuwse juridische geschiedenis toe, aan de gebrekkige toegankelijkheid van verschillende archiefbestanden en vooral de beperking van de openbaarheid door de 100-jaren regel. Deze regel stelt dat gerechtelijke stukken pas na een termijn van 100 jaar bestudeerd mogen worden door derden. Ook de onwetendheid over taken en bevoegdheden van de rechterlijke macht belemmert de doorbraak van de justitiegeschiedenis van de Nieuwste Tijd.

Het duurt tot de jaren 1970 vooraleer historici zich beginnen interesseren in de vredegerechten, en dan nog meestal buiten België.

De Belgische historici hebben dit terrein tot in de jaren 1980 braak laten liggen. Het is zo dat er voor België nog altijd een grote synthese ontbreekt van de geschiedenis van de rechtspraak, naar het voorbeeld van de Franse[8]. Rousseaux spreekt van 'un champ vierge' en 'l'une des terrae incognitae de l'histoire de la Belgique contemporaine'[9].

 

Engelse en Amerikaanse onderzoekers van de criminaliteit in het verleden bestempelden hun werk als 'history of crime'. De verdienste voor de theoretische fundatie 'Historische Kriminologie' komt vooral van W. Middendorff door zijn publicatie van 'Probleme und Aufgabe der Historischen Kriminologie' (1967). De term wordt in 1981 geherintroduceerd door D. Blasius[10].

Rousseaux schrijft hierover '… grâce aux travaux de criminologues intéressés par la mise en perspective longue et surtout des historiens de la criminalité qui ont multiplié les recherches sur les sources policières, judiciaires et pénitentiaires du 19e siècle[11].'

In dit kader is het belangrijk om weten dat er sinds enkele jaren een cursus 'historische criminologie' georganiseerd wordt door professor Dr. P. Hebberecht in de vakgroep van de Criminologie en het Strafrecht aan de Universiteit van Gent. In deze colleges wordt uitgebreid aandacht besteed aan het historische facet van de criminologie en aan het criminologische aspect van de geschiedenis. Voor een historicus die een criminaliteitsonderzoek in het verleden uitvoert, is deze lessenreeks verplichte kost.

 

De criminaliteitsgeschiedenis van de 19e eeuw is lange tijd vrijwel uitsluitend gefocust op de misdrijven die met zware straffen worden bestraft. Een recente verschuiving in de historische belangstelling zorgt er voor dat hedendaagse onderzoekers niet enkel meer geïnteresseerd zijn in ophefmakende maar ook in banale zaken. Sinds het einde van de jaren 1980 kan ook de strafbaarstelling van de zogenaamde 'alltägliche Kriminalität' op een groeiende historische interesse rekenen[12].

Ik heb me verdiept in zo'n 'banale' zaken maar wel banale zaken die tot een proces geleid hebben. Koningsmoordenaars zijn misschien spectaculairder dan houtdieven maar dit verantwoordt niet dat deze laatste genegeerd worden. Ze worden veroordeeld door de eigentijdse rechter op basis van de toen in zwang zijnde wetten en reglementen. De studie van deze casussen kan dus goed dienen als barometer van de midden 19e-eeuwse maatschappij te Lokeren. Bovendien staat een vergelijking op kleine en op grote schaal toe de veranderingen en verschuivingen in het criminaliteitspatroon op te merken tijdens een welbepaalde periode, namelijk de structurele crisis van de jaren 1840.

 

3 Bronnenduiding

 

De gerechtelijke bronnen die de pijler vormen van deze scriptie zijn de minuten van vonnissen van de Lokerse politierechtbank die opgesteld zijn tijdens het decennium 1840-1850.

Vanaf het midden van de 19e eeuw worden de minuten ingebonden in vonnisboeken. In sommige gevallen worden de vonnisboeken geklapperd op naam van de betichten. De door ons onderzochte minuten van vonnissen zijn niet ingebonden of geklapperd.

De minuut is het originele document. 'On l'appelle minute du latin minuta, parce qu'il est écrit en plus petit caractères que l'expedition[13]'. De minuten worden op de griffie bewaard. De expedities van de bescheiden zijn voor de partijen bestemd. De griffier stelt de minuut tijdens de zitting op. Soms brengt de rechter, indien nodig, op het einde van de zitting correcties aan.

Het vonnis is ontegensprekelijk het voornaamste stuk van een rechtbank. Voor sociale geschiedenis is het alleszins een interessante bron[14].

De minuten van vonnissen bevatten naast de naam, het beroep, de woonplaats en de leeftijd van de dader(s) ook de datum van het misdrijf. Als er een slachtoffer is, wordt de naam, in de meeste gevallen de woonplaats en het beroep en sporadisch de leeftijd van het slachtoffer vermeld. Uiteraard wordt ook de gerechtelijke uitspraak geregistreerd. Deze uitspraak bestaat uit de straffen, een boete en/of gevangenisstraf  en de wet(ten) waarop de rechter zich gebaseerd heeft. Daarnaast worden we ook op de hoogte gesteld van de proceskosten. Een vonnis telt gemiddeld 6 tot 8 bladzijden.

