Toegankelijkheid

1.1. Definiëring van het begrip toegankelijkheid

Dit eindwerk staat volledig in het teken van het begrip toegankelijkheid. Het is dan ook nodig een duidelijk idee te hebben van alle facetten die hierop rechtstreeks betrekking hebben of er verband mee houden. In dit eerste hoofdstuk willen we dus stilstaan bij de vraag wat toegankelijkheid inhoudt. We zullen aan de hand van 2 bestaande toegankelijkheidsconcepten alle essentiële componenten op een rijtje trachten te zetten.

1.2. Toegankelijkheidsbenaderingen

Afhankelijk van het gezichtspunt van waaruit je dit begrip benadert, kan je met je antwoord twee richtingen uit.

De toegankelijkheid in fysische of enge zin

“Het verwijderen van deuren is één manier om drempels te verlagen.” (Uit: Zeg het beste, denk de rest) W. J. Schoenmaker.

Dit citaat van Schoenmaker geeft op heel treffende wijze de toegankelijkheid in enge zin weer. Francis Devisch treedt deze stelling bij wanneer hij stelt dat bereikbaarheid en betreedbaarheid niet de enige parameters mogen zijn om te bepalen of een gebouw ja dan neen toegankelijk is. De functionele toegankelijkheid – d.w.z. de bruikbaarheid van de bibliotheek – moet eveneens in rekening worden genomen. Inspanningen om de toegankelijkheid van een openbaar gebouw te verbeteren hebben slechts zin als er evenveel aandacht  wordt besteed aan elk van bovengenoemde pijlers.

De integrale toegankelijkheidsbenadering

De integrale toegankelijkheidsbenadering stelt gelijkwaardigheid voorop. Iedereen moet dus op een zelfstandige manier de bibliotheekvoorziening kunnen bereiken, betreden en gebruiken. Volgende definitie uit het ‘Handboek voor toegankelijkheid’ geeft goed weer hoe de balans tussen bovengenoemde componenten er naar de bibliotheek toe kan uitzien :

Toegankelijkheid is het fysieke antwoord op vragen zoals : hoe komen mensen bij een gebouw, hoe komen ze erin, hoe verplaatsen ze zich in het gebouw, hoe bereiken ze verschillende verdiepingen, hoe komen ze in de ruimten en hoe gebruiken ze de inrich­ting[1] ?

Maar er is nog een andere, even noodzakelijke pijler : de mentale toegankelijkheid. Hiermee wordt bedoeld: het openstaan voor een persoon met een handicap, zodat deze daadwerkelijk van een bibliotheekgebouw gebruik kan maken.

Bereikbaarheid, betreedbaarheid, bruikbaarheid en mentale toegankelijkheid zijn nauw met elkaar verbonden en kunnen niet los van elkaar toegepast worden.

1.3    Het waarom van toegankelijkheid

Het waarom van toegankelijkheid kan vanuit juridisch en sociaal oogpunt worden  benaderd. Hoewel deze twee aspecten een soort complexe eenheid vormen en derhalve vaak in elkaar overvloeien willen wij deze Siamese tweeling uit elkaar halen om een vollediger beeld te krijgen van de diverse factoren die een rol spelen in het toegankelijkheidsproces.

In wat nu volgt willen we het belang van een voor motorisch gehandicapten toegankelijke bibliotheek onderstrepen. Te vaak wordt alle heil verwacht van een specifieke dienstverlening naar mensen met motorische beperkingen toe. Boekendiensten aan huis hebben hun nut: dikwijls is het de enig overgebleven optie. Of het echter in elke situatie dé ideaaloplossing is, is maar de vraag. De fragmentatie van het aanbod blijft immers een feit.

Een toegankelijke openbare bibliotheek is hierop het  best mogelijke antwoord:

ze garandeert immers volledige vrijheid van keuze. De gebruiker hoeft zich niet meer af te stemmen op een voor hem of haar gemaakte preselectie door anderen. Uit hoofde van gelijkwaardigheid moet iemand zélf kunnen kiezen van welke bibliotheekfaciliteiten hij gebruik wil maken en die keuze mag niet beperkt worden door praktische of bibliotheektechnische overwegingen.

De bibliotheek kan ook beter haar rol van informatiebemiddelaar vervullen indien ze toegankelijk is: op die manier kan je namelijk je horizon verbreden en zit je niet altijd vast aan één en dezelfde denkpiste; bovendien biedt de OB de kans de vaardigheid om met verschillende infodragers om te gaan te ontplooien: dit is zeker een meerwaarde in de strijd tegen sociale en culturele isolatie.