Nadat de politiecommissaris van Lokeren een proces-verbaal opgesteld heeft, neemt hij zijn taak als ambtenaar van het openbaar ministerie, die hem in 1801 toegewezen wordt, op. Hij draagt de meeste processen-verbaal voor aan de verschillende rechtbanken. Een selectie is onvermijdelijk: een aantal pv's komt niet bij de bevoegde rechtbank terecht. De minuten van vonnissen zijn de processen-verbaal die door de politiecommissaris doorgegeven zijn aan de politierechtbank.

 

Aanvankelijk had ik ook de strafdossiers geselecteerd als bronnenmateriaal maar na het doornemen van de eerste jaren bleek dat deze bronnen nauwelijks meer informatie bevatten dan de minuten van vonnissen. De strafdossiers zijn de dossiers van rechtspleging. Zij bevatten alle gerechtelijke stukken die te maken hebben met één zaak.

De omvang van de dossiers uit de eerste helft van de 19e eeuw is niet echt groot maar vanaf het einde van die eeuw neemt de omvang van de strafdossiers toe. Dit heeft zeker te maken met de uitbreiding van de bevoegdheid van de politierechter. Onder andere alle verkeersovertredingen komen onder de vleugels van de politierechter.

De strafregisters worden niet integraal bewaard. De ervaring leert, met de woorden van Karel Velle, dat de strafdossiers gevormd door de vredegerechten zelden meer informatie bevatten dan de informatie die in de vonnissen aangetroffen wordt. De strafdossiers worden trouwens niet bewaard om aan micro-onderzoek te kunnen doen maar wel om een beter inzicht in de werking van het gerecht en de afhandeling van strafzaken te bekomen[15].

De Lokerse registers zitten ook danig door elkaar en voor sommige gevallen is er geen dossier (meer), voor anderen slechts enkele krabbels, meestal staat er, weliswaar in een andere structuur, dezelfde informatie als in de minuten van vonnissen op. Enkele keren vond ik ook eerdere veroordelingen van een persoon (niet enkel voor de politierechtbank) en de naam van zijn vrouw en het aantal kinderen. Naast het feit dat deze bijkomende informatie onsystematisch is, biedt ze geen antwoord op mijn probleemstelling. Ik heb deze bronnenreeks niet gebruikt voor dit onderzoek.

De minuten van vonnissen die de politierechtbank geproduceerd heeft in de jaren 1840 stellen ons in staat om een statistisch antwoord op onze probleemstelling te formuleren. De literatuur en de aanvullende, kwalitatieve bronnen maken het mogelijk om verklaringen te zoeken voor de statistische vaststellingen.

Het enige hiaat in de gerechtelijke bronnen omvat de eerste zes maanden van 1849. De vonnissen nemen een aanvang in juli 1849.

 

Ik besloot, op aanraden van mijn promotor om gebruik te maken van de unieke bewaring van het armenregister van Lokeren voor het jaar 1844 om de verhouding tussen 'armoede' en 'criminaliteit' te onderzoeken. Het armenregister is een archiefstuk dat voortgebracht is door de Burelen van Weldadigheid. Hier stelt zich evenwel een tweevoudig probleem en dringt een doorgedreven bronnenduiding en kritiek zich op[16].

 

Om een beter beeld te krijgen van het toenmalige Lokeren heb ik de stadsverslagen, de verslagen van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen van de desbetreffende jaren doorgenomen. De jaarverslagen worden, net zoals de verslagen van het schepencollege en de gemeenteraad, bewaard in het stadsarchief van Lokeren.

De jaargangen 1836-1844, 1847-1848 en 1851 zijn aanwezig in handschrift. Vanaf 1846 bestaat er een continue gedrukte reeks. Van de jaren 1840-1850 staat er een verkorte versie in de verslagen  van het college van burgemeester en schepenen.

De verslagen van het schepencollege zijn een nuttige bron om een algemeen beeld te krijgen van de situatie in de betreffende periode. Vooral de bijgevoegde brieven van en aan hogere instanties bieden heel wat nuttige informatie.Er zijn een pak overlappingen tussen de verslagen van de gemeenteraad en die van het college van burgemeester en schepenen.

 

Er is één Lokerse periodiek uit de crisisjaren bewaard. Op zondag 8 september 1844 start drukkerij A. De Smet-Themon met de uitgave van het Staat- en Letterkundig Nieuwsblad, de Gazette van Lokeren.

Tot 1864 wordt de Gazette gedrukt op een houten handpers. Op deze manier kan men ten hoogste enkele honderden bladzijden per dag drukken. De oplage is dus miniem.

In die dagen is een weekblad niet voor de gewone werkman. De Belgische grondwet van 1831 waarborgt de vrijheid van drukpers wel, maar het zogenaamde zegelrecht, de zware belasting die op kranten geheven wordt, zorgt ervoor dat enkel de vermogende lieden zich een weekblad kunnen permitteren.

De verschillende nieuwsberichten worden (blijkbaar) willekeurig op papier gezet want van enige ordening is er geen sprake. Frans De Vos schrijft dat het vaak gebeurde dat de tekst uit een ander blad geknipt werd. Bovendien stoorde het de lezers niet dat de berichten enkele weken oud waren. Nieuws verspreidde zich in die jaren niet zo snel als tegenwoordig.

Tot 1860 zijn de pagina's ingedeeld in drie kolommen. Daarna werkt men met een ijzeren pers en vanaf 1874 met een cilinderpers zodat er respectievelijk vier en vijf kolommen verschijnen.

In het eerste nummer omschrijft de uitgever de ideologische oriëntering van zijn weekblad. 'Liefde voor het vaderland, eerbied voor den godsdienst, betrachting des geluks onzer landgenooten, onpartijdigheid in staetszaken…' Bovendien vermeldt de uitgever in het eerste nummer ook dat het niet de bedoeling is dat de Gazette van Lokeren zich met verkiezingen en dergelijke zou bemoeien. De eerste jaren is de Gazette van Lokeren inderdaad een louter informatief blad maar na het tot stand komen van de liberale partij en vooral tijdens de 19e-eeuwse schoolstrijd neemt de redactie een pro-liberale stelling in.

De Gazette heeft geen belangstelling voor sociale problemen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de sociale samenstelling van het lezerspubliek. Het zijn vooral leden uit de kleine burgerij en welstellende landbouwers die het weekblad lezen. In de crisisjaren roept de redactie haar lezers wel op tot liefdadigheid. Het volgende citaat toont de weerspiegeling van de opvattingen van de burgerlijke klasse[17]. In de krant van 15 januari 1848 doet de redactie een oproep aan alle welgestelden 'om hun welstand te delen met vele hunner broeders. Wij willen smeken voor die ongelukkigen, welke over 2, 3 jaren tamelijk wel hun brood wonnen en nu gansch ten (g)ronde zijn. Het is voor brave, eerlijke maar daardoor zelfs allerellendigste huisgezinnen dat wij thans spreken. Steun niet alleen de rondzwervende armen, denk toch zonderlijk op degenen die zich schamen u eene smekende hand toe te reiken. Dit is het verdienstelijkste der liefdadigheidswerk'[18]. Toen later in de eeuw het socialisme zich begon te manifesteren in Lokeren zou de redactie zelfs openlijk partij kiezen voor de patroons en de arbeiders de raad geven zich niet te verzetten tegen hun bazen. 'Wanneer dat werkstaken zal ophouden, weten wij niet; 't zal misschien wel eerst de honger zijn, die er een einde zal aan stellen. O, die werklieden, die werklieden… '[19].

 

De voltallige reeks weekbladen van de jaargangen 1848 en 1849 bevindt zich in het SAL.

Daarnaast heb ik nog enkele losse exemplaren kunnen inkijken die in de centrale bibliotheek van de RUG liggen: 8 september 1844 (het eerste nummer van de eerste jaargang), 31 januari 1846 en 24 april 1847. De andere jaargangen zijn niet gelokaliseerd.

 

Hugo Arens wees me op de interessante aanvulling die een onderzoek van de lokale politiereglementen aan deze studie kan bieden.

Hij heeft voor Lokeren reeds een aanzet gemaakt met het onderzoek door de publicatie van het 'Reglement raekende de police der straeten en publique plaetsen daterend van 23 oktober 1817[20]'. Ik heb in het Stadsarchief van Lokeren de diverse stedelijke en politiereglementen en de documentatie en briefwisseling hierover doorgenomen en in het Rijksarchief van Gent de stukken en correspondentie betreffende reglementen en verordeningen van plaatselijke politie te Lokeren[21].

 

Om inzicht te krijgen in de werking en de organisatie van het toenmalige politiekorps heb ik verschillende archiefstukken doorgenomen die zich in het Stadsarchief van Lokeren bevinden.

De algemene briefwisseling van de politie is aan een onderzoek onderworpen. Hierin zit bijvoorbeeld een brief van de veldwachters voor nieuwe, warmere kleren, een brief van de provincieraad met richtlijnen over het sluitingsuur van herbergen, sollicitatiebrieven aan de burgemeester om politieagent te worden.

De dossiers van de politiecommissarissen heb ik doorgenomen om de in dienst zijnde commissarissen tijdens de onderzochte periode te kennen.