Specifiek naar handicaps toe heeft de OB nog volgende troeven : ze kan informatie aanreiken omtrent diverse soorten handicaps. Een eerste vereiste om op een ‘gezonde’ manier met een vrij ingrijpende beperking - wat een handicap toch wel is - om te gaan, is er goed rond geïnformeerd zijn. Actief uitstippelen welke koers je kan én wil varen binnen niet zelfgekozen grenzen is pas haalbaar indien je weet waar je aan toe bent: in welk hokje pas je, wat zijn de perspectieven, welke opties heb je en bij wie kan je terecht om op medisch vlak de puzzel handicap te vervolledigen.

Daarnaast kunnen bibliotheken ook een significante rol spelen in het verkrijgen van enig inzicht in het wijdvertakte net van sociale voorzieningen die in het federale België gangbaar zijn. De federale structuur van ons land maakt het de persoon met een handicap niet bepaald eenvoudig: er zijn immers diverse echelons die elk een eigen ‘oplossingenframe’ aanbieden, inclusief voorwaarden om hiervan gebruik te kunnen maken. 

De openbare bibliotheek kan dus nog heel wat pijlen op haar boog verzilveren.

Voor het zover is moeten er echter nog een aantal obstakels uit de weg geruimd worden: om te beginnen moeten er een aantal vicieuze cirkels doorbroken worden. De knop die zegt dat niet te veel moeite moet worden gedaan om de infrastructuur aan te passen, omdat er toch geen rolwagengebruikers over de vloer komen, moet liever nog vandaag dan morgen worden omgedraaid. De lage opkomst valt niet te ontkennen, maar de oorzaak hiervan evenmin : het aantal initiatieven dat de toegankelijkheid in rekening neemt vormt nog steeds een minderheid.

Om de waarom kwestie te besluiten willen we nog opmerken dat de fundering van het waarom in se los staat van het resultaat dat er uit voortvloeit : toegankelijkheid is namelijk een bipolair fenomeen. Overtuigd zijn van het waarom van een toegankelijke bibliotheek is één facet, er gebruik van maken een ander. Bibliotheekgebruik vereist immers de mogelijkheid om naar buiten te komen.
Voor veel rolwagengebruikers is dit een grote stap die planning, organisatie, tijd én (vervoers)hulp kost.

Het causaal verband tussen een motorische handicap en bibliotheekgebruik mag echter niet worden overschat: iemand met een handicap is in de eerste plaats iemand met eigen interesses; het zou dus best kunnen dat de OB hier (nog) geen deel van uitmaakt !

1.4 Factoren die de toegankelijkheid belemmeren

In bovenstaand stuk haalden wij reeds aan dat het toegankelijkheidsproces nog heel wat drempels dient te overwinnen.

 Trouw aan het principe dat je pas efficiënt kunt handelen als je daartoe de  nodige kennis hebt, willen we met dit deelhoofdstuk een selectief overzicht aanreiken van wélke obstakels die toegankelijkheid van de openbare bibliotheek dan wel in de weg staan.

Drempel 1 : de beeldvorming omtrent de persoon met een handicap

Ook al zijn we dan in het magisch jaar 1999 aanbeland, aan de beeldvorming rond de persoon met een motorische handicap dient nog heel wat gesleuteld te worden. Het stereotiepe beeld van de persoon met een handicap bestaat immers nog altijd.

Beeldvorming omtrent een bepaald (sociaal) gegeven berust op de visie die een maatschappij hierop heeft. Bepalende factoren voor beeldvorming zijn de tijd waarin men leeft, de (medische) kennis waarop men kan terugvallen, de sociale structuur waarin je leeft en de normen en waarden die mensen hierbinnen nastreven.

Juist omdat het beeld  - de idee die je je omtrent iets vormt - een sterke impuls kan geven willen wij in wat volgt nader ingaan op de ‘verschillende brillen’[2] waardoor men een handicap kan bekijken.

Het  medisch model = het deficitmodel

Het medisch model benadert het verschijnsel handicap vrij technisch en éénzijdig : de handicap is een defect (of een verzameling van defecten, al of niet op verschil-lende niveaus) dat zo snel mogelijk dient te worden weggewerkt.

Het zwaartepunt ligt bij de persoon met een handicap: de eindverantwoorde-lijkheid voor het wegwerken van de tekortkomingen ligt bij één persoon. Die is a.h.w. gereduceerd tot de handicap en alle sociaal-culturele en andere capaci-teiten worden naar het achterplan verwezen; dit is fnuikend voor iemands ego.