De dossiers in verband met de aanwerving van politieagenten bevatten voornamelijk sollicitatiebrieven. Ik kon echter geen sluitend overzicht geven van de toenmalige landelijke en stedelijke politieagenten omdat er nooit een antwoord van de burgemeester bijzit[22].

 

4 Methodologie

 

Wetenschappelijk onderzoek van de criminaliteit is altijd beperkt door een aantal filters. Deze filters zorgen ervoor dat we nooit een globaal beeld kunnen krijgen van het totale aantal gepleegde delicten, het totale aantal daders/slachtoffers,…

Een historisch criminoloog is gebonden aan het onderzoek van de geregistreerde criminaliteit. We kunnen ook niet méér doen dan een zo volledig mogelijk overzicht geven van de misdrijven en de filters die het globale beeld beperken, aanduiden.

Ik ga dit onderzoek voeren op basis van het archief van de politierechtbank. Dit zijn bronnen die afkomstig zijn van de instelling die de misdaden sanctioneert. De vonnissen van de politierechtbank zijn het gevolg van de processen-verbaal, opgesteld door de politiecommissaris. Daar ben ik me bij deze studie de hele tijd goed bewust van geweest omdat een verandering in de politieorganisatie, een strenger politieoptreden of een toenemende tolerantie van het beleid, het beeld van de geregistreerde criminaliteit kunnen beïnvloeden. De registratiebereidheid van de politie is ook een filter die het resultaat kan vervormen. Een nieuwe politiecommissaris zal zich misschien willen bewijzen tijdens de eerste jaren van zijn aanstelling terwijl een politiecommissaris die het einde van zijn loopbaan ziet naderen, het misschien wat kalmer aan doet. Soms vindt een agent het niet nodig om een proces-verbaal op te stellen omdat hij het misdrijf niet ernstig genoeg acht. Bovendien kennen de midden 19e-eeuwse agenten de inwoners van de stad vaak persoonlijk en laten ze het bij een waarschuwing. Naast veranderingen in het politionele apparaat en de registratiebereidheid van de politie is er de aangiftebereidheid van de slachtoffers. Bijlange niet elke persoon die slachtoffer is geworden van een misdrijf geeft dit aan. Het slachtoffer minimaliseert de misdaad en verdringt de herinnering eraan, hij of zij schaamt zich of is bang dat de dader zich zal wreken,… In de 19e eeuw gaan veel mensen nog biechten en luchten ze hun hart bij de priester. Hierdoor is de aangiftebereidheid zeer klein.

Deze filter noemt men de zogenaamde 'dark-number' criminaliteit. De dark-number verenigt alle gepleegde criminaliteit waarvan het gerecht geen weet heeft. Deze verscholen criminaliteit is sterk afhankelijk van de attitude van zowel de bevolking als van de overheid.

Bovendien wordt het beïnvloed door economische, sociale, politieke en culturele factoren[23].

Het feit dat een deel van de werkelijke criminaliteit aan het toeziende oog van de onderzoeker ontsnapt, is een probleem waar niemand omheen kan. We kunnen het enkel betreuren en duidelijk stellen dat we een studie over de geregistreerde criminaliteit voeren.

 

Wat de informatie over de slachtoffers betreft, krijgen we te maken met een grote groep onbekenden. Om geen vertekend beeld te krijgen bij de verhoudingen tussen de woonplaatsen en de beroepen heb ik deze groep onbekenden uitgeschakeld bij de interpretatie. Bij de daders is dit aantal onbekenden miniem maar de verhoudingen zijn hier ook berekend aan de hand van de gekende gegevens. In de tabellen vindt u steeds de verhoudingen met de groep onbekenden erbij en de verhoudingen zonder deze onbekenden. Bij de verwerking in de tekst maak ik gebruik van de personen wiens leeftijd, woonplaats of beroep gekend is. We kunnen er van uitgaan dat de ontbrekende informatie geen homogene groep vormt maar dat dit te wijten is aan nonchalance of vergeetachtigheid van de griffier. Bij de grafieken die de absolute aantallen als waarde hebben, staan deze onbekenden wel vermeld. Hier vervormen ze de verhoudingen niet.

 

Nadat ik de geselecteerde minuten van vonnissen doorgenomen had in het RAB heb ik de hulp van een softwarekenner ingeroepen zodat de gevonden gegevens via Access en Excel op een overzichtelijke manier weergegeven kunnen worden, bepaalde gegevens gegroepeerd kunnen worden, er relaties tussen bepaalde gegevens kunnen worden gelegd en zodat vergelijkingen mogelijk worden en onregelmatigheden aan het licht komen[24].

Daarna heb ik enkele weken nodig gehad om alle gegevens in te voeren. Het gaat hier, naast de begane misdrijven, over de datum waarop het misdrijf gepleegd is, de namen, de beroepen, de woonplaats, de leeftijd en de gemeente van de daders en, indien vermeld, van de slachtoffers. In totaal zijn er 868 personen voor de politierechter verschenen tijdens het onderzochte decennium. In de bijlage is een volledige lijst opgenomen, inclusief recidivisten[25].

Als iemand twee of meerdere misdrijven gepleegd heeft, wordt die persoon  twee of meerdere keren vermeld in deze overzichtslijst. Het gaat immers over meerdere en vaak verschillende misdrijven. In een paar gevallen zijn er personen met dezelfde voor-en familienaam maar kunnen we geen uitsluitsel geven of  het over dezelfde persoon gaat. Voor een aanvullende studie van de bevolkingsregisters is geen tijd meer gevonden. De leeftijd van deze mensen zou kunnen kloppen (vb. 21 in 1843 en 25 in 1847) maar de personen oefenen een ander beroep uit en wonen op een andere plaats. Van werk veranderen en verhuizen is natuurlijk mogelijk maar hieromtrent is er geen zekerheid. Deze twijfelgevallen zijn als verschillende personen opgenomen in het bestand. Er zijn gewoon ook veel mensen met dezelfde naam in het 19e-eeuwse Lokeren.

 

Zowat op alle domeinen (beroep, woonplaats en begane overtreding) komen termen of formuleringen voor die ik, met de hedendaagse hulpmiddelen, niet kan verklaren. Ik heb geprobeerd om niets zomaar te vertalen naar 21e-eeuwse begrippen. Als het Van Dale woordenboek geen of slechts een twijfelachtige uitkomst gaf, ben ik in de bibliotheek van de Romaanse filologie mijn heil gaan zoeken. In het 19e-eeuwse woordenboek van de Franse taal van Litré heb ik verschillende termen teruggevonden die in de loop van de 19e en 20e eeuw uit het Franse taalgebruik geslopen zijn[26].

In 2000 is er een tentoonstelling georganiseerd over de straatnamen in Lokeren van vroeger en nu. Er is daarbij een boekje uitgegeven dat me erg van nut is geweest. Er komen in mijn bronnen immers straatnamen voor die nu niet meer bestaan. Maar zowel de oude als de nieuwe straatnamen staan in deze verdienstelijke handleiding vermeld[27].

Af en toe staat er 'près d'église, du pont…' in plaats van een straatnaam. Dit is typerend voor de tijdsgeest van dat moment. Men sprak ook effectief over Jean-Baptiste van bij de kerk,…

 

Bij de verwerking van het bronnenmateriaal uit het gerechtelijk archief is het in elke categorie (misdrijven, beroepen, woonplaatsen, leeftijd) noodzakelijk om onderverdelingen te maken opdat de resultaten ons een beeld van de (geregistreerde!) kleine criminaliteit kunnen geven.

 

Misdrijven

 

De misdrijven zijn onderverdeeld in vijf hoofdcategorieën. Deze hoofdcategorieën zijn nog eens onderverdeeld in subcategorieën. Onder deze subcategorieën staan de specifieke misdrijven gegroepeerd. Sommige misdrijven vallen samen met de subcategorie.

Het overzicht hieronder visualiseert de verbanden tussen de verschillende misdrijven, gegroepeerd per subcategorie en per hoofdcategorie.

 

1. Vermogensdelicten

1.1. Diefstal

1.1.1.   Diefstal van veld- en boomvruchten

1.1.2.   Diefstal van hout

1.2. Materiële schade

1.2.1.   Beschadigen van eigendommen

1.2.2.   Dieren die eigendommen van derden vernielen

1.2.3.   Stenen of andere harde voorwerpen op iemand gooien

1.3. Bedrog

1.3.1.   Gebruik van valse gewichten

1.4. Visvangstovertredingen

2. Gewelddelicten

2.1. Verbale geweldpleging

2.1.1.   Beledigingen

2.2 Fysieke geweldpleging

2.2.1 Lichte geweldplegingen

2.2.2 Mishandeling

3. Verstoren van de openbare orde

3.1. Overtreding op het sluitingsuur van herbergen

3.2. Ophef en drukte

3.2.1.   Overdag

3.2.2.   's Nachts

3.3. Afvuren van geweerschoten

3.4. Aanvallende hond

3.5. Overtredingen op de reinheid

3.5.1.   Stinkend water

3.5.2.   Weigering om de straat te kuisen

3.5.3.   Overtreding op het villen en begraven

4. Verkeersovertredingen

4.1. Verkeersovertredingen in enge zin

4.2. Dieren laten rondzwerven op straat zonder muilkorf en halsband

4.3. Vuiligheid/mest door de stad vervoeren

4.4. Weigeren bareelrechten te betalen

5. Andere

5.1. Overtreding op de handelswetten

5.1.1.      Verkoop voor het gestelde uur en/of op de verkeerd

5.1.2.      Zonder bevoegdheid optreden als meter of weger

5.1.3.   Overtreding van de wetten op het metriek stelsel

5.1.4.   Verzuim inschrijving in het vreemdelingenregister

5.2. Bouwovertredingen

5.2.1.   Nalatig i.v.m. herstel

5.2.2.   Verbouwen zonder toestemming

5.2.3.   Stenen op een publieke plaats leggen  zonder toestemming

5.3. Varia

5.3.1.   Verzuim inschrijving in het bevolkingsregister

5.3.2.   Zwemmen op een verboden plaats

5.3.3.   Overtredingen op de nachtwachtdienst

5.3.4.   Straatmuziek maken zonder toestemming

 