Om tot een betere beeldvorming van de persoon met een motorische handicap te komen is het van essentieel belang dat diegene die de handicap heeft op een positieve manier naar zichzelf leert kijken. We kunnen dus stellen dat een eerste barrière qua beeldvorming het zelfbeeld is. Dit inzicht won geleidelijk aan veld en zo zien we nu de deur (op een kiertje) opengaan voor de sociale benadering van het fenomeen handicap.

Het sociale model

Binnen dit benaderingsmodel stelt men de (fysische) omgeving verantwoordelijk voor de eigenschap die handicap heet. Een handicap wordt op die manier een situatiegebonden beperking die iemand door de maatschappij krijgt opgeduwd.

De handicap wordt dus niet meer zomaar bij iemand gedumpt ; de verantwoorde-lijkheid om met de handicap om te gaan krijgt een maatschappelijke dimensie.

De waarom-vraag verschuift naar het tweede plan; daarmee samenhangend neemt de invloed van revalidatie- en compensatiemogelijkheden andere proporties aan.

Bij de beide benaderingswijzen van de (motorische) handicap kunnen kanttekeningen worden geplaatst. Hierop ingaan zou ons te ver leiden; het is een onderwerp voor een scriptie op zich. We willen enkel stellen dat dit een vaak onderschatte factor is.

Drempel 2 : het ontbreken achtergrondkennis rond handicaps en de noden die dit met zich mee kan brengen

We hebben met dit onderzoek kunnen vaststellen dat wie niet op één of andere manier bij het fenomeen handicap betrokken is, zich weinig kan voorstellen bij de beperkingen die een (motorische) handicap met zich mee kunnen brengen. Dit wordt ongetwijfeld in de hand gewerkt door de verschillende soorten handicaps, en vooral door de vele variaties die er binnen één type van handicap mogelijk zijn.

Basiskennis omtrent handicap is nochtans onontbeerlijk om tot integrale toegankelijkheid te komen. Het maakt de realisatie van een toegankelijke bibliotheek beter haalbaar, omdat het effect van een aanpassing juister kan worden ingeschat.

Drempel 3 : de architectenopleiding

Als we er vanuit gaan dat toegankelijkheid een bouwkundige eis is, dan moeten we ook nagaan in hoeverre de architect in staat is deze specifieke vereiste te doen samengaan met de rest van het eisenpakket. Hiermee begeven we ons dus rechtstreeks op het terrein van de architectenopleiding.

Drempel 4 : de psychologische drempel

Dit is de distantie die gehandicapten en niet gehandicapten ervaren ten opzichte van elkaar. Deze hindernis is vaak inherent aanwezig, omdat het voor veel mensen zonder handicap niet zo eenvoudig is om een zich een goede houding te geven tegenover iemand met een handicap.

Ze komt het sterkst naar voor bij de confrontatie met onaangepaste faciliteiten:  hoe moet een bibliotheekmedewerker reageren op de vaststelling dat de aangeboden collectie niet volledig toegankelijk is door te hoge rekken? Hij of zij staat voor een dilemma omdat onmiddellijk blijkt dat de bibliotheek haar doelstelling ‘voor iedereen’ niet zal kunnen waarmaken.

Dit brengt vaak een gevoel van onmacht mee, dat dikwijls ook ervaren wordt door de rolstoelgebruiker die zich door de onaangepaste omgeving in een moeilijke situatie bevindt. Op welke manier zal hij of zij duidelijk maken dat assistentie nodig is zonder daarom helemaal het heft uit handen te moeten geven? En hoe de richtlijnen voor assistentie vertalen naar iemand die minder met de eigen mogelijkheden vertrouwd is?

Precies omdat psychologische drempels wederzijds werkzaam zijn is het gevaar voor de bekende vicieuze cirkels ik-ga-niet-naar-de-bibliotheek-want-ik-kan-er-toch-niks-doen en we-doen-niks-want-ze-komen-toch-niet verre van denkbeeldig.

Een pasklare oplossing voor deze soms gênante toestanden is er niet: alles hangt af van het inlevingsvermogen dat beide partijen voor elkaars situatie kunnen opbrengen en hun vermogen om de hele situatie met een vleugje humor te relativeren.

 


[1] Deze definitie uit het ‘Handboek voor toegankelijkheid : voorheen geboden toegang’ was het uitgangspunt bij de opstelling van de checklist.

[2] De verschillende visies m.b.t. handicap komen ook aan bod in het artikel ‘ De toegankelijkheid van de omgeving : een (sociaal) probleem’ van F. Devisch.