Beroepen

Ik heb de beroepen ingedeeld in verschillende hoofdsectoren omdat het er mij vooral om te doen is de daders en de slachtoffers in een sociale klasse te plaatsen. Enkel de hoofdsector ambacht en industrie is onderverdeeld in subsectoren. Het overzicht hieronder visualiseert de hoofd-en subsectoren waarin de verschillende beroepen geplaatst zijn. Voor een overzicht van alle beroepen gegroepeerd per sub-en hoofdsector verwijs ik naar de bijlage[28].

 

1 Landbouw

2 Ambacht en Industrie

     Voeding Kleding

     Bouw en hout

     Textiel

     Metaal

     Luxewaren

3 Transport,

4 Handel

5 Vrije beroepen

6 Ambtenaren/Bedienden,

7 Dienstpersoneel

8 Diverse arbeiders

9Andere

10 Zonder beroep

 

Soms staat er geen beroep vermeld als het over een vrouwelijke dader gaat. Meestal gaat het in deze gevallen over weduwen. Over het feit of deze weduwen geen beroep uitoefenen en dus technisch werkloos zijn, blijven we in het ongewisse. Deze categorie is opgenomen bij de personen zonder beroep. De meeste minderjarigen oefenen reeds een beroep uit maar in sommige gevallen vermeldt de griffier minderjarige zoon van persoon X  met beroep Y. Of het hier gaat over minderjarigen die naar school gaan of over werkloze minderjarigen komen we niet te weten. Ik heb dat dan ook op deze wijze ingevoerd omdat we zo weten uit welk sociaal milieu deze mensen komen. Het is in de 19e eeuw niet uitsluitend zo dat een zoon van bijvoorbeeld een wever ook wever wordt maar het gebeurde wel vaak.

Wanneer een vrouw gehuwd is, wordt haar echtgenoot volgens de wet van 1791 civiel aansprakelijk gesteld voor haar. Deze wet illustreert de maatschappelijke (en juridische) ondergeschiktheid van de vrouw in de 19e eeuw. We komen dit nochtans maar 1 keer tegen in de bestudeerde minuten. Een vrouw uit de hogere klasse heeft haar hond niet aan de leiband gehouden: haar echtgenoot wordt burgerlijk aansprakelijk gesteld voor de overtreding van zijn vrouw. In de andere gevallen waarin er sprake is van een vrouwelijke dader, wordt zij zelf voor de rechter gedaagd, getrouwd of niet en dient zij zelf haar boete te betalen.

In deze tijd wordt ook de baas van een dienstbode of een knecht burgerlijk aansprakelijk gesteld voor zijn werknemer. Een voorbeeld hiervan is de ophef en drukte die Pierre De Bock, een knecht, maakt in 1844. Zijn baas, de landbouwer Philippe De Maesschalck wordt verantwoordelijk gesteld voor de daden van zijn 'domestique'.

 

Leeftijd

De griffier noteert in de bronnen de leeftijd van de overtreders maar ik heb het geboortejaar van de gevonniste personen uitgerekend. Zo kom ik niet in de problemen als er recidivisten in het spel zijn. Vervolgens heb ik alle personen die een misdrijf begaan hebben, ingedeeld in leeftijdscategorieën van 5 jaar.

Over de leeftijd van de slachtoffers blijven we voor de overgrote meerderheid in het ongewisse. Het leek dan ook niet aangewezen om op basis van het beperkte aantal gegevens conclusies te trekken.

 

Woonplaats

De minuten van vonnissen zijn in het Frans opgesteld. Soms schrijft men 'demeurant dans la rue dite (vb) Lepelstraetjen' maar in een ander vonnis lees ik dan 'ruelle de ceuillère'.

De straatnamen die in het Nederlands geschreven zijn, heb ik op dezelfde wijze in mijn bestand opgenomen. In de loop der tijden hebben veel straten een verandering in de schrijfwijze ondergaan of een andere benaming gekregen. De straatnamen die enkel in het Frans genoteerd staan, heb ik naar het Nederlands vertaald; het ging hier steeds over nog bestaande straatnamen.

Eén straatnaam, 'ruelle de feuillierent', heb ik niet kunnen terugvinden. In het arsenaal straatnamen dat in de desbetreffende periode in voege is, heb ik enkele potentiële straatnamen als vertaling teruggevonden maar geen enkele met zekerheid. Ik heb de Franse 'vertaling' letterlijk overgenomen in de bronnenverwerking. Ik heb Lokeren onderverdeeld in verschillende secties.

De stadskern bestaande uit Beestenmarkt, Bosmanstraat, Brugstraat, Kauter, Grote Kaai, Grote Markt, Kapellestraat, Kazernestraat, Kerkstraat, Kerk(e)straatje, Knaptandstraatje, Knokkestraatje, Krekelhofstraatje, Kosterhofstraatje Lepelstraatje, Lindestraat, Luikstraat, Molenstraat, Molendreef, Kleine Kaai, Postdreef, Roomstraat, Schoolstraat, Sterrestraat, Veldstraat, Voermanstraat, Zandstraat, Zelestraat, Nieuwstraat en de plaatsaanduidingen 'dicht bij de draaiende brug' en 'dicht bij het station'.

Heirbrug met Puttenen, Keersmaeker en (dicht bij) Sint-Anna kapel.

Bergendriesch samen met de Gentdam, Heiliggeestmolenstraat, Karrestraat en Vredegerechtstraat, Nieuwpoort met de Hoekstraat en de Drongenstraat.

De Roos met de Groenstraat en Molsbergen, Staekte en Oudenbosch met de Damdreef

Heyende en Hillare, Spoele met Boxlaer, Everslaer, Naestveld, de Vierschaarstraat en de Bontinckstraat. Naast deze Lokerse wijken is er ook een categorie Daknam, een categorie Eksaarde en een categorie andere gemeenten.

Ik heb de gemeenten Daknam en Eksaarde afzonderlijk vermeld omdat het archief van het vredegerecht van Lokeren de 'kleine' criminaliteit vonnist die op het grondgebied van het kanton Lokeren plaatsvindt. Naast Lokeren zelf behoren ook Daknam en Eksaarde tot dit kanton. In bijlage zit een kaart van Lokeren[29].

 

Tijdens de verwerking van de gerechtelijke bronnen stelde zich nog een ander probleem. Ik kon nu wel exact vertellen hoeveel landbouwers, wevers… er voor de politierechtbank verschenen zijn in de bestudeerde periode maar ik wist niet hoeveel landbouwers, wevers … er toen in Lokeren woonden. Hier boden de nationale en lokale tellingen gedeeltelijk hulp.

In het SAL vinden we diverse landbouwtellingen. Er worden veel zaken (dieren, oppervlakte…) geteld maar geen landbouwers. We vinden er ook economische tellingen en statistieken. We krijgen informatie over de productie, de mechanisering, de fabrieken en de fabriekeigenaars maar geen cijfermateriaal over het aantal tewerkgestelde personen. Wat we hier wel in vinden, is een telling van de Lokerse landbouwbevolking van 1846. De lokale linnenenquête van 1846 stelt ons op de hoogte van het aantal spinsters en wevers dat actief is in het toenmalige Lokeren[30].

De nationale industrietelling van 15 oktober 1846 toont voor sommige nijverheden een enorme onderschatting van de tewerkstelling. In deze nationale telling van 15 oktober 1846 staat dat er in 1846 slechts  twee personen werkzaam zijn in de Lokerse weefsector. Dit cijfer strookt hoegenaamd niet met de werkelijkheid. In de industrietelling van 15 oktober 1846 zelf lezen we: 'Dans les colonnes réservées aux ouvriers, n'ont été compris que ceux qui travaillent au domicile, dans les usines, fabriques ou ateliers des maîtres qui les emploient, à l'exclusion des ouvriers qui travaillent dans leur propre domicile, à la pièce ou autrement.' De centrale overheid, initiatiefnemer van de tellingen, acht de uitschakeling van de thuisarbeiders noodzakelijk om dubbeltellingen te vermijden. De thuisarbeiders werken namelijk meestal voor verschillende patroons.

G.L. De Brabander stelt dat deze arbeiders vaak tot de categorie van de 'multiple job holders' behoren[31]. Een onderzoek van de bevolkingsregisters van Lokeren zou hier een oplossing kunnen bieden maar wegens de opgegeven tijdspanne, behoorde dit niet meer tot de mogelijkheden.

 

In een eerste deel wordt in een eerste hoofdstuk de situatie van het midden 19e-eeuwse Vlaanderen geschetst. In het tweede hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de situatie in Lokeren. Dit gebeurt zowel aan de hand van de reeds bestaande literatuur als van bronnenmateriaal. Het tweede deel van deze scriptie is de weergave van het onderzoek van de minuten van vonnissen die door de politierechter voortgebracht zijn tijdens het decennium 1840-1850 in Lokeren. Aan de hand van tabellen en grafieken worden bepaalde 'trends' opgespoord en verbanden blootgelegd. Met behulp van literatuur en aanvullend archiefmateriaal worden er verklaringen gezocht voor deze vaststellingen. Ook de sociale achtergrond van de daders en, in de mate van het mogelijke, van de slachtoffers wordt in beeld gebracht. Om het onderzoek aan een vergelijkende studie te onderwerpen, werd geopteerd voor de eindverhandeling van Sara Meersman. Hierdoor kunnen we de verkregen resultaten vergelijken met cijfers en vaststellingen i.v.m. de 'kleine' criminaliteit in Lokeren uit een latere periode (1868-1914).

In het eerste hoofdstuk van het derde deel wordt op basis van een literatuurstudie dieper ingegaan op het verband tussen criminaliteit en armoede en dan voornamelijk toegespitst op diefstal. Het tweede hoofdstuk geeft de resultaten weer van een vergelijkend onderzoek tussen de 'kleine' criminelen en de 'armen'.

De armenlijsten van 1844 worden bestudeerd en er wordt nagegaan of bepaalde personen die door de politierechter veroordeeld zijn ook ingeschreven staan in de lijsten van het bureel van weldadigheid, in welke mate en voor welke soorten overtredingen.

In het algemeen besluit worden de resultaten van de verschillende deelonderzoeken geïntegreerd.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 


 

[1]    D. ANNE, Studie van de kleine criminaliteit in de gemeente Temse (1830-1870), pp. 15-16, p.21

[2]    Zie deel I, hoofdstuk 2

[3]    Zie deel III, hoofdstuk 1

[4]    Definiëring 'kleine criminaliteit', zie Deel II, Inleiding

[5]    Zie deel I

[6]  K. VELLE, Recht en gerecht. Bibliografische inleiding tot het institutioneel onderzoek van de rechterlijke macht, pp. 35-36

[7]    X. ROUSSEAUX, Le droit pénal en Belgique au 19ième siècle, p. 453

[8]  J.P. NANDRIN, La justice de paix à l'aube de l'indépendance de la Belgique (1832-1848). La professionalisation d'une fonction judiciaire, pp. 18 - 19

[9]    X. ROUSSEAUX, Le droit pénal en Belgique au 19ième siècle, pp. 453-454

[10] D. ANNE, op.cit., p.12

[11] X. ROUSSEAUX, op.cit., p. 454

[12] K. VELLE, op.cit., pp. 36-38

[13] ibid., p. 187

[14] J. BEKERS, "Het archief van de politierechtbank als bron voor sociale geschiedenis. Een voorbeeld te Antwerpen omstreeks 1900", Bijdragen tot de geschiedenis, p. 188

[15] K. VELLE, "Het archief van het vredegerecht als bron voor familiekunde", De Vlaamse Stam , p. 56

[16] Zie deel III, hoofdstuk 2

[17] Zie deel III

[18] SAL, Gazette van Lokeren, 15 januari 1848

[19] SAL, Gazette van Lokeren, 29/11/1885 en 18/07/1886

     F. DEVOS, Honderdvijftig jaar persbedrijvigheid te Lokeren. In: N. VAN CAMPENHOUT Lokeren  vroeger: Een huldeboek voor wijlen Eerwaarde pater Dr. Vedastus Verstegen, pp. 37-42

[20] Zie bijlage 23

[21] SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen, 1839-1850

     SAL, Diverse stedelijke- en politiereglementen, 1839-1850

     RAG, Provinciaal archief, Stukken en correspondentie betreffende reglementen en verordeningen van plaatselijke politie te Lokeren, 1838-1850

[22] SAL, Politie : Algemene briefwisseling, 1839-1850

     SAL, Dossiers politiecommissarissen en adjunct-politiecommissarissen, 1848-1850

     SAL, Politie : aanwerving - en personeel dossiers politieagenten, 1835 -1850

[23] S. MEERSMAN, Politioneel geregistreerde criminaliteit in Lokeren van 1868 tot 1914, p. 20

[24] Zie bijlage 24

[25] Zie bijlage 21

[26] E. LITRE, Dictionnaire de la langue française (éd. De 1863), Paris, Hachette, 1963 – 1977, (5 vol.)

[27] Lokerse straten. Lokeren in straatnamen, Themanummer van de Heemkring De Souvereinen, Stedelijk Museum, van 10 september 2000 tot 28 januari 2001

[28] Zie bijlage 6

[29] Zie bijlage 25

[30] SAL, Diverse landbouwtellingen, 1841-1897

     SAL, Economische tellingen en statistieken, 1797-1862

     RAG, Lokale linnenenquête, 1846

[31] Recensement générale de l'industrie (15 octobre 1846), Brussel, 1851

     G.L. DE BRABANDER, De regionaal -sectoriële spreiding van de economische activiteiten in België, 1846-1910. Een bronkritische benadering. In : Bijdragen tot de geschiedenis, pp. 101-102